Canon Powershot SX710HS Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
NEDERLANDS
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gebruikershandleiding
© CANON INC. 2015 CEL-SV6ZA280
Zorg dat u deze handleiding leest, inclusief het gedeelte
“Veiligheidsmaatregelen” (
=
13), voordat u de camera in gebruik
neemt.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct te
gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst kunt
raadplegen.
Klik op de knoppen rechtsonder om andere pagina's te openen.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling klikte
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt u op de
hoofdstuktitel aan de rechterkant.
2
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Informatie om te beginnen
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking de
onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij
NB-6LH*
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Polsriem
* Verwijder het stickerlabel niet van een batterij.
De verpakking bevat ook gedrukt materiaal.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (
=
2).
Vóór gebruik
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen,
ongeacht de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
1
SDHC-geheugenkaarten*
1
*
2
SDXC-geheugenkaarten*
1
*
2
*1 Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de
werking in deze camera geverieerd.
*2 UHS-I-geheugenkaarten worden ook ondersteund.
3
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn
niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit
uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief
kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of
niet kan worden gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van
opnamen dat een overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan
dat, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik, het
fotograferen in strijd kan zijn met het auteursrecht of andere wettelijke
rechten op bepaalde voorstellingen of tentoonstellingen, of in bepaalde
commerciële omstandigheden.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de Canon
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met het
instructieboekje dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel de LCD-monitor onder productieomstandigheden voor
uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de
pixels voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar
zijn. Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen
invloed op de opgenomen beelden.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de
bijbehorende cameraknoppen en controleknoppen, waarop de
pictogrammen zijn afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden
met de volgende pictogrammen aangeduid. Nummers aangegeven
tussen haakjes geven de nummers weer van de overeenkomstige
bedieningselementen in “Onderdeelnamen” (
=
4).
[ ] Knop omhoog (12) aan de achterkant
[ ] Knop links (8) aan de achterkant
[ ] Knop rechts (13) aan de achterkant
[ ] Knop omlaag (15) aan de achterkant
[ ] Controleknop (7) aan de achterkant
Opnamestanden en pictogrammen en tekst op het scherm worden
tussen haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=
xx: Pagina's met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx”
voor een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
De symbolen “
Foto's” en “ Films” onder titels geven aan of de
functie wordt gebruikt voor foto's of lms.
4
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Onderdeelnamen
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
) (
5
) (
6
)(
7
) (
8
) (
9
) (
10
) (
11
)
(
14
)
(
15
)
(
17
)(
13
)
(
16
)
(
12
)
(1) Microfoon
(2) Lamp
(3) Lens
(4) Zoomknop
Opnemen: [
(telelens)] /
[
(groothoek)]
Afspelen: [
(vergroten)] /
[
(index)]
(5) Filmknop
(6) Ontspanknop
(7) ON/OFF-knop
(8) Antenne voor Wi-Fi
(9) Flitser
(10)
(N-teken)*
(11) Schakelaar [
(Flitser omhoog)]
(12) Knop [
(Framing Assist –
Zoeken)]
(13) Serienummer (bodynummer)
(14) Aansluiting statief
(15) Klepje gelijkstroomkoppeling
(16) Klepje van geheugenkaart /
batterijhouder
(17) Riembevestigingspunt
* Gebruikt bij NFC-functies (
=
108).
(
1
) (
2
) (
3
) (
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)
(
10
)
(
11
)
(
12
)
(
13
)
(
14
)
(
15
)
(
16
)
(1) Scherm (LCD-monitor)
(2) Luidspreker
(3) AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
(4) HDMI
TM
-aansluiting
(5) Programmakeuzewiel
(6) Knop [
(Afspelen)]
(7) Controleknop
(8) Knop [
(Macro)] /
[
(Handmatige
scherpstelling)] / Links
(9) Indicator
(10) Knop [
(Weergave)]
(11) Knop [
(Mobiele
apparaatverbinding)]
(12) Knop
[
(Belichtingscompensatie)] /
[
(Wi-Fi)] / Omhoog
(13) Knop [
(Flitser)] / Rechts
(14) Knop FUNC. (functie) / SET
(15) Knop [
(Zelfontspanner)] /
[
(Story Highlights)] / Omlaag
(16) [
]-knop
Aan de controleknop draaien is één
van de mogelijkheden om verschillende
instellingen te kiezen, van beeld naar
beeld te gaan en andere handelingen
uit te voeren. Het merendeel van deze
handelingen kunt u ook uitvoeren met de
knoppen [ ][ ][ ][ ].
5
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de camera ................................. 25
Aan/Uit.................................................................................... 25
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) .......................................26
Spaarstand in de opnamemodus ..........................................26
Spaarstand in de afspeelmodus ............................................ 26
Ontspanknop .......................................................................... 26
Opnamestanden ..................................................................... 27
Opties opnameweergave ....................................................... 27
Het menu FUNC. gebruiken ................................................... 28
Het menuscherm gebruiken ................................................... 29
Toetsenbord op het scherm .................................................... 30
Indicatorweergave .................................................................. 31
Klok ........................................................................................ 31
Auto-modus/Modus Hybride automatisch .................... 32
Opnamen maken met door de camera bepaalde
instellingen ............................................................................. 32
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................32
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch .................34
Digest-lm afspelen ............................................................... 35
Foto's/lms ............................................................................35
Foto's ..................................................................................... 35
Films ...................................................................................... 35
Compositiepictogrammen .......................................................... 36
Scènes voor continue opname .............................................. 37
Pictogrammen voor beeldstabilisatie ......................................... 37
Kaders op het scherm ...............................................................38
Algemene, handige functies ................................................... 38
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ..................38
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen die na het handmatig
zoomen zijn verdwenen (Framing Assist – Zoeken) ..................39
Inhoudsopgave
Vóór gebruik
Informatie om te beginnen ............................................... 2
Inhoud van de verpakking ........................................................ 2
Compatibele geheugenkaarten ................................................ 2
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie ........................... 3
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ............... 3
Onderdeelnamen...................................................................... 4
Algemene bediening camera...................................................11
Veiligheidsmaatregelen .......................................................... 13
Basishandleiding
Basishandelingen ........................................................... 16
Voordat u begint ..................................................................... 16
De riem bevestigen ....................................................................16
De camera vasthouden .............................................................16
De batterij opladen ....................................................................17
De batterij en uw geheugenkaart plaatsen ................................ 17
De batterij en geheugenkaart verwijderen .............................18
De datum en tijd instellen ..........................................................19
De datum en tijd wijzigen ......................................................19
Weergavetaal ............................................................................20
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen ....................... 21
De camera testen ................................................................... 22
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................22
Bekijken .....................................................................................23
Beelden wissen .....................................................................24
6
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De camerabewerkingen aanpassen ....................................... 53
Voorkomen dat het AF-hulplicht afgaat ......................................53
Voorkomen dat de lamp voor rode-ogenreductie aangaat ........54
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen ...............54
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen .........54
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen ................55
Andere opnamestanden ................................................. 56
Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten) ...................... 56
Genieten van diverse beelden van elke opname
(Creatieve opname)................................................................ 57
Effecten kiezen ..........................................................................57
Bewegende onderwerpen (Sport) .......................................... 58
Specieke scènes .................................................................. 58
Beeldeffecten (Creatieve lters) ............................................. 60
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect) ..........................................................................60
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 61
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd
(voor clips van één minuut) ...................................................61
Opnamen maken met een speels effect (Speels effect) ............ 62
Opnamen met een soft-focuseffect ...........................................62
Opnamen maken in monochroom .............................................63
Speciale modi voor andere doeleinden .................................. 63
Automatisch opnamen maken na gezichtsdetectie
(Smart Shutter) ..........................................................................63
Automatisch opnamen maken na lachdetectie (Glimlach) ....63
Automatisch opnamen maken na knipoogdetectie
(Knipoogdetectie) ..................................................................64
Automatisch opnamen maken nadat een nieuwe persoon
wordt gedetecteerd (Gezicht-zelfontspanner) .......................64
Verschillende lms opnemen.................................................. 65
Films maken in de standaardmodus ..........................................65
Films met vloeiendere beweging maken ...............................65
Belichting vergrendelen of wijzigen voordat u een
lm maakt ..............................................................................66
Automatisch zoomen als reactie op beweging van het
onderwerp (Auto zoom) ............................................................. 40
Het formaat waarin gezichten constant worden
weergegeven wijzigen ...........................................................41
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met automatisch
zoomen (Hulp vragen) ............................................................... 41
De zelfontspanner gebruiken .....................................................42
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner .............42
De zelfontspanner aanpassen ...............................................43
Continue opname ......................................................................43
Beelden weergeven tijdens het afspelen ...............................44
Gezichts-ID gebruiken ............................................................ 44
Persoonlijke gegevens ..............................................................44
Gezichts-ID-gegevens registreren ............................................. 45
Opnamen maken .......................................................................46
Geregistreerde gegevens controleren en bewerken .................47
Gezichtsgegevens overschrijven en toevoegen .................... 47
Geregistreerde gegevens wissen .......................................... 48
Functies voor de beeldaanpassing......................................... 49
De verhouding wijzigen .............................................................49
Het aantal opnamepixels wijzigen
(beeldgrootte) ............................................................................49
Richtlijnen voor het kiezen van de opnamepixelinstelling
op basis van het papierformaat (voor 4:3-beelden) ...............49
Groenige beeldgebieden door kwiklampen corrigeren .............. 50
Beeldkwaliteit van lms wijzigen ................................................50
Handige opnamefuncties........................................................ 51
Raster weergeven .....................................................................51
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten ................... 51
Controleren op gesloten ogen ...................................................52
Instellingen van de IS-modus wijzigen ......................................52
Beeldstabilisatie uitschakelen ...............................................52
Films opnemen met onderwerpen op hetzelfde formaat
als waarop ze voor het lmen worden weergegeven ............53
7
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Flitser...................................................................................... 78
Flitsermodus wijzigen ................................................................78
Automatisch ...........................................................................78
Aan ........................................................................................78
Slow sync ..............................................................................79
Uit ..........................................................................................79
De itsbelichtingscompensatie aanpassen ................................79
Opnamen maken met FE-lock ................................................... 80
Overige instellingen ................................................................ 80
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit) ..................80
Instellingen van de IS-modus wijzigen ......................................80
Tv-, Av- en M-modus ....................................................... 81
Specieke sluitertijden (Modus [Tv]) ...................................... 81
Specieke diafragmawaarden (Modus [Av]) ........................... 82
Specieke sluitertijden en diafragmawaarden (Modus [M]).... 82
De itsoutput aanpassen ........................................................... 83
Afspeelmodus ................................................................. 84
Bekijken .................................................................................. 84
Van weergavemodus wisselen ..................................................85
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van
beelden) ................................................................................86
Histogram ..............................................................................86
GPS-informatieweergave ......................................................86
Korte lms bekijken die zijn gemaakt bij het nemen van
foto's (digest-lms) ....................................................................86
Op datum weergeven ............................................................87
Personen controleren die met Gezichts-ID zijn gedetecteerd ...87
Door beelden bladeren en beelden lteren ............................ 87
Bladeren door beelden in een index ..........................................87
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden ......88
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven.........................88
Gezichts-ID-gegevens bewerken ........................................... 89
Namen wijzigen .........................................................................89
Namen wissen ...........................................................................90
Grote camerabewegingen corrigeren .................................... 66
Films maken in de Korte clip-modus .........................................66
Afspeeleffecten ...................................................................... 67
iFrame-lms maken ...................................................................67
P-modus ........................................................................... 68
Opnamen maken met programma AE ([P]-modus) ................ 68
Helderheid van het beeld (Belichting) .................................... 69
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie) ..........................................................69
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen (AE lock) ...... 69
De meetmethode wijzigen .........................................................69
De ISO-waarde wijzigen ............................................................ 70
De helderheid corrigeren (i-Contrast) ........................................ 70
Beeldkleuren .......................................................................... 71
Natuurlijke kleuren vastleggen (Witbalans) ...............................71
Aangepaste witbalans ...........................................................71
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) .....................71
Custom Kleur .........................................................................72
Opnamebereik en scherpstellen............................................. 73
Close-ups maken (macro) .........................................................73
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen ..........73
Het scherpstelgebied eenvoudig bepalen (MF-peaking) ....... 74
Digitale telelens .........................................................................74
De modus AF Frame wijzigen ....................................................74
Centrum .................................................................................75
Gezichts-AiAf .........................................................................75
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking) ......................................................................... 75
Opnamen maken met Servo AF ............................................76
De focusinstelling veranderen ...................................................77
Opnamen maken met AF lock ...................................................77
Continue opnamen maken terwijl de camera op het
onderwerp blijft scherpstellen .................................................... 78
8
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wi-Fi-functies ................................................................ 107
Beschikbare Wi-Fi-functies................................................... 107
Beelden naar een smartphone verzenden ........................... 108
Beelden verzenden naar een smartphone die
NFC ondersteunt .....................................................................108
Verbinding maken via NFC wanneer de camera
uit staat of in de opnamemodus staat .................................108
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de
afspeelmodus staat ............................................................. 110
Verzenden naar een smartphone die is toegewezen
aan de knop ............................................................................. 110
Een smartphone toevoegen met het Wi-Fi-menu .................... 111
Een ander toegangspunt gebruiken ........................................ 113
Eerdere toegangspunten ......................................................... 113
Beelden opslaan op een computer........................................114
Voorbereidingen voor het registreren van een computer ........ 114
De computeromgeving controleren ..................................... 114
De software installeren ........................................................ 114
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows) ................................................................. 115
Beelden opslaan op een aangesloten computer ..................... 115
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen ................ 115
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken .................... 116
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst ............... 118
Eerdere toegangspunten ..................................................... 119
Beelden verzenden naar een geregistreerde webservice .....119
Webservices registreren .......................................................... 119
CANON iMAGE GATEWAY registreren ...............................120
Andere webservices registreren .......................................... 121
Beelden uploaden naar webservices .......................................122
Beelden draadloos afdrukken met een verbonden
printer ................................................................................... 123
Beelden naar een andere camera verzenden ...................... 124
Opties voor het weergeven van foto's .................................... 90
Beelden vergroten .....................................................................90
Diavoorstellingen bekijken ......................................................... 91
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen ..........................91
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen (Smart Shufe) ....92
Beelden beveiligen ................................................................. 92
Via het menu .............................................................................92
Afzonderlijke beelden selecteren ...............................................93
Een reeks selecteren ................................................................. 93
Alle beelden in één keer beveiligen ...........................................94
Alle beveiligingen in één keer opheffen ................................. 94
Beelden wissen ...................................................................... 94
Meerdere beelden tegelijk wissen .............................................95
Een selectiemethode selecteren ...........................................95
Afzonderlijke beelden selecteren ..........................................95
Een reeks selecteren .............................................................95
Alle beelden in één keer opgeven .........................................96
Beelden roteren ...................................................................... 96
Via het menu .............................................................................96
Automatisch draaien uitschakelen ............................................. 97
Beelden markeren als favoriet................................................ 97
Via het menu .............................................................................98
Foto's bewerken ..................................................................... 98
Het formaat van beelden wijzigen .............................................98
Trimmen.....................................................................................99
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) ...................100
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast) ...............100
Rode ogen corrigeren .............................................................. 101
Films bewerken .................................................................... 102
Bestandsgroottes verkleinen ...................................................103
Digest-lms bewerken .............................................................103
Albums bekijken (Story Highlights)....................................... 104
Thema's voor albums kiezen ............................................... 104
Achtergrondmuziek toevoegen aan albums ............................105
Uw eigen albums maken .........................................................106
9
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Eco-modus gebruiken ..............................................................136
De spaarstand aanpassen .......................................................136
Schermhelderheid ...................................................................137
Het opstartscherm verbergen .................................................. 137
Geheugenkaarten formatteren ................................................137
Low Level Format ................................................................ 138
Bestandsnummering ................................................................138
Beelden opslaan op datum ...................................................... 138
Metrische/Niet-metrische weergave ........................................139
Certicatielogo's controleren ...................................................139
Weergavetaal ..........................................................................139
Andere instellingen aanpassen ...............................................139
Standaardinstellingen van de camera herstellen .....................140
Accessoires ................................................................... 141
Systeemoverzicht ................................................................. 141
Optionele accessoires .......................................................... 142
Voedingen ................................................................................142
Overige accessoires ................................................................143
Printers ....................................................................................143
Optionele accessoires gebruiken ......................................... 143
Afspelen op een tv ................................................................... 143
Afspelen op een hdtv ...........................................................143
Afspelen op een sdtv ........................................................... 144
De camera voeden via het lichtnet ..........................................145
De software gebruiken ......................................................... 146
Verbinding maken met een computer via een kabel ................146
De computeromgeving controleren .....................................146
De software installeren ........................................................ 146
Beelden opslaan op een computer .......................................... 146
Beelden afdrukken ............................................................... 147
Eenvoudig afdrukken ............................................................... 147
Afdrukinstellingen congureren ...............................................148
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken ................................149
Opties voor het verzenden van beelden............................... 125
Meerdere beelden verzenden ..................................................125
Afzonderlijke beelden selecteren ........................................125
Een reeks selecteren ...........................................................126
Favoriete beelden verzenden .............................................. 126
Opmerkingen over het verzenden van beelden .......................127
Het aantal opnamepixels kiezen
(beeldgrootte) ..........................................................................127
Opmerkingen toevoegen .........................................................127
Beelden automatisch verzenden (beeldsynchronisatie) ....... 128
Voordat u begint ......................................................................128
De camera voorbereiden ..................................................... 128
De computer voorbereiden .................................................. 128
Beelden verzenden ..................................................................129
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden
op een smartphone bekijken ...............................................129
Een smartphone gebruiken om camerabeelden te
bekijken en de camera te bedienen ..................................... 130
Beelden op de camera geotaggen ..........................................130
Opnamen maken op afstand ...................................................130
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen ................................. 131
Verbindingsinformatie bewerken .............................................131
De bijnaam van een apparaat wijzigen ...............................132
Verbindingsinformatie wissen .............................................. 132
De bijnaam van het apparaat wijzigen ................................132
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen ....................... 133
Menu Instellingen .......................................................... 134
Basisfuncties van de camera aanpassen ............................. 134
Camerageluiden dempen ........................................................134
Het volume aanpassen ............................................................ 134
Hints en tips verbergen ............................................................135
Datum en tijd ...........................................................................135
Wereldklok ............................................................................... 135
Timing voor het intrekken van de lens ..................................... 136
10
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het
afdrukken .............................................................................149
Beschikbare indelingsopties ................................................ 150
Id-foto's afdrukken ...............................................................150
Filmscènes afdrukken ..............................................................150
Afdrukopties voor lms ........................................................150
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) ........................... 151
Afdrukinstellingen congureren ...........................................151
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden .....................151
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden .........................152
Afdrukinstellingen voor alle beelden ....................................152
Alle beelden in de printlijst wissen .......................................152
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst
(DPOF) ................................................................................152
Beelden toevoegen aan een fotoboek .....................................153
Een selectiemethode selecteren .........................................153
Afzonderlijke beelden toevoegen ........................................153
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek ..........................153
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek ...........................153
Bijlage ............................................................................ 154
Problemen oplossen............................................................. 154
Berichten op het scherm ...................................................... 158
Informatie op het scherm...................................................... 160
Opname (informatieweergave) ................................................ 160
Batterijniveau .......................................................................160
Afspelen (uitgebreide informatieweergave) ............................. 161
Overzicht van lmbedieningspaneel ....................................161
Functies en menutabellen .................................................... 162
Beschikbare functies per opnamemodus ................................162
Menu FUNC. ............................................................................163
Opnametabblad .......................................................................164
Tabblad Instellen ......................................................................168
Tabblad Afspelen .....................................................................169
Tabblad Print ............................................................................169
Voorzorgsmaatregelen ......................................................... 170
Specicaties ......................................................................... 170
Cameraspecicaties ................................................................170
Wi-Fi ....................................................................................171
Brandpuntsafstand digitale zoom (equivalent
aan 35 mm) .........................................................................171
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd .............................171
Aantal opnamen per geheugenkaart ...................................172
Opnametijd per geheugenkaart ........................................... 172
Flitsbereik ............................................................................172
Opnamebereik ..................................................................... 173
Snelheid van continue opname ...........................................173
Sluitertijd ..............................................................................173
Diafragma ............................................................................ 173
Batterij NB-6LH ...................................................................174
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE ............................................174
Index..................................................................................... 175
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi (draadloos LAN)..................... 177
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven ..............177
Veiligheidsmaatregelen ...........................................................177
Handelsmerken en licenties ................................................178
Vrijwaring ............................................................................. 178
11
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Algemene bediening camera
Opnamen maken
Door de camera bepaalde instellingen gebruiken (Auto-modus, modus
Hybride automatisch)
-
=
32,
=
34
Verschillende effecten bekijken die zijn toegepast op elke opname met
behulp van door de camera bepaalde instellingen (modus Creatieve
opname)
-
=
57
Goede opnamen van mensen maken
Portretten
(
=
58)
In de sneeuw
(
=
58)
Specieke scènes afstemmen
Sport
(
=
58)
Nachtscènes
(
=
58)
Weinig licht
(
=
58)
Vuurwerk
(
=
58)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(
=
60)
Poster-effect
(
=
60)
Fisheye-effect
(
=
60)
Miniatuureffect
(
=
61)
Speels effect
(
=
62)
Soft focus
(
=
62)
Monochroom
(
=
63)
Scherpstellen op gezichten
-
=
32,
=
58,
=
75
Zonder gebruik van de itser (Flitser Uit)
-
=
32
Een foto maken met uzelf erbij (Zelfontspanner)
-
=
42,
=
64
Filmclips en foto's combineren (Filmsynopsis)
-
=
34
12
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opslaan
Beelden opslaan op een computer via een kabel
-
=
146
Wi-Fi-functies gebruiken
Beelden naar een smartphone verzenden
-
=
108
Beelden online delen
-
=
119
Beelden naar een computer verzenden
-
=
128
Weergeven
Beelden bekijken (Afspeelmodus)
-
=
84
Automatisch afspelen (Diavoorstelling)
-
=
91
Op een tv
-
=
143
Op een computer
-
=
146
Snel door beelden bladeren
-
=
87
Beelden wissen
-
=
94
Automatisch een album maken
-
=
104
Films opnemen/bekijken
Films opnemen
-
=
32,
=
65
Films bekijken (Afspeelmodus)
-
=
84
Afdrukken
Foto's afdrukken
-
=
147
13
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voorkom contact met vloeistoffen en laat geen vloeistoffen of vreemde
objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als het product nat wordt of als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen
in de camera komen, verwijdert u meteen de batterij/batterijen of haalt
u onmiddellijk de stekker uit het stopcontact.
Kijk niet door de zoeker (als uw model een zoeker heeft) naar een
sterke lichtbron, zoals de zon op een heldere dag of een sterke
kunstmatige lichtbron.
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het
stopcontact zit.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Stop onmiddellijk met
het gebruik van het product en kom niet in de buurt van het product.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij/batterijen.
Plaats de batterij/batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
Dit kan ervoor zorgen dat de batterij/batterijen exploderen of lekken, wat
kan leiden tot een elektrische schok, brand of letsel. Als ogen, mond, huid
of kleding met lekkende batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze
onmiddellijk afspoelen met water.
Als het product een batterijlader gebruikt, dient u de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
- Verwijder het netsnoer regelmatig en veeg het stof en vuil dat zich
heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en
het gebied eromheen weg met een droge doek.
- Steek of trek de stekker niet in of uit het stopcontact met natte
handen.
- Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale
capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt
overschreden. Gebruik de apparatuur niet als de stekker beschadigd
is of als deze niet volledig in het stopcontact is gestoken.
- Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
niet in contact komen met de contactpunten of stekker.
- Snijd, beschadig of wijzig het netsnoer niet als uw product een
netsnoer heeft. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is
toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van
elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat
u het product gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.
Veiligheidsmaatregelen
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het
product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen die hier worden vermeld, zijn bedoeld om
letsel bij uzelf en bij andere personen of schade aan eigendommen te
voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte
accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico
van ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de itser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de itser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand
wanneer u de itser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Een draagriem rond de nek van een kind wikkelen kan leiden tot
verstikking.
Als uw product een netsnoer gebruikt, bestaat er verstikkingsgevaar
wanneer het snoer per ongeluk om de nek van een kind gewikkeld wordt.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor
stroomvoorziening.
Demonteer, wijzig of verwarm het product niet.
Verwijder het stickerlabel van de batterij niet, als de batterij een
stickerlabel heeft.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan
als het kapot is, bijvoorbeeld wanneer het is gevallen.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een
vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of
thinner om het product schoon te maken.
14
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Let er bij producten die automatisch de itser in- en opklappen op dat
uw vinger niet bekneld raakt door de itser als deze wordt ingeklapt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan eigendommen.
Richt de camera niet op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een
heldere dag of een sterke kunstmatige lichtbron.
Hierdoor kunnen de beeldsensor of interne onderdelen beschadigd raken.
Als u de camera gebruikt op een zandstrand of op een winderige
plek, dient u erop te letten dat er geen zand of stof in het apparaat
terechtkomt.
Druk de itser niet omlaag en forceer deze niet open bij producten die
automatisch de itser in- en opklappen.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veeg eventueel stof, vuil of ander materiaal dat niet op de itser
thuishoort weg met een wattenstaafje of doek.
De warmte die de itser produceert, kan ervoor zorgen dat stoffen die niet
op de itser thuishoren rook afgeven. Ook kan de werking van het product
verstoord raken.
Verwijder de batterij/batterijen en berg deze op wanneer u het product
niet gebruikt.
Als de batterij lekt kan het product beschadigd worden.
Breng, voordat u de batterij/batterijen weggooit, tape of ander
isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Haal een batterijlader die u voor het product gebruikt, uit het
stopcontact wanneer deze niet gebruikt wordt. Bedek de lader niet met
een doek of andere voorwerpen wanneer deze gebruikt wordt.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan
deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Laat batterijen voor het product niet in de buurt van huisdieren liggen.
Als huisdieren op de batterij kauwen kan dit leiden tot lekkage,
oververhitting of een explosie, met schade aan het product of brand als
gevolg.
Laat de camera niet langdurig in contact komen met de huid.
Zelfs als de camera niet warm aanvoelt kan dit leiden tot eerstegraads
verbrandingen, die te herkennen zijn aan een rode huid of blaren.
Gebruik een statief op warme plekken, of als u een slechte bloedsomloop
of ongevoelige huid hebt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van
letsel.
Zorg dat het product niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld
aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer
u het aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de itser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk
bedekt wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de itser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stofge plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan/kunnen de batterij/
batterijen ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Oververhitting en schade kunnen leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Door langdurig naar overgangen voor diavoorstelling te kijken, kunt
u zich onprettig gaan voelen.
Wanneer u optionele lenzen, lenslters of lteradapters (indien van
toepassing) gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze accessoires
goed vastzitten.
Als het lensaccessoire losraakt en valt, kan het barsten waarna de
glassplinters snijwonden kunnen veroorzaken.
15
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als uw product meerdere batterijen gebruikt, dient u geen combinatie
van batterijen te gebruiken met verschillende spanningsniveaus.
Gebruik verder geen oude en nieuwe batterijen samen. Let er bij het
plaatsen van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw broekzak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt. Doe ook het scherm dicht (zodat het
naar de camerabody is gericht), als uw product een scherm heeft dat
ingeklapt kan worden.
Bevestig geen harde voorwerpen aan het product.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
16
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De riem bevestigen
Steek het uiteinde van de riem door het
riembevestigingspunt (1) en haal het
andere uiteinde van de riem door het
oog aan het draadeinde (2).
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de uitgeklapte itser rusten.
(
1
)
(
2
)
Basishandelingen
Algemene informatie en instructies, van de eerste voorbereidingen tot
opnamen maken en afspelen
Basishandleiding
17
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (
=
171) voor
meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en de
opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt
gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet
in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld
voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
De batterij en uw geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk
verkrijgbaar). Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of
een geheugenkaart die in een ander apparaat is geformatteerd, moet de
geheugenkaart met deze camera worden geformatteerd (
=
137).
1
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten (1) en open
het (2).
2
Plaats de batterij.
Houd de batterij vast met de
aansluitpunten in de getoonde positie.
Duw de batterijvergrendeling richting (1)
en plaats de batterij richting (2) totdat de
vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst en
wordt vergrendeld.
(
1
)
(
2
)
(
2
)
(
1
)
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader.
Bij aankoop van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er daarom
voor dat u de batterij eerst oplaadt.
1
Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de -markering op de
batterij overeenkomt met die op de
oplader en plaats dan de batterij door
deze naar binnen (1) en naar beneden
(2) te drukken.
2
Laad de batterij op.
CB-2LY: kantel de stekker naar
buiten (1) en steek de oplader in
een stopcontact (2).
CB-2LYE: sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid, wordt
het lampje groen.
3
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen (1) en omhoog (2)
te drukken.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de
batterij te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de
lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan
defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
(
1
)
(
2
)
(
1
)
(
2
)
CB-2LY
CB-2LYE
(
1
)
(
2
)
18
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van
de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
3
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van uw kaart en
plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Verschuif het
schuifje naar (1).
Plaats de geheugenkaart met de
aansluitpunten (2) in de getoonde richting
totdat deze vastklikt.
Controleer altijd of de geheugenkaart in
de juiste richting geplaatst wordt. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
4
Sluit het klepje.
Sluit het klepje (1) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt (2).
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
172) voor
richtlijnen over hoeveel foto's of uren aan opnamen op één
geheugenkaart passen.
(1)
(2)
(
1
)
(
2
)
19
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ]
bij stap 2. Kies vervolgens [
] door op de knoppen [ ][ ] te
drukken of aan de knop [
] te draaien.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het
tabblad [ ] te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Datum/Tijd] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 bij “De datum en tijd instellen”
(
=
19) om de instellingen aan te
passen.
Druk op de knop [
] om het
menuscherm te sluiten.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer
u de camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt
opgeslagen in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en
wordt gebruikt bij het beheer van uw foto's of wanneer u foto's afdrukt met
de datum erop.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om de datum en tijd op te
geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Geef uw thuistijdzone op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
tijdzone thuis te selecteren.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [ ].
Nadat een bevestigingsbericht is
weergegeven, wordt het
instellingenscherm niet meer
weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
20
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2
Open het instellingenscherm.
Houd de knop [ ] ingedrukt en druk
direct op de knop [ ].
3
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een taal
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
niet langer weergegeven.
De huidige tijd wordt weergegeven als u bij stap 2, nadat
u op de knop [
] hebt gedrukt, te lang wacht voordat u op
de knop [
] drukt. Druk in dat geval op [ ] om de
tijdweergave verwijderen en herhaal stap 2.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop [
]
te drukken en [Taal
] te selecteren op het tabblad [ ].
Dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) kunnen
de datum- en tijdinstellingen ongeveer 3 weken behouden blijven
nadat de batterij is verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt in ongeveer 4 uur opgeladen nadat
u een opgeladen batterij hebt geplaatst of de camera hebt
aangesloten op een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar,
=
142), zelfs als de camera is uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm
[Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Stel de juiste datum en
tijd in zoals beschreven bij “De datum en tijd instellen” (
=
19).
21
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Verwijder de printplaat.
Draai de schroeven los en houd de plaat
tegen de camera.
Trek de lintkabel naar buiten en verwijder
de plaat.
5
Trek de lintkabels naar buiten.
6
Verwijder de oplaadbare
lithiumbatterij.
Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan
om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor
recycling, wanneer u de camera afdankt.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
1
Draai de schroeven van de
behuizing los en verwijder de klep
van de achterkant.
Draai de schroeven van de behuizing aan
de zijkanten en onderkant los.
Verwijder de achterkant zoals
aangegeven in de afbeelding.
2
Trek de lintkabel naar buiten en
draai de schroeven los.
Raak dit gedeelte nooit aan!
3
Verwijder de klepjes van de
voorkant en de bovenkant.
Verwijder het klepje van de voorkant.
Draai de schroef los en verwijder het
klepje van de bovenkant.
