Canon PowerShot SX420 IS Handleiding

Type
Handleiding
1
NEDERLANDS
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Gebruikershandleiding
©CANON INC. 2016 CEL-SW3NA280
Zorg dat u deze handleiding leest, inclusief het gedeelte
“Veiligheidsmaatregelen” (
=
11) voordat u de camera in gebruik
neemt.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct te
gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst kunt
raadplegen.
Klik op de knoppen rechtsonder om andere pagina's te openen.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling klikte
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt u op de
hoofdstuktitel aan de rechterkant.
2
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Informatie om te beginnen
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking de
onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij
NB-11LH*
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE
Polsriem
Lensdop
(met snoer)
* Verwijder het stickerlabel niet van een batterij.
De verpakking bevat ook gedrukt materiaal.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (
=
2).
Vóór gebruik
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (in de winkel verkrijgbaar) kunnen,
ongeacht de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
* Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de
werking in deze camera gecontroleerd.
3
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de
bijbehorende cameraknoppen aan te duiden waarop de pictogrammen
zijn afgebeeld of die er op lijken.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen
worden met de volgende pictogrammen aangeduid: Bovendien
geven de getallen tussen haakjes de getallen van de knoppen en
bedieningselementen weer in “Onderdeelnamen” (
=
4).
[ ] knop omhoog (9) aan de achterkant
[ ] knop links (13) aan de achterkant
[ ] knop rechts (11) aan de achterkant
[ ] knop omlaag (12) aan de achterkant
Opnamestanden en pictogrammen en tekst op het scherm worden
tussen haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten.
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik.
=
xx: Pagina's met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx”
voor een paginanummer)
De symbolen “
Foto's” en “ Films” onder titels geven aan of de
functie wordt gebruikt voor foto's of lms.
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn
niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit
uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief
kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of
niet kan worden gelezen door apparaten.
Wanneer de gebruiker onrechtmatig mensen of materiaal waarop
auteursrecht rust fotografeert of opneemt (video en/of geluid), kan dit
de privacy van deze mensen schenden en/of een inbreuk zijn op de
juridische rechten van anderen, waaronder auteursrechten en andere
intellectuele eigendomsrechten, zelfs wanneer dergelijke foto’s of
opnamen uitsluitend voor persoonlijk gebruik zijn bedoeld.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de Canon
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met het
instructieboekje dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel het scherm onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk
hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels
voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar
zijn. Dit is geen teken van beschadiging. Dit heeft ook geen invloed op
opgenomen beelden.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
4
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
(
7
)
(
8
)
(
10
)
(
11
)
(
12
)
(
1
) (
5
) (
6
)
(
4
) (
14
)(
13
) (
15
)
(
3
)(
2
)
(
9
)
(1) Luidspreker
(2) Microfoon
(3) AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
(4) Scherm
(5) Indicator
(6) Knop [
(Afspelen)]
(7) Filmknop
(8) Knop [
(Auto)]
(9) Knop
[ (Belichtingscompensatie)] /
[
(1 beeld wissen)] / Omhoog
(10) Knop FUNC./SET (Functie/
instellen)
(11) Knop [
(Flitser)] / Rechts
(12) Knop [
(Informatie)] /
Omlaag
(13) Knop [
(Macro)] / Links
(14) Knop [
(Wi-Fi)]
(15) Knop [
(Menu)]
Onderdeelnamen
(
3
)
(
6
)
(
8
) (
9
)
(
7
)
(
1
) (
2
) (
3
) (
4
) (
5
)
(
10
)
(1) Zoomknop
Opname: [
(telelens)] /
[
(groothoek)]
Afspelen: [
(vergroten)] /
[
(index)]
(2) Ontspanknop
(3) Riembevestigingspunt
(4) ON/OFF-knop
(5) Flitser
(6) Lamp
(7) Lens
(8) Aansluiting statief
(9) Klepje van geheugenkaart/
batterijhouder
(10) [
] (N-markering)*
* Gebruikt bij NFC-functie (
=
79).
5
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Inhoudsopgave
Vóór gebruik
Informatie om te beginnen ............................................... 2
Inhoud van de verpakking ........................................................ 2
Compatibele geheugenkaarten ................................................ 2
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie ........................... 3
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ............... 3
Onderdeelnamen...................................................................... 4
Algemene bediening camera.................................................. 10
Veiligheidsmaatregelen ...........................................................11
Basishandleiding
Basishandelingen ........................................................... 14
Voordat u begint ..................................................................... 14
De accessoires bevestigen ........................................................14
De camera vasthouden .............................................................15
De batterij opladen ....................................................................15
De batterij en uw geheugenkaart (in de winkel verkrijgbaar)
plaatsen .....................................................................................16
De batterij en geheugenkaart verwijderen .............................16
De datum en tijd instellen ..........................................................17
De datum en tijd wijzigen ......................................................17
Weergavetaal ............................................................................18
De camera testen ................................................................... 19
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................19
Bekijken .....................................................................................20
Beelden wissen .....................................................................21
Handleiding voor gevorderden
1 Basishandelingen van de camera ............................ 22
Aan/Uit.................................................................................... 22
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) .......................................23
Spaarstand in de opnamemodus ..........................................23
Spaarstand in de afspeelmodus ............................................ 23
Ontspanknop .......................................................................... 23
Opties opnameweergave ....................................................... 24
Het menu FUNC. gebruiken ................................................... 24
Het menuscherm gebruiken ................................................... 25
Toetsenbord op het scherm .................................................... 26
Indicatorweergave .................................................................. 27
Klok ........................................................................................ 27
2 Auto-modus ............................................................... 28
Opnamen maken met door de camera bepaalde
instellingen ............................................................................. 28
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................28
Foto's/lms ............................................................................30
Foto's ..................................................................................... 30
Films ...................................................................................... 31
Compositiepictogrammen .......................................................... 31
Pictogrammen voor beeldstabilisatie ......................................... 32
Kaders op het scherm ...............................................................33
Algemene, handige functies ................................................... 33
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ..................33
De zelfontspanner gebruiken .....................................................34
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner .............34
De zelfontspanner aanpassen ...............................................35
Een datumstempel toevoegen ................................................... 35
Continue opname ......................................................................36
6
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Functies voor de beeldaanpassing......................................... 37
De verhouding wijzigen .............................................................37
De beeldresolutie wijzigen (grootte) ..........................................37
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis van
het papierformaat (voor 4:3-beelden) .................................... 37
Beeldkwaliteit van lms wijzigen ................................................38
Handige opnamefuncties........................................................ 38
Raster weergeven .....................................................................38
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten ................... 39
De camerabewerkingen aanpassen ....................................... 39
Het AF-hulplicht uitschakelen ....................................................39
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen ......................40
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen ...............40
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen .........40
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen ................41
3 Andere opnamestanden ........................................... 42
Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten) ...................... 42
Specieke scènes .................................................................. 43
Speciale effecten toepassen .................................................. 44
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect) ..........................................................................44
Foto's die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) .........45
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van
één minuut) ...........................................................................45
Opnamen maken met een speels effect (Speels effect) ............46
Opnamen maken in monochroom .............................................46
Speciale standen voor andere doeleinden ............................. 47
De gezicht-zelfontspanner gebruiken ........................................ 47
Opnamen met lange sluitertijd maken (Lange sluiter) ............... 47
4 P-modus ..................................................................... 49
Opnamen maken met Programma automatische belichting
([P]-modus)............................................................................. 49
Helderheid van het beeld (Belichting) .................................... 50
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie) ..........................................................50
De meetmethode wijzigen .........................................................50
De ISO-waarde wijzigen ............................................................ 51
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast) .................51
Beeldkleuren .......................................................................... 52
Witbalans aanpassen ................................................................52
Aangepaste witbalans ...........................................................52
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) .....................52
Custom Kleur .........................................................................53
Opnamebereik en scherpstellen............................................. 54
Close-ups maken (macro) .........................................................54
Opnamen maken van onderwerpen op grote afstand
(Oneindig) .................................................................................. 54
Digitale telelens .........................................................................54
De modus AF Frame wijzigen ....................................................55
Centrum .................................................................................55
Gezichts-AiAf .........................................................................56
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen (AF
Tracking) ................................................................................56
Opnamen maken met Servo AF ............................................57
De focusinstelling veranderen ...................................................57
Flitser...................................................................................... 58
Flitsermodus wijzigen ................................................................58
Automatisch ...........................................................................58
Aan ........................................................................................58
Slow sync ..............................................................................58
Uit ..........................................................................................58
7
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Overige instellingen ................................................................ 59
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit) ..................59
Instellingen van de IS-modus wijzigen ......................................59
Filmen met onderwerpen op hetzelfde formaat als
waarop ze voor het lmen worden weergegeven .................. 60
5 Afspeelmodus ............................................................ 61
Bekijken .................................................................................. 61
Van weergavemodus wisselen ..................................................63
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van
beelden) ................................................................................63
Histogram ..............................................................................63
GPS-informatieweergave ......................................................63
Door beelden bladeren en beelden lteren ............................ 64
Bladeren door beelden in een index ..........................................64
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden ......64
Opties voor het weergeven van foto's .................................... 65
Beelden vergroten .....................................................................65
Diavoorstellingen bekijken ......................................................... 66
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen ..........................66
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen (Smart Shufe) .... 66
Beelden beveiligen ................................................................. 67
Via het menu .............................................................................68
Afzonderlijke beelden selecteren ...............................................68
Een reeks selecteren ................................................................. 68
Alle beelden in één keer beveiligen ...........................................69
Alle beveiligingen in één keer opheffen ................................. 69
Beelden wissen ...................................................................... 70
Meerdere beelden tegelijk wissen .............................................70
Een selectiemethode selecteren ...........................................70
Afzonderlijke beelden selecteren ..........................................70
Een reeks selecteren .............................................................71
Alle beelden in één keer opgeven .........................................71
Beelden roteren ...................................................................... 71
Via het menu .............................................................................71
Automatisch draaien uitschakelen ............................................. 72
Beelden markeren als favoriet................................................ 72
Via het menu .............................................................................72
Foto's bewerken ..................................................................... 73
Het formaat van beelden wijzigen .............................................73
Trimmen.....................................................................................74
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) .....................75
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast) .................75
Rode ogen corrigeren ................................................................ 76
Films bewerken ...................................................................... 77
6 Wi-Fi-functies ............................................................... 78
Beschikbare Wi-Fi-functies..................................................... 78
Beelden naar een smartphone verzenden ............................. 79
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt ................................................................................79
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit staat
of in de opnamemodus staat .................................................79
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de
afspeelmodus staat ...............................................................81
Een smartphone toevoegen ......................................................82
Een ander toegangspunt gebruiken ..........................................84
Eerdere toegangspunten ........................................................... 84
Beelden opslaan op een computer......................................... 85
Voorbereidingen voor het registreren van een computer ..........85
De software installeren .......................................................... 85
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows) ................................................................... 85
Beelden opslaan op een aangesloten computer .......................86
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen ..................86
8
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken ......................87
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst ................. 89
Eerdere toegangspunten ....................................................... 90
Beelden verzenden naar een geregistreerde webservice ...... 90
Webservices registreren ............................................................ 90
CANON iMAGE GATEWAY registreren .................................91
Andere webservices registreren ............................................ 92
Beelden uploaden naar webservices .........................................93
Beelden draadloos afdrukken met een verbonden printer ..... 94
Beelden naar een andere camera verzenden ........................ 95
Opties voor het verzenden van beelden................................. 97
Meerdere beelden verzenden ....................................................97
Een reeks selecteren .............................................................97
Beelden verzenden die gemarkeerd zijn als favoriet .............97
Opmerkingen over het verzenden van beelden .........................98
Het aantal opnamepixels kiezen (beeldgrootte) ........................98
Opmerkingen toevoegen ...........................................................99
Beelden automatisch verzenden (beeldsynchronisatie) ......... 99
Voordat u begint ........................................................................99
De camera voorbereiden ....................................................... 99
De computer voorbereiden .................................................. 100
Beelden verzenden ..................................................................100
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden op
uw smartphone bekijken ......................................................101
Een smartphone gebruiken om camerabeelden te bekijken
en de camera te bedienen.................................................... 102
Beelden op de camera geotaggen ..........................................102
Opnamen maken op afstand ...................................................102
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen ................................. 103
Verbindingsinformatie bewerken .............................................103
De bijnaam van een apparaat wijzigen ...............................104
Verbindingsinformatie wissen .............................................. 104
De bijnaam van het apparaat wijzigen .....................................104
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen ....................... 105
7 Menu Instellingen .................................................... 106
Basisfuncties van de camera aanpassen ............................. 106
Camerageluiden dempen ........................................................106
Het volume aanpassen ............................................................ 106
Hints en tips verbergen ............................................................107
Datum en tijd ...........................................................................107
Wereldklok ............................................................................... 107
Timing voor het intrekken van de lens ..................................... 108
Eco-modus gebruiken ..............................................................108
De spaarstand aanpassen .......................................................108
Schermhelderheid ...................................................................109
Het opstartscherm verbergen .................................................. 109
Geheugenkaarten formatteren ................................................109
Low Level Format ................................................................ 110
Bestandsnummering ................................................................ 110
Beelden opslaan op datum ...................................................... 111
Metrische/Niet-metrische weergave ........................................ 111
Certicatielogo's controleren ................................................... 111
Weergavetaal .......................................................................... 111
Andere instellingen aanpassen ............................................... 111
Standaardwaarden herstellen .................................................. 112
8 Accessoires ............................................................. 113
Systeemoverzicht ..................................................................113
Optionele accessoires ...........................................................114
Voedingen ................................................................................ 114
Flitseenheid ............................................................................. 115
Overige accessoires ................................................................ 115
Printer ...................................................................................... 115
Foto-opslag .............................................................................. 115
9
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Optionele accessoires gebruiken ..........................................116
Afspelen op een tv ................................................................... 116
De software gebruiken ..........................................................117
Aansluiten op een computer met een kabel ............................ 117
De computeromgeving controleren ..................................... 117
De software installeren ........................................................ 117
Beelden opslaan op een computer .......................................... 117
Beelden afdrukken ................................................................119
Eenvoudig afdrukken ............................................................... 119
Afdrukinstellingen congureren ...............................................120
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken ................................120
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het
afdrukken .............................................................................121
Beschikbare indelingsopties ................................................ 121
Id-foto's afdrukken ...............................................................121
Filmscènes afdrukken ..............................................................122
Afdrukopties voor lms ........................................................122
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) ........................... 123
Afdrukinstellingen congureren ...........................................123
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden ....................123
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden .........................124
Afdrukinstellingen voor alle beelden ....................................124
Alle beelden in de printlijst wissen .......................................124
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst
(DPOF) ................................................................................124
Beelden toevoegen aan een fotoboek .....................................125
Een selectiemethode selecteren .........................................125
Afzonderlijke beelden toevoegen ........................................125
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek ..........................125
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek ...........................125
9 Bijlage ....................................................................... 126
Problemen oplossen............................................................. 126
Berichten op het scherm ...................................................... 130
Informatie op het scherm...................................................... 132
Opname (informatieweergave) ................................................ 132
Batterijniveau .......................................................................132
Afspelen (uitgebreide informatieweergave) ............................. 133
Overzicht van lmbedieningspaneel ....................................133
Functies en menutabellen .................................................... 134
Beschikbare functies per opnamemodus ................................134
Menu FUNC. ............................................................................135
Opnametabblad ....................................................................... 137
Tabblad Instellen ......................................................................139
Tabblad Afspelen .....................................................................139
Tabblad Print ............................................................................140
Menu FUNC. in de afspeelmodus ...........................................140
Voorzorgsmaatregelen ......................................................... 140
Specicaties ......................................................................... 141
Camera .................................................................................... 141
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd .............................142
Opnamebereik ..................................................................... 142
Aantal opnamen per geheugenkaart ...................................143
Opnametijd per geheugenkaart ........................................... 143
Batterij NB-11LH .................................................................. 144
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE ............................................144
Index..................................................................................... 145
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi (draadloos LAN)..................... 147
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven ..............147
Veiligheidsmaatregelen ...........................................................147
Handelsmerken en licenties ................................................148
Vrijwaring ............................................................................. 149
10
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Algemene bediening camera
Opnamen maken
Door de camera bepaalde instellingen gebruiken (Auto-modus)
-
=
28
Goede opnamen van mensen maken
Portretten
(
=
43)
Specieke scènes afstemmen
Weinig licht
(
=
43)
Vuurwerk
(
=
43)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(
=
44)
Poster-effect
(
=
44)
Fisheye-effect
(
=
44)
Miniatuureffect
(
=
45)
Speels effect
(
=
46)
Monochroom
(
=
46)
Beeldinstellingen aanpassen tijdens het maken van opnamen (Directe
effecten)
-
=
42
Scherpstellen op gezichten
-
=
28,
=
43,
=
56
Zonder gebruik van de itser (Flitser Uit)
-
=
28
Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner)
-
=
34,
=
47
Een datumstempel toevoegen
-
=
35
Weergeven
Beelden bekijken (afspeelmodus)
-
=
61
Automatisch afspelen (Diavoorstelling)
-
=
66
Op een tv
-
=
116
Op een computer
-
=
117
Snel door beelden bladeren
-
=
64
Beelden wissen
-
=
70
11
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Veiligheidsmaatregelen
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het
product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen die hier worden vermeld, zijn bedoeld om
letsel bij uzelf en bij andere personen of schade aan eigendommen te
voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte
accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico
van ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de itser niet dicht bij de ogen van mensen.
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen
ten minste één meter afstand wanneer u de itser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Een draagriem rond de nek van een kind wikkelen kan leiden tot
verstikking.
Als uw product een netsnoer gebruikt, bestaat er verstikkingsgevaar
wanneer het snoer per ongeluk om de nek van een kind gewikkeld wordt.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor
stroomvoorziening.
Demonteer, wijzig of verwarm het product niet.
Verwijder het stickerlabel van de batterij niet, als de batterij een
stickerlabel heeft.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan
als het kapot is, bijvoorbeeld wanneer het is gevallen.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een
vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of
thinner om het product schoon te maken.
Films opnemen/bekijken
Films opnemen
-
=
28
Films bekijken (afspeelmodus)
-
=
61
Afdrukken
Foto's afdrukken
-
=
119
Opslaan
Beelden opslaan op een computer
-
=
117
Wi-Fi-functies gebruiken
Beelden naar een smartphone verzenden
-
=
79
Beelden online delen
-
=
90
Beelden naar een computer verzenden
-
=
85
12
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is
toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van
elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat
u het product gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.
Laat de camera niet langdurig in contact komen met de huid.
Zelfs als de camera niet warm aanvoelt kan dit leiden tot eerstegraads
verbrandingen, die te herkennen zijn aan een rode huid of blaren. Gebruik
een statief op warme plekken of als u een slechte bloedsomloop of
ongevoelige huid hebt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van
letsel.
Zorg dat het product niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld
aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u
het aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de itser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk
bedekt wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de itser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stofge plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan/kunnen de batterij/
batterijen ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Oververhitting en schade kunnen leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Voorkom contact met vloeistoffen en laat geen vloeistoffen of vreemde
objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als het product nat wordt of als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen
in de camera komen, verwijdert u meteen de batterij/batterijen of haalt u
onmiddellijk de stekker uit het stopcontact.
Kijk niet door de zoeker of de lens (als uw model een zoeker of
verwisselbare lens heeft) naar een sterke lichtbron, zoals de zon op een
heldere dag of een sterke kunstmatige lichtbron.
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Laat als u producten met verwisselbare lenzen gebruikt, de camera
met bevestigde lens of een lens op zichzelf niet in direct zonlicht liggen
zonder de lensdop.
Hierdoor kan brand ontstaan.
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het
stopcontact zit.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het product en kom niet in de buurt van het product.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij/batterijen.
Plaats de batterij/batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
Dit kan ervoor zorgen dat de batterij/batterijen exploderen of lekken, wat
kan leiden tot een elektrische schok, brand of letsel. Als ogen, mond, huid
of kleding met lekkende batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze
onmiddellijk afspoelen met water.
Als het product een batterijlader gebruikt, dient u de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
- Verwijder het netsnoer regelmatig en veeg het stof en vuil dat zich
heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en
het gebied eromheen weg met een droge doek.
- Steek of trek de stekker niet in of uit het stopcontact met natte handen.
- Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale
capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt
overschreden. Gebruik de apparatuur niet als de stekker beschadigd is
of als deze niet volledig in het stopcontact is gestoken.
- Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
niet in contact komen met de contactpunten of stekker.
- Snijd, beschadig of wijzig het netsnoer niet als uw product een
netsnoer gebruikt. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer.
13
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Haal een batterijlader die u voor het product gebruikt, uit het
stopcontact wanneer deze niet gebruikt wordt. Bedek de lader niet met
een doek of andere voorwerpen wanneer deze gebruikt wordt.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan
deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Laat batterijen voor het product niet in de buurt van huisdieren liggen.
Als huisdieren op de batterij kauwen kan dit leiden tot lekkage,
oververhitting of een explosie, met schade aan het product of brand als
gevolg.
Als uw product meerdere batterijen gebruikt, dient u geen combinatie
van batterijen te gebruiken met verschillende spanningsniveaus.
Gebruik verder geen oude en nieuwe batterijen samen. Let er bij het
plaatsen van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw broekzak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt. Doe ook het scherm dicht (zodat het
naar de camerabody is gericht), als uw product een scherm heeft dat
ingeklapt kan worden.
Bevestig geen harde voorwerpen aan het product.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Door langdurig naar overgangen voor diavoorstelling te kijken, kunt u
zich onprettig gaan voelen.
Wanneer u optionele lenzen, lenslters of lteradapters (indien van
toepassing) gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze accessoires
goed vastzitten.
Als het lensaccessoire losraakt en valt, kan het barsten waarna de
glassplinters snijwonden kunnen veroorzaken.
Let er bij producten die automatisch de itser in- en opklappen op dat
uw vinger niet bekneld raakt door de itser als deze wordt ingeklapt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan eigendommen.
Richt de camera niet op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een
heldere dag of een sterke kunstmatige lichtbron.
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot schade aan de beeldsensor of andere
interne onderdelen.
Als u de camera gebruikt op een zandstrand of op een winderige
plek, dient u erop te letten dat er geen zand of stof in het apparaat
terechtkomt.
Druk de itser niet omlaag en forceer deze niet open bij producten die
automatisch de itser in- en opklappen.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veeg eventueel stof, vuil of ander materiaal dat niet op de itser
thuishoort weg met een wattenstaafje of doek.
De warmte die de itser produceert, kan ervoor zorgen dat stoffen die niet
op de itser thuishoren rook afgeven. Ook kan de werking van het product
verstoord raken.
Verwijder de batterij/batterijen en berg deze op wanneer u het product
niet gebruikt.
Als de batterij lekt kan het product beschadigd worden.
Breng, voordat u de batterij/batterijen weggooit, tape of ander
isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
14
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De accessoires bevestigen
1
Bevestig de riem.
Steek het uiteinde van de riem door het
riembevestigingspunt (1) en haal het
andere uiteinde van de riem door het oog
aan het draadeinde (2).
2
Bevestig de lensdop.
Verwijder de lensdop tijdelijk van de
lens, steek het uiteinde van de riem door
het riembevestigingspunt (1) en haal
vervolgens de lensdop door het oog (2).
Verwijder altijd eerst de lensdop voordat
u de camera inschakelt.
Zorg dat de lensdop op de camera zit als
de camera niet in gebruik is.
(
2
)
(
1
)
(
1
)
(
2
)
Basishandelingen
Algemene informatie en instructies, van de eerste voorbereidingen tot
opnamen maken en afspelen
Basishandleiding
15
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen (1) en omhoog (2)
te drukken.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de
batterij te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de
lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan
defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (
=
142) voor
meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en de
opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt
gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet
in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld
voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
(
1
)
(
2
)
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de uitgeklapte itser rusten.
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij
aankoop van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er daarom
voor dat u de batterij eerst oplaadt.
1
Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de markering op de
batterij overeenkomt met die op de
oplader en plaats dan de batterij door
deze naar binnen (1) en naar beneden
(2) te drukken.
2
Laad de batterij op.
CB-2LF: kantel de stekker naar buiten (1)
en steek de oplader in een stopcontact
(2).
CB-2LFE: Sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid, wordt
het lampje groen.
(
1
)
(
2
)
CB-2LFE
(
2
)
(
1
)
CB-2LF
16
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Plaats de geheugenkaart met het
label (1) in de getoonde richting totdat
deze vastklikt.
Controleer altijd of de geheugenkaart in
de juiste richting geplaatst wordt. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
4
Sluit het klepje.
Sluit het klepje (1) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt (2).
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
143) voor
richtlijnen over hoeveel foto's of uren aan opnamen op één
geheugenkaart passen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
De batterij verwijderen
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van
de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
De geheugenkaart verwijderen
Duw de geheugenkaart naar binnen tot u
een klik hoort en laat de kaart langzaam
los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
(
1
)
(
2
)
De batterij en uw geheugenkaart (in de winkel
verkrijgbaar) plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (in de winkel
verkrijgbaar).
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een
geheugenkaart die in een ander apparaat is geformatteerd, moet de
geheugenkaart met deze camera worden geformatteerd (
=
109).
1
Open het klepje.
Verschuif het klepje (1) en maak het
open (2).
2
Plaats de batterij.
Terwijl u de batterij met de aansluitpunten
(1) in de getoonde positie vasthoudt,
duwt u de batterijvergrendeling (2) in de
richting van de pijl en plaatst u de batterij
totdat de vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
3
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart en
plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Verschuif het
schuifje naar de ontgrendelde positie.
(
1
)
(
2
)
(
1
)
(
2
)
(1)
17
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ]
bij stap 2. Kies vervolgens [
] door op de knoppen [ ][ ] te
drukken.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad
[ ] te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om [Datum/
Tijd] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
3
Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 bij “Datum en tijd instellen”
(
=
17) om de instellingen aan te
passen.
Druk op de knop [
] om het
menuscherm te sluiten.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer
u de camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt
opgeslagen in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en
wordt gebruikt bij het beheer van uw foto's of wanneer u foto's afdrukt met
de datum erop.
Desgewenst kunt u ook een datumstempel aan uw foto's toevoegen
(
=
35).
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om de
datum op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Stel de tijdzone thuis in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
tijdzone thuis te selecteren.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[ ]. Nadat een bevestigingsbericht
is weergegeven, wordt het
instellingenscherm niet meer
weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
18
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2
Open het instellingenscherm.
Houd de knop [ ] ingedrukt en druk
direct op de knop [ ].
3
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [ ].
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
niet langer weergegeven.
De huidige tijd wordt weergegeven als u bij stap 2, nadat u op
de knop [
] hebt gedrukt, te lang wacht voordat u op de knop
[
] drukt. Druk in dat geval op [ ] om de tijdweergave
verwijderen en herhaal stap 2.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop [
]
te drukken en [Taal
] te selecteren op het tabblad [ ].
De camera heeft een ingebouwde datum/tijd-batterij
(reservebatterij). De datum- en tijdinstellingen blijven ongeveer 3
weken behouden nadat de batterij is verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt in ongeveer 4 uur opgeladen nadat
u een opgeladen batterij hebt geplaatst, zelfs als de camera is
uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/
Tijd] als u de camera inschakelt. Stel de juiste datum en tijd in
zoals beschreven bij “De datum en tijd instellen” (
=
17).
19
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [ ] (groothoek).
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer [Flitser Opklappen] wordt
getoond, klapt u de itser met uw vinger
uit zodat deze klaar is voor gebruik.
Als u liever geen itser gebruikt,
drukt u de itser met uw vinger omlaag.
De camera testen
Foto's
Films
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of lmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus
voor speciale opnamen en de
beeldstabilisatiemodus aanduiden,
worden rechtsboven in het scherm
weergegeven.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
20
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Bekijken
Na het maken van foto's of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeld.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt u op de knop [ ]. Als u het
volgende beeld wilt bekijken, drukt u
op de knop [ ].
Om dit scherm te openen (modus Beeld
scrollen), houdt u de knoppen [
][ ] ten
minste een seconde lang ingedrukt. Druk
in deze modus op de knoppen [ ][ ] om
door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
[
]. Ga naar stap 3 als u lms
wilt afspelen.
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar het
opnamescherm.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm en
het onderwerp wordt iets vergroot. De
zwarte balken geven beeldgebieden aan
die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt u
uw vinger van de lmknop.
2) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
(
1
)
21
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen
(
=
70).
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om [ ] te selecteren
en druk vervolgens nogmaals op de
knop [ ].
Het afspelen begint en na de lm
verschijnt [
]
Om het volume aan te passen, drukt u op
de knoppen [
][ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Als u deze optie
wilt gebruiken, moet u zeker weten dat u alle beelden wilt wissen.
1
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
[ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt u
op de knoppen [
][ ] om [Annuleer] te
kiezen. Druk vervolgens op de knop [ ].
22
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om de
camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop [ ] om de camera in te
schakelen en uw foto's te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt u
opnieuw op de knop [
].
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt
u op de knop [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in (
=
23).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één
minuut de lens ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl
de lens is ingetrokken door op de knop [
] te drukken.
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Overige basishandelingen en meer manieren om van de camera te
genieten, inclusief opties voor opnemen en afspelen
1
23
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Ontspanknop
Om de scherpte van uw foto's te waarborgen, houdt u de ontspanknop
altijd eerst half ingedrukt. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt u
de knop helemaal in om de foto te maken.
In deze handleiding wordt de bediening van de ontspanknop omschreven
als de knop half of helemaal indrukken.
1
Druk half in. (Licht indrukken om
scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in om
de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (Display uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (
=
23).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer vijf minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing van
Display uit aanpassen (
=
108).
De spaarstand is niet actief wanneer de camera via Wi-Fi
op andere apparaten is aangesloten (
=
78) of als deze is
aangesloten op een computer (
=
117).
24
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Het menu FUNC. gebruiken
Congureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (
=
135) of
afspeelmodus (
=
140).
1
Open het Menu FUNC.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
menu-item (1) te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ] of [ ].
De beschikbare opties (2) worden naast
menu-items weergegeven, aan de
rechterkant.
Afhankelijk van het menu-item kunnen
functies eenvoudig worden opgegeven
door op de knop [
] of [ ] te drukken, of
er wordt een ander scherm weergegeven
om de functie te congureren.
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
Opties met het pictogram [
] kunnen
worden gecongureerd door op de knop
[ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te gaan
naar de menu-items.
(
1
)
(
2
)
Opties opnameweergave
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm” (
=
132)
voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt
met de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm
automatisch verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen
gemakkelijker controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid
op het scherm en de helderheid van uw foto's niet overeen.
Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige
bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op
vastgelegde beelden.
Zie “Van weergavemodus wisselen” (
=
63) voor
weergaveopties.
25
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Het menuscherm gebruiken
Congureer verschillende camerafuncties als volgt via het menuscherm.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [ ], afspelen [ ], enzovoort. De beschikbare menu-items
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus
(
=
137 –
=
140).
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad te
selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen [
][ ] hebt
gedrukt om een tabblad te selecteren,
kunt u met de knoppen [ ][ ] van tabblad
wisselen.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren.
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst op
de knop [
] of [ ] om van scherm te
wisselen. Daarna drukt u op de knoppen
[ ][ ] om het menu-item te selecteren.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar het vorige scherm.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ].
Het scherm voordat u in stap 1 op
de knop [
] drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die u hebt
gecongureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te
herstellen (
=
112).
26
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Toetsenbord op het scherm
Gebruik het toetsenbord op het scherm om informatie in te voeren voor
Wi-Fi-aansluitingen (
=
78). De lengte en het soort informatie dat u in
kunt voeren hangt af van de functie die u gebruikt.
Tekens invoeren
Druk op de knoppen
[ ][ ][ ][ ] om een teken te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ] om
het in te voeren.
Cursor verplaatsen
Selecteer [ ] of [ ] en druk op de knop
[ ].
Tekens verwijderen
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Het vorige karakter wordt gewist.
Invoer bevestigen en terugkeren naar
het vorige scherm
Druk op de knop [ ].
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1 op de
knop [ ] drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te
herstellen (
=
112).
27
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Klok
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop [
] ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen [
][ ] om de
weergavekleur te wijzigen.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop [ ] ingedrukt
en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
Indicatorweergave
Wanneer de volgende omstandigheden zich voordoen, knippert het
lampje van de camera (
=
4) groen.
- Aansluiten op een computer (
=
117)
- Display uit (
=
23,
=
108,
=
108)
- Opstarten, een geheugenkaart opnemen/lezen
- Elke soort verbinding
- Bij het opnemen in lange sluitermodus (
=
47)
- Verbinden met Wi-Fi/gegevens ophalen
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet
uitschakelen, het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder
niet openen en de camera niet schudden of aanstoten. Hierdoor
kunnen de beelden, camera of geheugenkaart beschadigd raken.
28
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken met door de
camera bepaalde instellingen
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
Opnamen maken (Smart Auto)
Foto's
Films
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Pictogrammen die de modus
voor speciale opnamen en de
beeldstabilisatiestand aanduiden, worden
rechtsboven in het scherm weergegeven
(
=
31,
=
32).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
2
Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij
het maken van opnamen
29
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar het
opnamescherm.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm en
het onderwerp wordt iets vergroot. De
zwarte balken geven beeldgebieden aan
die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt u
uw vinger van de lmknop.
2) Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen van
stap 3.
Denk er echter wel aan dat het geluid
van de camerabewerkingen ook wordt
opgenomen. Houd er rekening mee
dat lms die worden opgenomen
met zoomfactoren die blauw worden
weergegeven, er korrelig uit zullen zien.
(
1
)
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u
de knop naar [ ] (groothoek). (Op het
scherm verschijnt de zoombalk (1), die de
zoompositie aangeeft.)
Om snel in of uit te zoomen, beweegt
u de zoomknop helemaal naar
[ ] (telelens) of [ ] (groothoek) en om
langzaam in of uit te zoomen, beweegt u
de zoomknop een beetje in de gewenste
richting.
4
Maak de opname.
Foto's maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied is
scherpgesteld, worden meerdere AF-
kaders weergegeven.
Wanneer [Flitser Opklappen] wordt
getoond, klapt u de itser met uw vinger
uit zodat deze klaar is voor gebruik.
Als u liever geen itser gebruikt,
drukt u de itser met uw vinger omlaag.
(
1
)
30
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Foto's
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de
beelden mogelijk onscherp worden door camerabewegingen.
Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan
dichter naar het onderwerp toe. Zie “Camera” (
=
141) voor
meer informatie over het itsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één
keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Opnamebereik” (
=
142) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan de lamp worden ingeschakeld bij opnamen
in omgevingen met weinig licht.
Als een knipperend [
]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de
ontspanknop opnieuw in.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het
opnamescherm wordt weergegeven, worden de gebruikte focus,
helderheid en kleuren mogelijk bepaald door uw vorige opname.
U kunt wijzigen hoe lang beelden worden weergegeven na
opnamen (
=
40).
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
3) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart vol
raakt.
Foto's/lms
Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de knop [ ] wordt
ingedrukt, maakt de camera geen geluid meer. U geeft geluiden
opnieuw weer door op de knop [
] te drukken en [Mute]
te kiezen op het tabblad [
]. Druk vervolgens op de knoppen
[
][ ] om [Uit] kiezen.
31
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Compositiepictogrammen
Foto's
Films
In de modus [ ] geeft de camera een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. De bijbehorende instellingen voor optimale
scherpstelling, helderheid en kleur van het onderwerp worden
automatisch geselecteerd.
Achtergrond
Opnamen maken van mensen
Achtergrondkleur
pictogram
Mensen
In
beweging*
1
Schaduwen
op gezicht*
1
Helder
Grijs
Helder en
tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht en
tegenlicht
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Donker, met statief
*
2
Films
Klap met uw vinger de itser in voordat u een lm opneemt. Zorg
dat u de microfoon (1) niet aanraakt wanneer u een lm opneemt.
Wanneer u de itser opgeklapt laat of de microfoon blokkeert,
wordt audio mogelijk niet opgenomen of klinkt het opgenomen
geluid gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een lm om andere
camerabediening dan de lmknoppen aan te raken, omdat de
geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Wanneer de lmopname begint, verandert het beeldgebied
en worden onderwerpen vergroot om te zorgen dat sterke
camerabewegingen worden gecorrigeerd. Als u onderwerpen
wilt lmen met hetzelfde formaat als waarop ze vóór het lmen
worden weergegeven, wijzigt u de instelling voor beeldstabilisatie
(
=
59).
(
1
)
Het geluid wordt in mono opgenomen
32
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Foto's
Films
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden wordt
automatisch toegepast (Intelligent IS). Daarnaast worden in de modus
[ ] de volgende pictogrammen weergegeven.
Beeldstabilisatie voor foto's (Normaal)
Beeldstabilisatie voor foto's tijdens pannen (Pan)*
Beeldstabilisatie voor camerabeweging in een hoek en
verschuivende camerabeweging tijdens opnemen met macro
(Hybrid IS). In lms wordt [ ] weergegeven en [ ] kan het
beeld verder stabiliseren.
Beeldstabilisatie voor lms, vermindering van sterke
camerabeweging, zoals wanneer u lopend opneemt (Dynamisch)
Beeldstabilisatie voor subtiele camerabeweging, zoals bij het
opnemen van lms met telelens (Powered)
Geen beeldstabilisatie, omdat de camera op een statief is
bevestigd of op een andere manier stil wordt gehouden.
Tijdens lmopname wordt [ ] echter weergegeven en wordt
beeldstabilisatie gebruikt om trillingen door wind of andere
oorzaken tegen te gaan (Statief IS)
* Wordt weergegeven tijdens panning, terwijl u met de camera bewegende
onderwerpen volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst,
heft beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt de
horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp
volgt dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging
door beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u [IS modus] in op [Uit]
(
=
59). In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
Achtergrond
Opnamen maken van overige
onderwerpen
Achtergrondkleur
pictogram
Overige
onderwerpen
In
beweging*
1
Dichtbij
Helder
Grijs
Helder en
tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht en
tegenlicht
Zonsondergangen Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Donker, met statief
*
2
*1 Wordt niet voor lms weergegeven.
*2 Wordt weergegeven bij donkere composities, als de camera wordt stilgehouden
alsof deze op een statief staat.
Het compositiepictogram past mogelijk niet bij de huidige
opnameomstandigheden of het is niet mogelijk om een opname
te maken met de effecten, kleuren of helderheid die u verwacht.
Als dit zich voordoet, raden wij aan dat u opneemt in [
]-modus
(
=
49).
33
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Algemene, handige functies
Foto's
Films
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale
Zoom)
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, dan gebruikt u de digitale zoom om tot 168x te vergroten.
1
Duw de zoomknop naar [ ].
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor voordat het beeld
merkbaar korrelig wordt, is bereikt. Dit
wordt vervolgens weergegeven op het
scherm.
2
Duw de zoomknop nogmaals naar
[ ].
De camera zoomt nog verder in op het
onderwerp.
(1) is de huidige zoomfactor.
Kaders op het scherm
Foto's
Films
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven
en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders
weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een
bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft
alleen het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en
worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden worden er mogelijk
geen frames weergegeven, worden frames mogelijk niet rond
gewenste onderwerpen weergegeven of worden frames mogelijk
op de achtergrond of soortgelijke gebieden weergegeven. Als
dit zich voordoet, raden wij aan dat u opneemt in [
]-modus
(
=
49).
34
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Maak de opname.
Voor foto's: druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal naar
beneden.
Voor lms: Druk op de lmknop.
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft de
lamp branden.)
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat u
deze hebt ingesteld, drukt u op de knop
[
].
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [
]
bij stap 1.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Foto's
Films
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt
met een vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan
bewegen terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op
uw opname.
Voer stap 1 bij “De zelfontspanner
gebruiken” uit (
=
34) en kies [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
34) om de opname te
maken.
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de
zoombalk weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur
van de zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig
oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig
oogt.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde opnamepixelinstellingen
(
=
37) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor
bereiken door stap 1 te volgen.
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, kiest u MENU
(
=
25) > tabblad [ ] > [Digitale Zoom] > [Uit].
De zelfontspanner gebruiken
Foto's
Films
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
24).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
35
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Een datumstempel toevoegen
Foto's
Films
De camera kan de opnamedatum aan beelden toevoegen, rechtsonder in
het beeld.
Datumstempels kunnen echter niet worden bewerkt of verwijderd. Zorg er
dus voor dat datum en tijd correct zijn ingesteld (
=
17).
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies
[Datumstemp. ] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens de gewenste optie
(
=
25).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Wanneer u opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
[Uit] in stap 1.
Datumstempels kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.
De zelfontspanner aanpassen
Foto's
Films
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) aangeven.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
34), kies [ ] en druk
direct daarna op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Vertraging] of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om een
waarde te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
34) om de opname te
maken.
Voor lms die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het
opnemen begint, maar de instelling van [Beelden] heeft geen
effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de
beeldhelderheid en witbalans bij de eerste opname vastgesteld.
Tussen de opnamen in is meer tijd nodig als de itser afgaat of
als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt maken. De camera
stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol
raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt,
versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee
seconden voor de opname. (In het geval dat de itser afgaat, blijft
de lamp branden.)
36
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Tijdens continue opnamen zijn de focus en belichting vergrendeld
op de positie/het niveau die/dat wordt vastgesteld wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
34).
De opname kan tijdelijk onderbroken worden of een
continue opname kan langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Opnamen die zonder datumstempel zijn gemaakt, kunnen als
volgt met stempel worden afgedrukt.
Als u echter een datumstempel toevoegt aan beelden die al
van deze informatie zijn voorzien, kan het gevolg zijn dat deze
tweemaal wordt afgedrukt.
- Gebruik de printerfuncties om af te drukken (
=
119)
- Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (
=
123) van uw camera
om af te drukken
Continue opname
Foto's
Films
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt om continue opnamen te maken.
Zie “Camera” (
=
141) voor meer informatie over de snelheid van
continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
24).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
37
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Foto's
Films
Kies als volgt uit 4 niveaus van beeldresolutie. Zie “Aantal opnamen per
geheugenkaart” (
=
143) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
opnamepixelinstelling op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis
van het papierformaat (voor 4:3-beelden)
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 – 148 x 210 mm)
90 x 130 mm, 130 x 180 mm, briefkaartformaat
Voor e-mail en vergelijkbare doeleinden
Functies voor de beeldaanpassing
De verhouding wijzigen
Foto's
Films
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Dezelfde verhouding als breedbeeld hdtv's.
Dezelfde verhouding als 35-mm lm. Wordt ook gebruikt voor het
afdrukken van beelden op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Normale verhouding van het camerascherm. Wordt gebruikt voor
de weergave op SD-tv's of vergelijkbare weergaveapparatuur.
Wordt ook gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen op
90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
38
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Handige opnamefuncties
Raster weergeven
Foto's
Films
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Druk op de knop [
], selecteer
[Raster] op het tabblad [ ] en selecteer
vervolgens [Aan] (
=
25).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Beeldkwaliteit van lms wijzigen
Foto's
Films
Er zijn 2 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd per
geheugenkaart” (
=
143) voor richtlijnen voor de maximale lmlengte die
bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Beeldkwaliteit Resolutie Framesnelheid Details
1280 x 720 25 fps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 fps
Voor opnamen in
SD-kwaliteit
In de modus [ ] worden zwarte balken aan de boven- en
onderkant van het scherm weergegeven. De zwarte balken geven
beeldgebieden aan die niet worden vastgelegd.
39
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [ ] van het
menuscherm.
Zie “Het menuscherm gebruiken” (
=
25) voor instructies over
menufuncties.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Foto's
Films
De lamp gaat normaal branden als hulp bij het scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U
kunt de lamp desgewenst uitschakelen.
Druk op de knop [
], kies [AF-
hulplicht] op het tabblad [ ] en kies
vervolgens [Uit] (
=
25).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten
Foto's
Films
U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te
drukken, waardoor het gedeelte van het beeld waarop is scherpgesteld in
het AF-kader wordt vergroot.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
25).
2
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is,
wordt nu uitvergroot.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
[Uit] in stap 1.
Het gebied dat is scherpgesteld wordt in de volgende gevallen
niet vergroot wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Als er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon zich te dicht
op de camera bevindt en zijn of haar gezicht te groot is voor het
scherm, of als de camera een bewegend object waarneemt
- Als digitale zoom wordt gebruikt (
=
33)
- Als AF Tracking wordt gebruikt (
=
56)
- Als een tv als scherm wordt gebruikt (
=
116)
40
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De weergavestijl van het beeld na opnamen
wijzigen
Foto's
Films
U kunt instellen hoe lang na de opname beelden worden weergegeven en
welke informatie wordt weergegeven.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
1
Open het scherm [Afbeelding direct
bekijken].
Druk op de knop [ ], kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [ ] en druk daarna op de knop
[ ] (
=
25).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Weergavetijd] te selecteren. Druk op de
knoppen [ ][ ] om de gewenste optie te
kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Snel].
Snel
Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt
fotograferen.
2 sec.,
4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd
weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken om een
volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop
half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen
Foto's
Films
Er gaat een lampje branden om het effect van rode ogen te verminderen
dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de itser in een omgeving
met weinig licht. U kunt de lamp desgewenst uitschakelen.
1
Open het scherm [Flits Instellingen].
Druk op de knop [ ], selecteer [Flits
Instellingen] op het tabblad [ ] en druk
daarna op de knop [ ] (
=
25).
2
Congureer de instelling.
Kies [Lamp Aan] en kies vervolgens [Uit]
(
=
25).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
41
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden
weergegeven.
1
Stel [Weergavetijd] in op [2 sec.],
[4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten]
(=
40).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Scherminfo] te selecteren. Druk op de
knoppen [ ][ ] om de gewenste optie te
kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft details van de opname weer (
=
133).
Wanneer [Weergavetijd] (
=
40) is ingesteld op [Uit] of [Snel], is
[Scherminfo] ingesteld op [Uit]. Dit kan niet worden gewijzigd.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop [
] te
drukken terwijl na de opname een beeld wordt weergegeven.
De instellingen van [Scherminfo] worden niet gewijzigd. U kunt
ook beelden wissen door op de knop [
] te drukken of beelden
beschermen (
=
67) of als favorieten markeren (
=
72) door
op de knop [
] te drukken.
42
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Helderheid/kleur aanpassen (Directe
effecten)
Foto's
Films
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
1
Open de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om het
instellingenscherm te openen. Druk op de
knoppen [ ][ ] om een instellingsoptie
te selecteren. Druk vervolgens terwijl
u naar het scherm kijkt op de knoppen
[ ][ ] om de instelling aan te passen.
Druk op de knop [
].
3
Maak de opname.
Helderheid
Pas het niveau aan naar rechts voor helderder
beelden en naar links voor donkerder beelden.
Kleur
Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger
beelden en naar links voor meer ingetogen beelden.
Tint
Pas het niveau aan naar rechts voor een warme, rode
kleur en naar links voor een koele, blauwe kleur.
3
Andere opnamestanden
Maak effectiever opnamen in verschillende composities en maak betere
opnamen met unieke beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
43
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
Foto's
Films
Levendige foto's van vuurwerk.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
59).
De resolutie in de modus [ ] is [ ] (2560 x 1920) en kan niet
worden gewijzigd.
In de modus [
] wordt de optimale scherpstelling nog steeds
bepaald, ook al worden er geen kaders weergegeven wanneer u
de ontspanknop half indrukt.
Specieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto's.
1
Selecteer een opnamemodus.
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
2
Maak de opname.
Portretopnamen maken (Portret)
Foto's
Films
Mensen fotograferen met een
verzachtend effect.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Foto's
Films
Opnamen maken met minimale beweging
van de camera en het onderwerp, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
44
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Foto's
Films
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om een effectniveau te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Speciale effecten toepassen
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
1
Selecteer een opnamemodus.
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit om een opnamemodus te
kiezen.
2
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Foto's
Films
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto's met postereffect (Poster-
effect)
Foto's
Films
Foto's die lijken op oude posters of
illustraties.
In de modus [ ] en [ ] moet u eerst een aantal testopnamen
maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat zult
verkrijgen.
45
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips
van één minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Films worden op 30 fps afgespeeld.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van lms.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u bij stap 2 op de knoppen [ ][ ] drukt, wordt de richting van
het kader verticaal. Om de richting van het kader weer horizontaal
te zetten, drukt u op de knoppen [
][ ].
Als u het kader wilt verplaatsen terwijl het in de horizontale
richting staat, drukt u op de knoppen [
][ ]. Als u het kader wilt
verplaatsen terwijl het in de verticale richting staat, drukt u op de
knoppen [
][ ].
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te
wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is [
] bij een verhouding van
[
] en [ ] bij een verhouding van [ ] (
=
37). Deze
kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd.
Foto's die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Foto's
Films
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en
onder uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook lms maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de lm wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen. Het
geluid wordt niet opgenomen.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader
dat het beeldgebied aangeeft dat scherp
blijft.
2
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop [ ].
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen [ ][ ] om het kader te
verplaatsen.
3
Selecteer voor lms de
afspeelsnelheid van de lm.
Druk op de knop [ ] en druk
vervolgens op de knoppen [ ][ ] om de
snelheid te selecteren.
4
Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
46
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken in monochroom
Foto's
Films
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om een kleurtoon te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Zwart/
wit
Zwart-witfoto's.
Sepia Sepiakleurige foto's.
Blauw Foto's in blauw en wit.
Opnamen maken met een speels effect (Speels
effect)
Foto's
Films
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een
speelgoedcamera doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage
hoeken) en de algehele kleur wordt aangepast.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de knoppen
[ ][ ] om een kleurtoon te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Standaard
Foto's die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een
speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
47
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
4
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar de
camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de itser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat u
deze hebt ingesteld, drukt u op de knop
[
].
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de
anderen bent gaan staan, maakt de camera na ongeveer 15
seconden een opname.
Als u het aantal opnamen wilt wijzigen nadat u [
] hebt
geselecteerd bij stap 1, drukt u op de knop [
]. Druk op de
knoppen [
][ ] om het aantal opnamen te kiezen en druk
vervolgens op de knop
[ ].
Opnamen met lange sluitertijd maken (Lange sluiter)
Foto's
Films
Geef een sluitertijd van 1 – 15 seconden op om opnamen met een lange
sluitertijd maken. Plaats in dit geval de camera op een statief of neem
andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging te
voorkomen.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
Speciale standen voor andere
doeleinden
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Foto's
Films
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht van
een andere persoon (zoals de fotograaf) (
=
56) het opnamegebied
betreedt. Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een
vergelijkbare foto wilt staan.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop
is scherpgesteld en of er witte kaders
rond de andere gezichten worden
weergegeven.
3
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
De camera gaat nu in stand-bystand voor
de opname en op het scherm verschijnt
[Kijk recht naar camera om aftellen te
starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
48
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om de sluitertijd te kiezen
en druk vervolgens op de knop [ ].
3
Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in om de
belichting voor de door u geselecteerde
sluitertijd te bekijken.
4
Maak de opname.
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd
gebruikt, treedt een vertraging op voordat u opnieuw een foto
kunt maken, omdat de camera de beelden verwerkt om ruis te
voorkomen.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief of
een andere manier om de camera stil te houden (
=
59).
Als de itser afgaat, kan uw foto overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de itser in op [
] en maakt u een nieuwe opname
(
=
58).
49
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken met Programma
automatische belichting ([P]-modus)
Foto's
Films
U kunt tal van functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete
opnamestijl.
1
Open de modus [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Pas de instellingen naar wens aan
(=
50 – =
59) en maak een
opname.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer
u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de
diafragmawaarde in het oranje weergegeven. Probeer in dit geval
de ISO-waarde aan te passen (
=
51) of de itser te activeren
(bij donkere onderwerpen,
=
58) om zo de juiste belichting te
verkrijgen.
U kunt ook lms opnemen in de modus [
] door op de lmknop
te drukken. Sommige instellingen voor FUNC. (
=
24) en
MENU (
=
25) worden mogelijk automatisch aangepast voor
het opnemen van lms.
4
P-modus
Meer veeleisende foto's in de opnamestijl van uw voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus [
].
[
]: Programma AE; AE: Automatische belichting.
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een
andere modus dan [
], dient u te controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (
=
141).
50
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De meetmethode wijzigen
Foto's
Films
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief
onderwerpen die van achteren worden belicht. De
belichting wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
Gem.
centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het
gehele beeldgebied. Dit wordt berekend door
de helderheid in het centrumgebied als het
belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
]
(spotmetingpuntkader) dat wordt weergegeven in
het midden van het scherm.
Helderheid van het beeld (Belichting)
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
Foto's
Films
De standaard belichting zoals deze is ingesteld door de camera kan
worden aangepast in stappen van 1/3 stop, in het bereik tussen –2 en +2.
Druk op de knop [
]. Kijk naar het
scherm en druk op de knoppen [ ][ ] om
de helderheid aan te passen.
Wanneer u lms opneemt, moet de
belichtingscompensatiebalk worden
weergegeven.
Wanneer u foto's maakt, drukt u
op de knop [
] om de ingestelde
belichtingscompensatie weer te geven.
Maak vervolgens de opname.
U kunt ook foto's maken met de belichtingscompensatiebalk
weergegeven.
Wanneer u een lm maakt, wordt [
] weergegeven en wordt de
belichting vergrendeld.
51
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast)
Foto's
Films
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere
gebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd en
automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden
gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop [
], kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ] en kies
[Automatisch] (
=
25).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (
=
75).
De ISO-waarde wijzigen
Foto's
Films
Als de ISO-waarde is ingesteld op [AUTO], is deze ingesteld om
automatisch aan te passen aan de opnamemodus en -scène. Hoe hoger
de ISO-waarde is, des te groter is de lichtgevoeligheid. Hoe lager de
ISO-waarde is, des te kleiner is de lichtgevoeligheid.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde
ISO-waarde wilt bekijken wanneer de ISO-waarde is ingesteld op
[AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans op
een onscherp onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd
verhogen, wat onscherpe en bewogen onderwerpen vermindert
en het itserbereik vergroot. Foto's kunnen er echter wel korrelig
uitzien.
52
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Aangepaste witbalans
Foto's
Films
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen in “Witbalans
aanpassen” (
=
52) uit om [ ] te
selecteren.
Richt de camera op een effen wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop [
].
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-
instellingen wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto's
Films
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Beeldkleuren
Witbalans aanpassen
Foto's
Films
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Automatisch
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch
ingesteld voor de opnameomstandigheden
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de
schemering
Lamplicht Voor opnamen bij normale gloeilampen
TL licht Voor opnamen bij tl-licht
TL licht H Voor opnamen bij daglichtlampen
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste
witbalans (
=
52)
53
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Custom Kleur
Foto's
Films
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging
en rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1 – 5.
1
Open het instellingenscherm.
Voer de stappen bij “De kleurtoon van
een beeld wijzigen (My Colors)” (
=
52)
uit om [ ] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren. Voer vervolgens de waarde
in door op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Pas de waarde naar rechts aan
voor sterkere/intensere effecten (of
donkerdere huidtinten), en pas de waarde
naar links aan voor zwakkere/lichtere
effecten (of lichtere huidtinten).
Druk op de knop [
] om de
instelling te voltooien.
My Colors Uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en
kleurverzadiging, voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de
kleurverzadiging afgevlakt, voor zachte
beelden.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig
Blauw, Levendig Groen en Levendig Rood
gecombineerd om intense maar natuurlijke
kleuren te krijgen, zoals de kleuren van
dia's.
Lichtere huidtint Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder huidtint Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden.
Hierdoor worden blauwe onderwerpen,
zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden.
Hierdoor worden groene onderwerpen,
zoals bergen en ora, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden.
Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte,
kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan
uw voorkeur (
=
53).
U kunt de witbalans (
=
52) niet instellen in de modus [ ] of
[
].
Met de modus [
] of [ ] kunnen mogelijk andere kleuren dan
huidtinten worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk
niet het verwachte resultaat met sommige huidtinten.
54
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken van onderwerpen op grote
afstand (Oneindig)
Foto's
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen
die zich veraf bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
142) voor meer
informatie over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], druk op de knoppen
[ ][ ] om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Digitale telelens
Foto's
Films
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer
1,6x of 2,0x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd
hoger is dan wanneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale
zoom) in dezelfde zoomfactor.
Druk op de knop [
], kies [Digitale
Zoom] op het tabblad [ ] en kies de
gewenste optie (
=
25).
Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
De digitale telelens kan niet worden gebruikt met digitale zoom
(
=
33) of AF-puntzoom (
=
39).
Opnamebereik en scherpstellen
Close-ups maken (macro)
Foto's
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
142) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], druk op de knoppen
[ ][ ] om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Als u itst, kan vignetvorming optreden.
Zorg dat u de lens niet beschadigt.
Als de zoompositie zich binnen het bereik van de gele balk onder
de zoombalk bevindt, wordt [
] grijs en kan de camera niet
scherpstellen.
Om camerabeweging te voorkomen, plaatst u de camera op een
statief en maakt u opnamen met de camera ingesteld op [
]
(
=
34).
55
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De modus AF Frame wijzigen
Foto's
Films
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop [
], kies [AF
Frame] op het tabblad [ ] en kies de
gewenste optie (
=
25).
Centrum
Foto's
Films
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor
betrouwbaar scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera
niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [ ] en stel [AF kader afm.] op het tabblad
[
] in op [Klein] (
=
25) om de afmetingen van het AF-kader
te verkleinen.
De afmetingen van het AF-kader worden ingesteld op [Normaal]
wanneer u de digitale zoom (
=
33) of de digitale telelens
(
=
54) gebruikt.
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of
in een hoek, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in
het AF kader ziet en vervolgens houdt u de ontspanknop half
ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt blijft houden,
creëert u de gewenste compositie en vervolgens drukt u de
ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).
De positie van het AF-kader wordt vergroot wanneer u de
ontspanknop half indrukt als [AF-Punt Zoom] (
=
39) is
ingesteld op [Aan].
De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop
helemaal naar [
] duwt voor een maximale telelensinstelling en
wanneer u inzoomt om het onderwerp te vergroten tot hetzelfde
formaat door stap 2 van “Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)” uit te voeren (
=
33).
56
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen (AF
Tracking)
Foto's
Films
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1
Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (
=
55) uit om [AF Tracking]
te selecteren.
[ ] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt en druk op de
knop [ ].
De camera piept en [
] verschijnt
zodra het onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
[
] wordt weergegeven wanneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
volgen te stoppen.
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in.
[ ] verandert in een blauw [ ] dat het
onderwerp volgt terwijl de scherpstelling
en belichting worden aangepast (Servo
AF) (
=
57).
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Gezichts-AiAf
Foto's
Films
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [ ])
instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit
kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders
worden weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen
groene kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera
scherpstelt.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er
alleen grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven,
worden maximaal negen groene kaders weergegeven in de
scherpgestelde gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo
AF (
=
57) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het
midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij.
- Onderwerpen die donker of licht zijn.
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
57
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk niet
scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht wordt Servo AF mogelijk
niet geactiveerd (en worden de AF-kaders mogelijk niet blauw)
wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dat geval worden
de focus en belichting ingesteld overeenkomstig de opgegeven
modus voor AF Frame.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden
de sluitertijd en de diafragmawaarde in het oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
25) is niet
beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (
=
34).
De focusinstelling veranderen
Foto's
Films
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze
constant scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs
wanneer de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan
de camera beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de
ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [
], kies [Continu]
op het tabblad [ ] en kies vervolgens
[Uit] (
=
25).
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist,
doordat de camera continu scherpstelt op onderwerpen
totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat de batterij
minder snel leeg is.
Zelfs nadat de opname is gemaakt, wordt
[ ] nog steeds weergegeven en blijft de
camera het onderwerp volgen.
[Servo AF] (
=
57) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden
gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein
is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
25) is niet
beschikbaar.
[
] en [ ] zijn niet beschikbaar.
De camera kan zelfs onderwerpen detecteren wanneer u
de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de knop
[
] te drukken. Nadat u de opname hebt gemaakt, wordt [ ]
weergegeven in het midden van het scherm.
Opnamen maken met Servo AF
Foto's
Films
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto's mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Servo AF] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
25).
2
Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden
als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
58
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
59).
In de modus [
] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat
het geluid van de ontspanknop stopt, zelfs nadat de itser geitst
heeft.
Uit
Voor het maken van opnamen zonder itser.
Een knipperend [ ]-pictogram kan worden weergegeven als u
de ontspanknop half indrukt onder omstandigheden die ervoor
zorgen dat de camera bewogen wordt of in situaties met weinig
licht. Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem
andere maatregelen om de camera stil te houden.
Flitser
Flitsermodus wijzigen
Foto's
Films
U kunt de itsermodus wijzigen en aanpassen aan de opnamecompositie.
Zie “Camera” (
=
141) voor meer informatie over het itsbereik.
1
Klap de itser uit.
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], druk op de knoppen
[ ][ ] om een itsmodus te kiezen en
druk vervolgens op de knop [ ].
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als de itser is ingeklapt, kan het instellingenscherm niet worden
geopend door op de knop [
] te drukken. Klap eerst met uw
vinger de itser uit.
Automatisch
Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
Aan
Er wordt bij elke opname geitst.
Slow sync
Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals
mensen) te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met een
langere sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik verlicht
wordt.
59
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto's
Films
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad [ ] en
druk daarna op de knop [ ] (
=
25).
2
Congureer de instelling.
Kies [IS modus] en kies vervolgens de
gewenste optie (
=
25).
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de
opnameomstandigheden wordt automatisch toegepast
(Intelligent IS) (
=
32).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de
opname.
Uit Schakelt de beeldstabilisatie uit.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor lmopnamen.
Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden. In dit geval is de [IS
modus] ingesteld op [Uit].
Overige instellingen
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit)
Foto's
Films
Selecteer als volgt een van de twee compressieverhoudingen.
Selecteer [ ] (Superjn) of [ ] (Fijn). Zie “Aantal opnamen per
geheugenkaart” (
=
143) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
compressieverhouding op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
60
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Filmen met onderwerpen op hetzelfde formaat als
waarop ze voor het lmen worden weergegeven
Foto's
Films
Zodra de lmopname begint, wijzigt normaal gesproken het beeldgebied
dat wordt weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze
manier worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld ontstaan door
een sterk bewegende camera. Als u onderwerpen wilt lmen op hetzelfde
formaat als waarop ze voor het lmen worden weergegeven, kunt u ervoor
kiezen om sterke camerabeweging niet te corrigeren.
Voer de stappen bij “Instellingen van de
IS-modus wijzigen” (
=
59) uit om het
scherm [IS-instellingen] te openen.
Kies [Dynamic IS] en kies [2] (
=
25).
Wanneer u de lmkwaliteit instelt op [ ] (
=
38), wordt deze
vergrendeld op [1].
U kunt ook [IS modus] op [Uit] zetten, zodat onderwerpen op
hetzelfde formaat worden opgenomen als waarop ze voor het
lmen worden weergegeven.
61
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Bekijken
Foto's
Films
Na het maken van foto's of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeld.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt u op de knop [ ]. Als u het
volgende beeld wilt bekijken, drukt u
op de knop [ ].
Om dit scherm te openen (modus Beeld
scrollen), houdt u de knoppen [
][ ] ten
minste een seconde lang ingedrukt. Druk
in deze modus op de knoppen [ ][ ] om
door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op
de knoppen [
][ ] om door beelden
te bladeren die per opnamedatum
gegroepeerd zijn.
5
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van
manieren doorbladeren en bewerken
Druk op de knop [
] om de afspeelmodus te openen en de camera
voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan
de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere
camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of
bewerkt.
62
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, kiest u MENU (
=
25) >
tabblad [
] > [Beeld scrollen] > [Uit].
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer de
afspeelmodus geopend wordt, kiest u MENU (
=
25) > tabblad
[
] > [Ga verder] > [Laatste f.].
Om de weergegeven overgang tussen beelden te wijzigen, opent
u MENU (
=
25) en vervolgens kiest u het door u gewenste
effect op het tabblad [
] > [Overgang].
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
[ ]. Ga naar stap 3 als u lms
wilt afspelen.
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om [ ] te selecteren
en druk vervolgens nogmaals op de knop
[ ] om het afspelen te starten.
4
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
volume aan te passen.
Om het volume aan te passen wanneer
de volumeaanduiding (1) niet langer
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ].
5
Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de lm verschijnt [
].
(
1
)
63
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Histogram
Foto's
Films
De graek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (
=
63) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk
gedeelte van het beeld zich op elk
helderheidsniveau bevindt. Het histogram
bekijken is een manier om de belichting
te controleren.
GPS-informatieweergave
Foto's
Films
Met een smartphone die via Wi-Fi is
verbonden met de camera kunt u beelden
op de camera geotaggen en informatie
toevoegen, zoals breedtegraad,
lengtegraad en hoogte (
=
102). U kunt
deze informatie controleren in de GPS-
informatieweergave.
Van boven naar onder worden
breedtegraad, lengtegraad, hoogte en
UTC (opnamedatum en -tijd) getoond.
De GPS-informatieweergave is niet beschikbaar voor beelden
waarvoor deze informatie ontbreekt.
[---] wordt weergegeven in plaats van numerieke waarden voor
items die niet beschikbaar zijn op uw smartphone of voor items
die niet juist zijn vastgelegd.
UTC: staat voor “Coordinated Universal Time” en komt vrijwel
overeen met Greenwich Mean Time.
Van weergavemodus wisselen
Foto's
Films
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide
informatieweergave)” (
=
133) voor meer informatie over de
weergegeven gegevens.
Geen informatieweergave
Beknopte informatieweergave
Uitgebreide informatieweergave
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van
beelden)
Foto's
Films
In de uitgebreide informatieweergave (
=
63) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
64
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden
Foto's
Films
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door
de beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden.
U kunt deze beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (
=
67) of
verwijderen (
=
70).
Mensen
Hiermee worden beelden weergegeven met
gedetecteerde gezichten.
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Favorieten
Geeft beelden weer die gemarkeerd zijn als
favoriet (
=
72).
Foto/lm
Geeft alleen foto's of lms weer.
1
Kies een zoekvoorwaarde.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens een
voorwaarde (
=
24).
Wanneer u [ ] of [ ] hebt geselecteerd,
kiest u de voorwaarde door op
de knoppen [ ][ ][ ][ ] op het
weergegeven scherm te drukken. Druk
vervolgens op de knop [ ].
2
Bekijk de gelterde beelden.
Beelden die voldoen aan uw
voorwaarden, worden in gele kaders
weergegeven. Druk op de knoppen [ ][ ]
om alleen deze beelden te bekijken.
Kies [ ] in stap 1 om gelterd afspelen
te stoppen.
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen
overeenkomende beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden
niet beschikbaar.
Door beelden bladeren en beelden
lteren
Bladeren door beelden in een index
Foto's
Films
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1
Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar [
] om
minder beelden weer te geven. Het
aantal beelden neemt elke keer af
wanneer u de zoomknop verschuift.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop [
] om het
geselecteerde beeld in de enkelvoudige
weergave te bekijken.
65
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opties voor het weergeven van foto's
Beelden vergroten
Foto's
Films
1
Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u wilt inzoomen op het beeld en het
beeld wilt vergroten. [ ] wordt
weergegeven. Als u de zoomknop
vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot
een factor van 10x.
Voor de duidelijkheid wordt het
weergegeven gebied (1) bij benadering
getoond.
Verschuif de zoomknop naar [ ] om uit
te zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt,
keert u terug naar de enkelvoudige
weergave.
2
Verschuif de weergavelocatie en
schakel indien nodig tussen beelden.
Als u de weergavepositie wilt
verschuiven, drukt u op de knoppen
[ ][ ][ ][ ].
Wanneer [ ] op het scherm wordt
weergegeven, kunt u naar [ ]
gaan door op de knop [ ] te drukken.
Druk tijdens het in- of uitzoomen op de
knoppen [ ][ ] om van beeld te wisselen.
Druk nogmaals op de knop [ ] om
terug te keren naar de oorspronkelijke
instelling.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige
weergave gaan door op de knop [
] te drukken.
(
1
)
Druk op de knop [ ] bij stap 2 om andere informatie weer te
geven of te verbergen.
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 2)
zijn “Bladeren door beelden in een index” (
=
64), “Beelden
vergroten” (
=
65) en “Diavoorstellingen bekijken” (
=
66).
U kunt ook beeldbewerkingen toepassen op alle gevonden
beelden, door [Alle beelden beveiligen] te selecteren in “Beelden
beveiligen” (
=
67) of [Sel. alle beelden] in “Meerdere beelden
tegelijk wissen” (
=
70), “Beelden toevoegen aan de printlijst
(DPOF)” (
=
123) of “Beelden toevoegen aan een fotoboek”
(
=
125).
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden (
=
73 –
=
77) wordt een bericht weergegeven en worden de gevonden
beelden niet meer weergegeven.
66
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Congureer de instellingen.
Kies het menu-item dat u wilt
congureren en kies de gewenste optie
(
=
25).
Selecteer [Start] en druk op de knop
[
] als u de diavoorstelling volgens uw
instellingen wilt starten.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij
[Effect].
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen
(Smart Shufe)
Foto's
Films
Op basis van het huidige beeld biedt de camera vier beelden aan die u
wellicht wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt geselecteerd,
worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven, zodat u
beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze functie
eens als u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende omgevingen.
1
Selecteer Smart Shufe.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
24).
Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
Diavoorstellingen bekijken
Foto's
Films
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De diavoorstelling begint nadat [Laden
van beeld] enkele seconden wordt
weergegeven.
Druk op de knop [
] om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (
=
23) werken niet
tijdens diavoorstellingen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen van diavoorstellingen wilt
onderbreken of hervatten.
U kunt naar andere beelden gaan tijdens het afspelen als
u op de knoppen [
][ ] drukt. Houd voor vooruitspoelen of
achteruitspoelen de knoppen [
][ ] ingedrukt.
Bij gelterde weergave (
=
64) worden alleen beelden
afgespeeld die overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangen tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [ ] (
=
25).
67
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden beveiligen
Foto's
Films
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden
gewist (
=
70).
Druk op de knop [
] en selecteer [ ]
in het menu (
=
24). [Beveiligd] wordt
weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, herhaalt u deze procedure
en selecteert u [
] nogmaals. Druk
vervolgens op de knop [ ].
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de
kaart formatteert (
=
109,
=
110).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie
van de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen, moet u
eerst de beveiliging opheffen.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om het
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven, omgeven door de
volgende vier mogelijke beelden.
Als u op de knop [
] drukt, verschijnt
het middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop [ ] om
terug te keren naar de oorspronkelijke
weergave.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Smart Shufe is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt
weergegeven
- Beelden worden weergegeven in gelterde weergave (
=
64)
68
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
68),
kies [Select. reeks] en druk op de knop
[ ].
2
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Via het menu
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [ ] (
=
25).
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies een menu-item en de gewenste
optie (
=
25).
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
68),
kies [Selectie] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen. [ ]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
69
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Alle beelden in één keer beveiligen
1
Selecteer [Alle beelden beveiligen].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
68),
kies [Alle beelden beveiligen] en druk op
de knop [ ].
2
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Alle beveiligingen in één keer opheffen
U kunt de beveiliging van alle beelden tegelijk opheffen.
Om de beveiliging op te heffen, selecteert u [Beveiliging alle beelden oph.]
bij stap 1 van “Alle beelden in één keer beveiligen”. Voer vervolgens stap
2 uit.
3
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop [ ] om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
4
Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Beveilig] te
kiezen en druk op de knop [ ].
Selecteer [Beveilig. uit] in stap 4 als u de beveiliging wilt opheffen
voor groepen beelden.
70
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
selectiemethode te kiezen. Druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
70) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen in
stap 2 in “Afzonderlijke beelden
selecteren” (
=
68), wordt [ ]
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen. [ ]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Beelden wissen
Foto's
Films
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld. Beveiligde beelden (
=
67) kunnen echter niet worden
gewist.
1
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen [ ][ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt u
op de knoppen [
][ ] om [Annuleer] te
kiezen. Druk vervolgens op de knop [ ].
Meerdere beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen. Wees
voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden
hersteld. Beveiligde beelden (
=
67) kunnen echter niet worden gewist.
Een selectiemethode selecteren
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Wissen] op het tabblad [ ] (
=
25).
71
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden roteren
Foto's
Films
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
24).
2
Draai het beeld.
Druk op de knop [ ] of [ ], afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt 90°
geroteerd. Druk op de knop [ ] om de
instelling te voltooien.
Via het menu
1
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop [ ] en kies
[Roteren] op het tabblad [ ] (
=
25).
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
70) om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
68) uit om beelden op
te geven.
3
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ] om [Wissen] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Alle beelden in één keer opgeven
1
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 uit bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
70), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [ ].
2
Wis het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
72
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden markeren als favoriet
Foto's
Films
U kunt beelden organiseren door deze als favorieten te markeren. Als u
een categorie kiest in gelterd afspelen kunt u de volgende handelingen
beperken tot die beelden.
“Bekijken” (
=
61), “Diavoorstellingen bekijken” (
=
66), “Beelden
beveiligen” (
=
67), “Beelden wissen” (
=
70), “Beelden
toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
123), “Beelden toevoegen
aan een fotoboek” (
=
125)
Druk op de knop [
] en selecteer [ ] in
het menu (
=
24).
[Gemarkeerd als favoriet] wordt
weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, herhaalt u deze procedure
en selecteert u [
] nogmaals. Druk
vervolgens op de knop [ ].
Via het menu
1
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop [ ] en kies
[Favorieten] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Draai het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de knop
[
] drukt 90° gedraaid.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(
=
72).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien van beelden uit te
schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid, afhankelijk
van de huidige oriëntatie van de camera.
Druk op de knop [
] om [Autom.
draaien] te selecteren op het tabblad
[ ]. Selecteer vervolgens [Uit]
(
=
25).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (
=
71) als u [Autom.
draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde
beelden ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.
In de modus Smart Shufe (
=
66) worden beelden die
verticaal zijn gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als [Autom.
draaien] is ingesteld op [Uit], en verschijnen gedraaide beelden in
de gedraaide stand.
73
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Foto's bewerken
Beeldbewerking (
=
73 –
=
76) is alleen mogelijk als er op
de geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Foto's
Films
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
1
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop [ ] en kies
[Veranderen] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
3
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
formaat te kiezen en druk vervolgens op
de knop [
].
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
4
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen. [ ]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
3
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
74
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden (1).
Het oorspronkelijke beeld wordt
linksboven in het scherm weergegeven
en een voorbeeld van het bijgesneden
beeld (2) wordt rechtsonder
weergegeven. U kunt ook de resolutie na
bijsnijden (3) zien.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u
op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Als u de richting van het kader wilt
wijzigen, drukt u op de knop [
].
Druk op de knop [
].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Beelden die zijn gemaakt met een resolutie van [ ] (
=
37) of
waarvan het formaat is gewijzigd in [
] (
=
73), kunnen niet
worden bewerkt.
Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden
dezelfde verhouding na het bijsnijden.
Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan niet-
bijgesneden beelden.
(
1
) (
2
) (
3
)
5
Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop [ ]. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn vastgelegd met een resolutie van [ ] (
=
37)
kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Trimmen
Foto's
Films
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als afzonderlijk
afbeeldingsbestand op te slaan.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [Trimmen] op het tabblad
[ ] (
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
75
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast)
Foto's
Films
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla
het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren en druk daarna op de knop
[ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Automatisch] niet de verwachte resultaten kunnen
worden bereikt, probeert u de beelden te corrigeren met [Laag],
[Middel] of [Hoog].
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto's
Films
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een apart bestand. Zie “De kleurtoon van een beeld wijzigen (My
Colors)” (
=
52) voor meer informatie over elke optie.
1
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[My Colors] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna op
de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4 – 5 in “Het formaat
van beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt, kan
licht afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de
functie My Colors (
=
52).
76
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het
oorspronkelijke beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Rode ogen corrigeren
Foto's
Films
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
3
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop [ ].
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden naar
wens. Volg de stappen in “Beelden
vergroten” (
=
65).
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (
=
73) uit.
77
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Bekijk de bewerkte lm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ]. De bewerkte lm wordt nu
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de lm nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] en selecteert
u [ ]. Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om [OK] te selecteren
en druk vervolgens nogmaals op de
knop [ ].
4
Sla de bewerkte lm op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
De lm wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de
oorspronkelijke lm overschreven door de ingekorte lm. De
oorspronkelijke lm wordt dan gewist.
Als er op de geheugenkaart onvoldoende vrije ruimte is, is alleen
[Overschrijven] beschikbaar.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt worden lms
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van lms een volledig opgeladen
batterij.
Films bewerken
Foto's
Films
U kunt onnodige delen aan het begin en einde van lms verwijderen.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1 – 5 bij “Bekijken” (
=
61),
kies [ ] en druk op de knop [ ].
Het lmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
2
Geef aan welke delen u eruit wilt
knippen.
(1) is het lmbewerkingspaneel en (2) is
de bewerkingsbalk.
Druk op de knoppen [
][ ] en selecteer
[ ] of [ ].
Als u de delen wilt weergeven die u kunt
afsnijden (aangegeven met [
] op het
scherm), drukt u op de knoppen [ ][ ]
om [ ] te verschuiven. Snijd het begin
van de lm af (vanaf [ ]) door [ ] te
selecteren en snijd het einde van de lm
af met behulp van [ ].
Als u [
] verplaatst naar een andere
markering dan [ ], wordt bij [ ] alleen
het gedeelte voor het dichtstbijzijnde
[ ] aan de linkerzijde afgesneden en
wordt bij [ ] alleen het gedeelte na het
dichtstbijzijnde [ ] aan de rechterzijde
afgesneden.
(
1
)
(
2
)
78
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beschikbare Wi-Fi-functies
U kunt beelden versturen en ontvangen of de camera op afstand
bedienen door de camera via Wi-Fi aan te sluiten op deze apparaten en
diensten.
Smartphones en tablets
Verzend beelden naar smartphones en tabletcomputers met Wi-Fi-
functionaliteit. Met een smartphone of tablet kunt u ook op afstand
opnamen maken of uw opnamen geotaggen.
Voor het gemak worden in deze handleiding smartphones, tablets en
andere compatibele apparaten gezamenlijk aangeduid met de term
“smartphones”.
Computer
Gebruik software om beelden van de camera op te slaan op een
computer die via Wi-Fi verbonden is.
Webservices
Voeg uw accountgegevens toe aan de camera voor de online
fotograeservice CANON iMAGE GATEWAY of voor andere
webservices om camerabeelden naar deze webservices te versturen.
Niet-verzonden beelden op de camera kunnen ook naar een computer
of webservice worden verzonden via CANON iMAGE GATEWAY.
Printers
U kunt beelden draadloos verzenden naar een PictBridge-compatibele
printer (die DPS over IP ondersteunt) om ze af te drukken.
Andere camera
Verzend beelden draadloos tussen Wi-Fi-compatibele Canon-
camera's.
Wi-Fi-functies
U kunt beelden draadloos vanaf de camera naar tal van compatibele
apparaten verzenden en de camera gebruiken met webservices
Voordat u Wi-Fi gebruikt, leest u eerst “Voorzorgsmaatregelen
Wi-Fi (draadloos LAN)” (
=
147).
6
79
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt
Het gebruik van een Android-smartphone die NFC ondersteunt
(besturingssysteem versie 4.0 of hoger) vereenvoudigt het installeren van
Camera Connect en het verbinden van apparaten via NFC.
Bediening zodra de apparaten via NFC zijn verbonden is afhankelijk van
de cameramodus op het moment dat de apparaten elkaar aanraken.
Wanneer de camera uit staat of in de opnamemodus staat wanneer
de apparaten elkaar aanraken, kunt u beelden kiezen en verzenden
op het scherm voor beeldselectie. Zodra de apparaten verbonden zijn,
kunt u ook op afstand opnamen maken of uw opnamen geotaggen
(
=
102). U kunt gemakkelijk opnieuw verbinding maken met recente
apparaten, omdat deze in het Wi-Fi-menu worden weergegeven.
Wanneer u de smartphone aanraakt in de afspeelmodus, wordt
het scherm met een lijst van beelden die u kunt selecteren om te
verzenden, weergegeven. Selecteer het beeld dat u wilt verzenden.
Volg de instructies in het volgende gedeelte voor een verbinding die via
NFC tot stand wordt gebracht met een camera die uit staat of die in de
opnamemodus staat.
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit
staat of in de opnamemodus staat
1
Installeer Camera Connect.
Activeer NFC op de smartphone en
houd het apparaat tegen de N-markering
( ) van de camera. Google Play
wordt vervolgens automatisch op
de smartphone geopend. Zodra de
downloadpagina van Camera Connect
wordt weergegeven, downloadt en
installeert u de app.
Beelden naar een smartphone
verzenden
Er zijn meerdere manieren om de camera met een smartphone te
verbinden en beelden te versturen.
Verbinding maken via NFC (
=
79)
Houd gewoon een Android-smartphone die NFC ondersteunt
(besturingssysteem versie 4.0 of hoger) tegen de camera om de
apparaten met elkaar te verbinden
Verbinding maken via het Wi-Fi-menu (
=
82)
U kunt de camera aansluiten op een smartphone net zoals u dat zou
doen met een computer of ander apparaat. Er kunnen meerdere
smartphones worden toegevoegd.
Voordat u verbinding maakt met de camera, dient u eerst de speciale
gratis app Camera Connect op de smartphone te installeren. Raadpleeg
de website van Canon voor details over deze toepassing (ondersteunde
smartphones en functies).
Als u een Canon-camera bezit die compatibel is met Wi-Fi en
uw camera en smartphone verbonden zijn met Wi-Fi, wordt het
aangeraden dat de app die u op uw smartphone gebruikt wijzigt
van CameraWindow naar Camera Connect.
80
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
4
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Select. en verz.] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om een beeld te selecteren dat u wilt
verzenden. Druk op de knoppen [ ] om
het beeld als geselecteerd te markeren
([ ]) en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in
het bevestigingsscherm [OK] door op
de knoppen [ ][ ] te drukken en druk
daarna op de knop [ ]. U kunt ook de
smartphone gebruiken om de verbinding
te verbreken.
2
Breng de verbinding tot stand.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld of in
de opnamemodus staat.
Houd de N-markering (
) op de
smartphone waarop Camera Connect
geïnstalleerd is, tegen de N-markering
van de camera.
De camera gaat automatisch aan.
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
verschijnt, drukt u op de knoppen [
][ ]
om [OK] te selecteren. Druk daarna op de
knop [ ].
Camera Connect wordt geopend op de
smartphone.
De apparaten worden automatisch met
elkaar verbonden.
3
Pas de privacyinstelling aan.
Nadat dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [ ][ ] om [Ja]
te selecteren. Vervolgens drukt u op de
knop [
].
U kunt de smartphone nu gebruiken
om door beelden op de camera te
bladeren, om beelden te importeren of te
geotaggen, of om op afstand opnamen
te maken.
81
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de
afspeelmodus staat
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Houd de N-markering (
) op de
smartphone (
=
79) waarop Camera
Connect geïnstalleerd is, tegen de
N-markering van de camera.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om een beeld dat u wilt verzenden te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen. [ ]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop
[
].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
De beelden zijn verzonden.
Als u in een bericht op de camera gevraagd wordt om de bijnaam
in te voeren, volgt u stap 2 bij “Beelden verzenden naar een
smartphone die NFC ondersteunt” (
=
79) om deze in te
voeren.
De camera houdt niet bij met welke smartphones via NFC
verbinding is gemaakt in de afspeelmodus.
U kunt vooraf instellen dat beelden worden overgedragen met
een door u gewenste grootte (
=
97).
Houd rekening met het volgende als u NFC gebruikt.
- Voorkom dat u de camera en de smartphone hard tegen elkaar
slaat. Dit kan de apparaten beschadigen.
- Afhankelijk van de smartphone kan het voorkomen dat de
apparaten elkaar niet meteen herkennen. Probeer in dat geval
de apparaten in iets andere posities tegen elkaar te houden.
Als er geen verbinding tot stand wordt gebracht, houdt u
de apparaten tegen elkaar totdat het camerascherm wordt
bijgewerkt.
- Als u probeert een verbinding te maken terwijl de camera
is uitgeschakeld, wordt er een bericht op uw smartphone
weergegeven waarbij u wordt gevraagd om de camera in te
schakelen. Raak aan probeer het opnieuw als de camera is
ingeschakeld.
- Plaats geen andere voorwerpen tussen de camera en
smartphone. Houd er ook rekening mee dat camera- of
smartphonehoezen of gelijksoortige accessoires de
communicatie kunnen blokkeren.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 3. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 3.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de
bijbehorende privacyinstelling op de camera aanpassen
(
=
103).
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm van stap 2
wordt weergegeven, wijzigen (
=
80).
Niet alle NFC-compatibele smartphones hebben een N-markering
(
). Raadpleeg de handleiding van de smartphone voor meer
informatie.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
97).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 4.
Om NFC-verbindingen uit te schakelen, kiest u MENU (
=
25)
> tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] > [Instellingen
Wi-Fi] > [NFC] > [Uit].
82
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Apparaat toevoegen] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
De SSID en het wachtwoord van de
camera worden weergegeven.
5
Verbind de smartphone met het
netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de smartphone de SSID
(netwerknaam) die op de camera wordt
weergegeven om de verbinding tot stand
te brengen.
Voer het wachtwoord dat op de
camera wordt weergegeven, in het
wachtwoordveld in.
6
Start Camera Connect.
Start Camera Connect op de smartphone.
Een smartphone toevoegen
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt
gebruiken, maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken
(
=
84).
1
Installeer Camera Connect.
Voor een iPhone of iPad vindt u Camera
Connect in de App Store en downloadt en
installeert u de app.
Voor Android-smartphones vindt u
Camera Connect in Google Play en
downloadt en installeert u de app.
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, selecteert u [OK]
(
=
80).
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
83
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
het bevestigingsscherm [OK] door op
de knoppen [ ][ ] te drukken en druk
daarna op de knop [ ]. U kunt ook de
smartphone gebruiken om de verbinding
te verbreken.
Om meerdere smartphones toe te
voegen, herhaalt u de bovenstaande
procedure vanaf stap 1.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 8. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 8.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de
bijbehorende privacyinstelling op de camera aanpassen
(
=
103).
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-
Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest u
MENU (
=
25) > tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Om verbinding te kunnen maken zonder een wachtwoord in
te voeren bij stap 5 en om ervoor te zorgen dat [Wachtwoord]
niet wordt weergegeven op het SSID-weergavescherm (stap
4), kiest u MENU (
=
25) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
97).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 9.
7
Kies de camera waarmee u
verbinding wilt maken.
Wanneer het scherm om de doelcamera
te selecteren wordt weergegeven op uw
smartphone, selecteert u de camera om
ze te koppelen.
8
Pas de privacyinstelling aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
U kunt de smartphone nu gebruiken
om door beelden op de camera te
bladeren, om beelden te importeren of te
geotaggen, of om op afstand opnamen
te maken.
9
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Select. en verz.] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
om een beeld te selecteren dat u wilt
verzenden. Druk op de knoppen [ ] om
het beeld als geselecteerd te markeren
([ ]) en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in
84
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
5
Congureer de privacyinstellingen
en verzend de beelden.
Volg stap 8 – 9 bij “Een smartphone
toevoegen” (
=
82) om de
privacyinstellingen te congureren en de
beelden te verzenden.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met een eerder
toegangspunt als u stap 4 volgt bij “Een smartphone toevoegen”
(
=
82).
Om de camera als toegangspunt te gebruiken, selecteert u [Ander
netwerk] in het scherm dat wordt getoond wanneer de verbinding tot
stand wordt gebracht. Kies vervolgens [Camera Access Point modus].
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat wordt getoond wanneer de verbinding tot stand
wordt gebracht en volgt u de procedure bij “Een ander toegangspunt
gebruiken” (
=
84) vanaf stap 4.
Een ander toegangspunt gebruiken
Als u de camera met een smartphone verbindt met via het Wi-Fi-menu,
kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
1
Bereid de verbinding voor.
Open het scherm [Wachten op
verbinding] door stap 1 – 4 van “Een
smartphone toevoegen” (
=
82) te
volgen.
2
Verbind de smartphone met het
toegangspunt.
3
Selecteer [Ander netwerk].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Ander
netwerk] te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
Er wordt een lijst met waargenomen
toegangspunten weergegeven.
4
Maak verbinding met het
toegangspunt.
Bij toegangspunten die WPS
ondersteunen, maakt u verbinding met
het toegangspunt en selecteert u de
smartphone zoals wordt beschreven
bij stap 5 – 8 van “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
87).
Bij toegangspunten die WPS niet
ondersteunen, volgt u stap 2 – 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
89) om verbinding te
maken met het toegangspunt en de
smartphone te kiezen.
85
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Installeer de software.
Dubbelklik op het gedownloade bestand
en het scherm links wordt weergegeven.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met de
installatie.
De installatie kan enige tijd duren,
afhankelijk van de prestaties van de
computer en de internetverbinding.
Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Herstarten] op het scherm dat na de
installatie wordt getoond.
Toegang tot internet is vereist. Eventuele providerkosten en
kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald.
Volg de volgende procedure om de installatie van de software
ongedaan te maken (te verwijderen).
- Als u Windows gebruikt, klikt u op het [Start]-menu
[Alle
programma's]
[Canon Utilities] en kiest u vervolgens de
software die u wilt verwijderen.
- Als u Mac OS gebruikt, klikt u op de map [Alle programma’s]
[Canon Utilities] en sleep de map van de software die u wilt
verwijderen naar de prullenmand. Maak de prullenmand leeg.
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows)
Op een computer met Windows dient u de volgende instellingen te
congureren voordat u de camera draadloos kunt verbinden met de
computer.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding van de
computer voor instructies voor het
controleren van de netwerkverbinding.
Beelden opslaan op een computer
Voorbereidingen voor het registreren van een
computer
Voor gedetailleerde systeemvereisten, zoals over computers
die verbinding kunnen maken met de camera en Wi-Fi,
compatibiliteitsinformatie en ondersteuning in nieuwe besturingssystemen,
gaat u naar de Canon-website.
De Windows 7-edities Starter en Home Basic worden niet
ondersteund.
Voor Windows 7 N (Europese versie) en KN (Zuid-Koreaanse
versie) is een afzonderlijke download en installatie van Windows
Media Feature Pack vereist.
Raadpleeg de volgende website voor meer informatie.
http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=159730
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.8 gebruikt.
1
Download de software.
Ga met een computer met
internetverbinding naar de volgende
website.
http://www.canon.com/icpd/
Kies het land/gebied waar u woont en
volg vervolgens de instructies op het
scherm om de software te downloaden.
De software wordt in gezipte vorm naar
uw computer gedownload.
86
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden opslaan op een aangesloten computer
Verbind de camera als volgt met uw toegangspunt via Wi-Fi.
Raadpleeg ook de gebruikshandleiding van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de Wi-Fi-
normen bij “Camera” (
=
141).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup,
=
87) ondersteunt of niet
(
=
89). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert u
de volgende gegevens.
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de “naam van het toegangspunt” of de “netwerknaam” genoemd.
Netwerkvericatie/gegevenscodering (coderingsmethode/
coderingsmodus)
De methode om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending.
Controleer welke beveiligingsinstelling gebruikt wordt: WPA2-PSK
(AES), WPA2-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-PSK (TKIP), WEP
(open systeemauthenticatie) of geen beveiliging.
Wachtwoord (versleutelingscode/netwerksleutel)
De sleutel om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending. Ook
wel “versleutelingscode” of “netwerksleutel” genoemd.
Sleutelindex (verzendsleutel)
De ingestelde sleutel wanneer WEP wordt gebruikt voor
netwerkvericatie/gegevenscodering. Gebruik “1” als instelling.
Indien systeembeheerderrechten nodig zijn om
netwerkinstellingen aan te passen, moet u contact opnemen met
de systeembeheerder voor meer informatie.
Deze instellingen zijn erg belangrijk voor netwerkbeveiliging.
Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt.
2
Congureer de instelling.
Klik achtereenvolgens op: [Start]-menu
[Alle programma's]
[Canon Utilities]
[CameraWindow]
[Wi-Fi connection
setup/Wi-Fi-verbinding instellen].
Congureer in de toepassing die wordt
geopend de instellingen volgens de
instructies op het scherm.
Wanneer u het hulpprogramma in stap 2 uitvoert, worden de
volgende Windows-instellingen gecongureerd.
- Schakel mediastreaming in
Dit zorgt ervoor dat de camera via Wi-Fi de computer kan zien
(vinden).
- Schakel netwerkdetectie in
Dit zorgt ervoor dat de computer de camera kan zien (vinden).
- Schakel ICMP in (Internet Control Message Protocol)
Dit zorgt ervoor dat u de verbindingsstatus van het netwerk kun
controleren.
- Schakel UPnP in (Universal Plug & Play)
Dit zorgt ervoor dat netwerkapparaten elkaar automatisch
kunnen detecteren.
Sommige beveiligingssoftware verhindert dat u de hier
beschreven instellingen invoert. Controleer de instellingen van uw
beveiligingssoftware.
87
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
verschijnt, drukt u op de knoppen [ ][ ]
om [OK] te selecteren. Druk daarna op de
knop [ ].
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Apparaat toevoegen] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
5
Kies [WPS-verbinding].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [WPS-
verbinding] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
6
Kies [PBC-methode].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [PBC-
methode] te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor informatie
over WPS-compatibiliteit en instructies voor het controleren van
de netwerkinstellingen.
Een router is een apparaat dat een netwerkstructuur (LAN) maakt
om meerdere computers met elkaar te verbinden. Een router
die een interne draadloze functie bevat, wordt een “Wi-Fi-router”
genoemd.
In deze handleiding worden alle Wi-Fi-routers en basisstations
“toegangspunten” genoemd.
Zorg dat u het MAC-adres van de camera toevoegt aan het
toegangspunt als u MAC-adressen ltert in uw Wi-Fi-netwerk.
U kunt het MAC-adres van uw camera controleren door MENU
(
=
25) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [MAC-adres controleren] te kiezen.
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken
Met WPS is het eenvoudig instellingen te voltooien wanneer u apparaten
via Wi-Fi verbindt. U kunt ofwel de Push Button conguratiemethode
gebruiken of de PIN-methode voor instellingen op een apparaat dat WPS
ondersteunt.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een
toegangspunt.
Raadpleeg de gebruikshandleidingen
van het toegangspunt en het apparaat
voor instructies om de verbinding te
controleren.
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
88
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Nadat het stuurprogramma is
geïnstalleerd en de camera en computer
met elkaar verbonden zijn, wordt
het AutoPlay-scherm weergegeven.
Er wordt niets weergegeven op het
camerascherm.
10
Geef CameraWindow weer.
Windows: Open CameraWindow door
op [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] te klikken.
Mac OS: CameraWindow wordt
automatisch weergegeven als er een
Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht
tussen de camera en de computer.
11
Importeer afbeeldingen.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Klik op [OK] in het scherm dat wordt
weergegeven nadat het importeren van
afbeeldingen is voltooid.
Om een op uw computer opgeslagen
beeld te bekijken, gebruikt u een software
(zoals die standaard op uw computer
is geïnstalleerd of algemene software)
die met een camera genomen beelden
ondersteunt.
7
Breng de verbinding tot stand.
Houd op het toegangspunt de WPS-
verbindingsknop enkele seconden
ingedrukt.
Druk op de camera op de knop [
] om
naar de volgende stap te gaan.
De camera maakt verbinding met het
toegangspunt en geeft op het scherm
[Apparaat selecteren] een overzicht van
apparaten die ermee verbonden zijn.
8
Kies het doelapparaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de naam
van het doelapparaat te kiezen en druk
vervolgens op de knop [ ].
9
Installeer een stuurprogramma
(alleen bij eerste Windows-
verbinding).
Wanneer dit scherm wordt weergegeven
op de camera, klikt u op het menu
Start op de computer, vervolgens
op [Conguratiescherm] en op [Een
apparaat toevoegen].
Dubbelklik op het pictogram van de
verbonden camera.
Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd.
89
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Voer het wachtwoord in voor het
toegangspunt.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens het
wachtwoord in (
=
26).
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Volgende] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
4
Kies [Auto].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Auto]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Om beelden op te slaan op een
verbonden computer, volgt u de
procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
87)
vanaf stap 8.
Kijk op het toegangspunt zelf of in de gebruikershandleiding als u
het wachtwoord van het toegangspunt wilt vaststellen.
Als er geen toegangspunten worden gevonden, zelfs niet nadat
u bij stap 2 [Vernieuwen] hebt gekozen om de lijst bij te werken,
kiest u [Handmatige instellingen] om handmatig instellingen in te
voeren voor het toegangspunt. Volg de instructies op het scherm
en voer een SSID, beveiligingsinstellingen en een wachtwoord in.
Wanneer u een toegangspunt waarmee u al verbonden bent
gebruikt om verbinding te kunnen maken met een ander
apparaat, wordt [*] weergegeven voor het wachtwoord bij stap 3.
Als u hetzelfde wachtwoord wilt gebruiken, drukt u op de knoppen
[
][ ] om [Volgende] te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-
Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest u
MENU (
=
25) > tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm van stap 2
wordt weergegeven, wijzigen (
=
87).
Wanneer de camera verbonden is met een computer is het
camerascherm leeg.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven, klikt u op
het pictogram [CameraWindow] in het dock.
Schakel de camera uit om de verbinding te verbreken.
Als u [PIN-methode] kiest bij stap 6 wordt een pincode op het
scherm weergegeven. Stel deze code in bij het toegangspunt.
Kies een apparaat in het scherm [Apparaat selecteren].
Raadpleeg voor meer informatie de gebruikershandleiding die is
meegeleverd met uw toegangspunt.
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst
1
Bekijk de lijst met toegangspunten.
Geef de lijst met netwerken
(toegangspunten) weer, zoals wordt
beschreven bij stap 1 – 4 in “WPS-
compatibele toegangspunten gebruiken”
(
=
87).
2
Kies een toegangspunt.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
netwerk (toegangspunt) te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
90
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden verzenden naar een
geregistreerde webservice
Webservices registreren
Gebruik een smartphone of computer om de camera toe te voegen aan
webservices die u wilt gebruiken.
Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig
om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere
webservices in te voeren.
Raadpleeg de CANON iMAGE GATEWAY-website voor meer
informatie over de browservereisten (Microsoft Internet Explorer,
enzovoort), inclusief instellingen en versiegegevens.
Voor informatie over landen en regio's waar CANON iMAGE
GATEWAY beschikbaar is, raadpleegt u de website van Canon
(http://www.canon.com/cig/).
U moet een account hebben bij andere webservices dan CANON
iMAGE GATEWAY als u deze wilt gebruiken. Voor meer informatie
gaat u naar de website van elke webservice die u wilt registreren.
Mogelijk worden kosten in rekening gebracht voor een
internetverbinding en het gebruik van een toegangspunt.
U kunt de gebruikershandleiding ook vanuit CANON iMAGE
GATEWAY downloaden.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met een eerder
toegangspunt als u stap 4 volgt bij “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
87).
Om opnieuw verbinding te maken met het toegangspunt controleert
u of het doelapparaat al is aangesloten en volgt u de procedure bij
“WPS-compatibele toegangspunten gebruiken” (
=
87) vanaf stap 8.
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat getoond wordt nadat een verbinding tot stand is
gebracht. Vervolgens volgt u de procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
87) vanaf stap 5 of de procedure
bij “Verbinding maken met toegangspunten in de lijst” (
=
89) vanaf
stap 2.
91
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
4
Maak verbinding met een
toegangspunt.
Maak verbinding met het toegangspunt
zoals wordt beschreven bij stap 5 – 7
van “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
87) of stap 2 – 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
89).
5
Voer uw e-mailadres in.
Zodra de camera is verbonden met
CANON iMAGE GATEWAY via het
toegangspunt, wordt er een scherm
weergegeven waar u uw e-mailadres kunt
invoeren.
Voer uw e-mailadres in en druk op
de knoppen [
][ ] om [Volgende] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
6
Voer een vier-cijferig nummer in.
Voer een vier-cijferig nummer in en druk
op de knoppen [ ][ ] om [Volgende]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
U hebt dit vier-cijferige nummer later
nodig om de koppeling met CANON
iMAGE GATEWAY op te zetten in stap 8.
CANON iMAGE GATEWAY registreren
Nadat u de camera en CANON iMAGE GATEWAY hebt gekoppeld,
voegt u CANON iMAGE GATEWAY toe als bestemmingswebservice
op de camera. Door dit in te stellen, wordt er een e-mailmelding voor
webkoppelingsinstellingen van de camera verzonden. Gebruik dus het
e-mailadres dat u op uw computer of smartphone gebruikt.
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
verschijnt, drukt u op de knoppen [
][ ]
om [OK] te selecteren. Druk daarna op de
knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
3
Geef toestemming om uw
e-mailadres in te voeren.
Lees de weergegeven inhoud, druk
op de knoppen [ ][ ] om [Akkoord] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
92
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Afhankelijk van de e-mailinstellingen op uw computer of
smartphone worden e-mails van bepaalde domeinen mogelijk
geweigerd, en kunt u mogelijk geen e-mailmelding ontvangen.
Controleer uw instellingen van tevoren.
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm van stap 1
wordt weergegeven, wijzigen (
=
91).
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-
Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. Druk op de knoppen [
][ ] om het
scherm voor apparaatselectie te openen. Congureer vervolgens
de instelling.
Andere webservices registreren
U kunt ook andere webservices naast CANON iMAGE GATEWAY
toevoegen aan de camera.
1
Meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en open de pagina met
webkoppelingsinstellingen van de
camera.
Ga op een computer of smartphone
naar http://www.canon.com/cig/ om naar
CANON iMAGE GATEWAY te gaan.
2
Stel de webservice in die u wilt
gebruiken.
Geef het instellingenscherm van de
webservice weer op uw computer of
smartphone.
Volg de instructies op het scherm om de
webservice te congureren.
7
Bevestig dat de e-mailmelding is
verzonden.
Wanneer er informatie wordt verzonden
vanaf CANON iMAGE GATEWAY, wordt
er een e-mailmelding verzonden naar
het e-mailadres dat u in stap 5 hebt
ingevoerd.
Het scherm dat vermeldt dat de
e-mailmelding is verzonden, wordt
weergegeven. Druk op de knop [
].
Het pictogram [
] verandert in [ ].
8
Open de URL in de ontvangen
e-mailmelding en stel de
webkoppeling van de camera in.
Open de pagina via de koppeling in
het bericht vanaf een computer of
smartphone.
Volg de instructies op de pagina met
webkoppelingsinstellingen van de camera
om de instellingen te congureren.
9
Stel CANON iMAGE GATEWAY in op
de camera.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
[
] (
=
99) en CANON iMAGE
GATEWAY zijn nu toegevoegd als
bestemmingen.
U kunt ook andere webservices
toevoegen. Als u nog meer webservices
wilt toevoegen, volgt u de procedure
bij “Andere webservices registreren”
(
=
92) vanaf step 2.
93
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Select. en verz.] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om een
beeld te selecteren dat u wilt verzenden.
Druk op de knoppen [ ] om het beeld als
geselecteerd te markeren ([ ]) en druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Wanneer u uploadt naar YouTube, leest u
de servicevoorwaarden, kiest u [Akkoord]
en drukt u op de knop [
].
Nadat het beeld is verzonden, wordt [OK]
weergegeven op het scherm. Druk op
de knop [
] om terug te keren naar het
afspeelscherm.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden, het formaat
van beelden wijzigen en opmerkingen toevoegen voordat u
beelden verzendt (
=
97).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 3.
Om beelden te bekijken die vanaf uw smartphone zijn verzonden
naar CANON iMAGE GATEWAY, wordt het aangeraden dat u de
gespecialiseerde toepassing Canon Online Photo Album gebruikt.
Voor iPhone of iPad vindt u Canon Online Photo Album in de
App Store en downloadt en installeert u de app. Voor Android-
smartphones vindt u Canon Online Photo Album in Google Play
en downloadt en installeert u de app.
3
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
De instellingen voor de webservice zijn
nu bijgewerkt.
Als gecongureerde instellingen worden gewijzigd, voert u deze
stappen nogmaals uit om de camera-instellingen bij te werken.
Beelden uploaden naar webservices
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
2
Kies de bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om het
pictogram te kiezen van de webservice
waarmee u verbinding wilt maken en druk
vervolgens op de knop [
].
Als meerdere ontvangers of opties
om te delen worden gebruikt voor een
webservice, kiest u het gewenste item op
het scherm [Ontvanger selecteren] door
op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens op de knop [ ] te drukken.
94
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
4
Laat de printer verbinding maken
met het netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de printer de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt weergegeven om
de verbinding tot stand te brengen.
Voer het wachtwoord dat op de
camera wordt weergegeven, in het
wachtwoordveld in.
5
Selecteer de printer.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
naam van de printer te kiezen en druk
vervolgens op de knop [ ].
6
Selecteer een beeld om af te
drukken.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
Druk op de knop [
], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [Print] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Zie “Beelden afdrukken” (
=
119) voor
gedetailleerde instructies voor afdrukken.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] door op de
knoppen [ ][ ] te drukken en druk
daarna op de knop [ ].
Beelden draadloos afdrukken met
een verbonden printer
Verbind de camera als volgt met een printer via Wi-Fi.
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt
gebruiken, maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken
(
=
84).
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Apparaat toevoegen] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
De SSID en het wachtwoord van de
camera worden weergegeven.
95
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden naar een andere camera
verzenden
U kunt als volgt twee camera's via Wi-Fi verbinden en beelden tussen de
twee camera's verzenden.
Een draadloze verbinding kan alleen tot stand worden gebracht bij
camera's van Canon met een Wi-Fi-functie. U kunt geen verbinding
maken met een camera van het merk Canon die niet beschikt over
een Wi-Fi-functie, zelfs niet als deze camera FlashAir/Eye-Fi-kaarten
ondersteunt.
1
Open het Wi-Fi-menu.
Open het Wi-Fi-menu zoals wordt
beschreven bij stap 2 van “Een
smartphone toevoegen” (
=
82).
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[ ] te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Apparaat toevoegen] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
Volg stap 1 – 3 ook op de doelcamera.
Er wordt informatie over de verbinding
met de camera toegevoegd als
[Verbinding op doel- camera starten]
wordt weergegeven op beide
cameraschermen.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-
Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest u
MENU (
=
25) > tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Om verbinding te kunnen maken zonder een wachtwoord in
te voeren bij stap 4 en om ervoor te zorgen dat [Wachtwoord]
niet wordt weergegeven op het SSID-weergavescherm (stap
3), kiest u MENU (
=
25) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit].
Om een ander toegangspunt te gebruiken, volgt u stap 3 – 4 bij
“Een ander toegangspunt gebruiken” (
=
84).
96
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-
Fi-menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken en
vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest u
MENU (
=
25) > tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
97).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 4.
4
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Select. en verz.] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om een beeld te selecteren dat u wilt
verzenden. Druk op de knoppen [ ] om
het beeld als geselecteerd te markeren
([ ]) en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in
het bevestigingsscherm [OK] door op
de knoppen [ ][ ] te drukken en druk
daarna op de knop [ ].
97
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
68) uit om beelden op
te geven.
Wanneer u ook lms verzendt, drukt u
op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om [Incl.
movies] te selecteren en vervolgens op
[ ] om [ ] toe te voegen.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[OK] te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Verzend het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Verzenden]
te kiezen en druk daarna op de knop [
].
Beelden verzenden die gemarkeerd zijn als favoriet
U kunt beelden die als favoriet gemarkeerd zijn (
=
72), verzenden.
1
Selecteer [Favoriete foto's].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
97), kies [Favoriete
foto's] en druk op de knop [ ].
Het scherm voor beeldselectie dat
alleen favoriete foto's weergeeft, wordt
weergeven. Druk na het selecteren van
een beeld op [ ] om [ ] te verwijderen
als u niet wilt dat dit beeld wordt
verzonden.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
2
Verzend het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Verzenden] te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Als u geen beelden hebt gemarkeerd als favoriet, kunt u
[Favoriete foto's] niet kiezen in stap 1.
Opties voor het verzenden van beelden
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te verzenden en de
beeldresolutie (het formaat) wijzigen voordat u verzendt. Met sommige
webservices is het ook mogelijk om opmerkingen toe te voegen aan de
beelden die u wilt verzenden.
Meerdere beelden verzenden
Op het scherm voor beeldoverdracht kunt een reeks beelden selecteren
om te verzenden, en beelden die zijn gemarkeerd als favoriet verzenden.
1
Kies [Select. en verz.].
Druk op het scherm voor beeldoverdracht
op de knoppen [ ][ ] om [Select. en
verz.] te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
selectiemethode te kiezen.
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
97), kies [Select. reeks]
en druk op de knop [ ].
98
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Het aantal opnamepixels kiezen (beeldgrootte)
Kies op het scherm voor beeldoverdracht [ ] door op de knoppen [ ][ ]
te drukken. Druk daarna op de knop [ ]. Kies op het getoonde scherm de
resolutie (beeldformaat) door op de knoppen [ ][ ] te drukken en daarna
op de knop [ ] te drukken.
Als u beelden met het oorspronkelijke formaat wilt verzenden,
selecteert u [Nee] als optie voor het wijzigen van het formaat.
Door [
] te selecteren, kunt u het formaat van beelden die groter zijn
dan het geselecteerde formaat, wijzigen voordat ze worden verzonden.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
De beeldgrootte kan ook worden gecongureerd in MENU
(
=
25) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Vergr./verkl. voor versturen].
Opmerkingen over het verzenden van beelden
Afhankelijk van de eigenschappen van het netwerk dat u gebruikt, kan
het lang duren om lms te verzenden. Houd het batterijniveau van de
camera in het oog.
Webservices kunnen het aantal beelden dat of de lengte van lms die
u kunt versturen beperken.
Houd er rekening mee dat wanneer u lms verzendt naar
smartphones, de ondersteunde beeldkwaliteit kan variëren afhankelijk
van de smartphone. Raadpleeg de handleiding van de smartphone
voor meer informatie.
Op het scherm wordt de sterkte van het draadloze signaal aangegeven
met de volgende pictogrammen.
[
] hoog, [ ] normaal, [ ] laag, [ ] zwak
Afbeeldingen verzenden naar webservices kost minder tijd wanneer u
beelden opnieuw verzendt die al eerder zijn verzonden en die nog op
de CANON iMAGE GATEWAY-server staan.
99
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden automatisch verzenden
(beeldsynchronisatie)
Beelden op de geheugenkaart die nog niet zijn overgezet kunnen ook
naar een computer of webservices worden verzonden via CANON iMAGE
GATEWAY.
Houd er rekening mee dat beelden niet alleen naar webservices kunnen
worden verzonden.
Voordat u begint
De camera voorbereiden
Registreer [ ] als de bestemming. Installeer en stel de
Beeldsynchronisatiesoftware ImageTransfer Utility (gratis) in op de
doelcomputer.
1
Voeg [ ] toe als bestemming.
Voeg [ ] toe als bestemming, zoals
wordt beschreven bij “CANON iMAGE
GATEWAY registreren” (
=
91).
Meldt u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY wanneer u ook beelden
naar de webservice verzendt (
=
91).
Geef het instellingenscherm voor
de webservice weer nadat u het
cameramodel hebt gekozen. Kies de
webservice waar u beelden naar wilt
verzenden in de Beeldsynchronisatie-
instellingen. Voor meer informatie
raadpleegt u de Help bij CANON iMAGE
GATEWAY.
Opmerkingen toevoegen
U kunt met de camera opmerkingen toevoegen aan beelden die u naar
e-mailadressen, sociale netwerkservices en dergelijke verzendt. Hoeveel
ruimte u voor uw opmerkingen hebt, is afhankelijk van de webservice.
1
Open het scherm om opmerkingen
toe te voegen.
Kies op het scherm voor beeldoverdracht
[ ] door op de knoppen [ ][ ][ ][ ] te
drukken. Druk daarna op de knop [ ].
2
Voeg een opmerking toe (=
26).
3
Verzend het beeld.
Wanneer u geen opmerking hebt ingevoerd, wordt automatisch
de opmerking verzonden die in CANON iMAGE GATEWAY is
ingesteld.
U kunt ook meerdere beelden van een opmerking voorzien
voordat u ze verzendt. Dezelfde opmerking wordt toegevoegd
aan alle beelden die samen worden verzonden.
100
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Zodra de camera is geregistreerd en
de computer gereed is om beelden te
ontvangen, wordt het pictogram gewijzigd
in [ ].
Beelden verzenden
Beelden die worden verzonden vanaf de camera, worden automatisch
opgeslagen op de computer.
Als de computer waarnaar u beelden wilt verzenden is uitgeschakeld,
worden de beelden tijdelijk op de CANON iMAGE GATEWAY-server
opgeslagen. Opgeslagen beelden worden regelmatig gewist. Zorg er
daarom voor dat u de computer aanzet en de beelden opslaat.
1
Verzend de beelden.
Voer de stappen 1 – 2 in “Beelden
uploaden naar webservices” (
=
93) uit
en kies [ ].
Beelden met een pictogram [
] zijn
overgedragen.
2
Beelden opslaan op de computer.
Beelden worden automatisch op de
computer opgeslagen wanneer u deze
aanzet.
Beelden worden automatisch verzonden
naar webservices vanaf de CANON
iMAGE GATEWAY-server, zelfs als de
computer is uitgeschakeld.
Gebruik tijdens het verzenden van beelden een volledig
opgeladen batterij.
2
Kies het type beelden dat u wilt
verzenden (alleen wanneer u ook
lms verzendt).
Druk op de knop [ ], selecteer
[Inst. draadloze communicatie] op het
tabblad [ ] en selecteer vervolgens
[Instellingen Wi-Fi] (
=
25).
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Beeldsync.] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen [ ][ ] om
[Foto's/lms] te selecteren.
De computer voorbereiden
Installeer en congureer de software op de doelcomputer.
1
Image Transfer Utility installeren.
Installeer Image Transfer Utility op
een computer met internetverbinding
(
=
117).
U kunt Image Transfer Utility
downloaden vanuit het scherm voor
Beeldsynchronisatie-instellingen van de
CANON iMAGE GATEWAY (
=
91).
2
Registreer de camera.
Windows: klik met de rechtermuisknop in
de taakbalk op [ ] en klik op [Add new
camera/Nieuwe camera toevoegen].
Mac OS: klik in de menubalk op [
] en
klik vervolgens op [Add new camera/
Nieuwe camera toevoegen].
Er wordt een lijst weergegeven met
camera's die zijn gekoppeld aan CANON
iMAGE GATEWAY. Kies de camera waar
u beelden vandaan wilt sturen.
101
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Na een vastgelegde termijn kunt u beelden die zijn verwijderd ui
CANON iMAGE GATEWAY niet meer bekijken.
Om verzonden beelden te bekijken, moet u de
Beeldsynchronisatie-instellingen eerst zo instellen dat u beelden
kunt bekijken en downloaden op uw smartphone.
Voor informatie over Canon Online Photo Album raadpleegt u de
Help bij Canon Online Photo Album.
Zelfs als beelden met een andere methode op de computer zijn
geïmporteerd, worden alle beelden naar de computer verzonden
die niet via CANON iMAGE GATEWAY naar de computer zijn
verzonden.
Het verzenden wordt sneller uitgevoerd als de bestemming op
een computer is op hetzelfde netwerk als de camera, omdat
beelden worden verzonden via het toegangspunt in plaats van via
CANON iMAGE GATEWAY. Beelden die worden opgeslagen op
de computer worden verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY,
daarom dient de computer verbonden te zijn met internet.
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden
op uw smartphone bekijken
Door Canon OPA (Canon Online Photo Album) op uw smartphone te
installeren, kunt u beelden die via Beeldsynchronisatie zijn overgedragen
en die tijdelijk op CANON iMAGE GATEWAY zijn opgeslagen, bekijken en
downloaden.
De volgende voorbereidingen zijn van tevoren vereist.
U moet het instellingsproces voor “De computer voorbereiden”
(
=
100) voltooien.
Voor iPhone of iPad vindt u Canon Online Photo Album in de App
Store en downloadt en installeert u de app. Voor Android-smartphones
vindt u Canon Online Photo Album in Google Play en downloadt en
installeert u de app.
Meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY (
=
91). Geef het
instellingenscherm voor de webservice weer nadat u het cameramodel
hebt gekozen. Verander de instellingen in de Beeldsynchronisatie-
instellingen zodat u kunt bekijken en downloaden op uw smartphone.
Voor meer informatie raadpleegt u de Help bij CANON iMAGE
GATEWAY.
102
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamen maken op afstand
Terwijl u een opnamescherm bekijkt op uw smartphone, kunt u de
smartphone gebruiken om op afstand een opname te maken.
1
Zet de camera vast.
Zodra er begonnen wordt met opnamen
maken op afstand, wordt de lens van
de camera uitgeschoven. De camera
kan ook verplaatst worden door
lensbewegingen als gevolg van zoomen.
Om de camera stil te houden, plaatst u
deze op een statief of neemt u andere
maatregelen.
2
Verbind de camera en de
smartphone (=
82).
Kies [Ja] in de privacyinstellingen.
3
Selecteer opnamen maken op
afstand.
Selecteer opnamen maken op afstand in
Camera Connect op de smartphone.
De lens van de camera wordt
uitgeschoven. Druk niet in de buurt
van de lens en zorg ervoor dat er geen
voorwerpen in de weg van de lens zitten.
Zodra de camera klaar is voor opnamen
maken op afstand, wordt een livebeeld
van de camera weergegeven op de
smartphone.
Er wordt dan een bericht weergegeven
op de camera en alle bedieningsfuncties
worden uitgeschakeld. De ON/OFF-knop
kan wel worden ingedrukt.
4
Maak de opname.
Gebruik de smartphone om een opname
te maken.
Een smartphone gebruiken om camerabeelden
te bekijken en de camera te bedienen
Met de speciale smartphoneapp Camera Connect kunt u het volgende
doen.
Door beelden op de smartphone bladeren en ze op de smartphone
opslaan
Beelden op de camera geotaggen (
=
102)
Opnamen maken op afstand (
=
102)
Om beelden op de smartphone te kunnen bekijken, moeten
vooraf privacyinstellingen worden gecongureerd (
=
82,
=
103).
Beelden op de camera geotaggen
GPS-gegevens die zijn vastgelegd op een smartphone met de speciale
toepassing Camera Connect, kunnen worden toegevoegd aan beelden
op de camera. Beelden worden gelabeld met informatie, waaronder de
breedtegraad, lengtegraad en hoogte.
Voordat u opnamen maakt, zorgt u ervoor dat de datum en tijd en
uw eigen tijdzone correct zijn ingesteld, zoals wordt beschreven
bij “De datum en tijd instellen” (
=
17). Volg ook de stappen bij
“Wereldklok” (
=
107) om eventuele opnamebestemmingen in
andere tijdzones aan te geven.
Met behulp van de locatiegegevens die als geotag aan uw foto's
of lms zijn toegevoegd, kunnen andere mensen u herkennen
of uw locatie bepalen. Wees voorzichtig als u deze beelden met
anderen deelt, bijvoorbeeld als u beelden online plaatst waar vele
anderen ze kunnen bekijken.
103
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen
U kunt Wi-Fi-instellingen als volgt bewerken of wissen.
Verbindingsinformatie bewerken
1
Open het Wi-Fi-menu en kies een
apparaat dat u wilt bewerken.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om het
pictogram van een apparaat te selecteren
dat u wilt bewerken en druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Kies [Apparaat bewerken].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Apparaat bewerken] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
3
Kies het apparaat dat u wilt
bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
apparaat te selecteren dat u wilt
bewerken en druk vervolgens op de knop
[ ].
4
Kies het item dat u wilt bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
item te kiezen dat u wilt bewerken. Druk
vervolgens op de knop [ ].
Welke items u kunt wijzigen, hangt af van
het apparaat of de service.
De camera werkt in stand [ ] wanneer er opnamen gemaakt
worden op afstand. Sommige FUNC.- en MENU-instellingen die
u vooraf hebt gecongureerd, kunnen echter automatisch worden
aangepast.
Filmopnamen maken is niet beschikbaar.
Eventuele schokkerige bewegingen die op de smartphone worden
getoond en die het gevolg zijn van de verbindingskwaliteit,
hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Er worden geen AF-kaders weergegeven. Maak een testfoto om
de scherpstelling te controleren.
Vastgelegde beelden worden niet overgebracht naar de
smartphone. Gebruik de smartphone om door beelden te
bladeren en vanaf de camera te importeren.
104
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De bijnaam van het apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat die op het aangesloten apparaat
wordt weergegeven, wijzigen.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop [ ] en kies [Inst.
draadloze communicatie] op het tabblad
[ ] (
=
25).
2
Kies [Bijnaam].
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Bijnaam]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Wijzig de bijnaam van het apparaat.
Druk op de knop [ ]. Gebruik het
weergegeven toetsenbord om een
nieuwe bijnaam in te voeren (
=
26).
Er wordt een bericht weergegeven als de bijnaam die u invoert,
met een symbool of spatie begint. Druk op de knop [
] en voer
een andere bijnaam in.
Op het scherm [Bijnaam apparaat] dat wordt weergegeven als
de Wi-Fi-functie voor het eerst wordt gebruikt , kiest u het veld
en drukt u op [
] om het toetsenbord weer te geven. U kunt dan
een bijnaam invoeren.
Congureerbare items
Verbinding
Webservices
[Bijnaam apparaat
veranderen] (
=
104)
O O O O
[Instell. tonen] (
=
82)
O
[Verbindingsinfo wissen]
(
=
104)
O O O O
O
: Congureerbaar
-
: Niet congureerbaar
De bijnaam van een apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat (weergavenaam) die op de camera
wordt weergegeven, wijzigen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
103) uit, kies [Bijnaam
apparaat veranderen] en druk op de knop
[ ].
Selecteer het invoerveld en druk op de
knop [
]. Gebruik het weergegeven
toetsenbord om een nieuwe bijnaam in te
voeren (
=
26).
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinformatie (over apparaten waarmee u verbinding hebt
gemaakt) als volgt wissen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
103) uit, kies
[Verbindingsinfo wissen] en druk op de
knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen [
][ ] om [OK] te selecteren.
Druk daarna op de knop [ ].
De verbindingsinformatie wordt gewist.
105
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen
Zet de standaardinstellingen van Wi-Fi terug als u niet meer eigenaar bent
van de camera of als u deze weggooit.
Door de Wi-Fi-instellingen te resetten worden ook alle instellingen voor
webservices gewist. Als u deze optie wilt gebruiken, moet u zeker weten
dat u alle Wi-Fi-instellingen wilt resetten.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop [ ] en kies [Inst.
draadloze communicatie] op het tabblad
[ ] (
=
25).
2
Kies [Instellingen resetten].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Instellingen resetten] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
3
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
De standaardinstellingen van Wi-Fi zijn
nu gereset.
Om andere standaardinstellingen te resetten (behalve Wi-Fi),
kiest u [Reset alle] op het tabblad [
] (
=
112).
106
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Basisfuncties van de camera aanpassen
Basisfuncties van de camera worden ingesteld op het tabblad [ ] van
het MENU (
=
25). Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en
veelgebruikte functies naar wens aanpassen.
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en lms als volgt.
Selecteer [Mute] en kies vervolgens
[Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop [ ]
ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt worden lms afgespeeld zonder
geluid (
=
61). Om lms weer af te spelen met geluid, drukt u
op de knop [
]. Pas het volume naar wens aan met de knoppen
[
][ ].
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de knop
[
].
Kies een item en druk op de knoppen
[
][ ] om het volume aan te passen.
7
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak
107
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto's de juiste lokale tijd en
datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en
naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig
om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone
thuis instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen”
(
=
17).
1
Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om de
bestemming te selecteren.
Om de zomertijd in te stellen (normale
tijd plus 1 uur), kiest u [
] door op de
knoppen [ ][ ]. Kies vervolgens [ ]
door op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Druk op de knop [
].
2
Schakel over naar de tijdzone van
uw bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
132).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (
=
17), worden
de datum en tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Hints en tips verbergen
Er verschijnen hints en tips wanneer u items kiest in FUNC. (
=
24) of
MENU (
=
25). U kunt deze informatie desgewenst uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer
[Uit].
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [ ][ ] om de instelling aan te
passen.
108
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar
de lens nog niet is ingetrokken, kunt
u het scherm weer inschakelen en
gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in te
drukken.
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (
=
23).
Selecteer [Spaarstand] en druk op de
knop [
].
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen [
][ ] om dit item
aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor
[Automatisch Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u
[Automatisch Uit] instelt op [Uit].
Deze energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer
u Eco-modus (
=
108) op [Aan] hebt gezet.
Timing voor het intrekken van de lens
Nadat u op de knop [ ] hebt gedrukt in de opnamemodus (
=
22)
wordt om veiligheidsredenen na ongeveer een minuut de lens
ingetrokken. Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de
knop [ ] drukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
vervolgens [0 sec.].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u batterijvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om
het batterijverbruik te beperken.
1
Congureer de instelling.
Kies [Eco-modus] en vervolgens [Aan].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
132).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer
twee seconden niet wordt gebruikt.
Daarna gaat het scherm na ongeveer
tien seconden uit. De camera wordt
na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
109
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden
van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een
andere manier veilig.
1
Open het scherm [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] en druk op de
knop [ ].
2
Kies [OK].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Annuleer] te selecteren, druk op de
knoppen [ ][ ] om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
3
Formatteer de geheugenkaart.
Om het formatteren te starten, drukt
u op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
[ ].
Als het formatteren is voltooid,
verschijnt de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd]. Druk op de knop [
].
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet
de volledige inhoud gewist. Wees voorzichtig bij het overzetten
of weggooien van geheugenkaarten. Tref voorzorgsmaatregelen
zoals het fysiek vernietigen van de kaart, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Kies [Displayheldrh.] en druk vervolgens
op de knoppen [
][ ] om de helderheid
aan te passen.
Voor maximale helderheid houdt u de knop [ ] minstens een
seconde ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven
of wanneer de enkelvoudige weergave is ingeschakeld. (Hiermee
negeert u de instelling van [Displayheldrh.] op het tabblad [
].)
Druk nogmaals minstens een seconde op de knop [
] of herstart
de camera om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te
herstellen.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer u
de camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [Opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
110
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001 –
9999) en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen
bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt,
worden de beelden oplopend genummerd totdat
u een opname maakt en opslaat met het nummer
9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de
opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer
van bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in
de camera plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers
vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde,
=
109)
geheugenkaart.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren
wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de
aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart
fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op
de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continue
opnamen gaat langzamer of het opnemen van een lm wordt plotseling
afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de
geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert
u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de
beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm in stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren”
(
=
109)
op de knoppen [ ][ ] om [Low Level
Format] te kiezen. Druk daarna op de
knoppen [ ][ ] om deze optie te kiezen.
Het pictogram [ ] wordt weergegeven.
Voer de stappen 2 – 3 in
“Geheugenkaarten formatteren”
(
=
109)
uit om door te gaan met het formatteren.
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten
formatteren” (
=
109), omdat de gegevens in alle
opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren
door [Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
111
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Certicatielogo's controleren
Sommige logo's voor certicatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certicatielogo's staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op de
camerabehuizing.
Selecteer [Certicaatlogo weergeven] en
druk op de knop [
].
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal
] en druk op de knop
[ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [ ].
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de
knop [
] ingedrukt te houden en meteen op de knop [ ]
te drukken.
Andere instellingen aanpassen
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad [ ].
[Video Systeem] (
=
116)
[Inst. draadloze communicatie] (
=
78)
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop u
opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in
mappen die op de opnamedatum worden
gemaakt.
Metrische/Niet-metrische weergave
Desgewenst kunt u de maateenheden die in de hoogte-informatie voor
GPS-gegevens (
=
102), de zoombalk (
=
28) en op andere plaatsen
worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheden] en selecteer
vervolgens [ft/in].
112
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Standaardwaarden herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
1
Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk op de knop
[ ].
2
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de
standaardinstellingen.
- [
]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (
=
107), [Tijdzone]
(
=
107), [Taal ] (
=
111) en [Video Systeem] (
=
116)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt
vastgelegd (
=
52)
- Opnamemodus (
=
43)
113
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Systeemoverzicht
Polsriem
Batterij
NB-11LH*
1
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE*
1
USB-kabel (uiteinde voor de camera: Mini-B)*
2
Geheugenkaart
Kaartlezer
Computer
Tv-/
videosysteem
Meegeleverde accessoires
Kabels
AV-kabel AVC-DC400
Flitser
Krachtige itser
HF-DC2
Lensdop
(met snoer)
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar (interfacekabel
IFC-400PCU).
*3 Gebruik de nieuwste rmware.
8
Accessoires
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere
apart verkrijgbare, compatibele accessoires
PictBridge-compatibele
printers
Connect Station
CS100*
3
114
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar. Ook varieert de
verkrijgbaarheid per gebied.
Voedingen
Batterij NB-11LH
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Lader voor batterij NB-11LH.
De batterij is voorzien van een handig klepje dat u kunt
bevestigen om zo de batterijstatus in een oogopslag te kunnen
zien. Bevestig het klepje zo dat
zichtbaar is op een opgeladen
batterij en
niet zichtbaar is op een niet-opgeladen batterij.
Batterij NB-11L wordt ook ondersteund.
Batterijladers CB-2LD en CB-2LDE worden ook ondersteund.
De batterijlader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan
beschadigen.
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten
wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk
Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/
of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld
lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd,
hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
115
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Foto-opslag
Connect Station CS100
Met dit apparaat kunt u niet alleen
beelden opslaan die u hebt genomen met
uw camera en deze op uw tv bekijken, u
kunt uw beelden ook afdrukken via Wi-Fi-
printers en deze delen op internet.
Flitseenheid
Krachtige itser HF-DC2
Externe itser voor de belichting van
onderwerpen die buiten het bereik van de
ingebouwde itser zijn.
Overige accessoires
Interfacekabel IFC-400PCU
Om de camera op een computer of
printer aan te sluiten.
AV-kabel AVC-DC400
Als u de camera aansluit op een televisie,
kunt u uw opnamen afspelen op een
groter scherm.
Printer
PictBridge-compatibele printers van
Canon
Zelfs zonder een computer te gebruiken,
kunt u beelden afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
116
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Schakel de tv in en stel deze in op
de video-ingang.
Stel de tv-ingang in op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
De camerabeelden worden nu
weergegeven op de tv. (Het
camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de televisie.
Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op de knop
[
] en selecteert u [Video Systeem] op het tabblad [ ].
Optionele accessoires gebruiken
Afspelen op een tv
Foto's
Films
Met de afzonderlijk verkrijgbare AV-kabel AVC-DC400 kunt u de camera
aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter scherm
terwijl u de camera bedient.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als u
beelden bekijkt op een tv (
=
133).
1
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekkers volledig in
de video-ingangen van de tv, zoals
weergegeven.
Zorg ervoor dat de kabelstekkers in
video-ingangen met dezelfde kleur zitten.
Open het klepje van de camera-
aansluiting en steek de kabelstekker er
volledig in.
117
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden opslaan op een computer
Als u de camera aansluit op een computer met een gekochte USB-kabel
(de camera gebruikt Mini-B), kunt u uw beelden op uw computer opslaan.
1
Sluit de camera aan op de computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (1). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in de
aansluiting van de camera (2).
Steek de grote stekker van de USB-
kabel in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
2
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Mac OS: CameraWindow wordt
weergegeven als er een verbinding tot
stand is gebracht tussen de camera en
de computer.
(
1
)
(
2
)
De software gebruiken
Nadat u de software vanaf de website van Canon hebt gedownload en
geïnstalleerd op de computer die u gebruikt, kunt u het volgende doen.
CameraWindow
- Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen
Image Transfer Utility
- Stel Beeldsynchronisatie (
=
99) in en ontvang beelden
Map Utility
- Geef GPS-informatie die is opgenomen weer in beelden op een
kaart
Als u beelden op een computer bekijkt of bewerkt, dient u altijd
software te gebruiken die de beelden die op de camera zijn
gemaakt, ondersteunt (software die normaal op de computer is
geïnstalleerd of algemeen gebruikte software).
Aansluiten op een computer met een kabel
De computeromgeving controleren
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten en compatibiliteit voor
computers die deze software kunnen gebruiken, inclusief ondersteuning
door nieuwe besturingssystemen, gaat u naar de website van Canon.
De software installeren
Zie “De software installeren” voor instructies over het installeren van de
software (
=
85).
118
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Om een op uw computer opgeslagen
beeld te bekijken, gebruikt u een software
(zoals die standaard op uw computer
is geïnstalleerd of algemene software)
die met een camera genomen beelden
ondersteunt.
Windows 7: als het scherm bij stap 2 niet wordt weergegeven,
klikt u op het pictogram [
] in de taakbalk.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven na stap 2,
klikt u op het pictogram [CameraWindow] in het dock.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw
computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten,
maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het
enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk
horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan
van de beelden op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van
beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van de
beeldbestanden.
Windows: volg de onderstaande stappen.
In het scherm dat wordt weergegeven,
klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen van [
].
Kies [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op [
].
3
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op
de knop [
] om de camera uit te
schakelen. Koppel vervolgens de kabel
los.
119
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
3
Schakel de printer in.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
5
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
6
Open het afdrukscherm.
Druk op de knop [ ], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
7
Druk het beeld af.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Print] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Het afdrukken start nu.
Om andere beelden af te drukken,
herhaalt u na het afdrukken de
bovenstaande procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de kabel.
Zie “Printer” (
=
115) voor PictBridge-compatibele printers van
het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
Foto's
Films
U kunt uw foto's eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten
op een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken
in serie, bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen
voorbereiden of beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
Eenvoudig afdrukken
Foto's
Films
U kunt uw foto's eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van
de meegeleverde USB-kabel.
1
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje. Houd de
kleinste kabelstekker in de getoonde
richting, en steek de stekker volledig in
de aansluiting op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over de
aansluiting.
120
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken
Foto's
Films
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
1
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
120) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop [ ].
Er verschijnt een kader voor bijsnijden
dat het af te drukken beeldgebied
aanduidt.
2
Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u
op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Om het kader te draaien, drukt u op de
knop [
].
Druk op de knop [
], druk op de
knoppen [ ][ ] om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ].
3
Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(
=
119) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn opgenomen met de instelling [Datumstemp.
].
Afdrukinstellingen congureren
Foto's
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1 – 6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
119) uit om dit scherm te openen.
2
Congureer de instellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
item te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen [ ][ ] om een optie te
selecteren.
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen
gebruikt.
Datum
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
datum en een bestandsnummer.
Uit
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen
gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om
de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken
exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat
u wilt afdrukken (
=
120).
Papier
inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling
en andere gegevens op (
=
121).
121
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege
ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto's af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L en
een aspect ratio van 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede
afdrukformaten.
Id-foto's afdrukken
Foto's
Films
1
Selecteer [ID Foto]
Voer stap 1 – 4 bij “Het papierformaat
en de indeling selecteren vóór het
afdrukken” (
=
121) uit, kies [ID Foto] en
druk op de knop [ ].
2
Selecteer de lengte van de lange en
de korte zijde.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren. Om de lengte te kiezen,
drukt u op de knoppen [ ][ ]. Druk
vervolgens op de knop [ ].
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het
afdrukken
Foto's
Films
1
Selecteer [Papier inst.]
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
120) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Papier
inst.] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren en druk daarna op de knop
[ ].
3
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren en druk daarna op de knop
[ ].
4
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op
de knoppen [
][ ] om het aantal beelden
per vel op te geven.
Druk op de knop [
].
5
Druk het beeld af.
122
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Afdrukopties voor lms
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald
interval afgedrukt op een enkel vel papier. Als u
[Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook het mapnummer,
bestandsnummer en de verstreken tijd voor het kader
afdrukken.
Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de knop [ ].
Selecteer [OK] en druk vervolgens nogmaals op de knop [
].
Het scherm in stap 1 kan ook worden weergegeven door
de volgende procedure: Geef de lmscène weer die u wilt
afdrukken door stappen 2 – 5 te volgen in “Bekijken” (
=
61),
druk op de knoppen [
][ ] om [ ] te selecteren op het
lmbedieningspaneel en druk vervolgens op de knop [
].
3
Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór
het afdrukken” (
=
120) uit om het
afdrukgebied te selecteren.
4
Druk het beeld af.
Filmscènes afdrukken
Foto's
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1 – 6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
119) uit om een lm te kiezen. Dit
scherm wordt weergegeven.
2
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [ ][ ] om de afdrukmethode te
selecteren.
3
Druk het beeld af.
123
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[
] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd
op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht
overschreven.
Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen
voor zowel [Datum] als [File No.].
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-
compatibele printers van het merk Canon (afzonderlijk
verkrijgbaar).
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met
de instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [
] (
=
17).
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Foto's
Films
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het
beeld, wordt hierbij een pictogram [
]
geplaatst. Druk nogmaals op de knop [ ]
om indexafdrukken te annuleren voor het
beeld. [ ] wordt niet meer weergegeven.
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
Foto's
Films
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (
=
124)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op
een geheugenkaart en congureer de nodige instellingen, zoals het
aantal exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze
voorbereidt, voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen congureren
Foto's
Films
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum of
bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven. Deze
instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [ ].
Selecteer en congureer de gewenste
items (
=
25).
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde
beelden per vel af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt
met de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt
met het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden
na het afdrukken verwijderd.
Uit
124
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
123) uit om
[Wis alle selecties] te selecteren en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de
printlijst (DPOF)
Foto's
Films
Als er afbeeldingen aan de printlijst zijn
toegevoegd (
=
123 –
=
124), wordt
dit scherm weergegeven wanneer u
de camera aansluit op een PictBridge-
compatibele printer. Druk op de knoppen
[ ][ ] om [Print nu] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ] om de
beelden in de printlijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
3
Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het aantal
afdrukken op te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken
van andere beelden in te stellen en het
aantal afdrukken van elk beeld op te
geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
via stap 2 de af te drukken beelden
selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Foto's
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
123) uit om
[Select. reeks] te kiezen en druk op de
knop [ ].
Voer de stappen 2 – 3 in “Een reeks
selecteren” (
=
68) uit om beelden op
te geven.
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Opdracht] te kiezen en druk op de knop
[ ].
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Foto's
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
123) uit om
[Sel. alle beelden] te kiezen en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
125
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek. [ ]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto's
Films
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode selecteren” (
=
125),
selecteer [Sel. alle beelden] en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Foto's
Films
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode selecteren” (
=
125),
selecteer [Wis alle selecties] en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
[ ].
Beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto's
Films
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software
CameraWindow (
=
117) op uw computer, waar ze in een aparte map
worden opgeslagen. Deze functie is handig wanneer u online afgedrukte
fotoboeken bestelt of wanneer u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop [ ], selecteer
[Fotoboek instellen] op het tabblad
[ ] en bepaal hoe u de beelden wilt
selecteren.
[ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd
op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht
overschreven.
Afzonderlijke beelden toevoegen
Foto's
Films
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens de procedure
bij “Een selectiemethode selecteren”
(
=
125) en druk op de knop [ ].
126
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (
=
15).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (
=
16).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(
=
16).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet
in contact komen met metalen voorwerpen.
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (
=
16).
De batterij is opgezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, dient u
contact op te nemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op
een tv (
=
116).
9
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
127
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen,
probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop
meerdere malen half in te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ] (
=
58).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
50).
Pas het contrast aan met i-Contrast (
=
51,
=
75).
Gebruik spotmeting (
=
50).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ] (
=
28).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
50).
Gebruik spotmeting (
=
50).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst (
=
30).
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
141).
Verhoog de ISO-waarde (
=
51).
De onderwerpen in geitste foto's zijn te helder, de highlights zijn
vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
141).
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
] (
=
28).
Er verschijnen witte vlekken in geitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (
=
51).
De onderwerpen hebben rode ogen.
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (
=
40). Houd er rekening mee dat u geen opname
kunt maken terwijl het licht voor rode-ogenreductie (
=
4) brandt (dit duurt
ongeveer 1 seconde), omdat het licht op dat moment rode ogen tegengaat.
U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-
ogenreductie kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of
dichter bij het onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (
=
76).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (
=
61) de ontspanknop half in (
=
23).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (
=
24).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
De volgende weergaveproblemen worden niet op foto's vastgelegd, maar worden
wel in lms opgenomen. Houd hier rekening mee,
- Bij helder licht kan het scherm donker worden.
- Bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren.
- Als u een opname maakt met een heldere lichtbron, kan er een paarsachtige
band verschijnen op het scherm.
Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd.
Congureer de instelling [Datumstemp. ] (
=
35). Datumstempels worden
niet automatisch aan beelden toegevoegd, maar alleen als u de instelling [Datum/
Tijd] hebt gecongureerd (
=
17).
Datumstempels worden niet toegevoegd in opnamestanden (
=
137) waarin
[Datumstemp.
] niet kan worden gecongureerd (
=
35).
[ ] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnemen is niet mogelijk (
=
30).
[
] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (
=
30).
Stel [IS modus] in op [Continu] (
=
59).
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
] (
=
58).
Verhoog de ISO-waarde (
=
51).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden (
=
59).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een opname te maken (
=
23).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (
=
142).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (
=
39).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling (
=
55).
128
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Geluid wordt niet weergegeven tijdens lms.
Pas het volume aan (
=
106) als [Mute] is geactiveerd (
=
106) of als het geluid
van de lm zwak is.
Bij lms die zijn opgenomen in de modus [
] (
=
45) wordt geen geluid
weergegeven, omdat in deze modus geen geluid wordt opgenomen.
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (
=
22).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als
volgt de overdrachtssnelheid te verlagen:
- Druk op de knop [
] om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop
[
] ingedrukt terwijl u tegelijkertijd op de knoppen [ ] en [ ] drukt.
Druk in het volgende scherm op de knoppen [
][ ] om [B] te selecteren. Druk
daarna op de knop [
].
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
110).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (
=
134 –
=
137).
Films maken
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd (
=
109,
=
143).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel
genoeg naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende
maatregelen:
- Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
110).
- Verlaag de beeldkwaliteit (
=
38).
- Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt
(
=
143).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u lms opneemt in de modus [ ] (
=
45).
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (
=
110).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er
kaders wegvallen en kan het geluid haperen.
129
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Kan de beeldgrootte niet wijzigen voor verzending.
Beelden kunnen niet groter worden gemaakt dan de oorspronkelijke resolutie.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
Het verzenden van beelden duurt lang./De draadloze verbinding is
verbroken.
Het kan lang duren om meerdere afbeeldingen te verzenden. Probeer de
beeldgrootte te wijzigen om het verzenden te versnellen (
=
98).
Het kan lang duren om lms te verzenden.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
storingsbronnen, zoals magnetrons, Bluetooth-apparaten en andere apparaten
die op de 2,4 GHz band werken. Het verzenden van beelden kan lang duren,
zelfs als [
] wordt weergegeven.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Er wordt geen melding ontvangen op een computer of smartphone nadat
CANON iMAGE GATEWAY is toegevoegd aan de camera.
Zorg ervoor dat het door u ingevoerde e-mailadres correct is en probeer de
bestemming opnieuw toe te voegen.
Controleer de e-mailinstellingen op de computer of smartphone. Als deze zijn
gecongureerd om e-mail van bepaalde domeinen te blokkeren, kunt u mogelijk
geen meldingen ontvangen.
Wis de gegevens van de Wi-Fi-verbinding voordat u de camera weggooit
of aan iemand anders geeft.
Reset de instellingen voor Wi-Fi (
=
105).
Wi-Fi
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend door op de knop [
] te
drukken.
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend wanneer de camera via een kabel is
aangesloten op een printer of computer. Koppel de kabel los.
Kan geen apparaat/bestemming toevoegen.
Er kunnen in totaal 20 items van verbindingsinformatie aan de camera worden
toegevoegd. Wis eerst overbodige verbindingsinformatie van de camera en voeg
daarna nieuwe apparaten/bestemmingen toe (
=
103).
Gebruik een computer of smartphone om webservices te registreren (
=
90).
Om een smartphone toe te voegen, installeert u eerst de toepassing Camera
Connect op uw smartphone (
=
79).
Om een computer toe te voegen, installeert u eerst de software CameraWindow
op uw computer. Controleer ook de omgeving en instellingen van uw computer en
Wi-Fi (
=
85,
=
86).
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
storingsbronnen, zoals magnetrons, Bluetooth-apparaten en andere apparaten
die op de 2,4 GHz band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Kan geen verbinding maken met het toegangspunt.
Controleer of het toegangspunt is ingesteld op een kanaal dat wordt ondersteund
door de camera (
=
141). In plaats van automatisch kanaaltoewijzing kunt u het
beste handmatig een ondersteund kanaal toewijzen.
Kan geen beelden verzenden.
Het bestemmingsapparaat heeft onvoldoende opslagruimte. Vergroot de
opslagruimte op het bestemmingsapparaat en verzend de afbeeldingen opnieuw.
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart van de
bestemmingscamera staat in de vergrendelde positie. Verschuif het schuifje voor
schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie.
Beelden worden niet verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of andere
webservices als u beeldbestanden of mappen verplaatst of een andere naam
geeft op de computer waarop beelden zijn ontvangen die zijn verzonden
met beeldsynchronisatie via een toegangspunt (
=
99). Voordat u deze
beeldbestanden of mappen verplaatst of hernoemt op de computer, dient u te
controleren of de beelden al zijn verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of
andere webservices.
130
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shufe/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/
Niet selecteerbaar beeld
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die
met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies met
een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
Vergroten* (
=
65), Smart Shufe* (
=
66), Roteren* (
=
71), Favorieten
(
=
72), Bewerken* (
=
73), Printlijst* (
=
123) en Fotoboek instellen*
(
=
125)
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (
=
68,
=
71,
=
124) en u
probeerde als eerste beeld een beeld te kiezen dat na het laatste beeld komt of
omgekeerd.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (
=
123) of
fotoboekinstellingen (
=
125). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (
=
123) of voor de fotoboekinstellingen
(
=
125) konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw .
U probeerde 500 beelden of meer te kiezen bij Beveilig (
=
67), Wissen
(
=
70), Favorieten (
=
72), Printlijst (
=
123) of Fotoboek instellen
(
=
125).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn
bereikt. Wijzig op het tabblad [
] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (
=
110)
of formatteer de geheugenkaart (
=
109).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk
van Canon Klantenondersteuning.
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Opnamen maken of afspelen
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (
=
16).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld.
Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie
(
=
16).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (
=
16).
Geheugenkaart fout (
=
110)
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice als dezelfde
foutmelding blijft verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart (
=
2)
hebt geformatteerd en correct hebt geplaatst (
=
16).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken
(
=
28,
=
42,
=
49) of beelden te bewerken (
=
73). Wis overbodige
beelden (
=
70) of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte
(
=
16).
Laad de accu op (
=
15)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (
=
67)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MP4
afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet worden afgespeeld.
131
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Verbinding verbroken/Bestand(en) niet ontvangen/Bestand(en) niet
verzonden
Mogelijk worden in uw omgeving Wi-Fi-signalen belemmerd.
Gebruik de camera niet n de buurt van magnetrons, Bluetooth-apparaten en
andere apparaten die op de 2,4 GHz band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Controleer het verbonden apparaat om te zien of er geen fouten zijn.
Bestand(en) niet verzonden
Geheugenkaart fout
Neem contact op met een helpdesk van de klantenondersteuning van Canon
indien dezelfde foutmelding blijft verschijnen nadat u een geformatteerde
geheugenkaart correct hebt geplaatst.
Bestand(en) niet ontvangen
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende vrije ruimte op de geheugenkaart van de doelcamera om
beelden te ontvangen. Wis beelden om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart
of plaats een geheugenkaart met voldoende ruimte.
Bestand(en) niet ontvangen
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart in de camera staat in
de vergrendelde positie. Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de
ontgrendelde positie.
Bestand(en) niet ontvangen
Fout in benaming.
Als het hoogste mapnummer (999) en het hoogste afbeeldingsnummer (9999)
zijn bereikt op de ontvangende camera, kunnen er geen afbeeldingen worden
ontvangen.
Onvoldoende ruimte op server
Verwijder overbodige afbeeldingen die u naar CANON iMAGE GATEWAY hebt
geüpload om ruimte vrij te maken.
Sla de beelden die via Beeldsynchronisatie (
=
99) zijn verzonden op uw
computer op.
Controleer netwerkinstellingen
Controleer of uw computer met de huidige netwerkinstellingen verbinding kan
maken met internet.
Bestandsfout
Foto's die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (
=
119), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (
=
121). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de
instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag
om een vervangend inktabsorptiekussen.
Wi-Fi
Verbinding mislukt
Er zijn geen toegangspunten herkend. Controleer de instellingen van de
toegangspunten (
=
86).
Een apparaat wordt niet gevonden. Zet de camera uit en weer aan en probeer
opnieuw verbinding te maken.
Controleer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken en zorg dat het klaar is
om verbinding te maken.
Kan toegangspunt niet bepalen
De WPS-knoppen van meerdere toegangspunten zijn gelijktijdig ingedrukt.
Probeer opnieuw verbinding te maken.
Geen toegangspunten gevonden
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Zorg dat u de juiste SSID invoert als u handmatig verbinding maakt met een
toegangspunt.
Wachtwoord is onjuist/Onjuiste beveiligingsinstellingen Wi-Fi
Controleer de beveiligingsinstellingen van de toegangspunten (
=
86).
IP-adresconict
Stel het IP-adres opnieuw in zodat er geen conict is met een ander IP-adres.
132
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
(21) Raster (
=
38)
(22) AE-vergrendeling (
=
50)
(23) Sluitertijd
(24) Diafragmawaarde
(25) Belichtingscompensatieniveau
(
=
50)
(26) Zoombalk (
=
28)
(27) Pictogram IS-modus (
=
32)
(28) Tijdzone (
=
107)
(29) Beeldstabilisatie (
=
59)
(30) Belichtingscompensatiebalk
(
=
50)
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende
opgeladen.
(Knippert rood)
Bijna leeg. Laad de batterij spoedig
op.
[Laad de accu op]
Batterij is leeg. Laad de batterij
onmiddellijk op.
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
) (
10
) (
11
) (
12
) (
13
) (
14
)
(
15
)
(
16
)
(
17
)
(
18
)
(
19
)
(
20
)
(
21
) (
23
)(
22
) (
24
) (
25
)
(
26
)
(
27
)
(
28
) (
29
)
(
30
)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(1) Batterijniveau (
=
132)
(2) Witbalans (
=
52)
(3) My Colors (
=
52)
(4) Transport mode (
=
36)
(5) Eco-modus (
=
108)
(6) Zelfontspanner (
=
34)
(7) Waarschuwing: camera beweegt
(
=
30)
(8) Meetmethode (
=
50)
(9) Fotocompressie (
=
59),
Resolutie (
=
37)
(10) Resterende opnamen (
=
143)
(11) Filmkwaliteit (
=
38)
(12) Resterende tijd (
=
143)
(13) Zoomvergroting (
=
33), Digitale
telelens (
=
54)
(14) Scherpstelbereik (
=
54,
=
54)
(15) Opnamemodus (
=
134),
Compositiepictogram (
=
31)
(16) Flitsmodus (
=
58)
(17) AF Frame (
=
55),
Spotmetingpuntkader (
=
50)
(18) Datumstempel (
=
35)
(19) ISO-waarde (
=
51)
(20) i-Contrast (
=
51)
133
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als u
beelden bekijkt op een tv (
=
116).
Overzicht van lmbedieningspaneel
De volgende handelingen zijn beschikbaar op het lmbedieningspaneel,
dat geopend kan worden volgens de beschrijving bij “Bekijken” (
=
61).
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (druk op de knoppen [ ][ ] om de afspeelsnelheid
aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* (om verder terug te springen, houdt u de knop
[ ] ingedrukt.)
Eerder beeld (om snel terug te spoelen houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Volgend beeld (om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Vooruit springen* (om verder vooruit te springen, houdt u de knop
[ ] ingedrukt.)
Bewerken (
=
77)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-
compatibele printer (
=
119).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Om tijdens het afspelen van lms vooruit of achteruit te springen,
drukt u op de knoppen [
][ ].
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
) (
9
)(
10
) (
11
)
(
12
)
(
13
)
(
14
)
(
15
)
(
16
)
(
17
)
(
18
)
(
19
)
(
21
)(
22
) (
23
) (
24
) (
25
)(
20
)
(1) Filmopname (
=
28,
=
61)
(2) Opnamemodus (
=
134)
(3) ISO-waarde (
=
51),
Afspeelsnelheid (
=
45)
(4) Belichtingscompensatieniveau
(
=
50)
(5) Witbalans (
=
52)
(6) Histogram (
=
63)
(7) Compressie (beeldkwaliteit)
(
=
59) / Resolutie (
=
37),
MP4 (films)
(8) Beeldsynchronisatie (
=
99)
(9) Batterijniveau (
=
132)
(10) Meetmethode (
=
50)
(11) Mapnummer – bestandnummer
(
=
110)
(12) Nummer huidig beeld/totaal aantal
beelden
(13) Sluitertijd (foto's), Beeldkwaliteit/
Framesnelheid (films) (
=
38)
(14) Diafragmawaarde
(15) Flitser (
=
58)
(16) i-Contrast (
=
51,
=
75)
(17) Scherpstelbereik (
=
54,
=
54)
(18) Bestandsgrootte
(19) Foto's: Resolutie (
=
143) Films:
Afspeeltijd (
=
143)
(20) Beeld bewerken (
=
73)
(21) Beveiligen (
=
67)
(22) Favorieten (
=
72)
(23) My Colors (
=
52,
=
75)
(24) Rode-ogencorrectie (
=
76)
(25) Opnamedatum/-tijd (
=
17)
134
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
Functie
Belichtingscompensatie (
=
50)
O O O O O O O O O O
O
Flitser (
=
58)
O O O O O O O O O O O O
O O O O
O O O O O O
O
*
1
O O
O O O O O O O O O O O O O O
Scherpstelbereik (
=
54,
=
54)
O O O O O O O O O O O O O O
O O O
O O O O O O O
O
AF Tracking (
=
56)
O O O
O
O O O
O
Display wijzigen (
=
24)
O O
O
O
O O O O
*1 Niet beschikbaar. Deze kan in sommige gevallen echter naar [ ] schakelen.
135
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Menu FUNC.
Opnamemodus
Functie
Meetmethode (
=
50)
O O O O O O O O O O O O O O
O
My Colors (
=
52)
O O O O O O O O O O O O O O
*
1
*
1
*
2
O
O
O
Witbalans (
=
52)
O O O O O O O O O O O O O O
O
O O
O
ISO-waarde (
=
51)
O O O O O O O O O O O O O
O
O
Zelfontspanner (
=
34)
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O
O O O O O O O O O
Instellingen voor zelfontspanner (
=
35)
O O O O
O O O O O O O O O
Transport mode (
=
36)
O O O O O O O O O O O O O O
O O
O
O O O O O O O O
*1 Witbalans is niet beschikbaar.
*2 Instellen in een bereik van 1 – 5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten.
136
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamemodus
Functie
Hoogte/breedte foto (
=
37)
O O
O O
O
O O O O O
O O
O O
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O
Resolutie (
=
37)
O O O O O
O O O O O O O O
O O
O O
O O
O
Compressie (
=
59)
O
O O O O O O O O O O O O O O
Filmkwaliteit (
=
38)
O O O O O O O
*
1
O O O O O O
*1 Verbonden met de ingestelde verhouding en wordt automatisch ingesteld (
=
45)
137
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnametabblad
Opnamemodus
Functie
AF Frame (
=
55)
Gezichts-AiAf
O O O O O O
O O O O
O
AF Tracking
O O O
O
O O O
O
Centrum
O O O
O O
O O O O O O
AF kader afm. (
=
55)
*
1
Normaal
O O O
O O
O O O O
O
Klein
O O O
O
O O O O
O
Digitale zoom (
=
33)
Standaard
O O O O O
O O
Uit
*
2
O O O O O O O O O O O O O O
Telelens 1.6x/telelens 2.0x
O O
AF-Punt Zoom (
=
39)
Aan
O O O O O O
O O O
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Servo AF (
=
57)
Aan
O O O
O
O O O
Uit
*
3
O O O O O O O O O O O O O
Continu (
=
57)
Aan
O O O O O
O O O O O O
O
Uit
O O O
O O O O O O O O O
*1 Beschikbaar wanneer het AF frame is ingesteld op [Centrum].
*2 Ontgrendelt zoom wanneer wordt overgegaan naar een opnamemodus waarin zoom niet
beschikbaar is
*3 [Aan] wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
138
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnamemodus
Functie
AF-hulplicht (
=
39)
Aan
O O O O O O O O O O O O
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Flits Instellingen (
=
40)
Lamp Aan Aan/Uit
O O O O O O O O O O O O
O
i-Contrast (
=
51)
Auto
O O
O
Uit
O O O O
O O O O O O O O
Afbeelding direct bekijken (
=
40)
Weergavetijd
Uit/Snel/2 sec./4 sec./
8 sec./Vastzetten
O O O O O O O O O O O O O O
Scherminfo Uit/details
O O O O O O O O O O O O O O
Raster (
=
38)
Aan/Uit
O O O O O O O O O O O O O O
IS-instellingen (
=
59)
IS modus
Continu/Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Opname
O O O O O O O O O O O O O
Dynamic IS
1
O O O O O O O
O O O O O O
2
O O O O O O O O O O O O O O
Datumstemp. (
=
35)
Uit
O O O O O O O O O O O O O O
Datum/Datum & Tijd
O O O O O O
O O
139
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Tabblad Afspelen
Opties Referentiepagina
Diavoorstelling
=
66
Wissen
=
70
Beveilig
=
67
Roteren
=
71
Favorieten
=
72
Fotoboek instellen
=
125
i-Contrast
=
75
Rode-Ogen Corr.
=
76
Trimmen
=
74
Veranderen
=
73
My Colors
=
75
Overgang
=
61
Beeld scrollen
=
61
Autom. draaien
=
72
Ga verder
=
61
Tabblad Instellen
Opties Referentiepagina
Mute
=
106
Volume
=
106
Hints en tips
=
107
Datum/Tijd
=
17
Tijdzone
=
107
Lens intrekken
=
108
Eco-modus
=
108
Spaarstand
=
23,
=
108
Displayheldrh.
=
109
Opstart scherm
=
109
Formatteren
=
109,
=
110
Bestandnr.
=
110
Maak folder
=
111
Maateenheden
=
111
Video Systeem
=
116
Inst. draadloze communicatie
=
78
Certicaatlogo weergeven
=
111
Taal
=
18
Reset alle
=
112
140
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Voorzorgsmaatregelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of
andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren.
De elektromagnetische velden kunnen voor storingen in de camera
zorgen of beeldgegevens wissen.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje. Niet
hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de
helpdesk van Canon Klantenservice.
Wanneer u de camera plotseling van een koude naar een warme
omgeving verplaatst, kan er condensatie (waterdruppels) ontstaan
op de camera. U kunt dit voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie
ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan
deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en
wacht tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik
neemt.
Bewaar ongebruikte batterijen in een plastic zak of een vergelijkbare
verpakking. Om ervoor te zorgen dat de prestaties van de batterij
behouden blijven wanneer u de batterij gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, laadt u de batterij circa een keer per jaar op en
gebruikt u de resterende lading op voordat u de batterij opbergt.
Tabblad Print
Opties Referentiepagina
Print
Sel. beeld & aantal
=
123
Select. reeks
=
124
Sel. alle beelden
=
124
Wis alle selecties
=
124
Print instellingen
=
123
Menu FUNC. in de afspeelmodus
Opties Referentiepagina
Roteren
=
71
Beveilig
=
67
Favorieten
=
72
Afdrukken
=
119
Film afspelen
=
61
Smart Shufe
=
66
Beeld zoeken
=
64
Diavoorstelling
=
66
141
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Ingebouwde itser
Flitsbereik (groothoekstand) .............50 cm – 5,0 m
Flitsbereik (telelensstand) ................. 1,4 m – 2,7 m
Sluitertijd
Auto-modus
(automatische instellingen) ............... 1 – 1/4000 sec.
Bereik in alle opnamemodi
Maximum ......................................15 sec.
Minimum .......................................1/4000 sec.
Snelheid (eenheid: sec.) ....................... Lange sluitermodus
15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3,2, 2,5, 2,
1,6, 1,3, 1
Diafragma
F-nummer ......................................... 3,5 – 8,0 (G)
6,6 – 8,0 (T)
AF
AF Frame .......................................... Gezichts-AiAf (aantal AF-frames:
max. 9), AF Tracking, Centrum
Bestandsgrootte .................................... Overeenkomstig Design rule
for Camera File system (DCF),
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype (foto's)
Beeldbestandsformaat ...................... Exif 2.3 (DCF 2.0)
Beeldtype .......................................... JPEG
Gegevenstype (lms)
Opnameformaat ................................ MP4
Video .................................................MPEG-4 AVC/H.264
Audio.................................................MPEG-4 AAC-LC (mono)
Voeding
Batterij...............................................NB-11LH
Specicaties
Camera
Beeldsensor
Effectieve pixels in de camera (max.)
(Beeldverwerking kan leiden tot een
vermindering van het aantal pixels.)
........Circa 20,0 megapixel
Totaal aantal pixels ...........................circa 20,5 megapixel
Beeldformaat ....................................type 1/2,3
Lens
Brandpuntsafstand
(35mm-lmequivalent) ........................... 4,3 – 180,6 mm
(24 – 1008 mm)
Zoomvergroting.................................42x
Digitale Zoom
Vergroting .........................................Circa 4x
Max. vergroting
(digitale- x optische zoom) ................ circa168x
Focuslengte
(max. telelensinstelling,
35mm-lmequivalent)
............................ Equivalent van circa 4032 mm
Scherm (monitor)
Type .................................................. TFT-vloeibaar kristal
Schermgrootte ..................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels: ............................... circa 230.000 pixels.
Continue opname
Snelheid
(Varieert afhankelijk van het onderwerp,
zoomstand en andere opnamefactoren
en het merk van de geheugenkaart.)
.......
Normale continue opname in Auto-/
P-standen: Circa 0,5 beelden/sec.
Normale continue opname bij
modus voor weinig licht: Circa 2,2
beelden/sec.
142
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal foto-opnamen (conform CIPA) Circa 195 beelden
Aantal opnamen (Eco-modus aan)
Circa 260 beelden
Opnametijd lm (conform CIPA)*
1
Circa 50 min.
Opnametijd lm (Continue opname)*
2
Circa 1 uur 30 min.
Afspeelduur*
3
Circa 5 uur
*1 Totale tijd bij het herhaaldelijk opnemen onder de volgende omstandigheden
- Modus [
] en standaard voor andere instellingen
- Opnemen/pauzeren, zoomen, de camera in- en uitschakelen
*2 Totale tijd bij het herhaaldelijk opnemen onder de volgende omstandigheden
- Modus [
] en standaard voor andere instellingen
- Als de maximale lmopnametijd of het aantal opnamen is bereikt, wordt de
camera uitgeschakeld/opnieuw opgestart.
*3 Tijd van afspelen diavoorstelling.
Opnamebereik
Opnamemodus Scherpstelbereik
Maximale
groothoek ( )
Maximale
telelens ( )
0 cm – oneindig 1,4 m – oneindig
Andere
standen
5 cm – oneindig 1,4 m – oneindig
0 – 50 cm
3,0 m – oneindig 3,0 m – oneindig
Interface
Bekabeld ........................................... Hi-speed USB (mini-B)
Analoge audio-uitvoer (mono)
Analoge video-uitvoer (NTSC/PAL)
Draadloos ......................................... Wi-Fi
Specicaties: IEEE 802.11b/g/n
Frequentie: 2,4 GHz
Kanalen: 1 – 11
Beveiliging: WEP, WPA-PSK (AES/
TKIP), WPA2-PSK (AES/TKIP)
NFC
Gebruiksomgeving
Temperatuur......................................0 – 40 °C
Afmetingen (conform CIPA)
(bxhxd) .................................................. 104,4 x 69,1 x 85,1 mm
Gewicht (conform CIPA)
Inclusief batterij,
geheugenkaart .................................. circa 325 g
Alleen camerabehuizing ...................circa 308 g
143
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Opnametijd per geheugenkaart
Opnamepixels
Totale opnametijd per
geheugenkaart van
16 GB (bij benadering)
Opnametijd voor één
keer (bij benadering)
(1280 x 720)
2 uur 35 min. 37 sec. 29 min. 59 sec.
(640 x 480)
8 uur 25 min. 48 sec. 1 uur
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de
geheugenkaart en de camera-instellingen.
Opnametijden voor individuele lms zijn gebaseerd op
geheugenkaarten die zijn gewaardeerd met een SD Speed Class van
10. De opname kan stoppen als geheugenkaarten met een lagere
Speed Class worden gebruikt. De opname wordt ook automatisch
gestopt als de bestandsgrootte 4 GB bereikt, of als de kaart vol is.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Het aantal opnamen bij een beeldverhouding (
=
37) van 4:3 per
geheugenkaart is als volgt. Houd er rekening mee dat het aantal
beschikbare opnamen varieert afhankelijk van de beeldverhouding.
Aantal opnamen per geheugenkaart van 16 GB (aantal opnamen bij
benadering)
1792
3017
3546
5925
9344
16755
53992
80988
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de
geheugenkaart en de camera-instellingen.
144
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Batterij NB-11LH
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 3,6 V gelijkstroom
Nominale capaciteit: 800 mAh
Oplaadcycli: Circa 300 keer
Bedrijfstemperatuur: 0 – 40 °C
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Nominale invoer: 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz)
Nominale uitvoer: 4,2 V gelijkstroom, 0,41 A
Oplaadduur: Circa 2 uur. 20 min. (bij gebruik van NB-11LH)
Bedrijfstemperatuur: 5 – 40 °C
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op
richtlijnen voor metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en
de opnametijd lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
145
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Index
A
Aangepaste witbalans 52
Aansluiting 116, 119
Accessoires 114
AE-vergrendeling 50
Afdrukken 119
AF-kaders 55
Afspelen
Bekijken
AF Tracking 56
Alles wissen 70
Auto-modus (opnamemodus) 19, 28
AV-kabel 115, 116
B
Batterij
Eco-modus 108
Niveau 132
Opladen 15
Spaarstand 23
Batterijen
Datum/tijd (datum/tijd-
batterij)
Spaarstand 23
Batterijlader 2, 114
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen 67
Weergaveduur 40
Wissen 70
Beelden opslaan op een
computer 85, 117
Beelden verzenden 97
Beelden verzenden naar een andere
camera 95
Beelden verzenden naar een
computer 85
Beelden verzenden naar een
printer 94
Beelden verzenden naar een
smartphone 79
Beelden verzenden naar
webservices 93
Beeldkwaliteit
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
Beeldstabilisatie 59
Beeldsync. 99
Beeldverhouding 37
Bekijken 20
Beeld zoeken 64
Diavoorstelling 66
Eén beeld weergeven 20
Indexweergave 64
Smart Shufe 66
Tv-weergave 116
Vergrote weergave 65
Belichting
Compensatie 50
Bestandsnummering 110
Beveiligen 67
Bewerken
Bijsnijden 74
Formaat wijzigen 73
i-Contrast 75
My Colors 75
Rode-ogencorrectie 76
Bijsnijden 74, 120
C
Camera
Reset alle 112
Camera Connect 79
CameraWindow 117
CANON iMAGE GATEWAY 78, 90
Centrum (modus AF Frame) 55
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) 59
D
Datum/tijd
Datumstempels toevoegen 35
Datum/tijd-batterij 18
Instellingen 17
Vervangen 17
Wereldklok 107
Diavoorstelling 66
Digitale telelens 54
Digitale Zoom 33
Directe effecten (opnamemodus) 42
DPOF 123
E
Eco-modus 108
Extra levendig (opnamemodus) 44
F
Favorieten 72
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
beeldsnelheid) 38
Bewerken 77
Opnametijd 143
Fisheye-effect (opnamemodus) 44
Flitser
Aan 58
Flitser uitschakelen 58
Slow sync 58
Focusvergrendeling 55
Formaat wijzigen 73
Fotoboek instellen 125
Foutmeldingen 130
G
Geheugenkaart 2
Opnametijd 143
Geluiden 106
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) 56
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 47
I
i-Contrast 51, 75
Indicator 27
Inhoud van de verpakking 2
ISO-waarde 51
K
Kleur (witbalans) 52
Klok 27
L
Lampje 39, 40
Lange sluiter (opnamemodus) 47
M
Macro (scherpstelbereik) 54
Meetmethode 50
Menu
Basishandelingen 25
Tabel 134
146
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
V
Verbinden via een toegangspunt 86
Verbindingsinformatie bewerken of
wissen 103
Vergrote weergave 65
Voeding 114
Batterij
Batterijlader
Vuurwerk
Vuurwerk
(opnamemodus)
Vuurwerk (opnamemodus) 43
W
Weergavetaal 18
Weinig licht (opnamemodus) 43
Wereldklok 107
Wi-Fi-functies 78
Wi-Fi-menu 82
Wissen 70
Wissen
Witbalans (kleur) 52
Z
Zelfontspanner 34
2 seconden zelfontspanner 34
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 47
Zelfontspanner aanpassen 35
Zoeken 64
Zoomen 19, 29, 33
Zwart-witfoto’s 53
Menu FUNC.
Basishandelingen 24
Tabel 135, 140
Miniatuureffect (opnamemodus) 45
Modus Camera toegangspunt 84
Monochroom (opnamemodus) 46
My Colors 52, 75
O
Oneindig (scherpstelbereik) 54
Opname
Opnamedatum/-tijd
Datum/tijd
Opname-informatie 132
Opnamen maken op afstand 102
P
P (opnamemodus) 49
PictBridge 115, 119
Polsriem
Riem
Portret (opnamemodus) 43
Postereffect (opnamemodus) 44
Problemen oplossen 126
Programma AE 49
R
Raster 38
Reizen met de camera 107
Reset alle 112
Resolutie (beeldgrootte) 37
Riem 2, 14
Rode-ogencorrectie 76
Roteren 71
S
Scherm
Menu
Menu FUNC., Menu
Pictogrammen 132, 133
Weergavetaal 18
Scherpstelbereik
Macro 54
Oneindig 54
Scherpstellen
AF-kaders 55
AF-Punt Zoom 39
Servo AF 57
SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaart
Sepiakleurige beelden 53
Servo AF 57
Smart Shufe 66
Software
Beelden opslaan op een
computer 85, 117
Installatie 117
Spaarstand 23
Speelgoedcamera-effect
(opnamemodus) 46
Standaardwaarden
Reset alle
T
TV-weergave 116
147
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi
(draadloos LAN)
Landen en regio’s waar WLAN-gebruik is toegestaan
- Gebruik van WLAN is beperkt in bepaalde landen en regio’s,
en illegaal gebruik kan strafbaar zijn volgens nationale of lokale
voorschriften. Om te voorkomen dat u de voorschriften met
betrekking tot WLAN schendt, controleert u op de website van
Canon waar het gebruik is toegestaan.
Houd er rekening mee dat Canon niet aansprakelijk kan worden
gehouden voor problemen die voortkomen uit het gebruik van WLAN
in andere landen en regio’s.
Indien u één van de volgende handelingen uitvoert, kan dit juridische
gevolgen hebben:
- Het product wijzigen of aanpassen
- De certiceringslabels van het product verwijderen
Volgens de regelgeving van buitenlandse handelswetten is een
exportvergunning (of vergunning voor een servicetransactie) van de
Japanse regering nodig om strategische hulpmiddelen of services
(waaronder dit product) uit Japan te exporteren.
Aangezien dit product Amerikaanse coderingssoftware bevat, valt het
onder de regelgeving van de VS Exportadministratie en mag het dus
niet worden geëxporteerd naar of binnengebracht worden in een land
waarop een VS-handelsembargo van toepassing is.
Noteer de draadloze LAN-instellingen die u gebruikt.
De draadloze LAN-instellingen die op dit product zijn opgeslagen
kunnen worden gewijzigd of gewist door foutief gebruik van het
product, de gevolgen van radiogolven of statische elektriciteit,
of een ongeval of fout. Noteer de draadloze LAN-instellingen
als voorzorgsmaatregel. Houd er rekening mee dat Canon niet
verantwoordelijk is voor directe of indirecte schade of verlies van
inkomsten als gevolg van het verslechteren of verdwijnen van inhoud.
Noteer de draadloze LAN-instellingen en zet de standaardinstellingen
terug (instellingen wissen) indien nodig wanneer u dit product aan
iemand anders geeft, het weggooit of opstuurt voor herstelling.
Canon compenseert geen schade als gevolg van verlies of diefstal van
dit product.
Canon is niet verantwoordelijk voor schade of verlies als gevolg van
ongeoorloofde toegang tot of gebruik van doelapparaten die op dit
product zijn geregistreerd doordat het product is verloren of gestolen.
Gebruik het product zoals aangegeven in deze handleiding.
Gebruik de draadloze LAN-functie van dit product volgens de
richtlijnen die in deze handleiding staan beschreven. Canon is niet
aansprakelijk voor schade of verlies als de functie en het product op
een andere manier worden gebruikt dan in deze handleiding wordt
beschreven.
Gebruik de draadloze LAN-functie niet in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur.
Het gebruik van de draadloze LAN-functie in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur kan de werking van
deze apparaten beïnvloeden.
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven
Dit product kan storing ondervinden van andere apparaten die
radiogolven uitzenden. Om storing te vermijden, moet u dit product
zo ver mogelijk van dergelijke apparaten gebruiken of probeert u de
apparaten niet op hetzelfde moment als dit product te gebruiken.
Veiligheidsmaatregelen
Aangezien Wi-Fi radiogolven gebruikt om signalen te verzenden, zijn er
strengere veiligheidsmaatregelen nodig dan wanneer u een LAN-kabel
gebruikt.
Houd rekening met de volgende punten wanneer u Wi-Fi gebruikt.
Dit product zoekt naar Wi-Fi-netwerken in de buurt en geeft de
resultaten op het scherm weer. Netwerken waarvoor u geen
toestemming hebt (onbekende netwerken), worden mogelijk ook
weergegeven. Als u probeert verbinding te maken met deze netwerken
of deze probeert te gebruiken, kan dit echter als ongeoorloofde
toegang worden beschouwd. Gebruik alleen netwerken die u
mag gebruiken en probeer geen verbinding te maken met andere
onbekende netwerken.
148
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de
volgende problemen voordoen.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen Wi-Fi-overdrachten opsporen
en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of
vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van andere
ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een andere
identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen tot informatie)
of springplankaanvallen (waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt
tot uw netwerk als een springplank om hun sporen uit te wissen terwijl
ze in andere systemen inbreken).
Beveilig dus uw Wi-Fi-netwerk voldoende om dit soort problemen te
vermijden.
Gebruik de Wi-Fi-functie van deze camera alleen met voldoende kennis
van Wi-Fi-beveiliging en zorg voor een goede balans tussen risico en
gemak wanneer u de veiligheidsinstellingen aanpast.
De camera kan via Wi-Fi afdrukken naar PictBridge-
compatibele printers. Dankzij de technische
PictBridge-normen kunnen digitale camera's, printers
en andere apparaten gemakkelijk rechtstreeks
met elkaar verbinding maken. Daarnaast maakt de
nieuwe norm DPS over IP PictBridge-verbindingen
in netwerkomgevingen mogelijk. De camera is ook
compatibel met deze norm.
Handelsmerken en licenties
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/
of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
App Store, iPhone en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Wi-Fi
®
, Wi-Fi Alliance
®
, WPA™, WPA2™ en Wi-Fi Protected Setup™
zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de Wi-Fi
Alliance.
Het N-teken is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van
NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun
respectieve eigenaars.
Dit apparaat maakt gebruik van exFAT-technologie onder licentie
van Microsoft.
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or
decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for
a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider
licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant
video. No license is granted or implied for any other use for MPEG-4
standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
149
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Wi-Fi-functies
7
Menu Instellingen
8
Accessoires
4
P-modus
9
Bijlage
Index
Vrijwaring
Onrechtmatige verveelvoudiging van deze handleiding is verboden.
Alle metingen zijn gebaseerd op teststandaarden van Canon.
Deze informatie, de productspecicaties en het uiterlijk kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Niettegenstaande het bovenstaande kan Canon niet aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik
van dit product.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149

Canon PowerShot SX420 IS Handleiding

Type
Handleiding