Simplicity 550Z CE DUTCH LANGUAGE Handleiding

Type
Handleiding
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Inhoudsopgave:
veiligheid van de gebruiker..................................................2
Functies en bedieningselementen.....................................12
Gebruik.................................................................................14
Onderhoud...........................................................................18
Problemen oplossen...........................................................23
Specificaties........................................................................25
Hartelijk dank voor de aankoop van deze maaier van hoge
kwaliteit. We zijn blij dat u vertrouwen stelt in de merkproducten.
Uw grasmaaier zal u vele jaren betrouwbare diensten bewijzen,
wanneer u de machine gebruikt en onderhoudt zoals vermeld
in de instructies in deze handleiding.
Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie, zodat u op de
hoogte bent van de gevaren en risico’s die samenhangen met
maaiers en hoe u deze kunt vermijden. Dit product en de
goedgekeurde hulpstukken/accessoires zijn uitsluitend
ontworpen en bedoeld voor gazononderhoud of sneeuwruimen
en voor geen enkel ander doel. Het is belangrijk dat u deze
instructies leest en begrijpt voordat u de maaier probeert te
starten of te bedienen. Bewaar deze originele instructies
voor toekomstig gebruik.
De afbeeldingen in dit document zijn representatief en zijn
bedoeld om de instructieve tekst waar ze bij horen aan te vullen.
Uw machine kan verschillen van de weergegeven afbeeldingen.
LINKS
en
RECHTS
zijn gezien vanaf de positie van de
bestuurder.
veiligheid van de gebruiker
Lees deze veiligheidsvoorschriften en volg ze nauwkeurig op.
Het niet naleven van deze voorschriften kan ertoe leiden dat u
de controle over de machine verliest of kan leiden tot ernstig
persoonlijk of dodelijk letsel voor u of omstanders of materiële
schade. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te
hakken en voorwerpen in het rond te slingeren.
De waarschuwingsdriehoek in de tekst duidt op belangrijke
voorzorgsmaatregelen of waarschuwingen die moeten worden
opgevolgd.
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur
toestel voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn
ontworpen en gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche
geldende normen inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van
opleiding voor uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de
gebruiker ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet
goed wordt onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet
dat u verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van
personen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u
niet met zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een
veilige manier met het door u gekozen toestel kan worden
uitgevoerd, vraagt u raad aan een vakman: neem contact op
met uw erkende verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn VOOR
u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet zijn
TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het
toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de
volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook het volledige
hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen voordoen. Laat
ze niet in de buurt komen van de plaats waar u het toestel
gebruikt. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine
en het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats
blijven waar u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat
2
Not for
Reproduction
kinderen in de buurt komen van waar u aan het maaien bent,
laat u een verantwoordelijke volwassene op hen passen.
Gebruik op hellingen
Het gebruik van de machine op hellingen kan gevaarlijk zijn.
Als u het toestel op een helling gebruikt die te steil is en waarop
uw wielen niet voldoende grip hebben (en u bijgevolg
onvoldoende controle) kan u de controle over het stuur en de
zitmaaier verliezen en mogelijk omkantelen. U mag de zitmaaier
niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil van meer
dan 1.6 meter (5.4 foot) over een afstand van 6 meter (20 foot)
of 15°.
Maai hellingen altijd overlangs, nooit in de hellingsrichting (om
de tractie op de wielen niet te verliezen) en maak geen scherpe
bochten en verander niet bruusk van snelheid. Rijd trager en
wees uiterst voorzichtig op ALLE hellingen.
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed
is op hoe veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de
zitmaaier op natte of gladde hellingen gebruikt, kan de maaier
beginnen glijden en kan u de controle over de zitmaaier en het
stuur verliezen. Gebruik de machine niet op hellingen die glad
of nat zijn of waarvan de grond zacht is.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op
een helling ziet u er beter van af. Het is het risico niet waard.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen
kunnen afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een
omstander ernstig gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien
gebied op te ruimen en objecten die weggeslingerd zouden
kunnen worden te verwijderen VOOR u begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak
of afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait!
Als toch iemand in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk
uit tot die perso(o)n(en) weer weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of iemand
anders zich kan verwonden. Als u echter in de bestuurderszone
blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten) en de
veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft, is het toestel
veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat zijn
om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de buurt
van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor dat alle
veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en schakelaars)
zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken
is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de
bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET
om het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem
onmiddellijk contact op met uw verdeler als het systeem niet
alle tests van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die
u in deze handleiding vindt.
Gebruik rolbeugel
Houd de rolbeugel op zijn plaats en bevestig de
veiligheidsgordel. Spring niet van de zitmaaier af als deze kantelt
(het is veiliger om in de veiligheidsgordel te blijven zitten.)
NOOIT de rolbeugel verwijderen.
3
Not for
Reproduction
Grondkeringen, steile dalingen en water
Grondkeringen en hoogteverschillen in de buurt van trappen
en water vormen een vaak voorkomend gevaar. Blijf minstens
twee maaibreedtes uit de buurt van deze risicoplaatsen en maai
het gras op die plaatsen met een (zelftrekkende) duwmaaier of
een trimmer met draadspoel. Wielen die over de rand van
grondkeringen, randen, grachten of wallen of in water glijden
kunnen de zitmaaier doen kantelen wat tot ernstige
verwondingen de dood of verdrinking kan leiden.
Overhangende obstakels
Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk object
dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen met lage
overhangende obstakels, zoals takken van bomen of elektrische
kabels.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor stilleggen
en de sleutel uit het contact halen voor u de machine
schoonmaakt, bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar. Rook niet
terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine bijvult . Vul geen
brandstof bij wanneer de motor nog warm is of draait. Laat de
motor ten minste 3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage of
andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen brandstof
bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u de machine
gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden bewaard
die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties
van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en
olieresten opstapelen of afzetten in en op het toestel. Voer zeker
de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding staan, en
in het bijzonder het periodieke testen van het
veiligheidssysteem.
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend buitenshuis en uit de buurt
van nietgeventileerde ruimtes zoals in garages en gesloten
aanhangwagens. De motor stoot giftig koolmonoxidegas uit en
langdurige blootstelling in een besloten ruimte kan tot ernstige
letsels en de dood leiden.
Training
Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding en
op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef ze
ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici de
taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen is het
de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen uitleg te
geven bij dit materiaal.
Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van deze
machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding hebben
gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar
om de gebruikers een opleiding te geven.
Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen met of aan
deze machine werken. In de plaatselijke voorschriften kan
een minimumleeftijd zijn vastgelegd voor de operator.
De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels met
gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen voorkomen
en is hiervoor verantwoordelijk.
Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van 60
jaar betrokken zijn in een groot percentage van ongevallen
met zitmaaiers die letselschade tot gevolg hebben.
Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten nagaan of zij in
staat zijn om de zitmaaier voldoende veilig te gebruiken om
zichzelf en anderen te behoeden voor ernstige
verwondingen.
4
Not for
Reproduction
Voorbereiding
Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken en
appendages nodig zijn om de taak naar behoren en op een
veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen hulpstukken
en appendages die door de fabrikant zijn goedgekeurd.
Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
brandstof bijvult. Rook niet.
Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld of
afgetapt.
Controleer of de voorzieningen die nagaan of de bestuurder
op de bestuurdersstoel zit, de veiligheidsschakelaars en
beschermkappen zijn aangebracht en naar behoren werken.
Gebruik de machine niet tenzij ze naar behoren werken.
Gebruik
Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf uit
de buurt van gaten en verborgen gevaren.
Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de vrijloopstand
staan en dat de parkeerrem geactiveerd is voor u de motor
start. Start de motor alleen vanop de bestuurdersstoel.
Gebruik de veiligheidsgordel als uw machine ermee is
uitgerust.
Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer u al
lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u achteruit
loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet. Als u niet
voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen. Vergeet
niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen te
rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de stabiliteit
van de machine in het gedrang brengen. Wees voorzichtig
als u in de buurt van steile dalingen werkt.
Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier en
richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier niet
zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij de
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht maakt
en wanneer u op hellingen van richting verandert.
Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd de
PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier stapt.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht, correct
zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
Gebruik de machine nooit met rechtopstaande, verwijderde
of gewijzigde deflector, tenzij u een grasopvangzak gebruikt.
Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de motor
evenmin op.
Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat de
hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen uit, activeer
de parkeerrem en leg de motor stil voor u de
bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook moge zijn, met
inbegrip van het leegmaken van een grasopvangzak of het
verwijderen van verstoppingen van de trechter.
Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen voelt.
Herstel indien nodig voor u doorgaat met het maaien.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om er
zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg bevindt.
Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en omstanders
uit de buurt.
Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of drugs.
Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht maakt
en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt. Stop de
maaibladen als u niet aan het maaien bent.
Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen
beperken.
Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er zich
geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier bevinden.
Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras of
brandbare materialen.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code Section
4442 is het verboden de motor te gebruiken in of in de buurt
van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het
uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals
gedefinieerd in Section 4442, die in goede staat wordt
gehouden. In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een erkende
servicedealer voor een vonkenvanger die ontworpen is voor
het uitlaatsysteem dat op uw motor is geïnstalleerd.
Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het dragen
van gehoorbescherming verplicht zijn bij blootstelling aan
5
Not for
Reproduction
geluidsniveaus van meer dan 85 dBA gedurende een
periode van 8 uur.
VOORZICHTIG
Deze machine produceert een geluidsniveau van meer dan
85 dBA aan het oor van de gebruiker en kan gehoorverlies
veroorzaken bij langdurige blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de machine werkt.
Gebruik op hellingen
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking tot
ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot ernstige
letsels of de dood kunnen leiden. Op elke helling moet u extra
voorzichtig zijn. Als u de helling niet achteruit op kan rijden of
als u zich niet op uw gemak voelt op de helling, gebruikt u de
zitmaaier beter niet op die helling.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 15°.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Wees extra
voorzichtig bij het maaien op hellingen met aan de achterkant
gemonteerde grasopvangzakken.
Maai overdwars op hellingen, niet op en neer, en wees
voorzichtig als u van richting verandert en START OF STOP
NIET OP EEN HELLING.
* Deze grenswaarde is afkomstig uit de internationale standaard ISO
5395-3:2013, Sectie 4.6 en is gebaseerd op de ISO 5395-3
Stabiliteitstestprocedure beschreven in Bijlage A. De 15° “stabiliteitsgrens”
is gelijk aan 60% van de hoek waarbij de machine bij statische tests werd
gelanceerd. De werkelijke dynamische stabiliteit kan verschillen afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden.
Doen:
maai hellingen horizontaal, nooit op en neer.
Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein oneffen
is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door hoog
gras aan het zicht worden onttrokken.
Houd een lage snelheid aan. Kies een lage snelheid zodat
u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te veranderen
terwijl u zich op de helling bevindt.
Wees extra voorzichtig bij het gebruik van
grasopvangzakken of andere hulpstukken; Deze kunnen
van invloed zijn op de stabiliteit van de machine.
Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk uit.
Verander niet plots van snelheid of richting.
Neem contact op met uw erkende dealer voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
NIET doen:
Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als
de banden tractie verliezen (d.w.z. de voorwaartse beweging
van de machine stopt op een helling), ontkoppel dan het
(de) blad(en) (PTO) en rij langzaam de helling af.
Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk, en
draai dan langzaam en gelijkmatig, indien mogelijk omhoog.
Maai nooit hellingen in neerwaartse richting.
Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of wallen.
De gebruiker kan zijn houvast of evenwicht verliezen of de
grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als een wiel
over de rand van een afgrond of sloot raakt of als een rand
inzakt.
Maai niet als het gras nat is. Door de verminderde houvast
en tractie zou de machine kunnen wegschuiven.
Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op de
grond te zetten. (zitmaaiers).
Maai niet op overmatig steile hellingen.
Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
Maai geen hellingen waar u niet achterwaarts op kunt rijden.
Aanhanguitrusting (Zitmaaiers)
Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats dan
op de bevestigingsvoorziening.
Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de
gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen op
hellingen. Zie Een aanhangwagen bevestigen onder
GEBRUIK.
Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te rijden.
Kinderen
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker
onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van
kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine
en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst zag.
Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien bent
en laat een andere verantwoordelijke volwassene goed op
ze passen.
Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt
komen.
Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar
beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken.
Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen
is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig
gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier
kunnen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben mogen
rijden kunnen plotseling in het maaigebied opduiken voor
nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit omver worden
gereden.
Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen
beperken.
6
Not for
Reproduction
Uitlaatgassen
De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemische
stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde hoeveelheden
kanker of aangeboren afwijkingen veroorzaken of het
voortplantingssysteem schaden.
De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode en
luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
Ontstekingssysteem (Benzine Modellen)
Het ontstekingsbougiesysteem voldoet aan de Canadese
ICES-002 norm.
Onderhoud
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen te
voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij de omgang met
brandstof. Benzine is uiterst ontvlambaar en de dampen zijn
ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
Vul de machine nooit binnenshuis bij.
Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een ruimte
met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt van een
watergeiser of ander toestel.
Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwagen
of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat niet
mogelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwagen bij
met een draagbare houder in plaats van met een
benzinepomppistool.
Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de
brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Gebruik
geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open houden.
Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer aan
en draai ze stevig vast.
Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet proberen
te starten maar verplaatst u de machine weg van de plaats
waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van elke
mogelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen zijn
vervlogen.
Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor het
voorbereiden van de berging voor u het toestel voor zowel
korte als lange periodes opbergt.
Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor de
correcte opstartprocedures wanneer u het toestel opnieuw
in gebruik neemt.
Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser. Laat
het toestel afkoelen voor u het opbergt.
Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of het
transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van vlammen
en tap brandstof niet binnenshuis af.
Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal de sleutel
uit het contact of maak de kabel van de ontstekingsbougie
los. Wacht tot alles tot stilstand is gekomen voor u de
machine afregelt, schoonmaakt of herstelt.
Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en berg
ze niet op in de buurt van een vlam.
Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp raakt.
Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
Parkeer de machine op een plaats waar de bodem waterpas
is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de machine
werken.
Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen wanneer
dat nodig is.
Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
Koppel de batterij af of verwijder de ontstekingsbougiekabel
voor u herstellingen uitvoert. Koppel eerst de negatieve
pool af en daarna de positieve. Sluit eerst de positieve pool
weer aan en pas daarna de negatieve.
Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert. Omwikkel
het blad/de bladen of draag handschoenen en wees
voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt. Vervang
de bladen. Recht en las ze nooit.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
7
Not for
Reproduction
Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit de
buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van de
batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en gebruik
geïsoleerd gereedschap.
De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en verval, waardoor bewegende delen
bloot kunnen komen te liggen of voorwerpen in het rond
kunnen worden geslingerd. Controleer de onderdelen
regelmatig en vervang ze wanneer nodig door onderdelen
die door de farbikant worden aanbevolen.
Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en herstel
waar nodig.
Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te voeren
tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt genoten. Onjuiste
onderhouds- en herstellingsprocedures kunnen leiden tot
gevaar tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en
het vervallen van de fabrieksgarantie.
Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en motoren:
WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die onder druk
ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de huid te
dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken. Als
lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht is
gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch worden
verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit soort
letsels, want anders kan gangreen (koudvuur) optreden.
Blijf met uw lichaam en handen uit de buurt van de pengaten
of spuitopeningen die hydrauliekvloeistof onder hoge druk
uitstoten. Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken optreden,
laat u uw machine onmiddellijk door een erkend verdeler
herstellen.
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. De
foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige lichamelijke
verwondingen leiden. Veren moeten door een bevoegd
technicus worden verwijderd.
Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. Om
ernstige lichamelijke letsels door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van de
radiator nooit proberen te verwijderen terwijl de motor draait.
Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld. Zelfs dan
moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de dop verwijdert.
Instructies rolbeugel
Voor uitvoeringen die af fabriek zijn uitgerust met een
omrolbeveiligingssysteem (ROPS).
WAARSCHUWING
Om ernstig letsel of de dood als gevolg van omrollen te
voorkomen, moeten de waarschuwingen hieronder worden
opgevolgd.
Bedieningswaarschuwingen
De veiligheidsgordel moet altijd worden gedragen als de
rolbeugel omhoog staat.
Controleer de ruimte boven uw hoofd voordat u onder
objecten door rijdt. Laat de rolbeugel niet in contact komen
met lage, overhangende obstakels zoals boomtakken en
kabels.
Verwijder nooit de rolbeugel van het voertuig.
Overschrijdt nooit het nominale machinegewicht van de
rolbeugel.
Lees alle instructies hieronder betreffende inspectie en
onderhoud van de rolbeugelstructuur en de veiligheidsgordel
en volg deze op.
Inspectie van de beschermende rolbeugelstructuur
WAARSCHUWING
Het niet correct inspecteren en onderhouden van de
beschermende ROLBEUGELstructuur kan leiden tot ernstig
letsel of de dood.
Een ROLBEUGEL moet net als iedere andere
veiligheidsinrichting regelmatig worden geïnspecteerd om te
controleren of de integriteit van de inrichting niet is aangetast
door normaal gebruik van de machine, misbruik, veroudering,
wijzigingen of omrollen.
Voor het behoud van de omrolbeveiliging voor de bestuurder
en de effectiviteit van de rolbeugel:
Als de ROLBEUGEL om welke reden dan ook beschadigd
raakt, bijvoorbeeld door een botsing, door omrollen of door
een klap, moet de rolbeugel worden vervangen. Kleine,
onzichtbare scheurtjes kunnen de werking van de
ROLBEUGEL te niet doen. De ROLBEUGEL mag nooit
gelast, uitgedeukt of gerepareerd worden.
De ROLBEUGEL mag nooit veranderd worden door er iets
op vast te lassen of door extra gaten te boren.
VOOR HET EERSTE GEBRUIK - inspecteer de structuur
van de ROLBEUGEL en de bevestigingsmiddelen op:
1) Controleer of het bruto gewicht van de machine, inclusief
hulpstukken, bevestigde last, brandstof en bestuurder niet
zwaarder is dan het maximale gewicht dat op het plaatje
op de ROLBEUGEL staat aangegeven.
2) Controleer of er geen bevestigingsmiddelen ontbreken,
beschadigd zijn of los zitten.
3) Controleer of de ROLBEUGEL correct en volledig is
geïnstalleerd.
OM DE 100 BEDRIJFSUREN - inspecteer de structuur van
de ROLBEUGEL en de bevestigingsmiddelen op:
8
Not for
Reproduction
1) Eventuele scheurtjes in de structuur (structurele
onderdelen en/of lassen)
2) Significante corrosie op enig onderdeel van de structuur
of bevestigingsmiddelen van de ROLBEUGEL.
3) Ontbrekende, beschadigde of losse bevestigingsmiddelen
4) Bevestigingsmiddelen van mindere kwaliteit dan de
gespecificeerde.
5) Bruto gewicht van de machine, inclusief hulpstukken,
bevestigde last, brandstof en bestuurder zwaarder dan het
maximale gewicht dat op het plaatje op de ROLBEUGEL
staat aangegeven.
6) Eventueel aangebrachte wijzigingen zoals niet
toegestane lassen en gaten.
7) Eventuele permanente vervorming of tordering van de
structuur van de ROLBEUGEL.
8) Of het plaatje van de ROLBEUGEL nog op zijn plaats zit
en leesbaar is.
9) Of de waarschuwingsstickers van de ROLBEUGEL nog
steeds op de ROLBEUGEL aanwezig zijn en leesbaar zijn.
Mocht er twijfel zijn aan de conditie waarin de ROLBEUGEL
verkeert, haal de machine dan uit bedrijf en neem contact
op met uw dealer.
Veiligheidsgordel van de rolbar
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en onderhouden van de
veiligheidsgordel kan leiden tot ernstige verwondingen en de
dood.
1
Net als de ROLBAR moet de veiligheidsgordel periodiek
worden geïnspecteerd om na te gaan of de integriteit ervan
niet te lijden heeft gehad onder het normale gebruik van de
machine, misbruik, slijtage door de ouderdom, wijzigingen
of een kanteling. Als de veiligheidsgordel niet alle
onderstaande tests doorstaat, moet hij worden vervangen.
VOOR ELK GEBRUIK – Onderwerp de veiligheidsgordel
en het oprolmechanisme aan de volgende inspectie met
bijhorend onderhoud:
1) Controleer het oprolmechanisme op de aanwezigheid
van vuil en afvalmateriaal. Als u vuil of afvalmateriaal
aantreft, moet u het verwijderen.
2) Controleer of het oprolmechanisme gemakkelijk en
volledig oprolt.
3) Controleer alle onderdelen van de veiligheidsgordel (A,
Afbeelding 1) op beschadiging, zoals kerven, scheuren,
losse stiksels of rafeling.
4) Controleer of de gesp en de sluiting (B) naar behoren
werk en de gespplaat niet overdreven versleten of vervormd
is en of de sluiting niet beschadigd of gescheurd/gebarsten
is. De veiligheidsgordel moet gemakkelijk vast- en
losklikken.
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemicaliën waarvan aan de staat Californië bekend is
dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere nadelige
effecten op de voortplanting veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante
accessoires bevatten lood en loodverbindingen, wat
chemische stoffen zijn waarvan in de staat Californië
bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico inhouden.
Was uw handen na werken met de accu.
Veiligheidsstickers
Lees vóór gebruik van uw machine de veiligheidsstickers. De
voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen zijn voor uw
veiligheid. Om persoonlijk letsel of schade aan uw machine te
voorkomen, moeten alle veiligheidsstickers worden gelezen en
opgevolgd.
WAARSCHUWING
Als een veiligheidssticker versleten of beschadigd of niet
meer leesbaar is, moet u vervangende stickers bij uw
plaatselijke dealer bestellen.
9
Not for
Reproduction
*Sticker bevindt zich op de dwarsstang van de stoelplaat.
** Sticker bevindt zich op frame achter ROPS.
*** Sticker bevindt zich bij de brandstoftank.
Onderdeelnr.: 5102627YP - sticker, Hoofdveiligheid, ANSI CEA
Onderdeelnr.: 7106109 - sticker, gevaarB
Onderdeelnr.: 5102456YP - sticker, brand ANSI exportC
Onderdeelnr.: 5061246YP - sticker, beknellingspunt, CED
Onderdeelnr.: 5061042YP - sticker, CE gevaarE
Sticker veiligheid accuF
Onderdeelnr.: 5100685YP -
sticker, veiligheid, rolbeugel CE
HOnderdeelnr.: 5100536YP -
sticker, veiligheid, CE ROPS
G
Onderdeelnr.: 5100537YP -
sticker, veiligheid, CE ROPS,Obs
I
10
Not for
Reproduction
Veiligheidspictogrammen
Waarschuwing: Zorg dat u de
gebruikershandleiding hebt gelezen
en begrijpt voor u deze machine
gebruikt. Weet waar alle
bedieningselementen zich bevinden
en hoe deze werken. Gebruik deze
machine alleen als u voldoende kennis
hebt.
Waarschuwing: Raadpleeg de
technische documentatie voordat u
technische reparaties of onderhoud
verricht. Als u de machine verlaat,
schakel de motor dan uit, trek de
handrem aan en verwijder de
contactsleutel.
Gevaar - gevaar voor amputatie en
afscheuren van ledematen: Om letsel
van ronddraaiende snijmessen en
bewegende delen te voorkomen,
moeten de veiligheidsvoorzieningen
(beschermplaten, schermen en
schakelaars) aanwezig zijn en goed
werken.
Gevaar - verlies van tractie,
stabiliteit, sturen en bedienen op
hellingen: Als de machine op een
helling niet meer vooruit rijdt en begint
weg te glijden, stop dan de snijmessen
en rijd langzaam de helling af.
Gevaar - amputatiegevaar: Maai niet
als kinderen of andere personen in de
buurt zijn. Laat niemand meerijden,
met name kinderen, zelfs als de
snijmessen zijn uitgeschakeld. Maai
niet achteruit, tenzij absoluut
noodzakelijk. Kijk omlaag en achter u,
voordat en terwijl u achteruitrijdt.
Gevaar - gevaar voor kantelen en
wegglijden: Maai hellingen
horizontaal, nooit op en neer. Maai niet
op hellingen van meer dan 15°.
Voorkom plotselinge en scherpe
(snelle) bochten op hellingen. Deze
grenswaarde is afkomstig uit de
internationale standaard ISO
5395-3:2013, Sectie 4.6 en is
gebaseerd op de ISO 5395-3
Stabiliteitstestprocedure beschreven
in Bijlage A. De 15° “stabiliteitsgrens”
is gelijk aan 60% van de hoek waarbij
de machine bij statische tests werd
gelanceerd. De werkelijke dynamische
stabiliteit kan verschillen afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden.
Gevaar - gevaar van wegvliegende
voorwerpen: Houd omstanders en
kinderen op een veilige afstand.
Verwijder voorwerpen die door het
snijmes weggeslingerd kunnen
worden. Maai alleen met aangebrachte
afvoertrechter.
Gevaar - gevaar van wegvliegende
voorwerpen: Maai niet zonder dat de
afvoertrechter of de gehele
grasopvangzak is aangebracht.
Gevaar - gevaar van amputatie en
wegvliegende voorwerpen: Om letsel
van ronddraaiende snijmessen te
voorkomen, mogen u en anderen niet
in de buurt van de rand van het
maaidek komen.
Gevaar: Brandgevaar: Zorg dat de
machine vrij is van gras, gebladerte en
olieresten. Voeg geen brandstof toe
terwijl de motor draait of heet is. Stop
de motor en laat hem ten minste 3
minuten afkoelen alvorens brandstof
toe te voegen. Voeg nooit brandstof
toe binnenshuis of in een afgesloten
trailer, garage of andere afgesloten
ruimtes. Ruim gemorste brandstof op.
Rook niet als deze machine bedient.
Gevaar: Afscheuren van ledematen
-Deze machine kan pletten en snijden.
Handen uit de buurt houden van de
hefstang van het maaidek.
Gevaar: Afscheuren van ledematen
-Deze machine kan pletten en snijden.
Houd handen uit de buurt van riemen
en riemschijven.
Waarschuwing: Brandgevaar - Houd
kinderen uit de buurt van de accu.
Hetzelfde geldt voor open vlammen en
vonken, die explosieve gassen kunnen
doen ontsteken.
Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken - Draag altijd een
veiligheidsbril of een gezichtsmasker
als u in de buurt van een accu werkt.
Waarschuwing: Accu's produceren
explosieve gassen - Zorg dat u de
gebruikershandleiding hebt gelezen
en begrijpt voor u deze machine
gebruikt.
Belangrijk: Voer een accu niet af bij
het gewone afval - Neem contact op
met de plaatselijke autoriteiten en
informeer naar het afvoeren en/of
recyclen van accu's.
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
-houd de rolbeugel omhoogggeklapt
en gebruik de veiligheidsgordel. Als de
rolbeugel omlaag is geklapt, is er geen
beveiliging tegen omrollen. Klap de
rolbeugel alleen omlaag als dat nodig
is en verwijder deze NOOIT. Klap de
rolbeugel omhoog zodra dat mogelijk
is.
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
-houd de rolbeugel omhoogggeklapt
en gebruik de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET als
de rolbeugel omlaag is geklapt.
11
Not for
Reproduction
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
-spring NIET van de maaier af als
deze overhelt. Lees alle
bedieningsinstructies en
waarschuwingen in de
gebruikershandleiding en volg deze
op.
Waarschuwing: Gevaar van laag
overhangende obstakels - controleer
de ruimte boven uw hoofd voordat u
onder objecten door rijdt. Houd
afstand. Laat de rolbeugel NIET in
contact komen met lage,
overhangende obstakels zoals
boomtakken en kabels. Lees alle
bedieningsinstructies en
waarschuwingen in de
gebruikershandleiding en volg deze
op.
Veiligheidssymbool en signaalwoorden
Het veiligheidssymbool wordt gebruikt om
veiligheidsinformatie aan te duiden over gevaren die kunnen
leiden tot lichamelijk letsel. Een signaalwoord (GEVAAR,
WAARSCHUWING of VOORZICHTIG) wordt samen met het
veiligheidssymbool gebruikt om te wijzen op de
waarschijnlijkheid en de mogelijke ernst van het letsel. Ook kan
een gevarensymbool worden gebruikt om het soort gevaar aan
te duiden.
GEVAAR duidt op een gevaar dat, indien het niet wordt
voorkomen, zal resulteren in de dood of ernstig letsel.
WAARSCHUWING duidt op een gevaar dat, indien het niet
wordt voorkomen, kan resulteren in de dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG duidt op een gevaar dat, indien het niet
wordt voorkomen, kan resulteren in licht of matig letsel.
OPGEPAST
duidt op een situatie die kan resulteren in schade
aan het product.
Veiligheidsvergrendelsysteem
Deze machine is uitgerust met veiligheidsvergrendelingen. Deze
veiligheidssystemen zijn aanwezig voor uw veiligheid. Probeer
de veiligheidsschakelaars niet te omzeilen en knoei nooit met
de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze nog
correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 — de motor mag NIET aanslaan als:
de PTO-schakelaar is ingeschakeld OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld OF
Hendels snelheidsregeling niet in de NEUTRALE stand
staan.
Test 2 — de motor MOET aanslaan als:
de PTO-schakelaar NIET is ingeschakeld EN
de parkeerrem is ingeschakeld EN
de snelheidsregelaars in de NEUTRALE stand vergrendeld
staan.
Test 3 — de motor moet UITSCHAKELEN als:
de bestuurder van de stoel opstaat terwijl de PTO
geactiveerd is, OF
De bestuurder staat op van de stoel terwijl de parkeerrem
gedeactiveerd is,
De bestuurder beweegt de hendels van de
snelheidsregeling uit de neutrale stand alvorens de
parkeerrem te deactiveren.
Test 4 — Controle van remwerking van het maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen zeven (7) seconden nadat
de elektrische PTO-schakelaar in de stand UIT is gezet (of de
bestuurder van zijn stoel is opgestaan). Als de aandrijfriem van
de maaier niet binnen de vijf (5) seconden stopt, moet u contact
opnemen met uw dealer.
N.B.: Zodra de motor is afgeslagen, moet de PTO-schakelaar
worden uitgeschakeld, de parkeerrem worden ingeschakeld,
de snelheidsregelaars worden vergrendelen in de NEUTRALE
stand als de bestuurder terugkeert naar de stoel om de motor
te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle veiligheidsvoorzieningen
correct werken, mag u de machine niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende dealer. Probeer in geen geval het
doel van het veiligheidsvergrendelsysteem te omzeilen.
Functies en bedieningselementen
Functies en locaties van de
bedieningselementen
Vergelijk de afbeeldingen 2 en 3 met de informatie hieronder
waarin de functie van elk bedieningselement kort wordt
toegelicht. Om te starten, stoppen, rijden en maaien moet een
combinatie van meerdere bedieningselementen in een
specifieke volgorde worden gebruikt. Welke combinatie en
volgorde voor de diverse taken vereist zijn, vindt u onder
Bediening
.
12
Not for
Reproduction
Bedieningselementen Zero-Turn
2
Raadpleeg de afbeelding 2 voor de locatie van deze
bedieningselementen.
Naam bedieningselementLetter
MaaidekpedaalA
Afstelpen voor de maaihoogteB
Vergrendelingshendel voor het maaidekC
ParkeerremD
SnelheidsregelhendelsE
ROPSF
Oprolbare veiligheidsgordelG
Dop brandstoftankH
BrandstofmeterI
Verwijderbare vloerplaatJ
Hendel om de positie van de bestuurdersstoel aan te
passen
K
Maaidekpedaal, maaihoogtepen &
maaidekvergrendelingshendel Deze regelen de maaihoogte
van het maaidek". Trap het maaidekpedaal in totdat dit
vergrendelt in de stand 11,4 cm. Zet de maaihoogtepen op de
gewenste maaihoogte en zet de vergrendelingshendel los.
Afstelpen voor de maaihoogte
Vergrendelingshendel voor het maaidek
Parkeerrem: Trek de parkeerrem terug om de parkeerrem
te activeren. Knijp de ontgrendelingshendel tegen te hendel
van de rem aan en beweeg de parkeerremhendel helemaal
naar voren om de parkeerrem te ontgrendelen.
OPMERKING: De parkeerrem moet geactiveerd zijn om de
machine te kunnen starten.
Schakelt de parkeerrem uit.Uitschakelen
Schakelt de parkeerrem in.Inschakelen
Hendels voor het regelen van de snelheid: Met deze hendels
kunt u de rijsnelheid en de richting van de zitmaaier regelen.
De linkerhendel regelt het aandrijfwiel linksachter en de
rechterhendel regels het aandrijfwiel rechtsachter.
VOORUIT
NEUTRAAL
ACHTERUIT
Als u een hendel naar voren beweegt vanuit de stand
NEUTRAAL, wordt de snelheid VOORUIT van het bijbehorende
wiel verhoogd, de hendel achteruit bewegen verhoogt de
snelheid ACHTERUIT.
Opm.: Hoe verder een hendel weg van de neutrale stand wordt
gezet, hoe sneller het aandrijfwiel zal draaien.
Zie het hoofdstuk
Gebruik
voor de stuurinstructies.
Oprolbare veiligheidsgordel: De veiligheidsgordel wordt
gebruikt om de bestuurder veilig op de stoel te houden.
De veiligheidsgordel moet altijd worden gedragen als deze
machine wordt gebruikt met een rolbeugel.
Dop brandstoftank: Naar linksdraaien om de dop te
verwijderen.
Brandstofmeter: Geeft het peil van de brandstof in de
tank weer.
Verwijderbare vloerplaat: De bodemplaat kan worden
verwijderd om zo gemakkelijk toegang te hebben tot het
maaidek. Om deze plaat te verwijderen, haalt u de bevestigingen
weg en kantelt de plaat omhoog om hem dan van de machine
te halen. Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de plaat weer
te monteren.
13
Not for
Reproduction
Hendel om de positie van de bestuurdersstoel aan te
passen: De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven.
Beweeg aan de hendel naar links, geef de stoel de gewenste
plaats en laat de hendel los om de stoel op die positie te
vergrendelen.
Bedieningspaneel
3
Raadpleeg de afbeelding 3 voor de locatie van deze
bedieningselementen.
Naam bedieningselementLetter
GasklephendelA
ChokeB
PTO- (aftakas-) schakelaarC
ContactschakelaarD
Plaats van de zekeringE
UurmeterF
Gasklephendel: De gasklep bepaalt de motorsnelheid. Duw
de gasklephendel naar voren om de motorsnelheid te doen
toenemen en trek de hendel naar achteren om de motorsnelheid
te doen afnemen. Laat de motor altijd aan VOLGAS draaien
tijdens het maaien.
Gasklephendel hoge snelheid.
Gasklephendel lage snelheid.
Choke: Sluit de choke voor een koude start. Open de
choke wanneer de motor draait. Een warme motor heeft
misschien geen choke nodig. Verplaats de hendel naar voor
om de choke te sluiten. Verplaats hem naar achter om de choke
te openen.
PTO-schakelaar (“Power Take Off” of
krachtafneempuntschakelaar): Met de PTOschakelaar
activeert en deactiveert u het maaidek. Trek de schakelaar
OMHOOG om het maaidek te activeren en druk de schakelaar
IN om het maaidek uit te schakelen.
Contactschakelaar: Met de contactschakelaar wordt de motor
gestart en stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan:
Stopt de motor en sluit het elektrische
systeem af.
UIT
Laat de motor draaien en activeert het
elektrische systeem.
AAN
Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
START
N.B.: Laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN (RUN)
staan wanneer de motor niet draait – daardoor ontlaadt de accu.
Zekeringenblok: Het zekeringenblok herbergt de zekeringen
voor het elektrisch systeem.
Uurmeter: Meet hoe lang de PTO geactiveerd is. De
uurmeter meet het aantal uur dat de PTO geactiveerd is
geweest.
Gebruik
Vóór eerste gebruik
Zorg dat u alle informatie onder Veiligheid en Gebruik hebt
gelezen voordat u deze (zit-)maaier probeert te gebruiken.
Leer alle bedieningsinstrumenten goed kennen en zorg dat
u weet hoe u de zitmaaier moet doen stoppen.
Rij in een open omgeving zonder te maaien om te wennen
aan de machine.
WAARSCHUWING
Maai nooit op hellingen van meer dan 15°.
Schakel over op een lage grondsnelheid voordat u een
helling oprijdt. Wees extra voorzichtig bij het maaien op
hellingen met een aan de achterkant gemonteerde
grasopvangzak.
Maai overdwars op hellingen, niet op en neer, en wees
voorzichtig als u van richting verandert en start of stop
NIET op een helling.
14
Not for
Reproduction
WAARSCHUWING
Neem nooit passagiers mee op de machine.
Trek voordat u de bestuurdersstoel om welke reden dan
ook verlaat de handrem aan, schakel de PTO uit, stop de
motor en haal de sleutel uit het contactslot.
Om het brandgevaar te beperken, moet u ervoor zorgen
dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op de
zitmaaier bevinden. Stop of parkeer NIET boven droge
bladeren, gras of brandbare materialen.
Wees voorzichtig met brandstof. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen brandstof toe wanneer
de motor nog warm is na recent gebruik. Houd de
onmiddellijke omgeving VRIJ van open vlammen, rokers
en lucifers. Voeg niet te veel brandstof toe en veeg
gemorste brandstof weg.
WAARSCHUWING
Rij deze Zero Turn zitmaaier NIET op een aanhangwagen of
vrachtwagen met twee aparte oprijplaten. Gebruik alleen één
enkele oprijplaat die ten minste 30 cm (1 foot) breder is dan
de totale breedte van de achterwielen van deze zitmaaier.
Deze zitmaaier heeft een draaicirkel van nul (daarom zero-turn
geheten) en de wielen zouden over de rand kunnen rijden,
waardoor de maaier kan kantelen en de bestuurder of
omstanders gewond kunnen raken.
Controles Voor Het Starten
Controleer of het carter is gevuld tot aan de markering “vol”
op de peilstaaf. Raadpleeg de motorhandleiding voor
instructies en aanbevelingen met betrekking tot de olie.
Controleer of alle moeren, bouten, schroeven en pennen
zich op hun plaats bevinden en goed vastzitten.
Stel de stand van de bestuurdersstoel in en vergewis u
ervan dat u vanop de bestuurdersstoel aan alle
bedieningselementen kan.
Vul de brandstoftanks met verse brandstof. Raadpleeg de
handleiding van uw motorleverancier voor aanbevelingen
met betrekking tot de brandstof.
Controleer het peil van de hydrauliekolie.
De Motor Starten
WAARSCHUWING
Als u niet begrijpt hoe een specifiek bedieningselement
werkt of het hoofdstuk
Functies en Bedieningselementen
niet grondig hebt gelezen, moet u dat nu doen.
Probeer NIETom de zitmaaier te gebruiken zonder eerst
vertrouwd te raken met de plaats en de functie van ALLE
bedieningselementen.
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, schakel de handrem in
en zorg dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is en de
hendels voor de rijsnelheid in de stand NEUTRAL
vergrendeld zijn.
2. Een warme motor heeft misschien geen choke nodig.
Zet de hendel van de gasklep in de stand FAST. Sluit de
choke volledig door de chokeknop volledig UIT te trekken.
3. Steek de sleutel in het contact en draai hem op START.
4. Nadat de motor start, opent u de choke langzaam (duw de
knop volledig in). Verlaag de snelheid tot halve kracht en
laat de motor opwarmen.
Laat de motor warm draaien door
hem minstens een minuut te laten werken voor u de
PTO-schakelaar inschakelt of met de machine rijdt.
5. Wanneer de motor warm is, moet u de machine tijdens het
maaien ALTIJD op het HOOGSTE TOERENTAL gebruiken.
Gebruik deze methode uitsluitend in noodsituaties.
Om de
motor op een normale manier stil te leggen volgt u de onder
De
maaier stopzetten
beschreven werkwijze.
De zitmaaier Stilleggen
1. Als u de rijsnelheidshendels in de middelste stand zet,
brengt u de zitmaaier tot stilstand. Scharnier de hendels
naar buiten om ze in de vrijloopstand te vergrendelen.
2. Deactiveer de PTO door de PTO-schakelaar omlaag te
drukken.
3. Activeer de parkeerrem door de parkeerremhendel omhoog
totdat deze vastklikt.
4. Zet gasklephendel in middelste de stand en draai de
contactsleutel in de stand UIT. Haal de sleutel uit het
contact.
Oefenen met rijden met de Zero Turn
De bedieningshendels van de Zero Turn zitmaaier reageren
snel en het vergt enige oefening voordat u de maaier soepel
en efficiënt vooruit en achteruit kunt rijden en kunt draaien.
Besteed enige tijd aan het uitproberen van de volgende
bewegingen en raak vertrouwd met de manier waarop de maaier
versnelt, rijdt en stuurt voordat u begint te maaien . Dit is
absoluut noodzakelijk om optimaal gebruik te kunnen maken
van de Zero Turn zitmaaier.
Zoek een glad en vlak deel van uw gazon uit — één met
voldoende ruimte om te manoeuvreren. (Verwijder voor u begint
15
Not for
Reproduction
eerst alle voorwerpen, dieren en personen.) Gebruik de maaier
met gemiddelde snelheid tijdens deze oefening (, maar gebruik
de maaier ALTIJD op volle snelheid tijdens het maaien), en
neem langzaam een bocht om slippen en beschadiging van uw
gazon te vermijden.
Wij raden u aan met de rechts aangegeven procedure Soepel
rijden te beginnen en dan door te gaan naar vooruitrijden,
achteruitrijden en draaien.
Voordat u de bedieningshendels naar binnen beweegt, moet u
de parkeerrem los zetten.
Soepel rijden
De bedieningshendels van de Zero Turn zitmaaier reageren
zeer snel.
De BESTE methode voor het gebruik van de rijsnelheidshendels
is het volgen van de drie stappen - zoals weergegeven in
afbeelding 4.
4
EEN plaats uw handen op de hendels zoals weergegeven.
TWEE om vooruit te rijden, moet u de hendels met uw palmen
langzaam naar voren duwen.
DRIE om het toerental te verhogen, moet u de hendels verder
naar voren duwen. Om het toerental soepel te verlagen, moet
u de hendels weer langzaam naar de neutrale stand bewegen.
Basisbesturing
Oefenen met vooruitrijden
5
Beweeg beide rijsnelheidshendels geleidelijk en gelijkmatig
NAAR VOREN vanuit de neutrale stand. Verlaag uw snelheid
en herhaal dit.
N.B.: Gewoon vooruit rijden vereist enige oefening. Indien
noodzakelijk kan de topsnelheid worden afgesteld — zie
Afstellen van de snelheid in de sectie Afstellingen achterin de
handleiding.
Oefenen met achteruitrijden
6
KIJK OMLAAG en ACHTER u en beweeg beide
rijsnelheidshendels dan geleidelijk en gelijkmatig NAAR
ACHTEREN vanuit de neutrale stand. Verlaag uw snelheid en
herhaal dit.
N.B.: Oefen enkele minuten met achteruitrijden voordat u dit in
de buurt van objecten probeert. De zitmaaier neemt
achteruitrijdend net zo scherpe bochten als vooruitrijdend en
het recht achteruitrijden vergt enige oefening.
Oefenen met een bocht nemen
16
Not for
Reproduction
7
Laat, terwijl u vooruitrijdt, een hendel langzaam terugkomen
naar de neutrale stand. Herhaal dit een aantal keer.
N.B.: Om beschadiging van uw gazon door ronddraaien direct
op het eigen spoor te voorkomen, kunt u het beste ervoor zorgen
dat beide wielen ten minste iets naar voren blijven draaien.
Oefenen met op de plaats ronddraaien
8
Om op de plaats rond te draaien (“zero turn”) moet u tegelijkertijd
de ene rijsnelheidshendel vanuit de neutrale stand naar voren
bewegen en de andere naar achteren. Herhaal dit een aantal
keer.
N.B.: Als u de mate waarin u aan elke hendel trekt verandert,
naar voren of naar achteren, wijzigt u daarmee het
“scharnierpunt” waar u omheen draait.
Gevorderd rijden
Omkeren aan het einde van een rij
9
Dankzij het unieke vermogen van uw maaier om op de plaats
rond te draaien, kunt u omkeren aan het einde van een
maaistrook in plaats van te moeten stoppen en een bocht te
moeten maken voordat u met een nieuwe strook kunt beginnen.
Bijvoorbeeld, om aan het einde van de rij linksom te draaien,
moet u:
1. uw snelheid verlagen aan het einde van de rij.
2. De RECHTER snelheidsregelhendel iets naar voren
bewegen, terwijl u de LINKER snelheidsregelhendel naar
achteren beweegt naar de middelste stand en dan vanuit
deze middelste stand iets naar achteren.
3. maai dan weer in voorwaartse richting.
Met deze techniek maakt u een bocht naar LINKS met een
kleine overlapping van de net gemaaide rij, waardoor u niet
meer terug hoeft te rijden om gemist gras opnieuw te maaien.
Als u zowel meer vertrouwen als meer ervaring krijgt met het
gebruik van uw Zero Turn zitmaaier, zult u meer bewegingen
leren maken, waardoor u minder tijd hoeft te besteden aan het
maaien en er meer plezier van hebt!
Denk eraan: hoe meer u oefent, hoe meer controle u over
de maaier zult hebben!
Maaien
1. Trek de handrem aan. Zorgt dat de PTO-schakelaar
uitgeschakeld is, dat de snelheidsregelhendels in de stand
VRIJ staan en dat de bestuurder op zijn stoel zit.
2. Start de motor. Zie
De motor starten
.
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gashendel in de stand 1/2.
OPMERKING: Het is het beste om de PTO in te schakelen
terwijl de gashendel op de stand staat die minimaal nodig is om
het aandrijvingssysteem van het maaidek te activeren zonder
dat de motor afslaat.
5. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog te
trekken.
6. Zet de gashendel in de stand "SNEL" en begin met maaien.
17
Not for
Reproduction
7. Zet als u klaar bent de gashendel weer terug tot de motor
stationair draait en duw dan de PTO-schakelaar omlaag
om de PTO uit te schakelen.
8. Stop de motor. Zie
De zitmaaier stoppen
.
De zitmaaier met de hand voortduwen
OPGEPAST
De zitmaaier mag niet worden getrokken.
De zitmaaier slepen leidt tot schade aan de transmissie. Gebruik
geen ander voertuig om deze machine voort te duwen of te
trekken.
1. Zet de PTO UIT, stel de parkeerrem in werking, schakel de
contactschakelaar UIT en haal de sleutel uit het contactslot.
2. Zoek de vrijgavehendels van de transmissie (A, Figuur 10)
onder het motordek van de machine tussen de twee
achterwielen op de transmissieslede (B).
10
3. Om de pompen te deactiveren (vrijwielstand) (C), beweegt
u de vrijgavehendel van de transmissie omhoog en trekt u
deze naar de achterkant van de machine. Als de tweede
moer (D) door de ruimte heen is, laat u de stang zakken in
de sleuf zodat deze in de gedeactiveerde positie blijft.
Herhaal deze procedure voor de andere kant van de
machine.
4. Ontgrendel de handrem. U kunt de zitmaaier nu met de
hand voortduwen.
5. Na het verplaatsen van de machine, activeert u de
transmissies weer (rijstand) (E) door de vrijgavehendels
van de transmissie omhoog te brengen zodat de achterste
moer de sleuf vrij maakt en door de hendel naar de voorkant
van de machine te duwen. Herhaal deze procedure voor
de andere kant van de machine.
Een Aanhangwagen Bevestigen
Het maximale gewicht van een gesleepte aanhangwagen moet
minder zijn dan 91 kg (200 lbs). Bevestig de aanhangwagen
met een trekhaakpen (A, Figuur 11) en klem (B) van de correcte
grootte.
11
Het slepen van een te groot gewicht kan op hellingen tot het
verlies van tractie en controle over de zitmaaier leiden.
Verminder het gesleepte gewicht wanneer u op hellingen werkt.
De bodem waarop wordt gereden is van grote invloed op de
tractie en de stabiliteit. Op een natte of gladde bodem kunnen
de tractie en de mogelijkheid om te stoppen of te draaien
drastisch afnemen. Ga zorgvuldig de toestand van de bodem
na voor u uw zitmaaier met een aanhangwagen gebruikt.
Gebruik de zitmaaier NOOIT op hellingen van meer dan 10°.
Zie GEBRUIK OP HELLINGEN en AANHANGUITRUSTING in
het veiligheidshoofdstuk van deze handleiding voor aanvullende
veiligheidsinformatie.
Onderhoud
Onderhoudsschema
ONDERHOUD MACHINE
Voor elk gebruik
Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem
Controleer de remwerking van de zitmaaier
Controleer de zitmaaier/het maaidek op loszittende onderdelen
Controleer het peil van de hydraulische olie
Elke 25 uur
Reinig het maaidek en controleer/vervang de maaibladen*
De zitmaaier & maaidek smeren
Controleer de bandenspanning
Elke 100 uur
Remtijd van het maaidek controleren
Maak de accu en accukabels schoon
Elke 200 uur
Ververs de hydraulische olie & filter
ONDERHOUD VAN DE MOTOR
Voor elk gebruik
18
Not for
Reproduction
ONDERHOUD VAN DE MOTOR
Controleer het oliepeil van de motor
Elke 25 uur
Controleer & reinig de koelribben & inlaat
Elke 50 uur
Controleren/reinigen vonkenvanger**
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de motor
Onderhoud van het luchtfilter
Vervangen motorolie & filter
Controleren/vervangen bougies
Controleer/vervang brandstoffilter
* Vaker bij warm weer (meer dan 30 °C, 85 °F) of in stoffige
gebruiksomstandigheden.
** Indien aanwezig, vervangen indien beschadigd.
Veiligheid service en onderhoud
WAARSCHUWING
Gevaar van amputatie en verbrijzeling
Er moeten specifieke stappen worden uitgevoerd om service-
en onderhoudsprocedures veilig te kunnen uitvoeren.
Lees alle van toepassing zijnde veiligheids- en
instructieberichten in deze handleiding en volg ze op.
Deactiveer altijd eerst de maaibladen, activeer de parkeerrem,
schakel de motor UIT, verwijder de contactsleutel en wacht
tot er geen enkele beweging meer plaatsvindt voordat u
service- en onderhoudsprocedures gaat uitvoeren.
Maak altijd de bougiekabel(s) los en bevestig hem uit de buurt
van de bougie voor u met het onderhoud begint om te
voorkomen dat de motor per ongeluk zou starten.
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen worden
gecontroleerd en op de waarden in de tabel Specificaties worden
gehouden. Merk op dat deze waarden lichtjes kunnen afwijken
van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de
banden wordt vermeld. De drukwaarden in de handleiding zijn
ideale waarden voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor
een langere levensduur van de banden.
Brandstof controleren/bijvullen
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst ontvlambaar
product. Laat de motor minimaal 3 minuten afkoelen voordat
u gaat bijvullen. Houd de onmiddellijke omgeving vrij van open
vlammen, rokers en lucifers. Voeg niet te veel brandstof toe
en veeg gemorste brandstof weg.
Om brandstof toe te voegen:
1. Verwijder de dop van de brandstoftank (H, afbeelding 2).
2. Vul de tank tot de onderzijde van de vulhals. Zo kan de
brandstof nog uitzetten.
Opm.: Voeg niet te veel brandstof toe. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw motor voor specifieke
brandstofaanbevelingen.
3. Zet de dop op de brandstoftank en draai ze handvast.
OPGEPAST
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw motor voor
specifieke brandstofaanbevelingen.
Vervangen van de brandstoffilter
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar
en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Verwijder het brandstoffilter niet wanneer de motor warm is
want gemorste brandstof kan ontbranden. Spreid de klemmen
van de brandstofleiding NOOIT verder dan noodzakelijk. Zorg
ervoor dat de klemmen de leidingen stevig op de filter geklemd
houden na de installatie.
Het brandstoffilter bevindt zich in de brandstofleiding tussen de
tank en de carburateur, vlak bij de brandstofpomp. Als het filter
vuil of verstopt is, vervangt u het als volgt:
1. Neem de minkabel van de accu los.
2. Plaats een reservoir onder het filter om eventueel gemorste
brandstof op te vangen.
3. Maak met een tang de slangklemmen los van het
brandstoffilter.
4. Haal de slangen van het filter.
5. Monteer het nieuwe filter in de juiste stroomrichting in de
brandstofleiding.
6. Bevestig het met slangklemmen.
7. Sluit de minkabel van de accu weer aan.
Onderhoud van de motor
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de motor voor
onderhoudsschema’s en -procedures.
19
Not for
Reproduction
Transmissieolie nakijken / bijvullen
Type olie: 20W-50 conventionele reinigende motorolie
1. Kijk het oliepeil na als de machine koud is. Zoek de
transmissieoliereservoirs op (A, afbeelding 12). De olie moet
tot aan het merkteken “FULL COLD” (VOL KOUD) staan
(B). Als de olie onder dit peil staat , gaat u verder met stap
# 2.
12
2. Controleer alvorens de reservoirdeksels (C) te verwijderen
of er geen stof, vuil of ander afval zit rond de deksel en de
vulhals van het reservoir. Verwijder de reservoirdeksel.
3. Voeg olie toe tot de markering "FULL COLD" (VOL KOUD).
4. Breng de reservoirdeksels weer aan.
De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Beweeg
de stoelverstellingshendel (K, afbeelding 2), naar links, zet de
stoel in de gewenste stand en laat de hendel los om de stoel
in die stand te vergrendelen.
Afstelling van de snelheidsregelhendel
De regelhendels kunnen op drie manieren worden afgesteld.
De uitlijning van de regelhendels, de plaatsing van de hendels
(hoe dicht de hendels bij elkaar komen) en de hoogte van de
hendels kan worden ingesteld.
De uitlijning van de hendels instellen:
Draai de bevestigingsbouten los (A, afbeelding 13) en verdraai
de hendel(s) (B) om deze op elkaar uit te lijnen.
13
De plaatsing van de hendels instellen:
Draai de borgmoeren los en draai de plaatsingsbout (C) in of
uit om de ruimte aan het einde van de hendel correct in te
stellen.
De hoogte van de hendels instellen
Verwijder de bevestigingsmiddelen en plaats de hendel hoger
of lager dan de oorspronkelijke positie. De uitlijning van de
hendel moet dan opnieuw afgesteld worden zoals hierboven
beschreven.
Afstelling van de snelheid
Als de maaier naar rechts of links overhangt als de
snelheidsregelhendels zich in de verst mogelijke stand naar
voren bevinden, dan kan de topsnelheid van de elk van deze
hendels worden aangepast door de stelbouten (D, afbeelding13)
te verdraaien. Stel alleen de snelheid af van het wiel dat sneller
rijdt.
De snelheid van het snelste wiel verlagen:
Draai de borgmoer (E) los. Draai de stelbout voor de topsnelheid
linksom om de snelheid te verlagen. Draai de borgmoer weer
vast als het afstellen is voltooid.
WAARSCHUWING
Stel de zitmaaier NOOIT af voor een hogere snelheid
vooruit of achteruit dan waar deze voor ontworpen is.
Afstelling van de maaihoogte
Met de afstelpen voor de maaihoogte (A, 14) stelt u de
maaihoogte van maaier in. De maaihoogte kan in stappen van
0,64 cm (1/4”)worden ingesteld tussen tussen 3,37 cm (1-1/2”)
en 11,47 cm (2”).
Voor modellen die zijn uitgerust met een achterste
rollenstang: Voorafgaand aan het verwijderen van de achterste
rollenstang wordt een stopbout in de 5,1 cm maaihoogteopening
in de maaihoogtepenbox (C) geplaatst om te voorkomen dat
20
Not for
Reproduction
het maaidek wordt afgesteld op een snijhoogte lager dan 5,1
cm. Zodra de achterste rollenstang is verwijderd, kan de
stopbout kan uit de penbox worden verwijderd en kunnen de
lage maaihoogten worden benut. Telkens wanneer de
maaihoogte-instelling wordt aangepast, moet de achterste
rollenstang opnieuw worden bekeken en, indien nodig,
aangepast. Zie
Afstellen hoogtebereik achterste rollenstang
.
14
De maaihoogte instellen:
1. Trap het maaidekpedaal (D) in totdat dit vergrendelt in de
stand 11,47 cm.
2. Zet de afstelpen voor de maaihoogte in de gewenste
maaistand.
3. Trap het maaidekpedaal in trek dan de
vergrendelingshendel (E) naar de achterkant van de
machine om de vergrendeling los te maken.
4. Laat het maaidekpedaal omhoog komen totdat het tot
stilstand komt tegen de afstelpen voor de maaihoogte.
Afstellen hoogte achterste rollenstang
(bepaalde modellen)
De rollen op deze Zero Turn machine zijn niet bedoeld om mee
op de grond te rijden en de rollenstang mag niet zodanig worden
aangepast dat de rollen over de grond rijden. Rollen die over
de grond rijden, kunnen de grasmat en/of het apparaat
beschadigen. Het hoogtebereik van de achterste rollenstang
moet worden aangepast in verband met de maaihoogte van het
maaidek. Er zijn drie (3) afstelopeningen in de achterste
rollenstang (A, afbeeldingen 15 & 16 ) en twee
bevestigingsgaten (2) in de maaidekbevestigingslippen (B). De
hoogte van de achterste rollenstang wordt bepaald door in welke
twee van de drie openingen in de achterste rollenstang de 3/8"
bevestigingsmiddelen zijn gemonteerd.
Als de gewenste maaihoogte lager is dan 4,4 cm, moet de
achterste rollenstang van het maaidek worden verwijderd
en niet worden gebruikt bij het maaien anders zal deze de
grasmat en/of de machine beschadigen.
Voorafgaand aan het verwijderen van de achterste rollenstang
wordt een stopbout (B, afbeelding14) in de 5,1 cm
maaihoogteopening in de maaihoogtepenbox (C) geplaatst om
te voorkomen dat het maaidek wordt afgesteld op een snijhoogte
lager dan 5,1 cm. Zodra de achterste rollenstang is verwijderd,
kan de stopbout kan uit de penbox worden verwijderd en kunnen
de lage maaihoogten worden benut.
1. Trap het maaidekpedaal geheel in totdat het maaidek
vastklikt in de TRANSPORT-positie.
2. Bepaal de gewenste maaihoogte voor het maaidek:
3. Verwijder de vier carrosseriebouten (C, afbeeldingen15 &
16 ) en de nylock flensmoeren (D), die de achterste
rollenstang bevestigen aan de montagelippen van het
maaidek en installeer opnieuw met behulp van de
onderstaande richtlijnen:
15
16
Wanneer de maaihoogte van het maaidek zal worden
ingesteld op een hoogte van 4,4 cm of minder moet
de de achterste rollenstang worden verwijderd van de
21
Not for
Reproduction
machine en de stopbout moet worden verwijderd uit de
penbox.
Wanneer de maaihoogte van het maaidek zal worden
ingesteld op een hoogte van 5,1 cm tot 7,6 cm moet
de achterste rollenstang worden geïnstalleerd met
behulp van de onderste twee gaten. Zie afbeelding 15
Wanneer de maaihoogte van het maaidek zal worden
ingesteld op een hoogte van 8,3 cm of meer moet de
achterste rollenstang worden gemonteerd met behulp
van de bovenste twee gaten. Zie afbeelding 16
OPMERKING: De bevestigingsmiddelen moeten in dezelfde
set gaten aan beide zijden van de machine worden geplaatst
zodat de achterste rollenstang vlak ligt.
Afregeling van voetpedaal
Het voetpedaal van het maaidekhefsysteem kan worden
afgestemd op de lengte van de bestuurder voor optimaal
comfort.
Om de stand van het pedaal bij te regelen:
1. Verwijder het voetpedaal (A, Figuur 17) van de
pedaalhouderlip (B).
17
2. Verwijder het montagemateriaal (C) en draai de lip 180
graden.
3. Breng het bevestigingsmateriaal van het pedaal weer aan
en draai alles goed vast.
4. Monteer het voetpedaal in de juiste richting weer op de
pedaalhouderlip zoals afgebeeld in figuur 17.
Bodemplaat verwijderen en installeren
Deze machine is uitgerust meteen verwijderbare bodemplaat
die kan worden verwijderd zodat het maaidek beter toegankelijk
is.
1. Maak de bevestigingsmiddelen (A, afbeelding 18) waarmee
de bodemplaat aan het frame van de machine is bevestigd,
los en verwijder deze.
18
2. Kantel de achterzijde van de plaat omhoog en verwijder
deze van de machine.
3. Weer installeren van de bodemplaat: Voer de
verwijderprocedure in omgekeerde volgorde uit.
De accu en accukabels schoonmaken
Deze machine is uitgerust met een onderhoudsvrije BCIU1-accu.
WAARSCHUWING
Houd vlammen en vonken uit de buurt van de accu.
Wees voorzichtig bij werkzaamheden aan de accu.
Mors geen elektrolyt.
Houd vlammen en vonken uit de buurt van de accu.
Als u de accu plaatst of verwijdert, moet u de negatieve
accukabel als EERSTE loskoppelen en als LAATSTE
terug aansluiten. Doet u dat niet, dan bestaat de kans op
kortsluiting tussen de positieve pool en een stuk
gereedschap.
1. Neem de kabels los van de accu, de negatieve [-] het eerst
(A, afbeelding19).
22
Not for
Reproduction
19
2. Reinig de accupolen en kabeluiteinden met een staalborstel
totdat deze glanzen.
3. Plaats de accu terug en sluit de accukabels weer aan, de
positieve kabel [+] het eerst (B).
4. Breng een laagje petrolatum of niet-geleidend smeervet
aan op de uiteinden van de kabels en op de polen.
De accu opladen
Een lege accu of een accu die te zwak is om de motor te starten
kan het gevolg zijn van een defect in het laadsysteem of in een
ander elektrisch onderdeel. Als u twijfelt aan de oorzaak van
het probleem neemt u contact op met uw verdeler. Als de accu
vervangen moet worden, raadpleeg dan het gedeelte
De accu
en kabels reinigen
.
Om de accu op te laden volgt u de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader en neemt u alle waarschuwingen in acht die
u in de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding vindt.
Laad de accu op totdat deze volledig is opgeladen (totdat het
soortelijk gewicht van het elektrolyt 1,250 of meer en de
temperatuur van het elektrolyt ten minste 15,56 °C (60 °F)
bedraagt). Laad niet op met een vermogen van meer dan 10
ampère
Opbergen
WAARSCHUWING
Zet de machine (met brandstof) nooit weg in een afgesloten,
niet geventileerde ruimte. Benzinedampen kunnen in contact
komen met een ontstekingsbron (zoals een geiser, boiler etc.)
en een explosie veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig
voor mens en dier.
Als u brandstof bewaart of machines met brandstof in de
tank
Sla dit niet op in de buurt van ovens, kachels,
waterverwarmers of andere toestellen met waakvlammen
of andere ontstekingsbronnen omdat ze benzinedampen
kunnen ontsteken.
Uitrusting
Schakel de PTO uit, trek de handrem aan en verwijder de
starter.
Zet de accu op een koele, droge plaats en laad deze één keer
per maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten,
moet u minkabel loskoppelen.
Brandstofsysteem
Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt
bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en
gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële
carbureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden, kunt
u Briggs & Stratton FRESH START® brandstofstabilisator
gebruiken, dat als een vloeibare additief or een
druppelconcentraatpatroon verkrijgbaar is.
U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een
brandstofstabilisator volgens de instructies wordt toegevoegd.
Laat de motor 2 minuten lopen zodat de stabilisator door het
brandstofsysteem kan circuleren. De motor en de brandstof
kunnen dan maximaal 24 maanden worden bewaard.
Als de benzine in de tank niet met een brandstofstabilisator is
behandeld, moet deze in een gdaarvoor goedgekeurde jerrycan
worden afgetapt. Laat de motor lopen totdat het door gebrek
aan brandstof stopt. Het gebruik van een brandstofstabilisator
in de opslagcontainer wordt aanbevolen om de brandstof vers
te houden.
Motorolie
Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Raadpleeg de
handleiding van de motor.
Voor u het toestel start nadat het werd opgeborgen:
Controleer het peil van alle vloeistoffen. Controleer alle
onderhoudspunten.
Voer de aanbevolen controles en procedures uit die in de
handleiding van de motor vermeld worden.
Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het
toestel gebruikt.
23
Not for
Reproduction
Problemen oplossen
Schema voor het oplossen van problemen
Verhelpen van storingen van de zitmaaier
Probleem: De motor wil niet aanslaan of starten.
OplossingOorzaak
Activeer de parkeerrem.Parkeerrem is niet ingeschakeld.
Zet de schakelaar in de stand UIT.PTO-schakelaar (elektrische
koppeling) staat in de stand AAN
("ON").
Zet de hendels van de
snelheidsregeling in de NEUTRALE
stand.
Hendels snelheidsregeling niet in de
NEUTRALE stand.
Als de motor warm is, laat u hem
afkoelen en vult u vervolgens brandstof
bij.
Geen brandstof meer.
Zet de choke in de gesloten stand.Motor verzopen.
Vervang de zekering.Zekering doorgeslagen.
de accupolen schoonmaken.De polen van de accu moeten worden
schoongemaakt.
Opladen of vervangen.De accu is leeg of stuk.
Controleer de bedrading visueel en
vervang kapotte of gerafelde draden.
Maak de losse aansluitingen vast
Bedrading los of defect.
Herstel of vervang. Raadpleeg een
erkende dealer.
Solenoïde of startmotor defect.
Vervang indien nodig. Raadpleeg een
erkende dealer.
Schakelaar
veiligheidsvergrendelsysteem defect.
Maak schoon, corrigeer
elektrodenafstand of vervang.
Raadpleeg de handleiding van de
motor.
Ontstekingsbougie(s) defect of vuil, of
elektrodenafstand onjuist.
Tap de brandstof af en vul de tank met
nieuwe brandstof.
Water in brandstof.
Tap de brandstof af en vul de tank met
nieuwe brandstof.
Benzine is oud of verschaald.
Probleem: Motor start moeilijk of loopt niet goed.
OplossingOorzaak
Maak luchtfilter schoon. Controleer
regeling van choke.
Te rijk brandstofmengsel.
Maak schoon, corrigeer
elektrodenafstand of vervang.
Raadpleeg de handleiding van de
motor.
Ontstekingsbougie(s) defect of vuil, of
elektrodenafstand onjuist.
Probleem: Kloppende motor.
OplossingOorzaak
Controleer oliepeil en voeg olie toe
indien nodig.
Laag oliepeil.
Raadpleeg de handleiding van de
motor.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt.
Probleem: Overdreven olieverbruik.
OplossingOorzaak
Maak de koelribben van de motor, het
aanjagerrooster en de luchtfilter
schoon.
De motor raakt oververhit.
Probleem: Overdreven olieverbruik.
Raadpleeg de handleiding van de
motor.
Verkeerde oliedruk.
Tap overtollige motorolie af.Te veel olie in oliecarter.
Motoruitlaat is zwart.
OplossingOorzaak
Vervang de luchtfilter Raadpleeg de
handleiding van de motor.
Vuile luchtfilter.
Open de choke.Choke in gesloten stand.
Probleem: De motor loopt, maar de maaier wil niet rijden.
OplossingOorzaak
Zet de transmissiehendel(s) in de
stand "rijden".
Ontgrendelingshendel(s) transmissie
in de ‘vrijwiel' stand.
Raadpleeg een erkende dealer.Aandrijfriem is gebroken.
Zie oorzaak en oplossing hieronder.Aandrijfriem slipt.
Raadpleeg een erkende dealer.Rem is niet geheel los.
Probleem: Aandrijfriem van zitmaaier slipt.
OplossingOorzaak
Maak schoon waar nodig.Olie of vet op aandrijfriem of
riemschijven.
Raadpleeg een erkende dealer.Te weinig spanning.
Raadpleeg een erkende dealer.Aandrijfriem uitgerekt of versleten.
Probleem: Rem houdt niet.
OplossingOorzaak
Raadpleeg een erkende dealer.De rem is niet goed afgesteld.
Raadpleeg een erkende dealer.Remonderdelen in transmissie
versleten.
Probleem: De zitmaaier stuurt slecht.
OplossingOorzaak
Controleer verbindingen en zet ze vast.Verbindingen stuurhendel los.
Zie Bandenspanning controlerenOnjuiste bandenspanning.
Problemen met het maaidek oplossen
Probleem: Maaier maait niet gelijk.
OplossingOorzaak
Zie Bandenspanning controlerenDe banden van de zitmaaier zijn niet
even hard of correct opgepompt.
Probleem: Maairesultaat ziet er onafgewerkt uit.
OplossingOorzaak
Zet toerentalschakelaar in de stand
SNEL.
Motortoerental te laag.
Verlaag de rijsnelheid.Rijsnelheid te hoog.
Probleem: Het maaidek komt niet omhoog.
OplossingOorzaak
Raadpleeg een erkende dealer.Stangenmechanisme van hefsysteem
niet correct bevestigd of beschadigd.
Probleem: De motor valt gemakkelijk stil tijdens het
maaien.
OplossingOorzaak
24
Not for
Reproduction
Probleem: De motor valt gemakkelijk stil tijdens het
maaien.
Geef volgas.Motortoerental te laag.
Verlaag de rijsnelheid.Rijsnelheid te hoog.
Stel de maaihoogte bij de eerste
maaibeurt van lang gras in op de
hoogste stand.
Maaihoogte te laag ingesteld.
Maai met de grasafvoer gericht naar
het reeds gemaaide gedeelte.
Het gemaaide gras blijft in de
afvoerkoker steken.
Probleem: Overdreven maaiervibraties.
OplossingOorzaak
Draai vast met 94 Nm.Bevestigingsschroeven van maaiblad
zitten los.
Raadpleeg een erkende dealer.Maaibladen, aandrijfassen of
riemschijven zijn verbogen.
Raadpleeg een erkende dealer.Maaibladen zijn niet gebalanceerd.
Breng de riem weer correct aan.Riem niet juist geïnstalleerd.
Probleem: Aandrijfriem van maaidek slipt of drijft helemaal
niet aan.
OplossingOorzaak
Raadpleeg een erkende dealer.Veer van tussenschijf is stuk of niet
correct aangebracht.
Raadpleeg een erkende dealer.Aandrijfriem van maaidek is stuk.
Neem voor alle andere onderhouds- en bedieningsproblemen
contact op met uw plaatselijke erkende dealer.
Specificaties
MOTOR
Briggs & Stratton 8270-serie
Briggs & StrattonMerk
44T977-0006-G1Model
724 cc (44,18 cu in.)Cilinderinhoud
12 Volt, 16 amp wisselstroomdynamo,
accu: Startsterkte (bij koude start): 340
amp.
Elektrisch circuit
1,9 L (64 oz ) met filterOliecapaciteit
Vermogenklasseringen: De classificatie van het
brutovermogen voor individuele benzinemotormodellen is
ingedeeld conform code J1940 Vermogens- en
torsieklasseringsprocedure voor kleine motoren van de SAE
(Society of Automotive Engineers) en is geklasseerd conform
SAE J1995. Torsiewaarden zijn voor een toerental van 2.600
omw/min voor motoren waarbij "rpm" wordt aangegeven op het
label en 3060 RPM voor alle andere motoren; de
paardenkrachtwaarden worden gegeven bij 3.600 RPM. De
curves voor het brutovermogen kunt u bekijken op
www.BRIGGSandSTRATTON.COM. Het nettovermogen wordt
gemeten met gemonteerde uitlaat en luchtfilter, maar het
brutovermogen wordt gemeten zonder deze onderdelen. Het
werkelijke brutomotorvermogen ligt hoger dan het
nettomotorvermogen en wordt onder meer beïnvloed door
omgevingsfactoren en verschillen tussen de motoren. Gezien
de vele verschillende producten waarvoor onze motoren worden
gebruikt, zal de benzinemotor mogelijk niet het nominale
brutovermogen ontwikkelen wanneer de motor wordt gebruikt
in een door een motor aangedreven machine. Dit verschil wordt
veroorzaakt door diverse factoren waaronder, maar niet
uitsluitend, de verscheidenheid aan motoronderdelen (luchtfilter,
uitlaat, turbo, koelen, carburateur, brandstofpomp etc.),
toepassingsbeperkingen, omgevingsfactoren (temperatuur,
vochtigheid, hoogte) en verschillen tussen motoren. Vanwege
productie- en capaciteitsbeperkingen kan het zijn dat Briggs &
Stratton een motor met een hoger nominaal vermogen gebruikt
in plaats van de standaardmotor voor deze serie.
CHASSIS
brandstoftank: 24,6 literBrandstoftank
Bandenmaat: 11 X 4,0 - 5Voorwielen
Bandenspanning: 1,72 bar (25 psi)
Bandenmaat: 20 X 10 - 8Achterwielen
Bandenspanning: 1,03 bar (15 psi)
TRANSMISSIE
Hydro-Gear®Merk
ZL-KMEF-3C7C-1PXX (LH)Model
ZL-GMEF-3C7B-1PXX (RH)
ZT3100 aandrijfassenType
SAE 20W-50 motorolieHydraulische vloeistof
AFMETINGEN
194 cm (76-1/2")Totale lengte
170 cm (66-3/4")Totale breedte (met afvoertrechter
omlaag)
144 cm (56-1/2")Totale breedte (met afvoertrechter
omhoog)
169 cm (66-1/2")Hoogte
391 kg (863 lbs)Gewicht (ongeveer)
25
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Simplicity 550Z CE DUTCH LANGUAGE Handleiding

Type
Handleiding