Raak het op de afbeelding gemarkeerde gedeelte nooit aan.
Anders kunt u een elektrische schok krijgen door het hoge
voltage.
22
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Maak de opname.
Foto's maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal een
pieptoon en worden kaders weergegeven
om aan te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
Als [Flitser Opklappen] wordt
weergegeven, verschuift u de
schakelaar [
] om de itser uit te klappen.
De itser itst wanneer u een opname
maakt. Als u liever geen itser gebruikt,
drukt u de itser met uw vinger omlaag.
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar het
opnamescherm.
De camera testen
Foto's
Films
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of lmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op
[ ]
.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor
composities en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden worden linksboven in het
scherm weergegeven.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [ ] (groothoek).
23
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bekijken
Na het maken van foto's of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer de beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [ ] of draait u de knop [ ]
tegen de klok in. Om het volgende beeld
te bekijken, drukt u op de knop [ ] of
draait u de knop [ ] met de klok mee.
Houd de knoppen [
][ ] ingedrukt om
snel door beelden te bladeren.
U kunt dit scherm (modus Beeld scrollen)
openen door snel aan de knop [
] te
draaien. Draai in deze modus aan de
knop [ ] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3
als u lms wilt afspelen.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de lmknop.
2) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
(
1
)
24
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], kies [ ] (druk op
de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ].
Het afspelen begint en na de lm
verschijnt [
].
Om het volume aan te passen,
drukt u tijdens het afspelen op de
knoppen [
][ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
1
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ], kies [ ] (druk op
de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen
(
=
95).
25
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om de
camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop [ ] om de camera in te
schakelen en uw foto's te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop [
].
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt
u op de knop [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in (
=
26).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één
minuut de lens ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl
de lens is ingetrokken door op de knop [
] te drukken.
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de camera
Overige basishandelingen en meer manieren om van de camera te
genieten, inclusief opties voor opnemen en afspelen
26
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Ontspanknop
Om de scherpte van uw foto's te waarborgen, houdt u de ontspanknop
altijd eerst half ingedrukt. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt
u de knop helemaal in om de foto te maken.
In deze handleiding wordt de bediening van de ontspanknop omschreven
als de knop half of helemaal indrukken.
1
Druk half in. (Licht indrukken om
scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in om
de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (Display Uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (
=
26).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing van
Display Uit aanpassen (
=
136).
De spaarstand is niet actief wanneer de camera via Wi-Fi
op andere apparaten is aangesloten (
=
107) of als deze is
aangesloten op een computer (
=
146).
27
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opties opnameweergave
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm”
(
=
160) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Weergave 1
Weergave 2
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt
met de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm
automatisch verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen
gemakkelijker controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid
op het scherm en de helderheid van uw foto's niet overeen.
Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige
bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op
vastgelegde beelden.
Zie “Van weergavemodus wisselen” (
=
85) voor
weergaveopties.
Opnamestanden
Gebruik het programmakeuzewiel om de gewenste opnamemodus te
openen.
(
2
)
(
1
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(1) Modus voor directe effecten
De helderheid en kleuren van
het beeld aanpassen tijdens het
maken van opnamen (
=
56).
(2) Auto-modus/modus Hybride
automatisch
Volledig automatische opnamen
met door de camera bepaalde
instellingen (
=
22,
=
32,
=
34).
(3) Modus Creatieve opname
Zie hoe automatisch allerlei
effecten worden toegepast
op elke foto (
=
57).
(4) Modus Sport
Maak continue opnamen terwijl de
camera scherpstelt op bewegende
onderwerpen (
=
58).
(5) Modus voor speciale composities
Opnamen maken met de optimale
instellingen voor de specieke
scènes (
=
58).
(6) Modus voor creatieve filters
Diverse effecten toevoegen aan
uw opnamen (
=
60).
(7) Filmmodus
Voor het maken van lms
(
=
65).
Als u op de lmknop drukt, kunt
u ook een lm maken zonder het
programmakeuzewiel in te stellen
op de lmmodus.
(8) P-, Tv-, Av- en M-modus
Verschillende soorten opnamen
maken met behulp van uw
voorkeursinstellingen (
=
68,
=
81).
28
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ].
Het scherm voordat u in stap 1 op
de knop [
] drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die
u hebt gecongureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te
herstellen (
=
140).
Het menu FUNC. gebruiken
Congureer veelgebruikte opnamefuncties als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (
=
163).
1
Open het Menu FUNC.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een menu-item (1)
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ] of [ ].
De beschikbare opties (2) worden naast
menu-items weergegeven, aan de
rechterkant.
Afhankelijk van het menu-item kunnen
functies eenvoudig worden opgegeven
door op de knop [
] of [ ] te drukken, of
er wordt een ander scherm weergegeven
om de functie te congureren.
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Opties met het pictogram [
] kunnen
worden gecongureerd door op de
knop [ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te gaan
naar de menu-items.
(
1
)(
2
)
29
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1 op de
knop [ ] drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te
herstellen (
=
140).
Het menuscherm gebruiken
Congureer verschillende camerafuncties als volgt via het menuscherm.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [ ], afspelen [ ], enzovoort. De beschikbare menu-items
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus
(
=
164 –
=
169).
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad te
selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen [
][ ]
hebt gedrukt of aan de knop [ ] hebt
gedraaid om een tabblad te selecteren,
kunt u van tabblad wisselen door op de
koppen [ ][ ] te drukken.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een menu-item te
selecteren.
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst
op de knop [
] of [ ] om van scherm
te wisselen. Daarna drukt u op de
knoppen [ ][ ] of draait u aan
de knop [ ] om het menu-item te
selecteren.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar het vorige scherm.
30
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Invoer bevestigen en terugkeren naar
het vorige scherm
Druk op de knop [ ].
Toetsenbord op het scherm
Gebruik het toetsenbord op het scherm om informatie in te voeren
voor Gezichts-ID (
=
44), Wi-Fi-verbindingen (
=
115), enzovoort.
De lengte en het soort informatie dat u in kunt voeren hangt af van de
functie die u gebruikt.
Tekens invoeren
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een teken
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ] om het in te voeren.
De hoeveelheid informatie die u in kunt
voeren (1) hangt af van de functie die
u gebruikt.
Cursor verplaatsen
Selecteer [ ] of [ ] en druk op de
knop [ ].
Regeleindes invoeren
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Van invoerstand wisselen
Om over te schakelen naar getallen of
symbolen kiest u [ ] en drukt u op de
knop [ ].
Om te wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters kiest u [
] en drukt u op de
knop [ ].
De beschikbare invoermethodes zijn
afhankelijk van de functie die u gebruikt.
Tekens verwijderen
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Het vorige karakter wordt gewist.
Als u de knop [
] selecteert en de
knop [ ] ingedrukt houdt, worden er vijf
tekens tegelijk verwijderd.
(
1
)
31
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Klok
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop [
] ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om de weergavekleur te
wijzigen.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop [ ] ingedrukt
en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
Indicatorweergave
De indicator op de achterkant van de camera (
=
4) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur Indicatorstatus Camerastatus
Groen
Aan
Aangesloten op een computer (
=
146)
of het scherm is uitgeschakeld (
=
26,
=
136,
=
136)
Knippert
Bezig met opstarten, opnemen/lezen/
verzenden van beelden, het maken
van opnamen met lange sluitertijd
(
=
81,
=
82) of verbonden met/
verzenden via Wi-Fi
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet openen en de
camera niet schudden of aanstoten, omdat hierdoor de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd kunnen raken.
32
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met door de
camera bepaalde instellingen
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
Opnamen maken (Smart Auto)
Foto's
Films
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in
op [ ].
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor
composities en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden, worden linksboven in het
scherm weergegeven (
=
36,
=
37).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij
het maken van opnamen
33
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar het
opnamescherm.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [
REC] en de
verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de lmknop.
2) Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen van
stap 3.
Denk er echter wel aan dat het geluid
van de camerabewerkingen ook wordt
opgenomen. Houd er rekening mee
dat lms die worden opgenomen
met zoomfactoren die blauw worden
weergegeven, er korrelig uit zullen zien.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
(
1
)
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [
]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [
] (groothoek). (Op het
scherm verschijnt een zoombalk (1) die
de zoompositie aangeeft, samen met het
scherpstelbereik (2).)
4
Maak de opname.
Foto's maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal een
pieptoon en worden kaders weergegeven
om aan te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied is
scherpgesteld, worden meerdere kaders
weergegeven.
Als [Flitser Opklappen] wordt
weergegeven, verschuift u de
schakelaar [
] om de itser uit te
klappen. De itser itst wanneer u een
opname maakt. Als u liever geen itser
gebruikt, drukt u de itser met uw vinger
omlaag.
(
1
)
(
2
)
34
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Maak de opname.
Volg stap 4 bij “Opnamen maken
(Smart Auto)” (
=
32) om een foto te
maken.
De camera maakt zowel een foto als
een lmclip. De clip, die wordt beëindigd
met de foto en een sluitergeluid, is één
hoofdstuk in de digest-lm.
De batterij gaat in deze modus minder lang mee dan in de
modus [
], omdat er voor iedere opname digest-lms worden
opgenomen.
Een digest-lm wordt mogelijk niet opgenomen als u een foto
maakt direct nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus [
]
hebt geselecteerd of de camera op andere wijze bedient.
Geluid en trillingen veroorzaakt door de bediening van de camera
worden opgenomen in digest-lms.
De kwaliteit van digest-lms is [ ] en kan niet worden
gewijzigd.
Er worden geen geluiden afgespeeld wanneer u de ontspanknop
half indrukt of de zelfontspanner instelt (
=
134).
In de volgende gevallen worden digest-lms opgeslagen als
aparte lmbestanden, zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt
met de modus [
].
- Het digest-lmbestand is ongeveer 4 GB groot of er is in totaal
ongeveer 16 minuten en 40 seconden lang opgenomen.
- De digest-lm is beveiligd (
=
92).
- De instellingen voor zomertijd (
=
19) of tijdzone (
=
135)
worden gewijzigd.
- Er wordt een nieuwe map gemaakt (
=
138).
Opgenomen sluitergeluiden kunnen niet worden aangepast of
gewist.
Als u liever digest-lms opneemt zonder foto's, kunt u de instelling
van tevoren aanpassen. Kies MENU (
=
29) ► tabblad [
] ►
[Digest-type] ► [Geen foto's].
De verschillende hoofdstukken kunnen worden bewerkt (
=
103).
3) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart vol
raakt.
Wanneer de itser tijdens de opname afgaat, geeft dat aan dat
de camera automatisch heeft geprobeerd te zorgen voor optimale
kleuren in het hoofdonderwerp en de achtergrond (Witbalans voor
meerdere gebieden).
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch
Foto's
Films
U kunt eenvoudig een korte lm van de dag maken door foto's te maken.
De camera neemt voor elke opname clips van 2 – 4 seconden op van
scènes, die later worden gecombineerd in een digest-lm.
Clips die op deze manier worden opgenomen, kunnen door de camera
worden geselecteerd voor Story Highlights-albums (
=
104).
1
Open de modus [ ].
Volg stap 2 bij “Opnamen maken
(Smart Auto)” (
=
32) en kies [ ].
2
Kies de compositie.
Volg stap 3 – 4 bij “Opnamen maken
(Smart Auto)” (
=
32) om de compositie
te kiezen en scherp te stellen.
Voor indrukwekkendere digest-lms richt
u de camera ongeveer vier seconden op
onderwerpen voordat u foto's maakt.
35
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
U kunt wijzigen hoe lang beelden worden weergegeven na
opnamen (
=
54).
Films
Kom tijdens het opnemen van lms niet met uw vingers aan de
microfoon (1). Het blokkeren van de microfoon kan verhinderen
dat het geluid wordt opgenomen of het opgenomen geluid klinkt
daardoor gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een lm om andere
camerabediening dan de lmknoppen aan te raken, omdat de
geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Wanneer de lmopname begint, verandert het beeldgebied
en worden onderwerpen vergroot om te zorgen dat sterke
camerabewegingen worden gecorrigeerd. Als u onderwerpen
wilt lmen met hetzelfde formaat als waarop ze vóór het lmen
worden weergegeven, stelt u Dynamic IS in op [Laag] (
=
53).
(
1
)
Het geluid wordt in stereo opgenomen.
De vervorming van het geluid door opnemen bij harde wind kan
worden beperkt. Als er geen wind is, kan het opgenomen geluid
bij gebruik van deze optie echter onnatuurlijk gaan klinken. Als er
geen harde wind staat, kiest u MENU (
=
29) ► tabblad [ ]
► [Wind Filter] ► [Uit].
Digest-lm afspelen
Geef een foto weer in de modus [ ] om de digest-lm af te spelen die
op dezelfde dag is vastgelegd, of geef de datum op van de digest-lm die
u wilt afspelen (
=
87).
Foto's/lms
Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de knop [ ]
wordt ingedrukt, maakt de camera geen geluid meer. U geeft
geluiden opnieuw weer door op de knop [
] te drukken
en [Mute] te kiezen op het tabblad [
]. Druk vervolgens op de
knoppen [
][ ] om [Uit] kiezen.
Foto's
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de
beelden mogelijk onscherp worden door camerabewegingen.
Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan
dichter naar het onderwerp toe. Zie “Flitsbereik” (
=
172) voor
meer informatie over het itsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één
keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Opnamebereik” (
=
173) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan de lamp worden ingeschakeld bij opnamen
in omgevingen met weinig licht.
Als een knipperend [
]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de
ontspanknop opnieuw in.
Het geluid van de sluiter is niet te horen wanneer de
pictogrammen voor Slapen en Baby's (Slapen) (
=
36) worden
weergegeven.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het
opnamescherm wordt weergegeven, worden de gebruikte focus,
helderheid en kleuren mogelijk bepaald door uw vorige opname.
36
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De achtergrondkleur van [ ], [ ], [ ], [ ], en [ ] is donkerblauw
en de achtergrondkleur van [ ] is oranje.
Bij lms worden alleen de pictogrammen Mensen, Overige
onderwerpen en Overige onderwerpen van dichtbij weergegeven.
In de modus [
] worden alleen de pictogrammen Mensen,
Schaduwen op gezicht, Overige onderwerpen en Overige
onderwerpen van dichtbij weergegeven.
Bij opnamen met de zelfontspanner worden voor de volgende
onderwerpen geen pictogrammen weergegeven: bewegende,
glimlachende of slapende personen, lachende of slapende baby's,
bewegende kinderen en overige bewegende onderwerpen.
Wanneer de transportmodus niet is ingesteld op [
]
(
=
37,
=
43) en wanneer [Hg lampcorr.] is ingesteld op [Aan]
en composities automatisch worden gecorrigeerd (
=
50), worden
geen pictogrammen weergegeven voor glimlachende of slapende
onderwerpen en bewegende kinderen.
Als de itser is ingesteld op [
], worden de tegenlichtpictogrammen
voor bewegende kinderen en glimlachende mensen niet weergegeven.
Pictogrammen voor baby's (waaronder lachende en slapende
baby's) en bewegende kinderen worden weergegeven wanneer
[Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan] en gezichten van geregistreerde
baby's (jonger dan twee jaar) of kinderen (van twee tot twaalf jaar)
worden gedetecteerd (
=
45). Controleer vooraf of de datum en tijd
correct zijn ingesteld (
=
19).
Probeer om op te nemen in de modus [ ] (
=
68) als het
compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden
past of als het niet mogelijk is om een opname te maken met de
effecten, kleuren of helderheid die u verwacht.
Compositiepictogrammen
Foto's
Films
In de standen [ ] en [ ] wordt de door de camera vastgestelde
compositie aangeduid met een pictogram op het scherm. De bijbehorende
instellingen voor optimale scherpstelling, helderheid en kleur van
het onderwerp worden automatisch geselecteerd. Afhankelijk van de
compositie worden er mogelijk continu beelden vastgelegd (
=
37).
Onderwerp
Achtergrond
Normaal Tegenlicht Donker*
1
Zonsondergangen Spotlights
Mensen
*
2
*
3
Bewegende mensen
*
3
*
3
Schaduwen op gezicht
*
2
Glimlach
*
3
*
3
Slapen
*
2
*
3
Baby's
*
3
*
3
Lachende baby's
*
3
*
3
Slapende baby's
*
2
*
3
Bewegende kinderen
*
3
*
3
Overige onderwerpen
*
2
*
3
Overige bewegende
onderwerpen
*
3
*
3
Overige onderwerpen van
dichtbij
*
2
*
3
*1 Met statief
*2 De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond
een blauwe lucht is, donkerblauw wanneer de achtergrond donker is en grijs bij
alle overige achtergronden.
*3 De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond
een blauwe lucht is en grijs bij alle overige achtergronden.
37
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Foto's
Films
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden (Intelligent IS)
wordt automatisch toegepast en de volgende pictogrammen worden
weergegeven.
Beeldstabilisatie voor foto's (Normaal)
Beeldstabilisatie voor foto's tijdens pannen (Pan)*
Beeldstabilisatie voor macro-opnamen. Tijdens lmopname
wordt [ ] weergegeven en wordt beeldstabilisatie voor
macrolmopname gebruikt (Hybrid IS)
Beeldstabilisatie voor lms, vermindering van sterke
camerabeweging, zoals wanneer u lopend opneemt (Dynamisch)
Beeldstabilisatie voor subtiele camerabeweging, zoals bij het
opnemen van lms met de telelens (Powered)
Geen beeldstabilisatie, omdat de camera op een statief is
bevestigd of op een andere manier stil wordt gehouden.
Tijdens lmopname wordt [ ] echter weergegeven en wordt
beeldstabilisatie gebruikt om trillingen door wind of andere
oorzaken tegen te gaan (Statief IS)
* Wordt weergegeven tijdens panning, terwijl u met de camera bewegende
onderwerpen volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst,
heft beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt de
horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp
volgt dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging
door beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u [IS modus] in op [Uit]
(
=
80). In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
In de modus [
] wordt geen pictogram [ ] weergegeven.
Scènes voor continue opname
Als het pictogram voor een van de volgende scènes (in de linkerkolom
van de tabel) wordt weergegeven wanneer u een foto maakt, maakt de
camera continue opnamen. Als het pictogram voor een van de volgende
scènes (in de linkerkolom van de tabel) wordt weergegeven wanneer
u de ontspanknop half indrukt, wordt een van de pictogrammen [ ],
[ ] of [ ] weergegeven om u te informeren dat de camera continue
opnamen maakt.
Glimlach
(inclusief baby's)
Opeenvolgende beelden worden vastgelegd, en de
camera analyseert details, zoals gezichtsexpressie,
om de beste foto op te kunnen slaan.
Slapen
(inclusief baby's)
Mooie opnamen van slapende gezichten doordat
opeenvolgende foto's worden gecombineerd om
camerabeweging en beeldruis te verminderen.
Het AF-hulplicht en de itser gaan niet af en het
sluitergeluid klinkt niet.
Kinderen
De camera legt voor elke opname drie
opeenvolgende beelden vast, zodat u geen fraaie
foto van bewegende kinderen hoeft te missen.
In sommige scènes worden de verwachte beelden mogelijk niet
opgeslagen en kunnen beelden er anders uitzien dan verwacht.
Focus, beeldhelderheid en kleur worden bij de eerste opname
vastgesteld.
Als u alleen losse foto's wilt maken, drukt u op de knop [ ] en
selecteert u [
] in het menu. Selecteer vervolgens [ ].
38
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Algemene, handige functies
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Foto's
Films
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 120x te vergroten.
1
Duw de zoomknop naar [ ].
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor voordat het beeld
merkbaar korrelig wordt, is bereikt.
Dit wordt vervolgens weergegeven op het
scherm.
2
Duw de zoomknop nogmaals
naar [ ].
De camera zoomt nog verder in op het
onderwerp.
(1) is de huidige zoomfactor.
Kaders op het scherm
Foto's
Films
Zodra de camera in de modus [ ] onderwerpen waarneemt waarop
u de camera richt, worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven
en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders
weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een
bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft
alleen het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven
en worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Probeer in de [ ]-modus (
=
68) op te nemen als er geen
kaders worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden
weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
39
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Haal het onderwerp weer terug.
Richt de camera zo dat het onderwerp
binnen het witte kader valt en druk
daarna op de knop [ ].
De eerdere vergroting wordt nu hersteld,
zodat het gebied binnen het witte kader
het scherm weer vult.
Bepaalde opname-informatie verschijnt niet op het scherm als de
camera is uitgezoomd.
Tijdens het opnemen van lms wordt het witte kader niet
weergegeven als u op de knop [
] drukt. Houd er rekening mee
dat de geluiden van een gewijzigde zoomfactor en van bediening
van de camera ook worden opgenomen.
Als u er de voorkeur aan geeft op te nemen met de zoomfactor
van het scherm in stap 1, druk de ontspanknop dan helemaal in.
U kunt aanpassen naar welke zoomfactor de camera terugkeert
wanneer u de knop [
] loslaat. U doet dit door de zoomknop te
bewegen om het formaat van het witte kader te wijzigen, terwijl
u de knop [
] ingedrukt houdt.
Om aan te passen welk gebied wordt weergegeven wanneer
de knop [
] wordt ingedrukt, opent u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [ Beeldgebied]. Kies vervolgens een van de
drie opties.
De zoomfactor kan niet met de knop [
] worden gewijzigd
nadat u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt in de
zelfontspannermodus (
=
42).
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de
zoombalk weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur
van de zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig
oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig
oogt.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde opnamepixelinstellingen
(
=
49) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor
bereiken door stap 1 te volgen.
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, kiest
u MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [Digitale Zoom] ► [Uit].
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen die na het
handmatig zoomen zijn verdwenen (Framing Assist – Zoeken)
Foto's
Films
Als u een onderwerp tijdens het inzoomen uit het oog verliest, kunt u het
gemakkelijker terugvinden door even uit te zoomen.
1
Kijk waar het verdwenen onderwerp
zich bevindt.
Houd de knop [ ] ingedrukt.
De camera zoomt uit en er verschijnt
een wit kader om het gebied dat werd
weergegeven voordat u op de knop [
]
drukte.
40
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Een gezicht wordt bij sommige zoomfactoren mogelijk niet
weergegeven met een formaat dat in een constante verhouding
tot het scherm staat, of wanneer de persoon het hoofd schuin
houdt of niet recht naar de camera kijkt.
Tijdens lmopname wordt het geluid van een gewijzigde
zoomfactor en van bediening van de camera opgenomen.
Sommige opname-informatie wordt niet weergegeven
wanneer
Automatisch ingeschakeld is, en sommige
opname-instellingen kunnen niet worden ingesteld.
Automatisch zoomen om meerdere onderwerpen op het scherm
te houden wordt niet uitgevoerd tijdens het maken van lms, zelfs
niet wanneer gezichten worden gedetecteerd.
U kunt in- of uitzoomen met de zoomknop, maar de oorspronkelijk
zoomfactor wordt enkele seconden nadat u de knop loslaat,
hersteld.
Als meerdere gezichten worden gedetecteerd in stap 1, kunt
u het gezicht van het hoofdonderwerp dat wordt gebruikt voor
automatisch zoomen, wisselen door op de knop [
] te drukken.
Als een gedetecteerd gezicht dichtbij de rand van het scherm
komt, zoomt de camera uit om het onderwerp in beeld te houden.
De zoomfactor kan niet worden gewijzigd nadat u de ontspanknop
helemaal hebt ingedrukt in de zelfontspannermodus (
=
42).
De camera zal prioriteit geven aan zoomen om onderwerpen in
beeld te houden. Daarom is het misschien niet mogelijk om het
formaat van gezichten even groot te houden, afhankelijk van de
beweging van het onderwerp en de opnameomstandigheden.
Als er geen gezicht is gedetecteerd, zoomt de camera naar een
bepaald niveau en stopt het zoomen wanneer een gezicht is
gedetecteerd.
Automatisch zoomen als reactie op beweging van
het onderwerp (Auto zoom)
Foto's
Films
De camera zoomt automatisch in en uit om de grootte van gedetecteerde
gezichten (
=
75) constant te houden. Als de persoon dichterbij komt,
zoomt de camera automatisch uit. Omgekeerd geldt hetzelfde. De grootte
van de weergave kan naar wens worden aangepast.
1
Open modus [ ] Automatisch.
Druk op de knop [ ] en laat deze snel
weer los.
[
] wordt weergegeven.
Er wordt een wit kader weergegeven rond
het gedetecteerde gezicht en de camera
zoomt in en uit om het onderwerp op het
scherm te houden.
Als er meerdere gezichten worden
gedetecteerd, wordt een wit kader
weergegeven rond het gezicht van het
hoofdonderwerp en maximaal twee grijze
kaders rond andere gezichten terwijl
de camera in- en uitzoomt om deze
onderwerpen op het scherm te houden.
2
Maak de opname.
Automatisch zoomen gaat door zelfs
nadat de opname is gemaakt en de
kaders worden nog steeds weergegeven.
Om automatisch zoomen te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop [
].
[ Automatisch: Uit] wordt weergegeven.
41
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met
automatisch zoomen (Hulp vragen)
Foto's
Films
Als een onderwerp uit beeld verdwijnt terwijl u hebt ingezoomd en u de
camera beweegt om ernaar te zoeken, detecteert de camera deze
beweging en zoomt de camera automatisch uit. Zo kunt u het onderwerp
gemakkelijker terugvinden.
1
Open modus [ ] Automatisch
(=
40)
2
Kijk waar het verdwenen onderwerp
zich bevindt.
Als u de camera beweegt om het
onderwerp te zoeken, zoomt de camera
uit om u te helpen het onderwerp te
vinden.
3
Haal het onderwerp weer terug.
Zodra u het onderwerp gevonden hebt en
de camera niet meer beweegt, zoomt de
camera weer in.
4
Maak de opname.
Om deze modus te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop [ ].
[ Automatisch: Uit] wordt weergegeven.
Het formaat waarin gezichten constant worden weergegeven wijzigen
Als Automatisch is ingeschakeld, drukt
u op de knoppen [ ][ ] om de gewenste
optie te kiezen.
De camera zoomt automatisch om
gezichten op de ingestelde grootte te
houden.
Automatisch
Zoom automatisch in en uit om te voorkomen dat
onderwerpen buiten het scherm vallen.
Als er meerdere gezichten worden gedetecteerd,
zoomt de camera in en uit om deze onderwerpen
op het scherm te houden.
Gezicht
Houdt gezichten groot genoeg om
gezichtsuitdrukkingen duidelijk te kunnen zien.
Bovenlichaam
Houdt gezichten klein genoeg om het bovenlichaam
van een persoon te zien.
Lichaam
Houdt gezichten klein genoeg om het hele lichaam
van een persoon te zien.
Handmatig
Houdt gezichten op de grootte die is ingesteld door
de zoomknop te bewegen. Laat de zoomknop los
zodra de gewenste grootte bereikt is.
De gezichtsgrootte kan ook worden aangepast in
MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [ Automatische
instellingen] ► [
Auto zoom]. U kunt [Uit] selecteren om deze
functie te deactiveren en alleen de functie gebruiken die wordt
beschreven bij “Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met
automatisch zoomen (Hulp vragen)” (
=
41).
U kunt in- of uitzoomen met de zoomknop wanneer [Gezicht],
[Bovenlichaam] of [Lichaam] geselecteerd is, maar de
oorspronkelijk zoomfactor wordt enkele seconden nadat u de
knop loslaat, hersteld.
U kunt uw opgegeven gezichtsgrootte wissen tijdens lmopname
door op de knop [
] te drukken.
De grootte van gezichten kan niet worden gewijzigd tijdens
lmopname.
42
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Maak de opname.
Voor foto's: druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal naar
beneden.
Voor lms: druk op de lmknop.
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft de
lamp branden.)
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [
] bij stap 1.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Foto's
Films
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt
met een vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan
bewegen terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op
uw opname.
Voer stap 1 bij “De zelfontspanner
gebruiken” uit (
=
42) en kies [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42) om de opname te
maken.
De camera zoomt niet automatisch uit terwijl [ ] wordt
weergegeven rond een gedetecteerd gezicht, zelfs niet als u de
camera beweegt.
Als de functie die wordt beschreven bij “Automatisch zoomen
als reactie op beweging van het onderwerp (Auto zoom)”
(
=
40) wordt uitgeschakeld, wordt [ ] weergegeven rond een
gedetecteerd gezicht en zoomt de camera automatisch uit als
deze bewogen wordt.
Zoomen is niet mogelijk terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
Om deze functie uit te schakelen en alleen de functie te
gebruiken die wordt beschreven bij “Automatisch zoomen
als reactie op beweging van het onderwerp (Auto zoom)”
(
=
40), kiest u MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ►
[
Automatische instellingen] ► [Hulp vragen] ► [Uit].
De zelfontspanner gebruiken
Foto's
Films
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk vervolgens
op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
43
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Continue opname
Foto's
Films
Houd in de modus [ ] de ontspanknop volledig ingedrukt om continue
opnamen te maken.
Zie “Snelheid van continue opname” (
=
173) voor meer informatie over
de snelheid van continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in
het menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
Tijdens continue opnamen zijn de focus, belichting en kleuren
vergrendeld op de positie die of het niveau dat wordt vastgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
42).
Opnamen kunnen tijdelijk onderbroken worden of continue
opnamen kunnen langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Witbalans voor meerdere gebieden (
=
32) is niet beschikbaar.
Ook [Hg lampcorr.] (
=
50) is ingesteld op [Uit] en kan niet
worden gewijzigd.
De zelfontspanner aanpassen
Foto's
Films
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) aangeven.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42), kies [ ] en druk
daarna op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
vertraging of het aantal opnamen te
selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om een waarde te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42) om de opname te
maken.
Voor lms die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, begint de opname na de door u opgegeven
vertraging, maar het opgeven van het aantal opnamen heeft geen
enkel effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de
beeldhelderheid en witbalans bij de eerste opname vastgesteld.
Tussen de opnamen in is meer tijd nodig als de itser afgaat of
als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt maken. De camera
stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt,
versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee
seconden voor de opname. (In het geval dat de itser afgaat, blijft
de lamp branden.)
44
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gezichts-ID gebruiken
Als u van tevoren een persoon had geregistreerd, zal de camera bij
het maken van foto's het gezicht van die persoon detecteren en de
scherpstelling, helderheid en kleur voor die persoon instellen.
In modus [ ] kan de camera baby's en kinderen waarnemen
op basis van geregistreerde verjaardagen. Zo kunt u met de optimale
instellingen opnamen van hen maken.
Deze functie is ook nuttig wanneer u in een groot aantal foto's naar een
specieke geregistreerde persoon zoekt (
=
88).
Als u personen vooraf registreert, kunt u ze gemakkelijker toevoegen
wanneer u Story Highlights-albums maakt (
=
104).
Persoonlijke gegevens
Gegevens zoals beelden van een gezicht (gezichtsinfo) die
middels de gezichts-ID zijn geregistreerd en persoonlijke gegevens
(naam, verjaardag) worden op de camera opgeslagen. Wanneer er
geregistreerde personen worden gedetecteerd, worden hun namen
bovendien in de foto's vastgelegd. Wees bij het gebruik van de functie
Gezichts-ID voorzichtig als u de camera of beelden met anderen deelt
en als u beelden online plaatst waar vele anderen ze kunnen bekijken.
Wanneer u de camera afdankt of aan een andere persoon overdraagt
nadat u Gezichts-ID hebt gebruikt, zorg dan dat u alle gegevens
(geregistreerde gezichten, namen en verjaardagen) van de camera
wist (
=
48).
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Elke set met doorlopende beelden wordt behandeld als één groep,
en alleen het eerste beeld dat is opgenomen in de groep wordt
weergegeven. Om aan te geven dat het beeld onderdeel is van een
groep, wordt [ ] weergegeven linksboven in het scherm.
Als u een gegroepeerd beeld wist (
=
94), worden alle andere
beelden in de groep ook gewist. Pas op bij het wissen van
beelden.
Gegroepeerde beelden kunnen afzonderlijk (
=
88) en niet-
gegroepeerd (
=
88) worden afgespeeld.
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (
=
92), worden alle
beelden in de groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Beeld zoeken (
=
87)
of Smart Shufe (
=
92), kunnen beelden afzonderlijk worden
bekeken. In dit geval worden beelden tijdelijk niet gegroepeerd.
De volgende acties zijn niet beschikbaar voor gegroepeerde
beelden: gezichts-ID-gegevens bewerken (
=
89), vergroten
(
=
90), als favoriet markeren (
=
97), bewerken (
=
98),
afdrukken (
=
147), afzonderlijk beelden afdrukken instellen
(
=
151) of aan een fotoboek toevoegen (
=
153). Speel de
gegroepeerde beelden afzonderlijk af (
=
88) of annuleer de
groepering (
=
88) om deze bewerkingen uit te voeren.
45
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als [Registreren?] verschijnt, drukt
u op de knoppen [ ][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het scherm [Proel bew.] wordt
weergegeven.
3
Registreer de naam en verjaardag
van de persoon.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens de naam
in (
=
30).
Als u een verjaardag wilt
registreren, kiest u [Verjrdag] in
het scherm [Proel bew.] (druk op
de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]). Druk vervolgens op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om de datum op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
4
Sla de instellingen op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Opslaan] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Nadat er een bericht wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [
][ ] of draait
u aan de knop [ ] om [Ja] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
Gezichts-ID-gegevens registreren
U kunt voor maximaal twaalf personen gegevens (gezichtsinfo, namen en
verjaardagen) registreren voor gebruik met Gezichts-ID.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], kies
[Inst. gezichts-ID] op het tabblad [ ]
en druk vervolgens op de
knop [ ] (
=
29).
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Toev. regst.] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Nieuw gezicht toev.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
2
Registreer gezichtsgegevens.
Richt de camera zodanig dat het gezicht
van de persoon die u wilt registreren zich
binnen het grijze kader midden op het
scherm bevindt.
Een wit kader over het gezicht van
de persoon geeft aan dat het gezicht
is herkend. Zorg dat er een wit kader
rond het gezicht van de persoon wordt
weergegeven en maak een foto.
Als het gezicht niet wordt herkend, kunt
u geen gezichtsgegevens registreren.
46
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het is mogelijk dat andere dan de geregistreerde personen
als de geregistreerde persoon worden gedetecteerd indien zij
vergelijkbare gezichtskenmerken hebben.
Geregistreerde personen worden mogelijk niet correct
gedetecteerd als het vastgelegde beeld of de compositie
aanzienlijk afwijkt van de geregistreerde gezichtsgegevens.
Als een geregistreerd gezicht niet wordt gedetecteerd, of
niet snel wordt gedetecteerd, overschrijft u de geregistreerde
gegevens met de nieuwe gezichtsgegevens. Door voorafgaand
aan het maken van foto's de gezichtsinfo te registreren, worden
geregistreerde gezichten sneller gedetecteerd.
Als een persoon onterecht als een andere persoon wordt
gedetecteerd en u gaat door met het maken van foto's, kunt u de
in het beeld vastgelegde naam tijdens het afspelen van het beeld
wijzigen of wissen (
=
89).
Omdat gezichten van baby's of kinderen snel veranderen
naarmate ze opgroeien, moet u hun gezichtsgegevens regelmatig
bijwerken (
=
45).
Als u geen namen in foto's wilt vastleggen, selecteert u [Inst.
gezichts-ID] op het tabblad [
], selecteert u [Gezichts-ID] en
vervolgens [Uit].
U kunt de in de beelden vastgelegde namen controleren bij het
afspelen (korte informatieweergave) (
=
85).
In de modus [
] worden namen niet weergegeven op het
opnamescherm, maar wel op de foto's vastgelegd.
Namen die werden opgenomen tijdens continue opnamen
(
=
43,
=
78) worden verder op dezelfde positie opgenomen
als bij de eerste opname, zelfs als de onderwerpen bewegen.
5
Ga verder met gezichtsgegevens
registreren.
Voor het registreren van maximaal vier
extra punten met gezichtsinformatie
(uitdrukkingen of hoeken) herhaalt
u stap 2.
Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte
invalshoek bijvoorbeeld een enigszins
schuine hoek, een opname van een
glimlach en binnen- en buitenopnames toe.
De itser gaat niet af wanneer u stap 2 volgt.
Als u bij stap 3 geen verjaardag registreert, worden de
pictogrammen Baby's of Kinderen (
=
36) niet weergegeven in
de modus [
].
U kunt geregistreerde gezichtsinformatie overschrijven of deze
later toevoegen als u nog niet alle 5 velden met gezichtsinfo hebt
ingevuld (
=
45).
Opnamen maken
Als u een persoon van tevoren registreert, zal de camera bij het maken
van foto's het gezicht van die persoon detecteren en de scherpstelling,
helderheid en kleur voor die persoon instellen.
Als u de camera op mensen richt,
worden de namen van maximaal drie
geregistreerde personen weergegeven
wanneer zij worden gedetecteerd.
Maak de opname.
De weergegeven namen worden in
de foto's vastgelegd. De namen van
detecteerde personen (maximaal 5 in
totaal) worden vastgelegd, zelfs als hun
namen niet worden weergegeven.
47
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Zelfs als u namen in [Proel bew.] wijzigt blijven de namen die in
eerdere opnamen werden vastgelegd, ongewijzigd.
Gezichtsgegevens overschrijven en toevoegen
U kunt bestaande gezichtsgegevens met nieuwe overschrijven.
Omdat gezichten van met name baby's of kinderen snel veranderen
naarmate ze opgroeien, moet u gezichtsgegevens regelmatig bijwerken.
U kunt ook gezichtsgegevens toevoegen wanneer nog niet alle vijf
gezichtsinfovelden zijn ingevuld.
1
Open het scherm [Gezichtsinfo
toevoegen].
Voer stap 1 uit bij “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45), kies [Gezichtsinfo
toevoegen] en druk op de knop [
].
2
Selecteer een persoon van
wie u gezichtsinformatie wilt
overschrijven.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [
] om de naam
van de persoon te kiezen van wie
u gezichtsinformatie wilt overschrijven.
Druk vervolgens op de knop [
].
Wanneer u al gezichtsgegevens voor vijf
personen hebt geregistreerd, wordt er een
bericht weergegeven. Selecteer [OK]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
]). Druk vervolgens op de
knop [
].
Als er minder dan vijf items met
gezichtsinfo zijn geregistreerd, voert
u stap 4 uit om gezichtsinformatie toe te
voegen.
Geregistreerde gegevens controleren en bewerken
1
Open het scherm [Info cntr./bew.].
Voer stap 1 uit bij “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45), kies [Info cntr./
bew.] en druk op de knop [
].
2
Selecteer een persoon van wie
u gegevens wilt controleren of
bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [
] om de naam van een
persoon te kiezen van wie u gegevens wilt
controleren of bewerken. Druk vervolgens
op de knop [
].
3
Controleer of bewerk desgewenst
de geregistreerde gegevens.
Om een naam of verjaardag te
controleren, kiest u [Proel bew.]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
]). Druk vervolgens op de
knop [
]. In het weergegeven scherm kunt
u de naam of verjaardag bewerken zoals
wordt beschreven bij stap 3 van “Gezichts-
ID-gegevens registreren” (
=
45).
Als u gezichtsgegevens wilt controleren,
kiest u [Gezicht info lijst] (druk op
de knoppen [
][ ] of draai aan de
knop [
]). Druk vervolgens op de
knop [
]. Druk op de knop [ ] die op
het scherm wordt weergegeven. Kies de
gezichtsinformatie die u wilt wissen door
op de knoppen [
][ ][ ][ ] te drukken
of door aan de knop [
] te draaien.
Druk vervolgens op de knop [
].
Wanneer [Wissen ?] verschijnt, kiest
u
[OK] (druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [
]). Vervolgens drukt u op
de knop [
].
48
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Geregistreerde gegevens wissen
U kunt gegevens (gezichtsinfo, namen en verjaardagen) wissen die in
Gezichts-ID zijn geregistreerd. Namen die in eerder genomen beelden zijn
vastgelegd, worden echter niet gewist.
1
Open het scherm [Info wissen].
Voer stap 1 uit in “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45) en kies [Info
wissen].
2
Selecteer een persoon van wie
u gegevens wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om de naam te
kiezen van de persoon die u wilt wissen
en druk vervolgens op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als u de gegevens van een geregistreerde persoon wist, is
het niet mogelijk om hun naam weer te geven (
=
87), hun
gegevens te overschrijven (
=
89) of naar beelden van die
personen te zoeken (
=
88).
U kunt ook alleen namen in beeldgegevens wissen (
=
90).
3
Selecteer de te overschrijven
gezichtsinfo.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om de gezichtsgegevens
te selecteren die u wilt overschrijven en
druk vervolgens op de knop [ ].
4
Registreer gezichtsgegevens.
Volg stap 2 in “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45) om foto's te
maken en registreer daarna de nieuwe
gezichtsgegevens.
Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte
invalshoek bijvoorbeeld een enigszins
schuine hoek, een opname van een
glimlach en binnen- en buitenopnames toe.
U kunt geen gezichtsgegevens toevoegen als alle vijf
gezichtsinfovelden zijn ingevuld. Volg de bovenstaande stappen
om de gezichtsgegevens te overschrijven.
U kunt de bovenstaande stappen volgen om nieuwe
gezichtsgegevens te registreren wanneer er ten minste één veld
ongebruikt is, maar u kunt geen gezichtsgegevens overschrijven.
In plaats van gezichtsinformatie te overschrijven, wist u eerst de
ongewenste bestaande informatie (
=
47). Vervolgens kunt
u nieuwe gezichtsinformatie registreren (
=
45).
49
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het aantal opnamepixels wijzigen
(beeldgrootte)
Foto's
Films
Kies als volgt uit 4 niveaus het aantal opnamepixels van het beeld.
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
172) voor richtlijnen over
hoeveel opnamen bij elke opnamepixelinstelling op een geheugenkaart
passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het kiezen van de opnamepixelinstelling
op basis van het papierformaat (voor 4:3-beelden)
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 – 148 x 210 mm)
90 x 130 mm, 130 x 180 mm, briefkaartformaat
Voor e-mail en vergelijkbare doeleinden
Niet beschikbaar in de modus [ ].
Functies voor de beeldaanpassing
De verhouding wijzigen
Foto's
Films
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Druk op de knop [
] en kies [ ] in
het menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Wordt gebruikt voor de weergave op breedbeeld-hdtv’s of
vergelijkbare weergaveapparatuur.
Dezelfde verhouding als 35-mm lm, die wordt gebruikt voor het
afdrukken van beelden op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Normale verhouding van het camerascherm. Wordt gebruikt voor
de weergave op SD-tv's of vergelijkbare weergaveapparatuur.
Wordt ook gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen op
90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
Niet beschikbaar in de modus [ ].
50
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beeldkwaliteit van lms wijzigen
Foto's
Films
Er zijn drie instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd
per geheugenkaart” (
=
172) voor richtlijnen voor de maximale lmlengte
die bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in
het menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Beeldkwaliteit
Aantal
opnamepixels
Framesnelheid Details
1920 x 1080 30 fps
Voor opnamen in
Full-HD-kwaliteit
1280 x 720 30 fps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 fps
Voor opnamen in
SD-kwaliteit
In de modi [ ] en [ ] geven zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm aan welke gebieden niet
worden vastgelegd.
In de modus [
] is [ ] ook beschikbaar, wat vloeiendere
beweging mogelijk maakt (
=
65).
Groenige beeldgebieden door kwiklampen
corrigeren
Foto's
Films
In de modus [ ] kunnen de onderwerpen of de achtergrond bij
opnamen van avondscènes die door kwiklampen worden verlicht een
groenige zweem vertonen. Deze groenige zweem kan automatisch
worden gecorrigeerd door opnamen te maken met behulp van Witbalans
voor meerdere gebieden.
Druk op de knop [
], kies
[Hg lampcorr.] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens [Aan] (
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt
u deze procedure, maar selecteert u [Uit].
Nadat u het opnemen onder kwiklampen hebt voltooid, moet
u [Hg lampcorr.] weer op [Uit] zetten. Anders worden groene
tinten die niet door kwiklampen zijn veroorzaakt, per vergissing
gecorrigeerd.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om er zeker van
te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Bij continue opnamen (
=
43) is deze instelling ingesteld op
[Uit]. Deze instelling kan niet worden gewijzigd.
51
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten
Foto's
Films
Controleer de scherpstelling door de ontspanknop half in te drukken,
zodat het gedeelte van het beeld in het AF-kader wordt vergroot.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [ ]
en selecteer vervolgens [Aan] (
=
29).
2
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is,
wordt nu uitvergroot.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] in stap 1.
Het gebied dat is scherpgesteld wordt in de volgende gevallen
niet vergroot wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Als er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon zich te dicht
op de camera bevindt en zijn of haar gezicht te groot is voor het
scherm, of als de camera een bewegend object waarneemt
- Als digitale zoom wordt gebruikt (
=
38)
- Als AF Tracking wordt gebruikt (
=
75)
- Als een tv als scherm wordt gebruikt (
=
143)
Niet beschikbaar in de modus [
].
Handige opnamefuncties
Raster weergeven
Foto's
Films
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Druk op de knop [
], selecteer
[Raster] op het tabblad [ ] en selecteer
vervolgens [Aan] (
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
52
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto's
Films
Beeldstabilisatie uitschakelen
Als de camera wordt stilgehouden (bijvoorbeeld wanneer deze op een
statief staat), stelt u beeldstabilisatie in op [Uit] om deze functie uit te
schakelen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad [ ] en
druk daarna op de knop [ ] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [IS modus] te
selecteren. Kies vervolgens [Uit] door
op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden
wordt automatisch toegepast (Intelligent IS) (
=
37).
Uit Schakelt de beeldstabilisatie uit.
Controleren op gesloten ogen
Foto's
Films
[ ] wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien
hun ogen dicht hebben.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad [ ] en
selecteer daarna [Aan] (
=
29).
2
Maak de opname.
[ ] knippert wanneer de camera iemand
waarneemt die zijn/haar ogen dicht heeft.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] in stap 1.
Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus [ ],
dan is deze functie alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Als u [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten] hebt geselecteerd
bij [Weergavetijd] (
=
54), worden personen van wie de ogen
zijn gesloten in een kader weergegeven.
Deze functie is niet beschikbaar tijdens continue opname in de
modus [
] (
=
37).
Deze functie is niet beschikbaar in de modus voor continue
opnamen (
=
43,
=
78).
53
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Films opnemen met onderwerpen op hetzelfde formaat
als waarop ze voor het lmen worden weergegeven
Foto's
Films
Zodra de lmopname begint, wijzigt normaal gesproken het beeldgebied
dat wordt weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze
manier worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld ontstaan door
een sterk bewegende camera.
Als u lms wilt maken met onderwerpen op hetzelfde formaat als waarop
ze voor het lmen worden weergegeven, kunt u de beeldstabilisatie
verminderen.
Voer de stappen bij “Instellingen van de
IS-modus wijzigen” (
=
52) uit om het
scherm [IS-instellingen] te openen.
Kies [Dynamic IS] en kies vervolgens de
gewenste optie (
=
29).
U kunt ook [IS modus] op [Uit] zetten, zodat onderwerpen op
hetzelfde formaat worden opgenomen als waarop ze voor het
lmen worden weergegeven.
[Dynamic IS] is niet mogelijk als [IS modus] is ingesteld op [Uit]
(
=
52).
Alleen [Standaard] is beschikbaar als de lmkwaliteit is ingesteld
op [
].
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [ ] van het
menuscherm.
Zie “Het menuscherm gebruiken” (
=
29) voor instructies over
menufuncties.
Voorkomen dat het AF-hulplicht afgaat
Foto's
Films
U kunt de lamp, die normaal als u de ontspanknop half indrukt gaat
branden als hulp bij het scherpstellen, uitschakelen in omstandigheden
met weinig licht.
Druk op de knop [
], kies
[AF-hulplicht] op het tabblad [ ] en
kies vervolgens [Uit] (
=
29).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
54
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen
Foto's
Films
U kunt instellen hoe lang na de opname beelden worden weergegeven en
welke informatie wordt weergegeven.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
1
Open het scherm [Afbeelding direct
bekijken].
Druk op de knop [ ], kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [
] en druk daarna op de
knop [
] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Weergavetijd] te
selecteren. Druk op de knoppen [ ][ ]
om de gewenste optie te kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Snel].
Snel
Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt
fotograferen.
2 sec.,
4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd
weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het
scherm staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken
om een volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop
half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
Voorkomen dat de lamp voor rode-ogenreductie
aangaat
Foto's
Films
U kunt het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen, dat gaat branden
om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer
u opnamen maakt met de itser in een omgeving met weinig licht.
1
Open het scherm [Flits Instellingen].
Druk op de knop [ ], selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad [ ]
endruk daarna op de knop [
] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Kies [Lamp Aan] en kies vervolgens
[Uit] (
=
29).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
55
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden
weergegeven.
1
Stel [Weergavetijd] in op [2 sec.],
[4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten]
(=
54).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Scherminfo] te
selecteren. Druk op de knoppen [ ][ ]
om de gewenste optie te kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft details van de opname weer (
=
161).
Wanneer [Weergavetijd] (
=
54) is ingesteld op [Uit] of [Snel],
is [Scherminfo] ingesteld op [Uit]. Dit kan niet worden gewijzigd.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop [
]
te drukken terwijl na de opname een beeld wordt weergegeven.
De instellingen van [Scherminfo] worden niet gewijzigd. U kunt de
volgende handelingen uitvoeren door op de knop [
] te drukken.
- Beveilig (
=
92)
- Favorieten (
=
97)
- Wissen (
=
94)
56
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Helderheid/kleur aanpassen
(Directe effecten)
Foto's
Films
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in
op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om het
instellingenscherm te openen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
een instellingsoptie te selecteren.
Druk vervolgens terwijl u naar het
scherm kijkt op de knoppen [ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om de
waarde aan te passen.
Druk op de knop [
].
3
Maak de opname.
Helderheid
Pas het niveau aan naar rechts voor helderder beelden
en naar links voor donkerder beelden.
Kleur
Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger
beelden en naar links voor meer ingetogen beelden.
Tint
Pas het niveau aan naar rechts voor een warme, rode
kleur en naar links voor een koele, blauwe kleur.
Andere opnamestanden
Maak effectiever opnamen in verschillende composities en maak betere
opnamen met unieke beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
57
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Effecten kiezen
Foto's
Films
U kunt effecten kiezen voor beelden die zijn vastgelegd in de modus [ ].
Nadat u de stand [
] gekozen hebt,
drukt u op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om het effect te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Automatisch
Alle effecten
Retro
Beelden die lijken op oude foto's
Monochroom
Beelden die in één kleur zijn gegenereerd
Speciaal
Stoere beelden met een bijzondere
uitstraling
Natuurlijk
Ingetogen beelden met een natuurlijke
uitstraling
Genieten van diverse beelden van
elke opname (Creatieve opname)
Foto's
Films
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden.
Daarbij worden automatisch speciale effecten toegepast en de compositie
van de opname aangepast om het onderwerp te benadrukken. Voor elke
opnamen worden zes foto's opgeslagen. U kunt meerdere foto's met
effecten vastleggen met door de camera bepaalde instellingen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. Terwijl u de opname maakt,
hoort u driemaal het sluitergeluid.
Nadat de zes beelden achter elkaar zijn
weergegeven, worden ze gedurende
circa twee seconden tegelijkertijd
weergegeven.
Om de beelden weergegeven te houden
totdat u de ontspanknop half indrukt,
drukt u op de knop [
]. Als u op volledig
scherm wilt weergeven in deze stand,
selecteert u een beeld door op de
knoppen [ ][ ][ ][ ] te drukken of aan
de knop [ ] te draaien en vervolgens op
de knop [ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Opnamen maken kan even duren als de itser wordt geactiveerd,
maar houd de camera stil totdat het sluitergeluid drie keer wordt
afgespeeld.
De zes beelden worden samen als een groep beheerd (
=
88).
Gelijktijdige weergave van de zes beelden, zoals getoond bij
stap 2, is alleen direct na de opname beschikbaar.
58
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto's.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in
op [ ].
2
Selecteer een opnamemodus.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en kies een opnamemodus
(
=
28).
3
Maak de opname.
Portretopnamen maken (Portret)
Foto's
Films
Mensen fotograferen met een verzachtend
effect.
Bewegende onderwerpen (Sport)
Foto's
Films
Maak continue opnamen terwijl de camera scherpstelt op bewegende
onderwerpen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel scherp.
Terwijl u de ontspanknop half
indrukt, blijft de camera de focus en
beeldhelderheid aanpassen waar het
blauwe kader wordt weergegeven.
3
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
In de modus [ ] kunnen de beelden korrelig lijken omdat
de ISO-waarde (
=
70) wordt verhoogd om bij de
opnameomstandigheden te passen.
Zie “Opnamebereik” (
=
173) voor meer informatie over het
opnamebereik in de modus [
].
Na het maken van continue opnamen kan een vertraging
optreden voordat u opnieuw opnamen kunt maken.
Door sommige typen geheugenkaarten kan er zelfs een nog
grotere vertraging optreden voor uw volgende opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-
instellingen en de zoompositie kan de opnamesnelheid afnemen.
Continue opname is niet mogelijk in de modus [
] Automatisch
(
=
40).
59
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Onderwerpen lijken in de modus [ ] groter dan in andere
standen.
In de modus [
] kunnen de beelden korrelig lijken omdat
de ISO-waarde (
=
70) wordt verhoogd om bij de
opnameomstandigheden te passen.
Stabiliseer de camera, aangezien deze in de modus [
] continue
opnamen maakt.
In de modus [
] kunnen overmatige onscherpte door beweging
of bepaalde opnameomstandigheden ervoor zorgen dat
u mogelijk niet het verwachte resultaat verkrijgt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
80).
Wanneer u een statief gebruikt voor avondscènes, krijgt u betere
resultaten als u opnamen maakt in de modus [
] in plaats
van de modus [
] (
=
32).
De opnamepixelinstelling van de modus [
] is [ ]
(2592 x 1944) en kan niet worden gewijzigd.
In de modus [
] wordt de optimale scherpstelling nog steeds
bepaald, ook al worden er geen kaders weergegeven wanneer
u de ontspanknop half indrukt.
Avondcomposities maken zonder
statief (Nachtscène handmatig)
Foto's
Films
Fraaie opnamen van composities of
portretten in avondlicht, zonder dat
u de camera heel stil hoeft te houden
(zoals met een statief).
Eén beeld wordt gemaakt door
opeenvolgende foto's te combineren,
waardoor camerabeweging en beeldruis
worden verminderd.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Foto's
Films
Opnamen maken met minimale beweging
van de camera en het onderwerp, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
Opnamen maken in
sneeuwlandschappen (Sneeuw)
Foto's
Films
Heldere foto's met natuurlijke kleuren
van mensen tegen een besneeuwde
achtergrond.
Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
Foto's
Films
Levendige foto's van vuurwerk.
60
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
In de modus [ ] en [ ] moet u eerst een aantal testopnamen
maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat zult
verkrijgen.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Foto's
Films
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 2 bij “Beeldeffecten
(Creatieve lters)” (
=
60) en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], kies
een effectniveau (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Beeldeffecten (Creatieve lters)
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Selecteer een opnamemodus.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en kies een opnamemodus
(
=
28).
3
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Foto's
Films
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto's met postereffect
(Poster-effect)
Foto's
Films
Foto's die lijken op oude posters of
illustraties.
61
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd
(voor clips van één minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Films worden op 30 fps afgespeeld.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van lms.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u bij stap 2 op de knop [ ] drukt, verandert u de richting van
het kader (van horizontaal naar verticaal of vice versa). U kunt het
kader in verticale richting verplaatsen door op de knoppen [
][ ]
te drukken.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te
wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is [
] bij een verhouding
van [
] en [ ] bij een verhouding van [ ] (
=
49).
Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd.
De zoomfactor kan niet worden gewijzigd met de knop [
] op de
schermen bij stap 2 en 3 of tijdens het maken van lmopnamen.
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Foto's
Films
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en onder
uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook lms maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de lm wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen. Het geluid
wordt niet opgenomen.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 2 bij “Beeldeffecten
(Creatieve lters)” (
=
60) en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader
dat het beeldgebied aangeeft dat scherp
blijft.
2
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop [ ].
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen [
][ ] om het kader te
verplaatsen.
3
Selecteer voor lms de
afspeelsnelheid van de lm.
Druk op de knop [ ] en kies de
snelheid door op de knoppen [ ][ ]
te drukken of door aan de knop [ ] te
draaien.
4
Ga terug naar het opnamescherm en
maak de opname.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
62
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen met een soft-focuseffect
Foto's
Films
Met deze functie kunt u opnamen maken alsof er een soft-focuslter op de
camera is gemonteerd. U kunt het effectniveau naar wens instellen.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 2 bij “Beeldeffecten
(Creatieve lters)” (
=
60) en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], kies
een effectniveau (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Foto's
Films
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een
speelgoedcamera doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage
hoeken) en de algehele kleur wordt aangepast.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 2 bij “Beeldeffecten
(Creatieve lters)” (
=
60) en
kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], kies een
kleurtoon (druk op de knoppen [ ][ ] of
draai aan de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Standaard
Foto's die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een
speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
63
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Speciale modi voor andere doeleinden
Automatisch opnamen maken na gezichtsdetectie (Smart Shutter)
Foto's
Films
Automatisch opnamen maken na lachdetectie (Glimlach)
Foto's
Films
Als de camera een glimlach detecteert, wordt automatisch een opname
gemaakt, zelfs wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 – 2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
58) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De camera gaat nu in stand-by voor
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
2
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop [
] om de lachdetectie
te pauzeren. Druk nogmaals op de
knop [ ] om de detectie te hervatten.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de
camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
Opnamen maken in monochroom
Foto's
Films
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 2 bij “Beeldeffecten
(Creatieve lters)” (
=
60) en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], kies een
kleurtoon (druk op de knoppen [ ][ ] of
draai aan de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Zwart/wit Zwart-witfoto's.
Sepia Sepiakleurige foto's.
Blauw Foto's in blauw en wit.
64
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Kijk naar de camera en knipoog.
Ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd, maakt de
camera een foto van de persoon wiens
gezicht in het kader valt.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Als de knipoog niet wordt gedetecteerd, knipoog dan nogmaals
langzaam en opzettelijk.
Knipogen is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door
haren, een hoed of een bril.
Als beide ogen tegelijk worden gesloten en geopend, wordt dit ook
gedetecteerd als een knipoog.
Wanneer geen knipoog wordt gedetecteerd, maakt de camera
ongeveer 15 seconden later een foto.
Als u het aantal foto's wilt wijzigen, drukt u op de knoppen [
][ ]
nadat u [
] hebt gekozen bij stap 1. [Knipperdetectie] (
=
52)
is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Als er geen personen aanwezig zijn in het opnamegebied wanneer
de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt
nadat een persoon in het opnamegebied komt en knipoogt.
U kunt de zoomfactor niet wijzigen met de knop [
] nadat u de
ontspanknop helemaal naar beneden hebt gedrukt.
Automatisch opnamen maken nadat een nieuwe
persoon wordt gedetecteerd (Gezicht-zelfontspanner)
Foto's
Films
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht
van een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt
(
=
75). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een
vergelijkbare foto wilt staan.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 – 2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
58) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
U kunt ook foto's maken zoals gebruikelijk door gewoon de
ontspanknop in te drukken.
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de
camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de
tanden zichtbaar zijn.
Als u het aantal foto's wilt wijzigen, drukt u op de
knoppen [
][ ] nadat u [ ] hebt gekozen bij stap 1.
[Knipperdetectie] (
=
52) is alleen beschikbaar voor de laatste
opname.
Automatisch opnemen is niet beschikbaar wanneer u de
knop [
] ingedrukt houdt.
Automatisch opnamen maken na knipoogdetectie
(Knipoogdetectie)
Foto's
Films
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 – 2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
58) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [
] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht van de
persoon die gaat knipogen.
3
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
De camera gaat nu in de stand-bystand
voor opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
65
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Verschillende lms opnemen
Foto's
Films
Films maken in de standaardmodus
Foto's
Films
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
28).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
2
Congureer de instellingen zo dat
ze passen bij de lm (=
162).
3
Maak de opname.
Druk op de lmknop.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen.
Films met vloeiendere beweging maken
Maak als volgt lms met vloeiendere beweging met een bijna dubbele
framesnelheid.
Volg de stappen in “Beeldkwaliteit
van lms wijzigen” (
=
50) en
selecteer [ ].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop
is scherpgesteld en of er witte kaders
rond de andere gezichten worden
weergegeven.
3
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
De camera gaat nu in stand-bystand voor
de opname en op het scherm verschijnt
[Kijk recht naar camera om aftellen te
starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
4
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar de
camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de itser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen
bent gaan staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een
opname.
Als u het aantal foto's wilt wijzigen, drukt u op de knoppen [
][ ]
nadat u [
] hebt gekozen bij stap 1. [Knipperdetectie] (
=
52)
is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
U kunt de zoomfactor niet wijzigen met de knop [
] nadat u de
ontspanknop helemaal naar beneden hebt gedrukt.
66
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
[Dynamic IS] is niet mogelijk als [IS modus] is ingesteld op
[Uit] (
=
52).
Alleen [Standaard] is beschikbaar als de lmkwaliteit is ingesteld
op [
].
Films maken in de Korte clip-modus
Foto's
Films
Pas afspeeleffecten toe op korte clips van een paar seconden, zoals
fast motion, slow motion of replay. Clips die in deze modus worden
opgenomen, kunnen worden toegevoegd aan Story Highlights-albums
(
=
104).
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
28).
Zwarte balken aan de boven- en
onderkant van het scherm geven aan
welke gebieden niet worden opgenomen.
2
Geef de opnametijd en het
afspeeleffect op.
Druk op de knop [ ].
Draai aan de knop [
] om de opnametijd
(4 – 6 sec.) in te stellen en druk op de
knoppen [ ][ ] om het afspeeleffect in te
stellen zoals hieronder beschreven.
3
Maak de opname (=
65).
Een balk met de verstreken tijd wordt
weergegeven.
Belichting vergrendelen of wijzigen voordat u een lm
maakt
Foto's
Films
Voor of tijdens een opname kunt u de belichting vergrendelen of
aanpassen met stappen van 1/3 stop in een bereik van –2 tot +2 stops.
1
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop [ ] om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
belichting te ontgrendelen.
2
Pas de belichting aan.
Kijk naar het scherm en draai aan de
knop [ ] om de belichting aan te passen.
3
Maak de opname (=
65).
Grote camerabewegingen corrigeren
Foto's
Films
Stop grote camerabewegingen, zoals wanneer u lms maakt terwijl u zich
verplaatst. Het gedeelte van beelden dat wordt weergegeven wijzigt meer
dan bij [Standaard] en onderwerpen worden verder uitvergroot.
Volg de stappen in “Films opnemen
met onderwerpen op hetzelfde formaat
als waarop ze voor het lmen worden
weergegeven” (
=
53) om [Hoog] te
selecteren.
67
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Afspeeleffecten
2x
Neem een clip op die wordt afgespeeld in fast motion.
1x
Neem een clip op die wordt afgespeeld aan de normale
snelheid.
1/2x
Neem een clip op die wordt afgespeeld in slow motion.
Neem een clip op die normaal wordt afgespeeld voordat het
lijkt alsof deze twee seconden wordt teruggedraaid om een
replay van het laatste gedeelte te tonen. Tijdens de opname
wordt een teken die de laatste twee seconden aangeeft,
aan de balk toegevoegd om de verstreken tijd weer te
geven.
Het geluid wordt niet opgenomen in deze clips.
De lmkwaliteit is [
] (
=
50) en kan niet worden gewijzigd.
iFrame-lms maken
Foto's
Films
Maak lms die kunnen worden bewerkt met software of apparaten die
compatibel zijn met iFrame.
1
Selecteer [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
28).
Zwarte balken aan de boven- en
onderkant van het scherm geven aan
welke gebieden niet worden opgenomen.
