175
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
1
Basishandelingen
van de camera
2
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
3
Andere opnamemodi
5
Tv-, Av-, M-, C1- en
C2-modus
6
Afspeelmodus
7
Wi-Fi-functies
8
Menu Instellingen
9
Accessoires
10
Bijlage
Index
4
P-modus
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
● Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ] (
=
86).
● Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
72).
● Pas het contrast aan met i-Contrast (
=
75,
=
118).
● Gebruik AE lock of spotmeting (
=
72).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
● Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ] (
=
33).
● Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
72).
● Gebruik AE lock of spotmeting (
=
72).
● Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst (
=
36).
● Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
198).
● Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door
het itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
87,
=
94).
● Verhoog de ISO-waarde (
=
73).
De onderwerpen in geitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
● Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
198).
● Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
] (
=
33).
● Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door
het itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
87,
=
94).
Er verschijnen witte vlekken in geitste opnamen.
● Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
● Verlaag de ISO-waarde (
=
73).
● Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamestanden leiden tot korrelige
beelden (
=
59).
De onderwerpen hebben rode ogen (
=
52).
● Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (
=
55). Het licht voor rode-ogenreductie (
=
3)
wordt geactiveerd bij foto’s die met de itser worden gemaakt. U krijgt de beste
resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken.
Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het
onderwerp te gaan.
● Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (
=
119).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
● Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
149).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
● Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (
=
182–
=
187).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
● Druk in de afspeelmodus (
=
101) de ontspanknop half in (
=
26).
Er wordt niets weergegeven (
=
36).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (
=
28).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
● Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
- Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren en
kan een horizontale band verschijnen.
Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd.
● Congureer de instelling [Datumstemp. ] (
=
20). Als u de instelling [Datum/
Tijd] hebt gecongureerd (
=
45), betekent dat niet dat datumstempels
automatisch aan beelden worden toegevoegd.
● Datumstempels worden niet toegevoegd bij een opnamemodus (
=
187) waarin
deze instelling niet kan worden gecongureerd (
=
45).
[ ] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnemen is niet mogelijk (
=
36).
[
] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (
=
36).
● Stel [IS modus] in op [Continu] (
=
90).
● Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
] (
=
86).
● Verhoog de ISO-waarde (
=
73).
● Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden (
=
90).
De opnamen zijn niet scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een opname te maken (
=
26).
● Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (
=
198).
● Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (
=
55).
● Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
● Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling
(
=
82,
=
85).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
● Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen,
probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop
meerdere malen half in te drukken.