Canon PowerShot SX410 IS Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
NEDERLANDS
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Gebruikershandleiding
© CANON INC. 2015 CEL-SV7WA280
Zorg dat u deze handleiding leest, inclusief het gedeelte
“Veiligheidsmaatregelen” (
=
11), voordat u de camera in
gebruik neemt.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct
te gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst
kunt raadplegen.
Klik op de knoppen rechtsonder om andere pagina’s te openen.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling klikte
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt u op de
hoofdstuktitel aan de rechterkant.
2
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Informatie om te beginnen
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking
de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij
NB-11LH*
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE
Polsriem
Lensdop
(met snoer)
* Verwijder het label van de batterij niet.
De verpakking bevat ook gedrukt materiaal.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (
=
2).
Vóór gebruik
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen,
ongeacht de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
Eye-Fi-kaarten
* Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking
in deze camera geverieerd.
Over Eye-Fi-kaarten
Er wordt niet gegarandeerd dat dit product Eye-Fi-kaartfuncties
(inclusief draadloze overdracht) ondersteunt. Als u een probleem hebt met
een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig
hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het
gebruik van de kaart niet toegestaan. Als u niet zeker weet of de kaart
in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met
de fabrikant van de kaart.
3
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Namen van onderdelen en conventies
die in deze handleiding worden gebruikt
(
3
)
(
6
)
(
8
) (
9
)
(
7
)
(
1
) (
2
) (
3
) (
4
) (
5
)
(1) Zoomknop
Opnamen maken: [
(telelens)] /
[
(groothoek)]
Afspelen: [
(vergroten)] /
[
(index)]
(2) Ontspanknop
(3) Riembevestigingspunt
(4) ON/OFF-knop
(5) Flitser
(6) Lampje
(7) Lens
(8) Aansluiting statief
(9) Klepje van geheugenkaart/
batterijhouder
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn
niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit
uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief
kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of
niet kan worden gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van opnamen dat
een overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan dat, ook al is
de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik, het fotograferen in strijd
kan zijn met het auteursrecht of andere wettelijke rechten op bepaalde
voorstellingen of tentoonstellingen, of in bepaalde commerciële
omstandigheden.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de Canon
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met het
instructieboekje dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel de LCD-monitor onder productieomstandigheden voor
uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de
pixels voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar
zijn. Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen
invloed op de opgenomen beelden.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
4
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamestanden en pictogrammen en tekst op het scherm worden
tussen haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=
xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx”
voor een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op
de standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
De symbolen “
Foto’s” en “ Films” onder titels geven aan of
de functie wordt gebruikt voor foto’s of lms.
(
8
)
(
9
)
(
11
)
(
12
)
(
13
)
(
1
) (
6
) (
7
)
(
5
)
(
4
) (
15
)(
14
) (
16
)
(
3
)(
2
)
(
10
)
(1) Luidspreker
(2) Microfoon
(3) AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
(4) Scherm (LCD-monitor)
(5) Kabelpoort gelijkstroomkoppeling
(6) Indicator
(7) Knop [
(Afspelen)]
(8) Filmknop
(9) Knop [
(Auto)]
(10) Knop [
(Belichtings-
compensatie)] / Omhoog
(11) FUNC./SET-knop
(12) Knop [
(Flitser)] / Rechts
(13) Knop [
(Zelfontspanner)] /
[
(1 beeld wissen)] / Omlaag
(14)
Knop [ (Scherpstelbereik)] / Links
(15) Knop [ (Weergave)]
(16) Knop [
]
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen aan te duiden waarop de pictogrammen zijn afgebeeld
of die er op lijken.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden
met de volgende pictogrammen aangeduid:
[
] knop omhoog (10) aan de achterkant
[ ] knop links (14) aan de achterkant
[ ] knop rechts (12) aan de achterkant
[ ] knop omlaag (13) aan de achterkant
5
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen van de camera ...............................22
Aan/Uit .......................................................................................... 22
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) ............................................23
Spaarstand in de opnamemodus ...............................................23
Spaarstand in de afspeelmodus .................................................23
Ontspanknop ................................................................................ 23
Opties opnameweergave .............................................................24
Het menu FUNC. gebruiken .........................................................24
Het menuscherm gebruiken ......................................................... 25
Indicatorweergave ........................................................................ 26
Klok ...............................................................................................27
2 Auto-modus ............................................................... 28
Opnamen maken met door de camera bepaalde instellingen .....28
Opnamen maken (Smart Auto) .......................................................28
Foto’s/lms ..................................................................................30
Foto’s...........................................................................................30
Films ............................................................................................30
Compositiepictogrammen ...............................................................31
Pictogrammen voor beeldstabilisatie ..............................................32
Kaders op het scherm .....................................................................32
Algemene, handige functies .........................................................33
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ......................33
De zelfontspanner gebruiken ..........................................................33
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner .................. 34
De zelfontspanner aanpassen .................................................... 34
Een datumstempel toevoegen ........................................................35
Continue opname ............................................................................35
Functies voor de beeldaanpassing ..............................................36
De verhouding wijzigen ...................................................................36
Inhoudsopgave
Vóór gebruik
Informatie om te beginnen ............................................... 2
Inhoud van de verpakking .............................................................. 2
Compatibele geheugenkaarten ......................................................2
Over Eye-Fi-kaarten .......................................................................... 2
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie.................................3
Namen van onderdelen en conventies die in deze
handleiding worden gebruikt ..........................................................3
Algemene bediening camera .......................................................10
Veiligheidsmaatregelen ................................................................ 11
Basishandleiding
Basishandelingen ........................................................... 14
Voordat u begint ...........................................................................14
De accessoires bevestigen .............................................................14
De camera vasthouden ...................................................................15
De batterij opladen ..........................................................................15
De batterij en geheugenkaart plaatsen ........................................... 15
De batterij en geheugenkaart verwijderen .................................. 16
De datum en tijd instellen ................................................................16
De datum en tijd wijzigen ............................................................17
Weergavetaal ..................................................................................18
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen.............................18
De camera testen ......................................................................... 19
Opnamen maken (Smart Auto) .......................................................19
Bekijken ...........................................................................................20
Beelden wissen ...........................................................................21
6
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
4 P-modus ..................................................................... 49
Opnamen maken met AE-programma ([P]-modus) .....................49
Helderheid van het beeld (Belichting) .......................................... 50
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
................................................................50
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen (AE lock) ........... 50
De meetmethode wijzigen ............................................................... 51
De ISO-waarde wijzigen .................................................................51
De helderheid corrigeren (i-Contrast) .............................................52
Beeldkleuren ................................................................................52
De witbalans aanpassen .................................................................52
Aangepaste witbalans .................................................................53
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) ..........................53
Custom Kleur ..............................................................................54
Opnamebereik en scherpstellen ..................................................54
Close-ups maken (macro) ...............................................................54
Opnamen maken van onderwerpen op grote afstand (Oneindig)
...55
Digitale telelens ...............................................................................55
De modus AF Frame wijzigen .........................................................55
Centrum ......................................................................................55
Gezichts-AiAf ..............................................................................56
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking) ..............................................................................56
Opnamen maken met Servo AF .................................................57
De focusinstelling veranderen ......................................................... 57
Opnamen maken met AF lock ........................................................58
Flitser ............................................................................................ 58
Flitsermodus wijzigen ......................................................................58
Automatisch ................................................................................58
Aan ..............................................................................................58
De beeldresolutie wijzigen (grootte)................................................37
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis
van het papierformaat (voor 4:3-beelden) ..................................37
Beeldkwaliteit van lms wijzigen .....................................................37
Handige opnamefuncties .............................................................38
Raster weergeven ...........................................................................38
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten ........................38
Controleren op gesloten ogen ......................................................... 39
De camerabewerkingen aanpassen ............................................39
Het AF-hulplicht uitschakelen .......................................................... 39
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen ...........................40
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen .................... 40
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen .............40
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen ....................40
3 Andere opnamestanden ........................................... 42
Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten) ...........................42
Specieke scènes ........................................................................43
Speciale effecten toepassen ........................................................44
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect)
...............................................................................44
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ..............45
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd
(voor clips van een minuut) ......................................................... 45
Opnamen maken met een speels effect
(Speelgoedcamera-effect)...............................................................46
Opnamen maken in monochroom
..................................................46
Speciale standen voor andere doeleinden ..................................47
De gezicht-zelfontspanner gebruiken .............................................47
Opnamen met lange sluitertijd maken (Lange sluiter) ....................47
7
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Een reeks selecteren ..................................................................70
Alle beelden in één keer opgeven ..............................................70
Beelden roteren ............................................................................ 71
Via het menu ...................................................................................71
Automatisch draaien uitschakelen ..................................................71
Beelden markeren als favoriet .....................................................72
Via het menu ...................................................................................72
Foto’s bewerken ...........................................................................73
Het formaat van beelden wijzigen ................................................... 73
Trimmen ..........................................................................................73
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) ..........................74
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast) ......................75
Rode ogen corrigeren .....................................................................75
Films bewerken ............................................................................76
6 Menu Instellingen ...................................................... 77
Basisfuncties van de camera aanpassen ....................................77
Camerageluiden dempen ................................................................ 77
Het volume aanpassen ...................................................................77
Hints en tips verbergen ...................................................................78
Datum en tijd ...................................................................................78
Wereldklok .......................................................................................78
Timing voor het intrekken van de lens ............................................79
Eco-modus gebruiken .....................................................................79
De spaarstand aanpassen ..............................................................79
Schermhelderheid ...........................................................................80
Het opstartscherm verbergen .........................................................80
Geheugenkaarten formatteren ........................................................ 80
Low Level Format .......................................................................81
Bestandsnummering .......................................................................81
Beelden opslaan op datum .............................................................82
Certicatielogo’s controleren ...........................................................82
Slow sync ....................................................................................58
Uit ................................................................................................59
Opnamen maken met FE-lock ........................................................59
Overige instellingen ......................................................................59
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit) ......................59
Instellingen van de IS-modus wijzigen ............................................ 60
Filmen met onderwerpen op hetzelfde formaat als waarop
ze voor het lmen worden weergegeven....................................60
5 Afspeelmodus ............................................................ 61
Bekijken ........................................................................................ 61
Van weergavemodus wisselen........................................................62
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden) ....62
Histogram ....................................................................................63
Door beelden bladeren en beelden lteren .................................63
Bladeren door beelden in een index ...............................................63
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden ..........64
Opties voor het weergeven van foto’s..........................................65
Beelden vergroten ...........................................................................65
Diavoorstellingen bekijken ..............................................................65
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen ...............................66
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen (Smart Shufe) ........66
Beelden beveiligen ....................................................................... 67
Via het menu ...................................................................................67
Afzonderlijke beelden selecteren ....................................................67
Een reeks selecteren ......................................................................68
Alle beelden in een keer beveiligen ................................................69
Alle beveiligingen in een keer opheffen ......................................69
Beelden wissen ............................................................................69
Meerdere beelden tegelijk wissen ..................................................69
Een selectiemethode selecteren ................................................69
Afzonderlijke beelden selecteren ................................................ 70
8
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden ................................96
Afdrukinstellingen voor alle beelden ........................................... 96
Alle beelden in de printlijst wissen ..............................................96
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan
de
printlijst (DPOF) .....................................................................97
Beelden toevoegen aan een fotoboek ............................................97
Een selectiemethode selecteren ................................................97
Afzonderlijke beelden toevoegen ...............................................97
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek .................................98
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek .................................. 98
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .........................................................98
Verbindingsgegevens controleren ..................................................99
Eye-Fi-overdracht uitschakelen ......................................................99
8 Bijlage ....................................................................... 100
Problemen oplossen ..................................................................100
Berichten op het scherm ............................................................103
Informatie op het scherm ...........................................................104
Opname (informatieweergave) .....................................................104
Batterijniveau ............................................................................105
Afspelen (uitgebreide informatieweergave) ..................................105
Overzicht van lmbedieningspaneel .........................................106
Functies en menutabellen .......................................................... 106
Beschikbare functies per opnamemodus .....................................106
Menu FUNC. .................................................................................107
Opnametabblad .............................................................................109
Tabblad Instellen ........................................................................... 111
Tabblad Afspelen ........................................................................... 111
Tabblad Print .................................................................................112
Afspeelmodus menu FUNC. .........................................................112
Voorzorgsmaatregelen ............................................................... 112
Weergavetaal ..................................................................................82
Andere instellingen aanpassen ....................................................... 82
Standaardwaarden herstellen .........................................................83
7 Accessoires ............................................................... 84
Systeemoverzicht ......................................................................... 84
Optionele accessoires .................................................................. 85
Voedingen .......................................................................................85
Flitseenheid .....................................................................................86
Overige accessoires ........................................................................86
Printer ..............................................................................................86
Optionele accessoires gebruiken ................................................. 87
Afspelen op een tv ..........................................................................87
De camera voeden via het lichtnet .................................................87
De software gebruiken .................................................................89
De computeromgeving controleren ................................................. 89
De software installeren ....................................................................89
Beelden opslaan op een computer .................................................90
Beelden afdrukken .......................................................................91
Eenvoudig afdrukken ......................................................................91
Afdrukinstellingen congureren .......................................................92
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken........................................93
Het papierformaat en de indeling selecteren
vóór het
afdrukken ......................................................................93
Beschikbare indelingsopties .......................................................94
Id-foto’s afdrukken ......................................................................94
Filmscènes afdrukken .....................................................................94
Afdrukopties voor lms ...............................................................95
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) ..................................95
Afdrukinstellingen congureren ..................................................95
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden ............................96
9
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Specicaties ............................................................................... 113
Cameraspecicaties ......................................................................113
Brandpuntsafstand digitale zoom
(equivalent aan 35-mm-lm)
..................................................... 113
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd ..................................113
Aantal opnamen per geheugenkaart ........................................ 114
Opnametijd per geheugenkaart ................................................ 114
Flitsbereik .................................................................................. 114
Opnamebereik ..........................................................................115
Snelheid van continue opname ................................................115
Sluitertijd ...................................................................................115
Diafragma..................................................................................115
Batterij NB-11LH .......................................................................115
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE .................................................115
Index ........................................................................................... 116
Handelsmerken en licenties .....................................................118
Vrijwaring...................................................................................118
10
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Algemene bediening camera
Opnamen maken
Door de camera bepaalde instellingen gebruiken (Auto-modus)
-
=
28
Goede opnamen van mensen maken
Portretten
(
=
43)
In de sneeuw
(
=
43)
Specieke scènes afstemmen
Weinig licht
(
=
43)
Vuurwerk
(
=
43)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(
=
44)
Poster-effect
(
=
44)
Fisheye-effect
(
=
44)
Miniatuureffect
(
=
45)
Speels effect
(
=
46)
Monochroom
(
=
46)
Beeldinstellingen aanpassen tijdens het maken van opnamen
(Directe effecten)
-
=
42
Scherpstellen op gezichten
-
=
28,
=
43,
=
56
Zonder gebruik van de itser (Flitser Uit)
-
=
28
Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner)
-
=
33,
=
47
Een datumstempel toevoegen
-
=
35
Weergeven
Beelden bekijken (afspeelmodus)
-
=
61
Automatisch afspelen (Diavoorstelling)
-
=
65
Op een tv
-
=
87
Op een computer
-
=
89
Snel door beelden bladeren
-
=
63
Beelden wissen
-
=
69
Films opnemen/bekijken
Films opnemen
-
=
28
Films bekijken (afspeelmodus)
-
=
61
11
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Veiligheidsmaatregelen
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het
product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen die hier worden vermeld, zijn bedoeld om
letsel bij uzelf en bij andere personen of schade aan eigendommen
te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte
accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico
van ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de itser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de itser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste een meter afstand
wanneer u de itser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Een draagriem rond de nek van een kind wikkelen kan leiden tot verstikking.