2
Maak de opname (=
65).
iFrame is een videoformaat dat ontwikkeld is door Apple Inc.
De lmkwaliteit is [
] (
=
50) en kan niet worden gewijzigd.
68
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met
programma AE ([P]-modus)
Foto's
Films
U kunt tal van functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete
opnamestijl.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Pas de instellingen naar wens aan
(=
69 – =
80) en maak een
opname.
Als de optimale belichting niet kan worden verkregen wanneer
u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de
diafragmawaarde in het oranje weergegeven. Probeer in dit geval
de ISO-waarde aan te passen (
=
70) of de itser te activeren
(bij donkere onderwerpen,
=
78) om zo de optimale belichting
te verkrijgen.
U kunt ook lms opnemen in de modus [
] door op de lmknop
te drukken. Sommige FUNC.- (
=
28) en MENU-instellingen
(
=
29) kunnen echter automatisch worden aangepast voor
lmopnamen.
P-modus
Meer veeleisende foto's in de opnamestijl van uw voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus [
].
[
]: Programma AE; AE: Automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een
andere modus dan [
], dient u te controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (
=
162).
69
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Kies de compositie en maak een
opname.
Na één opname wordt AE ontgrendeld en
wordt [ ] niet langer weergegeven.
AE: Automatische belichting
Nadat u de belichting hebt vergrendeld, kunt u de combinatie van
sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen door aan de knop [
] te
draaien (Program Shift).
De meetmethode wijzigen
Foto's
Films
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief
onderwerpen die van achteren worden belicht.
De belichting wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
Gem.
centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het
gehele beeldgebied. Dit wordt berekend door
de helderheid in het centrumgebied als het
belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
]
(spotmetingpuntkader) dat wordt weergegeven in
het midden van het scherm.
Helderheid van het beeld (Belichting)
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
Foto's
Films
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 stop in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop [
]. Kijk naar het
scherm en draai aan de knop [ ] om de
helderheid aan te passen. Druk nogmaals
op de knop [ ] wanneer u klaar bent.
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen (AE lock)
Foto's
Films
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt
de focus en belichting afzonderlijk instellen.
1
Vergrendel de belichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken. Houd de
ontspanknop half ingedrukt en druk op de
knop [ ].
[
] wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
Om AE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [
]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
70
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Foto's
Films
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere
gebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd en
automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden
gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop [
], kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ] en kies
[Automatisch] (
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (
=
100).
De ISO-waarde wijzigen
Foto's
Films
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
AUTO
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch
aangepast aan de opnamemodus en –
omstandigheden.
80, 100, 200 Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
400, 800
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de
schemering.
1600, 3200
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in
donkere kamers.
Kies een hogere ISO-waarde voor meer gevoeligheid of een lagere waarde voor
minder gevoeligheid.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde
ISO-waarde wilt bekijken wanneer de ISO-waarde is ingesteld op
[AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans op
een onscherp onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd
verhogen, wat onscherpe en bewogen onderwerpen vermindert
en het itserbereik vergroot. Foto's kunnen er echter wel korrelig
uitzien.
71
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aangepaste witbalans
Foto's
Films
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen in “Natuurlijke kleuren
vastleggen (Witbalans)” (
=
71) uit om
[ ] te selecteren.
Richt de camera op een effen wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop [
].
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-
instellingen wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto's
Films
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Beeldkleuren
Natuurlijke kleuren vastleggen (Witbalans)
Foto's
Films
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Automatisch
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch
ingesteld voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de
schemering.
Lamplicht Voor opnamen bij normale gloeilampen.
TL licht Voor opnamen bij tl-licht.
TL licht H Voor opnamen bij daglichtlampen.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste
witbalans (
=
71).
72
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Custom Kleur
Foto's
Films
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging
en rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1 – 5.
1
Open het instellingenscherm.
Voer de stappen bij “De kleurtoon van
een beeld wijzigen (My Colors)” (
=
71)
uit om [ ] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren. Voer vervolgens de waarde
in door op de knoppen [ ][ ] te drukken
of door aan de knop [ ] te draaien.
Pas de waarde naar rechts aan
voor sterkere/intensere effecten
(of donkerdere huidtinten), en pas de
waarde naar links aan voor zwakkere/
lichtere effecten (of lichtere huidtinten).
Druk op de knop [
] om de instelling
te voltooien.
My Colors Uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en
kleurverzadiging, voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de
kleurverzadiging afgevlakt, voor zachte
beelden.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig
Blauw, Levendig Groen en Levendig Rood
gecombineerd om intense maar natuurlijke
kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere huidtint Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder
huidtint
Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden.
Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals
de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden.
Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals
bergen en ora, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden.
Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte,
kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw
voorkeur (
=
72).
U kunt de witbalans (
=
71) niet instellen in de modus [ ]
of [
].
Met de modus [
] of [ ] kunnen mogelijk andere kleuren dan
huidtinten worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk
niet het verwachte resultaat met sommige huidtinten.
73
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen
Foto's
Films
Gebruik handmatig scherpstellen wanneer automatisch scherpstellen
in AF-stand niet mogelijk is. U kunt de algemene focuspositie opgeven
en dan de ontspanknop half indrukken om de camera de optimale
scherpstelpositie te laten vastleggen die het dichtst bij de door
u opgegeven positie ligt. Zie “Opnamebereik” (
=
173) voor meer
informatie over het scherpstelbereik.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ], kies [ ]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) en druk vervolgens op de
knop [ ].
[
] en de MF-indicator worden
weergegeven.
2
Geef de algemene focuspositie op.
Let op de MF-indicator op het scherm
(1, die de afstand en de scherpstelpositie
aangeeft) en de vergrote weergave en
druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om de algemene
scherpstelpositie aan te geven.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knop [
] om de
vergroting aan te passen.
3
Pas de focus verder aan.
Druk de ontspanknop half in om de
camera de focuspositie verder te laten
afstellen (Veiligheids MF).
(
1
)
Opnamebereik en scherpstellen
Close-ups maken (macro)
Foto's
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
173) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], kies [ ] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk vervolgens op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Als u itst, kan vignetvorming optreden.
Als de zoompositie zich binnen het bereik van de gele balk onder
de zoombalk bevindt, wordt [
] grijs en kan de camera niet
scherpstellen.
Om camerabeweging te voorkomen, plaatst u de camera op een
statief en maakt u opnamen met de camera ingesteld op [
]
(
=
42).
74
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Digitale telelens
Foto's
Films
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer
1,6x of 2,0x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd
hoger is dan wanneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale
zoom) in dezelfde zoomfactor.
Druk op de knop [
], kies
[Digitale Zoom] op het tabblad [ ]
en kies de gewenste optie (
=
29).
Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop
helemaal naar [
] duwt voor een maximale telelensinstelling en
wanneer u inzoomt om het onderwerp te vergroten tot hetzelfde
formaat door stap 2 van “Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)” uit te voeren (
=
38).
De modus AF Frame wijzigen
Foto's
Films
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop [
], kies
[AF Frame] op het tabblad [ ] en
kies de gewenste optie (
=
29).
Wanneer u handmatig scherpstelt, is de modus AF-kader
(
=
74) ingesteld op [Centrum] en de afmeting van het
AF-kader (
=
74) op [Normaal]. Deze instellingen kunnen niet
worden gewijzigd.
Scherpstellen is mogelijk bij gebruik van digitale zoom (
=
38)
of de digitale telelens (
=
74), of bij gebruik van een tv als
beeldscherm (
=
143), maar de vergrote weergave zal niet
verschijnen.
U kunt de camera op een statief plaatsen om deze te stabiliseren
en nauwkeuriger scherp te stellen.
U kunt het vergrote weergavegebied vergroten of verbergen door
instellingen aan te passen via MENU (
=
29) ► tabblad [
] ►
[MF-Punt Zoom].
Om automatisch scherpstellen verder afstellen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt uit te schakelen, kiest u MENU
(
=
29) ► tabblad [
] ► [Veiligheids MF] ► [Uit].
Het scherpstelgebied eenvoudig bepalen (MF-peaking)
Foto's
Films
Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld worden in kleur
weergegeven om handmatig scherpstellen te vereenvoudigen. U kunt de
kleuren en de gevoeligheid (niveau) van de randdetectie aanpassen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[MF-peaking-instellingen] op het
tabblad [
] en selecteer vervolgens
[Aan] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Kies het menu-item dat u wilt
congureren en kies de gewenste optie
(
=
29).
Kleuren die worden weergegeven voor MF-peaking worden niet
opgeslagen in uw afbeeldingen.
75
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er
alleen grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven,
worden maximaal negen groene kaders weergegeven in de
scherpgestelde gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo
AF (
=
76) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het
midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen (AF Tracking)
Foto's
Films
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1
Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (
=
74) uit om [AF Tracking] te
selecteren.
[
] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt en druk op de
knop [ ].
Centrum
Foto's
Films
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor
betrouwbaar scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera
niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [ ] en stel [AF kader afm.] op het
tabblad [
] in op [Klein] (
=
29) om de afmetingen van het
AF-kader te verkleinen.
De afmeting van het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal]
wanneer u de digitale zoom (
=
38) of de digitale telelens
(
=
74) gebruikt, en in de modus voor handmatig scherpstellen
(
=
73).
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of
in een hoek, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in
het AF kader ziet en vervolgens houdt u de ontspanknop half
ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt blijft houden,
creëert u de gewenste compositie en vervolgens drukt u de
ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).
De positie van het AF-kader wordt vergroot wanneer u de
ontspanknop half indrukt als [AF-Punt Zoom] (
=
51) is
ingesteld op [Aan].
Gezichts-AiAf
Foto's
Films
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [
])
instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit
kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders
worden weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen
groene kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera
scherpstelt.
76
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met Servo AF
Foto's
Films
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto's mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Servo AF] op het tabblad [
] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
29).
2
Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden
als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk niet
scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht wordt Servo AF mogelijk
niet geactiveerd (en worden de AF-kaders mogelijk niet blauw)
wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dat geval worden
de focus en belichting ingesteld overeenkomstig de opgegeven
modus voor AF Frame.
Als de optimale belichting niet kan worden verkregen, worden
de sluitertijd en de diafragmawaarde in het oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
29) is niet
beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (
=
42).
De camera piept en [ ] verschijnt
zodra het onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
[
] wordt weergegeven wanneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
volgen te stoppen.
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in.
[
] verandert in een blauw [ ] dat het
onderwerp volgt terwijl de scherpstelling
en belichting worden aangepast
(Servo AF) (
=
76).
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
wordt [
] nog steeds weergegeven en
blijft de camera het onderwerp volgen.
[Servo AF] (
=
76) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden
gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein
is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
29) is niet beschikbaar.
[
] is niet beschikbaar.
De camera kan zelfs onderwerpen detecteren wanneer
u de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de
knop [
] te drukken. Nadat u de opname hebt gemaakt, wordt [ ]
weergegeven in het midden van het scherm.
Houd de knop [
] minstens een seconde ingedrukt als u opnamen
maakt in de modus [
] (
=
73).
Als [Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan], worden namen niet
weergegeven wanneer er geregistreerde personen worden
gedetecteerd, maar de namen worden wel in de foto's vastgelegd
(
=
44). Als u echter een geregistreerd persoon kiest als het
onderwerp, wordt de naam van deze persoon weergegeven.
77
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met AF lock
Foto's
Films
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
1
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en
druk op de knop [ ].
De scherpstelling is nu vergrendeld
en [
] en de MF-indicator verschijnen
op het scherm.
Als u de scherpstelling wilt ontgrendelen
nadat u de ontspanknop hebt losgelaten,
drukt u opnieuw op de knop [
] en kiest
u [ ] (druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]).
2
Kies de compositie en maak een
opname.
De focusinstelling veranderen
Foto's
Films
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze
constant scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs
wanneer de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan
de camera beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de
ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [
], kies [Continu]
op het tabblad [ ] en kies vervolgens
[Uit] (
=
29).
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist,
doordat de camera continu scherpstelt op onderwerpen
totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat de batterij minder
snel leeg is.
78
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Flitser
Flitsermodus wijzigen
Foto's
Films
U kunt de itsermodus wijzigen en aanpassen aan de opnamecompositie.
Zie “Flitsbereik” (
=
172) voor meer informatie over het itsbereik.
1
Klap de itser uit.
Verschuif de schakelaar [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies een itsmodus
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk daarna op de
knop [ ].
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als de itser is ingeklapt, kan het instellingenscherm niet
worden geopend door op de knop [
] te drukken. Verschuif de
schakelaar [
] om de itser uit te klappen en congureer de
instelling.
Automatisch
Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
Aan
Er wordt bij elke opname geitst.
Continue opnamen maken terwijl de camera op
het onderwerp blijft scherpstellen
Foto's
Films
Maak continue opnamen terwijl de camera op het onderwerp blijft
scherpstellen. Zie “Snelheid van continue opname” (
=
173) voor meer
informatie over de snelheid van continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
De beelden worden samen als een groep
beheerd (
=
88).
In de modus [ ] (
=
58), bij handmatig scherpstellen
(
=
73) of wanneer AF is vergrendeld (
=
77), wordt [ ]
gewijzigd in [
].
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
42).
Opnamen kunnen tijdelijk onderbroken worden of continue
opnamen kunnen langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Continue opname is niet mogelijk in de modus [
] Automatisch
(
=
40), zelfs wanneer u [ ] selecteert.
79
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De itsbelichtingscompensatie aanpassen
Foto's
Films
Net als bij de normale belichtingscompensatie (
=
69) kunt u de
itsbelichting aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop [
], selecteer [ ] in het
menu en pas de instelling aan door op
de knoppen [ ][ ] te drukken of aan de
knop [ ] te draaien (
=
28).
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera
voor opnamen met de itser automatisch de sluitertijd of
diafragmawaarde aan om vervaagde highlights te verminderen
en opnamen te maken met een optimale belichting. U kunt
automatische aanpassing van de sluitertijd en diafragmawaarde
echter uitschakelen door MENU (
=
29) te openen en
tabblad [
] ► [Flits Instellingen] ► [Veiligheids FE] ► [Uit] te
selecteren.
U kunt de itsbelichtingscompensatie ook instellen door MENU
(
=
29) te openen en tabblad [ ] ► [Flits Instellingen] ►
[Flitsbel. comp.] te kiezen.
U kunt het scherm [Flits Instellingen] (
=
29) ook openen als
de itser is uitgeklapt, door op de knop [
] te drukken en direct
daarna op de knop [
] te drukken.
Slow sync
Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp
(zoals mensen) te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met
een langere sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik verlicht
wordt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
80).
In de modus [
] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat
het geluid van de ontspanknop stopt, zelfs nadat de itser geitst
heeft.
Uit
Voor het maken van opnamen zonder itser.
Als bij omstandigheden die ervoor zorgen dat de camera
bewogen wordt of bij situaties met weinig licht een knipperend
pictogram [
] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden.
80
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Overige instellingen
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit)
Foto's
Films
Selecteer als volgt een van de twee compressieverhoudingen, [ ]
(Superjn) en [ ] (Fijn): Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart”
(
=
172) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
compressieverhouding op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in
het menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (
=
28).
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto's
Films
Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname.
Volg stappen 1 – 2 in “Beeldstabilisatie
uitschakelen” (
=
52) en selecteer
[Opname].
Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden. In dit geval is de
[IS modus] ingesteld op [Uit].
De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor lmopnamen.
Opnamen maken met FE-lock
Foto's
Films
Net als met AE lock (
=
69) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de itser.
1
Klap de itser uit en stel deze in
op [ ] (=
78).
2
Vergrendel de itsbelichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken. Houd de
ontspanknop half ingedrukt en druk op de
knop [ ].
De itser gaat af en wanneer [
] wordt
weergegeven, blijf het itsuitvoerniveau
behouden.
Om FE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [
]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
3
Kies de compositie en maak een
opname.
Na één opname wordt FE ontgrendeld en
wordt [ ] niet meer weergegeven.
FE: itsbelichting
81
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specieke sluitertijden (Modus [Tv])
Foto's
Films
Stel de gewenste sluitertijd in voordat u met het opnemen begint. Op de
camera wordt de diafragmawaarde automatisch aangepast aan de
ingestelde sluitertijd.
Zie “Sluitertijd” (
=
173) voor informatie over de beschikbare sluitertijden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel de sluitertijd in.
Draai aan de knop [ ] om de sluitertijd in
te stellen.
Bij opnameomstandigheden met langere sluitertijden treedt
mogelijk een vertraging op voordat u opnieuw een foto kunt
maken. Dit komt doordat de camera de beelden verwerkt om ruis
te voorkomen.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd
gebruikt en opnamen maakt met een statief (
=
80).
De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een
itser is 1/2.000 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert,
wordt de sluitertijd voordat u opnamen kunt maken automatisch
ingesteld op 1/2.000 seconde.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of langer gebruikt, is de
ISO-waarde [80]. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Als de optimale belichting niet is bereikt wanneer u de
ontspanknop half indrukt, wordt de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde
wit wordt weergegeven. U kunt ook Safety Shift gebruiken
(
=
82).
[ ]: tijdwaarde
Tv-, Av- en M-modus
Maak slimmer gerafneerde opnamen en pas de camera aan uw favoriete
opnamestijl aan
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
betreffende modus.
82
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specieke sluitertijden en
diafragmawaarden (Modus [M])
Foto's
Films
Voer voordat u opnamen maakt de volgende stappen uit voor het instellen
van de gewenste sluitertijd en diafragmawaarde, zodat u de gewenste
belichting krijgt.
Zie “Sluitertijd” (
=
173) en “Diafragma” (
=
173) voor informatie over
beschikbare sluitertijden en diafragmawaarden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om de sluitertijd (1)
of diafragmawaarde (2) te kiezen en draai
aan de knop [
] om een waarde in te
voeren.
Het belichtingsniveauteken (4),
gebaseerd op de door u opgegeven
waarden, wordt weergegeven op de
indicator van het belichtingsniveau
ter vergelijking met de optimale
belichting (3).
Als het verschil ten opzichte van de
optimale belichting groter is dan 2 stops,
wordt het belichtingsniveauteken oranje
weergegeven.
Na het instellen van de sluitertijd en de diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd en diafragmawaarde,
wordt de helderheid van het scherm mogelijk aangepast.
De helderheid van het scherm wijzigt echter niet als de itser is
uitgeklapt en de modus [
] is ingesteld.
Als u de instelling die u niet hebt gekozen bij stap 2 (sluitertijd
of diafragmawaarde), automatisch wilt laten aanpassen aan
de optimale belichting, drukt u op de knop [
] terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. Optimale belichting is in
combinatie met bepaalde instellingen niet mogelijk.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of langer gebruikt, is de
ISO-waarde [80]. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
(
1
) (
2
)
(
3
)
(
4
)
Specieke diafragmawaarden (Modus [Av])
Foto's
Films
Stel de gewenste diafragmawaarde in voordat u begint met opnemen.
Op de camera wordt de sluitertijd automatisch aangepast aan de
ingestelde diafragmawaarde.
Zie “Diafragma” (
=
173) voor informatie over de beschikbare
diafragmawaarden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel de diafragmawaarde in.
Draai aan de knop [ ] om de
diafragmawaarde in te stellen.
Als de optimale belichting niet is bereikt wanneer u de
ontspanknop half indrukt, wordt de sluitertijd oranje weergegeven.
Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt
weergegeven. U kunt ook Safety Shift gebruiken (zie hieronder).
[ ]: Diafragmawaarde (de grootte van de irisopening in
de lens)
Druk in de modi [
] en [ ] op de knop [ ] en stel
[Safety Shift] op het tabblad [
] in op [Aan] (
=
29) om de
sluitertijd en de diafragmawaarde van de camera automatisch
aan te passen wanneer er belichtingsproblemen zijn, zodat
u opnamen kunt maken met een optimale belichting.
Safety Shift is echter uitgeschakeld wanneer de itser itst.
83
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
[ ]: Handmatig
De optimale belichting wordt berekend op basis van de
opgegeven meetmethode (
=
69).
De itsoutput aanpassen
Foto's
Films
Maak een keuze uit de drie itsniveaus in modus [ ].
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer [ ] in het
menu en pas de instelling aan door op
de knoppen [ ][ ] te drukken of aan de
knop [ ] te draaien (
=
28).
Als de instelling is voltooid, wordt het
itsuitvoerniveau weergegeven.
[
]: Minimum, [ ]: Medium,
[ ]: Maximum
U kunt het itsniveau ook instellen door MENU (
=
29) te
openen en tabblad [
] ► [Flits Instellingen] ► [Flits output] te
selecteren.
U kunt het itsniveau in de modus [
] of [ ] instellen
door MENU (
=
29) te openen en tabblad [ ] ►
[Flits Instellingen] ► [Flits mode] ► [Handmatig] te selecteren.
U kunt het scherm [Flits Instellingen] (
=
29) ook openen als
de itser is uitgeklapt, door op de knop [
] te drukken en direct
daarna op de knop [
] te drukken.
84
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bekijken
Foto's
Films
Na het maken van foto's of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer de beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [
] of draait u de knop [ ]
tegen de klok in. Om het volgende beeld
te bekijken, drukt u op de knop [
] of
draait u de knop [
] met de klok mee.
Houd de knoppen [
][ ] ingedrukt om
snel door beelden te bladeren.
U kunt dit scherm (modus Beeld scrollen)
openen door snel aan de knop [
] te
draaien. Draai in deze modus aan de
knop [
] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [ ] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op
de knoppen [
][ ] om door beelden
te bladeren die per opnamedatum
gegroepeerd zijn.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3 als
u lms wilt afspelen.
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van
manieren doorbladeren en bewerken
Druk op de knop [
] om de afspeelmodus te openen en de camera
voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan
de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere
camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of
bewerkt.
85
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Van weergavemodus wisselen
Foto's
Films
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide
informatieweergave)” (
=
161) voor meer informatie over de
weergegeven gegevens.
Geen informatieweergave
Beknopte informatieweergave
Uitgebreide informatieweergave
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], selecteer [ ]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk vervolgens
nogmaals op de knop [ ] om het
afspelen te starten.
4
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
volume aan te passen.
Om het volume aan te passen wanneer
de volumeaanduiding (1) niet langer
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ].
5
Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de lm verschijnt [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Beeld scrollen] ► [Uit].
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer de
afspeelmodus geopend wordt, kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Ga verder] ► [Laatste f.].
Om de weergegeven overgang tussen beelden te wijzigen, opent
u MENU (
=
29) en vervolgens kiest u het door u gewenste
effect op het tabblad [
] ► [Overgangseff.].
(
)
86
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
UTC: staat voor “Coordinated Universal Time” en komt vrijwel
overeen met Greenwich Mean Time.
Korte lms bekijken die zijn gemaakt bij het
nemen van foto's (digest-lms)
Foto's
Films
U kunt als volgt een lmsynopsis bekijken met digest-lms die
automatisch zijn opgenomen in de modus [ ] (
=
34) op een dag
waarop u foto's hebt genomen.
1
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een foto met de
aanduiding [ ] te selecteren.
2
Speel de digest-lm af.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
De digest-lm die automatisch is
opgenomen op de dag dat de foto's
zijn gemaakt, wordt vanaf het begin
afgespeeld.
Na een kort moment wordt [ ] niet meer weergegeven
wanneer u de camera gebruikt met uitgeschakelde
informatieweergave (
=
85).
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
Foto's
Films
In de uitgebreide informatieweergave (
=
85) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Histogram
Foto's
Films
De graek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (
=
85) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk
gedeelte van het beeld zich op elk
helderheidsniveau bevindt. Het histogram
bekijken is een manier om de belichting
te controleren.
GPS-informatieweergave
Foto's
Films
Met een smartphone die via Wi-Fi is
verbonden met de camera kunt u beelden
op de camera geotaggen en informatie
toevoegen, zoals breedtegraad,
lengtegraad en hoogte (
=
130).
U kunt deze informatie controleren in
de GPS-informatieweergave.
Van boven naar onder worden
breedtegraad, lengtegraad, hoogte en
UTC (opnamedatum en –tijd) getoond.
De GPS-informatieweergave is niet beschikbaar voor beelden
waarvoor deze informatie ontbreekt.
[---] wordt weergegeven in plaats van numerieke waarden voor
items die niet beschikbaar zijn op uw smartphone of voor items
die niet juist zijn vastgelegd.
87
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Door beelden bladeren en beelden lteren
Bladeren door beelden in een index
Foto's
Films
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1
Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar [
] om
minder beelden weer te geven. Het aantal
beelden neemt elke keer af wanneer u de
zoomknop verschuift.
2
Selecteer een beeld.
Draai aan de knop [ ] om door de
beelden te bladeren.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop [
] om het
geselecteerde beeld in de enkelvoudige
weergave te bekijken.
Als u het 3D-weergave-effect wilt uitschakelen (wordt
weergegeven als u de knoppen [
][ ] ingedrukt houdt of
snel aan de knop [
] draait), kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Indexeffect] ► [Uit].
Op datum weergeven
Digest-lms kunnen op datum worden bekeken.
1
Selecteer een lm.
Druk op de knop [ ], kies
[Digest-lms weerg./afsp.] op het
tabblad [ ] en kies vervolgens een
datum (
=
29).
2
Speel de lm af.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt starten.
Personen controleren die met Gezichts-ID zijn gedetecteerd
Foto's
Films
Als u de camera overschakelt naar de korte informatieweergave
(
=
85), worden de namen weergegeven van maximaal vijf personen
die zijn geregistreerd in Gezichts-ID (
=
44).
Druk meerdere keren op de knop [
]
totdat de eenvoudige informatieweergave
wordt geactiveerd en druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ]
om een beeld te selecteren.
De namen worden op gedetecteerde
personen weergegeven.
Als u liever geen namen wilt weergeven in foto's die met
behulp van Gezichts-ID zijn gemaakt, kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Info gezichts-ID] ► [Naam weerg.] ► [Uit].
88
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Druk op de knop [ ] bij stap 2 om andere informatie weer te
geven of te verbergen.
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 2)
zijn “Bladeren door beelden in een index” (
=
87), “Beelden
vergroten” (
=
90) en “Diavoorstellingen bekijken” (
=
91).
U kunt ook beeldbewerkingen toepassen op alle gevonden
beelden, door [Alle beelden in zoekopdr. bev.] te selecteren
in “Beelden beveiligen” (
=
92) of [Alle beelden zoekopdr.
sel.] in “Meerdere beelden tegelijk wissen” (
=
95), “Beelden
toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
151) of “Beelden
toevoegen aan een fotoboek” (
=
153).
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden
(
=
98 –
=
103) wordt een bericht weergegeven en worden
de gevonden beelden niet meer weergegeven.
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven
Foto's
Films
Beelden die continu zijn opgenomen (
=
43,
=
58,
=
78) en
beelden die zijn opgenomen in de modus [ ] (
=
57), worden
gegroepeerd en alleen het eerste beeld wordt weergegeven. U kunt de
beelden echter ook afzonderlijk bekijken.
1
Kies een gegroepeerd beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een beeld met de
aanduiding [ ] te selecteren.
2
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
28).
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden
Foto's
Films
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door de
beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden. U kunt deze
beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (
=
92) of verwijderen (
=
94).
Naam
Geeft beelden van een geregistreerde persoon
weer (
=
45).
Mensen
Hiermee worden beelden weergegeven met
gedetecteerde gezichten.
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Favorieten
Geeft beelden weer die gemarkeerd zijn als
favoriet (
=
97).
Foto/lm
Geeft foto's, lms of lms die zijn opgenomen in de
modus [
] weer (
=
34).
1
Kies een zoekvoorwaarde.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens een
voorwaarde
(
=
28)
.
Wanneer u [
], [ ] of [ ] hebt
geselecteerd, kiest u de voorwaarde
door op de knoppen [
][ ][ ][ ] op
het weergegeven scherm te drukken.
Druk vervolgens op de knop [
].
2
Bekijk de gelterde beelden.
Beelden die voldoen aan uw voorwaarden,
worden in gele kaders weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om alleen deze beelden te
bekijken.
Kies [
] in stap 1 om gelterd afspelen te
stoppen.
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen
overeenkomende beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden
niet beschikbaar.
89
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gezichts-ID-gegevens bewerken
Als u tijdens het afspelen merkt dat een naam incorrect is, kunt u deze
wijzigen of wissen.
U kunt echter geen namen toevoegen voor personen die niet door
Gezichts-ID gedetecteerd zijn (namen worden niet weergegeven) en voor
personen waarvan de naam is gewist.
Namen wijzigen
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
[Info gezichts-ID] op het tabblad [ ]
(
=
29).
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ID-info bew.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Volg de procedure bij “Personen
controleren die met Gezichts-ID zijn
gedetecteerd” (
=
87), kies een beeld
en druk op de knop [ ].
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde gezicht weergegeven.
Wanneer er meerdere namen in een
beeld worden weergegeven, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om de naam te selecteren die
u wilt wijzigen. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Geef de beelden in de groep
afzonderlijk weer.
Als u op de knoppen [ ][ ] drukt of aan
de knop [ ] draait, worden alleen de
beelden in de groep weergegeven.
Om gegroepeerd afspelen te stoppen,
drukt u op de knop [
], kiest u [ ] in
het menu en drukt u nogmaals op de
knop [ ] (
=
28).
Bij afspelen in een groep (stap 3) kunt u snel door beelden
bladeren “Bladeren door beelden in een index” (
=
87) en deze
vergroten “Beelden vergroten” (
=
90). Door [Alle beelden in
groep bev.] in “Beelden beveiligen” (
=
92) of [Alle beelden in
zoekopdr. bev.] in “Meerdere beelden tegelijk wissen” (
=
95)
of “Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
151)
of [Alle beelden groeperen] in “Beelden toevoegen aan een
fotoboek” (
=
153) te selecteren, kunnen alle beelden in de
groep in één keer worden bewerkt.
Als u de groepering voor beelden wilt opheffen zodat ze worden
weergegeven als losse foto's, kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Beelden groep.] ► [Uit]. Het groeperen van
gegroepeerde beelden kan echter tijdens het afspelen van
afzonderlijke beelden niet worden opgeheven.
In de modus [
] wordt de gelijktijdige weergave na
stap 2 bij “Genieten van diverse beelden van elke opname
(Creatieve opname)” (
=
57) alleen weergegeven direct nadat
u een opname maakt.
90
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opties voor het weergeven van foto's
Beelden vergroten
Foto's
Films
1
Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u wilt inzoomen op het beeld en het
beeld wilt vergroten. Als u de zoomknop
vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot
een factor van 10x.
Voor de duidelijkheid wordt het
weergegeven gebied (1) bij benadering
getoond.
Verschuif de zoomknop naar [
] om uit
te zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt,
keert u terug naar de enkelvoudige
weergave.
2
Verschuif de weergavelocatie
en schakel indien nodig tussen
beelden.
Als u de weergavepositie wilt
verschuiven, drukt u op de
knoppen [ ][ ][ ][ ].
Draai tijdens het inzoomen aan de
knop [
] van beeld wilt wisselen.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige
weergave gaan door op de knop [
] te drukken.
(
1
)
3
Kies de optie om te bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Overschrijven]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
4
Selecteer de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
Voer stap 2 in “Gezichtsgegevens
overschrijven en toevoegen” (
=
47)
uit en kies de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
Namen wissen
Op het scherm dat wordt weergegeven
bij stap 3 van “Namen wijzigen” (
=
89)
kiest u [Wissen] en drukt u op de
knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
91
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangen tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [ ] (
=
29).
2
Congureer de instellingen.
Kies het menu-item dat u wilt
congureren en kies de gewenste
optie (
=
29).
Selecteer [Start] en druk op de
knop [
] als u de diavoorstelling
volgens uw instellingen wilt starten.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Diavoorstellingen bekijken
Foto's
Films
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als
volgt automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden
weergegeven.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (
=
28).
De diavoorstelling begint nadat
[Laden van beeld] enkele seconden wordt
weergegeven.
Druk op de knop [
] om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (
=
26) werken niet
tijdens diavoorstellingen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen van diavoorstellingen wilt
onderbreken of hervatten.
Tijdens het afspelen kunt u naar andere beelden gaan als u op
de knoppen [
][ ] drukt of aan de knop [ ] draait. Houd voor
vooruitspoelen of achteruitspoelen de knoppen [
][ ] ingedrukt.
Bij gelterde weergave (
=
88) worden alleen beelden
afgespeeld die overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
92
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden beveiligen
Foto's
Films
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden
gewist (
=
94).
Druk op de knop [
] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28). [Beveiligd] wordt
weergegeven.
Als u de beveiliging wilt annuleren,
herhaalt u deze procedure en selecteert
u [
] nogmaals. Druk vervolgens op
de knop [ ].
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de
kaart formatteert (
=
137).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie
van de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen, moet
u eerst de beveiliging opheffen.
Via het menu
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [ ] (
=
29).
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen (Smart Shufe)
Foto's
Films
Op basis van het huidige beeld biedt de camera vier beelden aan die
u wellicht wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt geselecteerd,
worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven, zodat
u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze
functie eens als u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende
omgevingen.
1
Selecteer Smart Shufe.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om het
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven, omgeven door de
volgende vier mogelijke beelden.
Als u op de knop [
] drukt, verschijnt
het middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop [ ] om
terug te keren naar de oorspronkelijke
weergave.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Smart Shufe is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt
weergegeven
- Beelden worden weergegeven in gelterde weergave (
=
88)
- Tijdens groep afspelen (
=
88)
93
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
92),
kies [Select. reeks] en druk op de
knop [ ].
2
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop [ ] om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies de gewenste optie (
=
29).
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
92),
kies [Selectie] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Beveilig het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
94
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden wissen
Foto's
Films
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld. Beveiligde beelden (
=
92) kunnen echter niet worden
gewist.
1
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Beveilig] te
kiezen en druk op de knop [ ].
U kunt ook het eerste of het laatste beeld kiezen door aan de
knop [
] te draaien terwijl het bovenste scherm bij stap 2 en
3 wordt weergegeven.
Selecteer [Beveilig. uit] in stap 4 als u de beveiliging wilt opheffen
voor groepen beelden.
Alle beelden in één keer beveiligen
1
Selecteer [Alle beelden beveiligen].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
92),
kies [Alle beelden beveiligen] en druk op
de knop [ ].
2
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beveiligingen in één keer opheffen
U kunt de beveiliging van alle beelden tegelijk opheffen.
Om de beveiliging op te heffen, selecteert u [Beveiliging alle beelden
oph.] bij stap 1 van “Alle beelden in één keer beveiligen”. Voer vervolgens
stap 2 uit.
95
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen in stap
2 in “Afzonderlijke beelden selecteren”
(
=
93), wordt [ ] weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Wis de beelden.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
95) om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
93) uit om beelden op
te geven.
3
Wis de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Wissen]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Meerdere beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden
hersteld. Beveiligde beelden (
=
92) kunnen echter niet worden gewist.
Een selectiemethode selecteren
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Wissen] op het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies de gewenste optie (
=
29).
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
95) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [ ].
96
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden roteren
Foto's
Films
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
2
Draai het beeld.
Druk op de knop [ ] of [ ], afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt 90°
geroteerd. Druk op de knop [ ] om de
instelling te voltooien.
Via het menu
1
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop [ ] en kies
[Roteren] op het tabblad [ ] (
=
29).
Alle beelden in één keer opgeven
1
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 uit bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
95), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [ ].
2
Wis de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
97
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden markeren als favoriet
Foto's
Films
U kunt beelden organiseren door deze als favorieten te markeren.
Als u een categorie kiest in gelterd afspelen kunt u de volgende
handelingen beperken tot die beelden.
“Bekijken” (
=
84), “Diavoorstellingen bekijken” (
=
91), “Beelden
beveiligen” (
=
92), “Beelden wissen” (
=
94), “Beelden
toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
151), “Beelden toevoegen
aan een fotoboek” (
=
153)
Druk op de knop [
] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
[Gemarkeerd als favoriet] wordt
weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, herhaalt u deze procedure
en selecteert u [
] nogmaals.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Draai het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de
knop [
] drukt 90° gedraaid.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op
[Uit] (
=
97).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien van beelden uit te
schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid, afhankelijk
van de huidige oriëntatie van de camera.
Druk op de knop [
] om
[Autom. draaien] te selecteren op het
tabblad [ ]. Selecteer vervolgens
[Uit] (
=
29).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (
=
96) als
u [Autom. draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds
geroteerde beelden ook in hun oorspronkelijke richting
weergegeven.
In de modus Smart Shufe (
=
92) worden beelden die
verticaal zijn gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als
[Autom. draaien] is ingesteld op [Uit], en verschijnen gedraaide
beelden in de gedraaide stand.
98
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Foto's bewerken
Beeldbewerking (
=
98 –
=
101) is alleen mogelijk als er op
de geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Foto's
Films
Bewaar een kopie van beelden met een lager aantal opnamepixels.
1
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop [ ] en kies
[Veranderen] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om het formaat te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
Via het menu
1
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop [ ] en kies
[Favorieten] op het tabblad [
]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen.
[
] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
3
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Door beelden als favoriet te markeren, kunt u ze bij het maken
van albums gemakkelijker toevoegen (
=
104).
Als u Windows 8 of Windows 7 gebruikt en favoriete beelden
overdraagt naar de computer, wordt aan deze beelden een
waardering van drie sterren (
) toegewezen.
(Geldt niet voor lms.)
99
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
3
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden (1).
Het oorspronkelijke beeld wordt
linksboven in het scherm weergegeven
en een voorbeeld van het bijgesneden
beeld (2) wordt rechtsonder
weergegeven. U kunt ook het aantal
opnamepixels na bijsnijden (3) zien.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt
u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Als u de richting van het kader wilt
wijzigen, drukt u op de knop [
].
Gezichten die op het beeld zijn
gedetecteerd, worden weergegeven in
grijze kaders in het beeld linksboven.
Draai aan de knop [
] om te wisselen
van kader dat het bijsnijdgebied aangeeft.
Druk op de knop [
].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
98) uit.
Beelden die zijn vastgelegd met een opnamepixelinstelling
van [
] (
=
49) of waarvan het formaat gewijzigd is in [ ]
(
=
98) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden
dezelfde verhouding na het bijsnijden.
Bijgesneden beelden hebben een lager aantal opnamepixels dan
niet-bijgesneden beelden.
Als u foto's die zijn opgenomen met Gezichts-ID (
=
44)
bijsnijdt, blijven alleen de namen behouden van de personen die
nog steeds in het bijgesneden beeld voorkomen.
4
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
5
Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop [ ]. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [
] om [Ja] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn vastgelegd met een opnamepixelinstelling
van [
] (
=
49) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hoger aantal
opnamepixels.
Trimmen
Foto's
Films
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als afzonderlijk
afbeeldingsbestand op te slaan.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [Trimmen] op het tabblad [
]
(
=
29).
100
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt, kan
licht afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de
functie My Colors (
=
71).
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast)
Foto's
Films
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla
het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
98) uit.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto's
Films
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een apart bestand. Zie “De kleurtoon van een beeld wijzigen (My
Colors)” (
=
71) voor meer informatie over elke optie.
1
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[My Colors] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
98) uit.
Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
De kleuren van RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
101
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (
=
98) uit.
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het
oorspronkelijke beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Automatisch] niet de verwachte resultaten kunnen
worden bereikt, probeert u de beelden te corrigeren met [Laag],
[Middel] of [Hoog].
Rode ogen corrigeren
Foto's
Films
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
3
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop [ ].
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden naar
wens. Volg de stappen in “Beelden
vergroten” (
=
90).
102
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Bekijk de bewerkte lm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [
]. De bewerkte lm wordt nu
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de lm nog een keer
wilt bewerken.
Om het bewerken te annuleren, drukt
u op de knop [
]. Selecteer [OK]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [
]) en druk daarna op de
knop [
].
4
Sla de bewerkte lm op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [
] om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [
].
Selecteer [Opsl. -compr.] en druk op de
knop [
].
De lm wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de
oorspronkelijke lm overschreven door de ingekorte lm.
De oorspronkelijke lm wordt dan gewist.
Als er op de geheugenkaart onvoldoende vrije ruimte is, is alleen
[Overschrijven] beschikbaar.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt worden lms
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van lms een volledig
opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk
verkrijgbaar,
=
142).
Films bewerken
Foto's
Films
U kunt onnodige delen aan het begin en einde van lms verwijderen
(met uitzondering van digest-lms,
=
34).
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 5 bij “Bekijken” (
=
84),
kies [ ] en druk op de knop [ ].
Het lmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
2
Geef aan welke delen u eruit wilt
knippen.
(1) is het lmbewerkingspaneel en (2) is
de bewerkingsbalk.
Druk op de knoppen [
][ ] en
selecteer [ ] of [ ].
Als u de delen wilt weergeven die u kunt
afsnijden (aangegeven met [
] op het
scherm), drukt u op de knoppen [ ][ ]
of draait u aan de knop [ ] om [ ] te
verschuiven. Snijd het begin van de lm
af (vanaf [ ]) door [ ] te selecteren en
snijd het einde van de lm af met behulp
van [ ].
Als u [
] verplaatst naar een andere
markering dan [ ], wordt bij [ ] alleen
het gedeelte voor het dichtstbijzijnde
[ ] aan de linkerzijde afgesneden en
wordt bij [ ] alleen het gedeelte na het
dichtstbijzijnde [ ] aan de rechterzijde
afgesneden.
(
)
103
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Digest-lms bewerken
Foto's
Films
Afzonderlijke hoofdstukken (clips) (
=
34) die zijn opgenomen in de
modus [ ] kunnen eventueel worden gewist. Wees voorzichtig bij het
wissen van clips, want ze kunnen niet worden hersteld.
1
Selecteer de clip die u wilt wissen.
Voer de stappen 1 – 2 uit bij “Korte lms
bekijken die zijn gemaakt bij het nemen
van foto's (digest-lms)” (
=
86) om
een lm af te spelen die is gemaakt in de
modus [ ] en druk vervolgens op de
knop [ ] om het lmbedieningspaneel te
openen.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ ] of [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De geselecteerde clip wordt meerdere
malen afgespeeld.
3
Bevestig het wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De clip wordt gewist en de korte lm
wordt overschreven.
[ ] wordt niet weergegeven als u een hoofdstuk selecteert
wanneer de camera is aangesloten op een printer.
Bestandsgroottes verkleinen
Het formaat van bestanden kan worden verkleind door lms als volgt te
comprimeren.
Kies in het scherm in stap 2 van “Films
bewerken” de optie [
]. Selecteer
[Nieuw bestand] en druk op de knop [ ].
Selecteer [Compr. & Opsl.] en druk op de
knop [
].
Gecomprimeerde lms worden opgeslagen in de indeling [ ].
Films van het type [
] kunnen niet worden gecomprimeerd.
Bewerkte lms kunnen niet worden opgeslagen in gecomprimeerd
formaat als u [Overschrijven] kiest.
104
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
1
Selecteer een beeld.
Selecteer een beeld in de enkelvoudige
weergave.
Welke thema's in stap 3 beschikbaar zijn,
is afhankelijk van de opnamedatum en
gezichts-ID-gegevens voor beelden.
2
Open het beginscherm.
Druk op de knop [ ].
[Bezig] wordt weergegeven, waarna het
beginscherm wordt geopend.
3
Bekijk een voorbeeld van een
album.
Kies een persoon, [Datum] of [Gelegenh.]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) als het albumthema en druk
vervolgens op de knop [ ].
[Laden] wordt enkele seconden
weergegeven en vervolgens wordt het
album afgespeeld.
4
Sla het album op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Album opslaan als lm]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Als het album is opgeslagen, wordt
[Opgeslagen] weergegeven.
5
Speel het album af (=
84).
Albums bekijken (Story Highlights)
Foto's
Films
U kunt thema's zoals een datum of de naam van een persoon kiezen
om een album met automatisch geselecteerde beelden te maken die
overeenkomen met het thema. Deze beelden worden samengevoegd
tot een diavoorstelling die kan worden opgeslagen als een korte lm van
circa 2 – 3 minuten.
Controleer voordat u deze functie gebruikt of de batterij volledig is
opgeladen. Voor het maken van albums is ook vrije ruimte op de
geheugenkaart nodig. Hanteer hierbij als richtlijn het gebruik van een
geheugenkaart met een capaciteit van 16 GB of meer en ten minste 1 GB
vrije ruimte.
Thema's voor albums kiezen
Druk op de knop [ ] om het beginscherm te openen en kies welk thema
de camera gaat gebruiken bij het selecteren van albumelementen.
Merk op dat de camera waarschijnlijk beelden die gemarkeerd zijn als
favoriet (
=
97) aan albums toevoegt.
Datum
Hiermee maakt u een album van beelden die op
dezelfde dag zijn opgenomen.
Er worden beelden geselecteerd uit de beelden die op
dezelfde datum zijn gemaakt als het beeld dat werd
weergegeven voordat u het beginscherm opende.
Naam van
persoon
Hiermee kunt u maandelijkse albums van personen
maken, bijvoorbeeld voor kinderen terwijl ze opgroeien.
Onderwerpen voor wie u gezichts-ID-gegevens hebt
geregistreerd alvorens opnamen te maken, kunnen voor
albums worden geselecteerd.
De beelden die zijn geselecteerd zijn de beelden die
hetzelfde onderwerp hebben en in dezelfde maand zijn
gemaakt als het beeld dat werd weergegeven voordat
u het beginscherm opende.
Gelegenh.
Een goede keuze voor albums van vakanties, feesten of
andere gelegenheden.
Er worden beelden geselecteerd uit de beelden die op
de gelegenheid zijn gemaakt vóór en na het beeld dat
werd weergegeven voordat u het beginscherm opende.
Custom
Bevat beelden die zijn gebaseerd op de door
u opgegeven foto's, datums of personen die zijn
geregistreerd in Gezichts-ID.
105
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het scherm links wordt weergegeven
wanneer u een nieuwe of onlangs
geformatteerde geheugenkaart
gebruikt. Selecteer [OK] (druk op
de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]), druk op de knop [ ] en
wacht ongeveer anderhalve minuut totdat
de drie typen muziek op de kaart zijn
geregistreerd.
Als u een geheugenkaart gebruikt waarop
al muziek is geregistreerd, gaat u naar
stap 2.
2
Maak het album.
Volg stap 1 – 4 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
104) om een album te
maken.
3
Congureer de instellingen voor de
achtergrondmuziek.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om het gewenste item te
selecteren. Wijzig vervolgens de instelling
door te drukken op de knoppen [ ][ ].
4
Sla het album op.
Volg stap 4 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
104) om albums op te
slaan.
Zodra albums zijn opgeslagen, kunt u er later geen
achtergrondmuziek meer aan toevoegen. Achtergrondmuziek in
albums kan niet worden verwijderd of gewijzigd.
Hoofdstukken van albums met achtergrondmuziek kunnen niet
worden bewerkt (
=
103).
Albums kunnen de volgende beelden die door de camera worden
opgenomen, bevatten.
- Foto’s
- Digest-lms (
=
34)
- Korte clips met een afspeelduur van twee seconden of meer
(
=
66)
Albums kunnen alleen worden opgeslagen als er genoeg ruimte
op de geheugenkaart is.
U kunt een kleureffect bij stap 4 opgeven door [Kleureffecten
wijzigen] te selecteren en op de knop [
] te drukken. Om een
voorbeeld te bekijken van hoe het album eruitziet met het door
u geselecteerde effect, selecteert u [Album nogmaals weergeven]
op het scherm in stap 4 nadat u op de knoppen [
][ ] hebt
gedrukt om een kleureffect te selecteren en op de knop [
] hebt
gedrukt.
Als u de opgeslagen albums wilt afspelen, selecteert u [Lijst met
albums] op het beginscherm van Story Highlights, drukt u op de
knop [
], selecteert u een album in de lijst en drukt u opnieuw op
de knop [
].
Achtergrondmuziek toevoegen aan albums
Foto's
Films
Kies uit drie typen achtergrondmuziek om af te spelen tijdens het afspelen
van albums.
1
Registreer achtergrondmuziek op
een geheugenkaart.
Volg stap 1 – 4 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
104), kies [Muziekinstel.]
en druk op de knop [ ].
106
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Kies de achtergrondmuziek.
Wanneer het scherm links wordt
weergegeven, selecteert u [Muziekinstel.].
Voeg achtergrondmuziek toe zoals
beschreven in “Achtergrondmuziek
toevoegen aan albums” (
=
105) en
druk vervolgens op de knop [
].
5
Selecteer een kleureffect.
Kies in het scherm in stap 4 van “Albums
bekijken (Story Highlights)” (
=
104) de
optie [Kleureffecten wijzigen].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
kleureffect te kiezen. Druk vervolgens op
de knop [
].
6
Sla het album op.
Volg stap 4 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
104) om albums op te
slaan.
Als u [Beeldselectie] kiest, kunnen maximaal 40 beelden worden
geselecteerd. De tweede keer dat u een aangepast album maakt,
wordt [Selecteer beelden op basis van eerdere instellingen?]
weergegeven. Selecteer [Ja] als u het album op basis van eerder
geselecteerde beelden wilt maken. De eerdere beelden zijn
voorzien van de aanduiding [
] en er worden meerdere beelden
tegelijk weergegeven.
Als u [Datumselectie] kiest, kunnen maximaal 15 datums worden
geselecteerd.
Het kleureffect wordt mogelijk niet op alle beelden toegepast.
Als u geen achtergrondmuziek wilt toevoegen, stelt u
[Muziek toev.] in op [Nee] op het scherm in stap 3.
Als u alleen achtergrondmuziek wilt instellen in plaats van
lmgeluid, stelt u [Audiomixer] in op [Alleen muz.] op het scherm
in stap 3.
Als u wilt luisteren naar een voorbeeld van de achtergrondmuziek die
is geselecteerd in [Nummer], selecteert u [Voorbeeld] op het scherm in
stap 3 en drukt u op de knop [
].
Uw eigen albums maken
Foto's
Films
Maak uw eigen albums door de gewenste beelden te selecteren.
1
Kies voor het maken van een
aangepast album.
Volg stap 1 – 3 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
104), kies [Custom] en
druk op de knop [
].
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om een selectiemethode te
selecteren.
3
Selecteer albumelementen.
Zodra u de elementen voor uw album
hebt geselecteerd en op de knop [
]
hebt gedrukt, worden uw geselecteerde
elementen gemarkeerd met [
].
Druk op de knop [
] nadat u het
selecteren van foto's, digest-lms en
korte clips in [Beeldselectie], datums
in [Datumselectie] of personen in
[Selectie van persoon] hebt voltooid.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [
] om [Weergeven] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
107
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beschikbare Wi-Fi-functies
U kunt beelden versturen en ontvangen of de camera op afstand
bedienen door de camera via Wi-Fi aan te sluiten op deze apparaten en
diensten.
Smartphones en tablets
Verzend beelden naar smartphones en tabletcomputers met
Wi-Fi-functionaliteit. Met een smartphone of tablet kunt u ook op
afstand opnamen maken of uw opnamen geotaggen.
Voor het gemak worden in deze handleiding smartphones, tablets en
andere compatibele apparaten gezamenlijk aangeduid met de term
“smartphones”.
Computer
Gebruik software om beelden van de camera op te slaan op een
computer die via Wi-Fi verbonden is.
Webservices
Voeg uw accountgegevens toe aan de camera voor de online
fotograeservice CANON iMAGE GATEWAY of voor andere
webservices om camerabeelden naar deze webservices te versturen.
Niet-verzonden beelden op de camera kunnen ook naar een computer
of webservice worden verzonden via CANON iMAGE GATEWAY.
Printers
U kunt beelden draadloos verzenden naar een PictBridge-compatibele
printer (die DPS over IP ondersteunt) om ze af te drukken.
Andere camera
Verzend beelden draadloos tussen Wi-Fi-compatibele Canon-
camera's.
Wi-Fi-functies
U kunt beelden draadloos vanaf de camera naar tal van compatibele
apparaten verzenden en de camera gebruiken met webservices
108
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC ondersteunt
Gebruik de NFC van een Android-smartphone (OS-versie 4.0 of hoger)
om de procedure om Camera Connect te installeren en verbinding te
maken met de camera te vereenvoudigen.
Bediening zodra de apparaten via NFC zijn verbonden is afhankelijk van
de cameramodus op het moment dat de apparaten elkaar aanraken.
Wanneer de camera uit staat of in de opnamemodus staat wanneer
de apparaten elkaar aanraken, kunt u beelden kiezen en verzenden
op het scherm voor beeldselectie. Zodra de apparaten verbonden zijn,
kunt u ook op afstand opnamen maken of uw opnamen geotaggen
(
=
130). Het is erg eenvoudig om opnieuw verbinding te maken
met recente apparaten, die in een lijst in het Wi-Fi-menu worden
weergegeven.
Als de camera zich in de afspeelmodus bevindt wanneer de
apparaten elkaar raken, kunt u beelden selecteren en verzenden
in de indexweergave die wordt weergegeven voor beeldselectie.
De verbinding wordt automatisch beëindigd nadat het beeld
verzonden is.
Volg de instructies in het volgende gedeelte voor een verbinding die via
NFC tot stand wordt gebracht met een camera die uit staat of die in de
opnamemodus staat.
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit
staat of in de opnamemodus staat
1
Installeer Camera Connect.
Activeer NFC op de smartphone en houd
het N-teken ( ) van de apparaten tegen
elkaar. Google Play wordt vervolgens
automatisch op de smartphone geopend.
Zodra de downloadpagina van Camera
Connect wordt weergegeven, downloadt
en installeert u de app.
Beelden naar een smartphone verzenden
Er zijn meerdere manieren om de camera met een smartphone te
verbinden en beelden te versturen.
Verbinding maken via NFC (
=
108)
Houd gewoon een Android-smartphone die NFC ondersteunt
(besturingssysteem versie 4.0 of hoger) tegen de camera om de
apparaten met elkaar te verbinden.
Verbinding maken met een apparaat dat is toegewezen aan de
knop [
] (
=
110)
Druk gewoon op de knop [ ] om de apparaten met elkaar te
verbinden. Zo wordt beelden naar een smartphone verzenden
eenvoudiger (
=
110). Houd er rekening mee dat u slechts één
smartphone kunt toewijzen aan de knop [ ].
Verbinding maken via het Wi-Fi-menu (
=
111)
U kunt de camera aansluiten op een smartphone net zoals u dat zou
doen met een computer of ander apparaat. Er kunnen meerdere
smartphones worden toegevoegd.
Voordat u verbinding maakt met de camera, dient u eerst de speciale
gratis app Camera Connect op de smartphone te installeren. Raadpleeg
de website van Canon voor details over deze toepassing (ondersteunde
smartphones en functies).
Gebruikers van Wi-Fi-compatibele Canon-camera's die hun
camera via Wi-Fi aansluiten op een smartphone kunnen
overwegen om van de mobiele CameraWindow-app over te
schakelen naar de mobiele Camera Connect-app.
109
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Verzend een beeld.
Draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knoppen [
][ ] om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
De beeldoverdracht wordt gestart.
Tijdens het overbrengen van beelden
wordt het scherm donker.
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [
]. U kunt
ook de smartphone gebruiken om de
verbinding te verbreken.
Houd rekening met het volgende als u NFC gebruikt.
- Voorkom dat u de camera en de smartphone hard tegen elkaar
slaat. Dit kan de apparaten beschadigen.
- Afhankelijk van de smartphone kan het voorkomen dat de
apparaten elkaar niet meteen herkennen. Probeer in dat geval de
apparaten in iets andere posities tegen elkaar te houden. Als er
geen verbinding tot stand wordt gebracht, houdt u de apparaten
tegen elkaar totdat het camerascherm wordt bijgewerkt.
- Al u probeert verbinding te maken wanneer de camera is
uitgeschakeld, kan er een bericht op de smartphone worden
weergegeven om u eraan te herinneren dat u de camera dient in
te schakelen. Als dit het geval is, schakelt u de camera aan en
houdt u de apparaat opnieuw tegen elkaar.
- Plaats geen andere voorwerpen tussen de camera en
smartphone. Houd er ook rekening mee dat camera- of
smartphonehoezen of gelijksoortige accessoires de communicatie
kunnen blokkeren.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 3. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 3.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de bijbehorende
privacyinstelling op de camera aanpassen (
=
131).
2
Breng de verbinding tot stand.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld of in
de opnamemodus staat.
Houd het N-teken (
) op de smartphone
waarop Camera Connect geïnstalleerd is,
tegen het N-teken van de camera.
De camera gaat automatisch aan.
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [
] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [
].
Camera Connect wordt geopend op de
smartphone.
De apparaten worden automatisch met
elkaar verbonden.
3
Pas de privacyinstelling aan.
Nadat dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [
][ ] of draait
u aan de knop [
] om [Ja] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [
].
U kunt de smartphone nu gebruiken
om door beelden op de camera te
bladeren, om beelden te importeren of te
geotaggen, of om op afstand opnamen
te maken.
110
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als u in een bericht op de camera gevraagd wordt om de bijnaam
in te voeren, volgt u stap 2 bij “Beelden verzenden naar een
smartphone die NFC ondersteunt” (
=
108) om deze in te voeren.
De camera houdt niet bij met welke smartphones via NFC
verbinding is gemaakt in de afspeelmodus.
U kunt vooraf instellen dat beelden worden overgedragen met een
door u gewenste grootte (
=
125).
Verzenden naar een smartphone die is toegewezen aan de knop
Nadat u de eerste keer verbinding hebt gemaakt met een smartphone
door op de knop [ ] te drukken, kunt u daarna gewoon weer op de
knop [ ] drukken om camerabeelden te bekijken en op te slaan op uw
verbonden apparaat.
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt
gebruiken, maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken
(
=
113).
1
Installeer Camera Connect.
Voor een iPhone of iPad vindt u Camera
Connect in de App Store en downloadt en
installeert u de app.
Voor Android-smartphones vindt
u Camera Connect in Google Play en
downloadt en installeert u de app.
2
Druk op de knop [ ].
Druk op de knop [ ].
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in de
camera zitten.
U kunt ook de bijnaam van de camera op het scherm wijzigen in
stap 2 (
=
132).
Niet alle NFC-compatibele smartphones hebben een N-teken (
).
Raadpleeg de handleiding van de smartphone voor meer informatie.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
125).
Om NFC-verbindingen uit te schakelen, kiest u MENU (
=
29) ►
tabblad [
] ► [Instellingen Wi-Fi] ► [NFC] ► [Uit].
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de afspeelmodus staat
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Houd de smartphone waarop Camera
Connect geïnstalleerd is (
=
108) tegen
het N-teken van de camera ( ).
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om een beeld dat u wilt verzenden te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Wanneer u klaar bent met het
selecteren van beelden, drukt u op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
De beelden worden nu verzonden.
De verbinding wordt automatisch
beëindigd nadat het beeld verzonden is.
111
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
7
Importeer afbeeldingen.
Gebruik de smartphone om beelden
vanaf de camera naar de smartphone te
importeren.
Gebruik de smartphone om de verbinding
te beëindigen. De camera wordt
automatisch uitgeschakeld.
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
U kunt ook de bijnaam van de camera op het scherm wijzigen in
stap 2 (
=
132).
Voor betere beveiliging kunt u een wachtwoord laten weergeven
op het scherm bij stap 3. U doet dit door MENU (
=
29) te
openen en tabblad [
] ► [Instellingen Wi-Fi] ► [Wachtwoord] ►
[Aan] te selecteren. Voer in dit geval bij stap 4 in het
wachtwoordveld op de smartphone het wachtwoord in dat wordt
weergegeven op de camera.
Er kan één smartphone worden toegewezen aan de knop [
].
Als u een andere smartphone wilt toewijzen, wist u eerst de
huidige via MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [Mobiele
apparaatverbinding].
Niet alle NFC-compatibele smartphones hebben een
N-teken (
). Raadpleeg de handleiding van de smartphone voor
meer informatie.
Een smartphone toevoegen met het Wi-Fi-menu
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt
gebruiken, maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken
(
=
113).
1
Installeer Camera Connect.
Voor een iPhone of iPad vindt u Camera
Connect in de App Store en downloadt en
installeert u de app.
Voor Android-smartphones vindt u
Camera Connect in Google Play en
downloadt en installeert u de app.
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
De SSID van de camera wordt
weergegeven.
4
Verbind de smartphone met het
netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de smartphone de SSID
(netwerknaam) die op de camera wordt
weergegeven om de verbinding tot stand
te brengen.
5
Start Camera Connect.
Start Camera Connect op de smartphone.
Nadat de camera de smartphone
herkent, wordt een scherm weergegeven
waarmee het apparaat kan worden
geselecteerd.
6
Kies de smartphone waarmee
u verbinding wilt maken.
Kies de smartphone (door op de
knoppen [
][ ] te drukken of door aan
knop [
] te draaien) en druk vervolgens
op de knop [
].
Nadat een verbinding met de smartphone
tot stand is gebracht, wordt de naam
van de smartphone weergegeven op de
camera. (Dit scherm sluit na ongeveer
een minuut.)
112
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
5
Pas de privacyinstelling aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [Ja] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
U kunt de smartphone nu gebruiken
om door beelden op de camera te
bladeren, om beelden te importeren of te
geotaggen, of om op afstand opnamen
te maken.
6
Verzend een beeld.
Draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knoppen [
][ ] om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
De beeldoverdracht wordt gestart.
Tijdens het overbrengen van beelden
wordt het scherm donker.
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [
].
U kunt
ook de smartphone gebruiken om de
verbinding te verbreken.
Om meerdere smartphones toe te
voegen, herhaalt u de bovenstaande
procedure vanaf stap 1.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 5. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 5.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de
bijbehorende privacyinstelling op de camera aanpassen (
=
131).
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Druk op de knop [
].
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, selecteert u [OK]
(
=
110).
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [
].
De SSID van de camera wordt
weergegeven.
Kies de smartphone waarmee
u verbinding wilt maken, zoals
beschreven bij stap 4 – 6 van “Verzenden
naar een smartphone die is toegewezen
aan de knop” (
=
110).
113
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Maak verbinding met het
toegangspunt en selecteer de
smartphone.
Bij toegangspunten die WPS
ondersteunen, maakt u verbinding met
het toegangspunt en selecteert u de
smartphone zoals wordt beschreven
bij stap 5 – 8 van “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
116).
Bij toegangspunten die WPS niet
ondersteunen, volgt u stap 2 – 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
118) om verbinding te
maken met het toegangspunt en de
smartphone te kiezen.
5
Congureer de privacyinstellingen
en verzend de beelden.
Volg stap 5 – 6 bij “Een smartphone
toevoegen met het Wi-Fi-menu” (
=
111)
om de privacyinstellingen te congureren
en de beelden te verzenden.
Eerdere toegangspunten
Om automatisch opnieuw verbinding te maken met een eerder
toegangspunt, volgt u stap 3 bij “Verzenden naar een smartphone die
is toegewezen aan de knop” (
=
110) of stap 4 bij “Een smartphone
toevoegen met het Wi-Fi-menu” (
=
111).
Om de camera als toegangspunt te gebruiken, selecteert u [Ander
netwerk] in het scherm dat wordt getoond wanneer de verbinding tot
stand wordt gebracht. Kies vervolgens [Camera Access Point modus].
Om automatisch opnieuw verbinding te maken met een eerder
toegangspunt, volgt u de procedure bij “Een ander toegangspunt
gebruiken” (
=
113) vanaf stap 5.
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat wordt getoond wanneer de verbinding tot stand
wordt gebracht en volgt u de procedure bij “Een ander toegangspunt
gebruiken” (
=
113) vanaf stap 4.
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in de
camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het
Wi-Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU (
=
29) ► tabblad [
] ► [Instellingen Wi-Fi] ►
[Doelhistorie] ► [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
125).
Een ander toegangspunt gebruiken
Als u de camera met een smartphone verbindt met behulp van de knop [ ]
of via het Wi-Fi-menu, kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
1
Bereid de verbinding voor.
Open het scherm [Wachten op verbinding]
door stap 1 – 3 te doorlopen van
“Verzenden naar een smartphone die is
toegewezen aan de knop”
(
=
110)
of
stap 1 – 4 van “Een smartphone toevoegen
met het Wi-Fi-menu”
(
=
111)
.
2
Verbind de smartphone met het
toegangspunt.
3
Selecteer [Ander netwerk].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [Ander netwerk]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
Er wordt een lijst met waargenomen
toegangspunten weergegeven.
114
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.8 gebruikt.
1
Download de software.
Ga met een computer met
internetverbinding naar
http://www.canon.com/icpd/.
Ga naar de site voor uw land of regio.
Download de software.
2
Installeer de bestanden.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met de
installatie.
De installatie kan enige tijd duren,
afhankelijk van de prestaties van de
computer en de internetverbinding.
Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Herstarten] op het scherm dat na de
installatie wordt getoond.
Toegang tot internet is vereist. Eventuele providerkosten en
kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald.
Volg deze stappen om de software te verwijderen.
- Windows: Selecteer het [Start]-menu ► [Alle programma's] ►
[Canon Utilities] en kies vervolgens de software die u wilt
verwijderen.
- Mac OS: Sleep in de map [Canon Utilities] in de map
[Programma's] de map van de software die u wilt verwijderen
naar de prullenmand en maak de prullenmand leeg.
Beelden opslaan op een computer
Voorbereidingen voor het registreren van een computer
De computeromgeving controleren
De camera kan via Wi-Fi verbinding maken met computers met de
volgende besturingssystemen. Voor uitgebreide informatie over
systeemvereisten en compatibiliteit, inclusief ondersteuning door nieuwe
besturingssystemen, gaat u naar de website van Canon.
Windows 8/8.1
Windows 7 SP1
Mac OS X 10.9
Mac OS X 10.8.2 of later
De Windows 7-edities Starter en Home Basic worden niet
ondersteund.
Voor Windows 7 N (Europese versie) en KN (Zuid-Koreaanse
versie) is een afzonderlijke download en installatie van Windows
Media Feature Pack vereist.
Raadpleeg de volgende website voor meer informatie.
http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=159730
115
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden opslaan op een aangesloten computer
Verbind de camera als volgt met uw toegangspunt via Wi-Fi.
Raadpleeg ook de gebruikshandleiding van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de
Wi-Fi-normen bij “Wi-Fi” (
=
171).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup,
=
116) ondersteunt of niet
(
=
118). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert
u de volgende gegevens.
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de “naam van het toegangspunt” of de “netwerknaam” genoemd.
Netwerkvericatie/gegevenscodering (coderingsmethode/
coderingsmodus)
De methode om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending.
Controleer welke beveiligingsinstelling gebruikt wordt: WPA2-PSK
(AES), WPA2-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-PSK (TKIP),
WEP (open systeemauthenticatie) of geen beveiliging.
Wachtwoord (versleutelingscode/netwerksleutel)
De sleutel om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending.
Ook wel “versleutelingscode” of “netwerksleutel” genoemd.
Sleutelindex (verzendsleutel)
De ingestelde sleutel wanneer WEP wordt gebruikt voor
netwerkvericatie/gegevenscodering. Gebruik “1” als instelling.
Indien systeembeheerderrechten nodig zijn om
netwerkinstellingen aan te passen, moet u contact opnemen met
de systeembeheerder voor meer informatie.
Deze instellingen zijn erg belangrijk voor netwerkbeveiliging.
Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt.
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows)
Op een computer met Windows dient u de volgende instellingen te
congureren voordat u de camera draadloos kunt verbinden met de
computer.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een
toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding van de
computer voor instructies voor het
controleren van de netwerkverbinding.
2
Congureer de instelling.
Klik achtereenvolgens op: [Start]-menu ►
[Alle programma's] ► [Canon Utilities] ►
[CameraWindow] ► [Wi-Fi connection
setup/Wi-Fi-verbinding instellen].
Congureer in de toepassing die wordt
geopend de instellingen volgens de
instructies op het scherm.
Wanneer u het hulpprogramma in stap 2 uitvoert, worden de
volgende Windows-instellingen gecongureerd.
- Schakel mediastreaming in.
Dit zorgt ervoor dat de camera via Wi-Fi de computer kan zien
(vinden).
- Schakel netwerkdetectie in.
Dit zorgt ervoor dat de computer de camera kan zien (vinden).
- Schakel ICMP in (Internet Control Message Protocol).
Hiermee controleert u de verbindingsstatus van het netwerk.
- Schakel UPnP (Universal Plug & Play) in.
Dit zorgt ervoor dat netwerkapparaten elkaar automatisch
kunnen detecteren.
Sommige beveiligingssoftware verhindert dat u de hier
beschreven instellingen invoert. Controleer de instellingen van uw
beveiligingssoftware.
116
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om [ ] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
5
Kies [WPS-verbinding].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [WPS-verbinding]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
6
Kies [PBC-methode].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [PBC-methode]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
7
Breng de verbinding tot stand.
Houd op het toegangspunt de
WPS-verbindingsknop enkele
seconden ingedrukt.
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor informatie
over WPS-compatibiliteit en instructies voor het controleren van
de netwerkinstellingen.
Een router is een apparaat dat een netwerkstructuur (LAN) maakt
om meerdere computers met elkaar te verbinden. Een router
die een interne draadloze functie bevat, wordt een “Wi-Fi-router”
genoemd.
In deze handleiding worden alle Wi-Fi-routers en basisstations
“toegangspunten” genoemd.
Zorg dat u het MAC-adres van de camera toevoegt aan het
toegangspunt als u MAC-adressen ltert in uw Wi-Fi-netwerk.
U kunt het MAC-adres van uw camera controleren door MENU
(
=
29) ► tabblad [ ] ► [Instellingen Wi-Fi] ► [MAC-adres
controleren] te kiezen.
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken
Met WPS is het eenvoudig instellingen te voltooien wanneer u apparaten
via Wi-Fi verbindt. U kunt ofwel de Push Button conguratiemethode
gebruiken of de PIN-methode voor instellingen op een apparaat dat WPS
ondersteunt.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een
toegangspunt.
Raadpleeg de gebruikshandleidingen
van het toegangspunt en het apparaat
voor instructies om de verbinding te
controleren.
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Druk op de knop [
].
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [
] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [
].
117
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
10
Geef CameraWindow weer.
Windows: open CameraWindow door
op [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] te klikken.
Mac OS: CameraWindow wordt
automatisch weergegeven als er een
Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht
tussen de camera en de computer.
11
Importeer afbeeldingen.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Klik op [OK] in het scherm dat wordt
weergegeven nadat het importeren van
afbeeldingen is voltooid.
Als u de beelden die u op een computer
hebt opgeslagen, wilt bekijken, gebruikt
u vooraf geïnstalleerde of in de handel
verkrijgbare software die compatibel
is met de beelden die door de camera
worden opgenomen.
Druk op de camera op de knop [ ] om
naar de volgende stap te gaan.
De camera maakt verbinding met het
toegangspunt en geeft op het scherm
[Apparaat selecteren] een overzicht van
apparaten die ermee verbonden zijn.
8
Kies het doelapparaat.
Kies de naam van het doelapparaat
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk daarna op de
knop [ ].
9
Installeer een stuurprogramma
(alleen bij eerste Windows-
verbinding).
Wanneer dit scherm wordt weergegeven
op de camera, klikt u op het menu
Start op de computer, vervolgens op
[Conguratiescherm] en op [Een apparaat
toevoegen].
Dubbelklik op het pictogram van de
verbonden camera.
Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd.
Nadat het stuurprogramma is
geïnstalleerd en de camera en computer
met elkaar verbonden zijn, wordt
het AutoPlay-scherm weergegeven.
Er wordt niets weergegeven op het
camerascherm.
118
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Voer het wachtwoord in voor het
toegangspunt.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens het
wachtwoord in (
=
30).
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Volgende] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies [Auto].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Auto] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Om beelden op te slaan op een
verbonden computer, volgt u de
procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
116)
vanaf stap 8.
Kijk op het toegangspunt zelf of in de gebruikershandleiding als
u het wachtwoord van het toegangspunt wilt vaststellen.
Er kunnen maximaal 16 toegangspunten worden weergegeven.
Als er geen toegangspunten worden gevonden, zelfs niet nadat
u bij stap 2 [Vernieuwen] hebt gekozen om de lijst bij te werken,
kiest u [Handmatige instellingen] om handmatig instellingen in te
voeren voor het toegangspunt. Volg de instructies op het scherm
en voer een SSID, beveiligingsinstellingen en een wachtwoord in.
Wanneer u een toegangspunt waarmee u al verbonden bent
gebruikt om verbinding te kunnen maken met een ander
apparaat, wordt [*] weergegeven voor het wachtwoord bij
stap 3. Als u hetzelfde wachtwoord wilt gebruiken, selecteert
u [Volgende] (druk op de knoppen [
][ ] of draai aan de
knop [
]) en drukt u op de knop [ ].
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het
Wi-Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [Instellingen Wi-Fi] ►
[Doelhistorie] ► [Uit].
U kunt ook de bijnaam van de camera op het scherm wijzigen in
stap 2 (
=
132).
Wanneer de camera verbonden is met een computer is het
camerascherm leeg.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven, klikt u op
het pictogram [CameraWindow] in het dock.
Schakel de camera uit om de verbinding te verbreken.
Als u [PIN-methode] kiest bij stap 6 wordt een pincode op het
scherm weergegeven. Stel deze code in bij het toegangspunt.
Kies een apparaat in het scherm [Apparaat selecteren].
Raadpleeg voor meer informatie de gebruikershandleiding die is
meegeleverd met uw toegangspunt.
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst
1
Bekijk de lijst met toegangspunten.
Geef de lijst met netwerken
(toegangspunten) weer, zoals
wordt beschreven bij stap 1 – 4 in
“WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
116).
2
Kies een toegangspunt.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een netwerk
(toegangspunt) te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
119
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden verzenden naar een
geregistreerde webservice
Webservices registreren
Gebruik een smartphone of computer om de camera toe te voegen aan
webservices die u wilt gebruiken.
Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig
om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere
webservices in te voeren.
Raadpleeg de CANON iMAGE GATEWAY-website voor meer
informatie over de browservereisten (Microsoft Internet Explorer,
enzovoort), inclusief instellingen en versiegegevens.
Voor informatie over landen en regio's waar CANON iMAGE
GATEWAY beschikbaar is, raadpleegt u de website van Canon
(http://www.canon.com/cig/).
U moet een account hebben bij andere webservices dan CANON
iMAGE GATEWAY als u deze wilt gebruiken. Voor meer informatie
gaat u naar de website van elke webservice die u wilt registreren.
Mogelijk worden kosten in rekening gebracht voor een
internetverbinding en het gebruik van een toegangspunt.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met een eerder
toegangspunt als u stap 4 volgt bij “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
116).
Om verbinding te maken met een apparaat via een toegangspunt,
controleert u eerst of het doelapparaat al verbonden is met
het toegangspunt. Doorloop vervolgens de procedure bij
“WPS-compatibele toegangspunten gebruiken” (
=
116) vanaf stap 8.
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat getoond wordt nadat een verbinding tot stand is
gebracht. Vervolgens volgt u de procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
116) vanaf stap 5 of de procedure
bij “Verbinding maken met toegangspunten in de lijst” (
=
118) vanaf
stap 2.
120
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om [ ] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
5
Selecteer [Veriëren].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om [Veriëren] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [
].
6
Maak verbinding met een
toegangspunt.
Maak verbinding met het toegangspunt
zoals wordt beschreven bij stap 5 – 7
van “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
116) of stap 2 – 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
118).
Zodra de camera is verbonden met
CANON iMAGE GATEWAY via het
toegangspunt, wordt een vericatiecode
weergegeven.
Sluit dit scherm niet totdat u stap 7 hebt
voltooid.
7
Voer de authenticatiecode in.
Voer op de smartphone of computer de
vericatiecode in die wordt weergegeven
op de camera en ga verder met de
volgende stap.
Er verschijnt een zescijferig
bevestigingsnummer op het scherm.
CANON iMAGE GATEWAY registreren
Nadat u de camera en CANON iMAGE GATEWAY hebt gekoppeld, voegt
u CANON iMAGE GATEWAY toe als bestemmingswebservice op de
camera.
1
Meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en open de pagina met
cameralinkinstellingen.
Ga op een computer of smartphone
naar http://www.canon.com/cig/ om naar
CANON iMAGE GATEWAY te gaan.
Wanneer het aanmeldscherm
wordt weergegeven, voert u uw
gebruikersnaam en wachtwoord in
om u aan te melden. Als u nog geen
CANON iMAGE GATEWAY-account
hebt, volgt u de instructies om de
lidmaatschapsregistratie te voltooien
(gratis).
2
Selecteer het type camera.
Op dit cameramodel wordt [ ]
weergegeven in het Wi-Fi-menu.
Zodra u [
] hebt geselecteerd, wordt
een pagina weergegeven waar u de
vericatiecode kunt invoeren. Op deze
pagina in stap 7 voert u de vericatiecode
in die wordt weergegeven op de camera
na stap 3 – 6.
3
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Druk op de knop [
].
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [
] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [
].
121
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Andere webservices registreren
U kunt ook andere webservices naast CANON iMAGE GATEWAY
toevoegen aan de camera. CANON iMAGE GATEWAY dient eerst te
worden geregistreerd op de camera (
=
120).
1
Open het scherm waarmee
u instellingen voor webservices
invoert.
Volg stap 1 bij “CANON iMAGE
GATEWAY registreren” (
=
120) om in
te loggen bij CANON iMAGE GATEWAY
en open vervolgens het scherm voor
instellingen van webservices.
2
Stel de webservice in die u wilt
gebruiken.
Volg de instructies die op de computer of
smartphone worden weergegeven om de
webservice te congureren.
3
Selecteer [ ].
Druk in de afspeelmodus op de knop [ ]
om het Wi-Fi-menu te openen.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [
] om [ ] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
De instellingen voor de webservice zijn
nu bijgewerkt.
Als gecongureerde instellingen worden gewijzigd, voert u deze
stappen nogmaals uit om de camera-instellingen bij te werken.
8
Controleer het bevestigingsnummer
om het instellingsproces te
voltooien.
Controleer het bevestigingsnummer
op het tweede scherm in stap 6
(wordt weergegeven nadat u op de [
][ ]
hebt gedrukt of aan de knop [
] hebt
gedraaid om [OK] te selecteren en
u vervolgens op de knop [
] hebt
gedrukt).
Zorg ervoor dat het bevestigingsnummer
op de camera overeenkomt met het
nummer op de smartphone of computer.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Voltooi het instelproces op de
smartphone of computer.
[
] (
=
128) en CANON iMAGE
GATEWAY zijn nu toegevoegd als
bestemmingen en het pictogram [
]
wordt gewijzigd in [
].
Er wordt een bericht weergegeven op de
smartphone of computer om aan te geven
dat dit proces is voltooid. U kunt andere
webservices naar wens toevoegen. In dit
geval volgt u de instructies vanaf stap 2
in “Andere webservices registreren”
(
=
121).
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
U kunt ook de bijnaam van de camera op het scherm wijzigen in
stap 3 (
=
132).
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het
Wi-Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. Druk op de knoppen [
][ ] om het
scherm voor apparaatselectie te openen. Congureer vervolgens
de instelling.
122
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden, het formaat
van beelden wijzigen en opmerkingen toevoegen voordat
u beelden verzendt (
=
125).
Als u beelden die u naar CANON iMAGE GATEWAY hebt
geüpload, wilt bekijken op een smartphone, probeert u de
speciale Canon Online Photo Album-app. Download en installeer
de Canon Online Photo Album-app voor iPhones of iPads van de
App Store of voor Android-apparaten van Google Play.
Beelden uploaden naar webservices
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Druk op de knop [
].
2
Kies de bestemming.
Kies het pictogram van de webservice
waarmee u verbinding wilt maken
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) en druk vervolgens op de
knop [ ].
Als meerdere ontvangers of opties
om te delen worden gebruikt voor een
webservice, kiest u het gewenste item
op het scherm [Ontvanger selecteren]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ]) en vervolgens drukt u op de
knop [ ].
3
Verzend een beeld.
Draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knoppen [ ][ ] om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Wanneer u uploadt naar YouTube,
leest u de servicevoorwaarden, kiest
u [Akkoord] en drukt u op de knop [
].
De beeldoverdracht wordt gestart.
Tijdens het overbrengen van beelden
wordt het scherm donker.
Nadat het beeld is verzonden, wordt [OK]
weergegeven. Druk op de knop [
] om
terug te keren naar het afspeelscherm.
123
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Laat de printer verbinding maken
met het netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de printer de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt weergegeven om
de verbinding tot stand te brengen.
5
Selecteer de printer.
Kies de naam van de printer (druk op
de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) en druk daarna op de
knop [ ].
6
Selecteer een beeld om af te
drukken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Zie “Beelden afdrukken” (
=
147) voor
gedetailleerde instructies voor afdrukken.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ].
Beelden draadloos afdrukken met
een verbonden printer
Verbind de camera als volgt met een printer via Wi-Fi.
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt
gebruiken, maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken
(
=
113).
1
Open het Wi-Fi-menu.
Open het Wi-Fi-menu zoals wordt
beschreven bij stap 2 van “Een
smartphone toevoegen met het Wi-Fi-
menu” (
=
111).
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om [ ] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
De SSID van de camera wordt
weergegeven.
124
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden naar een andere camera verzenden
U kunt als volgt twee camera's via Wi-Fi verbinden en beelden tussen de
twee camera's verzenden.
Een draadloze verbinding kan alleen tot stand worden gebracht bij
camera's van Canon met een Wi-Fi-functie. U kunt geen verbinding
maken met een camera van het merk Canon die niet beschikt over een
Wi-Fi-functie, zelfs niet als deze camera Eye-Fi-kaarten ondersteunt.
1
Open het Wi-Fi-menu.
Open het Wi-Fi-menu zoals wordt
beschreven bij stap 2 van “Een
smartphone toevoegen met het Wi-Fi-
menu” (
=
111).
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om [ ] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Volg stap 1 – 3 ook op de doelcamera.
Er wordt informatie over de verbinding
met de camera toegevoegd als
[Verbinding op doel- camera starten]
wordt weergegeven op beide
cameraschermen.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het
Wi-Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [Instellingen Wi-Fi] ►
[Doelhistorie] ► [Uit].
Om een ander toegangspunt te gebruiken, volgt u stap 3 – 4 bij
“Een ander toegangspunt gebruiken” (
=
113).
125
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opties voor het verzenden van beelden
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te verzenden
en de opnamepixelinstelling van het beeld (het formaat) wijzigen
voordat u verzendt. Met sommige webservices is het ook mogelijk om
opmerkingen toe te voegen aan de beelden die u wilt verzenden.
Meerdere beelden verzenden
1
Kies [Select. en verz.].
Druk op het scherm voor beeldoverdracht
op de knoppen [ ][ ] om [Select. en
verz.] te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een selectiemethode te
selecteren.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
125), kies [Selectie] en
druk op de knop [ ].
4
Verzend een beeld.
Draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knoppen [ ][ ] om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
De beeldoverdracht wordt gestart.
Tijdens het overbrengen van beelden
wordt het scherm donker.
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ].
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het
Wi-Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU (
=
29) ► tabblad [ ] ► [Instellingen Wi-Fi] ►
[Doelhistorie] ► [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
125).
126
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [
] om [Verzenden] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Favoriete beelden verzenden
Verzendt alleen beelden die gemarkeerd zijn als favoriet (
=
97).
1
Selecteer [Favoriete foto's].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
125), kies [Favoriete
foto's] en druk op de knop [
].
Er wordt een scherm voor de selectie van
favoriete beelden weergegeven. Als u een
beeld niet wilt opnemen, selecteert u het
beeld en drukt u op de knop [
] om [ ]
te verwijderen.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop [
].
2
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [
] om [Verzenden] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
In stap 1 is [Favoriete foto's] niet beschikbaar tenzij u beelden als
favoriet hebt gemarkeerd.
2
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om een
beeld dat u wilt verzenden te selecteren
en druk vervolgens op de knop [
]. [ ]
wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [
] wordt niet meer
weergegeven.
Als u meerdere beelden wilt selecteren,
herhaalt u deze stap vanaf het begin.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop [
].
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [
] om [Verzenden] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
U kunt ook beelden bij stap 2 selecteren door de zoomknop twee
keer naar [
] te bewegen om de enkelvoudige weergave te
openen en vervolgens op de knoppen [
][ ] te drukken of aan
de knop [
] te draaien.
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
125), kies [Select. reeks]
en druk op de knop [
].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
93) uit om beelden op
te geven.
Als u lms wilt toevoegen, drukt u op de
knoppen [
][ ][ ][ ] om [Incl. movies]
te selecteren en vervolgens drukt u op de
knop [
] om de optie als geselecteerd te
markeren (
).
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[OK] te kiezen en druk vervolgens op de
knop [
].
127
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het aantal opnamepixels kiezen
(beeldgrootte)
Kies op het scherm voor beeldoverdracht [ ] door op de knoppen [ ][ ]
te drukken. Druk daarna op de knop [
]. Op het getoonde scherm kiest
u de opnamepixelinstelling (beeldgrootte) door op de knoppen [
][ ] te
drukken. Druk vervolgens op de knop [
].
Als u beelden met het oorspronkelijke formaat wilt verzenden,
selecteert u [Nee] als optie voor het wijzigen van het formaat.
Als u [
] selecteert, wordt het formaat van beelden die groter zijn dan
het geselecteerde formaat, gewijzigd voordat ze worden verzonden.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
De grootte van beelden kan ook worden ingesteld in MENU
(
=
29) ► tabblad [
] ► [Instellingen Wi-Fi] ► [Vergr./verkl.
voor versturen].
Opmerkingen toevoegen
U kunt met de camera opmerkingen toevoegen aan beelden die u naar
e-mailadressen, sociale netwerkservices en dergelijke verzendt.
Hoeveel ruimte u voor uw opmerkingen hebt, is afhankelijk van de
webservice.
1
Open het scherm om opmerkingen
toe te voegen.
Kies op het scherm voor beeldoverdracht
[
] door op de knoppen [ ][ ][ ][ ] te
drukken. Druk daarna op de knop [
].
2
Voeg een opmerking toe (=
30).
3
Verzend het beeld.
Wanneer u geen opmerking hebt ingevoerd, wordt automatisch de
opmerking verzonden die in CANON iMAGE GATEWAY is ingesteld.
U kunt ook meerdere beelden van een opmerking voorzien voordat
u ze verzendt. Dezelfde opmerking wordt toegevoegd aan alle
beelden die samen worden verzonden.
Opmerkingen over het verzenden van beelden
Raak het antenne voor Wi-Fi (
=
4) niet aan met uw vingers of
met andere voorwerpen. Als dit wordt bedekt, kan de beeldoverdracht
vertraagd worden.
Afhankelijk van de eigenschappen van het netwerk dat u gebruikt, kan
het lang duren om lms te verzenden. Houd het batterijniveau van de
camera in het oog.
Webservices kunnen het aantal beelden dat of de lengte van lms die
u kunt versturen beperken.
Voor lms die u niet comprimeert (
=
103), wordt een apart,
gecomprimeerd bestand verzonden in plaats van het originele
bestand. Houd er rekening mee dat dit het verzenden kan vertragen
en dat het bestand alleen wordt verzonden wanneer er genoeg ruimte
voor is op de geheugenkaart.
Houd er rekening mee dat wanneer u lms verzendt naar
smartphones, de ondersteunde beeldkwaliteit kan variëren afhankelijk
van de smartphone. Raadpleeg de handleiding van de smartphone
voor meer informatie.
Op het scherm wordt de sterkte van het draadloze signaal aangegeven
met de volgende pictogrammen.
[
] hoog, [ ] normaal, [ ] laag, [ ] zwak
Afbeeldingen verzenden naar webservices kost minder tijd wanneer
u beelden opnieuw verzendt die al eerder zijn verzonden en die nog
op de CANON iMAGE GATEWAY-server staan.
128
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Wijs [ ] toe aan de knop [ ]
(alleen bij het verzenden van
beelden door op de knop [ ] te
drukken).
Wis de instelling voor de knop [ ] indien
er al een smartphone is toegewezen aan
de knop (
=
110).
Druk op de knop [
] om het scherm
voor mobiele verbindingen te openen.
Selecteer [
] (druk op de knoppen [ ][ ]
of draai aan de knop [
]) en druk daarna
nogmaals op de knop [
].
De computer voorbereiden
Installeer en congureer de software op de doelcomputer.
1
Installeer de software.
Installeer de software op een computer
met internetverbinding (
=
114).
2
Registreer de camera.
Windows: klik met de rechtermuisknop in
de taakbalk op [
] en klik op [Add new
camera/Nieuwe camera toevoegen].
Mac OS: klik in de menubalk op [
] en
klik vervolgens op [Add new camera/
Nieuwe camera toevoegen].
Er wordt een lijst weergegeven met
camera's die zijn gekoppeld aan CANON
iMAGE GATEWAY. Kies de camera waar
u beelden vandaan wilt sturen.
Zodra de camera is geregistreerd en
de computer gereed is om beelden te
ontvangen, wordt het pictogram gewijzigd
in [
].
Beelden automatisch verzenden
(beeldsynchronisatie)
Beelden op de geheugenkaart die nog niet zijn overgezet kunnen ook
naar een computer of webservices worden verzonden via CANON
iMAGE GATEWAY. Houd er rekening mee dat beelden niet alleen naar
webservices kunnen worden verzonden.
Voordat u begint
De camera voorbereiden
Registreer [ ] als de bestemming. U kunt ook [ ] toewijzen aan de
knop [
]. Zo kunt u door gewoon op de knop [ ] te drukken beelden op de
geheugenkaart die nog niet zijn verzonden, naar een computer verzenden
via CANON iMAGE GATEWAY.
1
Voeg [ ] toe als bestemming.
Voeg [ ] toe als bestemming, zoals
wordt beschreven bij “CANON iMAGE
GATEWAY registreren” (
=
120).
Als u een webservice wilt opnemen als de
bestemming, meldt u zich aan bij CANON
iMAGE GATEWAY (
=
119), selecteert
u uw cameramodel, opent u het scherm
waarmee u instellingen voor webservices
invoert en selecteert u de webservice die
u als de bestemming wilt gebruiken in
de instellingen voor beeldsynchronisatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de
Help bij CANON iMAGE GATEWAY.
2
Kies het type beelden dat u wilt verzenden
(alleen wanneer u ook lms verzendt).
Druk op de knop [ ] en kies
[Instellingen Wi-Fi] op het tabblad [
]
(
=
29).
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Beeldsync.] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ] om
[Foto's/lms] te selecteren.
129
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Zelfs als beelden met een andere methode op de computer zijn
geïmporteerd, worden alle beelden naar de computer verzonden die
niet via CANON iMAGE GATEWAY naar de computer zijn verzonden.
Het verzenden wordt sneller uitgevoerd als de bestemming op
een computer is op hetzelfde netwerk als de camera, omdat
beelden worden verzonden via het toegangspunt in plaats van via
CANON iMAGE GATEWAY. Beelden die worden opgeslagen op
de computer worden verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY,
daarom dient de computer verbonden te zijn met internet.
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden
op een smartphone bekijken
Door de Canon OPA-app (Canon Online Photo Album) te installeren, kunt
u uw smartphone gebruiken om beelden die via Beeldsynchronisatie zijn
verzonden, te bekijken en downloaden terwijl deze tijdelijk op de CANON
iMAGE GATEWAY-server worden opgeslagen.
Ter voorbereiding schakelt u de toegang tot de smartphone als volgt in.
Zorg ervoor dat u de instellingen die beschreven zijn in “De computer
voorbereiden” (
=
128) hebt voltooid.
Download en installeer de Canon Online Photo Album-app voor iPhones
of iPads van de App Store of voor Android-apparaten van Google Play.
Meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY (
=
120), selecteer
uw cameramodel, open het scherm waarmee u instellingen voor
webservices invoert en schakel het bekijken en downloaden vanaf een
smartphone in in de instellingen voor beeldsynchronisatie. Voor meer
informatie raadpleegt u de Help bij CANON iMAGE GATEWAY.
Zodra beelden die tijdelijk worden opgeslagen op de CANON
iMAGE GATEWAY-server zijn verwijderd, kunnen deze niet meer
worden bekeken.
Beelden die u hebt verzonden voordat u het bekijken en
downloaden vanaf een smartphone hebt ingeschakeld in de
instellingen voor beeldsynchronisatie, kunnen niet op deze manier
worden geopend.
Voor Canon Online Photo Album-instructies raadpleegt u de Help
bij Canon Online Photo Album.
Beelden verzenden
Beelden die worden verzonden vanaf de camera, worden automatisch
opgeslagen op de computer.
Als de computer waarnaar u beelden wilt verzenden is uitgeschakeld,
worden de beelden tijdelijk op de CANON iMAGE GATEWAY-server
opgeslagen. Opgeslagen beelden worden regelmatig gewist. Zorg er
daarom voor dat u de computer aanzet en de beelden opslaat.
1
Verzend de beelden.
Als u [ ] al hebt toegewezen aan de
knop [ ], drukt u op de knop [ ].
Als u de knop nog niet op deze manier
hebt toegewezen, kiest u [
] zoals wordt
beschreven bij stap 1 – 2 van “Beelden
uploaden naar webservices” (
=
122).
Er wordt een pictogram [
] bij de
verzonden beelden geplaatst.
2
Beelden opslaan op de computer.
Beelden worden automatisch op de
computer opgeslagen wanneer u deze
aanzet.
Beelden worden automatisch verzonden
naar webservices vanaf de CANON
iMAGE GATEWAY-server, zelfs als de
computer is uitgeschakeld.
Gebruik tijdens het verzenden van beelden een volledig
opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk
verkrijgbaar,
=
142).
130
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken op afstand
Terwijl u een opnamescherm bekijkt op uw smartphone, kunt u de
smartphone gebruiken om op afstand een opname te maken.
1
Selecteer een opnamemodus.
Draai aan het programmakeuzewiel om
[
], [ ], [ ] of [ ] te selecteren als
de modus.
2
Zet de camera vast.
Zodra er begonnen wordt met opnamen
maken op afstand, wordt de lens van
de camera uitgeschoven. De camera
kan ook verplaatst worden door
lensbewegingen als gevolg van zoomen.
Om de camera stil te houden, plaatst
u deze op een statief of neemt u andere
maatregelen.
3
Verbind de camera en de
smartphone (=
110, =
111).
Kies [Ja] in de privacyinstellingen.
4
Selecteer opnamen maken op
afstand.
Selecteer opnamen maken op afstand in
Camera Connect op de smartphone.
De lens van de camera wordt
uitgeschoven. Druk niet in de buurt
van de lens en zorg ervoor dat er geen
voorwerpen in de weg van de lens zitten.
Zodra de camera klaar is voor opnamen
maken op afstand, wordt een livebeeld
van de camera weergegeven op de
smartphone.
Er wordt dan een bericht weergegeven
op de camera en alle bedieningsfuncties
worden uitgeschakeld. De ON/OFF-knop
kan wel worden ingedrukt.
5
Maak de opname.
Gebruik de smartphone om een opname
te maken.
Een smartphone gebruiken om camerabeelden
te bekijken en de camera te bedienen
Met de speciale smartphoneapp Camera Connect kunt u het volgende
doen.
Door beelden op de smartphone bladeren en ze op de smartphone
opslaan
Beelden op de camera geotaggen (
=
130)
Opnamen maken op afstand (
=
130)
Om beelden op de smartphone te kunnen bekijken, moeten
vooraf privacyinstellingen worden gecongureerd (
=
110,
=
111,
=
131).
Beelden op de camera geotaggen
GPS-gegevens die zijn vastgelegd op een smartphone met de speciale
toepassing Camera Connect, kunnen worden toegevoegd aan beelden
op de camera. Beelden worden gelabeld met informatie, waaronder de
breedtegraad, lengtegraad en hoogte.
Voordat u opnamen maakt, zorgt u ervoor dat de datum en tijd en
uw eigen tijdzone correct zijn ingesteld, zoals wordt beschreven
bij “De datum en tijd instellen” (
=
19). Volg ook de stappen bij
“Wereldklok” (
=
135) om eventuele opnamebestemmingen in
andere tijdzones aan te geven.
Met behulp van de locatiegegevens die als geotag aan uw foto's
of lms zijn toegevoegd, kunnen andere mensen u herkennen
of uw locatie bepalen. Wees voorzichtig als u deze beelden met
anderen deelt, bijvoorbeeld als u beelden online plaatst waar vele
anderen ze kunnen bekijken.
131
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen
U kunt Wi-Fi-instellingen als volgt bewerken of wissen.
Verbindingsinformatie bewerken
1
Open het Wi-Fi-menu en kies een
apparaat dat u wilt bewerken.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om het pictogram
te selecteren van een apparaat dat
u wilt bewerken. Druk vervolgens op de
knop [ ].
2
Kies [Apparaat bewerken].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat bewerken]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Kies het apparaat dat u wilt
bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om het apparaat
te selecteren dat u wilt bewerken.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies het item dat u wilt bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om het item te selecteren
dat u wilt bewerken. Druk vervolgens op
de knop [ ].
Welke items u kunt wijzigen, hangt af van
het apparaat of de service.
De modus [ ] wordt gebruikt voor het maken van opnamen in
andere modi dan [
], [ ], [ ] en [ ]. Sommige FUNC.- en
MENU-instellingen die u vooraf hebt gecongureerd, kunnen
echter automatisch worden aangepast.
Filmopnamen maken is niet beschikbaar.
Eventuele schokkerige bewegingen die op de smartphone worden
getoond en die het gevolg zijn van de verbindingskwaliteit,
hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Vastgelegde beelden worden niet overgebracht naar de
smartphone. Gebruik de smartphone om door beelden te
bladeren en vanaf de camera te importeren.
132
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Congureerbare items
Verbinding
Webservices
[Bijnaam apparaat veranderen]
(
=
132)
O O O O
[Instell. tonen]
(
=
110)
O
[Verbindingsinfo wissen]
(
=
132)
O O O O
O
: Congureerbaar
: Niet congureerbaar
De bijnaam van een apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat (weergavenaam) die op de camera
wordt weergegeven, wijzigen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
131) uit, kies [Bijnaam
apparaat veranderen] en druk op de
knop [ ].
Selecteer het invoerveld en druk op de
knop [
]. Gebruik het weergegeven
toetsenbord om een nieuwe bijnaam in te
voeren (
=
30).
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinformatie (over apparaten waarmee u verbinding hebt
gemaakt) als volgt wissen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
131) uit, kies
[Verbindingsinfo wissen] en druk op de
knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De verbindingsinformatie wordt gewist.
De bijnaam van het apparaat wijzigen
Wijzig naar wens de bijnaam van de camera (weergegeven op
aangesloten apparaten).
1
Kies [Instellingen Wi-Fi].
Druk op de knop [ ] en kies
[Instellingen Wi-Fi] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer [Bijnaam apparaat
veranderen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Bijnaam apparaat
veranderen] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ] (
=
29).
3
Wijzig de bijnaam.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen (
=
30) en voer vervolgens
de bijnaam in.
Er wordt een bericht weergegeven als de bijnaam die u invoert,
met een symbool of spatie begint. Druk op de knop [
] en voer
een andere bijnaam in.
U kunt ook de bijnaam die in het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, wijzigen wanneer u Wi-Fi voor de eerste
keer gebruikt. In dit geval selecteert u het tekstvak, drukt u op de
knop [
] om het toetsenbord te openen en voert u vervolgens
een nieuwe bijnaam in.
133
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen
Zet de standaardinstellingen van Wi-Fi terug als u niet meer eigenaar bent
van de camera of als u deze weggooit.
Door de Wi-Fi-instellingen te resetten worden ook alle instellingen voor
webservices gewist. Als u deze optie wilt gebruiken, moet u zeker weten
dat u alle Wi-Fi-instellingen wilt resetten.
1
Kies [Instellingen Wi-Fi].
Druk op de knop [ ] en kies
[Instellingen Wi-Fi] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Kies [Instellingen resetten].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Instellingen resetten]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De standaardinstellingen van Wi-Fi zijn
nu gereset.
Om andere standaardinstellingen te resetten (behalve Wi-Fi),
kiest u [Reset alle] op het tabblad [
] (
=
140).
134
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Basisfuncties van de camera aanpassen
Basisfuncties van de camera worden ingesteld op het tabblad [ ] van
het MENU (
=
29). Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en
veelgebruikte functies naar wens aanpassen.
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en lms als volgt.
Selecteer [Mute] en kies vervolgens
[Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop [ ]
ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt worden lms afgespeeld zonder
geluid (
=
84). Om lms weer af te spelen met geluid, drukt
u op de knop [
]. Pas het volume naar wens aan met de
knoppen [
][ ].
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de
knop [
].
Kies een item en druk op de
knoppen [
][ ] om het volume aan
te passen.
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak
135
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto's de juiste lokale tijd en
datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en
naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig
om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone
thuis instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen”
(
=
19).
1
Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ Wereld] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om de
bestemming te selecteren.
Om de zomertijd in te stellen
(normale tijd plus 1 uur), kiest u [
]
door op de knoppen [ ][ ] te drukken
of door aan de knop [ ] te draaien.
Kies vervolgens [ ] door op de
knoppen [ ][ ] te drukken.
Druk op de knop [
].
2
Schakel over naar de tijdzone van
uw bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ Wereld] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
160).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (
=
19), worden
de datum en tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Hints en tips verbergen
Er verschijnen normaal gesproken hints en tips wanneer u items kiest in
FUNC. (
=
28) of MENU (
=
29). U kunt deze informatie desgewenst
uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer
[Uit].
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
optie te kiezen en wijzig vervolgens de
instelling door op de knoppen [ ][ ] te
drukken of aan de knop [ ] te draaien.
136
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display Uit)
aanpassen (
=
26).
Selecteer [Spaarstand] en druk op de
knop [
].
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen [
][ ] om dit item
aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor
[Automatisch Uit] en [1 min] of minder voor [Display Uit].
De instelling van [Display Uit] wordt ook toegepast als
u [Automatisch Uit] instelt op [Uit].
Deze energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer
u Eco-modus (
=
136) op [Aan] hebt gezet.
Timing voor het intrekken van de lens
Nadat u op de knop [ ] hebt gedrukt in de opnamemodus (
=
25)
wordt om veiligheidsredenen na ongeveer een minuut de lens
ingetrokken. Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de
knop [
] drukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
vervolgens [0 sec.].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u batterijvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om
het batterijverbruik te beperken.
1
Congureer de instelling.
Kies [Eco-modus] en vervolgens [Aan].
[ ] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
160).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer
twee seconden niet wordt gebruikt.
Daarna gaat het scherm na ongeveer
tien seconden uit. De camera wordt
na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
2
Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar
de lens nog niet is ingetrokken, kunt
u het scherm weer inschakelen en
gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in te
drukken.
137
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de
geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een andere
manier veilig.
1
Open het scherm [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] en druk op de
knop [
].
2
Kies [OK].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Annuleer] te selecteren, selecteer [OK]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
]) en druk vervolgens op de
knop [
].
3
Formatteer de geheugenkaart.
Om het formatteren te starten, drukt
u op de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk daarna op de knop [
].
Als het formatteren is voltooid,
verschijnt de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd]. Druk op de knop [
].
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren
wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de
aangegeven capaciteit.
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [LCD Helderheid] en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ] om de
helderheid aan te passen.
Voor maximale helderheid houdt u de knop [ ] minstens een
seconde ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven
of wanneer de enkelvoudige weergave is ingeschakeld. (Hiermee
negeert u de instelling van [LCD Helderheid] op het tabblad [
].)
Druk nogmaals minstens een seconde op de knop [
] of
herstart de camera om de oorspronkelijke helderheid van het
scherm te herstellen.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer
u de camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [Opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
138
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd
(0001 – 9999) en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen
kunnen bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd totdat u een opname
maakt en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een nieuwe
map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de
opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer
van bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in
de camera plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers
vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde,
=
137)
geheugenkaart.
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in
mappen die op de opnamedatum worden
gemaakt.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart
fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op
de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continue
opnamen gaat langzamer of het opnemen van een lm wordt plotseling
afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de
geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert
u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de
beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm in stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren”
(
=
137) op de knoppen [ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Low Level
Format] te kiezen. Druk daarna op de
knoppen [ ][ ] om deze optie te kiezen.
Het pictogram [ ] wordt weergegeven.
Voer de stappen 2 – 3 in
“Geheugenkaarten formatteren”
(
=
137) uit om door te gaan met het
formatteren.
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten
formatteren” (
=
137), omdat de gegevens in alle
opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren
door [Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
139
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal
] en druk op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een taal
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de
knop [
] ingedrukt te houden en meteen op de knop [ ]
te drukken.
Andere instellingen aanpassen
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad [ ].
[Video Systeem] (
=
144)
[Instellingen Wi-Fi] (
=
107)
[Mobiele apparaatverbinding] (
=
110)
Metrische/Niet-metrische weergave
Desgewenst kunt u de maateenheden, die op de zoombalk (
=
32),
de MF-indicator (
=
73) en op andere plaatsen worden weergegeven,
wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheden] en selecteer
vervolgens [ft/in].
Certicatielogo's controleren
Sommige logo's voor certicatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certicatielogo's staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op de
camerabehuizing.
Selecteer [Certicaatlogo weergeven] en
druk op de knop [
].
140
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Standaardinstellingen van de camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
1
Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk op de
knop [ ].
2
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de
standaardinstellingen.
- Informatie die met Gezichts-ID is vastgelegd (
=
44)
- [
]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (
=
135), [Tijdzone]
(
=
135), [Taal ] (
=
139) en [Video Systeem] (
=
144)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt
vastgelegd (
=
71)
- De opnamemodus die is geselecteerd in de modus [
]
(
=
58) en [ ] (
=
60)
- Filmmodus (
=
65)
- Instellingen Wi-Fi (
=
107)
141
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Systeemoverzicht
Polsriem
Batterij
NB-6LH
*
1
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
*
1
USB-kabel (op het uiteinde voor de camera: mini-B)*
2
Geheugenkaart Kaartlezer
Computer
Tv-/
videosysteem
Voedingsadapterset
ACK-DC40
Meegeleverde accessoires
Voeding
Kabels
HDMI-kabel
(op het uiteinde voor de camera: type D)
*
3
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
PictBridge-compatibele printers
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar (interfacekabel
IFC-400PCU).
*3 Gebruik een in de winkel verkrijgbare kabel die niet langer is dan 2,5 m.
Accessoires
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere
apart verkrijgbare, compatibele accessoires
142
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De
verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht
niet meer verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-6LH
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Lader voor batterij NB-6LH
De batterij is voorzien van een handig klepje dat u kunt
bevestigen om zo de batterijstatus in een oogopslag te kunnen
zien. Bevestig het klepje zo dat
zichtbaar is op een opgeladen
batterij en
niet zichtbaar is op een niet-opgeladen batterij.
Batterij NB-6L wordt ook ondersteund.
Voedingsadapterset ACK-DC40
Hiermee kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken
of wanneer u de camera aansluit op
een printer of computer. U kunt op deze
manier niet de batterij in de camera
opladen.
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten
wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het
merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/
of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld
lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd,
hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
143
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Optionele accessoires gebruiken
Foto's
Films
Afspelen op een tv
Foto's
Films
Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u uw opnamen bekijken op
een groter scherm.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens zijn mogelijk niet beschikbaar als u een tv
gebruikt voor weergave (
=
161).
Afspelen op een hdtv
Foto's
Films
U kunt uw foto's weergeven op een tv door de camera aan te sluiten
op een hdtv met een in de winkel verkrijgbare HDMI-kabel (maximaal
2,5 meter met een type D-aansluiting aan de kant van de camera).
Films die zijn opgenomen met een beeldkwaliteit van [ ], [ ] of
[ ] kunnen in HD-kwaliteit worden bekeken.
1
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv zoals
weergegeven.
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden
gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan
beschadigen.
Overige accessoires
Interfacekabel IFC-400PCU
Om de camera op een computer of
printer aan te sluiten.
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Als u de camera aansluit op een televisie,
kunt u uw opnamen afspelen op een
groter scherm.
Printers
PictBridge-compatibele printers van
Canon
Zelfs zonder een computer te gebruiken,
kunt u beelden afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
144
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Afspelen op een sdtv
Foto's
Films
Met de afzonderlijk verkrijgbare stereo AV-kabel AVC-DC400ST kunt u de
camera aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter
scherm terwijl u de camera bedient.
1
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in
de video-ingangen van de tv, zoals
weergegeven.
Zorg ervoor dat de kabelstekkers in
video-ingangen met dezelfde kleur zitten.
Open het klepje van de camera-
aansluiting en steek de kabelstekker er
volledig in.
3
Geef beelden weer.
Voer de stappen 3 – 4 bij “Afspelen op
een hdtv” (
=
143) uit om beelden weer
te geven.
Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de
televisie. Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op
de knop [
] en selecteert u [Video Systeem] op het
tabblad [
].
Open het klepje van de camera-
aansluiting en steek de kabelstekker er
volledig in.
3
Zet de tv aan en stel deze in op
externe invoer.
Stel de tv-ingang in op de externe
ingang waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
De camerabeelden worden
nu weergegeven op de tv.
(Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
De bedieningsgeluiden van de camera worden niet afgespeeld
als de camera is aangesloten op een hdtv.
145
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het ene uiteinde van het netsnoer
aan op de compacte voedingsadapter en
steek vervolgens het andere uiteinde in
een stopcontact.
Schakel de camera in en gebruik deze zoals
u wilt.
Als u klaar bent, schakelt u de camera uit
en haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere
voorwerpen. Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg
hebben.
Als de camera is aangesloten op een televisie, kunt u ook
opnamen maken terwijl u de beelden bekijkt op het grotere
tv-scherm. Opnamen maken werkt op dezelfde manier als via
het camerascherm. AF-Punt Zoom (
=
51), MF-Punt Zoom
(
=
73) en MF-peaking (
=
74) zijn echter niet beschikbaar.
De camera voeden via het lichtnet
Foto's
Films
Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset
ACK-DC40, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading.
1
Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
2
Plaats de koppeling.
Voer stap 1 bij “De batterij en uw
geheugenkaart plaatsen” (
=
17) uit
om het klepje te openen.
Houd het koppelstuk met de
aansluitpunten (1) in de aangegeven
richting en plaats het koppelstuk alsof
het een batterij is (doorloop stap 2
bij “De batterij en uw geheugenkaart
plaatsen” (
=
17)).
Voer stap 4 bij “De batterij en uw
geheugenkaart plaatsen” (
=
17) uit
om het klepje te sluiten.
3
Sluit de adapter aan op de
gelijkstroomkoppeling.
Open het klepje en steek de stekker van
de adapter helemaal in de koppeling.
(
1
)
146
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden opslaan op een computer
Met behulp van een USB-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar; op het uiteinde
voor de camera: mini-B) kunt u de camera op de computer aansluiten en
beelden opslaan op de computer.
1
Sluit de camera aan op de computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (1). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in de
aansluiting van de camera (2).
Steek de grote stekker van de
USB-kabel in de USB-poort van
de computer. Raadpleeg de
computerhandleiding voor meer
informatie over USB-aansluitingen op de
computer.
2
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Mac OS: CameraWindow wordt
weergegeven als er een verbinding tot
stand is gebracht tussen de camera en
de computer.
Windows: volg de onderstaande stappen.
In het scherm dat wordt weergegeven,
klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen van [
].
Kies [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] en klik op [OK].
(
1
)
(
2
)
De software gebruiken
Om de functies van de volgende software te kunnen gebruiken, downloadt
u de software op de website van Canon en installeert u deze op uw
computer.
CameraWindow
- Beelden importeren naar uw computer
Image Transfer Utility
- Beeldsynchronisatie instellen (
=
128) en beelden ontvangen
Map Utility
- Gebruik een kaart om GPS-informatie die aan beelden is
toegevoegd, weer te geven
Als u beelden op een computer wilt bekijken en bewerken,
gebruikt u vooraf geïnstalleerde of in de handel verkrijgbare
software die compatibel is met de beelden die door de camera
worden opgenomen.
Verbinding maken met een computer via een kabel
De computeromgeving controleren
De software kan op de volgende computers gebruikt worden.
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten en compatibiliteit,
inclusief ondersteuning door nieuwe besturingssystemen, gaat u naar de
website van Canon.
Windows 8/8.1
Windows 7 SP1
Mac OS X 10.9
Mac OS X 10.8
Controleer de systeemvereisten bij “De computeromgeving controleren”
(
=
114) wanneer u beelden naar een computer verzendt via Wi-Fi.
De software installeren
Zie “De software installeren” (
=
114) voor instructies om de software te
installeren.
147
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden afdrukken
Foto's
Films
U kunt uw foto's eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten
op een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken
in serie, bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen
voorbereiden of beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
Eenvoudig afdrukken
Foto's
Films
Druk uw foto's af door uw camera aan te sluiten op een PictBridge-
compatibele printer met behulp van een USB-kabel (afzonderlijk
verkrijgbaar; op het uiteinde voor de camera: mini-B).
1
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje. Houd de
kleinste kabelstekker in de getoonde
richting, en steek de stekker volledig in
de aansluiting op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over de
aansluiting.
Dubbelklik op [ ].
3
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop [
] om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Als u de beelden die u op een computer
hebt opgeslagen, wilt bekijken, gebruikt
u vooraf geïnstalleerde of in de handel
verkrijgbare software die compatibel
is met de beelden die door de camera
worden opgenomen.
Windows 7: als het scherm bij stap 2 niet wordt weergegeven,
klikt u op het pictogram [
] in de taakbalk.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven na stap 2,
klikt u op het pictogram [CameraWindow] in het dock.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw
computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten,
maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het
enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk
horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan
van de beelden op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van
beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van de
beeldbestanden.
148
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Afdrukinstellingen congureren
Foto's
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1 – 6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
147) uit om dit scherm te openen.
2
Congureer de instellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een item te selecteren.
Kies vervolgens een optie door op de
knoppen [ ][ ] te drukken.
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een bestandsnummer.
Beiden
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum en een bestandsnummer.
Uit
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te
drukken exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven
dat u wilt afdrukken (
=
149).
Papier
inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de
indeling en andere gegevens op (
=
149).
3
Schakel de printer in.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
5
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
6
Open het afdrukscherm.
Druk op de knop [ ], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
7
Druk het beeld af.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het afdrukken start nu.
Om andere beelden af te drukken,
herhaalt u na het afdrukken de
bovenstaande procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de kabel.
Zie “Printers” (
=
143) voor PictBridge-compatibele printers van
het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
149
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het afdrukken
Foto's
Films
1
Selecteer [Papier inst.]
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
148) uit om
het afdrukscherm te openen, kies
[Papier inst.] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op
de knoppen [
][ ] om het aantal beelden
per vel op te geven.
Druk op de knop [
].
5
Druk het beeld af.
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken
Foto's
Films
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
1
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
148) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop [ ].
Er verschijnt een kader voor bijsnijden
dat het af te drukken beeldgebied
aanduidt.
2
Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt
u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Om het kader te draaien, drukt u op de
knop [
].
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(
=
147) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
150
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Filmscènes afdrukken
Foto's
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1 – 6 in “Eenvoudig afdrukken”
(
=
147) uit om een lm te kiezen.
Het scherm links wordt weergegeven.
2
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te kiezen.
Druk vervolgens op de knoppen [ ][ ]
om de afdrukmethode te kiezen.
3
Druk het beeld af.
Afdrukopties voor lms
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval
afgedrukt op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt
op [Aan], kunt u ook het mapnummer, bestandsnummer en
de verstreken tijd voor het kader afdrukken.
Om printen te onderbreken, drukt u op de knop [ ].
Selecteer [OK] en druk vervolgens nogmaals op de knop [
].
[ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor PictBridge-
compatibele printermodellen CP720/CP730 en ouder van het
merk Canon.
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege
ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto's af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met
opnamepixelinstelling L en een verhouding van 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede
afdrukformaten.
Id-foto's afdrukken
Foto's
Films
1
Selecteer [ID Foto]
Voer stap 1 – 4 bij “Het papierformaat
en de indeling selecteren vóór het
afdrukken” (
=
149) uit, kies [ID Foto] en
druk op de knop [ ].
2
Selecteer de lengte van de lange en
de korte zijde.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een item te selecteren.
Om de lengte te kiezen, drukt u op de
knoppen [ ][ ]. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór
het afdrukken” (
=
149) uit om het
afdrukgebied te selecteren.
4
Druk het beeld af.
151
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[
] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd
op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht
overschreven.
Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen
voor zowel [Datum] als [File No.].
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-
compatibele printers van het merk Canon (afzonderlijk
verkrijgbaar).
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met
de instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [
] (
=
19).
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Foto's
Films
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het
beeld, wordt hierbij een pictogram [
]
geplaatst. Druk nogmaals op de knop [ ]
om indexafdrukken te annuleren voor het
beeld. [ ] wordt niet meer weergegeven.
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
Foto's
Films
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (
=
152)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op
een geheugenkaart en congureer de nodige instellingen, zoals het
aantal exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze
voorbereidt, voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen congureren
Foto's
Films
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [ ].
Selecteer en congureer de gewenste
items (
=
29).
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde
beelden per vel af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden na
het afdrukken verwijderd.
Uit
152
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
151) uit om
[Wis alle selecties] te selecteren en druk
op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst (DPOF)
Foto's
Films
Als er afbeeldingen aan de printlijst
zijn toegevoegd (
=
151 –
=
152),
wordt dit scherm weergegeven
wanneer u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer. Druk op
de knoppen [
][ ] om [Print nu] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [
] om de beelden in de printlijst af
te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
3
Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [
] om het aantal afdrukken op
te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken
van andere beelden in te stellen en het
aantal afdrukken van elk beeld op te
geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
via stap 2 de af te drukken beelden
selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de
knop [
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Foto's
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
151) uit om
[Select. reeks] te kiezen en druk op de
knop [
].
Voer stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
93) uit om beelden op
te geven.
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Opdracht] te kiezen en druk op de
knop [
].
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Foto's
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
151) uit om
[Sel. alle beelden] te kiezen en druk op
de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
153
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de
knop [
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto's
Films
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode selecteren” (
=
153),
selecteer [Sel. alle beelden] en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Foto's
Films
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode selecteren” (
=
153),
selecteer [Wis alle selecties] en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto's
Films
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software
op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen.
Deze functie is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt
of wanneer u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop [ ],
selecteer [Fotoboek instellen] op
het tabblad [ ] en bepaal hoe u de
beelden wilt selecteren.
[ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd
op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht
overschreven.
Afzonderlijke beelden toevoegen
Foto's
Films
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens de procedure
bij “Een selectiemethode selecteren”
(
=
153) en druk op de knop [ ].
154
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (
=
17).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (
=
17).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is
gesloten (
=
17).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet
in contact komen met metalen voorwerpen.
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (
=
17).
De batterij is opgezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, dient
u contact op te nemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op
een tv (
=
143).
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
155
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ] (
=
32).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
69).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
69,
=
69).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst (
=
35).
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
172).
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
79,
=
83).
Verhoog de ISO-waarde (
=
70).
De onderwerpen in geitste foto's zijn te helder, de highlights zijn
vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
172).
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
] (
=
32).
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
79,
=
83).
Er verschijnen witte vlekken in geitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (
=
70).
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamestanden leiden tot korrelige
beelden (
=
58).
De onderwerpen hebben rode ogen.
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (
=
54). Het licht voor rode-ogenreductie (
=
4)
gaat branden bij foto's die met de itser worden gemaakt. U krijgt de beste
resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken.
Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het
onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (
=
101).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
138).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (
=
162 –
=
168).
Het pictogram voor baby's of kinderen wordt niet weergegeven.
De pictogrammen voor baby's en kinderen worden niet weergegeven als
de verjaardag niet is ingesteld bij de gezichtsinformatie (
=
44). Als de
pictogrammen ook niet worden weergegeven wanneer de verjaardag wel is
opgegeven, registreert u de gezichtsinformatie opnieuw (
=
45) of controleert
u of de datum/tijd correct is ingesteld (
=
135).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (
=
84) de ontspanknop half in (
=
26).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (
=
27).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto's worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
- Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren en
kan een horizontale band verschijnen.
Weergave op het volledige scherm is tijdens het opnemen niet
beschikbaar (
=
49).
[
] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnemen is niet mogelijk (
=
35).
[
] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (
=
35).
Stel [IS modus] in op [Continu] (
=
80).
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
] (
=
78).
Verhoog de ISO-waarde (
=
70).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden (
=
80).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een opname te maken (
=
26).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (
=
173).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (
=
53).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (
=
75,
=
77).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de ontspanknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen,
probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop
meerdere malen half in te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ] (
=
78).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
69).
Pas het contrast aan met i-Contrast (
=
70,
=
100).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
69,
=
69).
156
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het beginscherm van Story Highlights kan niet worden geopend door op
de knop [ ] te drukken.
Het beginscherm kan niet worden weergegeven als de camera op een printer is
aangesloten. Ontkoppel de camera van de printer.
Het beginscherm kan niet worden weergegeven als een Wi-Fi-verbinding actief is.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Een gewenst onderwerppictogram voor een album wordt niet
weergegeven op het beginscherm van Story Highlights.
Selecteer in de korte informatieweergave (
=
85) een beeld met de naam van
de persoon voor het album voordat u het beginscherm van Story Highlights opent
(
=
104).
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (
=
25).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als
volgt de overdrachtssnelheid te verlagen:
- Druk op de knop [
] om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de
knop [
] ingedrukt terwijl u tegelijkertijd op de knoppen [ ] en [ ]
drukt. Druk in het volgende scherm op de knoppen [
][ ] om [B] te selecteren.
Druk daarna op de knop [
].
Wi-Fi
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend door op de knop [
] te
drukken.
Het Wi-Fi-menu is niet beschikbaar in de opnamemodus. Ga naar de
afspeelmodus en probeer het opnieuw.
In de afspeelmodus kan het Wi-Fi-menu niet worden geopend tijdens vergrote
weergave of indexweergave. Ga naar de enkelvoudige weergave en probeer het
opnieuw. Het Wi-Fi-menu kan ook niet worden geopend in de groepsweergave
of gelterde beeldweergave op basis van opgegeven voorwaarden. Annuleer het
gegroepeerd of gelterd afspelen van beelden.
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend wanneer de camera via een kabel is
aangesloten op een printer, computer of tv. Koppel de kabel los.
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd (
=
137,
=
172).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel
genoeg naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende
maatregelen:
- Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
138).
- Verlaag de beeldkwaliteit (
=
50).
- Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt
(
=
172).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u lms opneemt in de modus [ ] (
=
61).
Onderwerpen lijken vervormd.
Onderwerpen die tijdens het opnemen snel langs de camera bewegen, kunnen
vervormd lijken. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (
=
138).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er
kaders wegvallen en kan het geluid haperen.
Geluid wordt niet weergegeven tijdens lms.
Pas het volume aan (
=
134) als [Mute] is geactiveerd (
=
134) of als het geluid
van de lm zwak is.
Bij lms die zijn opgenomen in de modus [
] (
=
61) wordt geen geluid
weergegeven, omdat in deze modus geen geluid wordt opgenomen.
157
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wis de gegevens van de Wi-Fi-verbinding voordat u de camera weggooit
of aan iemand anders geeft.
Reset de instellingen voor Wi-Fi (
=
133).
Kan geen apparaat/bestemming toevoegen.
Er kunnen in totaal 20 items van verbindingsinformatie aan de camera worden
toegevoegd. Wis eerst overbodige verbindingsinformatie van de camera en voeg
daarna nieuwe apparaten/bestemmingen toe (
=
131).
Gebruik een computer of smartphone om webservices te registreren (
=
119).
Om een smartphone toe te voegen, installeert u eerst de toepassing Camera
Connect op uw smartphone (
=
110).
Om een computer toe te voegen, installeert u eerst de software CameraWindow
op uw computer. Controleer ook de omgeving en instellingen van uw computer en
Wi-Fi (
=
114,
=
115).
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
storingsbronnen, zoals magnetrons, Bluetooth-apparaten en andere apparaten die
op de 2,4 GHz band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (zoals
het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de apparaten zijn.
Kan geen verbinding maken met het toegangspunt.
Controleer of het toegangspunt is ingesteld op een kanaal dat wordt ondersteund
door de camera (
=
171). In plaats van automatisch kanaaltoewijzing kunt u het
beste handmatig een ondersteund kanaal toewijzen.
Kan geen beelden verzenden.
Het bestemmingsapparaat heeft onvoldoende opslagruimte. Vergroot de
opslagruimte op het bestemmingsapparaat en verzend de afbeeldingen opnieuw.
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart van de
bestemmingscamera staat in de vergrendelde positie. Verschuif het schuifje voor
schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie.
Beelden worden niet verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of andere
webservices als u beeldbestanden of mappen verplaatst of een andere naam
geeft op de computer waarop beelden zijn ontvangen die zijn verzonden
met beeldsynchronisatie via een toegangspunt (
=
128). Voordat u deze
beeldbestanden of mappen verplaatst of hernoemt op de computer, dient u te
controleren of de beelden al zijn verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of
andere webservices.
Kan de beeldgrootte niet wijzigen voor verzending.
De afbeeldingsgrootte kan niet worden aangepast naar een opnamepixelinstelling
die hoger is dan de oorspronkelijke instelling.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
Het verzenden van beelden duurt lang./De draadloze verbinding is
verbroken.
Het kan lang duren om meerdere afbeeldingen te verzenden. Probeer de
beeldgrootte te wijzigen om het verzenden te versnellen (
=
127).
Het kan lang duren om lms te verzenden.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
storingsbronnen, zoals magnetrons, Bluetooth-apparaten en andere apparaten die
op de 2,4 GHz band werken. Het verzenden van beelden kan lang duren, zelfs als
[
] wordt weergegeven.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (zoals
het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de apparaten zijn.
158
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shufe/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/
Niet selecteerbaar beeld./Geen ID-info
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die
met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies met
een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
ID-info bewerken* (
=
89), Vergroten* (
=
90), Smart Shufe* (
=
92),
Roteren* (
=
96), Favorieten (
=
97), Bewerken* (
=
98), Printlijst*
(
=
151) en Fotoboek instellen* (
=
153).
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (
=
93,
=
95,
=
152) en
u probeerde als eerste beeld een beeld te kiezen dat na het laatste beeld komt of
omgekeerd.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (
=
151) of
fotoboekinstellingen (
=
153). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (
=
151) of voor de fotoboekinstellingen
(
=
153) konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw .
U probeerde 500 beelden of meer te kiezen bij Beveilig (
=
92),
Wissen (
=
94), Favorieten (
=
97), Printlijst (
=
151) of Fotoboek instellen
(
=
153).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn
bereikt. Wijzig op het tabblad [
] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (
=
138)
of formatteer de geheugenkaart (
=
137).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk
van Canon Klantenondersteuning.
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Opnamen maken of afspelen
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (
=
17).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld.
Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie
(
=
17).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (
=
17).
Geheugenkaart fout (
=
138)
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice als dezelfde
foutmelding blijft verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart (
=
2)
hebt geformatteerd en correct hebt geplaatst (
=
17).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken
(
=
32,
=
56,
=
68,
=
81) of beelden te bewerken (
=
98).
Wis overbodige beelden (
=
94) of plaats een geheugenkaart met voldoende
vrije ruimte (
=
17).
Laad de accu op (
=
17)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (
=
92)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/Kan geen MP4 afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet worden afgespeeld.
159
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bestand(en) niet verzonden
Geheugenkaart fout
Neem contact op met een helpdesk van de klantenondersteuning van Canon
indien dezelfde foutmelding blijft verschijnen nadat u een geformatteerde
geheugenkaart correct hebt geplaatst.
Bestand(en) niet ontvangen
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende vrije ruimte op de geheugenkaart van de doelcamera om
beelden te ontvangen. Wis beelden om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart
of plaats een geheugenkaart met voldoende ruimte.
Bestand(en) niet ontvangen
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart in de camera staat in
de vergrendelde positie. Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de
ontgrendelde positie.
Bestand(en) niet ontvangen
Fout in benaming.
Als het hoogste mapnummer (999) en het hoogste afbeeldingsnummer (9999)
zijn bereikt op de ontvangende camera, kunnen er geen afbeeldingen worden
ontvangen.
Onvoldoende ruimte op server
Verwijder overbodige afbeeldingen die u naar CANON iMAGE GATEWAY hebt
geüpload om ruimte vrij te maken.
Sla de beelden die via Beeldsynchronisatie (
=
128) zijn verzonden op uw
computer op.
Controleer netwerkinstellingen
Controleer of uw computer met de huidige netwerkinstellingen verbinding kan
maken met internet.
Bestandsfout
Foto's die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (
=
147), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (
=
149). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de
instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag
om een vervangend inktabsorptiekussen.
Wi-Fi
Verbinding mislukt
Er zijn geen toegangspunten herkend. Controleer de instellingen van de
toegangspunten (
=
115).
Een apparaat wordt niet gevonden. Zet de camera uit en weer aan en probeer
opnieuw verbinding te maken.
Controleer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken en zorg dat het klaar is
om verbinding te maken.
Kan toegangspunt niet bepalen
De WPS-knoppen van meerdere toegangspunten zijn gelijktijdig ingedrukt.
Probeer opnieuw verbinding te maken.
Geen toegangspunten gevonden
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Zorg dat u de juiste SSID invoert als u handmatig verbinding maakt met een
toegangspunt.
Wachtwoord is onjuist/Onjuiste beveiligingsinstellingen Wi-Fi
Controleer de beveiligingsinstellingen van de toegangspunten (
=
115).
IP-adresconict
Stel het IP-adres opnieuw in zodat er geen conict is met een ander IP-adres.
Verbinding verbroken/Bestand(en) niet ontvangen/Bestand(en) niet
verzonden
Mogelijk worden in uw omgeving Wi-Fi-signalen belemmerd.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
magnetrons, Bluetooth-apparaten en andere apparaten die op de 2,4 GHz band
werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Controleer het verbonden apparaat om te zien of er geen fouten zijn.
160
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
(20) AF frame (
=
74),
Spotmetingpuntkader (
=
69)
(21) AE lock (
=
69), FE-lock
(
=
80)
(22) Sluitertijd (
=
81,
=
82)
(23) Diafragmawaarde
(
=
82,
=
82)
(24) Belichtingsniveau (
=
82)
(25) ISO-waarde (
=
70)
(26) Raster (
=
51)
(27) Modus Hybride automatisch
(
=
34)
(28) Zoombalk (
=
32)
(29)
Automatisch (
=
40)
(30) Windfilter (
=
35)
(31) Tijdzone (
=
135)
(32) Beeldstabilisatie (
=
80)
(33) MF-indicator (
=
73)
(34) Belichtingscompensatieniveau
(
=
69)
* Geeft in de modus [ ] het aantal beschikbare opnamen aan.
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende
opgeladen
(Knippert rood)
Bijna leeg; batterij moet worden
opgeladen
[Laad de accu op]
Leeg; batterij moet onmiddellijk
worden opgeladen
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)
(
5
)
(
11
)(
12
)(
13
) (
14
)(
15
) (
16
) (
17
)
(
18
)
(
19
)
(
20
)
(
30
)
(
29
)
(
33
)(
34
)
(
10
)
(
27
)
(
21
) (
22
) (
23
) (
24
) (
25
) (
26
)
(
31
)
(
32
)
(
28
)
(1) Opnamemodus (
=
162),
Compositiepictogram (
=
36)
(2) Flitsmodus (
=
78)
(3) Flitsbelichtingscompensatie /
Flitsuitvoerniveau
(
=
79,
=
83)
(4) Meetmethode (
=
69)
(5) Eco-modus (
=
136)
(6) Transport mode (
=
78)
(7) Kwiklampcorrectie (
=
50),
Witbalans (
=
71)
(8) My Colors (
=
71)
(9) Zelfontspanner (
=
42)
(10) Waarschuwing: camera
beweegt (
=
35)
(11) Pictogram IS-modus (
=
37)
(12) Batterijniveau (
=
160)
(13) Fotocompressie (
=
80),
Opnamepixelinstelling (
=
49)
(14) Resterende opnamen (
=
172)*
(15) Filmkwaliteit (
=
50)
(16) Resterende tijd (
=
172)
(17) Zoomvergroting (
=
38),
Digitale telelens (
=
74)
(18) Scherpstelbereik (
=
73,
=
73), AF lock (
=
77)
(19) Knipperdetectie (
=
52)
161
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
(27) Compressie (beeldkwaliteit)
(
=
80) / Opnamepixelinstelling
(
=
49,
=
50),
Digest-films (
=
34),
MP4 (films), Albums (
=
104)
(28) Foto's: Opnamepixelinstelling
(
=
172)
Films: Afspeeltijd (
=
172)
(29) Bestandsgrootte
Sommige gegevens zijn mogelijk niet beschikbaar als u een tv
gebruikt voor weergave (
=
143).
Overzicht van lmbedieningspaneel
De volgende handelingen zijn beschikbaar op het lmbedieningspaneel,
dat geopend kan worden volgens de beschrijving bij “Bekijken” (
=
84).
Afspelen
Slow motion (Om de afspeelsnelheid aan te passen, drukt u op de
knoppen [ ][ ] of draait u aan de knop [ ]. Er wordt geen geluid
afgespeeld.)
Achteruit springen* of Vorige clip (
=
103) (Om verder terug te
springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Eerder beeld (Om snel terug te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Vooruit springen* of Volgende clip (
=
103) (Om verder vooruit te
springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Clip wissen (verschijnt alleen wanneer u een digest-lm (
=
103)
hebt geselecteerd)
Bewerken (
=
102)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-
compatibele printer (
=
147).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Tijdens het afspelen van lms kunt u vooruit of achteruit springen
(of naar de vorige of volgende clip) door op de knoppen [
][ ]
te drukken.
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
(
1
)
(
2
) (
3
) (
4
)(
5
)(
6
)(
7
)(
8
)(
9
) (
10
) (
11
)
(
12
) (
13
) (
14
) (
15
) (
16
)
(
17
)
(
23
) (
25
) (
27
)
(
24
) (
26
)
(
28
) (
29
)
(
18
) (
19
) (
20
) (
21
) (
22
)
(1) Films (
=
32,
=
84)
(2) Nummer huidig beeld/
totaal aantal beelden
(3) Histogram (
=
86)
(4) Batterijniveau (
=
160)
(5) Wi-Fi-signaalsterkte (
=
127)
(6) Beeldsynchronisatie (
=
128)
(7) Beeldbewerking (
=
98),
Filmcompressie (
=
103)
(8) Favorieten (
=
97)
(9) Beveiligen (
=
92)
(10) Mapnummer – bestandnummer
(
=
138)
(11) Opnamedatum/-tijd (
=
19)
(12) Opnamemodus (
=
162)
(13) Sluitertijd (
=
81,
=
82)
(14) Diafragmawaarde
(
=
82,
=
82)
(15) Belichtingscompensatieniveau
(
=
69)
(16) ISO-waarde (
=
70)
(17) Meetmethode (
=
69)
(18) Flitser (
=
78),
Flitsbelichtingscompensatie
(
=
79)
(19) Witbalans (
=
71)
(20) Kwiklampcorrectie (
=
50
),
Creatieve opname-effect (
=
57
)
(21) My Colors (
=
71,
=
100)
(22) Scherpstelbereik
(
=
73,
=
73)
(23) Rode-ogencorrectie (
=
101),
Afspeeleffect korte clip (
=
66)
(24) i-Contrast (
=
70)
(25) Beeldkwaliteit/Framesnelheid
(films) (
=
49,
=
50)
(26) Groep afspelen (
=
88)
162
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / *
3
/ *
3
/ / / / / /
/ *
3
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Diafragmawaarde (
=
82)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Sluitertijd (
=
82)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Program Shift (
=
69)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AE lock/FE-lock (
=
69,
=
80)*
4
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AE lock (lm)/Belichting (
=
66)*
2
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Scherpstelbereik (
=
73,
=
73,
=
77)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Pictogrammen in het zwart, zoals , geven aan dat de functie
beschikbaar is of automatisch wordt ingesteld in die opnamemodus.
Grijze pictogrammen, zoals , geven aan dat de functie niet beschikbaar
is in die opnamemodus.
Belichtingscompensatie (
=
69)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Zelfontspanner (
=
42)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Instellingen voor zelfontspanner (
=
43)
Vertraging*
1
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Beelden*
2
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Flitser (
=
78)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
163
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Witbalans (
=
71)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
ISO-waarde (
=
70)
AUTO
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
80 / 100 / 200 / 400 / 800 / 1600 / 3200
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Flitsbelichtingscompensatie (
=
79)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Flitsuitvoerniveau (
=
83)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Transport mode (
=
78)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AF Tracking onderwerpselectie (
=
75)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Display wijzigen (
=
27)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
*1 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in standen zonder selectie van het
aantal opnamen.
*2 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in standen zonder selectie van het
aantal opnamen.
*3 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [
].
*4 FE-lock is niet beschikbaar in de itsmodus [
].
Menu FUNC.
Meetmethode (
=
69)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
My Colors (
=
71)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / *
1
/ *
1
/ / / / / / / *
2
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
164
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Filmkwaliteit (
=
50)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / *
4
/ / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / *
4
/ / / / / / / /
*1 Witbalans is niet beschikbaar.
*2 Instellen in een bereik van 1 – 5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten.
*3 [
] wordt ingesteld bij [ ], AF lock of [ ].
*4 Synchroniseert met de ingestelde beeldverhouding en wordt automatisch
ingesteld (
=
61).
Opnametabblad
AF Frame (
=
74)
Gezichts-AiAf*
1
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AF Tracking
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Centrum
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
*
3
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Hoogte/breedte foto (
=
49)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / *
4
/ / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / *
4
/ / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Opnamepixels (
=
49)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Compressie (
=
80)
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
165
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Uit
/ / / / / / *
3
/ / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Continu (
=
77)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AF-hulplicht (
=
53)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
MF-Punt Zoom (
=
73)
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
2x/4x
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Veiligheids MF (
=
73)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AF kader afm. (
=
74)*
2
Normaal
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Klein
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Digitale Zoom (
=
38)
Standaard
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
1.6x/2.0x
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
AF-Punt Zoom (
=
51)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Servo AF (
=
76)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
166
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Flitsbel. comp.
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Flits output
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Veiligheids FE
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
i-Contrast (
=
70)
Automatisch
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Hg lampcorr. (
=
50)
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Safety Shift (
=
82)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
MF-peaking-instellingen (
=
74)
Peaking
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Level
Laag/Hoog
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Kleur
Rood/Blauw/Geel
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Flits Instellingen (
=
54,
=
79,
=
83)
Flits mode
Automatisch
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Handmatig
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Lamp Aan
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
167
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Raster (
=
51)
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
IS-instellingen (
=
80)
IS modus
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Continu
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Opname
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Dynamic IS
Laag
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Standaard
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Hoog
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Beeldgebied (
=
39)
Groot/Medium/Klein
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Wind Filter (
=
35)
Automatisch/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Afbeelding direct bekijken (
=
54)
Weergavetijd
Uit/Snel
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
2 sec./4 sec./8 sec./Vastzetten
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Scherminfo
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Details
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Knipperdetectie (
=
52)
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
168
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Tabblad Instellen
Item Referentiepagina
Mute
=
134
Volume
=
134
Hints en tips
=
135
Datum/Tijd
=
135
Tijdzone
=
135
Lens intrekken
=
136
Eco-modus
=
136
Spaarstand
=
26,
=
136
LCD Helderheid
=
137
Opstart scherm
=
137
Formatteren
=
137
Bestandnr.
=
138
Maak folder
=
138
Maateenheden
=
139
Video Systeem
=
144
Instellingen Wi-Fi
=
107
Mobiele apparaatverbinding
=
110
Certicaatlogo weergeven
=
139
Taal
=
139
Reset alle
=
140
Automatische instellingen (
=
40,
=
41)
Hulp vragen
Aan
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Auto zoom
Gezicht/Bovenlichaam/Lichaam/Handmatig/Automatisch
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Digest-type (
=
34)
Met foto's/Geen foto's
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
Inst. gezichts-ID (
=
45)
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / /
*1 De werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per
opnamemodus.
*2 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
*3 [Aan] wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd in de
modus [
].
- In sommige standen of met sommige instellingen waarbij u Gezichts-ID gebruikt
(
=
44), worden namen van mensen mogelijk in beelden vastgelegd, zelfs als ze
niet worden weergegeven.
169
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Tabblad Print
Item Referentiepagina
Print
Sel. beeld & aantal
=
151
Select. reeks
=
152
Sel. alle beelden
=
152
Wis alle selecties
=
152
Print instellingen
=
151
Tabblad Afspelen
Item Referentiepagina
Album afspelen
=
104
Digest-lms weerg./afsp.
=
87
Diavoorstelling
=
91
Wissen
=
94
Beveilig
=
92
Roteren
=
96
Favorieten
=
97
Fotoboek instellen
=
153
i-Contrast
=
100
Rode-Ogen Corr.
=
101
Trimmen
=
99
Veranderen
=
98
My Colors
=
100
Info gezichts-ID
=
87
Overgangseff.
=
84
Indexeffect
=
87
Beeld scrollen
=
84
Beelden groep.
=
88
Autom. draaien
=
97
Ga verder
=
84
170
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specicaties
Cameraspecicaties
Effectieve pixels
in de camera
(max.)
Ongeveer 20,3 miljoen pixels
Focuslengte lens
30x zoom: 4.5 (G) – 135.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm-lm: 25 (G) – 750 (T) mm)
LCD-monitor
Kleuren-TFT LCD 7,5 cm (3,0 in)
Effectieve pixels: circa 922.000 pixels.
Bestandsformaat
Design rule for Camera File system,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's: Exif 2.3 (JPEG)
Films: MP4 (Video: MPEG-4 AVC/H.264;
Audio: MPEG-4 AAC-LC (stereo))
Interface
Hi-speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Stroombron
Batterij NB-6LH
Voedingsadapterset ACK-DC40
Afmetingen
(gebaseerd op
CIPA-normen)
112,7 x 65,8 x 34,8 mm
Gewicht
(gebaseerd op
CIPA-normen)
Circa 269 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Circa 245 g (alleen camerabody)
Voorzorgsmaatregelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of
stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of
andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren.
Dit kan leiden tot storing of verlies van beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje.
Niet hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de
helpdesk van Canon Klantenservice.
Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van
een koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie
ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan
deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en
wacht tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik
neemt.
Bewaar ongebruikte batterijen in een plastic zak of een vergelijkbare
verpakking. Om ervoor te zorgen dat de prestaties van de batterij
behouden blijven wanneer u de batterij gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, laadt u de batterij circa een keer per jaar op en
gebruikt u de resterende lading op voordat u de batterij opbergt.
171
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal opnamen Circa 230
Aantal opnamen (Eco-modus aan) Circa 315
Opnametijd lm*
1
Circa 45 minuten
Opnametijd lm (Continue
opname*
2
)
Circa 1 uur en 15 minuten
Afspeelduur*
3
Circa 4 uur
*1 Tijd onder deze omstandigheden.
- Modus [
]
- Kwaliteit: [
]
- Met herhaaldelijk opnemen, stoppen, zoomen en de camera in- en
uitschakelen
*2 Tijd onder deze omstandigheden.
- Modus [
]
- Kwaliteit: [
]
- Zonder zoomen of andere bewerkingen
- Het opnemen wordt hervat onmiddellijk nadat automatisch is gestopt bij een
bestandsgrootte van 4 GB of een tijd van circa 29:59
*3 Tijd bij het afspelen van een diavoorstelling van foto's.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op
richtlijnen voor metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en
de opnametijd lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
Wi-Fi
Normen
IEEE 802.11b/g/n*
* Alleen 2,4 GHz-band
Verzendmethoden
OFDM-modulatie (IEEE 802.11g/n)
DSSS-modulatie (IEEE 802.11b)
Communicatiestanden
Infrastructuurmodus*
1
, Ad-hocmodus*
2
*1 Ondersteunt Wi-Fi Protected Setup
*2 Wi-Fi-gecerticeerde IBSS
Ondersteunde kanalen 1 – 11
Beveiliging
WEP, WPA-PSK (AES/TKIP),
WPA2-PSK (AES/TKIP)
Brandpuntsafstand digitale zoom (equivalent aan 35 mm)
Digitale zoom [Standaard]
25 – 3000 mm
(Staat voor de gecombineerde
brandpuntsafstand van de optische en
digitale zoomfunctie.)
Digitale telelens 1.6x 40,0 – 1200 mm
Digitale telelens 2.0x 50,0 – 1500 mm
172
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnametijd per geheugenkaart
Beeldkwaliteit
Opnametijd per geheugenkaart
16 GB
59 min. 30 sec.
1 uur 26 min. 5 sec.*
4 uur 5 min. 15 sec.
10 uur 22 min. 35 sec.
* 52 min. 12 sec. voor iFrame-lms (
=
67).
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de
geheugenkaart en de camera-instellingen.
De opname stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een
clip 4 GB is of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en
59 seconden is bij opnemen in [
], [ ] of [ ], of na circa
1 uur opnemen in [ ].
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als
de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed
Class 10-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Flitsbereik
Maximale groothoek ( )
50 cm – 3,5 m
Maximale telelens (
)
1,4 – 2,0 m
Aantal opnamen per geheugenkaart
Het aantal opnamen bij een beeldverhouding (
=
49) van 4:3 per
geheugenkaart is als volgt. Houd er rekening mee dat het aantal
beschikbare opnamen varieert afhankelijk van de beeldverhouding.
Aantal
opnamepixels
Compressieverhouding
Aantal opnamen per
geheugenkaart (aantal
opnamen bij benadering)
16 GB
(Groot)
20M/5184x3888
1680
2729
(Medium 1)
10M/3648x2736
3217
5061
(Medium 2)
3M/2048x1536
9344
16755
(Klein)
0.3M/640x480
53992
80988
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp,
de geheugenkaart en de camera-instellingen.
173
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Sluitertijd
[ ]-modus,
automatisch
ingesteld bereik
1 – 1/3200 sec.
Beschikbare
waarden in de
modus [
] (sec.)
15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3.2, 2.5, 2, 1.6, 1.3, 1, 0.8,
0.6, 0.5, 0.4, 0.3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13,
1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80,
1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320, 1/400,
1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600,
1/2000, 1/2500, 1/3200
Diafragma
f/nummer f/3.2 – f/8.0 (G), f/6.9 – f/8.0 (T)
Beschikbare
waarden in de
modus [ ]*
F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F6.9,
F7.1, F8.0
* Afhankelijk van de zoompositie zijn mogelijk niet alle diafragmawaarden
beschikbaar.
Opnamebereik
Opnamemodus Scherpstelbereik
Maximale
groothoek (
)
Maximale
telelens ( )
1 cm – oneindig 1,4 m – oneindig
1,0 m – oneindig 8,0 m – oneindig
Andere standen
5 cm – oneindig 1,4 m – oneindig
*
1 – 50 cm
*
1 cm – oneindig 1,4 m – oneindig
* Niet beschikbaar in bepaalde opnamestanden.
Snelheid van continue opname
Modus Continue
opname
Snelheid
Circa 6,0 beelden/sec.
Circa 4,5 beelden/sec.
Circa 4,5 beelden/sec.
Snelheid bij gebruik van een 8 GB UHS-I-geheugenkaart, zoals
vastgelegd in teststandaarden van Canon. Het aantal opnamen is
afhankelijk van onderwerpen, het merk van de geheugenkaart en
andere factoren.
174
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Batterij NB-6LH
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 3,7 V gelijkstroom
Nominale capaciteit: 1.060 mAh
Oplaadcycli: Circa 300 keer
Bedrijfstemperatuur: 0 – 40 °C
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Nominale invoer: 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz),
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominale uitvoer: 4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadduur: Circa 2 uur (bij gebruik van NB-6LH)
Oplaadlampje: Opladen: oranje / Volledig opgeladen:
groen (systeem met twee indicatielampjes)
Bedrijfstemperatuur: 0 – 40 °C
175
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
A
Aangepaste witbalans 71
Aansluiting 144, 147
Accessoires 142
AE lock 69
Afdrukken 147
AF-kaders 74
AF lock 77
Afspelen
Bekijken
AF Tracking 75
Auto-modus (opnamemodus) 22, 32
Av (opnamemodus) 82
AV-kabel 144
B
Batterij
Eco-modus 136
Niveau 160
Opladen 17
Spaarstand 26
Batterijen
Datum/tijd (datum/tijd-batterij)
Batterijlader 2, 142
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen 92
Weergaveduur 54
Wissen 94
Beelden geotaggen 130
Beelden opslaan op
een computer 146
Beelden verzenden 124
Beelden verzenden naar een andere
camera 124
Beelden verzenden naar
een smartphone 108
Beelden verzenden naar
webservices 119
Beeldkwaliteit
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
Beeldstabilisatie 80
Beeldsynchronisatie 128
Beeldverhouding 49
Bekijken 23
Beeld zoeken 88
Diavoorstelling 91
Eén beeld weergeven 23
Indexweergave 87
Smart Shufe 92
Tv-weergave 143
Vergrote weergave 90
Belichting
AE lock 69
Compensatie 69
FE-lock 80
Bestandsnummering 138
Beveiligen 92
Bewerken
Bijsnijden 99
Formaat wijzigen 98
i-Contrast 100
My Colors 100
Rode-ogencorrectie 101
Bijsnijden 99, 149
C
Camera
Reset alle 140
Camera Connect 108
CameraWindow 146
CANON iMAGE GATEWAY 119
Centrum (modus AF Frame) 75
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) 80
Continue opname 37, 43
Creatieve lters (opnamemodus) 60
Creatieve opname 57
D
Datum/tijd
Datum/tijd-batterij 20
Instellingen 19
Vervangen 19
Wereldklok 135
DC-koppelstuk 145
De Witbalans voor meerdere
gebieden corrigeren 50
Diavoorstelling 91
Digitale telelens 74
Digitale Zoom 38
Directe effecten (opnamemodus) 56
DPOF 151
E
Eco-modus 136
Extra levendig (opnamemodus) 60
F
Favorieten 97
FE-lock 80
Films
Beeldkwaliteit (opnamepixels/
beeldsnelheid) 49, 50
Bewerken 102
Opnametijd 172
Fisheye-effect (opnamemodus) 60
Flitser
Aan 78
Flitsbelichtingscompensatie 79
Flitser uitschakelen 79
Slow sync 79
Focusvergrendeling 75
Formaat wijzigen 98
Fotoboek instellen 153
Foutmeldingen 158
Framing Assist 39
G
Geheugenkaarten 2
Opnametijd 172
Geluiden 134
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) 75
Gezichts-ID 44
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 64
Glimlach (opnamemodus) 63
GPS-informatieweergave 86
H
Handmatig scherpstellen
(scherpstelbereik) 73
HDMI-kabel 143
Hybride automatisch
(opnamemodus) 34
176
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen 73
Macro 73
Scherpstellen
AF-kaders 74
AF lock 77
AF-Punt Zoom 51
MF-peaking 74
Servo AF 76
Sepiakleurige beelden 72
Servo AF 76
Smart Shufe 92
Smart Shutter (opnamemodus) 63
Sneeuw (opnamemodus) 59
Softfocus (opnamemodus) 62
Software
Beelden opslaan op een
computer 146
Installatie 114, 146
Spaarstand 26
Speels effect (opnamemodus) 62
Standaard (lmmodus) 65
Standaardwaarden
Reset alle
Stereo AV-kabel 143, 144
Story Highlights 104
T
Tv (opnamemodus) 81
Tv-weergave 143
V
Verbinden via een toegangspunt 115
Verbindingsinformatie bewerken of
wissen 131
Vergrote weergave 90
Voeding 142
Batterij
Batterijlader
Voedingsadapterset
Voedingsadapterset 142, 145
Vuurwerk (opnamemodus) 59
W
Weergavetaal 20
Weinig licht (opnamemodus) 59
Wereldklok 135
Wi-Fi-functies 107
Wi-Fi-menu 111
Windlter 35
Wissen 94
Witbalans (kleur) 71
Z
Zelfontspanner 42
2 seconden zelfontspanner 42
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 64
Knipoogdetectie
(opnamemodus) 64
Zelfontspanner aanpassen 43
Zoeken 88
Zoomen 22, 33, 38
Zwart-witfoto’s 72
I
i-Contrast 70, 100
iFrame-lms (lmmodus) 67
Indicator 31, 53, 54
Inhoud van de verpakking 2
ISO-waarde 70
K
Kleur (witbalans) 71
Klok 31
Knipoogdetectie (opnamemodus) 64
Knipperdetectie 52
Korte clips (lmmodus) 66
Kwiklampcorrectie 50
L
Lichtnet 145
M
M (opnamemodus) 82
Macro (scherpstelbereik) 73
Meetmethode 69
Menu
Basishandelingen 29
Tabel 162
Menu FUNC.
Basishandelingen 28
Tabel 163
Miniatuureffect (opnamemodus) 61
Mobiele apparaatverbinding 110
Modus Camera toegangspunt 113
Monochroom (opnamemodus) 63
My Colors 71, 100
N
Nachtscène handmatig
(opnamemodus) 59
O
Opname
Opnamedatum/-tijd
Datum/tijd
Opname-informatie 160
Opnamen maken op afstand 130
Opnamepixels (beeldgrootte) 49
P
P (opnamemodus) 68
PictBridge 143, 147
Polsriem
Riem
Portret (opnamemodus) 58
Postereffect (opnamemodus) 60
Problemen oplossen 154
Programma AE 68
R
Raster 51
Recyclen de interne oplaadbare
lithiumbatterij 21
Reizen met de camera 135
Reset alle 140
Riem 2, 16
Rode-ogencorrectie 101
Roteren 96
S
Scherm
Menu
Menu FUNC., Menu
Pictogrammen 160, 161
Weergavetaal 20
177
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi (draadloos LAN)
Landen en regio's waar WLAN-gebruik is toegestaan
- Gebruik van WLAN is beperkt in bepaalde landen en regio’s,
en illegaal gebruik kan strafbaar zijn volgens nationale of lokale
voorschriften. Om te voorkomen dat u de voorschriften met
betrekking tot WLAN schendt, controleert u op de website van
Canon waar het gebruik is toegestaan.
Houd er rekening mee dat Canon niet aansprakelijk kan worden
gehouden voor problemen die voortkomen uit het gebruik van WLAN
in andere landen en regio's.
Indien u één van de volgende handelingen uitvoert, kan dit juridische
gevolgen hebben:
- Het product wijzigen of aanpassen
- De certiceringslabels van het product verwijderen
Volgens de regelgeving van buitenlandse handelswetten is een
exportvergunning (of vergunning voor een servicetransactie) van de
Japanse regering nodig om strategische hulpmiddelen of services
(waaronder dit product) uit Japan te exporteren.
Aangezien dit product Amerikaanse coderingssoftware bevat, valt het
onder de regelgeving van de VS Exportadministratie en mag het dus
niet worden geëxporteerd naar of binnengebracht worden in een land
waarop een VS-handelsembargo van toepassing is.
Noteer de draadloze LAN-instellingen die u gebruikt.
De draadloze LAN-instellingen die op dit product zijn opgeslagen
kunnen worden gewijzigd of gewist door foutief gebruik van het
product, de gevolgen van radiogolven of statische elektriciteit,
of een ongeval of fout. Noteer de draadloze LAN-instellingen
als voorzorgsmaatregel. Houd er rekening mee dat Canon niet
verantwoordelijk is voor directe of indirecte schade of verlies van
inkomsten als gevolg van het verslechteren of verdwijnen van inhoud.
Noteer de draadloze LAN-instellingen en zet de standaardinstellingen
terug (instellingen wissen) indien nodig wanneer u dit product aan
iemand anders geeft, het weggooit of opstuurt voor herstelling.
Canon compenseert geen schade als gevolg van verlies of diefstal van
dit product.
Canon is niet verantwoordelijk voor schade of verlies als gevolg van
ongeoorloofde toegang tot of gebruik van doelapparaten die op dit
product zijn geregistreerd doordat het product is verloren of gestolen.
Gebruik het product zoals aangegeven in deze handleiding.
Gebruik de draadloze LAN-functie van dit product volgens de
richtlijnen die in deze handleiding staan beschreven. Canon is niet
aansprakelijk voor schade of verlies als de functie en het product op
een andere manier worden gebruikt dan in deze handleiding wordt
beschreven.
Gebruik de draadloze LAN-functie niet in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur.
Het gebruik van de draadloze LAN-functie in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur kan de werking van
deze apparaten beïnvloeden.
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven
Dit product kan storing ondervinden van andere apparaten die
radiogolven uitzenden. Om storing te vermijden, moet u dit product
zo ver mogelijk van dergelijke apparaten gebruiken of probeert u de
apparaten niet op hetzelfde moment als dit product te gebruiken.
Veiligheidsmaatregelen
Aangezien Wi-Fi radiogolven gebruikt om signalen te verzenden, zijn er
strengere veiligheidsmaatregelen nodig dan wanneer u een LAN-kabel
gebruikt.
Houd rekening met de volgende punten wanneer u Wi-Fi gebruikt.
Gebruik alleen netwerken die u mag gebruiken.
Dit product zoekt naar Wi-Fi-netwerken in de buurt en geeft de
resultaten op het scherm weer. Netwerken waarvoor u geen
toestemming hebt (onbekende netwerken), worden mogelijk ook
weergegeven. Als u probeert verbinding te maken met deze netwerken
of deze probeert te gebruiken, kan dit echter als ongeoorloofde
toegang worden beschouwd. Gebruik alleen netwerken die u mag
gebruiken en probeer geen verbinding te maken met andere
onbekende netwerken.
178
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van de
camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Handelsmerken en licenties
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/
of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de U.S. en andere landen.
App Store, iPhone en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
HDMI, het HDMI-logo en High-Denition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing, LLC.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
Wi-Fi
®
, Wi-Fi Alliance
®
, WPA™, WPA2™ en Wi-Fi Protected Setup™
zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de Wi-Fi
Alliance.
Het N-teken is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van
NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve
eigenaren.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or
decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for
a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider
licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant
video. No license is granted or implied for any other use for MPEG-4
standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
Vrijwaring
Onrechtmatige verveelvoudiging van deze handleiding is verboden.
Alle metingen zijn gebaseerd op teststandaarden van Canon.
Informatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd, evenals
productspecicaties en het uiterlijk.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Niettegenstaande het bovenstaande kan Canon niet aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik
van dit product.
Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de
volgende problemen voordoen.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen Wi-Fi-overdrachten opsporen
en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of
vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van andere
ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een andere
identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen tot informatie)
of springplankaanvallen (waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt
tot uw netwerk als een springplank om hun sporen uit te wissen terwijl
ze in andere systemen inbreken).
Beveilig dus uw Wi-Fi-netwerk voldoende om dit soort problemen te
vermijden.
Gebruik de Wi-Fi-functie van deze camera alleen met voldoende kennis
van Wi-Fi-beveiliging en zorg voor een goede balans tussen risico en
gemak wanneer u de veiligheidsinstellingen aanpast.
De camera kan via Wi-Fi afdrukken naar PictBridge-
compatibele printers. Dankzij de technische PictBridge-
normen kunnen digitale camera's, printers en
andere apparaten gemakkelijk rechtstreeks met
elkaar verbinding maken. Daarnaast maakt de
nieuwe norm DPS over IP PictBridge-verbindingen
in netwerkomgevingen mogelijk. De camera is ook
compatibel met deze norm.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178

Canon Powershot SX710HS Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor