Canon PowerShot G1 X Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
Veiligheidsmaatregelen.
De handleiding maakt u vertrouwd met het juiste
gebruik van de camera.
Houd de handleiding bij de hand, zodat u hem later
nog eens kunt raadplegen.
2
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking
de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (zie hieronder).
Voor informatie over de meegeleverde software raadpleegt u de
Softwarehandleiding op de Cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk (p. 28).
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen, ongeacht
de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
Eye-Fi-kaarten
* Voldoet aan de SD-specificaties. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking in deze
camera geverifieerd.
Inhoud van de verpakking
Gebruikershandleidingen
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Compatibele geheugenkaarten
Camera
Interfacekabel
IFC-400PCU
Draagriem
NS-DC9
Lensdop
(met snoer)
Batterij NB-10L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LC/CB-2LCE
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie
3
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van opnamen dat een
overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan dat, ook al is de opname
gemaakt voor persoonlijk gebruik, het fotograferen in strijd kan zijn met het
auteursrecht of andere wettelijke rechten op bepaalde voorstellingen
of tentoonstellingen, of in bepaalde commerciële omstandigheden.
Meer informatie over de garantie voor uw camera vindt u in de
garantie-informatie die bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg voor de Canon Klantenservice de contactgegevens
in de garantie-informatie.
Hoewel het LCD-scherm onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk
hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels voldoet
aan de ontwerpspecificaties, kunnen pixels in zeldzame gevallen gebreken
vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn. Dit is geen teken
van beschadiging van de cameraen en heeft geen invloed op de
opgenomen beelden.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat
u de camera gaat gebruiken.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt gebruikt.
Dit is geen teken van beschadiging.
Over Eye-Fi-kaarten
Controleer altijd op voorhand of geheugenkaarten worden ondersteund op
andere apparaten, zoals kaartlezers en computers (en de huidige versie van
uw besturingssysteem).
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie
4
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen en controleknoppen, waarop de pictogrammen zijn
afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden.
De onderstaande camera- en controleknoppen worden met de volgende
pictogrammen aangeduid:
z Knop voorkant aan de voorkant
o Knop omhoog aan de achterkant
q Knop links aan de achterkant
7 Controleknop aan de achterkant
m Knop FUNC./SET aan de achterkant
r Knop rechts aan de achterkant
p Knop omlaag aan de achterkant
De op het scherm weergegeven tekst staat tussen haakjes.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
(p. xx): Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx” voor
een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Namen van onderdelen en conventies
die in deze handleiding worden gebruikt
Knop voorkant
Lampje
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
Riembevestigingspunt
Ontspanknop
ON/OFF-knop/lampje
Programmakeuzewiel
Belichtingscompensatieknop
Flitsschoentje
(Pop-upflitser) schakelaar
Flitser
Luidspreker
Vergrendelknop ring
Kabelpoort gelijkstroomkoppeling
Geheugenkaart-/batterijklepje
Aansluiting statief
Namen van onderdelen en conventies die in deze handleiding worden gebruikt
5
Aan de controleknop draaien is één van de
mogelijkheden om verschillende instellingen
te kiezen, van beeld naar beeld te gaan en
andere handelingen uit te voeren. Het
merendeel van deze handelingen kunt u ook
uitvoeren met de knoppen opqr.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
De tabbladen boven namen geven aan of de functie wordt gebruikt voor
foto’s, films of voor beide.
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het nemen of
bekijken van foto’s.
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het maken of
bekijken van films.
(Snelkiesknop) / c (Direct print) knop
+ (AE lock/FE lock) / d (Springen) knop
(AF Frame-selectie) /
a (1 beeld wissen) knop
Scherm (LCD-monitor)
Dioptrie-instelknop
Zoeker
Microfoon
Indicator
1 (Afspeelknop)
Filmknop
AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
Externe aansluiting
HDMI
TM
-aansluiting
n-knop
(Meting) knop
ISO-waarde / Omhoog knop
e (Macro) / f (Handmatig
scherpstellen) /
Links knop
Controleknop
FUNC./SET-knop
h (Flitser) / knop Rechts
l (Weergave) / knop Omlaag
Foto’s
Films
6
Inhoud van de verpakking..................2
Compatibele geheugenkaarten..........2
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie.........................................3
Namen van onderdelen
en conventies die in deze
handleiding worden gebruikt............4
Inhoud................................................6
Inhoud: basishandelingen..................8
Veiligheidsmaatregelen ...................10
Voordat u begint ..............................13
De interne oplaadbare
lithiumbatterij recyclen ...................21
De camera testen ............................23
Meegeleverde software,
handleidingen ................................28
Accessoires .....................................34
Specificaties.....................................36
1
Basishandelingen van
de camera .........................41
Aan/Uit .............................................42
Ontspanknop ...................................43
Optische zoeker...............................44
Opnamemodi ...................................45
Opties opnameweergave.................45
Menu FUNC.....................................46
Menu n....................................47
Indicatorweergave ...........................48
Klok..................................................48
2
Smart Auto-modus...........49
Opnamen maken in Smart
Auto-modus ...................................50
Algemene, handige functies ............57
Functies voor de beeldaanpassing..62
Handige opnamefuncties ................ 68
De camerabewerkingen
aanpassen .................................... 71
3
Andere opnamemodi .......73
Specifieke scènes ........................... 74
Beeldeffecten (Creatieve filters)...... 77
Speciale modi voor
andere doeleinden ........................ 87
Verschillende films opnemen .......... 94
4
Modus G ...........................97
Opnamen maken in de modus
Programma automatische
belichting (modus G) .................... 98
Belichting
(Belichtingscompensatie).............. 99
Kleur- en continu-opnamen
maken ......................................... 106
Opnamebereik en scherpstellen ... 111
Flitser ............................................ 122
RAW-beelden opnemen................ 125
Overige instellingen....................... 126
5
Tv-, Av-, M-, C1-,
C2-modus........................129
Specifieke sluitertijden
(Tv-modus).................................. 130
Specifieke diafragmawaarden
(Av-modus) ................................. 131
Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (M-modus).... 132
Aanpassing voor opnamestijlen .... 134
6
Afspeelmodus ................141
Bekijken......................................... 142
Inhoud
Inhoud
7
Door beelden bladeren
en beelden filteren ...................... 147
Opties voor het weergeven
van foto’s .................................... 151
Beelden beveiligen........................ 154
Beelden wissen............................. 158
Beelden roteren ............................ 161
Beeldcategorieën.......................... 163
Foto’s bewerken............................ 166
Films bewerken............................. 171
7
Menu Instellingen...........173
Basisfuncties van de camera
aanpassen .................................. 174
8
Accessoires....................187
Tips voor het gebruik van
bijgesloten accessoires ............... 188
Optionele accessoires...................188
Optionele accessoires gebruiken .. 192
Beelden afdrukken ........................ 208
Een Eye-Fi-kaart gebruiken...........218
9
Bijlage .............................221
Problemen oplossen...................... 222
Berichten op het scherm ............... 226
Informatie op het scherm............... 228
Functies en menutabellen .............232
Voorzorgsmaatregelen .................. 242
Index.............................................. 243
8
4 Opnamen maken
Gebruik de door de camera bepaalde instellingen
(Auto-modus) ................................................................................ 50
Scherpstellen op gezichten..................................... 50, 74, 114, 119
Zonder gebruik van de flitser (Flitser Uit)................................ 24, 51
Opname met mezelf erbij (zelfontspanner)............................. 58, 90
Opnamedatum en -tijd toevoegen (Datum stempel)..................... 60
Filmclips en foto’s combineren (Filmsynopsis) ............................. 87
Inhoud: basishandelingen
Monochroom
(p. 83)
Fisheye-effect
(p. 80)
IP
In de sneeuw
(p. 76)
Portretten
(p. 74)
Goede opnamen van mensen maken
O
Flora
(p. 76)
Specifieke scènes afstemmen
t
S
Speciale effecten toepassen
Vuurwerk
(p. 76)
Sport
(p. 75)
Onderwater
(p. 75)
Miniatuureffect
(p. 80)
Speels effect
(p. 82)
Nachtscènes
(p. 75)
Levendige
kleuren (p. 77)
Poster-effect
(p. 77)
“Ouder gemaakte” foto’s
(p. 79)
V
Kinderen en dieren
(p. 74)
w
Op het strand
(p. 75)
J
Landschap
(p. 74)
Inhoud: basishandelingen
9
1 Bekijken
Beelden bekijken (afspeelmodus) .............................................. 142
Automatisch afspelen (Diavoorstelling) ...................................... 152
Op een tv .................................................................................... 192
Op een computer.......................................................................... 28
Snel door beelden bladeren ....................................................... 147
Beelden wissen .......................................................................... 158
E Films opnemen/bekijken
Films opnemen ....................................................................... 50, 94
Films bekijken............................................................................. 142
c Afdrukken
Foto’s afdrukken ......................................................................... 208
Opslaan
Beelden opslaan op een computer............................................... 31
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij
andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
ugebruikt.
Veiligheidsmaatregelen
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om het product schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Kijk niet door de zoeker naar een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag).
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt
op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met
een droge doek.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet
als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact
komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een
batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen,
moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Veiligheidsmaatregelen
11
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler
die hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een cd-speler voor muziek-cd’s afspeelt (muziekspeler). Dit kan ook de
luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen
op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan schokken
en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40°C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
Door langdurig naar beelden op een camerascherm te kijken kunt u zich onprettig
gaan voelen.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico
van schade aan de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veiligheidsmaatregelen
12
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en berg deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan
over de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of
een explosie, wat weer kan leiden tot brand of schade.
Als u de camera in uw tas stopt, moet u het scherm inklappen zodat harde
voorwerpen niet in contact kunnen komen met het scherm.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
Bevestig de riem.
Bevestig de meegeleverde riem aan
de camera (zie afbeelding).
Bevestig de riem op dezelfde wijze aan
de andere kant van de camera.
Bevestig de lensdop aan de riem.
Haal de lensdop van de lens en bevestig
het lensdopkoordje aan de riem.
Verwijder altijd eerst de lensdop voordat u de
camera inschakelt. Bevestig de lensdop aan
de draagriem wanneer u de dop niet gebruikt.
Zorg dat de lensdop op de camera zit als de
camera niet in gebruik is.
Doe de riem om uw nek.
Houd bij het maken van opnamen uw armen
tegen uw lichaam gedrukt en houd de
camera stevig vast om te voorkomen dat
deze beweegt. Laat uw vingers niet op
de uitgeklapte flitser rusten.
Voordat u begint
De accessoires bevestigen
De camera vasthouden
Voordat u begint
14
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop
van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er dus voor dat u de batterij
eerst oplaadt.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de markering o op de batterij
overeenkomt met die op de oplader en plaats
dan de batterij door deze naar binnen ( ) en
naar beneden ( ) te drukken.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LC: kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LCE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
Als het opladen is voltooid, wordt het
lampje groen.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit het
stopcontact en verwijder de batterij door deze
naar binnen ( ) en omhoog ( ) te drukken.
De batterij opladen
CB-2LC
CB-2LCE
Voordat u begint
15
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Denk eraan dat u voordat u een nieuwe geheugenkaart (of een geheugenkaart
die in een ander apparaat is geformatteerd) gaat gebruiken, de geheugenkaart
met deze camera moet formatteren (p. 177).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen
maken als het schuifje is ingesteld op
vergrendeld (omlaag). Duw het schuifje
omhoog totdat het op niet vergrendeld staat.
Open het klepje.
Verschuif de schakelaar ( ) en open
het klepje ( ).
Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de richting van
de pijl en plaats de batterij in de getoonde
richting totdat hij vastklikt en is vergrendeld.
Als u de batterijen in de verkeerde richting
plaatst, kunnen ze niet worden vergrendeld.
Controleer altijd of de batterij in de juiste
richting is geplaatst en wordt vergrendeld.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en in goede staat te houden.
Als u een batterijlader met netsnoer gebruikt, mag u de lader of het
snoer niet op andere objecten aansluiten. Dit kan storingen of schade
aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over de oplaadduur, het aantal
opnamen en de opnameduur met een volledig opgeladen batterij.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten Batterijver-
grendeling
Voordat u begint
16
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart in de getoonde
richting totdat hij vastklikt en is vergrendeld.
Controleer altijd of de geheugenkaart in de
juiste richting is geplaatst. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje in de richting van de pijl
en duw totdat het vastklikt.
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een
klik hoort en laat de kaart langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Etiket
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Voordat u begint
17
Maak het scherm klaar voor gebruik.
Klap het scherm open ( ) en draai het 180°
in de richting van de lens ( ).
Sluit het in scherm in deze stand ( ).
U kunt de hoek en stand van het scherm
indien nodig aan de opnameomstandigheden
aanpassen.
Houd het scherm ter bescherming altijd
gesloten en naar binnen gericht wanneer
u de camera niet gebruikt.
Het scherm gebruiken
Het scherm kan maar circa 175° in richting worden geopend.
Zorg dat u het scherm niet verder dan dat opent, anders beschadigt
u de camera.
De hoek en de stand van het scherm aanpassen
Als het scherm is gesloten en naar binnen is gericht, kunt u geen
film maken.
Wanneer u zelf ook op een foto wilt staan, kunt u uzelf in spiegelbeeld bekijken
door het scherm in de richting van de voorkant van de camera te draaien.
Om de functie voor beeldomkering te annuleren, drukt u op de knop n,
kiest u [Beeldomkeren] op het tabblad 4 en drukt u vervolgens op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u begint
18
Wanneer u de camera de eerste keer inschakelt, verschijnt een scherm
voor het instellen van de datum en tijd. Zorg dat u de datum en tijd instelt,
want dat vormt de basis voor de datums en tijden die aan uw beelden
worden toegevoegd.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om de datum en tijd op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Stel de lokale tijdzone in.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om uw lokale tijdzone te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Nadat een bevestigingsbericht is
weergegeven, wordt het instellingenscherm
niet meer weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
De datum en tijd instellen
Voordat u begint
19
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Open het cameramenu.
Druk op de knop n.
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om [Datum/Tijd] te kiezen en druk
vervolgens op de knop m.
Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 op p. 18 om de instellingen
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt steeds als u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en lokale tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u in stap 2 en
vervolgens kiest u door op de knoppen op te drukken of aan de knop 7
te draaien.
De datum en tijd wijzigen
De datum/tijd-instellingen blijven tot ongeveer drie weken na het verwijderen
van de accu behouden dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij
(reservebatterij).
De datum/tijd-batterij wordt ongeveer in vier uur opgeladen nadat u een geladen
batterij hebt geplaatst of de camera hebt aangesloten op een
voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 188), zelfs als de camera
is uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 18 om de datum en tijd in te stellen.
Voordat u begint
20
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt en druk direct
op de knop n.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 7) om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm niet
langer weergegeven.
Taal van LCD-scherm
Er verschijnt een klokpictogram als u in stap 2, nadat u op de knop m hebt
gedrukt, te lang wacht voordat u op de knop n drukt. Druk in dat geval
op de knop
m
om het klokpictogram te verwijderen en herhaal stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op de knop n
te drukken en [Taal ] te selecteren op het tabblad 3.
21
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
Druk op de vergrendelknop van de
ring en houd deze ingedrukt terwijl
u de ring in de richting van de pijl
draait en eraf tilt.
Schroef de schroeven van de
behuizing aan de achterkant,
de zijkanten en de onderkant los.
Open het scherm en het
eindpaneel zoals in de afbeelding
wordt geïllustreerd.
Verwijde de achter- en
voorpanelen zoals in de afbeelding
wordt geïllustreerd.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
22
Verwijder de oplaadbare
lithiumbatterij.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak het in de afbeelding
gemarkeerde gebied nooit aan.
Dit kan leiden tot een zware
elektrische schok.
Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan
om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor
recycling, wanneer u de camera afdankt.
23
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of filmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specifieke composities.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
Open de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Richt de camera op het onderwerp. Als de
camera de compositie bepaalt maakt deze
een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor
speciale opnamen en de
beeldstabilisatiemodus aanduiden, worden
rechtsboven in het scherm weergegeven.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar i
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar j (groothoek).
De camera testen
Opnamen maken (Smart Auto)
Foto’s
Films
De camera testen
24
Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. De camera piept
twee keer nadat is scherpgesteld en er worden
AF-kaders weergegeven om aan te geven op
welke beeldgebieden is scherpgesteld.
Als [Flitser Opklappen] op het scherm
verschijnt, verschuift u de schakelaar
om de flitser uit te klappen. De flitser flitst
wanneer u een opname maakt. Als u liever
geen flitser gebruikt, drukt u de flitser met uw
vinger omlaag.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.
Wanneer de camera de opname maakt, hoort
u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht
is, gaat de flitser, als u deze hebt uitgeklapt,
automatisch af.
Uw opname wordt ongeveer twee seconden
lang op het scherm weergegeven.
Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u al op de ontspanknop drukken
om een volgende foto te maken.
AF-kaders
De camera testen
25
Films opnemen
Start met opnemen.
Als de flitser al is uitgeklapt, drukt u de flitser
met uw vinger omlaag.
druk op de filmknop. U hoort één pieptoon
zodra de camera met de filmopname begint
en op het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
Zodra de opname is begonnen, kunt u uw
vinger van de filmknop wegnemen.
Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept twee
maal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
Verstreken tijd
De camera testen
26
Na het opnemen van beelden of films kunt u deze op de volgende manier
op het scherm bekijken.
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Uw laatste opname wordt weergegeven.
Blader door uw beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt u op
de knop q of draait u de knop 7 naar links.
Als u het volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop r of draait u de knop 7
naar rechts.
Als u snel door uw opnamen wilt bladeren,
houdt u de knoppen qr ingedrukt. Het beeld
wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
U kunt ook snel aan de knop 7 draaien
om Beeld scrollen te starten. Draai in deze
modus aan de knop 7 om door uw opnamen
te bladeren.
Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op de
knoppen op om door beelden te bladeren
in de groepen van elke opnamedatum.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
. Ga naar stap 3 als u films
wilt afspelen.
Bekijken
De camera testen
27
Films afspelen
Druk op de knop m om naar het
filmbedieningspaneel te gaan. Selecteer
(of druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 7) en druk dan weer op de knop m.
Het afspelen begint en na de film
verschijnt .
Om het volume aan te passen, drukt u op
de knoppen op.
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop a.
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 7 om
[Wissen] te selecteren en vervolgens drukt
u op de knop m.
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt u op de
knoppen qr of u draait aan de knop 7 om
[Stop] te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m.
Als u vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus wilt gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Beelden wissen
U kunt ook alle beelden tegelijk wissen (p. 158).
28
De software en handleidingen die op de bijgeleverde cd-roms staan, komen
hieronder aan de orde, met instructies voor de installatie, het opslaan van
beelden op een computer en het gebruik van de handleidingen.
Nadat u de software op de cd-rom hebt geïnstalleerd, kunt u het volgende
op uw computer doen.
ZoomBrowser EX
ImageBrowser
Beelden importeren en camera-instellingen
wijzigen
Beelden beheren: bladeren, zoeken
en organiseren
Beelden afdrukken en bewerken
Digital Photo Professional
Door RAW-beelden bladeren,
deze verwerken en bewerken
De volgende handleidingen worden op de cd DIGITAL CAMERA Manuals
Disk aangeboden.
Meegeleverde software, handleidingen
Eigenschappen van de meegeleverde software
Handleidingen
Softwarehandleiding
Raadpleeg de Softwarehandleiding bij
gebruik van de meegeleverde software.
U kunt een Windows- of Macintosh-versie
gebruiken.
Gebruikershandleiding
Als u eenmaal vertrouwd bent met de
informatie in de Introductiehandleiding,
raadpleeg dan deze handleiding voor nog
grondigere kennis van de bediening van
uw camera.
Meegeleverde software, handleidingen
29
De meegeleverde software kan worden gebruikt op de volgende computers.
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de prestaties van
de computer.
Macintosh
Systeemvereisten
Besturingssysteem
Windows 7 (inclusief SP1)
Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Computer
Computers die gebruikmaken van de eerdergenoemde
besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde
USB-poort
Processor
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto’s), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger
(films)
RAM
Windows 7 (64-bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64-bits, 32-bits),
Windows XP: 1 GB of meer (foto’s), 2 GB of meer (films)
Interfaces USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
620 MB of meer*
Weergave Resolutie van 1.024 x 768 of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X 10.5–10.6
Computer
Computers die gebruikmaken van de eerdergenoemde
besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde
USB-poort
Processor Intel Processor (foto’s), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM 1 GB of meer (foto’s), 2 GB of meer (films)
Interfaces USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
680 MB of meer
Weergave Resolutie van 1.024 x 768 of hoger
Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente systeemvereisten,
waaronder ondersteunde besturingssysteemversies.
Meegeleverde software, handleidingen
30
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt.
Plaats de cd-rom in het
cd-romstation van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Op een Macintosh-computer plaatst u de cd,
dubbelklikt u op het cd-pictogram op het
bureaublad om naar de cd te gaan.
Daarna dubbelklikt u op het pictogram
dat verschijnt.
Installeer de bestanden.
Klik in Windows op [Easy Installation/
Eenvoudige installatie] of klik bij een
Macintosh- computer op [Install/Installeren].
Volg de instructies op het scherm om de
installatieprocedure te voltooien.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven in Windows, volgt u de
instructies op het scherm.
Voltooi de installatie.
Voor Windows klikt u op [Restart/Opnieuw
opstarten] of [Finish/Voltooien] en verwijdert
u de cd-rom nadat het bureaublad
wordt weergegeven.
Op een Macintosh klikt u op [Finish/Voltooien]
in het scherm dat wordt weergegeven nadat
de installatie is voltooid. Verwijder de cd-rom
wanneer het bureaublad wordt weergegeven.
De software installeren
Meegeleverde software, handleidingen
31
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt.
Sluit de camera aan op
de computer.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Open het klepje ( ). Steek de kleinste
stekker van de meegeleverde interfacekabel
(p. 2) in de aangegeven richting, helemaal in
de aansluiting van de camera ( ).
Steek de grote stekker van de interfacekabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
Op een Macintosh-computer wordt
CameraWindow weergegeven als er een
verbinding tot stand is gebracht tussen
de camera en de computer.
Voor Windows volgt u de stappen die
hieronder worden beschreven.
Klik in het volgende scherm op de koppeling
om het programma te wijzigen.
Beelden opslaan op een computer
Meegeleverde software, handleidingen
32
Kies [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop 1 om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
instructies over het bekijken van beelden
op de computer.
CameraWindow
Meegeleverde software, handleidingen
33
Als het scherm in stap 2 in Windows 7 niet wordt weergegeven, klik dan op
het pictogram op de taakbalk.
Om CameraWindow in Windows Vista of XP te starten, klikt u op [Downloads
Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van
Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] dat op het scherm
wordt weergegeven als u de camera bij stap 2 inschakelt. Als CameraWindow
niet verschijnt, klik dan op het menu [Start] en kies [Alle programma’s]
[Canon Utilities] [CameraWindow] [CameraWindow].
Als CameraWindow op een Macintosh-computer niet verschijnt, zelfs nadat
u stap 2 hebt uitgevoerd, klikt u op het pictogram [CameraWindow] in de balk
onder aan het bureaublad.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de meegeleverde software op uw
computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten, maar
daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk horizontaal
opgeslagen.
- RAW-beelden (of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden zijn
opgenomen) worden wellicht niet opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan van de beelden
op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem,
de gebruikte software of de grootte van de beeldbestanden.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en het terugzetten van beelden
op de camera.
34
Accessoires
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Kabels
Meegeleverde
accessoires
Tv-/
videosysteem
Geheugenkaart Kaartlezer
Windows/
Macintosh-
computer
Interfacekabel IFC-400PCU*
1
Draagriem
NS-DC9
Cd DIGITAL
CAMERA
Solution Disk
Batterij
NB-10L*
1
(met kapje)
HDMI-kabel HTC-100
Batterijlader
CB-2LC/
CB-2LCE*
1
Voeding
Voedingsadapterset
ACK-DC80
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Speedlite-zender ST-E2, speedlite-beugel SB-E2, en kabel voor losse flitsschoen
OC-E3 worden ook ondersteund.
*3 De Beugel BKT-DC1, kabel voor losse flitsschoen OC-E3, Macrolite Adapter
MLA-DC1 zijn nodig om deze accessoires aan te sluiten.
*4 U hebt de Macrolite Adapter MLA-DC1 nodig om dit accessoire aan te sluiten.
*5 Vereist gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1.
*6 U hebt de Filter Adapter FA-DC58C nodig om dit accessoire aan te sluiten.
Lensdop
(met snoer)
Accessoires
35
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken
zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van
accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij).
Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die
voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn
vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
Overige accessoires
Behuizingen
Flitseenheden
Canon PictBridge-compatibele printers
Afstandsschakelaar RS60-E3
Canon-lensfilter
(58 mm dia.)*
6
Lensaccessoires
Lenskap
LH-DC70
Waterdichte behuizing
WP-DC44 *
5
Speedlite*
2
580EX II, 430EX II,
320EX, 270EX II
Macro Twin Lite
MT-24EX*
3
Macro Ring Lite
MR-14EX*
4
Zachte hoes
SC-DC75
36
*1 Tijden zijn gebaseerd op standaardinstellingen bij het uitvoeren van normale
handelingen, zoals opnemen, pauzeren, de camera in- en uitschakelen en zoomen.
*2 Beschikbare tijd voor opnemen van maximum filmlengte (tot opname automatisch
wordt gestopt).
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op normen voor metingen
van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en de opnametijd
lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/opnametijd met volledig geladen batterij.
Specificaties
Effectieve pixels in de
camera
Ongeveer 14,3 miljoen pixels
Focuslengte lens
4x zoom: 15.1 (G)–60.4 (T) mm
(equivalent aan 35 mm: 28 (G)–112 (T) mm)
Zoeker
Zoeker met real-image zoomfunctie
Dioptrisch aanpassingsbereik: -3,0 tot +1,0 m
-1
(dpt)
Bereik: 77%
LCD-monitor
7,5 cm (3,0 in.) kleur TFT LCD
Effectieve pixels: Circa 922.000 pixels.
Bestandsformaten Conform de normen DCF en DPOF 1.1
Gegevenstypen
Foto’s: Exif 2.3 (JPEG) en RAW (Canon CR2-formaat)
Films: MOV (H.264-videogegevens, Linear PCM (stereo)-
audiogegevens)
Interfaces
Hi-speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Voeding
Batterij NB-10L
Voedingsadapterset ACK-DC80
Afmetingen (gebaseerd
op CIPA-normen)
116,7 x 80,5 x 64,7 mm
Gewicht (gebaseerd
op CIPA-richtlijnen)
Circa 534 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Circa 492 g (alleen camerabehuizing)
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal opnamen Scherm ingeschakeld Circa 250
Scherm uitgeschakeld Circa 700
Opnametijd film*
1
Scherm ingeschakeld Circa 1 uur, 10 minuten
Continu-opnamen*
2
Scherm ingeschakeld Circa 2 uur, 00 minuten
Afspeeltijd Circa 7 uur, 00 minuten
Specificaties
37
Deze waarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op beelden met een 4:3-verhouding. Als u de
verhouding wijzigt (zie p. 62), kunnen er meer opnamen worden gemaakt, omdat per
opname minder gegevens worden gebruikt dan bij opnamen van 4:3. Bij hebben
16:9-beelden echter een resolutie van 1920 x 1080 pixels, waarvoor meer gegevens
nodig zijn dan voor 4:3-beelden.
*1 Circa 13 min. 35 sec. voor iFrame-films (zie p. 95).
*2 Circa 55 min. 38 sec. voor iFrame-films (zie p. 95).
Gebaseerd op de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een afzonderlijke clip die
wordt opgenomen 4 GB groot is, of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en
59 seconden is (bij - of -films), of ongeveer 1 uur (bij -films).
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
Aantal 4:3-opnamen per geheugenkaart
Resolutie (pixels)
Compressie-
verhouding
Aantal opnamen per geheugenkaart
(bij benadering)
4GB 16 GB
(Groot) 1040 4259
14M/4352x3264 2154 8824
(Medium 1) 1978 8101
7M/3072x2304 4022 16473
(Medium 2) 6352 26010
2M/1600x1200 12069 49420
(Klein) 20116 82367
0.3M/640x480 30174 123550
RAW-beelden
190 783
4352x3264
Opnametijd per geheugenkaart
Beeldkwaliteit
Opnametijd per geheugenkaart
4GB 16 GB
14 min. 34 sec. 59 min. 40 sec.
20 min. 43 sec.*
1
1 uur 24 min. 54 sec.*
2
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 03 sec.
Specificaties
38
* Niet beschikbaar in bepaalde opnamemodi.
* Maximaal 6 opnamen tegelijkertijd.
Flitsbereik
Maximale groothoek (j) 50 cm–7,0 m
Maximale telelens (i) 100 cm–3,1 m
Opnamebereik
Opname-
modus
Scherp-
stelbereik
Maximale groothoek (j) Maximale telelens (i)
A 20 cm–oneindig 85 cm–oneindig
V 1 m–oneindig 1,3 m–oneindig
1 m–oneindig 1,3 m–oneindig
Andere modi
40 cm–oneindig 1,3 m–oneindig
e* 20 cm–70 cm 85 cm–1,6 m
f* 20 cm–oneindig 85 cm–oneindig
Snelheid continu-opnamen
Opnamemodus Modus Continue Opname Snelheid
* Circa 4,5 beelden/sec.
GWCirca 1,9 beelden/sec.
Circa 0,7 beelden/sec.
Circa 0,7 beelden/sec.
Sluitertijd
Modus A, automatische
ingesteld bereik
1–1/4000 sec.
Bereik in alle opnamemodi 60–1/4000 sec.
Beschikbare waarden modus M (sec.)
60, 50, 40, 30, 25, 20, 15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3.2,
2.5, 2, 1.6, 1.3, 1, 0.8, 0.6, 0.5, 0.4, 0.3, 1/4,
1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30,
1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160,
1/200, 1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800,
1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200, 1/4000
Specificaties
39
* Niet alle diafragmawaarden zijn in alle zoomposities beschikbaar.
Diafragma
f/nummer f/2.8–f/16 (G), f/5.8–f/16 (T)
Beschikbare waarden modus B*
f/2.8, f/3.2, f/3.5, f/4.0, f/4.5, f/5.0, f/5.6, f/5.8,
f/6.3, f/7.1, f/8.0, f/9.0, f/10, f/11, f/13, f/14, f/16
Batterij NB-10L
Type Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning 7,4 V gelijkstroom
Nominale capaciteit 920 mAh
Oplaadcycli Circa 300
Bedrijfstemperatuur 0–40°C
Afmetingen 32,5 x 45,4 x 15,1 mm
Gewicht Circa 41 g
Batterijlader CB-2LC/CB-2LCE
Nominale invoer
100–240 V wisselstroom (50/60 Hz)
16 VA (100 V)–22 VA (240 V), 0,18 A (100 V)–0,12 A (240 V)
Nominale uitvoer 8,4 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadduur Circa 1 uur 50 min. (bij gebruik van NB-10L)
Oplaadlampje Opladen: oranje / Volledig opgeladen: groen
Bedrijfstemperatuur 5–40°C
Afmetingen 92,8 x 63,0 x 27,0 mm
Gewicht
Ongeveer 80 g (CB-2LC)
Ongeveer 74 g (CB-2LCE, excl. netsnoer)
Filteradapter FA-DC58C (afzonderlijk verkrijgbaar)
Max. diameter x lengte φ60,0 x 6,3 mm
Gewicht Circa 4,0 g
Specificaties
40
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd
zonder kennisgeving.
Beugel BKT-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Afmetingen (max.) 220,0 x 32,0 x 19,0 mm
Gewicht Circa 90 g
Lenskap LH-DC70 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Max. diameter x lengte 60,0 x 27,9 mm
Gewicht Circa 8,0 g
Macrolite Adapter MLA-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Max. diameter x lengte φ65,3 x 49,5 mm
Gewicht Circa 30 g
41
Basishandelingen van
de camera
Basisbewerkingen en functies van de camera
1
42
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop 1 om de camera in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop 1.
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één minuut
inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens ingetrokken en
de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken (p. 43).
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch uitgeschakeld.
Aan/Uit
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u op de knop
1
.
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in (p. 43).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één minuut de lens
ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl de lens is ingetrokken door
nogmaals op de knop 1 te drukken.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Spaarstand in de opnamemodus
Spaarstand in de afspeelmodus
U kunt deze spaarstandfuncties desgewenst uitschakelen (p. 180).
U kunt ook de timing voor het uitschakelen van het scherm wijzigen (p. 180).
43
Om te zorgen dat uw opnamen altijd zijn scherpgesteld, drukt u altijd eerst
(licht) de ontspanknop half in. Zodra het onderwerp is scherpgesteld,
drukt u de knop helemaal naar beneden om de opname te maken.
In deze handleiding worden de handelingen van de ontspanknop
beschreven, zoals de knop half of helemaal indrukken.
Druk half in. (Licht indrukken
om scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden AF-kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in
om de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt.
Ontspanknop
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk van
de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
44
Als u de batterij tijdens het maken van opnamen wilt sparen, kunt u in plaats
van het scherm de optische zoeker gebruiken. Maak de opnamen op
dezelfde manier als bij gebruik van het scherm.
Schakel het scherm uit.
Druk op de knop p om het scherm uit
te schakelen (p. 45).
Stel de dioptrie in.
Wanneer u door de optische zoeker kijkt,
draait u de knop naar de ene of de andere
kant, zodat de beelden er scherp uitzien.
Optische zoeker
Het beeldgebied dat in de optische zoeker te zien is, kan enigszins
verschillen van het beeldgebied in uw opnamen.
Bij andere verhoudingen dan 4:3 verschilt het beeldgebied dat in
de optische zoeker te zien is van het beeldgebied in uw opnamen.
Controleer de instellingen voordat u de opname maakt.
Mogelijk ziet u in bepaalde zoomposities een deel van de lens door
de optische zoeker.
Hoewel de camera automatisch scherpstelt op onderwerpen,
zijn gezichtsdetectie en scherpstellen op gezichten niet mogelijk.
45
Gebruik het programmakeuzewiel om de gewenste opnamemodus te openen.
Druk op de knop p om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie p. 228 voor meer details over de
weergegeven informatie.
Opnamemodi
Opties opnameweergave
Filmmodus
Voor het maken van films (p. 94).
Als u op de filmknop drukt, kunt u ook
een film maken zonder het
programmakeuzewiel in te stellen
op de filmmodus.
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de optimale
instellingen voor de specifieke scènes
(p. 74).
P-, Tv-, Av-, M-, C1-
en C2-modus
Maak verschillende
opnamen met uw
voorkeursinstellingen
(pp. 97, 129).
Auto-modus
Volledig automatische opnamen
met door de camera bepaalde
instellingen (pp. 23, 50).
Modus Creatieve filters
Diverse effecten toevoegen
tijdens het maken van opnamen
(p. 77).
Geen informatie weergegeven
Weergave 1
Informatie wordt
weergegeven
Weergave 2
Uit
Zelfs als het scherm is uitgeschakeld, wordt het ingeschakeld zodra
u een film begint op te nemen.
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt de helderheid
van het LCD-scherm met de nachtschermfunctie automatisch verhoogd, zodat
u de compositie van uw opnamen gemakkelijker kunt controleren. Mogelijk
komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet
overeen. Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen
van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Zie p. 144 voor afspeelopties.
46
Configureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 232–239).
Open het Menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-item
te selecteren.
De beschikbare opties worden onder aan
het scherm weergegeven.
Bij bepaalde menu-items kunnen functies
worden opgegeven door gewoon te drukken
op de knop m of r, of er wordt een ander
scherm weergegeven om de functie
te configureren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 7 om een optie te selecteren.
Opties met het pictogram kunnen
worden geconfigureerd door op de knop
n te drukken.
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop m.
Het scherm voordat u in stap 1 op de knop
m drukte, wordt opnieuw weergegeven en
toont de optie die u hebt geconfigureerd.
Menu FUNC.
Menu-items
Opties
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (p. 185).
47
Configureer verschillende camerafuncties als volgt via overige menu’s.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken (
4
), afspelen (
1
), enzovoort. De beschikbare instellingen verschillen
afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus (pp. 236–241).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op de knoppen
qr om een tabblad te selecteren.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om een instelling te selecteren.
Als u instellingen met niet weergegeven
opties wilt selecteren, drukt u eerst op de
knop m of r om van scherm te wisselen en
daarna drukt u op de knoppen op of draait
u aan de knop 7 om de instelling te
selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het vorige scherm.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar het scherm dat werd weergegeven
voordat u in stap 1 op de knop n drukte.
Menu n
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (p. 185).
48
Het voedingslampje en de indicator aan de achterkant van de camera (p. 5)
branden of knipperen, afhankelijk van de status van de camera.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer u de
klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over
naar verticale weergave. Druk op de knoppen
qr of draai de knop 7 om de weergavekleur
te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de klokweergave
te annuleren.
Indicatorweergave
Indicator Kleur
Indicator-
status
Camerastatus
Voedings-
lampje
Groen
Aan Camera ingeschakeld
Knippert Batterij bijna leeg
Indicator
Groen
Aan
Gereed voor maken van opnamen
(wanneer de flitser is uitgeschakeld)
Knippert
Beelden opnemen/lezen/verzenden
Afstandswaarschuwing (p. 223) of kan niet
scherpstellen (flitser is niet ingeschakeld) (p. 223)
Oranje
Aan
Gereed voor maken van opnamen
(wanneer de flitser is ingeschakeld)
Knippert
Afstandswaarschuwing (p. 223) of kan niet
scherpstellen (de flitser is ingeschakeld) (p. 223)
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet openen en de
camera niet schudden of aanstoten, omdat hierdoor de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd kunnen raken.
Klok
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop
m
ingedrukt en drukt u op de
ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
49
Smart Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met
een betere controle bij het maken van opnamen
2
50
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat
de optimale instellingen voor specifieke composities volledig automatisch
worden geselecteerd.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
Open de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Richt de camera op het onderwerp. Terwijl de
camera de compositie bepaalt, maakt deze
een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor speciale
opnamen en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden, worden rechtsboven in het scherm
weergegeven (pp. 54, 55).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar i
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de knop
naar j (groothoek). (Op het scherm
verschijnt de zoombalk, die de
zoompositie aangeeft.)
Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. De camera piept
twee keer nadat is scherpgesteld en er worden
AF-kaders weergegeven om aan te geven op
welke beeldgebieden is scherpgesteld.
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Foto’s
Films
Zoombalk
Scherpstelbereik (bij benadering)
Opnamen maken in Smart Auto-modus
51
Wanneer op meer dan één gebied is
scherpgesteld, worden meerdere AF-kaders
weergegeven.
Als [Flitser Opklappen] op het scherm
verschijnt, verschuift u de schakelaar
om de flitser uit te klappen. De flitser flitst
wanneer u een opname maakt. Als u liever
geen flitser gebruikt, drukt u de flitser met uw
vinger omlaag.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.
Wanneer de camera de opname maakt, hoort
u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht
is, gaat de flitser, als u deze hebt uitgeklapt,
automatisch af.
Uw opname wordt ongeveer twee seconden
lang op het scherm weergegeven.
Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u al op de ontspanknop drukken
om een volgende foto te maken.
Films opnemen
Start met opnemen.
Als de flitser al is uitgeklapt, drukt u de flitser
met uw vinger omlaag.
druk op de filmknop. U hoort één pieptoon
zodra de camera met de filmopname begint
en op het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
Zodra de opname is begonnen, kunt u uw
vinger van de filmknop wegnemen.
AF-kaders
Verstreken tijd
Opnamen maken in Smart Auto-modus
52
Pas de grootte van het
onderwerp aan en wijzig zo nodig
de compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te wijzigen,
doet u hetzelfde als in stap 3 op p. 50.
Denk er echter wel aan dat het geluid van de
camerabewerkingen ook wordt opgenomen.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt,
worden de focus, helderheid en kleurtoon
automatisch aangepast.
Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept twee
maal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
Foto’s/films
Druk op de knop p (p. 45) als u het scherm wil inschakelen wanneer
de camera is ingeschakeld maar het scherm leeg is.
Om het camerageluid weer te herstellen als u dat per ongeluk hebt
uitgeschakeld (doordat u de knop p ingedrukt hield bij het inschakelen
van de camera), drukt u op de knop n en selecteert u [mute] op
het tabblad 3. Druk dan op de knoppen qr en selecteer [Uit].
Foto’s
Een knipperend -pictogram is een waarschuwing dat de beelden
mogelijk onscherp worden door camerabewegingen. Plaats in dat
geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geflitst, ga dan dichter
naar het onderwerp toe. Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie
over het bereik van de flitser.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één keer
piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Opnamen maken in Smart Auto-modus
53
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld bij opnamen
in een omgeving met weinig licht.
Als een knipperend h-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, dan geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de flitser klaar is met opladen. U kunt weer opnemen
zodra de flitser gereed is. U kunt nu de ontspanknop helemaal
indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de ontspanknop
opnieuw in.
Wanneer de flitser tijdens de opname afgaat, geeft dat aan dat de camera
automatisch heeft geprobeerd te zorgen voor optimale kleuren in het
hoofdonderwerp en de achtergrond (witbalans voor meerdere gebieden).
Films
Klap met uw vinger de flitser uit voordat
u een film opneemt. Let erop dat u tijdens
een filmopname de microfoon niet
aanraakt. Wanneer u de flitser
opengeklapt laat of de microfoon
blokkeert, wordt het geluid mogelijk niet
opgenomen of klinkt het opgenomen
geluid gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een film om andere
camerabediening dan de filmknoppen aan te raken, omdat de
geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Om niet optimale kleuren, zoals die tijdens het opnemen van -films
kunnen optreden (p. 66), te corrigeren, wijzigt u de compositie en
drukt u op de flmknop om het opnemen te stoppen. Druk de knop
daarna weer in om het opnemen te hervatten.
Het geluid wordt in stereo opgenomen.
Microfoon
Opnamen maken in Smart Auto-modus
54
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens worden automatisch de bijbehorende
instellingen geselecteerd voor optimale scherpstelling, helderheid en kleur
van het onderwerp.
*1 Wordt niet voor films weergegeven.
*2 Wordt weergegeven bij donkere composities, als de camera wordt stilgehouden alsof
deze op een statief staat.
Compositiepictogrammen
Onderwerp
Mensen Overige onderwerpen
Achter-
grond-
kleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
*
1
Schadu-
wen op
gezicht*
1
In
beweging
*
1
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegen-
licht
Met blauwe
lucht
Lichtblauw
Tegen-
licht
Zonson-
dergangen
Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Met
statief
*2
*2
Probeer om op te nemen in de modus G (p. 97) als het
compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden
past, of als het niet mogelijk is om een opname te maken met het
effect, de kleur of de helderheid die of dat u verwacht.
Opnamen maken in Smart Auto-modus
55
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden wordt
automatisch toegepast (Intelligent IS). Daarnaast worden in de modus A
de volgende pictogrammen weergegeven.
* Wordt weergegeven tijdens paning, terwijl u met de camera bewegende onderwerpen
volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst, heft
beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt de
horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp volgt
dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging door
beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Beeldstabilisatie voor foto’s
Beeldstabilisatie voor films,
vermindering van sterke
camerabeweging, zoals wanneer
u lopend opneemt (modus
Dynamic IS)
Beeldstabilisatie voor foto’s
tijdens panning*
Beeldstabilisatie voor subtiele
camerabeweging, zoals bij het
opnemen van films met de
telelens (Powered IS)
Beeldstabilisatie voor macro-
opnamen (Hybrid IS)
Geen beeldstabilisatie omdat de
camera op een statief staat of
op een andere manier stil
wordt gehouden
Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u de [IS modus] in op [Uit] (p. 126).
In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
Opnamen maken in Smart Auto-modus
56
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven en
om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders weergegeven.
De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik
om de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft alleen
het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en
worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Kaders op het scherm
Probeer in de G-modus (p. 97) op te nemen als er geen kaders
worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden
weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
57
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom
te vergroten, dan gebruikt u de digitale zoom om tot 16x te vergroten.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt (voordat
het beeld korrelig wordt) en wanneer u de
zoomknop loslaat, wordt de zoomfactor
op het scherm weergegeven.
Duw de zoomknop naar i.
De camera zoomt bij gebruik van de digitale
zoom zelfs nog nader op het onderwerp in.
Algemene, handige functies
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Foto’s
Films
Zoomfactor
Bij bepaalde resolutie-instellingen en zoomfactoren (p. 63) kunnen
ingezoomde beelden er korrelig uitzien. In dat geval wordt de
zoomfactor in het blauw weergegeven.
Als de digitale en de optische zoom worden gecombineerd, is de
brandpuntsafstand als volgt (equivalent van 35 mm film).
28–448 mm (28–112 mm, alleen met optische zoom)
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, drukt u op de knop n,
selecteert u [Digitale Zoom] op het tabblad 4 en daarna kiest u [Uit].
Algemene, handige functies
58
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook op staat.
De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies dan de optie ] (p. 46).
Als de instelling is voltooid, wordt ]
weergegeven.
Maak de opname.
Voor foto’s: druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen op het onderwerp en druk
de knop daarna helemaal naar beneden.
Voor films: druk op de filmknop.
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera het
geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname versnellen
het knipperen en het geluid. (Wanneer de
flitser flitst, blijft de lamp branden.)
Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u in stap 1.
De zelfontspanner gebruiken
Foto’s
Films
Algemene, handige functies
59
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen terwijl
u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Configureer de instelling.
Voer stap 1 op p. 58 uit en selecteer [.
Als de instelling is voltooid, wordt [
weergegeven.
Voer stap 2 op p. 58 uit om de opname
te maken.
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen (1–10 opnamen)
aangeven.
Selecteer $.
Volg stap 1 op p. 58, kies $ en druk op
de knop n.
Configureer de instelling.
Draai aan de knop z om [Vertraging] te
kiezen. Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop 7 om [Beelden] te kiezen en druk
op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt $
weergegeven.
Voer stap 2 op p. 58 uit om de opname
te maken.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
De zelfontspanner aanpassen
Voor films die worden opgenomen met behulp van de zelfontspanner,
geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het opnemen begint, maar
de instelling van [Beelden] heeft geen effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid en
witbalans bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen in is meer tijd
nodig als de flitser afgaat of als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt
maken. De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart
vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voor de opname.
(Wanneer de flitser flitst, blijft de lamp branden.)
Algemene, handige functies
60
De camera kan de opnamedatum en -tijd aan beelden toevoegen in
de rechterbenedenhoek van het beeld. Ze kunnen echter niet worden
verwijderd. Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld
(p. 18).
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [Datum
stempel] op het tabblad 4 en kies de
gewenste optie (p. 47).
Als de instelling is voltooid, wordt [DATUM]
weergegeven.
Maak de opname.
Wanneer u de opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
De opnamedatum en -tijd toevoegen
Foto’s
Beelden die aanvankelijk zonder datum en tijd zijn vastgelegd, kunnen als volgt
worden voorzien van deze informatie en worden afgedrukt. Als u de datum
en tijd echter toevoegt aan beelden die al van deze informatie zijn voorzien,
kan het gevolg zijn dat deze tweemaal worden afgedrukt.
-
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 214) van uw camera om af te drukken
- Gebruik de meegeleverde software om af te drukken
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie.
- Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 208)
Algemene, handige functies
61
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
Geef AF Tracking op.
Druk op de knop o.
wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het gewenste
onderwerp staat en druk de ontspanknop
half in.
Er verschijnt een blauw kader en de camera
blijft scherpstellen op het onderwerp en blijft
de helderheid aanpassen (Servo AF).
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Druk nogmaals op de knop o om AF
Tracking te annuleren.
Onderwerpen selecteren om op scherp
te stellen (AF Tracking)
Foto’s
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te snel
beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te klein is.
62
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u .
Functies voor de beeldaanpassing
De verhouding wijzigen
Foto’s
Dezelfde verhouding als hdtv’s, die wordt gebruikt voor de weergave
op breedbeeld hdtv’s of vergelijkbare weergaveapparatuur.
Dezelfde verhouding als 35-mm film, die wordt gebruikt voor het afdrukken van
beelden op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Normale verhouding van het camerascherm, die wordt gebruikt voor het afdrukken
van afbeeldingen op 90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
De verhouding die veel wordt gebruikt voor portretten.
Bij andere verhoudingen dan is digitale zoom (p. 57) niet beschikbaar
([Digitale Zoom] is ingesteld op [Uit]).
Functies voor de beeldaanpassing
63
Kies als volgt uit 4 niveaus voor beeldresolutie. Zie “Specificaties” (p. 36) voor
richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke resolutie-instelling op een
geheugenkaart passen.
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u .
: Voor het verzenden van beelden per
e-mail.
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Foto’s
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis van
het papierformaat (voor 4:3-beelden)
Functies voor de beeldaanpassing
64
Selecteer als volgt een van de twee compressieverhoudingen: (Fijn),
(Normaal). Zie “Specificaties” (p. 36) voor richtlijnen over hoeveel opnamen
bij elke compressieverhouding op een geheugenkaart passen.
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu,
druk op de knop n en selecteer de
gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u .
Rode ogen op beelden die met de flitser zijn gemaakt, kunnen als volgt
automatisch worden gecorrigeerd.
Open het scherm [Func.inst.
interne flitser].
Druk op de knop n, kies [Flitsbesturing]
op het tabblad 4 en druk vervolgens op de
knop m (p. 47).
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit)
Foto’s
Rode-ogencorrectie
Foto’s
Functies voor de beeldaanpassing
65
Configureer de instelling.
Selecteer [Rode-Ogen] en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 47).
Als de instelling is voltooid, wordt R
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
In opnamen van avondscènes met onderwerpen die door kwiklampen
worden verlicht, kunnen de onderwerpen of de achtergond een groenige
zweem vertonen. Deze groenige zweem kan automatisch worden
gecorrigeerd door opnamen te maken met behulp van Witbalans voor
meerdere gebieden.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, selecteer
[Hg lampcorr.] op het tabblad 4 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 47).
Als de instelling is voltooid, wordt
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
Rode-ogencorrectie kan ook op andere beeldgebieden dan ogen
worden toegepast (bijvoorbeeld als de camera rode oogmake-up
voor pupillen aanziet).
U kunt bestaande beelden ook corrigeren (p. 170).
U kunt het scherm ook in stap 2 openen als de flitser is uitgeklapt. Daartoe drukt
u op de knop r en drukt u direct op de knop n.
Groenige beeldgebieden door kwiklampen
corrigeren
Foto’s
Functies voor de beeldaanpassing
66
Er zijn 3 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Specificaties” (p. 36)
voor richtlijnen voor de maximale filmlengte die bij elk beeldkwaliteitsniveau op
een geheugenkaart past.
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u .
Nadat u het opnemen onder kwiklampen hebt voltooid, moet u
[Hg lampcorr.] weer op [Uit] zetten. Anders worden groene tinten die
niet door kwiklampen zijn veroorzaakt, per vergissing gecorrigeerd.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat u het
gewenste resultaat verkrijgt.
Beeldkwaliteit van films wijzigen
Films
Functies voor de beeldaanpassing
67
De vervorming van het geluid door opnemen bij harde wind kan worden
beperkt. Als er geen wind is, kan het opgenomen geluid bij gebruik van deze
optie echter onnatuurlijk gaan klinken.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, selecteer
[Wind Filter] op het tabblad 4 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 47).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
Beeld-
kwaliteit
Resolutie Aantal beelden Details
1920 x 1080 24 bps Voor opnamen in Full-HD-kwaliteit
1280 x 720 30 bps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 bps Voor opnamen in SD-kwaliteit
In de modi en geven zwarte balken aan de boven- en onderkant op het
scherm aan welke gebieden niet worden vastgelegd.
Het windfilter gebruiken
Films
68
U kunt de digitale horizon, die tijdens het opnemen op het scherm verschijnt,
als richtlijn gebruiken om te bepalen of de camera waterpas staat.
Geef de digitale horizon weer.
Druk meerdere keren op de knop p om
de digitale horizon weer te geven.
Zet indien nodig de camera
waterpas.
Zet de camera waterpas zodat het midden
van de digitale horizon groen is.
Handige opnamefuncties
De digitale horizon gebruiken
Foto’s
Als de digitale horizon niet in stap 1 verschijnt, drukt u op de knop n en
kiest u [Custom Display] op het tabblad 4. Voeg een toe aan of
om de digitale horizon te selecteren.
Als u de camera te ver naar voren of naar achteren houdt, kunt u de digitale
horizon niet gebruiken. Deze wordt dan grijs.
De digitale horizon wordt niet getoond tijdens het opnemen van een film.
Wanneer u de camera verticaal houdt, wordt de stand van de digitale horizon
automatisch in overeenstemming gebracht met de stand van de camera.
Als uw opnamen zelfs met behulp van de digitale horizon niet waterpas zijn,
probeert u dan om de digitale horizon te kalibreren (p. 182).
Handige opnamefuncties
69
U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te drukken
om het beeldgebied binnen het AF-kader te vergroten.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, selecteer [AF-Punt
Zoom] op het tabblad 4 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 47).
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
wordt vergroot weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
Het gebied waarop wordt scherpgesteld
vergroten
Foto’s
De weergave wordt niet vergroot als er geen gezicht wordt
gedetecteerd, of als de persoon te dicht bij de camera is en zijn/haar
gezicht te groot is voor het scherm.
De weergave wordt niet vergroot wanneer u de digitale zoom (p. 57) of AF
Tracking (p. 61) gebruikt.
Handige opnamefuncties
70
wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien
hun ogen dicht hebben.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, selecteer
vervolgens [Knipperdetectie] op het tabblad
4 en selecteer daarna [Aan] (p. 47).
Maak de opname.
Een kader voorzien van wordt
weergegeven als de camera iemand
detecteert die zijn/haar ogen dicht heeft.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
Controleren op gesloten ogen
Foto’s
Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus $, dan is deze
functie alleen beschikbaar voor de laatste opname.
71
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad 4 van het menu.
Zie “Menu n” (p. 47) voor instructies over menufuncties.
U kunt de lamp, die normaal als u de ontspanknop half indrukt gaat branden
als hulp bij het scherpstellen, uitschakelen in omstandigheden met
weinig licht.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [AF-hulplicht]
op het tabblad 4 en kies [Uit] (p. 47).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Aan].
U kunt het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen, dat gaat branden om
het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen
maakt met de flitser in een omgeving met weinig licht.
Open het scherm [Func.inst.
interne flitser].
Druk op de knop n, kies [Flitsbesturing]
op het tabblad 4 en druk vervolgens op de
knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Selecteer [Lamp Aan] en selecteer
vervolgens [Uit] (p. 47).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Aan].
De camerabewerkingen aanpassen
Het AF-hulplicht uitschakelen
Foto’s
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen
De camerabewerkingen aanpassen
72
Wijzig als volgt hoe lang beelden worden weergeven na de opname.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [Bekijken] op
het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 47).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [2 sec.].
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden
weergegeven.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [Terugkijken]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 47).
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
De weergaveduur van het beeld na de opname wijzigen
2–10 sec.
Beelden worden gedurende de
opgegeven tijd weergegeven.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
Na de opname worden geen beelden
weergegeven.
De weergavestijl van het beeld na de opname wijzigen
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Weergave van opnamedetails
(p. 230).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. Voer de
stappen uit in “De focus controleren”
(p. 145).
73
Andere opnamemodi
Maak effectiever opnamen in verschillende
composities en maak betere opnamen met unieke
beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
3
74
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Selecteer een opnamemodus.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies een opnamemodus (p. 46).
Maak de opname.
I Portretopnamen maken (Portret)
Mensen fotograferen met een
verzachtend effect.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen van
landschappen maken, met een echt gevoel
van diepte.
V Opnamen maken van kinderen
en dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u bewegende onderwerpen
vastleggen, zoals kinderen en dieren, zodat
u geen enkel leuk moment hoeft te missen.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie
over het scherpstelbereik (opnamebereik).
Specifieke scènes
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Foto’s
Specifieke scènes
75
Bewegende onderwerpen
fotograferen (Sport)
Maak continu-opnamen terwijl de camera op
het onderwerp blijft scherpstellen.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie
over het scherpstelbereik (opnamebereik).
Avondcomposities maken zonder
statief (Nachtscene handm)
Mooie opnamen van avondscènes doordat
opeenvolgende foto’s worden gecombineerd
om camerabeweging en beeldruis
te verminderen.
Bij gebruik van een statief maakt u opnamen
in de modus A (
p. 50
).
w Opnamen maken op het strand
(Strand)
Hiermee maakt u foto’s van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
Foto’s met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen wanneer
u gebruikmaakt van een optionele
waterdichte behuizing (p. 190).
Foto’s
Foto’s
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Specifieke scènes
76
OFoto’s maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Opnamen maken in
sneeuwlandschappen (Sneeuw)
Heldere foto’s met natuurlijke kleuren van
mensen tegen een besneeuwde achtergrond.
t Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
Levendige foto’s van vuurwerk.
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Stabiliseer de camera aangezien deze in de modus continu-
opnamen maakt.
In de modus kunnen opnameomstandigheden die overmatige
camerabeweging of vergelijkbare bewegingen veroorzaken ervoor
zorgen dat de camera geen beelden combineert, waardoor
u mogelijk niet het verwachte resultaat verkrijgt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus t. Stel in dit geval [IS modus] in op [Uit] (p. 126).
In de modi V, , en S kunnen de beelden korrelig lijken omdat de ISO-
waarde (p. 101) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
77
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Open de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Selecteer een opnamemodus.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies een opnamemodus (p. 46).
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s met postereffect
(Poster-effect)
Foto’s die lijken op oude posters of illustraties.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Foto’s
Films
In de modi , , , , en moet u eerst een aantal
testopnamen maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat
zult verkrijgen.
Foto’s
Films
Foto’s
Films
Beeldeffecten (Creatieve filters)
78
Steeds als u een opname maakt, worden drie opeenvolgende beelden
met verschillende helderheidsniveaus gemaakt, en de camera combineert
vervolgens de beeldgebieden met optimale helderheid tot één beeld.
Deze modus vermindert de vervaagde highlights en het verlies van details
in schaduwgebieden die vaak voorkomen bij opnamen met veel contrast.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Houd de camera stil.
Plaats de camera op een statief of neem
andere maatregelen om de camera stil te
houden en camerabeweging te voorkomen.
Maak de opname.
De camera neemt drie opnamen en
combineert deze wanneer u de ontspanknop
volledig indrukt.
Opnamen met veel contrast maken
(High Dynamic Range)
Foto’s
Stel [IS modus] in op [Uit] (p. 126) in deze modus.
Elke beweging van het onderwerp veroorzaakt wazige foto’s.
Er treedt een vertraging op voordat u opnieuw een opname kunt maken,
omdat de camera de foto’s verwerkt en combineert.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
79
Selecteer een kleureffect.
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Druk op de knop , kies een kleureffect
(druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 7) en druk nogmaals op de knop .
Met dit effect lijkt uw opname op een verweerde, oude foto met verbleekte
kleuren. Kies uit vijf effectniveaus.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Kies een effectniveau.
Draai aan de knop z om een effectniveau
te selecteren.
Maak de opname.
Kleureffecten toevoegen
Effect uit
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Extra levendig Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Poster-effect Foto’s die lijken op oude posters of illustraties.
Opnamen maken met verbleekte kleuren
(Nostalgisch)
Foto’s
Films
Het opnamescherm laat wel de verbleekte kleuren zien, maar niet het
verouderingseffect. Controleer het beeld in de afspeelmodus om het effect
te bekijken (p. 142).
Het beeldverouderingseffect wordt niet toegepast op films.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
80
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Kies een effectniveau.
Draai aan de knop z om een effectniveau
te selecteren.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop het
effect is toegepast.
Maak de opname.
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en onder
uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook films maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de film wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen. Het geluid
wordt niet opgenomen.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Op het scherm verschijnt een wit kader dat
het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop .
Verschuif de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en draai aan de knop 7
om deze te verschuiven.
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
Foto’s
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Foto’s
Films
Beeldeffecten (Creatieve filters)
81
Selecteer voor films de
afspeelsnelheid van de film.
Draai aan de knop z om de snelheid
te selecteren.
Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop om terug te keren naar
het opnamescherm en maak de opname.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van
1minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Zoomen is niet beschikbaar voor het opnemen van films.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Als u de richting van het kader wilt wijzigen in verticaal, drukt u in stap 2 op
de knoppen qr. Als u het kader wilt terugzetten in de horizontale richting,
drukt u op de knop op.
Als u het kader wilt wijzigen terwijl het in de horizontale richting staat, drukt u op
de knoppen op, en als u het kader wilt wijzigen wanneer het in de verticale
richting staat, drukt u op de knoppen qr.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van films is bij een verhouding van en bij
een verhouding van (p. 62). Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet
worden gewijzigd.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
82
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Selecteer een kleurtoon.
Draai de knop z om een kleurtoon
te selecteren.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Foto’s
Standaard Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Beeldeffecten (Creatieve filters)
83
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer .
Selecteer een kleurtoon.
Draai de knop z om een kleurtoon
te selecteren.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Opnamen maken in monochroom
Foto’s
Films
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Blauw Foto’s in blauw en wit.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
84
Kies één kleur die u wilt behouden en wijzig de andere kleuren in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer T.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop .
Het oorspronkelijke beeld en het beeld
waarop Kleur Accent is toegepast, worden
na elkaar weergegeven.
Standaard is groen de kleur die
behouden blijft.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader over de kleur die
moet worden behouden en druk op de knop
q
.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt behouden.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om het gamma aan te passen.
Kies een grote negatieve waarde als u alleen
de opgegeven kleur wilt behouden. Kies een
grote positieve waarde als u ook kleuren wilt
behouden die gelijk zijn aan de
opgegeven kleur.
Druk op de knop om terug te keren naar
het opnamescherm.
Opnamen maken met Kleur Accent
Foto’s
Films
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
In sommige opnamemodi kunnen beelden korrelig lijken en kleuren
kunnen anders zijn dan verwacht.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
85
U kunt de ene beeldkleur vervangen door een andere voordat u een opname
maakt. U kunt slechts één kleur vervangen.
Selecteer Y.
Volg stap 1–2 op p. 77 en selecteer Y.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop .
Het oorspronkelijke beeld en het beeld
waarop Kleur Wissel is toegepast,
worden na elkaar weergegeven.
Groen wordt standaard vervangen door grijs.
Geef de kleur op die u wilt
vervangen.
Plaats het middelste kader over de kleur
die u wilt vervangen en druk op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de nieuwe kleur op.
Plaats het middelste kader over de nieuwe
kleur en druk op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt vervangen.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om het gamma aan te passen.
Opnamen maken met Kleur Wissel
Foto’s
Films
Beeldeffecten (Creatieve filters)
86
Kies een grote negatieve waarde als u alleen
de opgegeven kleur wilt vervangen. Kies een
grote positieve waarde als u ook kleuren wilt
vervangen die gelijk zijn aan de
opgegeven kleur.
Druk op de knop om terug te keren naar
het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
In sommige opnamemodi kunnen beelden korrelig lijken en kleuren
kunnen anders zijn dan verwacht.
87
U kunt een korte film van een dag maken door foto’s te maken.
Voor iedere opname neemt de camera automatisch een filmclip uit de scène
op. Van alle clips die op die dag zijn opgenomen, wordt één bestand gemaakt.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 74 en selecteer .
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om een foto te maken.
Voordat u de opname maakt, neemt de
camera automatisch een clip op van
ongeveer 2–4 seconden.
Speciale modi voor andere doeleinden
Automatisch opnemen van clips (Filmsynopsis)
Foto’s
Films
Clips worden mogelijk niet opgenomen als u een foto maakt direct
nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus hebt
geselecteerd of de camera op andere wijze bedient.
De batterij gaat in deze modus minder lang mee dan in de modus
A, omdat voor iedere opname clips worden opgenomen.
Als u de camera bedient terwijl er een film wordt opgenomen,
worden de geluiden van de camera opgenomen in de film.
is en kan niet worden gewijzigd.
In de volgende gevallen worden clips opgeslagen als aparte filmbestanden,
zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de modus .
- Als het filmbestand 4 GB groot is of als er in totaal ongeveer 1 uur lang
is opgenomen
- Als een film is beveiligd (p. 154)
- Als een film is bewerkt (p. 171)
-
Wanneer de instellingen voor zomertijd (p. 19) of tijdzone zijn gewijzigd (p. 181)
- Als een nieuwe map wordt gemaakt (p. 179)
- Als de auteursrechtinformatie is gewijzigd of verwijderd (p. 183)
Enkele camerageluiden worden gedempt. Er worden geen geluiden afgespeeld
wanneer u de ontspanknop half indrukt, camerabediening gebruikt of de
zelfontspanner instelt (p. 175).
Films die u hebt gemaakt in de modus , kunt u op datum (p. 149) bekijken.
Speciale modi voor andere doeleinden
88
Als de camera een glimlach detecteert, wordt automatisch een opname
gemaakt, zelfs wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
Selecteer .
Volg de stappen 1 en 2 op p. 74 en kies .
Druk vervolgens op de knop .
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om te selecteren. Druk vervolgens op
de knop .
De camera gaat nu in stand-by voor opname en
op het scherm verschijnt [Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en wordt
een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p om
de detectie te hervatten.
Automatisch opnemen na gezichtsdetectie
(Smart Shutter)
Automatisch opnemen na glimlachdetectie
Foto’s
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken zoals gebruikelijk door gewoon de ontspanknop
in te drukken.
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is
gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen op nadat u in
stap 1 hebt gekozen. [Knipperdetectie] (p. 70) is alleen beschikbaar voor
de laatste opname.
Speciale modi voor andere doeleinden
89
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd.
Selecteer .
Volg de stappen 1 en 2 op p. 74 en kies .
Druk vervolgens op de knop .
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop .
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht van de persoon
die gaat knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
De camera gaat nu in stand-by voor opname en
op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto].
Het lampje knippert en u hoort het geluid van
de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De camera maakt de foto ongeveer
twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd van de persoon waarvan
het gezicht in het kader valt.
Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
De knipoogdetectie gebruiken
Als de knipoog niet wordt gedetecteerd, knipoog dan nogmaals langzaam en opzettelijk.
Knipogen is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren, een hoed of
een bril.
Als beide ogen tegelijk worden gesloten en geopend, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
Wanneer geen knipoog wordt gedetecteerd, maakt de camera ongeveer 15 seconden
later een foto.
Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen
op
nadat u in stap 1
hebt gekozen. [Knipperdetectie] (p. 70) is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Als er geen personen aanwezig zijn in het opnamegebied wanneer de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in het
opnamegebied komt en knipoogt.
Speciale modi voor andere doeleinden
90
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht van
een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt (p. 114).
Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een vergelijkbare foto
wilt staan.
Selecteer .
Volg de stappen 1 en 2 op p. 74 en kies .
Druk vervolgens op de knop .
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop .
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop is
scherpgesteld en of er witte kaders rond de
andere gezichten worden weergegeven.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
De camera gaat nu in stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid van
de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar
de camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht detecteert,
knippert het lampje en het geluid van de
zelfontspanner versnelt. (Wanneer de flitser
afgaat, blijft het lampje branden.) De camera
maakt ongeveer twee seconden later
een opname.
Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een opname.
Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen op nadat u in
stap 1 hebt gekozen. [Knipperdetectie] (p. 70) is alleen beschikbaar voor de
laatste opname.
Speciale modi voor andere doeleinden
91
U kunt een serie opnamen maken die elkaar snel opvolgen door de
ontspanknop volledig in te drukken. Zie
“Specificaties” (p. 36)
voor meer
informatie over de snelheid van continu-opnamen en het maximumaantal
continue opnamen.
HQ: High Quality (hoge kwaliteit)
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 74 en selecteer .
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continu-opnamen te maken.
De camera stopt met opnamen maken
wanneer u de ontspanknop loslaat of als het
maximale aantal foto’s is bereikt, waarna
[Bezig] wordt weergegeven en de foto’s
worden getoond in de volgorde waarin u
ze hebt gemaakt.
Elke set met doorlopende beelden wordt behandeld als één groep, en alleen
het eerste beeld in die groep wordt weergegeven. Om aan te geven dat het
beeld onderdeel is van een groep, wordt weergegeven linksonder in
het scherm.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(High-speedburst HQ)
Foto’s
Focus, beeldhelderheid en kleur worden bij de eerste opname vastgesteld.
Het scherm is leeg terwijl u opnamen maakt.
Na het maken van continu-opnamen kan een vertraging optreden voordat
u opnieuw opnamen kunt maken. Afhankelijk van de geheugenkaart, kan een
vertraging optreden voordat u opnieuw opnamen kunt maken. U kunt het beste
Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de
zoompositie kan de opnamesnelheid afnemen.
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 158), worden alle andere
beelden in de groep ook gewist. Pas op bij het wissen van beelden.
Speciale modi voor andere doeleinden
92
Gegroepeerde beelden kunnen afzonderlijk (p. 150) en niet-gegroepeerd
worden afgespeeld (p. 150).
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 154), worden alle beelden in de
groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Beeld zoeken (p. 147) of Smart
Shuffle (p. 153), kunnen beelden afzonderlijk worden bekeken. In dit geval
worden beelden tijdelijk niet gegroepeerd.
Gegroepeerde beelden kunnen niet worden gemarkeerd als favoriet (p. 163),
bewerkt (pp. 161–170), in categorieën ingedeeld (p. 164), afgedrukt (p. 208) of
worden aangeduid als opstartbeeld (p. 176) en het aantal exemplaren voor
afdrukken kan niet worden ingesteld (p. 216). Speel de gegroepeerde beelden
afzonderlijk af (p. 150) of annuleer het groeperen (p. 150) om deze
bewerkingen uit te voeren.
Speciale modi voor andere doeleinden
93
Maak een opname van een groot onderwerp door verschillende opnamen
te maken vanuit verschillende posities en gebruik daarna de meegeleverde
software om de opnamen te combineren tot een panoramafoto.
Selecteer x of v.
Volg stap 1–2 op p. 74 en kies x of v.
Maak de eerste opname.
De eerste opname bepaalt de belichting en
de witbalans.
Maak extra foto’s.
Bepaal de compositie voor de tweede
opname zo dat het beeldgebied van de
eerste opname gedeeltelijk wordt overlapt.
Kleine verschillen in uitlijning van de
overlappende delen worden automatisch
gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van
de opnamen.
Maak maximaal 26 foto’s, op dezelfde manier
als waarop u de tweede foto maakte.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Gebruik de meegeleverde software
om beelden samen te voegen.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
instructies over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Foto’s
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm tijdens
het maken van opnamen (p. 193).
Als u AF lock wilt gebruiken, wijst u % toe aan de knop (p. 137).
94
Open de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Configureer de instellingen zo dat
ze passen bij de film (pp. 232–240).
Maak de opname.
druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de filmopname te stoppen.
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen of wijzigen
met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop om
de belichting te ontgrendelen.
Pas de belichting aan.
Kijk naar het scherm en draai aan de knop 7
om de belichting aan te passen.
Maak de opname.
Verschillende films opnemen
Films opnemen in de modus E
Films
Belichting vergrendelen of wijzigen voordat u een
opname maakt
Verschillende films opnemen
95
Maak filmopnamen die kunnen worden bewerkt met software of apparatuur
die compatibel is met iFrame. Via de meegeleverde software kunt u snel
iFrame-films bewerken, opslaan en beheren.
Selecteer .
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Druk op de knop m, kies E in het menu
en selecteer vervolgens (p. 46).
Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
Maak de opname.
iFrame-films opnemen
De resolutie is (p. 66) en kan niet worden gewijzigd.
iFrame is een videoformaat dat is ontwikkeld door Apple.
96
97
Modus G
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus
G
.
G: Programma automatische belichting; Automatische belichting:
Automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een andere
modus dan
G
, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is
(pp. 232–239).
Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van
uw voorkeur
4
98
U kunt vele functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
Selecteer de modus G.
Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 99–126) en maak een opname.
Opnamen maken in de modus Programma
automatische belichting (modus
G
)
Foto’s
Films
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer u de
ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de diafragmawaarden in
oranje weergegeven. Probeer de volgende instellingen aan te passen om
de juiste belichting te verkrijgen:
- Schakel de flitser in (p. 122)
- Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 101)
U kunt ook films opnemen in de modus G door op de filmknop te drukken.
Enkele H- en n-instellingen kunnen echter automatisch worden
aangepast voor filmopnamen.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het opnamebereik in
de modus G.
99
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 in een bereik van –3 tot +3.
Kijk naar het scherm en draai aan de
belichtingscompensatieknop om de
helderheid aan te passen.
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt
de focus en belichting afzonderlijk instellen.
Vergrendel de belichting.
Richt de camera met vergrendelde belichting
op het onderwerp waarvan u een opname wilt
maken en druk op de knop .
wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
Kies de compositie en maak
een opname.
Na één opname wordt AE ontgrendeld
en wordt niet langer weergegeven.
Belichting (Belichtingscompensatie)
De belichting aanpassen (Belichtingscompensatie)
Foto’s
Belichting vergrendelen (AE lock)
AE: Automatische belichting
Nadat u de belichting hebt vergrendeld, kunt u de combinatie van sluitertijd en
diafragmawaarde wijzigen door aan de knop 7 te draaien (Program Shift).
Belichting (Belichtingscompensatie)
100
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop , draai aan de knop 7
om de gewenste optie te selecteren en druk
nogmaals op de knop .
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Stel de meetmethode in op .
Volg de stap hierboven om te selecteren.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n en selecteer
[Spotmetingpunt] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [AF-Punt] (p. 47).
Het spotmetingpuntkader wordt nu
gekoppeld aan de verplaatsing van het
AF-kader (p. 116).
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief onderwerpen die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele beeldgebied.
Dit wordt berekend door de helderheid in het centrumgebied als
het belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het (spotmetingpuntkader) dat wordt
weergegeven in het midden van het scherm. U kunt het
spotmetingpuntkader ook koppelen aan het AF-kader.
Het spotmetingpuntkader aan het AF-kader koppelen
Niet beschikbaar wanneer [AF Frame] is ingesteld op [Gezichts-AiAF]
(p. 114) of [AF Tracking] (p. 117).
Belichting (Belichtingscompensatie)
101
Druk op de knop o, kies een optie (druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 7) en
druk op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
De maximale ISO-waarde wanneer de camera is ingesteld op kan worden
opgegeven in een bereik van .
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
[ISO autom. inst.] op het tabblad 4 en
druk vervolgens op de knop m (p. 47).
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch
aangepast aan de opnamemodus en –
omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in
de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis
in donkere kamers.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch ingestelde ISO-waarde wilt
bekijken wanneer de camera is ingesteld op .
Kiezen voor een lagere lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden wordt de kans wel groter dat
het onderwerp onscherp is.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen, wat
onscherpe onderwerpen vermindert en het flitserbereik vergroot. Foto’s kunnen
er echter wel korrelig uitzien.
Druk op de knop in het instellingenscherm om in te stellen.
De maximale ISO-waarde aanpassen
Belichting (Belichtingscompensatie)
102
Configureer de instelling.
Kies [Max ISO-waarde] en kies vervolgens
de gewenste optie (p. 47).
Kies uit drie gevoeligheidsniveaus voor .
Volg stap 1 in “De maximale ISO-waarde
aanpassen” (p. 101) om het
instellingenscherm te openen.
Kies [Snelheid inst.] en kies vervolgens
de gewenste optie (p. 47).
U kunt uit 3 niveaus van ruisreductie kiezen: [Standaard], [Hoog], [Laag].
Deze functie is met name effectief bij het maken van opnamen met hoge
ISO-waarden.
Kies een ruisreductieniveau.
Druk op de knop n, kies [Hoog ISO nr.]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie.
Gevoeligheid aanpassen
Als u op de knop n drukt terwijl u zich in het scherm met automatische
ISO-instellingen (p. 101) bevindt, wordt het scherm [ISO autom. inst.]
weergegeven.
Het niveau van ruisreductie wijzigen
(Hoog ISO-nummer)
Belichting (Belichtingscompensatie)
103
Steeds als u een opname maakt, worden drie opeenvolgende beelden
opgeslagen met verschillende belichtingsniveaus (standaardbelichting,
onderbelichting en overbelichting). U kunt de mate van onder- of
overbelichting aanpassen in stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2
(ten opzichte van standaardbelichting).
Selecteer .
Druk op de knop m, kies in het menu
en selecteer vervolgens (p. 46).
Configureer de instelling.
Druk op de knop n en pas de instelling
aan door te drukken op de knoppen qr of
door aan de knop 7 te draaien.
Auto Exposure-bracketing (AEB-modus)
AEB is alleen beschikbaar in de modus ! (pp. 24, 51).
Continu-opnamen maken (p. 110) is niet mogelijk in deze modus.
Wanneer belichtingscompensatie al in gebruik is (p. 99), wordt de opgegeven
waarde voor deze functie behandeld als het standaard belichtingsniveau voor
deze functie.
U kunt het instellingenscherm van stap 2 ook openen door te drukken op
de knop n wanneer het belichtingscompensatiescherm (p. 99)
wordt weergegeven.
Er worden drie opnamen gemaakt, ongeacht het in $ (p. 59) opgegeven aantal.
[Knipperdetectie] (p. 70) is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Belichting (Belichtingscompensatie)
104
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere gebieden
(zoals gezichten of achtergronden) worden getedecteerd en automatisch
worden aangepast aan de optimale helderheid.
Geef DR-correctie op om vervaagde highlights te vermijden.
Geef schaduwcorrectie op om beelddetails in schaduwen te behouden.
Kies uit drie correctiemethoden.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
Als de instelling is voltooid, wordt @
weergegeven.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie onnauwkeurig
zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt bestaande beelden ook corrigeren (p. 169).
U kunt de camera ook zo instellen dat u door te draaien aan de knop z of 7
de instellingen voor DR-correctie of schaduwcorrectie aanpast (p. 135).
DR-correctie (Dynamic Range-correctie)
Met en wordt de ISO-waarde teruggezet op wanneer
u probeert een hogere waarde in te stellen dan .
Met wordt de ISO-waarde teruggezet op wanneer u probeert
een lagere waarde in te stellen dan .
Met wordt de ISO-waarde teruggezet op wanneer u probeert
een lagere waarde in te stellen dan .
Belichting (Belichtingscompensatie)
105
Druk op de knop m, kies in het menu,
druk op de knop n en selecteer
(p. 46).
Als de instelling is voltooid, wordt @
weergegeven.
Het ND-filter reduceert de lichtintensiteit tot 1/8 (gelijk aan 3 stops) van het
werkelijke niveau, zodat u opnamen met langere sluitertijden en kleinere
diafragmawaarden kunt maken.
Druk op de knop m, kies in het menu
en selecteer vervolgens (p. 46).
Schaduwcorrectie
Het ND-filter gebruiken
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen. Stel in dit
geval [IS modus] in op [Uit] (p. 126).
106
Door de witbalans (WB) aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Kleur- en continu-opnamen maken
De witbalans aanpassen
Foto’s
Films
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schaduw of in de
schemering.
Lamplicht
Voor opnamen bij normaal lamplicht (gloeilampen) en dezelfde
kleur TL-verlichting.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit, koelwit of dezelfde kleur
TL-verlichting.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht TL-verlichting an dezelfde kleur
TL-verlichting.
Flitser Voor het maken van opnamen met de flitser.
Onderwater
Hiermee stelt u de optimale witbalans in voor opnamen onder
water. Vermindert het blauw voor natuurlijke ogende kleuren.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste witbalans
(p. 107).
h
S
Kleur- en continu-opnamen maken
107
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de witbalans
in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen in “De witbalans aanpassen”
(p. 106) uit om of te selecteren.
Richt de camera op een effen wit onderwerp,
zodat het hele scherm wit is. Druk op de
knop .
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
U kunt de witbalans handmatig aanpassen. Deze aanpassing kan
overeenkomen met effect dat u zou krijgen bij gebruik van een in de winkel
verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter.
Configureer de instelling.
Voer de stappen in “De witbalans aanpassen”
(p. 106) uit om de witbalansoptie te kiezen.
Draai aan de knop z en pas het
correctieniveau voor B en A aan.
Configureer geavanceerde
instellingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt
configureren, drukt u op de knop n en
draait u aan de knop z of 7 om het
correctieniveau aan te passen.
Druk op de knop om het correctieniveau
te herstellen.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
Aangepaste witbalans
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camerainstellingen
wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
De witbalans handmatig corrigeren
Kleur- en continu-opnamen maken
108
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
De camera blijft de witbalanscorrectieniveaus behouden, zelfs
wanneer u omschakelt naar een andere witbalansoptie in stap 1,
maar de correctieniveaus worden hersteld wanneer u aangepaste
witbalansgegevens vastlegt.
B: blauw; A: geel; M: magenta; G: groen
Eén niveau van de blauw/amber-correctie staat gelijk aan ongeveer zeven mireds
van een kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: eenheid voor kleurtemperatuur
die de densiteit van een kleurtemperatuurconversiefilter weergeeft.)
U kunt de camera zo instellen dat het aanpassingenscherm voor B en A kan
worden geopend door aan de knop z te draaien (p. 135).
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto’s
Films
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, voor zachte beelden.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto’s
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Blauw, Levendig
Groen en Levendig Rood gecombineerd om intense maar
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia’s.
Lichtere huidtint Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder huidtint Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Kleur- en continu-opnamen maken
109
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging en
rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1–5.
Open het instellingenscherm.
Voer de stappen in “De kleurtoon van een
beeld wijzigen (My Colors)” (p. 108) uit om
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop n.
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en geef de waarde op door te
drukken op de knoppen qr of te draaien
aan de knop 7.
Pas de waarde naar rechts aan voor
sterkere/intensere effecten (of donkerdere
huidtinten), en pas de waarde naar links
aan voor zwakkere/lichtere effecten
(of lichtere huidtinten).
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden. Hierdoor
worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee,
levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden. Hierdoor
worden groene onderwerpen, zoals bergen en flora,
levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden. Hierdoor worden
rode onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (zie hieronder).
U kunt de witbalans (p. 106) niet instellen in de modi en .
Met de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten
worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk niet het
verwachte resultaat met sommige huidtinten.
Custom Kleur
Kleur- en continu-opnamen maken
110
Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om continu-opnamen te maken.
Configureer de instelling.
Druk op de knop m, kies in het menu
en kies de gewenste optie (p. 46).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Maak de opname.
Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt
om continu-opnamen te maken.
* In de modus t (p. 76), AF lock (p. 120) of de modus voor handmatig scherpstellen
(p. 112) verandert in .
* Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over de snelheid van continu-opnamen
in elke modus.
Continu-opnamen maken
Foto’s
Modus Beschrijving
Continu
Continu-opnamen maken, met de focus en belichting vastgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Continue
Opname AF
Continu-opnamen maken en scherpstellen.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum] en kan niet worden gewijzigd.
Continue
Opname LV*
Continu-opnamen maken, met de focus vastgezet in de stand die
in handmatig scherpstellen is vastgesteld. In de modus t wordt
de focus bij de eerste opname vastgesteld.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 58) of
[Knipperdetectie] (p. 70).
Opnamen maken kan tijdelijk stoppen of continu-opnamen maken
kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden,
camerainstellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
W
111
U kunt opnemen met vooraf ingestelde brandpuntafstanden van 28 mm,
35 mm, 50 mm, 85 mm, 100 mm of 112 mm (equivalent aan 35 mm). Dit is
handig als u met de beeldhoek van deze brandpuntafstanden wilt opnemen.
Wijs toe aan de knop
z
(p. 134).
Kies een brandpuntsafstand.
Draai de knop z rechtsom tot deze klikt, om
de brandpuntafstand te wijzigen van 28 mm
in 35 mm. Blijf aan de knop z draaien om
de brandpuntafstand bij elke klik te vergroten
naar respectievelijk 50 mm, 85 mm, 100 mm
en 112 mm.
Stel de camera in op e om de scherpte te beperken tot onderwerpen die zich
dichtbij bevinden. Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het
scherpstelbereik.
Druk op de knop q , kies e (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 7) en druk
op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt e
weergegeven.
Opnamebereik en scherpstellen
Opnemen met vooraf ingestelde
brandpuntsafstanden (Trapsgewijs zoomen)
Foto’s
Films
Stapsgewijs zoomen is niet beschikbaar tijdens het opnemen
van films, zelfs niet als u de knop z draait.
Als u bij het gebruik van de digitale zoom (p. 57) de knop z rechtsom draait,
heeft dit geen invloed op de zoomfactor. Als u de knop z echter linksom
draait, wordt de brandpuntafstand ingesteld op 112 mm.
Close-ups maken (macro)
Foto’s
Opnamebereik en scherpstellen
112
Gebruik handmatig scherpstellen wanneer automatisch scherpstellen niet
mogelijk is. U kunt de algemene focuspositie opgeven en dan de
ontspanknop half indrukken om de camera de optimale scherpstelpositie
te laten vastleggen die het dichtst bij de door u opgegeven positie ligt.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het scherpstelbereik.
Selecteer .
Druk op de knop q , kies (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 7) en druk
vervolgens op de knop m.
en de MF-indicator worden weergegeven.
Geef de algemene focuspositie op.
Draai aan de knop 7 om de algemene
focuspositie op te geven, verwijzend naar
de MF-indicatorbalk op het scherm (die de
afstand en de focuspositie laat zien) en
het vergrote beeldgebied.
Pas de focus verder aan.
Druk de ontspanknop half in om de camera
de focuspositie verder te laten afstellen
(Veiligheids MF).
U kunt de focus ook verder afstellen door
op de knop te drukken.
Als u flitst, kan vignetvorming optreden.
Zorg dat u de lens niet beschadigt.
In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt e
grijs en de camera stelt niet scherp.
Om camerabeweging te voorkomen plaatst u de camera op een statief en
neemt u opnamen met de camera ingesteld op [ (p. 59).
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
Foto’s
Films
MF-indicator
Opnamebereik en scherpstellen
113
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,5x
of 1,9x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd hoger is
dan wannneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale zoom) in
dezelfde zoomfactor.
Druk op de knop n, kies [Digitale Zoom]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 47).
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
De modus of de grootte van het AF-kader kan niet worden gewijzigd
tijdens handmatig scherpstellen (p. 114). Als u de modus of de
grootte van het AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus
voor handmatig scherpstellen.
Scherpstellen is mogelijk bij gebruik van digitale zoom (p. 57) of de
digitale tele-converter, of bij gebruik van een tv als beeldscherm
(p. 193), maar de vergrote weergave zal niet verschijnen.
U kunt de camera op een statief plaatsen om deze te stabiliseren en
nauwkeuriger scherp te stellen.
Druk op de knop n en stel [MF-Punt Zoom] op het tabblad 4 in op [Uit]
(p. 47) om het vergrote beeldgebied te verbergen.
Druk op de knop n en stel [Veiligheids MF] op het tabblad 4 in op [Uit]
(p. 47) om automatisch scherpstellen verder afstellen wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt uit te schakelen.
Digitale Tele-converter
Foto’s
Films
Beelden zien er korrelig uit bij een resolutie (p. 63) van of .
In dit geval wordt de zoomfactor in het blauw weergegeven.
De digitale tele-converter kan niet worden gebruikt met digitale zoom
(p. 57) en AF-puntzoom (p. 69).
De digitale tele-converter is alleen beschikbaar bij de verhouding .
Opnamebereik en scherpstellen
114
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop n, kies [AF Frame]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 47).
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit kader
weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als hoofdonderwerp
wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders worden weergegeven rond
andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [1.9x] zijn
42,0–168 mm en 53,2–213 mm (in equivalent van 35mm-film).
De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop helemaal naar i
duwt voor een maximale telelensinstellin, en wanneer u inzoomt om het
onderwerp te vergroten tot hetzelfde formaat na stap 2 op p. 57.
De modus AF Frame wijzigen
Foto’s
Films
Gezichts-AiAf
Foto’s
Films
Opnamebereik en scherpstellen
115
Eén AF-kader wordt weergegeven. Effectief voor betrouwbaar scherpstellen.
Met [FlexiZone] kunt u de positie en grootte van het AF-kader wijzigen (p. 116).
De focus en belichting worden vergrendeld zolang u de ontspanknop half
ingedrukt houdt. U kunt naar wens beelden herschikken voordat u de opname
maakt. Deze functie wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Richt de camera zo dat het onderwerp
gecentreerd is en druk de ontspanknop half in.
Controleer of het rond het onderwerp
weergegeven AF-kader groen is.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er alleen
grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, worden
maximaal negen groene kaders weergegeven in de scherpgestelde
gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF
(p. 118) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden
van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en profil, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identificeren als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
FlexiZone/Centrum
Een geel AF-kader wordt weergegeven met als de camera niet
kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
AF-puntzoom (p. 69) is niet mogelijk.
Beelden herschikken wanneer de focus is vergrendeld.
Foto’s
Foto’s
Opnamebereik en scherpstellen
116
Herschik de compositie.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en
beweeg de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.
Wanneer u de positie of afmeting van het AF-kader wilt wijzigen, stelt u de
modus AF Frame in op [FlexiZone] (p. 115).
Bereid u voor om het AF-kader
te verplaatsen.
Druk op de knop . Het AF-kader
wordt oranje.
Wijzig de positie en afmeting van
het AF-kader.
Draai aan de knop 7 om het AF-kader te
verplaatsen, of druk op de knoppen opqr
om het kader over een kleinere afstand
te verplaatsen.
Als u de knop ingedrukt houdt, keert het
AF-kader terug naar de oorspronkelijke positie
in het midden.
Druk op de knop n om de afmeting van
het AF-kader te verkleinen. Druk opnieuw
op de knop om terug te keren naar de
oorspronkelijke afmeting
Voltooi de instellingen.
Druk op de knop .
Positie en afmeting van AF-kaders wijzigen (FlexiZone)
Foto’s
AF-kaders worden weergegeven in de normale afmeting wanneer u de
digitale zoom (p. 57) of digitale tele-converter (p. 113) gebruikt, en in
de modus voor handmatig scherpstellen (p. 112).
U kunt het spotmetingpuntkader ook koppelen aan het AF-kader (p. 100).
Opnamebereik en scherpstellen
117
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen in “De modus AF Frame
wijzigen” (p. 114) uit om [AF Tracking] te
selecteren.
wordt weergegeven in het midden van
het scherm.
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het gewenste
onderwerp valt en druk op de knop .
De camera piept en verschijnt zodra het
onderwerp is gedetecteerd. De camera blijft
het onderwerp binnen een bepaald bereik
volgen, zelfs als het onderwerp beweegt.
wordt weergegeven waneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
Druk nogmaals op de knop om het
volgen te stoppen.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. verandert in
een blauw dat het onderwerp volgt terwijl
de focus en belichting worden aangepast
(Servo AF) (p. 118).
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt, wordt
nog steeds weergegeven en blijft de camera
het onderwerp volgen.
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking)
Foto’s
Opnamebereik en scherpstellen
118
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en de
belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [Servo AF]
op het tabblad 4 en kies [Aan]. (p. 47).
Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden als
het blauwe AF-kader wordt weergegeven
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
[Servo AF] is ingesteld op [Aan] en kan niet worden gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar.
e is niet beschikbaar.
De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop half
ingedrukt houdt zonder op de knop te drukken. Nadat u de opname maakt,
wordt weergegeven in het midden van het scherm.
Opnamen maken met Servo AF
Foto’s
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk
niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders mogelijk
niet geactiveerd (en worden mogelijk niet blauw) wanneer u de
ontspanknop half indrukt. In dat geval worden de focus en belichting
ingesteld overeenkomstig de opgegeven modus voor AF Frame.
Als er geen passende belichting kan worden gemaakt, worden de
sluitertijden en de diafragmawaarden in oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 58).
Opnamebereik en scherpstellen
119
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant
scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer de
ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera beperken
tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop n, kies [Continu] op het
tabblad 4 en kies [Uit] (p. 47).
U kunt een opname maken nadat u een bepaald gezicht hebt geselecteerd
waarop moet worden scherpgesteld.
Stel het AF-kader in op
[Gezichts-AiAf] (p. 114).
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht en druk op
de knop .
Nadat [Gezichtsselectie: aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een
gezichtskader rond het gezicht dat wordt
gedetecteerd als hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen een
bepaald bereik.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt niet.
De focusinstelling veranderen
Foto’s
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte
fotokansen mist, doordat de camera continu
scherpstelt op onderwerpen totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat de batterij minder snel leeg is.
Een persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichtsselectie)
Foto’s
Opnamebereik en scherpstellen
120
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop als u het gezichtskader
wilt verplaatsen naar een ander
gedetecteerd gezicht.
Wanneer het kader alle herkende gezichten
is langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie: uit]
weergegeven en wordt het opgegeven
scherm voor de modus AF Frame opnieuw
weergegeven.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. Nadat de
camera heeft scherpgesteld, verandert
in .
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
De focus is nu vergrendeld en en de
MF-indicator verschijnen op het scherm.
Als u de focus wilt ontgrendelen nadat u de
ontspanknop hebt losgelaten, drukt u
opnieuw op de knop q en kiest u (druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 7.
Kies de compositie en maak
een opname.
Opnamen maken met AF lock
Foto’s
Films
Opnamebereik en scherpstellen
121
Steeds als u een opname maakt, worden drie opeenvolgende beelden
opgeslagen, waarbij het eerste beeld wordt genomen met de
brandpuntsafstand die u handmatig hebt ingesteld en de andere met
brandpuntsafstanden die verder weg en dichter bij liggen, die vooraf zijn
ingesteld. De afstand van de opgegeven focus kan worden ingesteld in
drie niveaus.
Selecteer .
Druk op de knop m, kies in het menu
en selecteer vervolgens (p. 46).
Configureer de instelling.
Druk op de knop n en pas de instelling
aan door te drukken op de knoppen qr of
door aan de knop 7 te draaien.
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
Foto’s
Focusbracketing is alleen beschikbaar in de modus ! (pp. 24, 51).
Continu-opnamen maken (p. 110) is niet mogelijk in deze modus.
U kunt ook het instellingenscherm in stap 2 openen door te kiezen in stap 1
op p. 112 en direct op de knop n te drukken.
Er worden drie opnamen gemaakt, ongeacht het in $ (p. 59) opgegeven aantal.
[Knipperdetectie] (p. 70) is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
122
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
Zie “Flitsbereik” (zie “Specificaties” (p. 36)) voor meer informatie over het
bereik van de flitser.
Klap de flitser uit.
Verschuif de schakelaar .
Configureer de instelling.
Druk op de knop r, kies h (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 7) en druk
op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt h
weergegeven.
Met deze optie wordt geflitst om de helderheid van het hoofdonderwerp
(zoals mensen) te verbeteren terwijl de camera opnamen maakt met een
korte sluitertijd, zodat de helderheid wordt verbeterd van de achtergrond
buiten het flitsbereik.
Zie “Flitsbereik” (zie “Specificaties” (p. 36)) voor meer informatie over het
bereik van de flitser.
Klap de flitser uit.
Verschuif de schakelaar .
Configureer de instelling.
Druk op de knop r, kies Z (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 7) en druk
op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt Z
weergegeven.
Flitser
Flitser activeren
Foto’s
Als de flitser is ingeklapt, wordt het instellingenscherm niet
weergegeven zelfs niet als u op de knop
r
drukt. Verschuif de
schakelaar om de flitser uit te klappen en configureer de instelling.
Opnamen maken met Slow sync
Flitser
123
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Net als bij de normale belichtingscompensatie (p. 99) kunt u de flitsbelichting
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Klap de flitser uit, druk op de knop r en draai
onmiddellijk aan de knop z om het
compensatieniveau te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt X
weergegeven.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen. Stel in dit
geval [IS modus] in op [Uit] (p. 126).
Als de flitser is ingeklapt, wordt het instellingenscherm niet
weergegeven zelfs niet als u op de knop
r
drukt. Verschuif de
schakelaar om de flitser uit te klappen en configureer de instelling.
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera tijdens het flitsen
automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan om vervaagde highlights te
verminderen en opnamen te maken met een optimale belichting. U kunt
automatische aanpassing van sluitertijd of diafragmawaarde echter
uitschakelen door n (p. 47) te openen en [Veiligheids FE] in
[Flitsbesturing] op het tabblad 4 in te stellen op [Uit].
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door X te kiezen in het
menu FUNC. (p. 46) of door n (p. 47) te openen en te kiezen voor [Flitsbel.
comp.] in [Flitsbesturing] op het tabblad 4.
U kunt het scherm [Func.inst. interne flitser] n ook als volgt openen
(behalve wanneer een externe flitser (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera
is aangesloten).
- Houd de knop r minimaal één seconde ingedrukt.
- Wanneer de flitser is uitgeklapt, drukt u op de knop r en direct daarna op
de knop n.
Flitser
124
Net als met de AE lock (
p. 99
) kunt u de belichting vergrendelen voor
het maken van opnamen met de flitser.
Klap de flitser uit en stel deze in
op h (p. 122).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera met vergrendelde belichting
op het onderwerp waarvan u een opname wilt
maken en druk op de knop .
De flitser gaat af en wanneer wordt
weergegeven, blijf het flitsuitvoerniveau
behouden.
Kies de compositie en maak
een opname.
Na één opname wordt FE ontgrendeld
en wordt niet meer weergegeven.
Wijzig de timing van de flitser en de sluiter als volgt.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n, kies [Flitsbesturing]
op het tabblad 4 en druk vervolgens op de
knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Kies [Sluiter sync.] en kies vervolgens de
gewenste optie (p. 47).
Opnamen maken met FE-lock
FE: Flitsbelichting
De flitstiming wijzigen
1e
gordijn
De flitser flitst direct nadat de sluiter
opengaat.
2e
gordijn
De flitser flitst direct voordat de sluiter
dichtgaat.
125
RAW-beelden bestaan uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo
goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door interne beeldverwerking van de
camera. Gebruik de meegeleverde software om RAW-beelden naar wens aan
te passen met minimaal kwaliteitsverlies.
Druk op de knop m, kies in het menu en
kies de gewenste optie (p. 46).
RAW-beelden opnemen
Foto’s
Hiermee neemt u JPEG-beelden op. JPEG-beelden worden in de camera verwerkt
voor optimale beeldkwaliteit en gecomprimeerd om de bestandsgrootte te
verkleinen. Dit compressieproces is echter onomkeerbaar en beelden kunnen niet
kunnen worden teruggebracht naar de oorspronkelijke, onbewerkte staat.
Beeldbewerking kan ook een klein verlies aan beeldkwaliteit veroorzaken.
Hiermee neemt u RAW-beelden op. RAW-beelden bestaan uit onbewerkte
gegevens die zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door
beeldverwerking van de camera. De gegevens kunnen in deze indeling niet
worden bekeken of afgedrukt via een computer. Gebruikt eerst de meegeleverde
software (Digital Photo Professional) om beelden te converteren naar normale
JPEG- of TIFF-bestanden. Beelden kunnen worden aangepast met een minimaal
verlies aan beeldkwaliteit.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over resolutie en het aantal foto’s dat op
een kaart past.
Bij elke opname worden er twee beelden vastgelegd: een RAW-beeld en een
JPEG-beeld.
Het JPEG-beeld kunt u afdrukken of bekijken via een computer zonder de
meegeleverde software te gebruiken.
Gebruik altijd de meegeleverde software voor de overdracht naar een
computer van RAW-beelden (of RAW- en JPEG-beelden samen) (p. 28).
Digitale zoom (p. 57), datumstempels (p. 60) en rode-ogencorrectie
(p. 64) zijn ingesteld op [Uit] in de modi en . Bovendien zijn de
instellingen voor i-Contrast (p. 169), My Colors (p. 108) en het
ruisreductieniveau (p. 102) niet beschikbaar.
De instelling voor de verhouding (p. 62) wordt alleen toegepast bij JPEG-beelden.
RAW-beelden worden altijd opgenomen met een verhouding van .
Als u -beelden wilt wissen, selecteert u het -beeld en drukt u op de knop p
(p. 158). Kies uit [Wissen ], [Wissen JPEG], of [Wissen +JPEG] om het beeld
te wissen.
De bestandsextensie voor JPEG-beelden is .JPG en de extensie voor
RAW-beelden is .CR2.
126
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad 4 en druk
op de knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Kies [IS modus] en kies vervolgens de
gewenste optie (p. 47).
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor
filmopnamen.
Overige instellingen
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto’s
Films
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de
opnameomstandigheden wordt
automatisch toegepast (Intelligent IS)
(p. 55).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Uit Schakelt de beedstabilisatie uit.
Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om de camera stil te houden. Stel in dit geval [IS modus] in op [Uit].
Overige instellingen
127
Powered IS vermindert subtiele camerabewegingen die kunnen optreden
wanneer films worden opgenomen met een telelens. Het is echter mogelijk
dat deze optie niet het verwachte resultaat geeft bij flinke camerabewegingen
die kunnen optreden wanneer u lopend opneemt of de camera beweegt om
een bewegend onderwerp te volgen. In dit geval stelt u Powered IS in op [Uit].
Voer de stappen in “Instellingen van de
IS-modus wijzigen” (p. 126) uit om het
scherm [IS-instellingen] te openen.
Kies [Powered IS] en selecteer [Uit] (p. 47).
Powered IS uitschakelen
Films
De instellingen voor [Powered IS] worden niet toegepast als
[IS modus] is ingesteld op [Uit].
128
129
Tv-, Av-, M-, C1-, C2-modus
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
betreffende modus.
Maak slimmer geraffineerde opnamen en pas de
camera aan uw favoriete opnamestijl aan
5
130
Stel de gewenste sluitertijd in voordat u met het opnemen begint. Op de
camera wordt de diafragmawaarde automatisch aangepast aan de
ingestelde sluitertijd.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over de beschikbare sluitertijden.
Open de modus M.
Stel het programmakeuzewiel in op M.
Stel de sluitertijd in.
Draai aan de knop z om de sluitertijd in
te stellen.
Specifieke sluitertijden (Tv-modus)
Foto’s
Bij een lange sluitertijd treedt een vertraging op voordat u opnieuw
een foto kunt maken, omdat de camera de beelden verwerkt om ruis
te voorkomen.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt
en opnamen maakt met een statief (p. 126).
De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een flitser
is 1/2.000 seconde.
Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de sluitertijd voordat
u opnamen kunt maken automatisch ingesteld op 1/2.000 seconde.
Als de instellingen anders zijn dan de standaard
belichtingsinstellingen wanneer u de ontspanknop half indrukt,
worden de diafragmawaarden oranje weergegeven. Pas de sluitertijd
aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. U kunt ook
Safety Shift gebruiken (p. 131).
M: tijdwaarde
U kunt de camera ook zo instellen dat u door aan de knop 7 te draaien de
sluitertijd wijzigt (p. 135).
131
Stel de gewenste diafragmawaarde in voordat u met het opnemen begint.
Op de camera wordt de sluitertijd automatisch aangepast aan de ingestelde
diafragmawaarde.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over de beschikbare
diafragmawaarden.
Open de modus B.
Stel het programmakeuzewiel in op B.
Stel de diafragmawaarde in.
Draai aan de knop z om de
diafragmawaarde in te stellen.
Specifieke diafragmawaarden (Av-modus)
Foto’s
Als de instellingen anders zijn dan de standaard
belichtingsinstellingen wanneer u de ontspanknop half indrukt,
worden de sluitertijden oranje weergegeven. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven.
U kunt ook Safety Shift gebruiken (zie hieronder).
B: diafragmawaarde (de grootte van de irisopening in de lens)
Ter voorkoming van belichtingsproblemen in de modus M en B kan de
sluitertijd of diafragmawaarde van de camera automatisch worden aangepast,
zelfs wanneer de standaard belichting niet op een andere manier kan worden
verkregen. Druk op de knop n en stel [Safety Shift] op het tabblad 4
in op [Aan] (p. 47).
Safety Shift is echter uitgeschakeld wanneer de flitser flitst.
U kunt de camera ook zo instellen dat u door de knop 7 te draaien
de diafragmawaarde wijzigt (p. 135).
132
Voer de volgende stappen uit voor het instellen van de sluitertijd en
diafragmawaarde van uw voorkeur voordat u opnamen maakt, zodat u de
gewenste belichting krijgt.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over beschikbare sluitertijden
en diafragmawaarden.
Open de modus D.
Stel het programmakeuzewiel in op D.
Configureer de instelling.
Draai aan de knop z om de sluitertijd in
te stellen en draai aan de knop 7 om de
diafragmawaarde in te stellen.
Het belichtingsniveauteken, gebaseerd
op de door u opgegeven waarde, wordt
weergegeven op de indicator van het
belichtingsniveau ter vergelijking met het
standaard belichtingsniveau.
Als het verschil ten opzichte van het
standaard belichtingsniveau groter is dan
2 stops, wordt het belichtingsniveauteken
oranje weergegeven. Als u de ontspanknop
half indrukt, wordt “–2” of “+2” rechtsonder
oranje weergegeven.
Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (M-modus)
Foto’s
Sluitertijd
Diafragma-
waarde
Standaard
belichtingsniveau
Belichtingsniveau
indicator
Belichtingsniveau
markering
Na het instellen van de sluiterijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt
de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. De helderheid
van het scherm wijzigt echter niet als de flitser is uitgeklapt en de
modus h is ingesteld.
Als u zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde automatisch wilt
laten aanpassen aan de standaardbelichting drukt u op de knop
terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Standaardbelichting is
in combinatie met bepaalde instellingen niet mogelijk.
Specifieke sluitertijden en diafragmawaarden (M-modus)
133
Maak een keuze uit de drie niveaus voor flitsuitvoer in de modus D.
Open de modus D.
Stel het programmakeuzewiel in op D.
Configureer de instelling.
Klap de flitser uit, druk op de knop r en draai
onmiddellijk aan de knop z om het
flitsoutputniveau te kiezen. Druk vervolgens
op de knop m.
Als de instelling is voltooid, wordt X
weergegeven.
D: Handmatig
De standaardbelichting wordt berekend op basis van de opgegeven
lichtmeetmethode (p. 100).
U kunt de camera ook zo instellen dat u de sluitertijd wijzigt door aan de knop
7 te draaien en de diafragmawaarde wijzigt door aan de knop z te draaien
(p. 135).
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt de flitsuitvoer ook instellen door X te kiezen in het menu FUNC. (p. 46)
of door n (p. 47) te openen en [Flits output] in [Flitsbesturing] te selecteren
op het tabblad 4.
In de modus M of B kunt u de flitsuitvoer instellen door n (p. 47) te
openen, [Flitsbesturing] te selecteren op het tabblad 4 en de optie [Flits mode]
in te stellen op [Handmatig].
U kunt het scherm [Func.inst. interne flitser] n ook als volgt openen
(behalve wanneer een externe flitser (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera
is aangesloten).
- Houd de knop r minimaal één seconde ingedrukt.
- Wanneer de flitser is uitgeklapt, drukt u op de knop r en direct daarna op
de knop n.
134
Pas naar wens aan welke informatie moet worden weergegeven in de
verschillende weergavemodi (u schakelt door op de knop p te drukken), en of
de informatie al dan niet moet worden weergegeven op het LCD-scherm of
in de zoeker.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n, selecteer
[Custom Display] op het tabblad 4 en druk
vervolgens op de knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Geselecteerde weergave-items worden
voorzien van .
In [LCD/Zoeker] (p. 45) kunt u aangeven of
deze informatie moet worden weergegeven of
verborgen op het LCD-scherm of in de zoeker
(u schakelt door op de knop p te drukken).
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om het scherm ( , of ) te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Voeg toe aan het pictogram als u deze
informatie in de weergavemodus wilt
verbergen (u opent deze modus door op de
knop p te drukken). U kunt de huidige
weergavemodus niet wijzigen.
De geselecteerde items (voorzien van )
worden opgenomen in de weergave.
Aanpassing voor opnamestijlen
Weergegeven informatie wijzigen
Foto’s
Films
Opname Info Weergave van opname-informatie (p. 228).
Raster Weergave van een referentieraster.
Digitale horizon Weergave van de digitale horizon (p. 68).
Histogram Weergave van een histogram (p. 144) in de modi G, M, B en D.
Aanpassing voor opnamestijlen
135
U kunt voor elke opnamemodus veelgebruikte functies toewijzen aan
de controleknop en de knop aan de voorkant.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n, selecteer
[Func. z7 inst.] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een item
te kiezen.
Voor het configureren van de instellingen
drukt u op de knoppen op, selecteert u een
item (druk op de knoppen opqr of draai
aan de knop 7). Draai vervolgens aan de
knop z om de functie te wijzigen.
De instellingen worden niet opgeslagen als u de ontspanknop half
indrukt en teruggaat naar het opnamescherm vanaf het scherm met
instellingen voor aangepaste weergaven.
U kunt ook grijs weergegeven items opgeven. Mogelijk worden deze
echter niet weergegeven in bepaalde opnamemodi.
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Functies toewijzen aan de controleknop
en de knop aan de voorkant
Foto’s
Films
Aanpassing voor opnamestijlen
136
De functies die u kunt toewijzen aan de controleknop en de knop aan de
voorkant variëren afhankelijk van de opnamemodus. In het
instellingenscherm kunt u het schakelen tussen verhoudingen (p. 62),
witbalanscorrectie (p. 106), trapsgewijs zoomen (p. 111) of i-Contrast
(p. 169) toewijzen aan modi die met worden aangeduid in de
onderstaande tabel.
B: diafragmawaarde (p. 131); M: sluitertijd (p. 130)
Toewijsbare functies
Item
Opnamemodus
D B M G
Knop 1 voorkant
zMBM
7B,
Knop 2 voorkant
zBBM
7M,
Controleknop
z
7M, BB M
Als er meerdere functies zijn toegewezen aan de knop 7, drukt u op de knop
om tussen de functies te schakelen.
Aanpassing voor opnamestijlen
137
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n, selecteer
[Snelkiesknop] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m (p. 47).
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 7 om een functie te selecteren
die u wilt toewijzen. Druk vervolgens op
de knop m.
Gebruik de toegewezen functie
naar behoefte.
Druk op de knop om de toegewezen
functie in te schakelen.
Functies toewijzen aan de knop
Foto’s
Films
Selecteer als u de standaardinstellingen wilt terugzetten.
Als er pictogrammen worden weergegeven met is deze functie niet
beschikbaar in de huidige opnamemodus of onder de huidige
functieomstandigheden.
Als de functie of in gebruik is, worden telkens wanneer u op de knop
drukt gegevens over de witbalans (p. 107) weergegeven en worden de
instellingen voor de witbalans gewijzigd in of .
Als de functie % in gebruik is, wordt bij elke druk op de knop de
scherpstelling aangepast en vergrendeld en wordt % weergegeven op
het scherm.
Als u op de knop drukt terwijl de functie in gebruik is, wordt de weergave
van het scherm uitgeschakeld. Probeer een van de volgende oplossingen om
de weergave te herstellen:
- Druk op een willekeurige knop (behalve de ON/OFF-knop).
- Houd de camera in een andere stand.
- Klap het scherm uit en in.
- Klap de flitser uit en in.
Aanpassing voor opnamestijlen
138
Sla opnamemodi en uw geconfigureerde functie-instellingen die u veel
gebruikt, op zodat u ze kunt hergebruiken. Zet het programmakeuzewiel in de
stand of als u de opgeslagen instellingen later wilt openen. Zelfs als
u van opnamemodus wisselt of de camera uitschakelt, worden instellingen die
normaal gesproken worden gewist (zelfontspanner, enzovoort), opgeslagen.
Opnamemodi (G, M, B en D)
Items die zijn ingesteld in de modi G, M, B of D (pp. 99–132)
Instellingen in het opnamemenu
Zoomposities
Handmatige scherpstelposities (p. 112)
Instellingen voor My Menu (p. 139)
Selecteer de opnamemodus met
instellingen die u wilt opslaan en
wijzig de instellingen naar wens.
Configureer de instelling.
Druk op de knop n, kies [Opslaan]
op het tabblad 4. Druk vervolgens op
de knop m.
Sla de instellingen op.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om de bestemming te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Opname-instellingen opslaan
Instellingen die kunnen worden opgeslagen
Foto’s
Aanpassing voor opnamestijlen
139
Sla maximaal vijf veelgebruikte opnamemenu’s als menu’s op het tabblad
op, zodat u vanuit één scherm direct toegang hebt tot al deze items.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n, selecteer [My Menu
inst.] op het tabblad en druk op de knop
m (p. 47).
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om [Select.Items] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om menu’s te selecteren die u wilt
opslaan (maximaal vijf). Druk vervolgens
op de knop m.
verschijnt.
Druk op de knop m als u niet wilt opslaan.
verdwijnt.
Druk op de knop n.
Als u opgeslagen instellingen (met uitzondering van de
opnamemodus) wilt bewerken, kiest u of en brengt u de
wijzigingen aan. Herhaal vervolgens stap 2 en 3. Deze instellingen
worden niet doorgevoerd in andere opnamemodi.
Als u informatie die u hebt opgeslagen in of wilt wissen en de
standaardwaarden wilt herstellen, draait u het programmakeuzewiel naar
of en selecteert u [Reset alle] (p. 185).
Veelgebruikte opnamemenu’s opslaan
(My Menu)
Foto’s
Films
Aanpassing voor opnamestijlen
140
Herschik indien gewenst de
volgorde van de menulijst.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 7 om [Sorteer] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om het menu te selecteren dat u wilt
verplaatsen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om de volgorde te veranderen en
druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n.
U kunt ook grijs weergegeven items in stap 2 opgeven. Mogelijk zijn
deze echter niet beschikbaar in bepaalde opnamemodi.
Druk op de knop n in de opnamemodus, selecteer [Standrd wrgave] en
druk op de knoppen qr om [Ja] te kiezen als u wilt dat My Menu direct
toegankelijk is.
141
Afspeelmodus
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te openen en de camera voor
te bereiden op deze handelingen.
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze
op tal van manieren doorbladeren en bewerken.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
6
142
Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Uw laatste opname wordt weergegeven.
Blader door uw beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt u op
de knop q of draait u de knop 7 naar links.
Als u het volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop r of draait u de knop 7
naar rechts.
Als u snel door uw opnamen wilt bladeren,
houdt u de knoppen qr ingedrukt. Het beeld
wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
U kunt ook snel aan de knop 7 draaien
om Beeld scrollen te starten. Draai in deze
modus aan de knop 7 om door uw opnamen
te bladeren.
Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op de
knoppen op om door beelden te bladeren
in de groepen van elke opnamedatum.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
. Ga naar stap 3 als u films wilt afspelen.
Bekijken
Foto’s
Films
Bekijken
143
Films afspelen
Druk op de knop m om naar het
filmbedieningspaneel te gaan, selecteer
(druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 7) en druk vervolgens nogmaals op
de knop m om het afspelen te starten.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om het volume aan
te passen.
Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop m als u het afspelen wilt
onderbreken. Het filmbedieningspaneel
wordt weergegeven. Als u het afspelen wilt
hervatten, drukt u op de knoppen qr of
draait u aan de knop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na de film verschijnt .
Als u vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus wilt gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
Voor afspelen vanaf het laatst bekeken beeld drukt u op de knop n,
selecteert u [Hervat] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Laatst gez].
Als u de overgang wilt wijzigen die tussen beelden wordt weergegeven, drukt
u op de knop n. Selecteer vervolgens [Overgang] op het tabblad 1
en gebruik de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren.
Bekijken
144
Druk op de knop p om andere informatie weer te geven op het scherm of
om de informatie te verbergen. Zie p. 228 voor meer details over de
weergegeven informatie.
*Wordt niet weergegeven voor films.
In de uitgebreide informatieweergave knipperen de vervaagde highlights van
het beeld op het scherm.
De grafiek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave is een histogram dat de
distributie van de helderheid in het beeld
toont. Op de horizontale as staat de
helderheidsgraad en de verticale geeft aan
welk gedeelte van het beeld zich op elk
helderheidsniveau bevindt. Het histogram
bekijken is een manier om de belichting
te controleren.
U kunt het histogram ook openen tijdens het
maken van opnamen (pp. 134, 230).
Schakelen tussen weergavemodi
Foto’s
Films
U kunt ook schakelen tussen weergavemodi door direct nadat u de opname
hebt gemaakt op de knop p te drukken terwijl de opname wordt weergegeven.
De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. Als u de
oorspronkelijke weergavemodus wilt wijzigen, drukt u op de knop n
en selecteert u [Terugkijken] op het tabblad 4 (p. 72).
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
Histogram
Hiermee kunt u de
scherpstelling
controleren (p. 145)*
Uitgebreide
informatieweergave
Geen informatie
weergegeven
Korte
informatieweergave
Helder
Donker
Hoog
Laag
Bekijken
145
Als u op de knop o in de uitgebreide
informatieweergave drukt, verschijnt een
RGB-histogram. Het RGB-histogram toont de
distributie van de tinten rood, groen en blauw
in een beeld. De horizontale as toont de
helderheidsgraad van R, G of B en de
verticale as geeft aan welk gedeelte van het
beeld zich op dat helderheidsniveau bevindt.
Dankzij dit histogram kunt u de
kleurkenmerken van het beeld controleren.
Druk nogmaals op de knop
o
om terug te
keren naar de uitgebreide informatieweergave.
Als u de focus van uw opnamen wilt controleren, kunt u het gebied van het
beeld vergroten dat zich tijdens het maken van de opname binnen het
AF-kader bevindt.
Open Focus check.
Druk op de knop p (p. 144).
Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader
zich bevond toen de focus werd ingesteld.
In de afspeelmodus worden grijze kaders
weergegeven over gezichten die later
zijn gedetecteerd.
Het gedeelte van het beeld binnen het oranje
kader wordt vergroot.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere kaders
worden weergegeven.
RGB-histogram
RGB-histogram
De focus controleren
Foto’s
Bekijken
146
Zoom in of uit of bekijk andere
beeldgebieden.
Terwijl u de focus test, kunt u inzoomen
of uitzoomen met de zoomknop. Als u de
weergavepositie wilt aanpassen, drukt u op
de knoppen opqr.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de oorspronkelijke weergave in stap 1.
147
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een index
weer te geven.
Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar g als u beelden
in een index wilt weergeven. Als u de
zoomknop nogmaals verschuift, worden meer
beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar k om minder
beelden weer te geven. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u de
zoomknop verschuift.
Selecteer een beeld.
Draai aan de knop 7 om door de beelden
te bladeren.
Druk op de knoppen opqr om een beeld
te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde
beeld in de enkelvoudige weergave te bekijken.
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u de beeldweergave
filteren, zodat alleen de beelden worden weergegeven die overeenkomen met
een specifiek filter. U kunt ook sets gefilterde beelden tegelijk beveiligen
(p. 154) of wissen (p. 158).
Door beelden bladeren en beelden filteren
Bladeren door beelden in een index
Foto’s
Films
Beeldweergave filteren
Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 163).
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 164).
Ga naar foto/film
Geeft foto’s, films of films die zijn opgenomen in de modus
(p. 87) weer.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Foto’s
Films
Door beelden bladeren en beelden filteren
148
Selecteer filtervoorwaarden.
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop d en druk vervolgens op de knoppen
op om een zoekfilter (springmethode)
te selecteren.
Druk tijdens het filteren op , of op
de knoppen qr om een filtervoorwaarde te
selecteren. Als u aan de knop 7 draait,
worden alleen beelden weergegeven die
overeenkomen met de ingestelde
filtervoorwaarden.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knop m om te bladeren door
gefilterde beelden. De springmethode en een
geel kader worden weergegeven.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 als u de beelden aan de hand van het
geselecteerde filter wilt weergeven.
Als u op de knop d drukt, verschijnt [Gefilterd
afspelen Instellingen gewist]. Druk op de
knop m om gefilterd afspelen te annuleren.
Weergave filteren op , , of
Filtervoorwaarden
Als op de camera geen overeenkomende beelden voor bepaalde
filters zijn gevonden, zijn die filters niet beschikbaar.
Opties voor het weergeven van gefilterde beelden (stap 2) zijn “Bladeren door
beelden in een index” (p. 147), “Diavoorstellingen bekijken” (p. 152) en
“Beelden vergroten” (p. 151). U kunt ook alle gefilterde beelden tegelijk
beveiligen, wissen of afdrukken door “Alle gefilterde beelden” te selecteren
in “Beelden beveiligen” (p. 154), “Alle beelden wissen” (p. 158) of
“Beelden toevoegen aan afdrukorders (DPOF)” (p. 214).
Als u beelden opnieuw indeelt in categorieën (p. 164) of ze bewerkt en opslaat
als nieuwe beelden (p. 166), wordt er een bericht weergegeven en wordt
gefilterd afspelen gestopt.
Door beelden bladeren en beelden filteren
149
Selecteer een springmethode in de
enkelvoudige weergave door te drukken op de
knop d. Druk vervolgens op de knoppen op.
Druk op de knoppen qr om de opgegeven
springmethode te gebruiken.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Draai aan de knop voorkant om naar de beelden te gaan met gebruik van
de functies , , en .
Selecteer een springmethode in de
enkelvoudige weergave door aan de knop z
te draaien. Druk vervolgens op de
knoppen op.
Draai aan de knop z om de opgegeven
springmethode te gebruiken.
Films die zijn gemaakt in de modus (p. 87) kunnen op datum worden bekeken.
Selecteer een film.
Druk op de knop n om [Filmsynopsis
afspelen] te selecteren op het tabblad 1 en
kies een datum.
Speel de film af.
Druk op de knop m als u het afspelen
wilt starten.
Naar de volgende of beelden gaan
De knop voorkant gebruiken om te springen
Als u aan de knop z draait terwijl u door beelden bladert in de indexweergave,
wordt het vorige of volgende beeld weergegeven volgens de springmethode die
in de enkelvoudige weergave is geselecteerd. Als u echter of hebt
geselecteerd, schakelt de springmethode over op .
Films weergeven die zijn gemaakt met
filmsynopsis
Films
Door beelden bladeren en beelden filteren
150
Gegroepeerde beelden die in de modus zijn gemaakt (p. 91) worden
over het algemeen samen getoond, maar kunnen ook afzonderlijk
worden weergegeven.
Selecteer een beeldgroep.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld met het label te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Geef de afzonderlijke beelden in
de groep weer.
Als u op de knoppen qr drukt of aan de knop
7 draait, worden alleen de beelden in de
groep weergegeven.
Als u op de knop d drukt, wordt [Toon alle
beelden] weergegeven. Druk op de knop m
om afspelen in een groep te annuleren.
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven
Foto’s
Wanneer u in een groep (stap 3) afspeelt, kunt u snel door beelden bladeren
(“Bladeren door beelden in een index” (p. 147)) en ze vergroten
(“Beelden vergroten” (p. 151)). U kunt ook alle beelden in een groep tegelijk
beveiligen, wissen of afdrukken door [Alle beelden groeperen] te selecteren
in “Beelden beveiligen” (p. 154), “Alle beelden wissen” (p. 158) of
“Beelden toevoegen aan afdrukorders (DPOF)” (p. 214).
Druk op de knop
n
, selecteer [Beelden groep.] op het tabblad
1
en
selecteer [Uit] (p. 47) als u het groeperen van de beelden ongedaan wilt maken,
zodat u ze afzonderlijk kunt bekijken. Het groeperen van gegroepeerde beelden
kan echter tijdens het afspelen van afzonderlijke beelden niet worden opgeheven.
151
Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar k als u wilt
inzoomen op het beeld en het beeld wilt
vergroten. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een factor
van 10x.
Verschuif de zoomknop naar g om uit te
zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt, keert
u terug naar de enkelvoudige weergave.
Verschuif de weergavelocatie en
schakel indien nodig tussen beelden.
Als u de weergavepositie wilt verschuiven,
drukt u op de knoppen opqr.
Draai tijdens het inzoomen aan de knop 7
als u tussen beelden wilt schakelen.
Opties voor het weergeven van foto’s
Beelden vergroten
Foto’s
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige weergave gaan
door op de knop n te drukken.
Opties voor het weergeven van foto’s
152
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 (p. 47).
Configureer de instelling.
Selecteer het menu-item dat u wilt
configureren en selecteer de gewenste optie
(p. 47).
Start het automatisch afspelen.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 7) om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] wordt
weergegeven.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Foto’s
Films
De spaarstandfuncties van de camera (p. 42) werken niet tijdens
diavoorstellingen.
Druk op de knop m als u het afspelen van diavoorstellingen wilt onderbreken
of hervatten.
Tijdens het afspelen kunt u schakelen naar andere beelden als u op de knoppen
qr drukt of aan de knop 7 draait. Houd voor vooruitspoelen of
achteruitspoelen de knoppen qr ingedrukt.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
In de enkelvoudige weergave kunt u een diavoorstelling ook starten door
de knop m ingedrukt te houden en meteen op de knop te drukken.
Opties voor het weergeven van foto’s
153
Op basis van het huidige beeld staan op de camera vier vergelijkbare
beelden die u wellicht ook wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt
geselecteerd, worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven,
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze
functie eens als u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende omgevingen.
Selecteer Smart Shuffle.
Druk op de knop n, selecteer
[Smart Shuffle] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m (p. 47).
Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het geselecteerde beeld wordt in het midden
weergegeven, omgeven door de volgende
vier mogelijke beelden.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen
(Smart Shuffle)
Foto’s
U kunt in Smart Shuffle alleen foto’s afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
[Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt weergegeven
- Als het huidige beeld wordt afgespeeld met een filter
154
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk door de camera
kunnen worden gewist (pp. 158).
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
[Beveilig] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een selectiemethode.
Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 47).
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden beveiligen
Een selectiemethode selecteren
Foto’s
Films
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 177, 178), worden
beveiligde beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist door de camera. U moet eerst
de beveiligingsinstellingen opheffen voordat u ze kunt wissen.
Beelden beveiligen
155
Kies [Selectie].
Volg stap 2 op p. 154 om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
wordt weergegeven.
Als u de beveiliging wilt opheffen, drukt u
nogmaals op de knop m. verdwijnt.
Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Afzonderlijke beelden selecteren
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
156
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 op p. 154 om [Select. reeks] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld]
en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet als
het laatste beeld selecteren.
Een reeks selecteren
Beelden beveiligen
157
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 154 om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om [Beveilig] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de knop 7
te draaien terwijl het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Alle beelden in één keer opgeven
U kunt de beveiliging van groepen beelden opheffen door [Beveilig. uit] te
selecteren in stap 4 van “Een reeks selecteren” of in stap 2 van “Alle beelden
in één keer opgeven”.
158
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop a.
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 7 om
[Wissen] te selecteren en vervolgens drukt
u op de knop m.
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt u op de
knoppen qr of u draait aan de knop 7 om
[Stop] te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m.
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van
beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. Beveiligde beelden (p. 154)
kunt u echter niet wissen.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
vervolgens [Wissen] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een selectiemethode.
Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 47).
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens
op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden wissen
Foto’s
Films
Alle beelden wissen
Een selectiemethode selecteren
Beelden wissen
159
Kies [Selectie].
Volg stap 2 op p. 158 om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 155 uitvoert om een beeld
te selecteren, verschijnt op het scherm.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt u
nogmaals op de knop m. verdwijnt.
Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
Wis de beelden.
Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 op p. 158 om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
Volg stap 2–3 op p. 156 om beelden
op te geven.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Afzonderlijke beelden selecteren
Een reeks selecteren
Beelden wissen
160
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 158 om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle beelden in één keer opgeven
161
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n en selecteer
[Roteren] op het tabblad 1 (p. 47).
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de knop m
drukt 90° geroteerd.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Voer deze stappen uit om automatisch draaien door de camera uit te
schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch verticaal weergegeven op de camera.
Druk op de knop n om [Autom. draaien]
te selecteren op het tabblad 1.
Selecteer vervolgens [Uit] (p. 47).
Beelden roteren
Foto’s
Films
Films met een beeldkwaliteit van of kunnen niet worden
geroteerd.
Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(zie hieronder).
Automatisch draaien uitschakelen
Beelden roteren
162
Beelden kunnen niet worden geroteerd als u [Autom. draaien] instelt
op [Uit]. Bovendien kunnen eerder geroteerde beelden weer in de
oorspronkelijke richting worden weergegeven.
In de modus Smart Shuffle (p. 153) worden beelden die verticaal
zijn gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit], en verschijnen gedraaide beelden in de
gedraaide stand.
163
U kunt beelden als favoriet markeren en ze toewijzen aan My Category (p. 164).
Als u een categorie kiest in gefilterd afspelen kunt u de volgende handelingen
beperken tot die beelden.
Bekijken (p. 142), Diavoorstellingen bekijken (p. 152), Beelden beveiligen
(p. 154), Beelden wissen (p. 158), Beelden toevoegen aan afdrukorders
(DPOF) (p. 214)
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n en selecteer
[Favorieten] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
wordt weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt opheffen,
drukt u nogmaals op m. verdwijnt.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop n. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop 7) om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Beeldcategorieën
Beelden markeren als favoriet
Foto’s
Films
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en favoriete beelden overdraagt
naar de computer, worden aan deze beelden drie sterren ( )
toegewezen. (Geldt niet voor films of RAW-beelden.)
Beeldcategorieën
164
U kunt beelden indelen in categorieën. Beelden worden tijdens de opname
automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de
opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in de modus I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus A
of of beelden die zijn opgenomen in de modus J, O of .
: Beelden die zijn opgenomen in de modus , w, S, P of t.
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop n en selecteer
[My Category] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een selectiemethode.
Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 47).
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit, selecteer [Selectie]
en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beeldcategorieën
165
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om de categorie
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m. wordt weergegeven.
Als u de selectie wilt opheffen, drukt
u nogmaals op de knop m. verdwijnt.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm. Druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 7) om [OK]
te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 op p. 164 om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 156 uit om beelden
op te geven.
Selecteer een categorie.
Druk op de knop p om het type beeld te
selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr of draai aan de knop 7 om een categorie
te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 4 hebt voltooid, worden de
beelden niet toegewezen aan een categorie.
Een reeks selecteren
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in
de categorie [Select. reeks] opheffen.
166
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en selecteer
[Veranderen] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om het formaat te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
[Nieuw beeld opslaan?] wordt weergegeven.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop n. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om [Ja] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het opgeslagen beeld wordt nu weergegeven.
Foto’s bewerken
Beeldbewerking (pp. 166–170) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Foto’s
Foto’s bewerken
167
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als een afzonderlijk
beeldbestand op te slaan.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n en selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld wordt linksboven in
het scherm weergegeven en een voorbeeld
van het bijgesneden beeld wordt rechtsboven
weergegeven.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u op
de knoppen opqr.
Als u de richting van het kader wilt wijzigen,
drukt u op de knop m.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. Deze kaders kunt
u gebruiken voor het bijsnijden. U kunt
desgewenst schakelen tussen kaders door
aan de knop 7 te draaien.
Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Volg stap 4–5 op p. 166.
Beelden die in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet
worden bewerkt.
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Bijsnijden
Bijsnijgebied
Voorbeeld van beeld
na bijsnijden
Resolutie na bijsnijden
Foto’s bewerken
168
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een apart bestand. Zie p. 108 voor meer informatie over elke optie.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n en selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Volg stap 4–5 op p. 166.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 63) of
waarvan het formaat is gewijzigd in (p. 166), kunnen niet worden
bewerkt.
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden dezelfde verhouding
na het bijsnijden.
Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan niet-bijgesneden beelden.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
De kleuren van RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt, kan licht afwijken
van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 108).
Foto’s bewerken
169
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden getedecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat
voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd, zodat
onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla het beeld
vervolgens op als een apart bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Volg stap 4–5 op p. 166.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
RAW-beelden kunnen niet op deze manier worden bewerkt.
Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt,
probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
Foto’s bewerken
170
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt nu gecorrigeerd
en er worden kaders weergegeven om de
gecorrigeerde gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden naar wens.
Voer de stappen uit in “Beelden vergroten”
(p. 151).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om [Nieuw bestand] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Volg stap 5 op p. 166.
Rode ogen corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke
beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld. Het oorspronkelijke
beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
RAW-beelden kunnen niet op deze manier worden bewerkt.
Rode-ogencorrectie kan worden toegepast op JPEG-beelden
opgenomen in , maar het oorspronkelijke beeld kan niet worden
overschreven.
171
U kunt films inkorten door onnodige delen aan het begin en eind te verwijderen.
Selecteer *.
Volg stap 1–3 op p. 142, selecteer * en druk
op de knop m.
Het filmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
Geef aan welke delen u eruit
wilt knippen.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u de delen wilt weergeven die u kunt
afsnijden (aangegeven met op het
scherm), drukt u op de knoppen qr of draait u
aan de knop 7 om te verschuiven. Snijd het
begin van de film af (vanaf ) door te
selecteren en snijd het einde van de film af met
behulp van .
Zelfs als u verplaatst naar een andere
markering dan , wordt alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde
afgesneden wanneer wordt geselecteerd
en alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt
afgesneden wanneer wordt geselecteerd.
Bekijk de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
De bewerkte film wordt nu afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op en selecteert u . Druk op de knop m,
selecteer [OK] (druk op de knoppen qr of
draai aan de knop 7 en druk nogmaals op
de knop m.
Films bewerken
Films
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Films bewerken
172
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om [Nieuw bestand] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
De film wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de oorspronkelijke
film overschreven door de afgesneden film. De oorspronkelijke film
wordt dan gewist.
[Overschrijven] is alleen mogelijk als er op de geheugenkaart niet
voldoende vrije ruimte is.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, worden films
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen
batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 188).
173
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor
meer gebruiksgemak
7
174
Functies kunnen worden ingesteld op het tabblad 3. Voor meer
gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte functies naar wens
aanpassen (p. 47).
U dempt camerageluiden en films als volgt.
Selecteer [mute] en kies vervolgens [Aan].
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de knop m.
Kies een item en druk op de knoppen qr
om het volume aan te passen.
Basisfuncties van de camera aanpassen
Camerageluiden dempen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te houden
terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, worden films afgespeeld zonder geluid
(p. 142). Om films weer af te spelen met geluid, drukt u op de knop o.
Pas het volume naar wens aan met de knoppen op.
Het volume aanpassen
Basisfuncties van de camera aanpassen
175
U past bedieningsgeluiden van de camera als volgt aan.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
Selecteer een item en druk vervolgens op
de knoppen qr om een optie te selecteren.
Er verschijnen hints en tips wanneer u items kiest in het menu FUNC. (p. 46)
of bij Menu (p. 47). U kunt deze informatie desgewenst uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer [Uit].
Geluiden aanpassen
1, 2
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde geluiden
Kunnen worden gewijzigd via de
meegeleverde software.
Het standaard sluitergeluid wordt gebruikt in de modus (p. 91), ongeacht
de wijzigingen in [Sluiter geluid].
Hints en tips verbergen
Basisfuncties van de camera aanpassen
176
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [LCD Helderheid] en druk
vervolgens op de knoppen qr om de
helderheid aan te passen.
Pas het weergegeven opstartscherm wanneer u de camera inschakelt als
volgt aan.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een optie te selecteren.
Schermhelderheid
Voor maximale helderheid houdt u de knop
p
minimaal één seconde ingedrukt
wanneer het opnamescherm wordt weergegeven of in de enkelvoudige
weergave. (Hiermee vervangt u de instelling van [LCD Helderheid] op het tabblad
3
.) Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop
p
of herstart de camera
om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen.
Opstartscherm
Geen opstartbeeld
1, 2
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde beelden
Wijs de gewenste foto’s toe of wijzig het beeld
via de meegeleverde software.
Basisfuncties van de camera aanpassen
177
Open het [opstart scherm] in
de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Selecteer [3] volgens de voorgaande
procedure en druk op de knop m.
Selecteer een van uw foto’s.
Selecteer een beeld en druk op de knop m.
Als [Registreren?] verschijnt, kiest u [OK] (druk
ofwel op de knoppen qr of draai aan de knop
7). Druk vervolgens op de knop m.
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart verwijderd.
Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Een Eye-Fi-kaart (p. 218) bevat software. Installeer de software op een
Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert.
Open het scherm [Formateren].
Selecteer [Formateren] en druk op de knop
m
.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Het opstartscherm aanpassen
De vorige instelling voor het opstartbeeld wordt overschreven als u een
nieuw opstartbeeld toewijst.
Via de meegeleverde software kunt u bedieningsgeluiden en opstartschermen
toewijzen aan uw camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie.
Geheugenkaarten formatteren
Basisfuncties van de camera aanpassen
178
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op om het formatteren
te starten of draai aan de knop 7 om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt de
melding [Geheugenkaart is geformatteerd].
Druk op de knop m.
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart fout]
wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op de kaart
worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continu-opnamen gaat
langzamer of het opnemen van een film wordt plotseling afgebroken. Bij een Low
Level Format worden alle gegevens op de geheugenkaart gewist. Voordat u een
Low Level Format uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Voer een Low Level Format uit.
Druk op het scherm in stap 2 op p. 177 op de
knoppen op of draai aan de knop 7 om
[Low Level Format] te selecteren. Selecteer
daarna deze optie (markeren met ) door
op de knoppen qr te drukken.
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om [OK] te kiezen. Druk op de knop
m en voer stap 3 op p. 177 uit om de
geheugenkaart te formatteren (low-level
formattering).
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de
bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus
niet de volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer
u een geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de
kaart, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten formatteren” (p. 177),
omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren door [Stop] te
selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart
normaal blijven gebruiken.
Basisfuncties van de camera aanpassen
179
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001–9999)
en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen
bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in mappen
die op de opnamedatum worden gemaakt.
Bestandsnummering
Continu
Ook als u een andere
geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd
totdat u een opname maakt en
opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering
weer bij 0.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de opnamen
oplopend worden genummerd na het laatste nummer van bestaande beelden,
als u een andere geheugenkaart in de camera plaatst. Als u opnamen wilt
opslaan met nummers vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde
(p. 177)) geheugenkaart.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
en afbeeldingstypen op de kaart.
Beelden opslaan op datum
Basisfuncties van de camera aanpassen
180
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken ongeveer één minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 42). Als u wilt
dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de knop 1 drukt, stelt u de
tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
dan [0 sec.].
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (p. 42).
Open het scherm [spaarstand].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Configureer de instellingen.
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen qr om dit item
aan te passen.
Timing voor het intrekken van de lens
De spaarstand aanpassen
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor [Automatisch
Uit] en [1 min.] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch Uit] instelt
op [Uit].
Basisfuncties van de camera aanpassen
181
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en datum
krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en naar die
tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig om de
datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd (p. 18) en uw
tijdzone thuis van tevoren correct instellen.
Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7) om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een optie te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd
plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
Druk op de knop m.
Schakel over naar de tijdzone
van uw bestemming.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7) om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
verschijnt nu op het opnamescherm
(p. 228).
Wereldklok
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 19), worden de datum en tijd
voor de optie [ Thuis] automatisch bijgewerkt.
Basisfuncties van de camera aanpassen
182
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Open het scherm [Datum/Tijd].
Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de knop
m
.
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een item te
selecteren en wijzig vervolgens de instelling
door te drukken op de knoppen op of
te draaien aan de knop 7.
Desgewenst kunt u de maateenheden die in de MF-indicator (p. 112) en
op de zoombalk (p. 50) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en selecteer
vervolgens [ft/in].
Kalibreer de digitale horizon als het lijkt alsof deze niet helpt om waterpas
opnamen te maken.
De kalibratie is nauwkeuriger als u van tevoren een raster weergeeft (p. 134)
waarmee u de camera waterpas kunt krijgen.
Zet de camera waterpas.
Bevestig de camera op een statief en
controleer of de camera waterpas staat.
Open het scherm [Digitale horizon].
Selecteer [Digitale horizon] en druk
vervolgens op de knop m.
Datum en tijd
Metrische/Niet-metrische weergave
De digitale horizon kalibreren
Basisfuncties van de camera aanpassen
183
Kalibreer de digitale horizon.
Selecteer [Kalibreren] en druk op de
knop m. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
Selecteer [OK] en druk op de knop m.
Herstel de oorspronkelijke toestand van de digitale horizon als volgt.
Dit is alleen mogelijk als u de digitale horizon hebt gekalibreerd.
Selecteer [Digitale horizon] en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer [Reset] en druk op de knop m.
Zodra de digitale horizon is hersteld, wordt
het menuscherm opnieuw weergegeven.
Als u de naam van de maker en auteursrechtdetails in beelden wilt opnemen,
stelt u deze informatie als volgt op voorhand in.
Open het instellingenscherm.
Selecteer [Copyrightinformatie] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om [Voer naam van auteur in] of
[Voer copyrightdetails in] te selecteren,
en druk op de knop m.
De digitale horizon herstellen
Auteursrechtinformatie instellen die in
beelden moet worden opgenomen
Basisfuncties van de camera aanpassen
184
Voer een naam in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 7 om een teken te selecteren en druk op
de knop m om het in te voeren.
U kunt maximaal 63 tekens gebruiken.
Druk op de knop a als u één teken
wilt verwijderen.
Draai aan de knop z of selecteer of
en druk op de knop m als u de cursor
wilt verplaatsen.
Sla de instellingen op.
Druk op de knop n. [Wijzigingen
accepteren?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om [Ja] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
De hier ingestelde informatie wordt nu in
beelden opgenomen.
Ga als volgt te werk als u tegelijkertijd de naam van de maker en de
copyrightdetails wilt verwijderen.
Voer stap 1 op p. 183 uit en kies
[Verwijder copyrightinfo].
Druk op de knoppen qr of draai aan
de knop 7) om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Als u de ingevoerde informatie wilt controleren, kiest u [Geef copyrightinfo weer]
op het scherm in stap 1 en drukt u op de knop m.
U kunt ook de meegeleverde software (p. 28) gebruiken om copyrightinformatie
in te voeren, te wijzigen of te verwijderen. Sommige tekens die met de
meegeleverde software worden ingevoerd, worden mogelijk niet op de camera
weergegeven, maar worden wel correct in beelden opgenomen.
Nadat u beelden op een computer hebt opgeslagen, kunt u de software
gebruiken om copyrightinformatie te bekijken die in de beelden is vastgelegd.
Alle copyrightinformatie verwijderen
De copyrightinfo die al in beelden is opgenomen, wordt niet verwijderd.
Basisfuncties van de camera aanpassen
185
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Open het scherm [Taal].
Selecteer [Taal ] en druk op de knop m.
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 7) om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad 3.
[Video Systeem] (p. 193)
[Ctrl via HDMI] (p. 194)
[Eye-Fi instellingen] (p. 218)
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk op de knop m.
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
Taal van LCD-scherm
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de knop m
ingedrukt te houden en meteen op de knop n te drukken.
Andere instellingen aanpassen
Standaardwaarden herstellen
Basisfuncties van de camera aanpassen
186
De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen.
- 3-tabinstellingen [Tijdzone] (p. 181), [Datum/Tijd] (p. 182), [Taal ] (p. 185),
[Videosysteem] (p. 192), en het beeld dat is toegewezen aan [Opstart scherm]
(p. 176)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt vastgelegd (p. 107)
- De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 84) of Kleur Wissel (p. 85)
- De opnamemodus die is geselecteerd in de modus K (p. 74) of (p. 77)
- Belichtingscompensatie-instelling (p. 99)
- De filmmodus (p. 94)
- Gekalibreerde waarde voor de digitale horizon (p. 182)
- Copyrightinformatie (p. 183)
187
Accessoires
Gebruik de bijgesloten accessoires efficiënt en haal
meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires
en andere apart verkrijgbare, compatibele accessoires
8
188
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op,
of vlak daarvoor
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als
ze niet worden gebruikt.
U kunt eenvoudig de resterende lading van de batterij
controleren door het klepje zo te bevestigen dat o zichtbaar
is op een opgeslagen batterij en zo dat o niet zichtbaar is
op een niet-opgeladen batterij.
Ongebruikte batterij bewaren
Gebruik eerst alle resterende energie in de batterij voordat u deze uit de camera
haalt. Bevestig het batterijklepje voordat u de batterij opbergt. Wanneer u een
gedeeltelijk geladen batterij lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de
levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
De batterijlader gebruiken in het buitenland
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100–240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld
voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid
varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar.
Batterij NB-10L
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LC
Lader voor batterij NB-10L
Voedingsadapterset ACK-DC80
Hiermee kunt u de camera aansluiten op een
gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen
wanneer u de camera gedurende langere tijd
wilt gebruiken of wanneer u de camera
aansluit op een printer of computer. U kunt
op deze manier niet de batterij in de
camera opladen.
Tips voor het gebruik van bijgesloten
accessoires
Efficiënt gebruik van batterij en oplader
Optionele accessoires
Voedingen
Optionele accessoires
189
Speedlite 580EX II/430EX II/320EX/270EX II
Flitseenheid met flitsschoenbevestiging die
vele soorten geflitste foto’s mogelijk maakt.
Speedlite-beugel SB-E2
Voorkomt dat er onnatuurlijke schaduwen
naast de onderwerpen verschijnen bij
opnamen vanuit een verticale positie. Inclusief
een kabel voor losse flitsschoen OC-E3.
Speedlite-zender ST-E2
Hiermee kunnen externe Speedlite-
flitseenheden draadloos worden bediend.
Macro Twin Lite MT-24EX
Macro Ring Lite MR-14EX
Externe macroflitseenheden die vele soorten
geflitste macrofoto’s mogelijk maken.
De Macro Twin Lite heeft Macrolite Adapter
MLA-DC1, kabel voor losse flitsschoen
OC-E3 en beugel BKT-DC1 (allemaal
afzonderlijk verkrijgbaar) nodig voor
bevestiging aan de camera.
De Macro Ring Lite heeft Macrolite Adapter
MLA-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig
voor bevestiging aan de camera.
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in
gebieden met een wisselspanning van 100–240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
Flitseenheden
Optionele accessoires
190
Kabel voor losse flitsschoen OC-E3
Wordt gebruikt om een Macro Twin Lite-flitser
aan de camera te bevestigen.
Beugel BKT-DC1
Wordt gebruikt om een Macro Twin Lite-flitser
aan de camera te bevestigen.
Macrolite Adapter MLA-DC1
Wordt gebruikt om een Macro Ring Lite- of
Macro Twin Lite-flitser aan de camera te
bevestigen.
Zachte hoes SC-DC75
Beschermt de camera tegen stof en krassen.
Wees voorzichtig met de hoes om
verkleuring van het leer te voorkomen.
Waterdichte behuizing WP-DC44
Voor onderwaterfoto’s tot een diepte tot
40 meter. Ook bruikbaar voor foto’s in de
regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1
Voorkomt dat de waterdichte behuizing blijft
drijven bij het maken van onderwaterfoto’s.
HDMI-kabel HTC-100
Om de camera aan te sluiten op een HDMI-
aansluiting van een hdtv.
Overige accessoires
Optionele accessoires
191
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Sluit de camera aan op een televisie en bekijk
uw opnamen op een groter scherm.
Afstandsschakelaar RS60-E3
Maakt afstandsbediening van de
ontspanknop mogelijk (de ontspanknop
wordt half of helemaal ingedrukt).
Lenskap LH-DC70
Hiermee beperkt u de hoeveelheid licht die
buiten de beeldhoek van buitenaf in de lens
komt en flikkeringen of beeldschaduwen
veroorzaakt die de beeldkwaliteit aantasten.
Filteradapter FA-DC58C
Deze adapter hebt u nodig voor het
bevestigen van een 58mm-filter.
Canon-lensfilter (58mm-dia.)
Hiermee beschermt u de lens en kunt u
opnamen maken met diverse effecten.
Canon PictBridge-compatibele printers
U kunt zonder computer beelden afdrukken
als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer.
Ga voor meer informatie naar een Canon-
dealer bij u in de buurt.
U kunt niet tegelijk een lenskap en een filteradapter bevestigen op de camera.
Printers
SELPHY-
serie
Inkjetprinters
192
Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u uw opnamen bekijken
op een groter scherm.
Raadpleeg de handleiding bij de televisie voor meer informatie over
de aansluiting of hoe u tussen ingangen schakelt.
Met de afzonderlijk verkrijgbare stereo AV-kabel AVC-DC400ST kunt u de
camera aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter
scherm terwijl u de camera bedient.
Zorg dat de camera en de tv
zijn uitgeschakeld.
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in de video-
ingangen van de tv, zoals weergegeven.
Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
Zet de televisie aan en schakel
naar de video-ingang.
Zet de televisie-ingang op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
Optionele accessoires gebruiken
Afspelen op een tv
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven alsu beelden bekijkt
op een tv (p. 230).
Afspelen op een SD-tv
Foto’s
Films
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Optionele accessoires gebruiken
193
Schakel de camera in.
Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
De camerabeelden worden nu weergegeven
op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en de
tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Als u de camera op een hdtv aansluit met de afzonderlijk verkrijgbare HDMI-
kabel HTC-100, kunt u opnamen bekijken op het grotere tv-scherm. Films die
zijn gemaakt met een resolutie van of kunnen in high-definition
worden weergegeven.
Zorg dat de camera en de tv
zijn uitgeschakeld.
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-
aansluiting van de tv zoals weergegeven.
Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
Correcte weergave is alleen mogelijk als het video-uitvoerformaat
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan dat van de televisie.
Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op de knop n
en selecteert u [Video Systeem] op het tabblad 3.
Als de camera is aangesloten op een televisie, kunt u ook opnamen maken
terwijl u de beelden bekijkt op het grotere tv-scherm. Opnamen maken werkt
op dezelfde manier als via het camerascherm.
Afspelen op een hdtv
Optionele accessoires gebruiken
194
Geef beelden weer.
Voer stap 3–4 op p. 192 uit om beelden weer
te geven.
Als u de camera aansluit op een HDMI CEC-compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om beelden af te spelen of
diavoorstellingen te bekijken.
U moet in dat geval bepaalde tv-instellingen wijzigen. Raadpleeg de
handleiding van de tv voor meer informatie.
Configureer de instellingen.
Druk op de knop n, kies [Ctrl via HDMI]
op het tabblad 3 en kies [Aan] (
p. 47
).
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1–2 op p. 193 om de camera op
de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Zet de tv aan. Druk op de camera op
de knop 1.
De camerabeelden worden nu weergegeven
op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)
Bedien de camera via de
afstandsbediening van de tv.
Druk op de afstandsbediening op de knoppen
qr om te bladeren door de beelden.
Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera weer
te geven. Als u een item op het
bedieningspaneel wilt selecteren, drukt u op
de knoppen qr en daarna nogmaals op de
knop OK/Selecteren.
De bedieningsgeluiden van de camera worden niet afgespeeld als de camera
is aangesloten op een hdtv.
De camera bedienen via de afstandsbediening van een tv
Optionele accessoires gebruiken
195
Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset
ACK-DC80, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading.
Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
Sluit de adapter aan op de
gelijkstroomkoppeling.
Steek de adapterstekker volledig in
de koppeling.
Overzicht van de bedieningspaneelopties van de camera
die worden weergegeven op de tv
Terug Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Geeft sets van beelden weer die zijn opgenomen in
de modus (p. 91). (Verschijnt alleen als u een
gegroepeerd beeld hebt geselecteerd.)
Film afspelen
De film afspelen. (Verschijnt alleen als u een film
hebt geselecteerd.)
.
Diavoorstelling
De diavoorstelling afspelen. Druk tijdens het afspelen op
de knoppen qr van de afstandsbediening om van beeld
te veranderen.
Index afspelen Meerdere beelden in een index weergeven.
l
Display wijzigen Heen en weer schakelen tussen weergavemodi (p. 45).
Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
De camera reageert wellicht niet altijd correct, zelfs niet als u de
afstandsbediening van een HDMI CEC-compatibele tv gebruikt.
De camera voeden via het lichtnet
Optionele accessoires gebruiken
196
Plaats de koppeling.
Volg stap 2 op p. 15 om het klepje te openen
en plaats vervolgens de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje ( ) waarbij u ervoor zorgt dat
de koppelingskabel in de kabelpoort past
( ), en druk het omlaag tot het op zijn
plaats vastklikt.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan
op de compacte voedingsadapter en steek
vervolgens het andere uiteinde in
een stopcontact.
Schakel de camera in en gebruik deze
zoals u wilt.
Als u klaar bent, schakelt u de camera uit
en haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
Kabelpoort gelijkstroomkoppeling
Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
Sluit de adapter of het adaptersnoer niet op andere objecten aan.
Dit kan storingen of schade aan het product tot gevolg hebben.
Optionele accessoires gebruiken
197
Wanneer u met de groothoeklens een van achteren belichte opname wilt
maken zonder de flitser te gebruiken, bevestigt u de optionele lenskap
LH-DC70 om de hoeveelheid licht te beperken die buiten de beeldhoek
in de lens komt.
Bevestig de kap.
Lijn de markering ( ) op de lenskap uit met
de markering op de camera ( ) en draai
de lenskap in de richting van de pijl tot
deze vastzit.
Als u de lenskap wilt verwijderen, draait
u deze in de tegenovergestelde richting.
Een lenskap gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
Foto’s
Films
Er kan vignetvorming optreden als u de ingebouwde flitser gebruikt
terwijl de lenskap is bevestigd.
De filteradapter en een lenskap kunnen niet tegelijkertijd op de camera
worden bevestigd.
Optionele accessoires gebruiken
198
Door een lensfilter op de camera te bevestigen, beschermt u de lens en kunt
u opnamen maken met diverse effecten. U hebt Filter Adapter FA-DC58C
(afzonderlijk verkrijgbaar) nodig om een lensfilter te bevestigen.
Bevestig de filteradapter.
Lijn de uitsparingen op de camera en de
filteradapter met elkaar uit en draai de
adapter in de richting van de pijl tot deze
is vergrendeld.
Als u de filteradapter wilt verwijderen, draait
u deze in de tegenovergestelde richting.
Bevestig een filter.
Draai de filter in de richting van de pijl totdat
deze vastzit aan de camera.
Zorg dat u het filter niet te stevig bevestigt.
Dit kan tot gevolg hebben dat u het filter niet
meer kunt verwijderen of dat u de
camera beschadigt.
Lensfilters gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
Foto’s
Films
We adviseren het gebruik van een Canon-filters (58mm-dia.).
Wanneer u bij het maken van opnamen geen gebruik maakt van
automatisch scherpstellen, stelt u de optie voor handmatig
scherpstellen [Veiligheids MF] in op [Aan].
Als u de ingebouwde flitser gebruikt terwijl de filteradapter is
bevestigd, kunnen delen van het beeld donkerder lijken.
Wanneer u de filteradapter gebruikt, moet u erop letten dat u maar
één filter tegelijk gebruikt. De bevestiging van meerdere filters of
accessoires zoals een zware lens kan tot gevolg hebben dat de
accessoires van de camera af vallen of dat de camera of adapter
worden beschadigd.
Pak de filteradapter niet stevig beet.
Verwijder de filteradapter wanneer u geen filter gebruikt.
De filteradapter en een lenskap kunnen niet tegelijkertijd op de camera
worden bevestigd.
Optionele accessoires gebruiken
199
U kunt een optionele afstandsschakelaar RS60-E3 gebruiken om de
camerabeweging te vermijden die kan ontstaan als u rechtstreeks op de
ontspanknop drukt. Dit optionele accessoire is handig bij opnamen met
lange sluitertijden.
Bevestig de afstandsschakelaar.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Open het klepje van de aansluitingen en
plaats de stekker van de afstandsschakelaar.
Maak de opname.
Druk op de knop van de afstandsschakelaar
om de opname te maken.
Met een optionele flitser van de Speedlite EX-serie zijn meer geraffineerde
flitsopnamen mogelijk. Voor filmopnamen bij ledverlichting is de optionele
Speedlite 320EX-flitser verkrijgbaar.
Een afstandsschakelaar gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Foto’s
Opnamen maken met een zeer lange belichting wordt niet ondersteund.
Een externe flitser gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Sommige functies van de Speedlite EX-serie worden niet
ondersteund door deze camera.
Als u andere Canon-flitsers gebruikt dan modellen uit de EX-serie,
gaat de flitser soms wellicht niet goed of helemaal niet af.
Het gebruik van niet-Canon-flitseenheden (vooral flitseenheden met
hoge spanning) of niet-Canon-flitseraccessoires kan de normale
camerawerking verstoren of de camera beschadigen.
Lees ook de handleiding van de Speedlite EX-serie voor aanvullende informatie.
Foto’s
Films
Optionele accessoires gebruiken
200
Deze optionele flitseenheden geven helder licht en voldoen aan allerlei
vereisten voor flitsfotografie.
Bevestig de flitseenheid op het
flitsschoentje van de camera.
Schakel de flitser in en schakel
vervolgens de camera in.
Er verschijnt nu een rood pictogram h.
Als de flitser klaar is voor gebruik, gaat het
controlelampje branden.
Kies de opnamemodus (G, M,
B of D).
Flitsinstellingen kunnen alleen worden
gewijzigd in deze modi. In andere modi wordt
de flitser automatisch aangepast en
geactiveerd, indien nodig.
Stel de witbalans in op h (p. 106).
Configureer instellingen voor
de externe flitser.
Druk op de knop n, kies [Flitsbesturing]
op het tabblad 4 en druk op de knop m.
Opties die al op de flitser zelf zijn ingesteld,
worden weergegeven.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om een item te selecteren en wijzig
vervolgens de instelling door te drukken op
de knoppen qr.
De beschikbare instellingen zijn afhankelijk
van de opnamemodus en de flitser die is
bevestigd (p. 206).
Speedlite 580EX II/430EX II/320EX/270EX II
Foto’s
Films
Optionele accessoires gebruiken
201
Met de optionele Speedlite-beugel SB-E2 kunt
u voorkomen dat er onnatuurlijke schaduwen
naast de onderwerpen verschijnen bij
opnamen vanuit een verticale positie.
Houd het LCD-scherm gesloten en naar buiten
gericht om het scherm uit de buurt van de
beugel te houden.
Met deze optionele flitseenheid zijn vele soorten geflitste macrofoto’s mogelijk.
Heeft Macrolite Adapter MLA-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig voor
bevestiging aan de camera.
Verwijder de ring.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Houd de vergrendelknop van de ring ( )
ingedrukt en draai de ring in de richting van
de pijl ( ).
Lijn de markering op de ring uit met de
markering op de camera, en haal
vervolgens de ring weg.
Indien u een flitser van de Speedlite EX-serie hebt bevestigd, kunt u geen
instellingen configureren voor de ingebouwde flitser omdat dat instellingenscherm
dan niet beschikbaar is.
U kunt het instellingenscherm ook openen door de knop r minstens één seconde
ingedrukt te houden.
Flitsinstellingen kunnen in de opnamemodus op dezelfde manier worden
geconfigureerd als in de modus G.
Alleen voor 580EX II: als de externe flitser is ingesteld op stroboscopisch flitsen,
is [Flitsbesturing] niet beschikbaar.
Alleen voor 320EX: automatische ledverlichting is alleen beschikbaar bij
filmopnamen met weinig omgevingslicht of in de filmmodus. In dat geval verschijnt
het pictogram .
De Speedlite-beugel SB-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken
Foto’s
Films
Macro Ring Lite MR-14EX
Foto’s
Optionele accessoires gebruiken
202
Bevestig de Macrolite adapter.
Lijn de markering op de Macrolite adapter
uit met de markering op de camera en
draai de adapter vervolgens in de richting van
de pijlen totdat deze vastklikt.
Om de adapter te verwijderen, houdt u de
vergrendelknop van de ring ingedrukt en
draait u de adapter in de
tegenovergestelde richting.
Bevestig de besturing op
de camera.
Bevestig het besturingsonderdeel van de
Macro Ring Lite op de flitsschoen boven
op de camera.
Bevestig de flitseenheid op
de Macrolite adapter.
Druk op de vergrendelknoppen aan beide
zijden van de Macro Ring Lite en bevestig de
Macro Ring Lite op de Macrolite adapter.
Kies de opnamemodus (G, M,
B of D).
Flitsinstellingen kunnen alleen worden
gewijzigd in deze modi. In andere modi wordt
de flitser automatisch aangepast en
geactiveerd, indien nodig.
Stel de witbalans in op h (p. 106).
Open de modus e (p. 111).
Optionele accessoires gebruiken
203
Stel [ND filter] in op [Aan] (p. 105).
Stel de externe flitser in.
Volg stap 5 op p. 200 om de instellingen
te wijzigen.
Met deze optionele flitseenheid zijn vele soorten geflitste macrofoto’s
mogelijk. Heeft Macrolite Adapter MLA-DC1, kabel voor losse flitsschoen
OC-E3 en beugel BKT-DC1 (allemaal afzonderlijk verkrijgbaar) nodig voor
bevestiging op de camera.
Verwijder de ring en bevestig
de Macrolite adapter.
Voer stap 1 en 2 op p. 201 uit om de ring
te verwijderen en bevestig vervolgens de
Macrolite adapter.
Bevestig de kabel voor de losse
flitsschoen aan de beugel.
Schuif de beugelschroef naar het uiteinde
van de beugel. Lijn de beugelschroef uit met
de statiefaansluiting op de kabel voor de
losse flitsschoen, en draai de schroef vast.
Houd snoeren (van de Macro Ring Lite) uit de buurt van flitsers.
Als u opnamen maakt met een statief, plaatst u de poten van het
statief zo dat deze niet in contact komen met de flitsers.
Gebruik het scherm om opnamen te maken, aangezien de zoeker
niet kan worden gebruikt als deze accessoires zijn bevestigd.
Macro Twin Lite MT-24EX
Optionele accessoires gebruiken
204
Bevestig de beugel op de camera.
Schuif de andere beugelschroef naar het
uiteinde van de beugel. Lijn de beugelschroef
uit met de statiefaansluiting aan de onderkant
van de camera, en draai de schroef vast.
Bevestig de kabel voor de losse
flitsschoen aan de camera.
Bevestig het cameragedeelte van de kabel
voor de losse flitsschoen boven op
de camera.
Bevestig de besturing aan de kabel
voor de losse flitsschoen.
Bevestig de besturing voor de Macro
Twin Lite aan het flitsergedeelte van de
kabel voor losse flitsschoen.
Bevestig de flitseenheid op de
Macrolite adapter.
plaats elke flitser in het overeenkomstige
bevestigingspunt ( ). Houd de
vergrendelknop boven op de ring ingedrukt
en bevestig de ring aan de Macrolite
adapter ( ).
Optionele accessoires gebruiken
205
Configureer de externe flitser en
instellingen op de camera.
Voer stap 5–9 op p. 202 uit om de
instellingen te configureren.
Houd de kabels (van de Macro Twin Lite en kabel voor de losse
flitsschoen) uit de buurt van de flitsers.
Als u opnamen maakt met een statief, plaatst u de poten van het
statief zo dat deze niet in contact komen met de flitsers of de beugel.
Afhankelijk van de positie waar u de flitsbesturing hebt geplaatst, kan
deze in contact komen met het LCD-scherm. Om dit te voorkomen
kunt u de positie of de richting van de besturing aanpassen, de hoek
van het scherm aanpassen of het scherm gesloten en naar buiten
gericht gebruiken.
Gebruik het scherm om opnamen te maken, aangezien de zoeker
niet kan worden gebruikt als deze accessoires zijn bevestigd.
Optionele accessoires gebruiken
206
De volgende instellingen zijn beschikbaar in de modus
G
,
M
,
B
of
D
.
In andere opnamemodi kunt u alleen [Rode-Ogen] en [Lamp Aan] configureren.
(De flitser wordt automatisch aangepast en geactiveerd, indien nodig.)
*1 De modus E-TTL wordt gebruikt voor de flitser.
*2 De modus M wordt gebruikt voor de flitser.
In de opnamemodus D is de modus E-TTL ook beschikbaar voor de flitser. Wanneer
in dat geval de flitser afgaat, wordt de flitsbelichtingscompensatie die op de flitser is
ingesteld, toegepast op het flitsuitvoerniveau dat is ingesteld op de camera.
*3 Kan alleen worden geconfigureerd indien [Flits mode] is ingesteld op [Auto] en de
flitsbelichtingscompensatie op de flitser is ingesteld op [+0]. Als u de
flitsbelichtingscompensatie op de flitser aanpast, wordt de cameraweergave bijgewerkt
(alleen 580EX II en 430EX II).
*4 Kan worden geconfigureerd indien [Flits mode] is ingesteld op [Handmatig].
Is gekoppeld aan instellingen op de flitseenheid.
*5 1/64 voor Speedlite 430EX II/320EX/270EX II, Macro Ring Lite MR-14EX en
Macro Twin Lite MT-24EX.
Beschikbare camera-instellingen bij gebruik van een
externe flitser (afzonderlijk verkrijgbaar)
Item Opties
Opnamemodus
G M B D
Flits mode
Auto*
1

Handmatig*
2

Flitsbel. Comp*
3
–3 tot +3 
Flits output*
4
1/128*
5
t/m 1/1
(met stappen van 1/3)

Sluiter sync. 1e gordijn/2e gordijn/Hi-speed 
Slow sync
Aan 
Uit
Draadloze func*
6
Aan/Uit 
Rode-Ogen Aan/Uit 
Lamp Aan Aan/Uit 
Veiligheids FE*
7
Aan 
Uit 
Wis Speedlite inst.*
8

Foto’s
Optionele accessoires gebruiken
207
*6 Voor andere opties dan Aan/Uit configureert u de instelling op de flitseenheid zelf. Niet
beschikbaar voor Speedlite 430EX II/320EX/270EX II, Macro Ring Lite MR-14EX of
Macro Twin Lite MT-24EX. Indien dit is ingesteld op [Aan] kan [Sluiter sync.] niet
worden ingesteld op [2e gordijn]. (Indien [Sluiter sync.] is ingesteld op [2e gordijn],
verandert dit in [1e gordijn].)
*7 Kan alleen worden geconfigureerd indien [Flits mode] is ingesteld op [Auto].
*8 Alle standaardinstellingen worden hersteld. U kunt ook de standaardinstellingen van
[Slow sync], [Veiligheids FE], [Rode-Ogen] en [Lamp Aan] herstellen met behulp van
[Reset alle] in het menu 3 van de camera (p. 185).
Flitsinstellingen kunnen in de opnamemodus op dezelfde manier worden
geconfigureerd als in de modus G.
208
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op
een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken in serie,
bestellingen bij fotozaken voorbereiden en beelden voorbereiden of
afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding van
de printer voor aanvullende informatie.
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van
de meegeleverde interfacekabel (p. 2).
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje. Houd de kleinste
kabelstekker in de getoonde richting, en
steek de stekker volledig in de aansluiting
op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
Beelden afdrukken
Easy Print
Foto’s
Films
Foto’s
Beelden afdrukken
209
verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk het beeld af.
Druk op de knop c.
Het afdrukken start nu.
Als u andere beelden wilt afdrukken, herhaalt
u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
Open het afdrukscherm.
Volg eerst stap 1–5 op p. 208 om een beeld
te selecteren en druk dan op de knop
m
om
het scherm links te openen.
Configureer de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om een item te selecteren en kies
vervolgens een optie door te drukken op de
knoppen qr.
Zie p. 191 voor Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
Afdrukinstellingen configureren
Foto’s
Beelden afdrukken
210
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste beeldgebied
afdrukken in plaats van het hele beeld.
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 op p. 209 uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen] en
druk op de knop m.
Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat
het af te drukken beeldgebied aanduidt.
Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u op
de knoppen opqr.
Om het kader te draaien, draait u aan de
knop 7.
Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Stand. Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Datum Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum en
een bestandsnummer.
Uit
Stand. Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat u wilt
afdrukken (zie hieronder).
papier inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling en andere
gegevens op (p. 211).
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken (Trimmen)
Beelden afdrukken
211
Druk het beeld af.
Druk in het scherm in stap 1 op de knoppen
op of draai aan de knop 7 om [Print] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer [papier inst.]
Volg eerst stap 1 op p. 209 om het
afdrukscherm te openen, kies [papier inst.]
en druk op de knop m.
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 7 om een optie te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 7 om een optie te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn opgenomen met de instelling [Datum stempel].
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór
het afdrukken
Beelden afdrukken
212
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om een optie te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op de
knoppen qr om het aantal beelden per vel
op te geven.
Druk op de knop m.
Druk het beeld af.
Selecteer [ID Foto]
Volg stap 1–4 op p. 211, kies [ID Foto]
en druk op de knop m.
Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om een item te selecteren. Kies de
lengte door te drukken op de knoppen qr en
druk vervolgens op de knop m.
Beschikbare indelingsopties
Standaard Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L en een
verhouding 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukken.
Id-foto’s afdrukken
Beelden afdrukken
213
Selecteer het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 210 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk het beeld af.
Open het afdrukscherm.
Voer de stappen 1 t/m 5 op p. 208 uit om
een film te selecteren, en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om c te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Het scherm links wordt weergegeven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 7 om te kiezen, en druk vervolgens
op de knoppen qr om de afdrukmethode
te selecteren.
Druk het beeld af.
Filmscènes afdrukken
Films
Afdrukopties voor films
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval afgedrukt op een
enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook het
mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het kader afdrukken.
Om een lopende afdruktaak te annuleren, drukt u op de knop
m
.
[ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor Canon PictBridge-compatibele
printermodellen die ouder zijn dan CP720 en CP730.
Beelden afdrukken
214
U kunt op de camera instellingen maken voor afdrukken in serie (p. 217) en
bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een
geheugenkaart en configureer de nodige instellingen, zoals het aantal
exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt,
voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Na het maken van de opname of later, tijdens het afspelen, kunt u beelden
toevoegen aan de afdrukorder (DPOF) door te drukken op de knop c.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Voeg het beeld toe aan de afdruklijst.
Druk op de knop c.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken op te geven. Selecteer
[Toevoegen] door te drukken op de knoppen
qr of te draaien aan de knop 7.
Druk vervolgens op de knop m.
Als u het beeld uit de afdrukorder wilt
verwijderen, herhaalt u stap 1–2 maar kiest
u [Verwijderen] door te drukken op de
knoppen qr of te draaien aan de knop 7.
Druk vervolgens op de knop m.
Beelden toevoegen aan afdrukorders (DPOF)
U kunt geen RAW-beelden opnemen in een afdrukorder.
Beelden toevoegen aan afdrukorders via de knop c
Foto’s
U kunt geen afdrukorders instellen terwijl de camera is aangesloten op
een printer.
Beelden afdrukken
215
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de afdrukorder.
Druk op de knop n en selecteer [Print
instellingen] op het tabblad 2. Selecteer en
configureer de instellingen naar wens (p. 47).
Afdrukinstellingen configureren
Afdruk-
type
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden per vel af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee worden de beelden afgedrukt met de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor afdrukorders worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op een
andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze camera,
worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de datum
wellicht tweemaal af.
Als u [Index] opgeeft, kunt u welicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor zowel
[Datum] als [File No.].
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met de
instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad 3. U opent dit tabblad door
te drukken op de knop n (p. 18).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
216
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt nu het aantal af te drukken exemplaren
opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het beeld,
wordt hierbij een pictogram geplaatst.
Druk nogmaals op de knop m om
indexafdrukken te annuleren voor het beeld.
verdwijnt.
Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen op of draai aan de knop
7 om het aantal afdrukken op te geven
(maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van
andere beelden in te stellen en het aantal
afdrukken van elk beeld op te geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af
te drukken beelden selecteren, via stap 2.
Als u klaar bent, drukt u op de knop n om
terug te keren naar het menuscherm.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 1 hierboven uit, selecteer
[Select. reeks] en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
Volg stap 2–3 op p. 156 om beelden op
te geven.
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Beelden afdrukken
217
Configureer de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Sel. alle beelden].
Volg stap 1 op p. 216, selecteer [Sel. alle
beelden] en druk op de knop m.
Configureer de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer [Wis alle selecties].
Volg stap 1 op p. 216, selecteer [Wis alle
selecties] en druk op de knop m.
Bevestig dat u de order wilt wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7) om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Als er afbeeldingen aan de afdruklijst zijn
toegevoegd (pp. 214–217), wordt het scherm
links weergegeven wanneer u de camera
aansluit op een PictBridge-compatibele
printer. Druk op de knoppen op om
[Print nu] te selecteren, en druk vervolgens
op de knop m om de beelden in de
afdruklijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Alle afdrukorders wissen
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan afdrukorders
(DPOF)
218
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, controleert u altijd of dit op uw locatie is
toegestaan (p. 3).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw
beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden
naar een website voor gedeelde foto’s.
De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het
voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van
beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart of neemt u contact op met
de fabrikant.
U kunt de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart in de camera controleren in
het opnamescherm (in de normale informatieweergave) of het afspeelscherm
(in de korte informatieweergave).
Beelden met een pictogram zijn overgedragen.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit], kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden (p. 219). Verwijder de Eye-Fi-kaart als
u een ziekenhuis, vliegtuig of ander gebied betreedt waar overdracht
verboden is.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert
u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de
handleiding van de kaart voor meer informatie.
Bij een slechte draadloze verbinding kan de overdracht van beelden
erg lang duren en kan de beeldoverdracht soms worden
onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Verbonden
(Bewegend) Lopende overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Herstart de camera.
Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een
probleem met de kaart.)
Foto’s
Films
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
219
U kunt indien nodig het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van
de Eye-Fi-kaart controleren.
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer [Verbindingsinfo] en druk
op de knop m.
Het scherm met verbindingsinformatie
wordt weergegeven.
Configureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart uit
te schakelen, indien nodig.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer achtereenvolgens [Eye-Fi trans.]
en [Uit].
Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (p. 42) op de camera tijdelijk
uitgeschakeld.
Als u de modus selecteert, wordt de Eye-Fi-verbinding verbroken. Als u een
andere opnamemodus of de afspeelmodus activeert, wordt de Eye-Fi-
verbinding hetsteld. Films die zijn gemaakt in de modus worden mogelijk
opnieuw overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een Eye-Fi-kaart
in de camera is geplaatst en als het schuifje voor schrijfbeveiliging niet
in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden
gewijzigd voor een geplaatste Eye-Fi-kaart als het schuifje in de
vergrendelstand staat.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
220
221
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
9
222
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of u het juiste type batterij gebruikt en of deze voldoende is opgeladen
(p. 229).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (p. 15).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 16).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een beetje
warm, door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (p. 16).
De batterij is gezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen
met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op een tv
(p. 193).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 20) de ontspanknop half in (p. 43).
Er wordt niets weergegeven (p. 52).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (p. 45).
Vreemde weergave op het scherm bij opanmen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen.
Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale band verschijnen.
Problemen oplossen
Problemen oplossen
223
h knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt,
en opnemen is niet mogelijk (p. 53).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 52).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 126).
Klap de flitser uit en stel de flitsmodus in op h (p. 122).
Verhoog de ISO-waarde (p. 101).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te
houden. Stel in dit geval [IS modus] in op [Uit] (p. 126).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 43).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden
(zie “Specificaties” (p. 36).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 71).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 115, 120).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert
u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen voordat
u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen half in
te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de flitser uit en stel de flitsmodus in op h (p. 122).
Pas de belichting aan met behulp van de belichtingscompensatie (p. 99).
Pas het contrast aan met i-Contrast (pp. 104, 169).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling (pp. 99, 100).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de flitser in en stel de flitsmodus in op ! (p. 51).
Pas de belichting aan met behulp van de belichtingscompensatie (p. 99).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling (pp. 99, 100).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geflitst (p. 52).
Maak de opname binnen het bereik van de flits (p. 122).
Pas de helderheid aan met behulp van flitsbelichtingscompensatie of door het niveau
voor de flitsuitvoer te wijzigen (pp. 123, 133).
Verhoog de ISO-waarde (p. 101).
De onderwerpen in geflitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de flits (p. 122).
Klap de flitser in en stel de flitsmodus in op ! (p. 51).
Pas de helderheid aan met behulp van flitsbelichtingscompensatie of door het niveau
voor de flitsuitvoer te wijzigen (pp. 123, 133).
Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in geflitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stof- of andere deeltjes
in de lucht.
Problemen oplossen
224
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (p. 101).
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden (p. 76).
De onderwerpen hebben rode ogen (p. 64).
Zet [Lamp Aan] op [Aan] (p. 71) om het licht voor rode-ogenreductie (p. 4) te activeren
in geflitste foto’s. U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor
rode-ogenreductie kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of
dichter bij het onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met rode-ogencorrectie (p. 170).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continu-opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (p. 178).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies per
opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnamemenu” (pp. 232–239).
Films opnemen
Er kunnen geen films worden opgenomen (p. 17).
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart die
hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken tijd
verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de films op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnameduur (p. 177).
verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg
naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen:
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (p. 178).
Verlaag de beeldkwaliteit (p. 66).
Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt
(zie “Specificaties” (p. 36)).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u films opneemt in een modus die de digitale zoom
niet ondersteunt.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u films opneemt in de modus .
Onderwerpen lijken vervormd.
Onderwerpen die tijdens het opnemen snel langs de camera bewegen, kunnen
vervormd lijken. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of films afspelen als u de bestandsnaam of mapstructuur
hebt gewijzigd via een computer. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie
over mapstructuur en bestandsnamen.
Problemen oplossen
225
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (p. 178).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u films afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u films afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders
wegvallen en kan het geluid haperen.
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als volgt de
overdrachtsnelheid te verlagen:
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop n
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het volgende scherm
op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop m.
Eye-Fi-kaarten
Kan geen beelden overdragen (p. 218).
226
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw, en in de juiste richting (p. 16).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of de
Eye-Fi-kaart is vergrendeld. Ontgrendel het schuifje voor de schrijfbeveiliging (p. 15).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 16).
Geheugenkaart fout (p. 178)
Als deze foutmelding ook verschijnt als u een geformatteerde geheugenkaart in de
juiste richting hebt geplaatst, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenondersteuning (p. 16).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart op opnamen te maken (pp. 49, 73,
97, 129) of beelden te bewerken (pp. 166–170). Wis de overbodige beelden (p. 158) of
plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte (zie “Specificaties” (p. 36)).
Vervang / Verwissel accu (p. 15)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 154)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/RAW
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden afgespeeld.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/
Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die met
een andere camera zijn gemaakt. Denk erom dat functies met een sterretje (*) niet
beschikbaar zijn voor films.
Vergroten* (p. 151), Smart Shuffle* (p. 153), Categoriseren (p. 163), Roteren (p. 161),
Bewerken* (pp. 166–170), Toewijzen als opstartbeeld* (p. 177) en Print Opties*
(p. 214).
Beveiligde beelden kunt u niet wissen (p. 91).
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (pp. 156, 159, 165, 216), en u probeerde
als eerste beeld een beeld te selecteren dat na het laatste beeld komt, of vice versa.
Berichten op het scherm
Berichten op het scherm
227
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de afdrukorder (p. 214). Selecteer 998
beelden of minder.
De instellingen voor de afdrukorder (p. 214) konden niet correct worden opgeslagen.
Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw.
U hebt geprobeerd om meer dan 500 beelden te kiezen in Beveilig (p. 154),
Wissen (p. 158), Favorieten (p. 163), My Category (p. 164) of Print Opties (p. 214).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het te grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart rechtstreeks in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
Wanneer het hoogste mapnummer (999) en het hoogste beeldnummer (9999) is
bereikt, kunnen geen nieuwe mappen meer worden gemaakt en geen beelden meer
worden opgenomen. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 179)
of formatteer de geheugenkaart (p. 177).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera. Neem
contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het beeld
mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera. Schrijf
in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk van Canon
Klantenondersteuning.
bestandsfout
Beelden die zijn bewerkt op een computer of beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat. Als dit bericht wordt weergegeven
terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de instellingen opnieuw
op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag om een
vervangend inktabsorptiekussen.
228
Informatie op het scherm
Opname (Informatieweergave)
Batterijniveau (p. 229)
Camerastand*
Witbalanscorrectie
(p. 107)
My Colors (p. 108)
AEB-opname (p. 103)/
Focusbracketing (p. 121)
Transportmodus (p. 110)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 218)
Meetmethode (p. 100)
Stilstaand beeld
(Compressie) (p. 64),
Resolutie (p. 63)
Histogram (p. 144)
Aantal opnamen
Zelfontspanner (p. 58)
Filmkwaliteit (p. 66)
Focuslengte (p. 111)
Resterende tijd
Digitale zoomvergroting
(p. 57), Digitale Tele-
converter (p. 113)
Scherpstelbereik
(pp. 111, 112), AF lock
(p. 120), IS-moduspicto-
gram (p. 55)
Opnamemodus (p. 232),
Compositiepictogram
(p. 54)
Flits mode (p. 122),
LED-lamp (p. 201)
AF Frame (p. 114)
Rode-ogencorrectie
(p. 64)
Flitsbelichtingscompen-
satie / flitsuitvoerniveau
(pp. 123, 133)
Spotmetingpuntkader
(p. 100)
Datum stempel (p. 60)
ISO-waarde (p. 101)
ND filter (p. 105)
AE lock (p. 99), FE-lock
(p. 124)
Raster (p. 134)
Sluitertijd (pp. 130, 132)
Digitale horizon (p. 182)
Diafragmawaarde
(pp. 131, 132)
Belichtingscompensatie-
niveau (p. 99)
i-Contrast (p. 104)
Witbalans (p. 106)
Correctie voor kwiklamp
(p. 65)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 52)
Belichtingsschuifbalk
Zoombalk (p. 50)
Knipperdetectie (p. 70)
Belichtingsniveau
(p. 132)
MF-indicator (p. 112)
Beeldstabilisatie (p. 126)
Tijdzone (p. 181)
Wind Filter (p. 67)
Belichtingscompensatie-
balk (p. 99)
Informatie op het scherm
229
* : Camerastand, : Verticale stand
De camera detecteert de opnamerichting en past de instellingen aan voor optimale
foto’s. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera
vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren indien nodig.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende niveau
van de batterij aangeeft.
Batterijniveau
Weergave Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood) Bijna leeg; batterij moet worden geladen
[Vervang / Verwissel accu] Leeg; batterij moet NU worden geladen
Informatie op het scherm
230
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Weergave schakelen
(RGB-histogram)
(p. 145)
My Category (p. 164)
Flitsbelichtingscompen-
satie (p. 99) / Belichtings-
niveau (p. 94)
ND filter (p. 105)
Witbalans (p. 106),
Witbalanscorrectie
(p. 107), Correctie voor
kwiklamp (p. 65)
Histogram (p. 144)
Print Opties (p. 214)
ISO-waarde (p. 101),
Afspeelsnelheid (p. 81)
Opnamemodus (p. 232)
Overdracht via Eye-Fi
(p. 218)
Batterijniveau (p. 229)
Meetmethode (p. 100)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 179)
Nummer huidig beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (foto’s)
(p. 130), Beeldkwaliteit /
aantal beelden (films)
(p. 66)
Diafragmawaarde
(pp. 131, 132)
i-Contrast (pp. 104, 169)
Flitser (p. 122),
Flitsbelichtings-
compensatie (p. 123)
Scherpstelbereik
(pp. 111, 112)
Bestandsgrootte
Foto’s: Resolutie
Films: Filmlengte
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) (p. 64) /
Resolutie (p. 63), RAW
(p. 125), MOV (films)
Groep afspelen (p. 150),
Beeld bewerken
(pp. 166 – 170)
Beveiligen (p. 154)
Favorieten (p. 163)
My Colors (pp. 108, 168)
Rode-ogencorrectie
(pp. 64, 170)
Opnamedatum/-tijd
(p. 18)
Films (pp. 50, 142)
High-speedburst HQ
(p. 91)
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven alsu beelden bekijkt
op een tv (p. 192).
Informatie op het scherm
231
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Overzicht van filmbedieningspaneel in “Bekijken” (p. 142)
Afsluiten
Afspelen
Slow Motion (Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om de
afspeelsnelheid aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* (Als u verder terug wilt springen, houdt u de knop m
ingedrukt.)
Vorig beeld (Om snel terug te spoelen houdt u de knop m ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop m ingedrukt.)
Vooruit springen* (Als u verder vooruit wilt springen, houdt u de knop m
ingedrukt.)
Bewerken (p. 171)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer
(p. 208).
Om tijdens het afspelen van films vooruit of achteruit te springen, drukt u op de
knoppen qr.
*
c
232
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
D B M G
A
K
I J V
Functie
Belichtingscompensatie (p. 99) *
1
*
1
 
ISO-waarde (p. 101)
*
1
*
1

–*
1
*
1
 ———
Witbalanscorrectie (p. 107) *
1
*
1
——
Flitser (p. 122)
*3
*
1
*
1
———
h *
1
*
1
 
Z *
1
*
1
*
4
—*
5
! *
1
*
1

Meetmethode (p. 100)
*
1
*
1

*
1
*
1
 ———
Sluitertijd (p. 130) *
1
*
1
———
Diafragmawaarde (p. 131) *
1
*
1
———
Program Shift (p. 99)   ———
AE lock (p. 99)/ FE-lock (p. 124)   ———
AE-vergrendeling (film)/belichting (p. 94)
AF lock (indien toegewezen aan de knop ) (p. 137)
 
Scherpstelbereik
(pp. 111, 112)
*
1
*
1

e *
1
*
1
 
/AF lock *
1
*
1
 
Positie van het AF-kader wijzigen (p. 116) *
1
*
1
——
Grootte van het AF-kader wijzigen (p. 116) *
1
*
1
 
Gezichtsselectie (p. 119) 
AF Tracking (pp. 61, 117)  
Schermweergave (p. 45)
Uit *
1
*
1
 
Weergave 1 *
1
*
1

Weergave 2 *
1
*
1

Menu FUNC.
DR-correctie (p. 104)
*
1
*
1
 
*
1
*
1
————
*
1
*
1
——
Schaduwcorrectie (p. 105)
*
1
*
1
 
*
1
*
1
———
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Geen gedetailleerde
instellingen beschikbaar.
*3 Ingesteld op ! met de flitser ingeklapt, maar selecteerbaar als de flitser is uitgeklapt.
Functies en menutabellen
233
K E
w S O P t
x T
E
v
Y
 ————

———————————————————————
———————*
2
———————————————
———————
—— ——
——————————————————————


———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
—————————————————————
———— 

———— 
——————
———————————————————————
———— ——— ——
 ————
——— ——— —————
———— ————————————

———   
Menu FUNC.
 ——
——————— ———————————————
———————————————————————
——
———————————————————————
*4 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar Z. *5 Niet beschikbaar, maar schakelt over
naar Z wanneer de flitser flitst.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menutabellen
234
Opnamemodus
D B M G
A
K
I J V
Functie
Witbalans (p. 106)
*1 *1

*1 *1
 ———
*1 *1
 ———
*1 *1
 ———
*2 *1 *1
 ———
My Colors (p. 108)
*1 *1

*
3
*
3
*4
*1 *1
 ———
Bracketing (pp. 121, 103)
*1 *1

*1 *1
——
*1 *1
——
Transportmodus (p. 110)
*1 *1

*1 *1
——
*5 *1 *1
——
Zelfontspanner (p. 58)
*1 *1

*1 *1

*1 *1

*1 *1

Instellingen voor
zelfontspanner (p. 59)
Vertraging
*6 *1 *1

Beelden
*7 *1 *1
 
Flitsbelichtingscompensatie (p. 123)
*1 *1
 ———
Flitsuitvoerniveau (p. 133)
*1 *1
———
ND filter (p. 105)
*1 *1
 ———
*1 *1

Verhouding voor foto’s (p. 62)
*1 *1
 
Beeldtype (p. 125)
*1 *1
——
Resolutie (p. 63)
*1 *1

*1 *1

Compressie (p. 64)
*1 *1

Filmkwaliteit (p. 66)
*1 *1

*1 *1

*1 *1

*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Niet beschikbaar in x of v.
*3 Witbalans is niet beschikbaar. *4 Instellen in een bereik van 1–5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten. *5 wordt ingesteld bij , AF lock of t .
h
S
W
]
[
$
Functies en menutabellen
235
K E
w S O P t
x T
E
v
Y

——————— —————————
——————— ———————————
——————— —————————
——— ——— ————————

——————— —————————

———————————————————————
———————————————————————
 
———— ————
—————————

—————
—————
—————
—————
————— ——
———————————————————————
———————————————————————
—————————————————————

—— ——
*8
——
———————————————————————

———————————

 

*9


*9

*6 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi zonder selectie van het aantal opnamen. *7 Eén opname
(kan niet worden gewijzigd) in modi zonder selectie van het aantal opnamen.
*8 Alleen en zijn beschikbaar. *9 Synchroniseert met de ingestelde verhouding en wordt automatisch
aangepast (p. 62).
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menutabellen
236
4 Opnamemenu
Opnamemodus
D B M G
A
K
I J V
Functie
AF-kader (p. 114)
Gezichts-AiAf
*1 *1

AF Tracking
*1 *1

*2

FlexiZone/Centrum*
2*1*1
 
Digitale Zoom (pp. 57, 113)
Standaard
*1 *1

Uit
*1 *1

Digitale Tele-
converter (1.5x/1.9x)
*1 *1
——
AF-Punt Zoom (p. 69)
Aan
*1 *1
 
Uit
*1 *1

Servo AF (p. 118)
Aan
*1 *1
——
Uit*
4*1*1

Continu AF (p. 119)
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1
——
AF-hulplicht (p. 71)
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

MF-Punt Zoom (p. 112)
Aan
*1 *1
——
Uit
*1 *1

Veiligheids MF (p. 112)
Aan
*1 *1
 
Uit
*1 *1

Flitsbesturing (pp. 64, 71,
123, 124, 133)
Flits
mode
Auto
*1 *1

Handmatig
*1 *1
———
Flitsbel. comp.
*1 *1
 ———
Flits output
*1 *1
———
Sluiter
sync.
1e gordijn
*1 *1

2e gordijn
*1 *1
 ———
Rode-
Ogen
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

Lamp
Aan
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

Veilig-
heids FE
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1
 ———
ISO autom. inst. (p. 101)
Max ISO-waarde
*1 *1
 ———
Snelheid inst.
*1 *1
———
Hoog ISO nr. (p. 102)
Laag / Standaard / Hoog
*1 *1
——
Functies en menutabellen
237
K E
w S O P t
x T
E
v
Y
————
——— ——— —————
———   
————————————

———————————————————————
 ———————

———————— —————

 
———————
 

———— ———————

——————

—— ——
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
—— ——
———————————————————————

———————————————

—— ——
—— ——
—— ——
—— ——
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menutabellen
238
Opnamemodus
D B M G
A
K
I J V
Functie
Hg lampcorr. (p. 65) Aan/Uit* ————
Spotmetingpunt (p. 100)
Centrum
*1 *1
 ———
AF-Punt
*1 *1
——
Safety Shift (p. 131)
Aan
*1 *1
———
Uit
*1 *1

Wind Filter (p. 67)
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

Bekijken (p. 72)
Uit
*1 *1

2 sec.
*1 *1

3–10 sec.
*1 *1

Vastzetten
*1 *1

Terugkijken (p. 72)
Uit
*1 *1

Details
*1 *1

Focus check
*1 *1

Knipperdetectie (p. 70)
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

Custom Display (p. 134)
Opname Info
*1 *1

Raster
*1 *1

Digitale horizon
*1 *1

Histogram
*1 *1

Beeldomkeren (p. 17)
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

IS-instellingen (p. 126)
IS modus
Uit
*1 *1

Continu
*1 *1

Opname
*1 *1
 
Powered
IS
Aan
*1 *1

Uit
*1 *1

Datum stempel (p. 60)
Uit
*1 *1

Datum
*1 *1

Datum/Tijd
*1 *1

Func. z7 inst. (p. 135)
*1 *1
——
Snelkiesknop (p. 137)
*1 *1

Opslaan (p. 138) ——
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Alleen beschikbaar door op de
knop o te drukken (p. 114).
*3 [FlexiZone] in de modi G, M, B en D en [Centrum] in alle andere modi.
Functies en menutabellen
239
K E
w S O P t
x T
E
v
Y
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————

 
 
——
——
——
——
——
 ——
 ——
—— ——— ——————





 

 

 ——

 

——————————————
——————————————
———————————————————————

———————————————————————
*4 [Aan] wanneer beweging van het onderwerp wordt gedetecteerd in de modus A.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menutabellen
240
3 Menu Instellen
Item Zie pagina Item Zie pagina
mute p. 174 Tijdzone p. 181
Volume p. 174 Datum/Tijd p. 19
Geluidsopties p. 175 Maateenheid p. 182
Hints en tips p. 175 Digitale horizon p. 182
LCD Helderheid p. 176 Video Systeem p. 193
opstart scherm p. 176 Ctrl via HDMI p. 194
Formateren pp. 177, 178 Eye-Fi instellingen p. 218
Bestandsnummering p. 179 Copyrightinformatie p. 183
Maak folder p. 179 Taal p. 20
Lens intrekken p. 180 Reset alle p. 185
Spaarstand pp. 42, 180
Menu My Menu
Item Zie pagina
My Menu inst. p. 139
Functies en menutabellen
241
1 Menu Afspelen
Item Zie pagina Item Zie pagina
Filmsynopsis afspelen p. 149 Rode-Ogen Correctie p. 170
Smart Shuffle p. 153 Trimmen p. 167
Diavoorstelling p. 152 Veranderen p. 166
Wissen p. 158 My Colors p. 168
Beveilig p. 154 Beeld scrollen p. 143
Roteren p. 161 Beelden groep. p. 150
Favorieten p. 163 Autom. draaien p. 161
My Category p. 164 Ga verder p. 143
i-Contrast p. 169 Overgang p. 143
2 Menu Print
Item Zie pagina Item Zie pagina
Print Sel. alle beelden p. 217
Sel. beeld & aantal p. 216 Wis alle selecties p. 217
Select. Reeks p. 216 Afdrukinstellingen p. 215
242
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Dit kan leiden
tot storing of verlies van beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje.
Niet hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als het
schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van een
koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de camera
in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan
de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie ontstaat.
Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze
beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot
het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
243
A
Aangepaste witbalans .............................107
Aansluiting.................31, 192, 193, 195, 208
Accessoires .............................................188
AEB-modus .............................................103
AE lock ......................................................99
Afdrukken ................................................208
AF Scherpstellen
AF-kaders............................24, 51, 114, 116
AF lock..................................................... 120
Afspelen Bekijken
AF Tracking .......................................61, 117
Alles wissen.............................................158
AUTO-modus (opnamemodus) ..... 23, 45, 50
Av (opnamemodus) .................................131
AV-kabel..................................................192
B
Batterij
Level .................................................229
Opladen ..............................................14
Spaarstand ......................................... 42
Beelden
Afspelen Bekijken
Beveiligen ......................................... 154
Weergaveduur .................................... 72
Wissen..............................................158
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
Bekijken
Beeld zoeken.................................... 147
Diavoorstelling .................................. 152
Enkelvoudige weergave...................... 26
Indexweergave ................................. 147
Smart Shuffle....................................153
Tv-weergave..................................... 192
Vergrote weergave ...........................151
Belichting
AE lock................................................99
Compensatie.......................................99
FE-lock..............................................124
Bestandsnummering................................179
Beveiligen................................................154
Bewerken
Bijsnijden ..........................................167
Het formaat van beelden wijzigen.....166
i-Contrast ..........................................169
My Colors..........................................168
Rode-ogencorrectie ..........................170
Bijsnijden .................................................167
Breedbeeld (resolutie) ...............................63
C
C1/C2 (opnamemodus) ...........................138
Camera
Reset alle..........................................185
Camerabeweging ....................................126
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Compressieverhouding (beeldkwaliteit).....64
Continu-opnamen maken ........................110
High-speedburst HQ
(opnamemodus)..................................91
Creatieve filters (opnamemodus) ..............77
D
Datum/tijd
Datum/tijd toevoegen aan beelden .....60
Instellen ..............................................18
Wereldklok ........................................181
Wijzigen ..............................................19
Diavoorstelling......................................... 152
Digitale Tele-converter ............................113
Digitale Zoom ............................................ 57
DPOF.......................................................214
DR-correctie ............................................104
E
Extra levendig (opnamemodus).................77
Eye-Fi-kaarten.....................................2, 218
F
Favorieten................................................163
FE-lock .................................................... 124
Films
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden) ................... 66
Bewerken..........................................171
Filmsynopsis (opnamemodus)...................87
Index
Index
244
Fisheye-effect (opnamemodus)................. 80
FlexiZone (modus AF Frame) ................. 115
Flitser
Aan ................................................... 122
Flitsbelichtingscompensatie.............. 123
Slow sync ......................................... 122
Focusbracketing...................................... 121
Focus check ............................................ 145
Focusvergrendeling................................. 115
Foutmeldingen......................................... 226
G
Geheugenkaarten........................................ 2
Geluiden.................................................. 174
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ........... 114
Gezichtsselectie ...................................... 119
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)........................................ 90
Glimlach (opnamemodus) ......................... 88
H
Handmatig scherpstellen
(scherpstelmodus)................................... 112
Het formaat van beelden wijzigen ........... 166
High Dynamic Range (opnamemodus) ..... 78
High-speedburst HQ (opnamemodus) ...... 91
I
i-Contrast......................................... 104, 169
Indicator..................................................... 48
Inhoud van de verpakking ........................... 2
Interfacekabel................................ 2, 31, 208
ISO-waarde ............................................. 101
K
Kleur (witbalans)...................................... 106
Kleur Accent (opnamemodus)................... 84
Kleur Wissel (opnamemodus) ................... 85
Klok ........................................................... 48
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............. 89
Knipperdetectie ......................................... 70
L
Lampje....................................................... 71
Lichtnet.................................................... 195
M
M (opnamemodus) .................................. 132
Macro (scherpstelmodus)........................ 111
Meetmethode .......................................... 100
Menu
Basishandelingen ............................... 47
Tabel................................................. 232
Menu FUNC.
Basishandelingen .............................. 46
Miniatuureffect (opnamemodus)................ 80
Monochroom (opnamemodus) .................. 83
My Category............................................ 164
My Colors ........................................ 108, 168
N
Nachtscene handm (opnamemodus) ........75
ND-filter ................................................... 105
Nostalgisch (opnamemodus)..................... 79
O
Onderwater (opnamemodus) .................... 75
Opnamen maken
Opnamedatum/-tijd Datum/tijd
Opname-informatie................... 134, 228
P
P (opnamemodus).....................................98
PictBridge........................................ 191, 208
Portret (opnamemodus) ............................ 74
Poster-effect (opnamemodus)................... 77
Powered IS..............................................127
Problemen oplossen................................ 222
Programma automatische belichting ......... 98
R
RAW ........................................................ 125
Reizen met de camera .................... 181, 188
Reset alle ................................................ 185
Resolutie (beeldgrootte) ............................ 63
Rode-ogencorrectie........................... 64, 170
Roteren.................................................... 161
Index
245
S
Schaduwcorrectie.................................... 105
Scherm
Menu Menu FUNC., menu
Pictogrammen...........................228, 230
Taalweergave .....................................20
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen ..................112
macro................................................111
Scherpstellen
AF-kaders .........................................114
AF lock.............................................. 120
AF-Punt Zoom .................................... 69
Gezichtsselectie................................119
Servo AF........................................... 118
SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaarten
Sepiakleurige beelden.......................79, 108
Servo AF.................................................. 118
Smart Shuffle...........................................153
Smart Shutter (opnamemodus) .................88
Sneeuw (opnamemodus) ..........................76
Software
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie............................................. 30
Spaarstand ................................................ 42
Speels effect (opnamemodus)...................82
Sport (opnamemodus)...............................75
Standaardwaarden Reset alle
Stereo AV-kabel ......................................192
Stitch Hulp (opnamemodus)......................93
T
Taal van LCD-scherm................................20
Taalweergave............................................20
Transportmodus ......................................110
Tv (opnamemodus) .................................130
Tv-weergave............................................192
V
Vergrote weergave .................................. 151
Verhouding ................................................62
Voeding batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset.................................195
Vuurwerk (opnamemodus) ........................76
W
Wereldklok...............................................181
Wissen.....................................................158
Witbalans (kleur)......................................106
Witbalans voor meerdere gebieden...........65
Z
Zelfontspanner........................................... 58
2 seconden-zelfontspanner ................59
De zelfontspanner aanpassen ............59
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................90
Knipoogdetectie (opnamemodus).......89
Zoeker .......................................................44
Zoomen ......................................... 23, 50, 57
Zwart-witfoto’s ...................................79, 108
246
Informatie over handelsmerken
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven
door Microsoft.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van Apple INC.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T
patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
CEL-SS6AA281 © CANON INC. 2012
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247

Canon PowerShot G1 X Handleiding

Type
Handleiding