Als uw product een netsnoer gebruikt, bestaat er verstikkingsgevaar
wanneer het snoer per ongeluk om de nek van een kind gewikkeld wordt.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor
stroomvoorziening.
Demonteer, wijzig of verwarm het product niet.
Verwijder het label van de batterij niet, als de batterij een label heeft.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan
als het kapot is, bijvoorbeeld wanneer het is gevallen.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een
vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine
of thinner om het product schoon te maken.
Afdrukken
Foto’s afdrukken
-
=
91
Opslaan
Beelden opslaan op een computer
-
=
90
12
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet
is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van
elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat
u het product gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.
Laat de camera niet langdurig in contact komen met de huid.
Zelfs als de camera niet warm aanvoelt kan dit leiden tot eerstegraads
verbrandingen, die te herkennen zijn aan een rode huid of blaren.
Gebruik een statief op warme plekken of als u een slechte bloedsomloop
of ongevoelige huid hebt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico
van letsel.
Zorg dat het product niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld
aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer
u het aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de itser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk
bedekt wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de itser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan;
- plaatsen die aan temperaturen boven 40 °C blootstaan;
- vochtige of stofge plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan/kunnen de
batterij/batterijen ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken,
brand, brandwonden of ander letsel.
Oververhitting en schade kunnen leiden tot elektrische schokken,
brand, brandwonden of ander letsel.
Voorkom contact met vloeistoffen en laat geen vloeistoffen of vreemde
objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als het product nat wordt of als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen
in de camera komen, verwijdert u meteen de batterij/batterijen of haalt
u onmiddellijk de stekker uit het stopcontact.
Kijk niet door de zoeker (als uw model een zoeker heeft) naar een
sterke lichtbron, zoals de zon op een heldere dag of een sterke
kunstmatige lichtbron.
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het
stopcontact zit.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Stop onmiddellijk met
het gebruik van het product en kom niet in de buurt van het product.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij/batterijen.
Plaats de batterij/batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
Dit kan ervoor zorgen dat de batterij/batterijen exploderen of lekken,
wat kan leiden tot een elektrische schok, brand of letsel. Als ogen,
mond, huid of kleding met lekkende batterijvloeistof in aanraking komen,
moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Als het product een batterijlader gebruikt, dient u de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
- Verwijder het netsnoer regelmatig en veeg het stof en vuil dat zich
heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en
het gebied eromheen weg met een droge doek.
- Steek of trek de stekker niet in of uit het stopcontact met natte handen.
- Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale
capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt
overschreden. Gebruik de apparatuur niet als de stekker beschadigd
is of als deze niet volledig in het stopcontact is gestoken.
- Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
niet in contact komen met de contactpunten of stekker.
- Snijd, beschadig of wijzig het netsnoer niet als uw product een
netsnoer gebruikt. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
13
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Haal een batterijlader die u voor het product gebruikt, uit het stopcontact
wanneer deze niet gebruikt wordt. Bedek de lader niet met een doek of
andere voorwerpen wanneer deze gebruikt wordt.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat,
kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Laat batterijen voor het product niet in de buurt van huisdieren liggen.
Als huisdieren op de batterij kauwen kan dit leiden tot lekkage, oververhitting
of een explosie, met schade aan het product of brand als gevolg.
Als uw product meerdere batterijen gebruikt, dient u geen combinatie
van batterijen te gebruiken met verschillende spanningsniveaus.
Gebruik verder geen oude en nieuwe batterijen samen. Let er bij het
plaatsen van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw broekzak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt. Doe ook het scherm dicht (zodat het
naar de camerabody is gericht), als uw product een scherm heeft dat
ingeklapt kan worden.
Bevestig geen harde voorwerpen aan het product.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Door langdurig naar overgangen voor diavoorstelling te kijken,
kunt u zich onprettig gaan voelen.
Wanneer u optionele lenzen, lenslters of lteradapters (indien van
toepassing) gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze accessoires
goed vastzitten.
Als het lensaccessoire losraakt en valt, kan het barsten waarna
de glassplinters snijwonden kunnen veroorzaken.
Let er bij producten die automatisch de itser in- en opklappen op dat
uw vinger niet bekneld raakt door de itser als deze wordt ingeklapt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan eigendommen.
Richt de camera niet op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een
heldere dag of een sterke kunstmatige lichtbron.
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot schade aan de beeldsensor of andere
interne onderdelen.
Als u de camera gebruikt op een zandstrand of op een winderige plek,
dient u erop te letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Druk de itser niet omlaag en forceer deze niet open bij producten die
automatisch de itser in- en opklappen.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veeg eventueel stof, vuil of ander materiaal dat niet op de itser
thuishoort weg met een wattenstaafje of doek.
De warmte die de itser produceert, kan ervoor zorgen dat stoffen die niet
op de itser thuishoren rook afgeven. Ook kan de werking van het product
verstoord raken.
Verwijder de batterij/batterijen en berg deze op wanneer u het product
niet gebruikt.
Als de batterij lekt kan het product beschadigd worden.
Breng, voordat u de batterij/batterijen weggooit, tape of ander
isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
14
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De accessoires bevestigen
1
Bevestig de riem.
Steek het uiteinde van de riem door de
opening voor de riem (1) en haal het
andere uiteinde van de riem door het oog
aan het draadeinde (2).
2
Bevestig de lensdop.
Verwijder de lensdop tijdelijk van de
lens, steek het uiteinde van de riem door
de opening voor de riem (1) en haal
vervolgens de lensdop door het oog (2).
Verwijder altijd eerst de lensdop voordat
u de camera inschakelt.
Zorg dat de lensdop op de camera zit als
de camera niet in gebruik is.
(
2
)
(
1
)
(
1
)
(
2
)
Basishandelingen
Algemene informatie en instructies, van de eerste voorbereidingen
tot opnamen maken en afspelen
Basishandleiding
15
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
3
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen (1) en omhoog (2)
te drukken.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op,
om de batterij te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag
u de lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten.
Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (
=
113) voor
meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en de
opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt
gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100–240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet
in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld
voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Denk eraan dat u, voordat u een nieuwe geheugenkaart (of een
geheugenkaart die in een ander apparaat is geformatteerd) gaat gebruiken,
de geheugenkaart met deze camera moet formatteren (
=
80).
1
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten (1) en open
het (2).
(
1
)
(
2
)
(
1
)
(
2
)
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de uitgeklapte itser rusten.
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop
van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er daarom voor dat u de
batterij eerst oplaadt.
1
Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de -markering op
de batterij overeenkomt met die op
de oplader en plaats dan de batterij
door deze naar binnen (1) en naar
beneden (2) te drukken.
2
Laad de batterij op.
CB-2LF: kantel de stekker naar buiten (1)
en steek de oplader in een stopcontact (2).
CB-2LFE: sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde
in een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid,
wordt het lampje groen.
(
1
)
(
2
)
(
2
)
(
1
)
CB-2LF
CB-2LFE
16
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
114) voor
richtlijnen over hoeveel foto’s of uren aan opnamen op één
geheugenkaart passen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer u de
camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt opgeslagen
in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en wordt gebruikt bij
het beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt met de datum erop.
Desgewenst kunt u ook een datumstempel aan uw foto’s toevoegen (
=
35).
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2
Plaats de batterij.
Houd de batterij zo vast dat de
aansluitpunten (1) zoals getoond wordt
zichtbaar zijn. Duw de batterijvergrendeling
(2) in de richting van de pijl en plaats de
batterij totdat de vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
3
Controleer het lipje voor
schrijfbeveiliging van de kaart en
plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een lipje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het lipje is ingesteld
op vergrendeld. Schuif het lipje in de
ontgrendelde positie.
Plaats de geheugenkaart met het
label (1) in de getoonde richting totdat
deze vastklikt.
Controleer altijd of de geheugenkaart
in de juiste richting geplaatst wordt.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen.
4
Sluit het klepje.
Sluit het klepje (1) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt (2).
(
1
)
(
2
)
(1)
(
1
)
(
2
)
17
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad
[ ] te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Datum/Tijd] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
3
Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 bij “Datum en tijd instellen”
(
=
16) om de instellingen aan
te passen.
Druk op de knop [
] om het
menuscherm te sluiten.
Dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) kunnen
de datum- en tijdinstellingen ongeveer 3 weken behouden blijven
nadat de batterij is verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt in ongeveer 4 uur opgeladen nadat
u een opgeladen batterij hebt geplaatst of de camera hebt
aangesloten op een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar,
=
85), zelfs als de camera is uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm
[Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Stel de juiste datum en
tijd in zoals beschreven bij “De datum en tijd instellen” (
=
16).
2
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om de
datum en tijd in te voeren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Geef uw thuistijdzone op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
tijdzone thuis te selecteren.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] als u klaar bent.
Nadat een bevestigingsbericht is
weergegeven, wordt het instellingenscherm
niet meer weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Als u de datum, tijd en tijdzone nog niet hebt ingesteld, verschijnt
het scherm [Datum/Tijd] telkens wanneer u de camera aanzet.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ]
bij stap 2. Kies vervolgens [
] door op de knoppen [ ][ ]
te drukken.
18
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Als u uw camera afdankt, verwijdert u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij voor recycling in overeenstemming met lokale voorschriften.
1
Schroef de schroeven van de
behuizing los.
Klap eerst de itser uit en open het
aansluitingenklepje aan de zijkant.
Verwijder vervolgens de schroeven van
de behuizing aan de boven-, onder-
en zijkanten, zoals wordt getoond in
de afbeelding.
2
Verwijder de voorste en achterste
afdekking.
3
Verwijder de condensator.
Schroef de schroef van de behuizing aan
de voorkant los.
Verwijder de condensator zoals wordt
getoond in de afbeelding.
4
Verwijder de printplaat.
Verwijder het vel met gedrukte
schakelingen.
Schroef de schroeven los en verwijder
de printplaat.
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2
Open het instellingenscherm.
Houd de knop [ ] ingedrukt en druk
direct daarna op de knop [ ].
3
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [ ].
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
niet langer weergegeven.
De huidige tijd wordt weergegeven als u bij stap 2, nadat u op
de knop [
] hebt gedrukt, te lang wacht voordat u op de knop
[
] drukt. Druk in dat geval op [ ] om de tijdweergave
te verwijderen en herhaal stap 2.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop [
]
te drukken en [Taal
] te selecteren op het tabblad [ ].
19
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De camera testen
Foto’s
Films
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of lmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Selecteer de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus
voor speciale opnamen en de
beeldstabilisatiemodus aanduiden, worden
rechtsboven in het scherm weergegeven.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [ ] (groothoek).
5
Verwijder de bovenste afdekking.
Knip de lintkabels door zoals wordt
getoond in de afbeelding.
Verwijder de bovenste afdekking.
6
Verwijder de printplaat.
Schroef de schroeven van de behuizing
los en verwijder de printplaat uit de
bovenste afdekking.
Raak het op de afbeelding gemarkeerde
gedeelte nooit aan. Anders kunt u een
elektrische schok krijgen door het
hoge voltage.
7
Verwijder de printplaat.
Verwijder de camerabehuizing alleen om de interne oplaadbare lithiumbatterij
te verwijderen voor recycling voordat u de camera weggooit.
20
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Films opnemen
1) Start met opnemen.
druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en
de verstreken tijd (1) op het scherm.
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen,
haalt u uw vinger van de lmknop.
2) Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
(
1
)
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer [Flitser Opklappen] wordt
getoond, klapt u de itser met uw vinger
uit zodat deze klaar is voor gebruik.
Als u liever geen itser gebruikt,
drukt u de itser met uw vinger omlaag.
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het
sluitergeluid stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
21
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2
Blader door uw beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt u op de knop [ ]. Als u het volgende
beeld wilt bekijken, drukt u op de knop [ ].
Om dit scherm te openen (modus Beeld
scrollen), houdt u de knoppen [
][ ]
ten minste een seconde lang ingedrukt.
Druk in deze modus op de knoppen
[ ][ ] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
[
]. Ga naar stap 3 als u lms
wilt afspelen.
3
Films afspelen
Druk op de knop [ ], druk op de knoppen
[ ][ ] om [ ] te selecteren en druk
vervolgens nogmaals op de knop [ ].
Het afspelen begint en na de lm
verschijnt [
].
Om het volume aan te passen,
drukt u op de knoppen [
][ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
1
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] om [Wissen] te
selecteren. Druk daarna op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren,
drukt u op de knoppen [
][ ] om
[Annuleer] te kiezen. Druk vervolgens
op de knop [ ].
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te wissen
(
=
69).
22
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop [ ] om de camera in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop [
].
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u op de knop [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in (
=
23).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één
minuut de lens ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl
de lens is ingetrokken door op de knop [
] te drukken.
Handleiding
voor gevorderden
Basishandelingen van de camera
Overige basishandelingen en meer manieren om van de camera
te genieten, inclusief opties voor opnemen en afspelen
1
23
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Ontspanknop
Om de scherpte van uw foto’s te waarborgen, houdt u de ontspanknop
altijd eerst half ingedrukt. Zodra het onderwerp is scherpgesteld,
drukt u de knop helemaal in om de foto te maken.
In deze handleiding wordt de bediening van de ontspanknop omschreven
als de knop half of helemaal indrukken.
1
Druk half in. (Licht indrukken om
scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden AF-kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in
om de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het
sluitergeluid stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (scherm uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (
=
23).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing
van Display uit aanpassen (
=
79).
De spaarstand is niet actief als de camera op een computer
is aangesloten (
=
90).
24
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Het menu FUNC. gebruiken
Congureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (
=
107) of
afspeelmodus (
=
112).
1
Open het Menu FUNC.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
menu-item (1) te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ] of [ ].
De beschikbare opties (2) worden
naast menu-items weergegeven,
aan de rechterkant.
Afhankelijk van het menu-item kunnen
functies eenvoudig worden ingevoerd door
op de knop [
] of [ ] te drukken, of er
wordt een ander scherm weergegeven
om de functie te congureren.
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Opties met het pictogram [
] kunnen
worden gecongureerd door op de knop
[ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te gaan
naar de menu-items.
(
1
)
(
2
)
Opties opnameweergave
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm”
(
=
104) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Informatie wordt weergegeven
Geen informatie weergegeven
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt,
wordt met de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm
automatisch verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen
gemakkelijker controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid
op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet overeen.
Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige
bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op
vastgelegde beelden.
Zie “Van weergavemodus wisselen” (
=
62) voor
weergaveopties.
25
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Het menuscherm gebruiken
Congureer verschillende camerafuncties als volgt via het menuscherm.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [ ], afspelen [ ], enzovoort. De beschikbare menu-items
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus
(
=
109–
=
112).
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad
te selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen [
][ ] hebt
gedrukt om een tabblad te selecteren,
kunt u met de knoppen [ ][ ] van
tabblad wisselen.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
menu-item te selecteren.
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst op
de knop [
] of [ ] om van scherm te
wisselen. Daarna drukt u op de knoppen
[ ][ ] om het menu-item te selecteren.
Druk op de knop [
] om terug
te keren naar het vorige scherm.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ].
Het scherm voordat u bij stap 1 op
de knop [
] drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die
u hebt gecongureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera
te herstellen (
=
83).
26
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Indicatorweergave
De indicator op de achterkant van de camera (
=
3) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur
Indicator-
status
Camerastatus
Groen
Aan
Aangesloten op een computer (
=
90) of het
scherm is uitgeschakeld (
=
23,
=
79)
Knippert
Bezig met opstarten, opnemen/lezen/verzenden
van beelden of het maken van opnamen met
lange sluitertijd (
=
47)
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet openen en de
camera niet schudden of aanstoten, omdat hierdoor de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd kunnen raken.
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1
op de knop [ ] drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat
ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera
te herstellen (
=
83).
27
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Klok
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop [
] ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen [
][ ] om de
weergavekleur te wijzigen.
Druk nogmaals op de knop [
] om
de klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop [ ] ingedrukt
en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
28
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen maken met door de
camera bepaalde instellingen
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
Opnamen maken (Smart Auto)
Foto’s
Films
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Selecteer de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Pictogrammen die de modus voor speciale
opnamen en de beeldstabilisatiestand
aanduiden, worden rechtsboven in het
scherm weergegeven
(
=
31,
=
32).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
2
Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij
het maken van opnamen
29
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het
sluitergeluid stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
Films opnemen
1) Start met opnemen.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [
REC] en
de verstreken tijd (1) op het scherm.
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen,
haalt u uw vinger van de lmknop.
2) Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen in
stap 3.
Denk er echter wel aan dat het geluid
van de camerabewerkingen ook wordt
opgenomen. Houd er rekening mee
dat lms die worden opgenomen
met zoomfactoren die blauw worden
weergegeven, er korrelig uit zullen zien.
(
1
)
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar
[ ] (telelens) en om uit te zoomen
duwt u de knop naar [ ] (groothoek).
(Op het scherm verschijnt de zoombalk
(1), die de zoompositie aangeeft.)
Om snel in of uit te zoomen beweegt u de
zoomknop helemaal naar [
] (telelens)
of [ ] (groothoek) en om langzaam in of
uit te zoomen, beweegt u de zoomknop
een beetje in de gewenste richting.
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied
is scherpgesteld, worden meerdere
AF-kaders weergegeven.
Wanneer [Flitser Opklappen] wordt
getoond, klapt u de itser met uw vinger
uit zodat deze klaar is voor gebruik.
Als u liever geen itser gebruikt,
drukt u de itser met uw vinger omlaag.
(
1
)
30
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
U kunt wijzigen hoe lang beelden worden weergeven na opnamen
(
=
40).
Films
Klap met uw vinger de itser op voordat u een lm opneemt.
Let erop dat u tijdens een lmopname de microfoon (1) niet
aanraakt. Wanneer u de itser opgeklapt laat of de microfoon
blokkeert, wordt audio mogelijk niet opgenomen of klinkt het
opgenomen geluid gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een lm om andere
camerabediening dan de lmknoppen aan te raken, omdat de
geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Zodra de lmopname begint, wijzigt het beeldgebied dat wordt
weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze
manier worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld
ontstaan door een sterk bewegende camera. Als u onderwerpen
wilt lmen met hetzelfde formaat als waarop ze vóór het lmen
worden weergegeven, wijzigt u de instelling voor beeldstabilisatie
(
=
60).
(
1
)
Het geluid wordt in mono opgenomen.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
3) Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
Foto’s/lms
Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de knop [ ] wordt
ingedrukt, maakt de camera geen geluid meer. U zet geluiden
weer aan door op de knop [
] te drukken en [mute] te
kiezen op het tabblad [
]. Druk vervolgens op de knoppen
[
][ ] om [Uit] kiezen.
Foto’s
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de
beelden mogelijk onscherp worden door camerabewegingen.
Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan
dichter naar het onderwerp toe. Zie “Flitsbereik” (
=
114) voor
meer informatie over het itsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één
keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Opnamebereik” (
=
115) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld bij
opnamen in een omgeving met weinig licht.
Als een knipperend [
]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt
de ontspanknop opnieuw in.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het
opnamescherm wordt weergegeven, worden de gebruikte focus,
helderheid en kleuren mogelijk bepaald door uw vorige opname.
31
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Achtergrond
Opnamen maken van
andere onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Overige
onder-
werpen
In
beweging*
1
Dichtbij
Spotlights
Donker-
blauw
Donker
Donker, met statief
*
2
*1 Wordt niet voor lms weergegeven.
*2 Wordt weergegeven bij donkere composities, als de camera wordt stilgehouden
alsof deze op een statief staat.
Probeer om op te nemen in de modus [ ] (
=
49) als het
compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden
past of als het niet mogelijk is om een opname te maken met de
effecten, kleuren of helderheid die u verwacht.
Compositiepictogrammen
Foto’s
Films
In de modus [ ] geeft de camera een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. De bijbehorende instellingen voor optimale
scherpstelling, helderheid en kleur van het onderwerp worden
automatisch geselecteerd.
Achtergrond
Opnamen maken van mensen
Achter-
grondkleur
pictogram
Mensen
In
beweging*
1
Schaduwen
op gezicht*
1
Helder
Grijs
Helder en
tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht
en tegenlicht
Spotlights
Donker-
blauw
Donker
Donker, met statief
*
2
Achtergrond
Opnamen maken van
andere onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Overige
onder-
werpen
In
beweging*
1
Dichtbij
Helder
Grijs
Helder en
tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht
en tegenlicht
Zonsondergangen
Oranje
32
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Kaders op het scherm
Foto’s
Films
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven
en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders
weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen
een bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te
houden. Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt,
blijft alleen het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en
worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Probeer in de [ ]-modus (
=
49) op te nemen als er geen
kaders worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden
weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Foto’s
Films
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden wordt
automatisch toegepast (Intelligent IS). Daarnaast worden in de modus
[ ] de volgende pictogrammen weergegeven.
Beeldstabilisatie voor foto’s (Normaal)
Beeldstabilisatie voor foto’s tijdens pannen (Pan)*
Beeldstabilisatie voor macro-opnamen. Tijdens lmopname
wordt [ ] weergegeven en wordt beeldstabilisatie voor
macrolmopname gebruikt (Hybride IS).
Beeldstabilisatie voor lms, waarbij sterke camerabeweging
verminderd wordt, bijvoorbeeld wanneer u lopend opneemt
(Dynamisch)
Beeldstabilisatie voor subtiele camerabeweging, zoals bij het
opnemen van lms met de telelens (Powered)
Geen beeldstabilisatie, omdat de camera op een statief is
bevestigd of op een andere manier stil wordt gehouden.
Tijdens het opnemen van lms wordt [ ] echter weergegeven en
wordt gebruikgemaakt van beeldstabilisatie om het effect van wind
of andere trillingsbronnen te verminderen (Tripod IS).
* Wordt weergegeven tijdens panning, terwijl u met de camera bewegende
onderwerpen volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst,
heft beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt de
horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp
volgt dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging
door beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u [IS modus] in op [Uit]
(
=
60). In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
33
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, kiest u MENU
(
=
25) ► tabblad [ ] ► [Digitale Zoom] ► [Uit].
De zelfontspanner gebruiken
Foto’s
Films
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om [ ] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ].
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
2
Maak de opname.
Voor foto’s: druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal
naar beneden.
Voor lms: druk op de lmknop.
Algemene, handige functies
Foto’s
Films
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 160x te vergroten.
1
Duw de zoomknop naar [ ].
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt (voordat
het beeld merkbaar korrelig wordt).
Dit wordt weergegeven op het scherm.
2
Duw de zoomknop nogmaals
naar [ ].
De camera zoomt nog verder
in op het onderwerp.
(1) is de huidige zoomfactor.
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de
zoombalk weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur
van de zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde resolutie-instellingen
(
=
37) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor
bereiken door stap 1 te volgen.
(
1
)
34
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De zelfontspanner aanpassen
Foto’s
Films
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen
(1–10 opnamen) aangeven.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
33), kies [ ] en druk
direct daarna op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Vertraging] of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] om een
waarde te kiezen en druk daarna op
de knop [ ].
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
33) om de opname
te maken.
Voor lms die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het
opnemen begint, maar de instelling van [Beelden] heeft geen effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid
en witbalans bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen
in is meer tijd nodig als de itser afgaat of als u hebt opgegeven
dat u veel opnamen wilt maken. De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt,
versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee
seconden voor de opname. (In het geval dat de itser afgaat,
blijft de lamp branden.)
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft de
lamp branden.)
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op
de knop [
].
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling,
selecteert u [
] bij stap 1.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Foto’s
Films
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen
terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
33) en kies [ ].
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
33) om de opname
te maken.
35
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen die zonder datumstempel zijn gemaakt, kunnen als
volgt met stempel worden afgedrukt.
Als u echter een datumstempel toevoegt aan beelden die al
van deze informatie zijn voorzien, kan het gevolg zijn dat deze
tweemaal wordt afgedrukt.
- Gebruik de printerfuncties om af te drukken (
=
91)
- Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (
=
95) van uw camera
om af te drukken
Continue opname
Foto’s
Films
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt om continue opnamen te maken.
Zie “Snelheid van continue opname” (
=
115) voor meer informatie over
de snelheid van continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens [ ]
(
=
24).
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
Een datumstempel toevoegen
Foto’s
Films
De camera kan de opnamedatum aan beelden toevoegen, rechtsonder in
het beeld.
Datumstempels kunnen echter niet worden bewerkt of verwijderd.
Zorg er dus voor dat datum en tijd correct zijn ingesteld (
=
16).
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies
[Datumstemp. ] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens de gewenste optie
(
=
25).
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
2
Maak de opname.
Wanneer u opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u [Uit] bij stap 1.
Datumstempels kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.
36
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Functies voor de beeldaanpassing
De verhouding wijzigen
Foto’s
Films
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Dezelfde verhouding als breedbeeld hdtv’s.
Dezelfde verhouding als 35 mm-lm, die wordt gebruikt voor het
afdrukken van beelden op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Normale verhouding van het camerascherm, die ook wordt
gebruikt voor de weergave op standaard-tv’s of vergelijkbare
weergaveapparatuur, of voor het afdrukken van afbeeldingen
op 90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
Tijdens continue opnamen zijn de focus en belichting vergrendeld
op de positie/het niveau die/dat wordt vastgesteld wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
33).
Opnamen kunnen tijdelijk onderbroken worden of continue
opnamen kunnen langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
37
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Beeldkwaliteit van lms wijzigen
Foto’s
Films
Er zijn 2 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd per
geheugenkaart” (
=
114) voor richtlijnen voor de maximale lmlengte die
bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Beeld-
kwaliteit
Resolutie Framesnelheid Details
1280 x 720 25 fps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 fps
Voor opnamen in
SD-kwaliteit
In de modus [ ] geven zwarte balken aan de boven- en onderkant
van het scherm aan welke beeldgebieden niet worden vastgelegd.
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Foto’s
Films
Kies als volgt uit 4 niveaus voor beeldresolutie. Zie “Aantal opnamen per
geheugenkaart” (
=
114) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
resolutie-instelling op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis
van het papierformaat (voor 4:3-beelden)
A2 (420 x 594 mm)
A3–A5 (297 x 420–148 x 210 mm)
90 x 130 mm, 130 x 180 mm, briefkaartformaat
Voor e-mail en vergelijkbare doeleinden
38
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten
Foto’s
Films
U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te
drukken, waardoor het gedeelte van het beeld waarop is scherpgesteld in
het AF-kader wordt vergroot.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
25).
2
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is,
wordt nu uitvergroot.
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u [Uit] bij stap 1.
Het gebied dat is scherpgesteld wordt in de volgende gevallen
niet vergroot wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Als er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon zich te dicht
op de camera bevindt en zijn of haar gezicht te groot is voor het
scherm, of als de camera waarneemt dat het onderwerp beweegt
- Als digitale zoom gebruikt wordt (
=
33)
- Als AF Tracking gebruikt wordt (
=
56)
- Als een tv als scherm wordt gebruikt (
=
87)
Handige opnamefuncties
Raster weergeven
Foto’s
Films
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Druk op de knop [
], selecteer
[Raster] op het tabblad [ ] en selecteer
vervolgens [Aan] (
=
25).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
39
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [ ] van
het menuscherm.
Zie “Het menuscherm gebruiken” (
=
25) voor instructies
over menufuncties.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Foto’s
Films
U kunt de lamp, die normaal als u de ontspanknop half indrukt gaat
branden als hulp bij het scherpstellen, uitschakelen in omstandigheden
met weinig licht.
Druk op de knop [
], kies
[AF-hulplicht] op het tabblad [ ] en
kies vervolgens [Uit] (
=
25).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
Controleren op gesloten ogen
Foto’s
Films
[ ] wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien
hun ogen dicht hebben.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad [ ] en
selecteer daarna [Aan] (
=
25).
2
Maak de opname.
[ ] knippert wanneer de camera iemand
waarneemt die zijn/haar ogen dicht heeft.
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u [Uit] bij stap 1.
Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus [ ],
is deze functie alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Als u [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten] hebt geselecteerd
bij [Weergavetijd] (
=
40) worden personen van wie de ogen
zijn gesloten in een kader weergegeven.
Deze functie is niet beschikbaar tijdens de modus voor continue
opnamen (
=
35).
40
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Weergavetijd] te selecteren. Druk op de
knoppen [ ][ ] om de gewenste optie
te kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Snel].
Snel
Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt
fotograferen.
2 sec., 4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd
weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken om een
volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop
half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname
worden weergegeven.
1
Stel [Weergavetijd] in op [2 sec.],
[4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten]
(=
40).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Scherminfo] te selecteren. Druk op de
knoppen [ ][ ] om de gewenste optie
te kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details
Geeft details van de opname weer (
=
105).
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen
Foto’s
Films
U kunt het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen, dat gaat branden
om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer
u opnamen maakt met de itser in een omgeving met weinig licht.
1
Open het scherm [Flits Instellingen].
Druk op de knop [ ], selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad [ ] en
druk daarna op de knop [ ] (
=
25).
2
Congureer de instelling.
Kies [Uit] en kies vervolgens [Lamp Aan]
(
=
25).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen
Foto’s
Films
U kunt instellen hoe lang na de opname beelden worden weergegeven en
welke informatie wordt weergegeven.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
1
Open het scherm [Afbeelding
direct bekijken].
Druk op de knop [ ], kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [ ] en druk daarna op de
knop [ ] (
=
25).
41
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Wanneer [Weergavetijd] (
=
40) is ingesteld op [Uit] of [Snel],
is [Scherminfo] ingesteld op [Uit]. Dit kan niet worden gewijzigd.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop [
]
te drukken terwijl na de opname een beeld wordt weergegeven.
De instellingen van [Scherminfo] worden niet gewijzigd. U kunt
ook beelden wissen door op de knop [
] te drukken of beelden
beschermen (
=
67) of als favorieten markeren (
=
72) door
op de knop [
] te drukken.
42
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Helderheid/kleur aanpassen
(Directe effecten)
Foto’s
Films
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
1
Selecteer de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om het
instellingenscherm te openen. Druk op de
knoppen [ ][ ] om een instellingsoptie
te selecteren. Druk vervolgens terwijl
u naar het scherm kijkt op de knoppen
[ ][ ] om de instelling aan te passen.
Druk op de knop [
].
3
Maak de opname.
Helderheid
Pas het niveau aan naar rechts voor helderder beelden
en naar links voor donkerder beelden.
Kleur
Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger
beelden en naar links voor meer ingetogen beelden.
Tint
Pas het niveau aan naar rechts voor een warme, rode
kleur en naar links voor een koele, blauwe kleur.
3
Andere opnamestanden
Maak effectiever opnamen in verschillende composities en maak betere
opnamen met unieke beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
43
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen maken in
sneeuwlandschappen (Sneeuw)
Foto’s
Films
Heldere foto’s met natuurlijke kleuren
van mensen tegen een besneeuwde
achtergrond.
Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
Foto’s
Films
Levendige foto’s van vuurwerk.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
60).
De resolutie in de modus [ ] is [ ] (2304 x 1728) en kan niet
worden gewijzigd.
In de modus [
] wordt de optimale scherpstelling nog steeds
bepaald, ook al worden er geen kaders weergegeven wanneer
u de ontspanknop half indrukt.
Specieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
1
Selecteer een opnamemodus.
Druk meerdere malen op de knop [ ]
totdat [ ] wordt weergegeven.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
2
Maak de opname.
Portretopnamen maken (Portret)
Foto’s
Films
Mensen fotograferen met een
verzachtend effect.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Foto’s
Films
Opnamen maken met minimale beweging
van de camera en het onderwerp, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
44
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect)
Foto’s
Films
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om een effectniveau te
selecteren en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Speciale effecten toepassen
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
1
Selecteer een opnamemodus.
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit om een opnamemodus
te kiezen.
2
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Foto’s
Films
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s met postereffect (Poster-effect)
Foto’s
Films
Foto’s die lijken op oude posters
of illustraties.
In de modus [ ] of [ ] dient u eerst een aantal testopnamen
te maken, om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat
zult verkrijgen.
45
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd
(voor clips van een minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van lms.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u bij stap 2 op de knop [ ] drukt, verandert u de oriëntering
van het kader (van horizontaal naar verticaal of andersom).
U kunt het kader in verticale richting verplaatsen door op
de knoppen [
][ ] te drukken.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is [
] bij een verhouding van
[
] en [ ] bij een verhouding van [ ] (
=
36).
Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd.
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Foto’s
Films
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en
onder uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook lms maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de lm wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen.
Het geluid wordt niet opgenomen.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader dat
het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft.
2
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop [ ].
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen [
][ ] om het kader
te verplaatsen.
3
Selecteer voor lms de
afspeelsnelheid van de lm.
Druk op de knop [ ] en druk
vervolgens op de knoppen [ ][ ] om
de snelheid te selecteren.
4
Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
46
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen maken in monochroom
Foto’s
Films
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om een kleurtoon te
selecteren en druk nogmaals op de
knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Blauw Foto’s in blauw en wit.
Opnamen maken met een speels effect
(Speelgoedcamera-effect)
Foto’s
Films
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om een kleurtoon te
selecteren en druk nogmaals op de
knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Standaard
Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met
een speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
47
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
4
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar
de camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de itser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op
de knop [
].
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de
anderen bent gaan staan, maakt de camera na ongeveer
15 seconden een opname.
Als u het aantal opnamen wilt wijzigen nadat u [
] hebt
geselecteerd bij stap 1, drukt u op de knop [
]. Druk op
de knoppen [
][ ] om het aantal opnamen te kiezen en druk
vervolgens nogmaals op de knop [
]. [Knipperdetectie]
(
=
39) is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Opnamen met lange sluitertijd maken (Lange sluiter)
Foto’s
Films
Geef een sluitertijd van 1–15 seconden op om opnamen met een lange
sluitertijd maken. Plaats in dit geval de camera op een statief of neem
andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging
te voorkomen.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
Speciale standen voor andere doeleinden
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Foto’s
Films
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht
van een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt
(
=
56). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een
vergelijkbare foto wilt staan.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht
waarop is scherpgesteld en of er witte
kaders rond de andere gezichten
worden weergegeven.
3
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
De camera gaat nu in stand-bystand voor
de opname en op het scherm verschijnt
[Kijk recht naar camera om aftellen
te starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
48
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om de sluitertijd te kiezen
en druk vervolgens op de knop [ ].
3
Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in om de
belichting voor de door u geselecteerde
sluitertijd te bekijken.
4
Maak de opname.
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd
gebruikt, treedt een vertraging op voordat u opnieuw een foto
kunt maken, omdat de camera de beelden verwerkt om ruis
te voorkomen.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief
of een andere manier om de camera stil te houden (
=
60).
Als de itser afgaat, kan uw foto overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de itser in op [
] en maakt u een nieuwe opname (
=
58).
49
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamen maken met AE-programma
([P]-modus)
Foto’s
Films
U kunt tal van functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
1
Selecteer de modus [ ].
Voer stap 1 bij “Specieke scènes”
(
=
43) uit en kies [ ].
2
Pas de instellingen naar wens
aan (=
50–=
60) en maak
een opname.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer
u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de
diafragmawaarden in oranje weergegeven. Probeer in dit geval
de ISO-waarde aan te passen (
=
51) of de itser te activeren
(bij donkere onderwerpen,
=
58) om zo de juiste belichting
te verkrijgen.
U kunt ook lms opnemen in de modus [
] door op de lmknop
te drukken. Sommige FUNC.- (
=
24) en MENU-instellingen
(
=
25) kunnen echter automatisch worden aangepast
voor lmopnamen.
4
P-modus
Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van uw voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op
de modus [
].
[
]: Programma AE; AE: Automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een
andere modus dan [
], dient u te controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (
=
106).
50
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen
(AE lock)
Foto’s
Films
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt
de focus en belichting afzonderlijk instellen.
1
Vergrendel de belichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken. Houd de
ontspanknop half ingedrukt en druk
op de knop [ ].
[
] wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
Om AE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [
]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
2
Kies de compositie en maak
een opname.
AE: Automatische belichting
Helderheid van het beeld (Belichting)
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
Foto’s
Films
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 stop in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop [
]. Kijk naar het scherm
en druk op de knoppen [ ][ ] om de
helderheid aan te passen.
Wanneer u lms opneemt, moet
de belichtingscompensatiebalk
worden weergegeven.
Wanneer u foto’s maakt, drukt u op
de knop [
] om de ingestelde
belichtingscompensatie weer te geven.
Maak vervolgens de opname.
U kunt ook foto’s maken met de belichtingscompensatiebalk
weergegeven.
Wanneer u een lm maakt, wordt [
] weergegeven en wordt
de belichting vergrendeld.
51
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De ISO-waarde wijzigen
Foto’s
Films
Druk op de knop [ ] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
AUTO
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch
aangepast aan de opnamemodus
en omstandigheden.
100, 200 Laag
Voor opnamen buitenshuis bij
mooi weer.
400, 800 Enigszins laag
Voor opnamen bij bewolkt weer
of in de schemering.
1600 Enigszins hoog
Voor opnamen bij nacht of
binnenshuis in donkere kamers.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde
ISO-waarde wilt bekijken wanneer de ISO-waarde ingesteld
is op [AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans
op een onscherp onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen,
wat onscherpe en bewogen onderwerpen vermindert en het
itserbereik vergroot. Foto’s kunnen er echter wel korrelig uitzien.
De meetmethode wijzigen
Foto’s
Films
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief
onderwerpen die van achteren worden belicht.
De belichting wordt automatisch aangepast aan
de opnameomstandigheden.
Gem.
centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele
beeldgebied. Dit wordt berekend door de helderheid
in het centrumgebied als het belangrijkste
te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
]
(spotmetingpuntkader) dat wordt weergegeven in
het midden van het scherm.
52
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Beeldkleuren
De witbalans aanpassen
Foto’s
Films
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch
ingesteld voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Lamplicht Voor opnamen bij normale gloeilampen.
TL licht Voor opnamen bij tl-licht.
TL licht H Voor opnamen bij tl-licht en daglicht.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste
witbalans (
=
53).
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Foto’s
Films
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere
gebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd en
automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden
gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop [
], kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ] en
kies vervolgens [Automatisch] (
=
25).
Als de instelling voltooid is, wordt [
]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (
=
75).
53
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en
kleurverzadiging, voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en
de kleurverzadiging afgevlakt,
voor zachte beelden.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto’s.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig
Blauw, Levendig Groen en Levendig Rood
gecombineerd om intense maar natuurlijke
kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia’s.
Lichtere huidtint Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder huidtint Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden.
Hierdoor worden blauwe onderwerpen,
zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden.
Hierdoor worden groene onderwerpen,
zoals bergen en ora, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden.
Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte,
kleurverzadiging, enzovoort aanpassen
aan uw voorkeur (
=
54).
U kunt de witbalans (
=
52) niet instellen in de modus [ ] of [ ].
Met de modus [ ] of [ ] kunnen mogelijk andere kleuren dan
huidtinten worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk
niet het verwachte resultaat met sommige huidtinten.
Aangepaste witbalans
Foto’s
Films
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen bij “De witbalans
aanpassen” (
=
52) uit om [ ]
te selecteren.
Richt de camera op een effen wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop [
].
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-
instellingen wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto’s
Films
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
54
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnamebereik en scherpstellen
Close-ups maken (macro)
Foto’s
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
115) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], druk op de knoppen
[ ][ ] om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
Als u itst, kan vignetvorming optreden.
Zorg dat u de lens niet beschadigt.
In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt
[
] grijs en de camera stelt niet scherp.
Om camerabeweging te voorkomen, plaatst u de camera op een
statief en maakt u opnamen met de camera ingesteld op [
]
(
=
34).
Custom Kleur
Foto’s
Films
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging
en rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1–5.
1
Open het instellingenscherm.
Voer de stappen bij “De kleurtoon van
een beeld wijzigen (My Colors)” (
=
53)
uit om [ ] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren. Geef vervolgens de waarde
op door op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Pas de waarde naar rechts aan
voor sterkere/intensere effecten (of
donkerdere huidtinten), en pas de waarde
naar links aan voor zwakkere/lichtere
effecten (of lichtere huidtinten).
Druk op de knop [
] om de instelling
te voltooien.
55
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De modus AF Frame wijzigen
Foto’s
Films
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop [
], kies
[AF Frame] op het tabblad [ ] en kies
de gewenste optie (
=
25).
Centrum
Foto’s
Films
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor
betrouwbaar scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera
niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [ ] en stel [AF kader afm.] op het tabblad
[
] in op [Klein] (
=
25) om de afmetingen van het AF-kader
te verkleinen.
De afmetingen van het AF-kader worden ingesteld op [Normaal]
wanneer u de digitale zoom (
=
33) of de digitale telelens
(
=
55) gebruikt.
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of
in een hoek, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in
het AF kader ziet en vervolgens houdt u de ontspanknop half
ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt blijft houden,
creëert u de gewenste compositie en vervolgens drukt u de
ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).
De positie van het AF-kader wordt vergroot wanneer u de
ontspanknop half indrukt en [AF-Punt Zoom] (
=
38) ingesteld
is op [Aan].
Opnamen maken van onderwerpen op grote
afstand (Oneindig)
Foto’s
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen
die zich veraf bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
115) voor meer
informatie over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], druk op de knoppen
[ ][ ] om [ ] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Als de instelling voltooid is,
wordt [
] weergegeven.
Digitale telelens
Foto’s
Films
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer
1,6x of 2,0x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd
hoger is dan wanneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale
zoom) in dezelfde zoomfactor.
Druk op de knop [
], kies
[Digitale Zoom] op het tabblad [ ] en
kies de gewenste optie (
=
25).
Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
De digitale telelens kan niet worden gebruikt met digitale zoom
(
=
33) of AF-puntzoom (
=
38).
De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop
helemaal naar [
] duwt voor een maximale telelensinstelling en
wanneer u inzoomt om het onderwerp te vergroten tot hetzelfde
formaat door stap 2 van “Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)” uit te voeren (
=
33).
56
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen (AF Tracking)
Foto’s
Films
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1
Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (
=
55) uit om [AF Tracking]
te selecteren.
[ ] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2
Kies een onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt en druk
op de knop [ ].
De camera piept en [
] verschijnt
zodra het onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
[ ] wordt weergegeven wanneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
Druk nogmaals op de knop [ ] om het
volgen te stoppen.
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in.
[ ] verandert in een blauw [ ] dat het
onderwerp volgt terwijl de scherpstelling
en belichting worden aangepast
(Servo AF) (
=
57).
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
wordt [ ] nog steeds weergegeven en
blijft de camera het onderwerp volgen.
Gezichts-AiAf
Foto’s
Films
Hiermee kan de camera gezichten waarnemen en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [ ]) instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit
kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders
worden weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders
de bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er
alleen grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven,
worden maximaal negen groene kaders weergegeven in de
scherpgestelde gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF
(
=
57) ingesteld is op [Aan], verschijnt het AF-kader in het
midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
57
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk
niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht wordt Servo AF mogelijk
niet geactiveerd (en worden de AF-kaders mogelijk niet blauw)
wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dat geval worden
de focus en belichting ingesteld overeenkomstig de opgegeven
modus voor AF Frame.
Als er geen passende belichting kan worden gemaakt, worden
de sluitertijden en de diafragmawaarden in oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
25) is niet beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (
=
33).
De focusinstelling veranderen
Foto’s
Films
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze
constant scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht,
zelfs wanneer de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats
hiervan de camera beperken tot scherpstellen op het moment waarop
u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [
], kies [Continu]
op het tabblad [ ] en kies vervolgens
[Uit] (
=
25).
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist,
doordat de camera continu scherpstelt op onderwerpen
totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat de batterij minder
snel leeg is.
[Servo AF] (
=
57) is ingesteld op [Aan] en kan niet
worden gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein
is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en
de achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
25) is niet beschikbaar.
[
] en [ ] zijn niet beschikbaar.
De camera kan zelfs onderwerpen waarnemen wanneer
u de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de knop
[
] te drukken. Nadat u de opname hebt gemaakt, wordt [ ]
weergegeven in het midden van het scherm.
Opnamen maken met Servo AF
Foto’s
Films
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Servo AF] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
25).
2
Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden als
het blauwe AF-kader wordt weergegeven
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
58
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Flitser
Flitsermodus wijzigen
Foto’s
Films
U kunt de itsermodus wijzigen en aanpassen aan de opnamecompositie.
Zie “Flitsbereik” (
=
114) voor meer informatie over het itsbereik.
1
Klap de itser uit.
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], druk op de knoppen
[ ][ ] om een itsmodus te kiezen en
druk vervolgens op de knop [ ].
De optie die u hebt ingesteld,
wordt nu weergegeven.
Als de itser is ingeklapt, kan het instellingenscherm niet worden
geopend door op de knop [
] te drukken. Klap eerst met uw
vinger de itser uit.
Automatisch
Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
Aan
Er wordt bij elke opname geitst.
Slow sync
Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals mensen)
te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met een langere
sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik verlicht wordt.
Opnamen maken met AF lock
Foto’s
Films
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
1
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop [ ].
De scherpstelling is nu vergrendeld
en [
] wordt weergegeven.
Om de scherpstelling te ontgrendelen,
laat u de ontspanknop los en drukt u
opnieuw op de knop [
]. In dit geval
wordt [ ] niet meer weergegeven.
2
Kies de compositie en maak
een opname.
59
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Om FE te ontgrendelen, laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [ ]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
3
Kies de compositie en maak
een opname.
FE: itsbelichting
Overige instellingen
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit)
Foto’s
Films
Selecteer als volgt een van de twee compressieverhoudingen,
[ ] (Superjn) of [ ] (Fijn): Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart”
(
=
114) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
compressieverhouding op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
60).
In de modus [
] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt, zelfs nadat de itser geitst heeft.
Uit
Voor het maken van opnamen zonder itser.
Als bij omstandigheden die ervoor zorgen dat de camera bewogen
wordt of bij situaties met weinig licht een knipperend pictogram [
]
wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt, plaatst
u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen om de
camera stil te houden.
Opnamen maken met FE-lock
Foto’s
Films
Net als met AE lock
(
=
50),
kunt u de belichting vergrendelen voor
opnamen met de itser.
1
Klap de itser uit en stel deze
in op [ ] (=
58).
2
Vergrendel de itsbelichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan u een
opname wilt maken. Houd de ontspanknop
half ingedrukt en druk op de knop [ ].
De itser gaat af en wanneer [ ]
wordt weergegeven, blijf het
itssterkteniveau behouden.
60
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Filmen met onderwerpen op hetzelfde formaat als
waarop ze voor het lmen worden weergegeven
Foto’s
Films
Zodra de lmopname begint, wijzigt normaal gesproken het beeldgebied
dat wordt weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze
manier worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld ontstaan door
een sterk bewegende camera. Als u onderwerpen wilt lmen op hetzelfde
formaat als waarop ze voor het lmen worden weergegeven, kunt u ervoor
kiezen om sterke camerabeweging niet te corrigeren.
Voer de stappen bij “Instellingen van de
IS-modus wijzigen” (
=
60) uit om het
scherm [IS-instellingen] te openen.
Kies [Dynamic IS] en kies vervolgens [2]
(
=
25).
Als de lmkwaliteit is ingesteld op [ ] (
=
37), is [Dynamic IS]
ingesteld op [1]. Deze instelling kan niet worden gewijzigd.
U kunt ook [IS modus] op [Uit] zetten, zodat onderwerpen in
hetzelfde formaat worden opgenomen als waarin ze voor het
lmen worden weergegeven.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto’s
Films
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad [ ] en
druk daarna op de knop [ ] (
=
25).
2
Congureer de instelling.
Kies [IS modus] en kies vervolgens de
gewenste optie (
=
25).
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de
opnameomstandigheden wordt automatisch toegepast
(Intelligent IS) (
=
32).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van
de opname.
Uit Schakelt de beeldstabilisatie uit.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor lmopnamen.
Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om de camera stil te houden. Zet in dit geval [IS modus] in op [Uit].
61
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Bekijken
Foto’s
Films
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze,
zoals hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Blader door uw beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken,
drukt u op de knop [ ]. Als u het
volgende beeld wilt bekijken,
drukt u op de knop [ ].
Om dit scherm te openen (modus Beeld
scrollen), houdt u de knoppen [
][ ]
ten minste een seconde lang ingedrukt.
Druk in deze modus op de knoppen
[ ][ ] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op
de knoppen [
][ ] om door beelden
te bladeren die per opnamedatum
gegroepeerd zijn.
5
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van
manieren doorbladeren en bewerken
Druk op de knop [
] om de afspeelmodus te openen en de camera
voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan
de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere
camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld
of bewerkt.
62
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Van weergavemodus wisselen
Foto’s
Films
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide
informatieweergave)” (
=
105) voor meer informatie over de
weergegeven gegevens.
Geen informatieweergave
Beknopte informatieweergave
Uitgebreide informatieweergave
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights
van beelden)
Foto’s
Films
In de uitgebreide informatieweergave (
=
62) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
[
]. Ga naar stap 3 als u lms
wilt afspelen.
3
Films afspelen
Druk op de knop [ ], druk op de
knoppen [ ][ ] om [ ] te selecteren
en druk vervolgens nogmaals op de knop
[ ] om het afspelen te starten.
4
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
volume aan te passen.
Om het volume aan te passen wanneer
de volumeaanduiding (1) niet langer
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ].
5
Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de lm verschijnt [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, kiest u MENU (
=
25)
► tabblad [
] ► [Beeld scrollen] ► [Uit].
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer
de afspeelmodus geopend wordt, kiest u MENU (
=
25)
► tabblad [
] ► [Ga verder] ► [Laatste f.].
Om de weergegeven overgang tussen beelden te wijzigen,
opent u MENU (
=
25) en vervolgens kiest u het door
u gewenste effect op het tabblad [
] ► [Overgang].
(
1
)
63
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Door beelden bladeren en
beelden lteren
Bladeren door beelden in een index
Foto’s
Films
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1
Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar [
] om
minder beelden weer te geven. Het aantal
beelden neemt elke keer af wanneer u de
zoomknop verschuift.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop [
] om het
geselecteerde beeld in de enkelvoudige
weergave te bekijken.
Histogram
Foto’s
Films
De graek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (
=
62) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk
gedeelte van het beeld zich op elk
helderheidsniveau bevindt. Het histogram
bekijken is een manier om de belichting
te controleren.
64
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen overeenkomende
beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar.
Druk op de knop [ ] bij stap 2 om informatie weer te geven
of te verbergen.
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 2)
zijn “Bladeren door beelden in een index” (
=
63),
“Beelden vergroten” (
=
65) en “Diavoorstellingen bekijken”
(
=
65). U kunt bewerkingen ook toepassen op alle gevonden
beelden, door [Alle beelden in zoekopdr. bev.] te selecteren
bij “Beelden beveiligen” (
=
67) of [Alle beelden zoekopdr.
sel.] bij “Meerdere beelden tegelijk wissen” (
=
69),
“Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
95)
of “Beelden toevoegen aan een fotoboek” (
=
97).
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden
(
=
73–
=
76) wordt een bericht weergegeven en worden
de gevonden beelden niet meer weergegeven.
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden
Foto’s
Films
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door
de beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden.
U kunt deze beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (
=
67) of
verwijderen (
=
69).
Pers.
Hiermee worden beelden weergegeven met
gedetecteerde gezichten.
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Favorieten
Geeft beelden weer die gemarkeerd zijn als
favoriet (
=
72).
Foto/lm
Geeft alleen foto’s of lms weer.
1
Kies een zoekvoorwaarde.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens een
voorwaarde (
=
24).
Wanneer u [
], of [ ] hebt geselecteerd,
kiest u de voorwaarde door op het
weergegeven scherm op de knoppen
[ ][ ][ ][ ] te drukken. Druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Bekijk de gelterde beelden.
Beelden die voldoen aan uw
voorwaarden, worden in gele kaders
weergegeven. Druk op de knoppen [ ][ ]
om alleen deze beelden te bekijken.
Kies [
] bij stap 1 om gelterd afspelen
te stoppen.
65
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Diavoorstellingen bekijken
Foto’s
Films
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
24).
De diavoorstelling begint nadat
[Laden van beeld] enkele seconden
wordt weergegeven.
Druk op de knop [
] om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (
=
23) werken niet
tijdens diavoorstellingen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen van diavoorstellingen
wilt onderbreken of hervatten.
U kunt tijdens het afspelen naar andere beelden gaan als
u op de knoppen [
][ ] drukt. Houd voor vooruitspoelen of
achteruitspoelen de knoppen [
][ ] ingedrukt.
Bij gelterde weergave (
=
64) worden alleen beelden
afgespeeld die overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Opties voor het weergeven van foto’s
Beelden vergroten
Foto’s
Films
1
Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als u wilt
inzoomen op het beeld en het beeld wilt
vergroten. [ ] wordt weergegeven.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er
verder ingezoomd tot een factor van 10x.
Voor de duidelijkheid wordt het
weergegeven gebied (1) bij
benadering getoond.
Verschuif de zoomknop naar [
] om
uit te zoomen. Als u de zoomknop
vasthoudt, keert u terug naar de
enkelvoudige weergave.
2
Verschuif de weergavelocatie en
schakel indien nodig tussen beelden.
Als u de weergavepositie wilt verschuiven,
drukt u op de knoppen [ ][ ][ ][ ].
Wanneer [
] op het scherm wordt
weergegeven, kunt u naar [ ]
gaan door op de knop [ ] te drukken.
Druk tijdens het in- of uitzoomen op de
knoppen [ ][ ] om van beeld te wisselen.
Druk nogmaals op de knop [ ] om terug
te keren naar de oorspronkelijke instelling.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige
weergave gaan door op de knop [
] te drukken.
66
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen
(Smart Shufe)
Foto’s
Films
Op basis van het huidige beeld biedt de camera vier beelden aan die
u wellicht wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt geselecteerd,
worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven, zodat u beelden
in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze functie eens als
u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende omgevingen.
1
Selecteer Smart Shufe.
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [ ] in het menu (
=
24).
Vier beelden worden weergegeven
als mogelijke optie.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om het
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven, omgeven door de
volgende vier mogelijke beelden.
Als u op de knop [ ] drukt, verschijnt
het middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop [ ] om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Smart Shufe is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt weergegeven
- Beelden worden weergegeven in gelterde weergave (
=
64)
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangen tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [ ] (
=
25).
2
Congureer de instellingen.
Kies het menu-item dat u wilt congureren
en kies de gewenste optie (
=
25).
Selecteer [Start] en druk op de knop
[
] als u de diavoorstelling volgens
uw instellingen wilt starten.
Druk op de knop [
] om terug
te gaan naar het menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd
bij [Effect].
67
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Via het menu
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [ ] (
=
25).
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies een menu-item en de gewenste
optie (
=
25).
Druk op de knop [
] om terug
te gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
67),
kies [Selectie] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Beelden beveiligen
Foto’s
Films
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk door de camera
kunnen worden gewist (
=
69).
Druk op de knop [
] en selecteer
vervolgens [ ] in het menu (
=
24).
[Beveiligd] wordt weergegeven.
Als u de beveiliging wilt annuleren,
herhaalt u deze procedure en selecteert
u [
] nogmaals. Druk vervolgens op
de knop [ ].
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als
u de kaart formatteert (
=
80,
=
81).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie
van de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen,
moet u eerst de beveiliging opheffen.
68
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
3
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop [ ] om [Laatste beeld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
4
Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Beveilig]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Selecteer [Beveilig. uit] bij stap 4 als u de beveiliging wilt opheffen
voor groepen beelden.
3
Beveilig het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
67),
kies [Select. reeks] en druk op de
knop [ ].
2
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
69
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Beelden wissen
Foto’s
Films
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen
niet worden hersteld. Beveiligde beelden (
=
67) kunnen echter niet
worden gewist.
1
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] om [Wissen] te
selecteren. Druk daarna op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] om [Annuleer] te
kiezen. Druk vervolgens op de knop [ ].
Meerdere beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden
hersteld. Beveiligde beelden (
=
67) kunnen echter niet worden gewist.
Een selectiemethode selecteren
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Wissen] op het tabblad [ ] (
=
25).
Alle beelden in een keer beveiligen
1
Selecteer [Alle beelden beveiligen].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
67),
kies [Alle beelden beveiligen] en druk
op de knop [ ].
2
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Alle beveiligingen in een keer opheffen
U kunt de beveiliging van alle beelden in een keer opheffen.
Om de beveiliging op te heffen, kiest u [Beveiliging alle beelden oph.] bij
stap 1 van “Alle beelden in een keer beveiligen'. Voer vervolgens stap 2 uit.
70
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
69) om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2–3 in “Een reeks
selecteren” (
=
68) uit om beelden
op te geven.
3
Wis de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Wissen]
te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
Alle beelden in één keer opgeven
1
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 uit bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
69), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [ ].
2
Wis de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knop [
] om terug
te gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
69) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen bij
stap 2 van “Afzonderlijke beelden
selecteren” (
=
67), wordt [ ]
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
71
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2
Draai het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de knop
[
] drukt 90° gedraaid.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Roteren is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(
=
71).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien van beelden uit
te schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid,
afhankelijk van de huidige oriëntatie van de camera.
Druk op de knop [
] om
[Autom. draaien] te selecteren op het
tabblad [ ]. Selecteer vervolgens [Uit]
(
=
25).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (
=
71) als u [Autom.
draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde
beelden ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.
In de modus Smart Shufe (
=
66) worden beelden die verticaal
zijn gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien]
ingesteld is op [Uit], en worden gedraaide beelden in de gedraaide
stand weergegeven.
Beelden roteren
Foto’s
Films
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [ ] in het menu (
=
24).
2
Draai het beeld.
Druk op de knop [ ] of [ ], afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt 90°
geroteerd. Druk op de knop [ ] om de
instelling te voltooien.
Via het menu
1
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop [ ] en kies
[Roteren] op het tabblad [ ] (
=
25).
72
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ]. [ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
3
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 8 of Windows 7 gebruikt en favoriete beelden
overdraagt naar de computer, krijgen deze beelden een waardering
van drie sterren (
). (Geldt niet voor lms.)
Beelden markeren als favoriet
Foto’s
Films
U kunt beelden organiseren door deze als favorieten te markeren.
Als u een categorie kiest in gelterd afspelen kunt u de volgende
handelingen beperken tot die beelden.
“Bekijken” (
=
61), “Diavoorstellingen bekijken” (
=
65),
“Beelden beveiligen” (
=
67), “Beelden wissen” (
=
69),
“Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
95),
“Beelden toevoegen aan een fotoboek” (
=
97)
Druk op de knop [
] en selecteer
vervolgens [ ] in het menu (
=
24).
[Gemarkeerd als favoriet]
wordt weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, herhaalt u deze procedure
en selecteert u [
] nogmaals.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Via het menu
1
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop [ ] en kies
[Favorieten] op het tabblad [ ]
(
=
25).
73
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
5
Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop [ ]. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn gemaakt met een resolutie van [ ] (
=
37)
kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Trimmen
Foto’s
Films
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als afzonderlijk
afbeeldingsbestand op te slaan.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [Trimmen] op het tabblad
[
] (
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Foto’s bewerken
Beeldbewerking (
=
73–
=
75) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Foto’s
Films
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
1
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop [ ] en kies
[Veranderen] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
3
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
formaat te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
4
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
74
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto’s
Films
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld
opslaan als een apart bestand. Zie “De kleurtoon van een beeld wijzigen
(My Colors)” (
=
53) voor meer informatie over elke optie.
1
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[My Colors] op het tabblad [ ] (
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4–5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt,
kan licht afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen
met de functie My Colors (
=
53).
3
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden (1).
Het oorspronkelijke beeld wordt linksboven
in het scherm weergegeven en een
voorbeeld van het bijgesneden beeld (2)
wordt rechtsonder weergegeven. U kunt
ook de resolutie na bijsnijden (3) zien.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen,
drukt u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Als u de oriëntering van het kader wilt
wijzigen, drukt u op de knop [
].
Gezichten die op het beeld zijn
gedetecteerd, worden weergegeven in
grijze kaders in het beeld linksboven.
Om het beeld uit dit kader bij te snijden,
drukt u op de knop [
] om naar het
andere kader te gaan.
Druk op de knop [
].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4–5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Beelden die zijn gemaakt met een resolutie van [ ] (
=
37) of
waarvan het formaat is gewijzigd in [
] (
=
73), kunnen niet
worden bewerkt.
Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden
dezelfde verhouding na het bijsnijden.
Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan
niet-bijgesneden beelden.
(
1
) (
2
) (
3
)
75
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Rode ogen corrigeren
Foto’s
Films
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [ ]
(
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
3
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop [ ].
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden
naar wens. Volg de stappen in
“Beelden vergroten” (
=
65).
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (
=
73) uit.
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het
oorspronkelijke beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast)
Foto’s
Films
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan
de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast
heeft, kan dat voor het maken van opnamen ook automatisch
worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier
correctieniveaus, en sla het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ] (
=
25).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4–5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
73) uit.
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt,
probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
76
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
3
Bekijk de bewerkte lm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ]. De bewerkte lm wordt
nu afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de lm nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren,
drukt u op de knoppen [
][ ] en
selecteert u [ ]. Druk op de knop [ ],
druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
selecteren en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ].
4
Sla de bewerkte lm op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop [ ].
De lm wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de oorspronkelijke
lm overschreven door de ingekorte lm. De oorspronkelijke lm
wordt dan gewist.
Als er op de geheugenkaart onvoldoende vrije ruimte is, is alleen
[Overschrijven] beschikbaar.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt worden lms
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van lms een volledig opgeladen
batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar,
=
85).
Films bewerken
Foto’s
Films
U kunt lms inkorten door onnodige delen aan het begin en eind
te verwijderen.
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1–5 bij “Bekijken” (
=
61),
kies [ ] en druk op de knop [ ].
Het lmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
2
Geef aan welke delen u eruit
wilt knippen.
(1) is het lmbewerkingspaneel en (2)
is de bewerkingsbalk.
Druk op de knoppen [
][ ] en selecteer
[ ] of [ ].
Als u de delen wilt weergeven die u kunt
afsnijden (aangegeven met [
] op het
scherm), drukt u op de knoppen [ ][ ]
om [ ] te verschuiven. Snijd het begin
van de lm af (vanaf [ ]) door [ ] te
selecteren en snijd het einde van de lm
af met behulp van [ ].
Als u [
] verplaatst naar een andere
markering dan [ ], wordt bij [ ] alleen
het gedeelte voor het dichtstbijzijnde
[ ] aan de linkerkant afgesneden en
wordt bij [ ] alleen het gedeelte na het
dichtstbijzijnde [ ] aan de rechterkant
afgesneden.
(
1
)
(
2
)
77
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Basisfuncties van de camera aanpassen
Functies van MENU (
=
25) op het tabblad [ ] kunnen worden
ingesteld. Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte
functies naar wens aanpassen.
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en lms als volgt.
Selecteer [mute] en kies vervolgens [Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop [ ]
ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt worden lms afgespeeld
zonder geluid (
=
61). Om lms weer af te spelen met geluid,
drukt u op de knop [
]. Pas het volume naar wens aan met de
knoppen [
][ ].
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de
knop [
].
Kies een item en druk op de knoppen
[
][ ] om het volume aan te passen.
6
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak
78
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en
datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en
naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig
om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone thuis
instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen” (
=
16).
1
Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om de
bestemming te selecteren.
Om de zomertijd in te stellen (normale
tijd plus 1 uur), kiest u [
] door
op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Kies vervolgens [ ] door op de
knoppen [ ][ ] te drukken.
Druk op de knop [
].
2
Schakel over naar de tijdzone van
uw bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[ Wereld] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
104).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (
=
17), worden
de datum en tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Hints en tips verbergen
Er verschijnen normaal gesproken hints en tips wanneer u items kiest in
FUNC. (
=
24) of MENU (
=
25). U kunt deze informatie desgewenst
uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer
vervolgens [Uit].
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk
vervolgens op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [ ][ ] om de instelling aan
te passen.
79
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (
=
23).
Selecteer [spaarstand] en druk
vervolgens op de knop [
].
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen [
][ ] om dit item
aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor
[Automatisch Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als
u [Automatisch Uit] instelt op [Uit].
Deze energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer
u Eco-modus (
=
79) op [Aan] hebt gezet.
Timing voor het intrekken van de lens
Nadat u op de knop [ ] hebt gedrukt in de opnamemodus (
=
22)
wordt om veiligheidsredenen na ongeveer een minuut de lens
ingetrokken. Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de
knop [ ] drukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
dan [0 sec.].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u batterijvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om
het batterijverbruik te beperken.
1
Congureer de instelling.
Kies [Eco-modus] en vervolgens [Aan].
[ ] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
104).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer twee
seconden niet wordt gebruikt. Daarna gaat
het scherm na ongeveer tien seconden
uit. De camera wordt na ongeveer drie
minuten inactiviteit uitgeschakeld.
2
Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar de
lens nog niet is ingetrokken, kunt u het
scherm weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de
ontspanknop half in te drukken.
80
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden
van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een
andere manier veilig.
Een Eye-Fi-kaart (
=
98) bevat software. Installeer de software op een
Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert.
1
Open het scherm [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] en druk
vervolgens op de knop [ ].
2
Kies [OK].
Druk op de knoppen [ ][ ] om
[Annuleer] te selecteren, druk op de
knoppen [ ][ ] om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
3
Formatteer de geheugenkaart.
Om het formatteren te starten, drukt u op
de knoppen [ ][ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als het formatteren voltooid is,
verschijnt de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd]. Druk op de knop [
].
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [LCD Helderheid] en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ] om
de helderheid aan te passen.
Voor maximale helderheid houdt u de knop [ ] minstens een
seconde ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven
of wanneer de enkelvoudige weergave is ingeschakeld.
(Hiermee wordt de instelling voor [LCD Helderheid] op het tabblad
[
] genegeerd.) Druk nogmaals minstens een seconde op
de knop [
] of herstart de camera om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer
u de camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
81
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001–9999)
en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen
bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies vervolgens
een optie.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt,
worden de beelden oplopend genummerd totdat u een
opname maakt en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de
opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer van
bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in de camera
plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers vanaf 0001,
gebruikt u een lege (of geformatteerde (
=
80)) geheugenkaart.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren
wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de
aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart
fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op
de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continue
opnamen gaat langzamer of het opnemen van een lm wordt plotseling
afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de
geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert
u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de
beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm bij stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren” (
=
80)
op de knoppen [ ][ ] om [Low Level
Format] te kiezen. Druk daarna op de
knoppen [ ][ ] om deze optie te kiezen.
Het pictogram [ ] wordt weergegeven.
Voer de stappen 2–3 in
“Geheugenkaarten formatteren”
(
=
80) uit om door te gaan met
het formatteren.
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten
formatteren” (
=
80), omdat de gegevens in alle
opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren
door [Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
82
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal
] en druk vervolgens
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
een taal te selecteren en druk vervolgens
op de knop [ ].
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door
de knop [
] ingedrukt te houden en meteen daarna op de knop
[
] te drukken.
Andere instellingen aanpassen
U kunt de volgende instellingen ook aanpassen op het tabblad [ ].
[Video Systeem] (
=
87)
[Eye-Fi instellingen] (
=
98)
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in mappen
die op de opnamedatum worden gemaakt.
Certicatielogo’s controleren
Sommige logo’s voor certicatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certicatielogo’s staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op
de camerabehuizing.
Selecteer [Certicaatlogo weergeven]
en druk vervolgens op de knop [
].
83
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Standaardwaarden herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
1
Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de
standaardinstellingen.
- [
]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (
=
78), [Tijdzone]
(
=
78), [Taal ] (
=
82) en [Video Systeem] (
=
87)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt
vastgelegd (
=
53)
- Opnamemodus (
=
43)
84
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Systeemoverzicht
Polsriem
Batterij
NB-11LH*
1
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE*
1
USB-kabel (op het uiteinde voor de camera: mini-B)*
2
Geheugenkaart Kaartlezer
Computer
Tv-/
videosysteem
Voedingsadapterset
ACK-DC90
Meegeleverde accessoires
Voeding Kabels
AV-kabel AVC-DC400
Flitseenheid
PictBridge-compatibele printers
Krachtige itser
HF-DC2
Lensdop
(met snoer)
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar
(interfacekabel IFC-400PCU).
7
Accessoires
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere
apart verkrijgbare, compatibele accessoires
85
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
De verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires zijn
wellicht niet meer verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-11LH
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Lader voor batterij NB-11LH
De batterij is voorzien van een handig klepje dat u kunt
bevestigen om zo de batterijstatus in een oogopslag te kunnen
zien. Bevestig het klepje zo dat
zichtbaar is op een opgeladen
batterij en
niet zichtbaar is op een niet-opgeladen batterij.
Batterij NB-11L wordt ook ondersteund.
Batterijladers CB-2LD en CB-2LDE worden ook ondersteund.
Voedingsadapterset ACK-DC90
Hiermee kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
printer of computer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten
wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het
merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product
en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld
lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd,
hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
86
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Printer
PictBridge-compatibele printers
van Canon
U kunt zelfs zonder computer beelden
afdrukken als u uw camera rechtstreeks
op een printer aansluit.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden
gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100–240 V
(50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
Flitseenheid
Krachtige itser HF-DC2
Externe itser voor de belichting van
onderwerpen die buiten het bereik van
de ingebouwde itser zijn.
Overige accessoires
Interfacekabel IFC-400PCU
Om de camera op een computer of
printer aan te sluiten.
AV-kabel AVC-DC400
Als u de camera aansluit op een televisie,
kunt u uw opnamen afspelen op een
groter scherm.
87
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
3
Schakel de tv in en stel deze in
op de video-ingang.
Stel de tv-ingang in op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera
aan te zetten.
De camerabeelden worden
nu weergegeven op de tv.
(Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de televisie.
Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op de knop
[
] en selecteert u [Video Systeem] op het tabblad [ ].
De camera voeden via het lichtnet
Foto’s
Films
Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset
ACK-DC90, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading.
1
Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
2
Open het klepje.
Voer stap 1 in “De batterij en
geheugenkaart plaatsen” (
=
15) uit
om het klepje van de geheugenkaart/
batterijhouder te openen. Open vervolgens
het klepje van de kabelpoort van de
koppeling zoals aangegeven.
(
1
)
(
2
)
Optionele accessoires gebruiken
Foto’s
Films
Afspelen op een tv
Foto’s
Films
Met de afzonderlijk verkrijgbare AV-kabel AVC-DC400 kunt u de camera
aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter scherm
terwijl u de camera bedient.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als
u beelden bekijkt op een tv (
=
105).
1
Zorg dat de camera en de tv
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig
in de video-ingangen van de tv,
zoals weergegeven.
Zorg ervoor dat de kabelstekkers in
video-ingangen met dezelfde kleur zitten.
Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
88
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere voorwerpen.
Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
3
Plaats de koppeling.
Houd het koppelstuk met de aansluitpunten
(1) in de aangegeven richting en plaats
het koppelstuk alsof het een batterij
is (doorloop stap 2 bij “De batterij en
geheugenkaart plaatsen” (
=
15)).
Zorg dat de koppelingskabel door
de poort (1) wordt geleid.
4
Sluit het klepje.
Sluit het klepje (1) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt (2).
5
Sluit het netsnoer aan.
Sluit de adapterstekker aan op de kabel
van de gelijkstroomkoppeling.
Sluit het ene uiteinde van het netsnoer
aan op de compacte voedingsadapter en
steek vervolgens het andere uiteinde in
een stopcontact.
Schakel de camera in en gebruik deze
zoals u wilt.
Als u klaar bent, schakelt u de
camera uit en haalt u het netsnoer uit
het stopcontact.
(
1
)
(
1
)
(
1
)
(
2
)
89
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.8 gebruikt.
1
Download de software.
Ga met een computer met
internetverbinding naar
http://www.canon.com/icpd/.
Ga naar de site voor uw land of regio.
Download de software.
2
Installeer de bestanden.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
De installatie kan enige tijd duren,
afhankelijk van de prestaties van de
computer en de internetverbinding.
Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Herstarten] op het scherm dat na de
installatie wordt getoond.
Toegang tot internet is vereist. Eventuele providerkosten en
kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald.
Volg de onderstaande stappen om de software te verwijderen.
- In Windows klikt u achtereenvolgens op: menu [Start] >
[Alle programma’s] > [Canon Utilities]. Kies vervolgens
de software die u wilt verwijderen.
- In Mac OS klikt u op de map [Programma’s], kiest u de map
[Canon Utilities] en sleept u de map van de software die
u wilt verwijderen naar de prullenmand. Maak vervolgens
de prullenmand leeg.
De software gebruiken
Nadat u de software vanaf de website van Canon hebt gedownload en
geïnstalleerd op de computer die u gebruikt, kunt u het volgende doen.
CameraWindow
- Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen
Bekijkt of bewerkt u beelden op een computer, gebruik dan altijd
software die de beelden ondersteunt die zijn vastgelegd met
de camera (software die normaal gesproken op de computer is
geïnstalleerd of software voor algemeen gebruik).
De computeromgeving controleren
De software kan op de volgende computers gebruikt worden.
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten en compatibiliteit,
inclusief ondersteuning door nieuwe besturingssystemen, gaat u naar
de website van Canon.
Besturings-
systeem
Windows Mac OS
Windows 8/8.1
Windows 7 SP1
Mac OS X 10.9
Mac OS X 10.8
Ga naar de Canon-website voor informatie over de recentste
systeemvereisten, inclusief ondersteunde versies van
besturingssystemen.
90
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Windows: volg de onderstaande stappen.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op
de koppeling [
] om het programma
te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op [
].
3
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Import Images from
Camera/Beelden importeren van
camera] en vervolgens op [Import
Untransferred Images/Niet-verzonden
afbeeldingen importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop [
] om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Bekijkt u geïmporteerde beelden op een
computer, gebruik dan altijd software die
de beelden ondersteunt die zijn vastgelegd
met de camera (software die normaal
gesproken op de computer is geïnstalleerd
of software voor algemeen gebruik).
Beelden opslaan op een computer
Door de camera aan te sluiten op een computer met een in de winkel
verkrijgbare USB-kabel (de aansluiting op de camera is mini-B) kunt u uw
opnamen importeren.
1
Sluit de camera aan op de computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (1). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in de
aansluiting van de camera (2).
Steek de grote stekker van de USB-kabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
2
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Mac OS: CameraWindow wordt
weergegeven als er een verbinding tot
stand is gebracht tussen de camera en
de computer.
(
1
)
(
2
)
91
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Beelden afdrukken
Foto’s
Films
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten
op een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken
in serie, bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen
voorbereiden of beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
Eenvoudig afdrukken
Foto’s
Films
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van
de meegeleverde USB-kabel.
1
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje. Houd de
kleinste kabelstekker in de getoonde
richting, en steek de stekker volledig in
de aansluiting op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over
de aansluiting.
3
Schakel de printer in.
Windows 7: als het scherm in stap 2 niet wordt weergegeven,
klikt u op het pictogram [
] op de taakbalk.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven na stap 2,
klikt u op het pictogram [CameraWindow] in het dock.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw
computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten,
maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het
enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk
horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan
van de beelden op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van
beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van
de beeldbestanden.
92
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afdrukinstellingen congureren
Foto’s
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
91) uit om dit scherm te openen.
2
Congureer de instellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
item te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum en een bestandsnummer.
Uit
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken
exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven
dat u wilt afdrukken (
=
93).
papier inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de
indeling en andere gegevens op (
=
93).
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
5
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een beeld
te selecteren.
6
Open het afdrukscherm.
Druk op de knop [ ], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
7
Druk het beeld af.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Print] te
kiezen en druk daarna op de knop [ ].
Het afdrukken start nu.
Om andere beelden af te drukken,
herhaalt u na het afdrukken de
bovenstaande procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de kabel.
Zie “Printer” (
=
86) voor PictBridge-compatibele printers van
het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
93
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór
het afdrukken
Foto’s
Films
1
Selecteer [papier inst.].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
92) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [papier
inst.] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna op
de knop [ ].
3
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna op
de knop [ ].
4
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op
de knoppen [
][ ] om het aantal beelden
per vel op te geven.
Druk op de knop [
].
5
Druk het beeld af.
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken
Foto’s
Films
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
1
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
92) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop [ ].
Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat
het af te drukken beeldgebied aanduidt.
2
Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen,
drukt u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Om het kader te draaien, drukt u op
de knop [
].
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(
=
91) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn opgenomen met de instelling [Datumstemp.
].
94
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
3
Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór
het afdrukken” (
=
93) uit om het
afdrukgebied te selecteren.
4
Druk het beeld af.
Filmscènes afdrukken
Foto’s
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
91) uit om een lm te kiezen.
Dit scherm wordt weergegeven.
2
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen [ ][ ] om de afdrukmethode
te selecteren.
3
Druk het beeld af.
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege
ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L
en een verhouding 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart of brede afdrukken.
Id-foto’s afdrukken
Foto’s
Films
1
Selecteer [ID Foto].
Voer stap 1–4 bij “Het papierformaat
en de indeling selecteren vóór het
afdrukken” (
=
93) uit, kies [ID Foto] en
druk op de knop [ ].
2
Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
item te selecteren. Om de lengte te
kiezen, drukt u op de knoppen [ ][ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
95
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde
beelden per vel af.
Beiden
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt
met de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt
met het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden
na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[
] kan op de camera verschijnen om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd
op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht
overschreven.
Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de
datum wellicht tweemaal af.
Als u [Index] opgeeft, kunt u niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor
zowel [Datum] als [File No.].
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-
compatibele printers van het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met
de instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [
] (
=
16).
Afdrukopties voor lms
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval
afgedrukt op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt
op [Aan], kunt u ook het mapnummer, bestandsnummer en
de verstreken tijd voor het kader afdrukken.
Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de knop [ ].
Selecteer [OK] en druk vervolgens nogmaals op de knop [
].
[ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor PictBridge-
compatibele printermodellen CP720/CP730 en ouder van het
merk Canon.
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
Foto’s
Films
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (
=
97)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op
een geheugenkaart en congureer de nodige instellingen, zoals het
aantal exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze
voorbereidt, voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen congureren
Foto’s
Films
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [ ].
Selecteer en congureer de gewenste
items (
=
25).
96
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Foto’s
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
96) uit
om [Select. reeks] te kiezen en druk
op de knop [ ].
Voer de stappen 2–3 in “Een reeks
selecteren” (
=
68) uit om beelden
op te geven.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Opdracht]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Foto’s
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
96) uit om
[Sel. alle beelden] te kiezen en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
96) uit om
[Wis alle selecties] te selecteren en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Foto’s
Films
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop [ ].
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het
beeld, wordt hierbij een pictogram [
]
geplaatst. Druk nogmaals op de knop [ ]
om indexafdrukken te annuleren voor het
beeld. [ ] wordt niet meer weergegeven.
3
Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het aantal
afdrukken in te voeren (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van
andere beelden in te stellen en het aantal
afdrukken van elk beeld op te geven.
Voor indexafdrukken kunt u het
aantal afdrukken niet instellen. U kunt
alleen via stap 2 de af te drukken
beelden selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar
het menuscherm.
97
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afzonderlijke beelden toevoegen
Foto’s
Films
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens de procedure
bij “Een selectiemethode selecteren”
(
=
97) en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan
de printlijst (DPOF)
Foto’s
Films
Als er afbeeldingen aan de printlijst zijn
toegevoegd (
=
95–
=
96), wordt
dit scherm weergegeven wanneer u de
camera aansluit op een PictBridge-
compatibele printer. Druk op de knoppen
[ ][ ] om [Print nu] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ] om de
beelden in de printlijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
Beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto’s
Films
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software
op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen.
Deze functie is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt
of wanneer u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop [ ], selecteer
[Fotoboek instellen] op het tabblad [
] en
bepaal hoe u de beelden wilt selecteren.
[ ] kan op de camera verschijnen om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
98
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Foto’s
Films
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, controleert u altijd of dit op uw locatie
is toegestaan (
=
2).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst,
kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer
of uploaden naar een website voor gedeelde foto’s.
De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-kaart. Voor informatie
over het voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen bij de
overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart of
neemt u contact op met de fabrikant.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
- Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit], kan de Eye-Fi-kaart
nog steeds radiogolven uitzenden (
=
99). Verwijder de
Eye-Fi-kaart als u een ziekenhuis, vliegtuig of ander gebied
betreedt waar overdracht verboden is.
- Als u problemen hebt met de overdracht van beelden,
controleert u de instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
- Bij een slechte Eye-Fi-verbinding kan de overdracht van
beelden erg lang duren en kan de beeldoverdracht soms
worden onderbroken.
- Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart
heet worden.
- Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
- De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht
oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto’s
Films
Volg de procedure bij
“Een selectiemethode selecteren”
(
=
97), selecteer [Sel. alle beelden]
en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Foto’s
Films
Volg de procedure bij
“Een selectiemethode selecteren”
(
=
97), selecteer [Wis alle selecties]
en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
99
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Congureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart uit
te schakelen, indien nodig.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
Selecteer achtereenvolgens [Eye-Fi trans.]
en [Uit].
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een
Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst en als het schuifje voor
schrijfbeveiliging niet in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen
instellingen niet worden gewijzigd voor een geplaatste
Eye-Fi-kaart als het schuifje in de vergrendelstand staat.
U kunt de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart in de camera controleren
in het opnamescherm (in de normale informatieweergave) of het
afspeelscherm (in de korte informatieweergave).
(Grijs)
Niet verbonden
(Knippert wit)
Er wordt verbinding gemaakt
(Wit)
Verbonden
(Bewegend)
Lopende overdracht*
1
Onderbroken
Geen communicatie
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo*
2
*1 Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (
=
23) op de camera tijdelijk
uitgeschakeld.
*2 Herstart de camera. Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een
probleem met de kaart.
Beelden met een pictogram [ ] zijn overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
U kunt indien nodig het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van
de Eye-Fi-kaart controleren.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
Selecteer [Verbindingsinfo] en druk op
de knop [
].
Het scherm met verbindingsinformatie
wordt weergegeven.
100
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (
=
15).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (
=
15).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(
=
15).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet
in contact komen met metalen voorwerpen.
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (
=
15).
De batterij is opgezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
dient u contact op te nemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven
op een tv (
=
87).
8
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
101
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen,
probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop
meerdere malen half in te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ] (
=
58).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
50).
Pas het contrast aan met i-Contrast (
=
52,
=
75).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
50,
=
51).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ] (
=
28).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
50).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
50,
=
51).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst (
=
30).
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
114).
Verhoog de ISO-waarde (
=
51).
De onderwerpen in geitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
114).
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
] (
=
28).
Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in geitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (
=
51).
De onderwerpen hebben rode ogen.
Zet [Lamp Aan] op [Aan] (
=
40) om het licht voor rode-ogenreductie (
=
3)
te activeren bij foto’s die met de itser worden gemaakt. Denk erom dat u geen
opname kunt maken terwijl het licht voor rode-ogenreductie brandt (dit is
ongeveer 1 seconde), omdat het licht rode ogen tegengaat. U krijgt de beste
resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken.
Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het
onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (
=
75).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (
=
61) de ontspanknop half in (
=
23).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (
=
24).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
- Bij helder licht kan het scherm donker worden.
- Bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren.
- Als u een opname maakt met een heldere lichtbron, kan er een paarsachtige
band verschijnen op het scherm.
Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd.
Congureer de instelling [Datumstemp. ] (
=
16). Als u de instelling
[Datum/Tijd] (
=
35) hebt gecongureerd, betekent dit niet dat datumstempels
automatisch aan beelden worden toegevoegd.
Datumstempels worden niet toegevoegd bij een opnamemodus (
=
109) waarin
deze instelling niet kan worden gecongureerd (
=
35).
[ ] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnemen is niet mogelijk (
=
30).
[
] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (
=
30).
Stel [IS modus] in op [Continu] (
=
60).
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
] (
=
58).
Verhoog de ISO-waarde (
=
51).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden (
=
60).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een opname te maken (
=
23).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (
=
115).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (
=
39).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling
(
=
55,
=
58).
102
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Geluid wordt niet weergegeven tijdens lms.
Pas het volume aan (
=
77) als [mute] is geactiveerd (
=
77) of als het geluid
van de lm zwak is.
Bij lms die zijn opgenomen in de modus [
] (
=
45) wordt geen geluid
weergegeven, omdat in deze modus geen geluid wordt opgenomen.
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (
=
22).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als
volgt de overdrachtssnelheid te verlagen:
- Druk op de knop [
] om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop
[
] ingedrukt terwijl u tegelijkertijd op de knoppen [ ] en [ ] drukt.
Druk in het volgende scherm op de knoppen [
][ ] om [B] te selecteren.
Druk daarna op de knop [
].
Eye-Fi-kaarten
Kan geen beelden overdragen (
=
98).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
81).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (
=
106–
=
109).
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname
wordt onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd (
=
80,
=
114).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet
snel genoeg naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de
volgende maatregelen:
- Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
81).
- Verlaag de beeldkwaliteit (
=
37).
- Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (
=
114).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u lms opneemt in de modus [ ] (
=
45).
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (
=
81).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders
wegvallen en kan het geluid haperen.
103
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shufe/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/
Niet selecteerbaar beeld.
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die
met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies met
een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
Vergroten* (
=
65), Smart Shufe* (
=
66), Roteren* (
=
71),
Favorieten (
=
72), Bewerken* (
=
73), Afdruklijst* (
=
95) en
Fotoboek instellen* (
=
97).
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (
=
68,
=
70,
=
96) en
u probeerde als eerste beeld een beeld te kiezen dat na het laatste beeld komt
of omgekeerd.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (
=
95)
of fotoboekinstellingen (
=
97). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (
=
95) of voor de fotoboekinstellingen
(
=
97) konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw.
U probeerde 500 beelden of meer te kiezen bij Beveilig (
=
67),
Wissen (
=
69), Favorieten (
=
72), Printlijst (
=
95) of
Fotoboek instellen (
=
97).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn
bereikt. Wijzig op het tabblad [
] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (
=
81)
of formatteer de geheugenkaart (
=
80).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk
van Canon Klantenondersteuning.
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (
=
15).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld.
Ontgrendel het lipje voor de schrijfbeveiliging (
=
15).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (
=
15).
Geheugenkaart fout (
=
81)
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice als dezelfde
foutmelding blijft verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart (
=
2)
hebt geformatteerd en correct hebt geplaatst (
=
15).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken
(
=
28,
=
42,
=
49) of beelden te bewerken (
=
73). Wis overbodige
beelden (
=
69) of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte
(
=
15).
Laad de accu op (
=
15)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (
=
67)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/Kan geen MP4 afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet worden afgespeeld.
104
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)(
10
) (
11
) (
12
) (
13
) (
14
) (
15
)
(
16
)
(
17
)
(
18
)
(
19
)
(
20
)
(
21
)
(
22
) (
23
) (
24
) (
25
) (
26
)
(
27
)
(
28
)
(
30
)
(
29
)
(
31
)
(
32
)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(1) Batterijniveau (
=
105)
(2) Witbalans (
=
52)
(3) My Colors (
=
53)
(4) Transport mode (
=
35)
(5) Eco-modus (
=
79)
(6) Zelfontspanner (
=
33)
(7) Waarschuwing: camera beweegt
(
=
30)
(8) Meetmethode (
=
51)
(9) Eye-Fi-verbindingsstatus
(
=
98)
(10) Fotocompressie (
=
59),
Resolutie (
=
37)
(11) Resterende opnamen (
=
114)
(12) Filmkwaliteit (
=
37)
(13) Resterende tijd (
=
114)
(14)
Digitale zoomvergroting (
=
33),
Digitale telelens (
=
55)
(15) Scherpstelbereik (
=
54,
=
55), AF lock (
=
58)
(16) Opnamemodus (
=
106),
Compositiepictogram (
=
31)
(17) Flits mode (
=
58)
(18) AF frame (
=
55),
Spotmetingpuntkader (
=
51)
(19) Datumstempel (
=
35)
(20) ISO-waarde (
=
51)
bestandsfout
Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (
=
91), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (
=
93). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de
instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag
om een vervangend inktabsorptiekussen.
105
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
) (
9
)(
10
) (
11
)
(
12
)
(
13
)
(
14
)
(
15
)
(
16
)
(
17
)
(
18
)
(
19
)
(
21
)(
22
) (
23
) (
24
) (
25
)(
20
)
(1) Films (
=
28,
=
61)
(2) Opnamemodus (
=
106)
(3) ISO-waarde (
=
51),
Afspeelsnelheid (
=
45)
(4) Belichtingscompensatieniveau
(
=
50)
(5) Witbalans (
=
52)
(6) Histogram (
=
63)
(7) Compressie (beeldkwaliteit)
(
=
59) / Resolutie (
=
37),
MOV (films)
(8) Overdracht via Eye-Fi (
=
98)
(9) Batterijniveau (
=
105)
(10) Meetmethode (
=
51)
(11) Mapnummer – bestandnummer
(
=
81)
(12) Nummer huidig beeld /
totaal aantal beelden
(13) Sluitertijd (foto’s), Beeldkwaliteit /
Framesnelheid (films) (
=
37)
(14) Diafragmawaarde
(15) Flitser (
=
58)
(16) i-Contrast (
=
52,
=
75)
(17) Scherpstelbereik
(
=
54,
=
55)
(18) Bestandsgrootte
(19) Foto’s: Resolutie (
=
114)
Films: Afspeeltijd (
=
114)
(20) Beeld bewerken (
=
73)
(21) Beveiligen (
=
67)
(22) Favorieten (
=
72)
(23) My Colors (
=
53,
=
74)
(24) Rode-ogencorrectie (
=
75)
(25) Opnamedatum/-tijd (
=
16)
(21) i-Contrast (
=
52)
(22) Raster (
=
38)
(23) AE lock (
=
50),
FE-lock (
=
59)
(24) Sluitertijd
(25) Diafragmawaarde
(26) Belichtingscompensatieniveau
(
=
50)
(27) Zoombalk (
=
28)
(28) Pictogram IS-modus (
=
32)
(29) Knipperdetectie (
=
39)
(30) Tijdzone (
=
78)
(31) Beeldstabilisatie (
=
60)
(32)
Belichtingscompensatiebalk
(
=
50)
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende
opgeladen
(Knippert rood)
Bijna leeg; batterij moet worden
opgeladen
[Laad de accu op]
Leeg; batterij moet onmiddellijk
worden opgeladen
106
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Functies en menutabellen
Beschikbare functies of functies die automatisch worden ingesteld,
worden aangeduid met zwarte pictogrammen zoals .
Functies die niet beschikbaar zijn, worden aangeduid met grijze
pictogrammen zoals .
Beschikbare functies per opnamemodus
Belichtingscompensatie (
=
50)
/ /
*
1
/ / / / / / / / / / / /
Zelfontspanner (
=
33)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ /
/ / / / / / / / / / / / / /
Instellingen voor zelfontspanner (
=
34)
/ / / / / / / / / / / / / /
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven
als u beelden bekijkt op een tv (
=
87).
Overzicht van lmbedieningspaneel
De volgende handelingen zijn beschikbaar in het lmbedieningspaneel,
dat geopend wordt zoals beschreven bij “Bekijken” (
=
61).
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (Druk op de knoppen [ ][ ] om de afspeelsnelheid
aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* (Om verder terug te springen, houdt u de knop
[ ] ingedrukt.)
Vorig beeld (Om snel terug te spoelen houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Vooruit springen* (Om verder vooruit te springen, houdt u de knop
[ ] ingedrukt.)
Bewerken (
=
76)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-
compatibele printer (
=
91).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Om tijdens het afspelen van lms vooruit of achteruit te springen,
drukt u op de knoppen [
][ ].
107
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Display wijzigen (
=
24)
/ / / / / / / / / / / / / /
*1 Instellingen [Donker – Licht].
*2 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [
].
*3 FE-lock niet beschikbaar in de itsmodus [
].
Menu FUNC.
Meetmethode (
=
51)
/ / / / / / / / / / / / / /
/
/ / / / / / / / / / / / / /
My Colors (
=
53)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / *
1
/ *
1
/ / / / / / / *
2
/ / / / / / / / / / / / / /
Witbalans (
=
52)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Flitser (
=
58)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
*
2
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
AE lock/FE-lock (
=
50,
=
59)*
3
/ / / / / / / / / / / / / /
AF lock (
=
58)
/ / / / / / / / / / / / / /
Scherpstelbereik (
=
54,
=
55)
/ / / / / / / / / / / / / /
/
/ / / / / / / / / / / / / /
AF Tracking (
=
56)
/ / / / / / / / / / / / / /
108
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Resolutie (
=
37)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ /
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Compressie (
=
59)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Filmkwaliteit (
=
37)
/
/ / / / / / /
*
3
/ / / / / / /
*1 Witbalans is niet beschikbaar.
*2 Instellen in een bereik van 1–5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten.
*3 Synchroniseert met de ingestelde verhouding en wordt automatisch ingesteld
(
=
45).
ISO-waarde (
=
51)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Transport mode (
=
35)
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
Hoogte/breedte foto (
=
36)
/ / / / / / / / / / / / / /
/
/ / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / /
109
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
AF-Punt Zoom (
=
38)
Aan
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
Servo AF (
=
57)
Aan
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit*
3
/ / / / / / / / / / / / / /
Continu (
=
57)
Aan
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
AF-hulplicht (
=
39)
Aan
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
Opnametabblad
AF Frame (
=
55)
Gezichts-AiAf*
1
/ / / / / / / / / / / / / /
AF Tracking
/ / / / / / / / / / / / / /
Centrum
/ / / / / / / / / / / / / /
AF kader afm. (
=
55)*
2
Normaal
/ / / / / / / / / / / / / /
Klein
/ / / / / / / / / / / / / /
Digitale zoom (
=
33)
Standaard
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
1.6x/2.0x
/ / / / / / / / / / / / / /
110
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Raster (
=
38)
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
IS-instellingen (
=
60)
IS modus
Continu/Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
Opname
/ / / / / / / / / / / / / /
Dynamic IS
1
/ / / / / / / / / / / / / /
2
/ / / / / / / / / / / / / /
Datumstempel (
=
35)
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
Datum/Datum & Tijd
/ / / / / / / / / / / / / /
*1 De werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per opnamemodus.
*2 Beschikbaar wanneer het AF-kader ingesteld is op [Centrum].
*3 [Aan] wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd in de modus [ ].
Flits Instellingen (
=
40)
Lamp Aan
Aan/Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
i-Contrast (
=
52)
Automatisch
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
Afbeelding direct bekijken (
=
40)
Weergavetijd
Uit/Snel/2 sec./4 sec./8 sec./Vastzetten
/ / / / / / / / / / / / / /
Scherminfo
Uit/details
/ / / / / / / / / / / / / /
Knipperdetectie (
=
39)
Aan
/ / / / / / / / / / / / / /
Uit
/ / / / / / / / / / / / / /
111
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Tabblad Afspelen
Item Zie pagina
Diavoorstelling
=
65
Wissen
=
69
Beveilig
=
67
Roteren
=
71
Favorieten
=
72
Fotoboek instellen
=
97
i-Contrast
=
75
Rode-Ogen Corr.
=
75
Trimmen
=
73
Veranderen
=
73
My Colors
=
74
Overgang
=
61
Beeld scrollen
=
61
Autom. draaien
=
71
Ga verder
=
61
Tabblad Instellen
Item Zie pagina
mute
=
77
Volume
=
77
Hints en tips
=
78
Datum/Tijd
=
16
Tijdzone
=
78
Lens intrekken
=
79
Eco-modus
=
79
Spaarstand
=
23,
=
79
LCD Helderheid
=
80
opstart scherm
=
80
Formatteren
=
80,
=
81
Bestandsnr.
=
81
Maak folder
=
82
Video Systeem
=
87
Eye-Fi instellingen
=
98
Certicaatlogo weergeven
=
82
Taal
=
18
Reset alle
=
83
112
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Voorzorgsmaatregelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of
andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren.
Dit kan leiden tot storing of verlies van beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje.
Niet hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met
de helpdesk van Canon Klantenservice.
Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van
een koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie
ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze
beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht
tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voordat u een batterij gedurende langere tijd gaat opbergen, moet u de
resterende lading opgebruiken, de batterij uit de camera halen en in
een plastic zak of vergelijkbare verpakking bewaren. Wanneer u een
gedeeltelijk opgeladen batterij lange tijd (ongeveer een jaar) niet
gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
Tabblad Print
Item Zie pagina
Print
Sel. beeld & aantal
=
96
Select. reeks
=
96
Sel. alle beelden
=
96
Wis alle selecties
=
96
Print instellingen
=
95
Afspeelmodus menu FUNC.
Item Zie pagina
Roteren
=
71
Beveilig
=
67
Favorieten
=
72
Print
=
91
Film afspelen
=
61
Smart Shufe
=
66
Beeld zoeken
=
64
Diavoorstelling
=
65
113
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Brandpuntsafstand digitale zoom (equivalent aan
35-mm-lm)
Digitale zoom [Standaard]
24–3.840 mm
(Vertegenwoordigt de gecombineerde
brandpuntsafstand van optische en
digitale zoom.)
Digitale telelens 1.6x 38,4‒1.536 mm
Digitale telelens 2.0x 48,0–1.920 mm
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal opnamen Circa 185
Aantal opnamen (Eco-modus aan) Circa 245
Opnametijd lm*
1
Circa 45 minuten
Opnametijd lm (Continue opname*
2
) Circa 1 uur en 35 minuten
Afspeeltijd Circa 4 uur
*1 Tijden gelden onder de volgende opnameomstandigheden.
- Auto-modus
- Beeldkwaliteit [
]
- Herhaaldelijk opnamen maken, zoomen, camera in- en uitschakelen
*2 Tijden gelden onder de volgende opnameomstandigheden.
- Auto-modus
- Beeldkwaliteit [
]
- Geen handelingen zoals zoomen
- Opnamen maken wordt onmiddellijk hervat nadat er automatisch wordt gestopt
wanneer de bestandsgrootte 4 GB bereikt of wanneer de opnametijd 29 min.
59 sec. bereikt
*3 Tijd geldt voor foto’s die worden afgespeeld in een diavoorstelling.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op richtlijnen
voor metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen
en de opnametijd lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
Specicaties
Cameraspecicaties
Effectieve pixels
in de camera
(max.)
Ongeveer 20,0 miljoen pixels
Focuslengte lens
40x zoom: 4.3 (G)–172.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm-lm: 24 (G)–960 (T) mm)
LCD-monitor
Kleuren-TFT LCD 7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels: Circa 230.000 pixels
Bestandsformaat
Design rule for Camera File system, compatibel met
DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s: Exif 2.3 (JPEG)
Films: MOV (Video: MPEG-4 AVC/H.264,
Audio: Linear PCM (mono))
Interface
Hi-speed USB
Analoge audio-uitgang (mono)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Stroombron
Batterij NB-11LH
Voedingsadapterset ACK-DC90
Afmetingen
(gebaseerd op
CIPA-normen)
104,4 x 69,1 x 85,1 mm
Gewicht
(gebaseerd op
CIPA-normen)
Circa 325 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Circa 308 g (alleen camerabody)
114
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Opnametijd per geheugenkaart
Beeld-
kwaliteit
Opnametijd per geheugenkaart
16 GB
2 uur 21 min. 58 sec.
6 uur 44 min. 38 sec.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp,
de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De opname stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een
clip 4 GB is of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en
59 seconden is bij opnemen in [
] of na circa 1 uur opnemen in [ ].
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als
de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed
Class 2-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Flitsbereik
Maximale groothoek ( )
50 cm–5,0 m
Maximale telelens (
)
1,4–2,7 m
Aantal opnamen per geheugenkaart
Het aantal opnamen bij een beeldverhouding (
=
36) van 4:3 per
geheugenkaart is als volgt. Houd er rekening mee dat het aantal
beschikbare opnamen varieert afhankelijk van de beeldverhouding.
Opnamepixels
Compressie-
verhouding
Aantal opnamen per
geheugenkaart (aantal opnamen
bij benadering)
16 GB
(Groot)
20M/5152x3864
1698
2760
(Medium 1)
10M/3648x2736
3217
5061
(Medium 2)
3M/2048x1536
9344
16755
(Klein)
0.3M/640x480
53992
80988
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp,
de geheugenkaart en de camera-instellingen.
115
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Batterij NB-11LH
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 3,6 V gelijkstroom
Nominale capaciteit: 800 mAh
Oplaadcycli: Circa 300 keer
Bedrijfstemperatuur: 0–40 °C
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Nominale invoer: 100–240 V wisselstroom (50/60 Hz)
Nominale uitvoer: 4,2 V gelijkstroom, 0,41 A
Oplaadduur: Circa 2 uur 20 min. (bij gebruik van NB-11LH)
Oplaadlampje: Opladen: oranje / Volledig opgeladen: groen
(systeem met twee indicatielampjes)
Bedrijfstemperatuur: 5–40 °C
Opnamebereik
Opname-
modus
Scherp-
stelbereik
Maximale groothoek
( )
Maximale telelens
( )
0 cm–oneindig 1,4 m–oneindig
Andere
standen
5 cm–oneindig 1,4 m–oneindig
*
0–50 cm
*
3,0 m–oneindig 3,0 m–oneindig
Niet beschikbaar in bepaalde opnamestanden.
Snelheid van continue opname
Opnamemodus Snelheid
Circa 0,5 beelden/sec.
Circa 2,2 beelden/sec.
Sluitertijd
[ ]-modus,
automatisch
ingesteld bereik
1–1/4000 sec.
Diafragma
f/nummer f/3.5–f/8.0 (G), f/6.3–f/8.0 (T)
116
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Index
A
Aangepaste witbalans 53
Aansluiting 87, 91
Accessoires 85
AE lock 50
Afdrukken 91
AF-kaders 55
AF lock 58
Afspelen
Bekijken
AF Tracking 56
Alles wissen 70
Auto-modus (opnamemodus) 19, 28
AV-kabel 86, 87
B
Batterij
Eco-modus 79
Niveau 105
Opladen 15
Spaarstand 23
Batterijen
Datum/tijd (datum/tijd-batterij)
Spaarstand 23
Batterijlader 2, 85
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen 67
Weergaveduur 40
Wissen 69
Beelden opslaan op een computer 90
Beeldkwaliteit
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
Beeldstabilisatie 60
Beeldverhouding 36
Bekijken 20
Beeld zoeken 64
Diavoorstelling 65
Eén beeld weergeven 20
Indexweergave 63
Smart Shufe 66
Tv-weergave 87
Vergrote weergave 65
Belichting
AE lock 50
Compensatie 50
FE-lock 59
Bestandsnummering 81
Beveiligen 67
Bewerken
Bijsnijden 73
Formaat wijzigen 73
i-Contrast 75
My Colors 74
Rode-ogencorrectie 75
Bijsnijden 73, 93
C
Camera
Reset alle 83
CameraWindow (computer) 89
Centrum (modus AF Frame) 55
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) 59
D
Datum/tijd
Datumstempels toevoegen 35
Datum/tijd-batterij 17
Instellingen 16
Vervangen 17
Wereldklok 78
DC-koppelstuk 87
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen 18
Diavoorstelling 65
Digitale telelens 55
Digitale Zoom 33
Directe effecten (opnamemodus) 42
DPOF 95
E
Eco-modus 79
Extra levendig (opnamemodus) 44
Eye-Fi-kaarten 2, 98
F
Favorieten 72
FE-lock 59
Films
Beeldkwaliteit
(resolutie/beeldsnelheid) 37
Bewerken 76
Opnametijd 114
Fisheye-effect (opnamemodus) 44
Flitser
Aan 58
Slow sync 58
Uit 59
Focusvergrendeling 55
Formaat wijzigen 73
Fotoboek instellen 97
Foutmeldingen 103
G
Geheugenkaarten 2
Opnametijd 114
Geluiden 77
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) 56
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 47
I
i-Contrast 52, 75
Indicator 26
Inhoud van de verpakking 2
ISO-waarde 51
K
Kleur (witbalans) 52
Klok 27
Knipperdetectie 39
L
Lampje 40
Lange sluiter (opnamemodus) 47
Lichtnet 87
M
Macro (scherpstelbereik) 54
Meetmethode 51
Menu
Basishandelingen 25
Tabel 106
Menu FUNC.
Basishandelingen 24
Tabel 107, 112
Miniatuureffect (opnamemodus) 45
Monochroom (opnamemodus) 46
My Colors 53, 74
117
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
O
Oneindig (scherpstelbereik) 55
Opname
Opname-informatie 104
Opnamedatum/-tijd
Datum/tijd
P
P (opnamemodus) 49
PictBridge 86, 91
Polsriem
Riem
Portret (opnamemodus) 43
Postereffect (opnamemodus) 44
Problemen oplossen 100
Programma AE 49
R
Raster 38
Reizen met de camera 78
Reset alle 83
Resolutie (beeldgrootte) 37
Riem 2, 14
Rode-ogencorrectie 75
Roteren 71
S
Scherm
Menu
Menu FUNC.
Pictogrammen 104, 105
Weergavetaal 18
Scherpstelbereik
macro 54
Oneindig 55
Scherpstellen
AF-kaders 55
AF lock 58
AF-Punt Zoom 38
Servo AF 57
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaarten
Sepiakleurige beelden 53
Servo AF 57
Smart Shufe 66
Sneeuw (opnamemodus) 43
Software
Beelden opslaan
op een computer 90
Installatie 89
Spaarstand 23
Speelgoedcamera-effect
(opnamemodus) 46
Standaardwaarden
Alles resetten
T
Tv-weergave 87
V
Vergrote weergave 65
Voeding 85
Batterij
Batterijlader
Voedingsadapterset
Voedingsadapterset 85, 87
Vuurwerk (opnamemodus) 43
W
Weergavetaal 18
Weinig licht (opnamemodus) 43
Wereldklok 78
Wissen 69
Witbalans (kleur) 52
Z
Zelfontspanner 33
2 seconden zelfontspanner 34
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 47
Zelfontspanner aanpassen 34
Zoeken 64
Zoomen 19, 29, 33
Zwart-witfoto’s 53
118
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus
3
Andere opnamestanden
5
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
7
Accessoires
8
Bijlage
Index
4
P-modus
Handelsmerken en licenties
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de U.S. en andere landen.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven
door Microsoft.
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or
decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for
a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider
licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
Vrijwaring
Onrechtmatige verveelvoudiging van deze handleiding is verboden.
Alle metingen zijn gebaseerd op teststandaarden van Canon.
Deze informatie, de productspecicaties en het uiterlijk kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Niettegenstaande het bovenstaande kan Canon niet aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik
van dit product.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118

Canon PowerShot SX410 IS Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor