Simplicity 5900993 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Not for
Reproduction
5102358
Herziening H
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Modelnummer: Beschrijving
5900780 IS2500ZY20D48RDCE
5900782 IS2500ZY20D48CE
5900781 IS2500ZY20D52RDCE
5900783 IS2500ZY20D25CE
5900931 IS2500ZY24D61CE
5900932 IS2500ZY24C61RDCE
5900993 IS2500ZY24D52CE
5900994 IS2500ZY24D52RDCE
5901293 IS2500ZY24D52CE
5901294 IS2500ZY24D52RDCE
5901296 IS2500ZY24D61CE
5901297 IS2500ZY24D61RDCE
Om zijn as draaiende
dieselzitmaaier
van modelreeks IS2500Z
Not for
Reproduction
Hartelijk dank voor uw aankoop van dit kwaliteitsproduct. Wij zijn blij dat u vertrouwen hebt gesteld in het merk
Ferris. Als u uw product gebruikt en onderhoudt volgens de instructies in deze handleiding, zal uw product u vele
jaren lang trouw van dienst zijn.
In deze handleiding vindt u veiligheidsinformatie om u bewust te maken van de gevaren en risico’s die gepaard
gaan met deze machine en hoe u ze kan vermijden. Deze machine is ontworpen en bedoeld om in overeenstemming
met deze handleiding te worden gebruikt en onderhouden, en door opgeleide professionele gebruikers te worden
bestuurd en bediend om aangelegde gazons een afwerkingsmaaibeurt te geven; deze machine is voor geen enkel
ander doel bedoeld. Het is belangrijk dat u deze instructies grondig leest en volledig begrijpt voor u deze machine
probeert te starten of gebruiken. Bewaar deze originele instructies voor toekomstig gebruik.
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Copyright © 2014 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA. Alle rechten voorbehouden.
FERRIS is een handelsmerk van Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA.
Contactgegevens:
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 N. Main St.
Munnsville, NY 13409
(800) 933-6175
www.ferrisindustries.com
Zie pagina 11 voor de plaats van de identificatienummers
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit product bevatten
chemische stoffen waarvan bekend is in de staat
Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen of
een ander voortplantingsrisico veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en
verwante accessoires bevatten lood en
loodverbindingen, wat chemische stoffen zijn
waarvan in de staat Californië bekend is dat
ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico
veroorzaken. Was uw handen na gebruik.
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN HET
PRODUCT
Het Modelaantal van de eenheid Het Serienummer van de eenheid
Het Modelaantal van het Dek van de
maaimachine
Het Serienummer van het Dek van de
maaimachine
De Naam van de handelaar Gekochte datum
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN DE
MOTOR
De motor maakt Het Model van de motor
Het Type/de Specificatie van motor. De Code/het Serienummer van de
motor
Geïllustreerde Onderdelenlijsten
De geïllustreerde onderdelenlijst voor deze machine kan
worden gedownload van www.ferrisindustries.com. Geef model-
en serienummer bij het bestellen van vervangende onderdelen.
Not for
Reproduction
1
Inhoudsopgave
Gebruiksveiligheid ............................................. 2
Identificatienummers .............................................11
Waarschuwingsstickers ........................................12
Veiligheidspictogrammen ......................................13
Veiligheidsvergrendelsysteem ..............................15
Functies en bedieningselementen .................. 16
Bedieningsfuncties ................................................16
Gebruik .............................................................. 18
Algemeen ..............................................................18
Controles voor het starten .....................................18
Het brandstofsysteem injecteren ..........................19
De motor starten ...................................................20
De zitmaaier stilleggen ..........................................20
De zitmaaier met de hand voortduwen .................20
Het rijden met de om zijn as draaiende
zitmaaier inoefenen ...............................................21
Maaien ..................................................................23
Aanbevelingen voor het maaien ...........................23
Maaimethodes ......................................................24
Een aanhanger bevestigen ...................................25
De rolbar rechtzetten en neerleggen ....................26
Controleer de bandenspanning .............................26
Berging ..................................................................27
Starten na langdurige berging ...............................27
De positie van de bestuurdersstoel aanpassen ....28
Afregeling van de rijsnelheidshendels ..................28
Snelheidsafregeling ..............................................28
Afregeling van de ophanging ................................29
De maaihoogte aanpassen ...................................30
Afregeling van voetpedaal ....................................30
Technische specificaties ................................. 31
OPMERKING: in deze handleiding gelden de aanduidingen
“links” en “rechts” zoals gezien vanuit het gezichtspunt van de
gebruiker.
Not for
Reproduction
2
Gebruiksveiligheid
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur toestel
voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn ontworpen en
gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche geldende normen
inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van opleiding voor
uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de gebruiker
ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet goed wordt
onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat u verantwoordelijk
bent voor uw veiligheid en die van personen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet met
zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige manier met
het door u gekozen toestel kan worden uitgevoerd, vraagt u raad aan een
vakman: neem contact op met uw erkende verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn
VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet
zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het
toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de
volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook het volledige
hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen
voordoen. Laat ze niet in de buurt komen van
de plaats waar u het toestel gebruikt. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en
het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst zag. Als het risico
bestaat dat kinderen in de buurt komen van waar u
aan het maaien bent, laat u een verantwoordelijke
volwassene op hen passen.
Not for
Reproduction
3
Gebruiksveiligheid
Gebruik op hellingen
Het gebruik van de machine op hellingen kan gevaarlijk zijn. Als u het
toestel op een helling gebruikt die te steil is en waarop uw wielen niet
voldoende grip hebben (en u bijgevolg onvoldoende controle) kan u de
controle over het stuur en de zitmaaier verliezen en mogelijk omkantelen.
U mag de zitmaaier niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil
van meer dan 1.6 meter (5.4 foot) over een afstand van 6 meter (20 foot) of
15°.
Maai hellingen altijd overlangs, nooit in de hellingsrichting (om de tractie
op de wielen niet te verliezen) en maak geen scherpe bochten en verander
niet bruusk van snelheid. Rijd trager en wees uiterst voorzichtig op ALLE
hellingen.
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed is op hoe
veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de zitmaaier op natte of gladde
hellingen gebruikt, kan de maaier beginnen glijden en kan u de controle
over de zitmaaier en het stuur verliezen. Gebruik de machine niet op
hellingen die glad of nat zijn of waarvan de grond zacht is.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling
ziet u er beter van af. Het is het risico niet waard.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen
afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander ernstig
gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien gebied op te ruimen en
objecten die weggeslingerd zouden kunnen worden te verwijderen VOOR u
begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait! Als toch iemand
in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot die perso(o)n(en) weer
weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of
iemand anders zich kan verwonden. Als u echter in de
bestuurderszone blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten) en de
veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft, is het toestel
veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat
zijn om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de
buurt van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor dat alle
veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en schakelaars)
zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken
is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de
bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET om
het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem onmiddellijk
contact op met uw verdeler als het systeem niet alle tests
van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze
handleiding vindt.
Not for
Reproduction
4
Gebruik van de rolbar
Gebruik rolbeugel (voor modellen uitgevoerd met stijve
rolbeugel):
Houd de rolbar in stand en maak de veiligheidsgordel vast.
Spring niet van de zitmaaier als hij overhelt (het is veiliger
om u door de veiligheidsgordel bescherme).
Verwijder de rolbar NOOIT.
Gebruik rolbeugel (voor modellen uitgevoerd met
opklapbare rolbeugel):
Houd de rolbar in de opstaande stand en maak de
veiligheidsgordel vast. Als de rolbar naar beneden is, is er
geen kantelbeveiliging! Spring niet van de zitmaaier als hij
overhelt (het is veiliger om u door de veiligheidsgordel en de
rechtopstaande rolbar te laten bescherme).
Leg de rolbar alleen neer wanneer dat noodzakelijk is
(bijvoorbeeld om even onder een laag overhangend object
te kunnen rijden) en verwijder de rolbar NOOIT. Gebruik de
veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar beneden is.
Zet de rolbar weer recht zodra er voldoende plaats voor is.
Grondkeringen, steile
dalingen en water
Grondkeringen en hoogteverschillen in de buurt van
trappen en water vormen een vaak voorkomend
gevaar. Blijf minstens twee maaibreedtes uit de buurt
van deze risicoplaatsen en maai het gras op die
plaatsen met een (zelftrekkende) duwmaaier of een
trimmer met draadspoel. Wielen die over de rand
van grondkeringen, randen, grachten of wallen of in
water glijden kunnen de zitmaaier doen kantelen wat
tot ernstige verwondingen de dood of verdrinking kan
leiden.
Overhangende obstakels
Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk
object dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen
met lage overhangende obstakels, zoals takken van
bomen of elektrische kabels.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
5
Gebruiksveiligheid
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend
buitenshuis en uit de buurt van niet-
geventileerde ruimtes zoals in garages en
gesloten aanhangwagens. De motor stoot
giftig koolmonoxidegas uit en langdurige
blootstelling in een besloten ruimte kan tot
ernstige letsels en de dood leiden.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor stilleggen en
de sleutel uit het contact halen voor u de machine schoonmaakt,
bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar. Rook niet
terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine bijvult . Vul geen
brandstof bij wanneer de motor nog warm is of draait. Laat de
motor ten minste 3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage of
andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen brandstof
bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u de machine
gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden bewaard
die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties
van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en
olieresten opstapelen of afzetten in en op het toestel. Voer
zeker de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding
staan, en in het bijzonder het periodieke testen van het
veiligheidssysteem.
Not for
Reproduction
6
GEBRUIK
1. Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
2. Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf
uit de buurt van gaten en verborgen gevaren.
3. Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de
vrijloopstand staan en dat de parkeerrem geactiveerd
is voor u de motor start. Start de motor alleen vanop de
bestuurdersstoel. Gebruik de veiligheidsgordel als uw
machine ermee is uitgerust.
4. Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer
u al lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u
achteruit loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet.
Als u niet voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
5. Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen.
Vergeet niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen
te rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de
stabiliteit van de machine in het gedrang brengen. Wees
voorzichtig als u in de buurt van steile dalingen werkt.
6. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
7. Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier
en richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier
niet zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij
de afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
8. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u op hellingen van richting verandert.
9. Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
10. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd
de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en
haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier
stapt. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
11. Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
12. Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht,
correct zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
13. Gebruik de machine nooit met rechtopstaande,
verwijderde of gewijzigde deflector, tenzij u een
grasopvangzak gebruikt.
14. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op.
15. Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat
de hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen
uit, activeer de parkeerrem en leg de motor stil voor
u de bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook
moge zijn, met inbegrip van het leegmaken van een
grasopvangzak of het verwijderen van verstoppingen
van de trechter.
16. Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen
voelt. Herstel indien nodig voor u doorgaat met het
maaien.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
18. Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om
er zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg
bevindt.
19. Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en
TRAINING
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding
en op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef
ze ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici
de taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen
is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen
uitleg te geven bij dit materiaal.
2. Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van
deze machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
3. Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding
hebben gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar om de gebruikers een opleiding te geven.
4. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
5. Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen met
of aan deze machine werken. In de plaatselijke
voorschriften kan een minimumleeftijd zijn vastgelegd
voor de operator.
6. De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels
met gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen
voorkomen en is hiervoor verantwoordelijk.
7. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van
60 jaar betrokken zijn in een groot percentage van
ongevallen met zitmaaiers die letselschade tot gevolg
hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten
nagaan of zij in staat zijn om de zitmaaier voldoende
veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden
voor ernstige verwondingen.
VOORBEREIDING
1. Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken
en appendages nodig zijn om de taak naar behoren
en op een veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen
hulpstukken en appendages die door de fabrikant zijn
goedgekeurd.
2. Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
3. Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
4. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
a) Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
b) Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor draait. Laat de motor
afkoelen voor u brandstof bijvult. Rook niet.
c) Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld
of afgetapt.
5. Controleer of de voorzieningen die nagaan of
de bestuurder op de bestuurdersstoel zit, de
veiligheidsschakelaars en beschermkappen zijn
aangebracht en naar behoren werken. Gebruik de
machine niet tenzij ze naar behoren werken.
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na. Het niet naleven van deze voorschriften
kan ertoe leiden dat u de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware verwondingen
of de dood van u of personen in de buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere
voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en voorwerpen in het
rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of
waarschuwingen die nageleefd moeten worden.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
7
Gebruiksveiligheid
omstanders uit de buurt.
20. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of
drugs.
21. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt.
Stop de maaibladen als u niet aan het maaien bent.
22. Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
23. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
24. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er
zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier
bevinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren,
gras of brandbare materialen.
25. Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het dragen
van gehoorbescherming verplicht zijn bij blootstelling
aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA gedurende
een periode van 8 uur.
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking
tot ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot
ernstige letsels en de dood kunnen leiden. Op elke helling is
extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit
op kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de
helling, rijdt u beter niet met de zitmaaier op die helling.
Wat u wel moet doen:
1. Maai hellingen overdwars, en niet in de hellingsrichting.
2. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
3. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein
oneffen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen
door hoog gras aan het zicht worden onttrokken.
4. Houd een lage snelheid aan. Kies een lage snelheid
zodat u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te
veranderen terwijl u zich op de helling bevindt.
5. Wees extra voorzichtig met grasopvangzakken of
andere hulpstukken. Zij kunnen gevolgen hebben voor
de stabiliteit van de machine.
6. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk
uit. Verander niet bruusk van snelheid of richting.
7. Neem contact op met uw erkende verdeler voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
Wat u niet mag doen:
1. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien.
Als de banden hun grip verliezen (d.w.z. als de
voorwaartse beweging van de zitmaaier op een helling
stopt), schakelt u het blad/de bladen (PTO) uit en rijdt u
langzaam van de helling.
2. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk,
en draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar
omhoog. Maai hellingen nooit van boven naar beneden.
3. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of
wallen. De operator zou zijn steun en evenwicht kunnen
verliezen en de grasmaaier zou plotseling kunnen
kantelen als een wiel over de rand van een klif of gracht
raakt of als een rand inzakt.
4. Maai niet als het gras nat is. Onvoldoende steun of
tractie kan ertoe leiden dat u gaat glijden.
5. Probeer de machine niet te stabilizeren door uw voet op
de grond te zetten (bij zitmaaiers).
6. Maai niet op overdreven steile hellingen.
7. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
8. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden.
AANHANGUITRUSTING (ZITMAAIERS)
1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats
dan op de bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake
de gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het
slepen op hellingen. Zie Een aanhangwagen bevestigen
onder GEBRUIK.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te
rijden.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de
gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid
van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de
machine en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen
op de plaats blijven waar u ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien
bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene
goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de
buurt komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en
naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan
merken.
OPGEPAST
Deze machine produceert een
geluidsniveau van meer dan 85 dBA
aan het oor van de gebruiker en kan
gehoorverlies veroorzaken bij langdurige
blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de
machine werkt.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer u van
richting verandert en START OF STOP NIET OP
EEN HELLING.
*Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Deze
grens is vastgesteld met behulp van CEN-norm EN 836:1997, Sectie 5.2.2
en is gebaseerd op de testprocedure voor stabiliteit EN 836, beschreven
in Sectie 4.2.4.2. De “stabiliteitsgrens” van 15 graden komt overeen met
50% van de hoek waarbij de machine van de grond los kwam in statische
testen. Werkelijke dynamische stabiliteit kan afwijken, afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de machine gebruikt wordt.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken
in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust
met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in
Section 4442, die in goede staat wordt gehouden.
In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een
erkende servicedealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw motor
is geïnstalleerd.
Not for
Reproduction
8
Gebruiksveiligheid
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de
bladen is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen
en ernstig gewond raken of de veilige bediening van
de zitmaaier kunnen hinderen. Kinderen die ooit al
mee hebben mogen rijden kunnen plotseling in het
maaigebied opduiken voor nog een ritje en daarbij
vooruit of achteruit omver worden gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het
zicht kunnen beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemische stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde
hoeveelheden kanker of aangeboren afwijkingen
veroorzaken of het voortplantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode
en luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
ONDERHOUD
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen te
voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij de omgang
met brandstof. Benzine is uiterst ontvlambaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de
buurt van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de
vrachtwagen of aanhangwagen en vul ze op de grond
bij. Als dat niet mogelijk is, vult u de toestellen op een
aanhangwagen bij met een draagbare houder in plaats
van met een benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van
de brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid.
Gebruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf
open houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet
proberen te starten maar verplaatst u de machine
weg van de plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u
het creëren van elke mogelijke ontstekingsbron tot de
brandstofdampen zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
1. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
2. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor
het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor
zowel korte als lange periodes opbergt.
3. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor
de correcte opstartprocedures wanneer u het toestel
opnieuw in gebruik neemt.
4. Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser.
Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
5. Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of
het transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van
vlammen en tap brandstof niet binnenshuis af.
6. Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
7. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
8. Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutel uit het contact of maak de kabel van de
ontstekingsbougie los. Wacht tot alles tot stilstand is
gekomen voor u de machine afregelt, schoonmaakt of
herstelt.
9. Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
10. Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en
berg ze niet op in de buurt van een vlam.
11. Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp
raakt. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
12. Parkeer de machine op een plaats waar de bodem
waterpas is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de
machine werken.
13. Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen
wanneer dat nodig is.
14. Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
15. Koppel de batterij af of verwijder de
ontstekingsbougiekabel voor u herstellingen uitvoert.
Koppel eerst de negatieve pool af en daarna de
positieve. Sluit eerst de positieve pool weer aan en pas
daarna de negatieve.
16. Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert.
Omwikkel het blad/de bladen of draag handschoenen en
wees voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt.
Vervang de bladen. Recht en las ze nooit.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
18. Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit
de buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van
de batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en
gebruik geïsoleerd gereedschap.
19. De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig
aan slijtage, beschadiging en verval, waardoor
bewegende delen bloot kunnen komen te liggen of
voorwerpen in het rond kunnen worden geslingerd.
Controleer de onderdelen regelmatig en vervang ze
wanneer nodig door onderdelen die door de farbikant
worden aanbevolen.
20. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en
herstel waar nodig.
21. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
22. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
Not for
Reproduction
9
Gebruiksveiligheid
23. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
24. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel
uit te voeren tenzij u daarvoor de nodige
opleiding hebt genoten. Onjuiste onderhouds- en
herstellingsprocedures kunnen leiden tot gevaar
tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en het
vervallen van de fabrieksgarantie.
25. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en
motoren: WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die
onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige verwondingen
te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder
de huid terecht is gekomen, moet ze binnen de paar
uren chirurgisch worden verwijderd door een arts die
vertrouwd is met dit soort letsels, want anders kan
gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en
handen uit de buurt van de pengaten of spuitopeningen
die hydrauliekvloeistof onder hoge druk uitstoten.
Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken
optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
26. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige
lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door
een bevoegd technicus worden verwijderd.
27. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde
energie. Om ernstige lichamelijke letsels door warme
koelvloeistof of ontsnappende stoom te voorkomen, mag
u de dop van de radiator nooit proberen te verwijderen
terwijl de motor draait. Leg de motor stil en wacht tot hij
is afgekoeld. Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn
wanneer u de dop verwijdert.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK VAN
DE ROLBAR
Voor modellen die zijn uitgerust met het door de fabrikant
geïnstalleerde kantelbeveiligingssysteem (“Roll Over
Protection System” of “ROPS”).
WAARSCHUWINGEN MET BETREKKING TOT HET
GEBRUIK
(Specifiek voor eenheden uitgerust met een stijve
rolbeugel):
• De veiligheidsgordel moet altijd worden gedragen als
deze machine wordt gebruikt met een rolbeugel.
(Specifiek voor eenheden uitgerust met een opklapbare
rolbeugel):
Gebruik altijd de veiligheidsgordel als de rolbar rechtstaat.
• Gebruik de veiligheidsgordel nooit als de rolbar is
neergelegd.
• Vergeet niet dat er geen kantelbeveiliging is wanneer
de rolbar is neergelegd. Daarom is het belangrijk dat de
rolbar altijd wanneer dat mogelijk is in rechtopstaande
stand wordt gehouden.
WAARSCHUWING
Om ernstige verwondingen en de dood
ten gevolge van omkantelen te voorkomen
is het belangrijk dat u zich houdt aan de
onderstaande waarschuwing.
• Laat de rolbar alleen in de ligstand zakken wanneer dat
absoluut noodzakelijk is.
(Alle modellen):
• Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk
object dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen
met lage overhangende obstakels, zoals takken van
bomen of elektrische kabels.
• Verwijder de rolbar nooit van het voertuig.
• Overschrijd het maximaal toegelaten machinegewicht
van de rolbar niet.
• Lees en volg alle instructies hieronder met betrekking tot
de inspectie en het onderhoud van de rolbarstructuur en
de veiligheidsgordel.
INSPECTIE VAN DE BEVEILIGINGSSTRUCTUUR
VAN DE ROLBAR
Net als elke andere veiligheidsvoorziening moet EEN
ROLBAR periodiek worden geïnspecteerd om na te gaan
of de integriteit van de voorziening niet te lijden heeft gehad
onder het normale gebruik van de machine, misbruik, slijtage
door de ouderdom, wijzigingen of een kanteling.
Om de kantelbeveiliging voor de bestuurder en de
doeltreffendheid van de rolbar te behouden:
• Als een ROLBAR om welke reden dan ook, bijvoorbeeld
een aanrijding, kanteling of impact, beschadigd
raakt, moet de ROLBAR worden vervangen. Kleine,
onzichtbare scheurtjes kunnen de doeltreffendheid van
de ROLBAR beperken. Las, recht of herstel de ROLBAR
nooit.
• Breng nooit wijzigingen aan de ROLBAR aan door er
iets op te lassen of door er extra gaten in te boren.
VOOR HET EERSTE GEBRUIK - Inspecteer de
structuur en het montagemateriaal van de ROLBAR op
de volgende punten:
1) Vergewis u ervan dat het brutovoertuiggewicht van
de machine, inclusief hulpstukken, beperkte nuttige
lading, brandstof en de bestuurder, het maximaal
toegelaten gewicht op het label van de ROLBAR niet
overschrijdt.
2) Vergewis u ervan dat al het bevestigingsmateriaal
op zijn plaats zit, onbeschadigd is en stevig vastzit.
3) Vergewis u ervan dat de ROLBAR correct en
volledig werd geïnstalleerd.
ELKE 100 UUR - Inspecteer de structuur en het
montagemateriaal van de ROLBAR op de volgende
punten:
1) Eventuele scheuren/barsten in de structuur
(constructiedelen en/of lasnaden).
2) Aanzienlijke roestvorming op een deel van
de structuur van de ROLBAR of van het
montagemateriaal.
3) Ontbrekend, beschadigd of loszittend
montagemateriaal.
4) Montagemateriaal dat van lagere kwaliteit is dan
gespecificeerd.
5) Dat het brutovoertuiggewicht van de machine,
inclusief hulpstukken, beperkte nuttige lading,
brandstof en de bestuurder, het maximaal
toegelaten gewicht op het label van de ROLBAR niet
overschrijdt.
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en
onderhouden van beschermingsstructuur van
de rolbar kan leiden tot ernstige verwondingen
en de dood.
Not for
Reproduction
10
INSPECT BUCKLE
& LATCH
INSPECT WEBBING
Gebruiksveiligheid
6) Wijzigingen die mogelijk zijn aangebracht, zoals niet
toegelaten lasnaden of boorgaten.
7) Mogelijke permanente vervorming of verdraaiing van
de structuur van de ROLBAR.
8) Dat het label van de ROLBAR zich nog steeds op
zijn plaats bevindt en leesbaar is.
9) Dat de waarschuwingsstickers met betrekking tot de
ROLBAR zich nog steeds op de ROLBAR bevinden
en leesbaar zijn.
• Als u twijfelt aan de toestand van de ROLBAR neemt
u de machine uit dienst en neemt u contact op met uw
verdeler voor bijstand.
INSPECTIE EN ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE ROLBAR
• Net als de ROLBAR moet de veiligheidsgordel
periodiek worden geïnspecteerd om na te gaan of de
integriteit ervan niet te lijden heeft gehad onder het
normale gebruik van de machine, misbruik, slijtage
door de ouderdom, wijzigingen of een kanteling. Als de
veiligheidsgordel niet alle onderstaande tests doorstaat,
moet hij worden vervangen.
VOOR ELK GEBRUIK – Onderwerp de
veiligheidsgordel en het oprolmechanisme aan de
volgende inspectie met bijhorend onderhoud:
1) Controleer het oprolmechanisme op de
aanwezigheid van vuil en afvalmateriaal. Als u vuil of
afvalmateriaal aantreft, moet u het verwijderen.
2) Controleer of het oprolmechanisme gemakkelijk en
volledig oprolt.
3) Controleer alle onderdelen van de veiligheidsgordel
op beschadiging, zoals kerven, scheuren, losse
stiksels of rafeling.
4) Controleer of de gesp en de sluiting naar behoren
werk en de gespplaat niet overdreven versleten
of vervormd is en of de sluiting niet beschadigd of
gescheurd/gebarsten is. De veiligheidsgordel moet
gemakkelijk vast- en losklikken.
INSPECTEER DE
GESP EN DE SLUITING
INSPECTEER HET
GORDELMATERIAAL
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en
onderhouden van de veiligheidsgordel kan
leiden tot ernstige verwondingen en de dood.
Not for
Reproduction
11
Gebruiksveiligheid
20xx
XXX
MODEL NO. XXXXXXX
SERIALNO. XXXXXXXXX
XXXX min
XXXX kW
XXXX kg
-1
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
Milwaukee, WI 53201 USA
Assembled in U.S.A.
Wanneer u contact opneemt met uw erkend verdeler
voor reserveonderdelen, herstellingen of informatie,
MOET u over deze nummers beschikken.
Noteer uw modelnummer/serienummer en serienummers
van uw motor in de daartoe voorziene ruimte zodat u ze
bij de hand hebt. Deze nummers vindt u op de in figuur 1
afgebeelde plaatsen.
VOORBEELD
Markeringen van het
CE-identificatielabel
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. Serienummer
C. Adres van de fabrikant
D. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten wordt
voldaan)
E. Jaar van fabricage
F. Geluidsniveau in decibel *
G. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
H. Nominaal vermogen in kilowatt
I. Gewicht van het toestel in kilogram
Deze machine voldoet aan de Europese geharmoniseerde
norm 836 voor grasmaaiers, de Europese machinerichtlijn
2006/42/EC en de Europese richtlijn 2004/108/EC inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
* Getest volgens 2000/14/EC
Identificatienummers
Figuur 1. Plaats van de identificatieplaatjes
A. Identificatieplaatje van de zitmaaier
A
Identificatieplaatje
van de zitmaaier
VOORBEELD
Identificatieplaatje
van de zitmaaier
20xx
XXX
MODEL NO. XXXXXXX
SERIALNO. XXXXXXXXX
XXXX min
XXXX kW
XXXX kg
-1
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
Milwaukee, WI 53201 USA
Assembled in U.S.A.
A
B
D
E
C
F
G
H
I
Betrouwbaarheid trillingsmeting – de trilling van de
machine is gemeten met de methodes en procedures die
worden beschreven in de Internationale Standaards die ten
tijde van de fabricage van kracht waren. De betrouwbaarheid
van deze meting mag tot 5% afwijken van de gepubliceerde
waarde die wordt genoemd in de Verklaring van
overeenstemming.”
Not for
Reproduction
12
www.ferrisindustries.com
Gebruiksveiligheid
1
2
3
4
6
7
8
5
6
6
2 , 4
7
7
5
3
2
3
5
1
8
9
9
10
10
11
Waarschuwingsstickers
Deze machine is ontworpen en gefabriceerd om u de
veiligheid en de betrouwbaarheid te bieden die u verwacht
van een toonaangevende onderneming in de sector van de
productie tuingereedschap met motoraandrijving.
Hoewel u over de basiskennis beschikt voor het veilig
en effectief gebruiken van deze machine wanneer u de
handleiding en de veiligheidsvoorschriften erin leest, hebben
wij diverse veiligheidsstickers op de machine aangebracht
om u aan die belangrijke informatie te herinneren wanneer u
met uw machine werkt.
Alle informatie op uw zitmaaier met de melding GEVAAR,
WAARSCHUWING en OPGEPAST en met instructies
moet zorgvuldig worden gelezen en nauwgezet worden
nageleefd. Als u de instructies niet naleeft kan dat tot
lichamelijke letsels leiden. De informatie is voor uw
veiligheid en is belangrijk! De veiligheidsstickers die u op
deze pagina ziet bevinden zich op uw zitmaaier en het
maaidek.
Als een van deze stickers weg of beschadigd is, vervangt u
hem meteen. Neem contact op met uw plaatselijke verdeler
voor reservestickers.
De stickers kunnen gemakkelijk worden aangebracht en
dienen als constante visuele herinnering voor u en anderen
die de machine bedienen dat veiligheidsvoorschriften
die nodig zijn voor een veilig en effectief gebruik moeten
worden nageleefd.
Not for
Reproduction
13
Gebruiksveiligheid
1. WAARSCHUWING: lees en begrijp de
gebruikershandleiding voordat u deze machine gebruikt.
Weet waar alle bedieningselementen zich bevinden en
hoe deze werken. Gebruik deze machine alleen als u
voldoende kennis hebt.
2. WAARSCHUWING: raadpleeg de technische
documentatie voordat u technische reparaties of
onderhoud verricht. Als u de machine verlaat, schakel
de motor dan uit, trek de handrem aan en verwijder de
contactsleutel.
3. GEVAAR - GEVAAR VOOR AMPUTATIE EN
AFSCHEUREN VAN LEDEMATEN: om letsel van
ronddraaiende snijmessen en bewegende delen te
voorkomen, moeten de veiligheidsvoorzieningen
(beschermplaten, schermen en schakelaars) aanwezig
zijn en goed werken.
4. GEVAAR - VERLIES VAN TRACTIE, STABILITEIT,
STUREN EN BEDIENEN OP HELLINGEN: als de
machine op een helling niet meer vooruit rijdt en begint
weg te glijden, stop dan de snijmessen en rijd langzaam
de helling af.
5. GEVAAR - AMPUTATIEGEVAAR: maai niet als
kinderen of andere personen in de buurt zijn. Laat
niemand meereden, met name kinderen, zelfs als de
snijmessen zijn uitgeschakeld. Maai niet achteruit, tenzij
absoluut noodzakelijk. Kijk omlaag en achter u, voordat
en terwijl u achteruitrijdt.
6. GEVAAR - GEVAAR VOOR KANTELEN EN
WEGGLIJDEN: maai hellingen horizontaal, nooit op en
neer. Maai niet op hellingen van meer dan 15°. Voorkom
plotselinge en scherpe (snelle) bochten op hellingen.
Deze grenswaarde is afkomstig uit de CEN-norm EN
836:1997, lid 5.2.2 en is gebaseerd op de stabiliteitstest
die in lid 4.2.4.2 van EN 836 is beschreven. De 15°
“stabiliteitsgrens” is gelijk aan 50% van de hoek
waarbij de machine bij statische tests werd gelanceerd.
De werkelijke dynamische stabiliteit kan verschillen
afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
7. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Houd omstanders en kinderen op
een veilige afstand. Verwijder voorwerpen die door het
snijmes weggeslingerd kunnen worden. Maai alleen met
aangebrachte afvoertrechter.
8. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Maai niet zonder dat de afvoertrechter
of de gehele grasopvangzak is aangebracht.
9. GEVAAR - GEVAAR VAN AMPUTATIE EN
WEGVLIEGENDE VOORWERPEN: Om letsel van
ronddraaiende snijmessen te voorkomen, mogen u en
anderen niet in de buurt van de rand van het maaidek
komen.
10. GEVAAR: BRANDGEVAAR: Zorg dat de machine vrij is
van gras, gebladerte en olieresten. Voeg geen brandstof
toe terwijl de motor draait of heet is. Stop de motor
en laat hem ten minste 3 minuten afkoelen alvorens
brandstof toe te voegen. Voeg nooit brandstof toe
binnenshuis of in een afgesloten trailer, garage of andere
afgesloten ruimtes. Neem gemorste brandstof op. Rook
niet als deze machine bedient.
1
8
9
10
7
5
3
2
6
4
Not for
Reproduction
14
www.ferrisindustries.com
Gebruiksveiligheid
Waarschuwing: Brandgevaar
Houd kinderen, open vlammen en
vonken uit de buurt van de accu,
anders zouden de explosieve gassen
kunnen ontbranden.
Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken
Draag altijd een veiligheidsbril of een
gezichtsscherm als u aan of nabij een
accu werkt.
Waarschuwing: Accu’s produceren
explosieve gassen
Lees en begrijp de
Gebruikershandleiding voor u deze
machine gebruikt.
Belangrijk: Gooi een accu niet met
het normale afval weg
Neem contact op met de plaatselijke
autoriteiten voor de afvoer en/of
recycling van accu’s.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan ledematen
verbrijzelen en afhakken. Houd
uw handen uit de buurt van de
maaidekhefstang.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Houd de rolbar in de opstaande stand
en gebruik de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar
beneden is.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Houd de rolbar in de opstaande stand
en gebruik de veiligheidsgordel. Als
de rolbar naar beneden is, is er geen kantelbeveiliging.
Laat de rolbar alleen zakken wanneer dat noodzakelijk is
en verwijder ze NOOIT. Zet de rolbar weer recht zodra er
voldoende plaats voor is.
Waarschuwing: Gevaar door laag
overhangende obstakels.
Controleer of er voldoende plaats is
voor u onder welk object dan ook rijdt.
Blijf uit de buurt. Laat de rolbar NIET in contact komen met
lage overhangende obstakels, zoals takken van bomen of
elektrische kabels. Lees alle instructies en waarschuwingen
in de gebruikershandleiding en leef ze na.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Spring NIET van de zitmaaier als de
maaier overhelt. Lees alle instructies en
waarschuwingen in de gebruikershandleiding en leef ze na.
Waarschuwing: Hete Oppervlakte.
Vermijd contact met motor en hete
oppervlakten. Wacht op eenheid
voordien te koelen wat betreft.
Waarschuwing: ontsnappende
stoom kan brandwonden
veroorzaken.
Verwijder de radiateurdop of
radiateurreservoirdop nooit als de motor heet is of draait.
Ernstige brandwonden of letsel kunnen ontstaan door
ontsnappende stoom of hete koelvloeistof.
Not for
Reproduction
15
Veiligheidsvergrendel-
systeem
Uw zitmaaier is uitgerust met
veiligheidsvergrendelingsschakelaars. Deze
veiligheidssystemen zijn er voor uw veiligheid: probeer de
veiligheidsschakelaars niet te overbruggen en knoei niet
met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of
ze nog correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan
de PTO-schakelaar geactiveerd is, OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld, OF
de rij- en stuurhendels niet in de VRIJLOOPSTAND
staan.
Test 2 — De motor MOET aanslaan
de PTO-schakelaar NIET geactiveerd is, EN
de parkeerrem is ingeschakeld, EN
de rij- en stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND
vergrendeld zijn.
Test 3 — De motor moet AFSLAAN
de bestuurder zijn stoel verlaat terwijl de PTO
ingeschakeld is OF
de bestuurder zijn stoel verlaat terwijl de handrem
uitgeschakeld is OF.
de bestuurder de rij- en stuurhendels uit de
vrijloopstand beweegt alvorens de parkeerrem uit te
schakelen.
Test 4 — Controle van remwerking van het
maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek
moeten volledig tot stilstand komen binnen de zeven (7)
seconden nadat de elektrische PTO-schakelaar wordt
uitgeschakeld (of de bestuurder van zijn stoel opstaat).
Als aandrijfriem van het maaidek niet binnen de zeven (7)
seconden stopt, neemt u contact op met uw verdeler.
OPMERKING: Wanneer de motor eenmaal is afgeslagen
moet de PTO-schakelaar worden uitgezet, moet
de parkeerrem worden geactiveerd en moeten de
rij- en stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND worden
vergrendeld wanneer de bestuurder opnieuw op de stoel
plaatsneemt om de motor te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle
veiligheidsvoorzieningen correct werken,
mag u de zitmaaier niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende verdeler.
Probeer in geen geval het doel van het
veiligheidsvergrendelingssysteem te omzeilen.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
16
www.ferrisindustries.com
Bedieningsfuncties
In wat volgt wordt de functie van elk bedieningselement kort toegelicht. Om te starten, stoppen, rijden en maaien moet een
combinatie van meerdere bedieningselementen in een specifieke volgorde worden gebruikt. Welke combinatie en volgorde
voor de diverse taken vereist zijn, vindt u onder GEBRUIK.
Rijsnelheidshendels
Met deze hendels controleert u de rijsnelheid van de
zitmaaier. Met de linkerhendel controleert u het aandrijfwiel
links achteraan en met de rechterhendel het aandrijfwiel
rechts achteraan.
Als u een hendel naar voren duwt, neemt de
VOORUITRIJSNELHEID van het desbetreffende wiel
toe, en als u een hendel naar achteren trekt, neemt de
ACHTERUITRIJSNELHEID toe.
OPMERKING: Hoe verder u een hendel van de vrijloopstand
weg beweegt, hoe sneller het aandrijfwiel draait.
Zie onder De om zijn as draaiende zitmaaier gebruiken voor
stuurinstructies.
Hendel om de positie van de
bestuurdersstoel aan te passen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven.
Beweeg de hendel naar links, zet de stoel in de gewenste
stand en laat de hendel los om de stoel in die stand te
vergrendelen.
Functies en Bedieningselementen
Functies en bedieningselementen
Contactschakelaar
(S/N: 2015276814 & Onder):
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in vier standen staan:
VERWARMEN
(“Heat”)
Verwarmt de gloeibougies.
UIT (“Off”) Zet de motor stop en schakelt het
elektrische systeem uit.
DRAAIEN
(“Run”)
Laat de motor draaien, activeert het
elektrische systeem en injecteert
brandstof in het brandstofsysteem.
STARTEN
(“Start”)
Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
OPMERKING: laat de contactschakelaar nooit in de stand
DRAAIEN (“RUN”) staan wanneer de motor niet draait –
daardoor ontlaadt de batterij.
Not for
Reproduction
17
Functies en bedieningselementen
PTO-schakelaar (“Power Take Off”
of krachtafneempuntschakelaar)
Met de PTO-schakelaar activeert en deactiveert u het
maaidek. Trek de schakelaar OMHOOG om het maaidek te
activeren en druk de schakelaar IN om het maaidek uit te
schakelen.
Gasklephendel
Als u de gasklephendel naar voren beweegt, zet u hem
in de stand VOLGAS (“FULL”). Werk altijd met VOLGAS
wanneer u maait
Parkeerrem
DEACTIVEER Zet de parkeerrem uit.
ACTIVEER Zet de parkeerrem aan.
Trek de parkeerremhendel naar achteren om de parkeerrem
te activeren. Beweeg de hendel helemaal naar voren om de
parkeerrem uit te schakelen. OPMERKING: Om de machine
te starten moet de parkeerrem geactiveerd zijn.
Pedaal van
maaidekhefsysteem,
maaihoogteregelpen en
vergrendelingshendel van
maaidekhefsysteem
Hiermee stelt u de maaihoogte van het maaidek in. Druk
de pedaal in tot hij in de stand 15,2 cm (6”) grijpt. Zet de
regelpen in de gewenste maaihoogte en ontgrendel de
vergrendelingshendel van het hefsysteem.
Uurmeter
Meet hoe lang de PTO geactiveerd is. De uurmeter meet het
aantal uur dat de PTO geactiveerd is geweest. De uurmeter
heeft een onafhankelijke stroombron zodat het totale aantal
uren altijd zichtbaar is.
Verklikkerlichtje van gloeibougies
Lampje dat aangeeft dat de gloeibougies aan het opwarmen
zijn. Laat de contactsleutel in de stand VOORVERWARMEN
(“HEAT”) staan tot het lampje dooft en draai dan aan de
sleutel om te starten.
Voltagemeter
Meldt de gemeten uitgangsspanning van het
motoropladingssysteem.
Verklikkerlichtje van oliedruk
Lampje licht op als de oliedruk te laag is.
Watertemperatuurmeter
Meldt de gemeten temperatuur van de motorkoelvloeistof.
Dop van brandstoftank
Om de dop te verwijderen draait u ze naar links.
Brandstofmeter
Geeft het peil van de brandstof in de tank weer.
Contactschakelaar
(S/N: 2015276815 & Boven):
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan:
UIT (“Off”) Zet de motor stop en schakelt het
elektrische systeem uit.
VERWARMEN
(“Heat”) /
DRAAIEN
(“Run”)
Door de sleutel vóór het starten
in deze stand te zetten, worden
de gloeibougies door de motor
verwarmd. Nadat de motor is
gestart, zet u de motor weer terug
in deze stand en laat u de motor
lopen zodat het elektrisch systeem
van stroom wordt voorzien.
STARTEN
(“Start”)
Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
OPMERKING: laat de contactschakelaar nooit in de stand
DRAAIEN (“RUN”) staan wanneer de motor niet draait –
daardoor ontlaadt de batterij.
Not for
Reproduction
18
www.ferrisindustries.com
Gebruik
Algemene gebruiksveiligheid
Voor u de zitmaaier voor het eerst gebruikt:
• Zorgt u ervoor dat u alle informatie onder Veiligheid
en Gebruik hebt gelezen voor u de zitmaaier en het
maaidek probeert te gebruiken.
• Leer alle bedieningsinstrumenten goed kennen en zorg
dat u weet hoe u de zitmaaier moet doen stoppen.
• Rijd zonder te maaien in een open gebied om vertrouwd
te raken met het besturen van de zitmaaier.
Controles Voor Het Starten
• Controleer of het carter is gevuld tot aan de markering
“vol” op de peilstaaf. Raadpleeg de motorhandleiding
voor instructies en aanbevelingen met betrekking tot de
olie.
• Controleer het vloeistofpeil van de radiator. Raadpleeg
de motorhandleiding voor instructies.
• Controleer het peil van de hydrauliekolie. Zie onder
PERIODIEK ONDERHOUD.
• Controleer of alle moeren, bouten, schroeven en pennen
zich op hun plaats bevinden en goed vastzitten.
• Stel de stand van de bestuurdersstoel in en vergewis
u ervan dat u vanop de bestuurdersstoel aan alle
bedieningselementen kan.
• Vul de brandstoftanks met verse brandstof. Raadpleeg
de handleiding van uw motorleverancier voor
aanbevelingen met betrekking tot de brandstof.
WAARSCHUWING
Laat nooit passagiers meerijden op de zitmaaier.
Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan
ook verlaat, activeert u de parkeerrem, schakelt
u de PTO uit, zet u de motor uit en haalt u de
sleutel uit het contact.
Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor
dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op
de motor, de zitmaaier en het maaidek bevinden.
Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras
of brandbare materialen.
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen brandstof toe
wanneer de motor nog warm is omdat hij nog
niet voldoende is afgekoeld. Vermijd vonken
en vuur en laat niet toe dat er wordt gerookt in
de onmiddellijke omgeving. Voeg niet te veel
brandstof toe en neem gemorste brandstof op.
Laad deze rond zijn as draaiende zitmaaier
niet op een aanhangwagen of vrachtwagen
met behulp van een hellingbaan bestaande uit
twee afzonderlijke delen. Gebruik uitsluitend
een uit een stuk bestaande hellingbaan die
ten minste 30 cm breder is dan de breedte
van de achterwielen van deze zitmaaier. Deze
zitmaaier draait om zijn as (draaistraal = 0) en de
achterwielen zouden van de hellingbaan kunnen
vallen, of de zitmaaier zou kunnen kantelen en
zo de bestuurder en omstanders verwonden.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.
Kies een lage rijsnelheid voor u een helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer
u van richting verandert en START OF STOP
NIET OP EEN HELLING.
WAARSCHUWING
Gebruik
Not for
Reproduction
19
Gebruik
Het Brandstofsysteem Injecteren
Door het brandstofsysteem te injecteren worden eventuele
luchtbellen uit het brandstofsysteem verwijderd.
Het brandstofsysteem moet alleen in de volgende
omstandigheden worden geïnjecteerd:
• voor u de motor voor het eerst start.
• nadat u zonder brandstof bent gevallen en de
brandstoftank met verse brandstof is gevuld.
• nadat u aan het brandstofsysteem hebt gewerkt,
bijvoorbeeld nadat u de brandstoffilter of een onderdeel
van het brandstofsysteem hebt vervangen.
Om het brandstofsysteem te injecteren:
1. Zorg ervoor dat zich brandstof in de brandstoftanks
bevindt en dat de beide afsluitkleppen van de
brandstoftank (A, figuur 2) openstaan.
2. Draai de sleutel in de stand ON (AAN) (niet de
startstand) en wacht 10 tot 15 seconden. Draai de
contactsleutel in de stand AAN (“ON”) (niet in de
startstand). De elektrische brandstofpomp levert
brandstof aan het systeem.
WAARSCHUWING
Brandstof die op warme oppervlakken of
elektrische onderdelen lekt of wordt gemorst
kan brand veroorzaken. Om mogelijke letsels te
helpen voorkomen, zet u de contactschakelaar
in de stand UIT wanneer u de brandstoffilter of
het waterafscheiderelement vervangt. Neem
gemorste brandstof onmiddellijk op.
Figuur 2. Brandstofafsluitklep
A. Plaats van de brandstofafsluitklep
B. Open stand
C. Gesloten stand
B
C
A
Not for
Reproduction
20
www.ferrisindustries.com
WAARSCHUWING
Als u niet begrijpt hoe een specifiek
bedieningselement werkt of het hoofdstuk
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN niet
grondig hebt gelezen, moet u dat nu doen.
Probeer NIETom de zitmaaier te gebruiken
zonder eerst vertrouwd te raken met de plaats
en de functie van ALLE bedieningselementen.
De zitmaaier met de hand Voortduwen
1. Schakel de PTO uit, activeer de parkeerrem, zet het
contact UIT en verwijder de sleutel uit het contact.
2. Til de stoelplaat op om toegang te krijgen tot de
hydraulische pompen.
3. Zoek de hydraulische ontlastingskleppen (A, figuur 3)
aan de onderkant van de hydraulische pompen.
4. Om de pompen uit te zetten (vrijwielstand) draait u de
hydrauliekaflaatkleppen op de pompen maximaal twee
volledige omwentelingen NAAR LINKS.
5. Zet de parkeerrem uit. U kan de zitmaaier nu met de
hand voortduwen.
6. Nadat u de zitmaaier hebt verplaatst, activeert u
de pompen opnieuw (aandrijvingsstand) door de
aflaatkleppen NAAR RECHTS vast te draaien tot 9 -
13,6 Nm (80-120 in. lbs.).
SLEEP DE ZITMAAIER NIET
Als u de zitmaaier sleept zal u de
hydraulische pomp en de wielmotor
beschadigen. Gebruik geen ander
voertuig om deze machine voort te duwen
of te trekken.
Figuur 3. Overbrugging van hydraulisch systeem
A. Hydrauliekaflaatklep (linkse pomp afgebeeld)
De Motor Starten
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, activeer de
parkeerrem en zorg ervoor dat de PTO-schakelaar
is uitgeschakeld en de rijsnelheidshendels in de
vrijloopstand zijn vergrendeld.
2. Zet de gasklep in de middelste stand (zet de gasklep in
de stand VOLGAS (“FULL”) wanneer u bij koud weer
start).
3. (S/N: 2015276814 & Onder): Draai de sleutel in de
stand VERWARMEN (“Heat”).
(S/N: 2015276815 & Boven): Draai de sleutel in de
stand VERWARMEN/DRAAIEN (“Heat” / “Run”)
Houd de sleutel in die stand om het verklikkerlichtje van
de gloeibougies te laten oplichten en de gloeibougies te
activeren.
4. Wacht tot het lampje van de gloeibougies dooft en draai
de sleutel dan in de stand STARTEN (“Start”). Als de
motor niet onmiddellijk start, zet u de gasklephendel in
de stand VOLGAS (“FULL”).
OPMERKING: Zwengel de motor niet onafgebroken aan
gedurende meer dan 30 seconden. Laat de motor twee
minuten afkoelen voor u hem opnieuw aanzwengelt.
5. Als de motor is gestart zet u de gasklephendel op
TRAAG (“SLOW”). Laat de motor gedurende ten minste
een minuut warmlopen.
6. Zet de gasklep in de stand VOLGAS (“FULL”) voor u de
PTO activeert of met de zitmaaier rijdt.
In een noodgeval kan de motor direct worden stilgelegd
door de contactsleutel in de stand STOP te draaien.
Gebruik deze methode uitsluitend in noodsituaties. Om
de motor op de normale manier stil te leggen volgt u de
procedure die onder DE ZITMAAIER STOPZETTEN wordt
beschreven.
A
Gebruik
De zitmaaier en motor Stopzetten
1. Als u de rijsnelheidshendels in de middelste stand zet,
brengt u de zitmaaier tot stilstand. Scharnier de hendels
naar buiten om ze in de vrijloopstand te vergrendelen.
2. Ontkoppel de PTO.
3. Activeer de parkeerrem.
4. Zet gasklephendel in de stand TRAAG (“SLOW”) en laat
de motor gedurende korte tijd afkoelen.
5. Draai de contactsleutel in de stand UIT (“OFF”). Haal de
sleutel uit het contact.
Not for
Reproduction
21
Gebruik
Het Rijden Met de Om Zijn As Draaiende
Zitmaaier Inoefenen
De besturingshendels van de om zijn as draaiende zitmaaier
reageren erg gevoelig. Leren hoe u de zitmaaier vloeiend
en efficiënt vooruit en achteruit kan laten rijden en kan laten
draaien zal wat oefening vergen.
Neem de tijd om de manoeuvres in te oefenen en vertrouwd
te raken met hoe de machine versnelt, rijdt en bestuurd
moet worden — voor u begint te maaien—. Dat is absoluut
noodzakelijk om uw om zijn as draaiende zitmaaier optimaal
te benutten.
Kies een vlak, effen gebied van uw gazon — waar u veel
ruimte hebt om te manoeuvreren. (Zorg ervoor dat er zich
geen voorwerpen, mensen of dieren in dat gebied bevinden
voor u begint.) Laat de zitmaaier met halve motorsnelheid
draaien voor deze oefensessie (gebruik ALTIJD volgas
wanneer u maait) en maak trage draaibewegingen om
te voorkomen dat de banden doorslippen en uw gazon
beschadigd wordt.
Wij raden aan om met een procedure voor Vloeiende
bewegingen rechts te beginnen en daarna de manoeuvres
voor vooruit- en achteruitrijden en draaibewegingen maken
in te oefenen.
U moet de parkeerrem uitschakelen voor u de rij- en
stuurhendels naar binnen beweegt.
Basisrijvaardigheid
Vooruitrijden oefenen
Beweeg de beide rijsnelheidshendels vanuit de
vrijloopstand geleidelijk en gelijkmatig NAAR VOREN.
Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Recht vooruitrijden vergt oefening. Indien
nodig kan de maximumsnelheid worden afgeregeld — zie
Snelheidsafregeling onder Afregelingen achteraan in deze
handleiding.
Achteruitrijden oefenen
KIJK ACHTER U EN NAAR BENEDEN en beweeg de beide
rijsnelheidshendels dan vanuit de vrijloopstand geleidelijk en
gelijkmatig NAAR ACHTEREN. Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Oefen het achteruitrijden gedurende
meerdere minuten voor u in de buurt van voorwerpen
achteruit probeert te rijden. De zitmaaier draait zowel
achteruit als vooruit scherp, en recht achteruitrijden vergt
oefening.
Figuur 5. Vooruitrijbeweging
Vooruitrijbeweging
Figuur 6. Achteruitrijbeweging
Achteruitrijbeweging
Vloeiende
bewegingen
De besturingshendels
van de om zijn as
draaiende zitmaaier
reageren erg gevoelig.
De BESTE methode om
de rijsnelheidshendels
te bedienen is de
driestappenmethode —
zoals afgebeeld in
figuur 4.
EEN: neem de hendels
met uw handen vast op
de afgebeelde wijze.
TWEE: om vooruit te
rijden, duwt u de hendels
geleidelijk naar voren met
de palm van uw handen.
DRIE: om te versnellen
duwt u de hendels verder
naar voren. Om vloeiend
te vertragen trekt u
de hendels traag naar
achteren, in de richting
van de vrijloopstand.
Figuur 4. Beweeg de rij- en
stuurhendels geleidelijk
Not for
Reproduction
22
www.ferrisindustries.com
Een draaibeweging om zijn as aan het
einde van een maaibaan uitvoeren
Dankzij de unieke mogelijkheid van uw om zijn as
draaiende zitmaaier om ter plaatse te draaien op
het einde van een maaibaan kan u op het einde
van een maaibaan gewoon omkeren in plaats van
een Y-bocht te moeten maken om aan een nieuwe
baan te beginnen.
Bijvoorbeeld: om een linkse draaibeweging aan
het einde van een maaibaan uit te voeren:
1. Vertraag aan het einde van de baan.
2. Beweeg de RECHTER rijsnelheidshendel
een beetje naar voren terwijl u de
LINKER rijsnelheidshendel terug naar het
midden beweegt en dan een beetje naar
achteren vanaf het middelpunt.
3. Begin opnieuw vooruit te rijden.
Met deze techniek doet u de zitmaaier naar LINKS
draaien en krijgt u een kleine overlapping van de
net gemaaide baan waardoor u dus niet achteruit
hoeft te rijden om gemist gras alsnog te maaien.
Naarmate u beter vertrouwd raakt met en meer
ervaring krijgt in het besturen van uw om zijn as
draaiende zitmaaier zal u meer manoeuvres leren
die het maaien gemakkelijker en aangenamer
laten verlopen.
Vergeet niet dat hoe meer u oefent hoe beter u
de om zijn as draaiende zitmaaier zal kunnen
besturen!
Rond een hoek draaien oefenen
Terwijl u vooruitrijdt laat u één hendel geleidelijk in de
richting van de vrijloopstand terugkeren. Herhaal dit
meermaals.
OPMERKING: Om te voorkomen dat u direct op het profiel
van de banden draait, doet u er goed aan om beide wielen
ten minste zachtjes vooruit te laten bewegen.
Figuur 7. Rond een hoek draaien
Figuur 8. Ter plaatse draaien
Figuur 9. Een draaibeweging aan het einde van een maaibaan
uitvoeren
Ter plaatse draaien oefenen
Om ter plaatse te draaien (de zitmaaier om zijn as laten
draaien) beweegt u gelijktijdig één rijsnelheidshendel naar
voren vanuit de vrijloopstand en de andere naar achteren
vanuit de vrijloopstand. Herhaal dit meermaals.
OPMERKING: Door te variëren in hoeveel elke hendel naar
voren wordt geduwd of naar achteren wordt getrokken,
verandert u het “draaipunt” waar u op draait.
Draaibewegingen
uitvoeren
Ter plaatse
draaien
Geavanceerde Rijvaardigheid
Gebruik
Not for
Reproduction
23
Gebruik
Maaien
1. Activeer de parkeerrem. Zorg ervoor dat de PTO-
schakelaar uitgeschakeld is, de rij- en stuurhendels in
de VRIJLOOPSTAND vergrendeld zijn en u goed op de
bestuurdersstoel zit.
2. Start de motor (zie DE MOTOR STARTEN).
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gasklephendel op VOLGAS (“FULL”).
5. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog te
trekken.
6. Begin te maaien.
7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit.
8. Leg de motor stil (zie DE ZITMAAIER EN MOTOR
STOPZETTEN).
Aanbevelingen voor het maaien
Hoe goed uw machine het gras maait is afhankelijk van
diverse factoren. Door de aanbevelingen voor correct
maaien na te leven kan u de prestaties van uw zitmaaier
verbeteren en zijn levensduur verlengen.
Lengte van het gras
De maaihoogte is vaak een kwestie van persoonlijke
voorkeur. Normaal zou u het gras moeten maaien als
het tussen 7,6 en 12,7 cm lang is. Het aangewezen
maaihoogtebereik voor een specifiek gazon is afhankelijk
van diverse factoren, waaronder: het grastype, de
hoeveelheid neerslag, de heersende temperatuur en de
algemene toestand van het gazon.
Als u het gras te kort maait, krijgt u zwakke, dunne
grasplantjes die gemakkelijk beschadigd worden door droge
periodes en ziektes. Te kort maaien is vaak schadelijker dan
het gras wat langer laten worden.
Door het gras wat langer te laten worden, zeker wanneer
het warm en droog is, beperkt u de warmteophoping, blijft
het noodzakelijke vocht beter bewaard en beschermt u het
gras tegen schade door warmte en andere problemen. Als u
het gras te lang laat worden, kan u echter dunne graszoden
en bijkomende problemen krijgen.
Als u een te lang stuk van het gras maait in een keer, is dat
een schok voor het groeisysteem van de plant en worden de
grasplantjes zwakker. Een goede vuistregel is de
1/3-regel: maai niet meer dan eenderde van de lengte
van het gras weg, en nooit meer dan 2,5 cm (1 inch) in
een keer.
De hoeveelheid gras die u in één maaibeurt kan maaien is
ook afhankelijk van het type maaisysteem dat u gebruikt
(een centrifugaalmaaier met zijdelingse afvoervoorzieningen
kan bijvoorbeeld een veel groter volume gras verwerken dan
een mulchmaaier).
Lang gras moet in meerdere beurten worden
gemaaid
Bij erg lang gras stelt u de maaihoogte voor de eerste
maaibeurt in op de hoogste stand; daarna stelt u de
gewenste hoogte in en maait u een tweede of derde keer.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke laag
grassnippers. Overweeg het gebruik van een
grasopvangsysteem en het aanleggen van een
composthoop.
Correcte maaihoogte
In meerdere beurten maaien
Maai hier tijdens de
eerste maaibeurt
Maai hier
tijdens de
tweede
maaibeurt
Not for
Reproduction
24
www.ferrisindustries.com
Wanneer en hoe vaak maaien?
Het tijdstip en de toestand van het gras hebben grote
invloed op de resultaten die het maaien zal opleveren.
Het beste resultaat krijgt u als u zich aan de volgende
richtsnoeren houdt:
1. Maai het gras als het tussen 7,6 en 12,7 cm lang is.
2. Maai met scherpe maaibladen. Korte snippers van 2,5
cm of minder verteren sneller dan lange sprieten. Met
scherpe maaibladen wordt het gras gelijk en efficiënt
afgesneden, waardoor u geen gerafelde uiteinden krijgt
die schadelijk zijn voor het gras.
3. Maai op een ogenblik van de dag dat het gras koel en
droog is. De late namiddag of de vroege avond bieden
vaak die ideale maaiomstandigheden.
4. Vermijd het gras te maaien na regen of zware dauw.
Mulch nooit als het gras nat is (vochtig gras kan niet
goed worden gemulcht en vormt kluiten onder het
maaidek).
Maaipatronen
Begin altijd in een effen, vlak gebied te maaien.
De afmeting en het type van het gebied dat moet worden
gemaaid zijn bepalend voor het maaipatroon dat u het
beste kan gebruiken. U dient ook rekening te houden
met hindernissen zoals bomen, hagen, gebouwen en
omstandigheden zoals glooiingen en hellingen.
1. Maai lange rechte banen die elkaar een klein stukje
overlappen.
2. Verander indien mogelijk van patroon om mattering,
verkorreling of een golvend uitzicht te vermijden.
3. Voor een echt professionele maaibeurt maait u de
grasmat eerst in een richting en daarna nog eens maar
dan in een maairichting die loodrecht op de vorige staat.
Maaimethodes
Correct maaien met zijdelingse afvoerverspreiding
Bij zijdelingse afvoerverspreiding worden fijne snippers
gelijkmatig over het volledige gazon verspreid. Deze
methode wordt gebruikt op vele golfbanen. Uw maaidek
heeft een diepe-schoteldek om een vrijere circulatie van de
grassnippers mogelijk te maken zodat zij gelijkmatig over
het gazon worden verspreid.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR
ZIJDELINGSE AFVOERVERSPREIDING
Laat de motor ALTIJD met VOLGAS draaien wanneer u
maait.
Gebruik ALTIJD een gepaste rijsnelheid voor de dikte en
de lengte van het gras dat u maait (3e versnelling of trager
bij modellen met manuele versnellingsbak). Als u de motor
hoort vertragen bent u te snel aan het maaien en zal u door
een tragere rijsnelheid te kiezen de maaibladen efficiënter
laten werken en vele vaak voorkomende maaiproblemen
voorkomen.
HOEVEEL GRAS AFMAAIEN WANNEER U ZIJDELINGSE
AFVOERVERSPREIDING GEBRUIKT?
Maai het gras als het 7,6 - 12,7 cm lang is. Maai het gras
NIET korter dan 5,1 - 6,4 cm. Maai NIET meer dan 2,5 cm
van het gras in een maaibeurt.
Waar mogelijk maait u een of twee banen langs de
buitenkant van het gebied waarbij u het gras NAAR
DE BINNENKANT over de grasmat verspreid om de
grassnippers van de omheining of paden te houden.
De rest van de grasmat moet in tegenovergestelde
richting worden gemaaid zodat de grassnippers NAAR DE
BUITENKANT worden verspreid over de eerder gemaaide
banen.
Gebruik
Not for
Reproduction
25
Gebruik
Correct mulchen
Bij mulchen wordt een maaidek gebruikt dat het gras
maait en de snippers versnijdt tot kleine partikels om ze
daarna naar beneden IN het gazon te blazen. Die kleine
partikels verteren snel tot nevenproducten die uw gazon kan
gebruiken. IN JUISTE OMSTANDIGHEDEN zal u met uw
mulchmaaier nagenoeg geen zichtbare grassnippers zien op
het oppervlak van uw gazon.
OPMERKING: Wanneer u in zware maaiomstandigheden
mulcht, kan u een rommelend geluid horen. Dat is normaal.
MULCHEN VEREIST UITSTEKENDE
MAAIOMSTANDIGHEDEN
Mulchmaaiers kunnen niet naar behoren functioneren als
het gras nat is of als het gras gewoon te lang is om te
maaien. Om te mulchen moet het gras droog zijn en op de
juiste lengte worden gemaaid.
Gebruik uw maaier NIET als mulchmaaier tijdens de
eerste twee of drie maaibeurten in de lente. Door de lange
grassprieten, snelle groei en vaak natte omstandigheden
is veeleer aangewezen om uw maaier te gebruiken met
zijdelingse afvoerverspreiding of opvang van het gras in een
opvangzak.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR MULCHEN
Gebruik volgas voor uw motor in combinatie met een trage
rijsnelheid zodat de snippers fijn worden gesneden. Tijdens
het mulchen zou u maar HALF zo snel mogen rijden als u
in vergelijkbare omstandigheden zou doen bij zijdelingse
afvoerverspreiding. Omdat mulchen meer paardenkracht
vereist dan zijdelingse afvoerverspreiding is een tragere
rijsnelheid van cruciaal belang voor een correcte
mulchwerking.
HOEVEEL GRAS MULCHEN
De beste mulchwerking krijgt u doorgaans als u alleen de
bovenste 1 - 2 cm van de grasspriet maait. In dat geval
krijgt u korte snippers die gemakkelijk verteren. De ideale
maaihoogte is afhankelijk van het klimaat, de tijd van het
jaar en de kwaliteit van uw gazon. Wij raden u aan om
met de maaihoogte en de rijsnelheid te experimenteren
tot u het beste maairesultaat verkrijgt. Begin met een
hoge maaihoogte en verlaag de maaihoogte stap voor
stap tot u een maaihoogte vindt die het beste past bij uw
maaiomstandigheden en voorkeur.
Mulchwerking
Figuur 10. Aanbevolen aanhangergewicht
A. Trekhaakpen
B. Klem
A
B
Een Aanhangwagen Bevestigen
Het maximale gewicht van een gesleepte aanhangwagen
moet minder zijn dan 91 kg (200 lbs). Bevestig de
aanhangwagen met een trekhaakpen (A, figuur 10) en klem
(B) van de correcte grootte.
Het slepen van een te groot gewicht kan op hellingen
tot het verlies van tractie en controle over de zitmaaier
leiden. Verminder het gesleepte gewicht wanneer u op
hellingen werkt. De bodem waarop wordt gereden is van
grote invloed op de tractie en de stabiliteit. Op een natte
of gladde bodem kunnen de tractie en de mogelijkheid om
te stoppen of te draaien drastisch afnemen. Ga zorgvuldig
de toestand van de bodem na voor u uw zitmaaier met een
aanhangwagen gebruikt. Gebruik de zitmaaier NOOIT op
hellingen van meer dan 10°. Zie GEBRUIK OP HELLINGEN
en AANHANGUITRUSTING in het veiligheidshoofdstuk van
deze handleiding voor aanvullende veiligheidsinformatie.
Not for
Reproduction
26
www.ferrisindustries.com
WAARSCHUWING
VERMIJD ERNSTIGE OF DODELIJKE LETSELS
DOOR OMKANTELEN.
Houd de rolbar in de opstaande stand en
gebruik de veiligheidsgordel.
ALS DE ROLBAR NAAR BENEDEN IS, IS ER
GEEN KANTELBEVEILIGING.
Laat de rolbar alleen zakken wanneer dat
noodzakelijk is en verwijder ze NOOIT.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de
rolbar naar beneden is.
Zet de rolbar weer recht zodra er voldoende
plaats voor is.
Spring NIET van de zitmaaier als de maaier
overhelt.
Figuur 11. De rolbar rechtzetten en neerleggen
A. Haarspeldklem
B. Borgpen
C. Rolbar
D. Rubberen stuiter
C
B
A
D
D
C
De Rolbar Rechtzetten en Neerleggen
Om de rolbar neer te leggen:
1. Trek de haarspeldklemmen (A, figuur 11) uit de
borgpennen (B).
2. Duw of trek de bovenkant van de rolbar (C) naar
voren tegen de rubberen stuiters (D) en verwijder de
borgpennen (B).
3. Laat de rolbar zakken en breng de borgpennen en
haarspeldklemmen aan om de rolbar in de neergelegde
stand vast te zetten (zie inzet, figuur 11).
Om de rolbar recht te zetten:
1. Trek de haarspeldklemmen (A) uit de borgpennen (B) en
verwijder de borgpennen.
2. Zet de rolbar (C) recht tot de rubberen stuiters (D) de
rechtopstaande buizen raken.
3. Trek of duw de bovenkant van de rolbar tegen
de rubberen stuiters en breng de borgpennen
en de haarspeldklemmen aan om de rolbar in de
rechtopstaande stand vast te zetten.
Band Druk
Vooraan 1,72 bar (25 psi)
Achteraan 1,24 bar (18 psi)
Figuur 12. De bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen
worden gecontroleerd en op de waarden in de tabel worden
gehouden. Merk op dat deze waarden lichtjes kunnen
afwijken van de maximale bandenspanning die op de
zijkant van de banden wordt vermeld. De drukwaarden in
de handleiding zijn ideale waarden voor de beste tractie
en maaikwaliteit en voor een langere levensduur van de
banden.
Gebruik
Not for
Reproduction
27
ontstekingsbronnen kunnen drijven en ontsteken, met
het risico op explosies en brand tot gevolg.
OPMERKING: Als u diesel gedurende lange tijd (30
dagen of meer) ongebruikt laat staan kunnen zich
gomachtige afzettingen vormen die nadelig zijn voor de
brandstofpomp en de injectieleidingen en motorproblemen
kunnen veroorzaken. Om dat te vermijden giet u een
brandstofstabiliseringsmiddel voor diesel in de brandstoftank
en laat u de motor een paar minuten draaien, of tapt u het
brandstof uit het systeem af voor u de zitmaaier opbergt.
Starten na langdurige berging
Voor u de zitmaaier start nadat hij gedurende lange tijd
opgeborgen is geweest, voert u de volgende stappen uit.
1. Verwijder eventuele wielblokken van onder de zitmaaier.
2. Installeer de batterij als u ze had verwijderd.
3. Verwijder het plastic of ander materiaal waarmee u de
uitlaat en de luchtfilter had afgedekt.
4. Vul de brandstoftank met verse brandstof. Zie
handleiding van motorleverancier voor aanbevelingen.
5. Zie handleiding van motorleverancier en volg alle
instructies voor het klaarmaken van de motor na berging.
6. Controleer het oliepeil in het carter en vul indien nodig
correcte olie bij. Als zich tijdens de berging condensatie
heeft gevormd, tapt u het carter af en vult u het opnieuw.
7. Pomp de banden op tot de correcte spanning.
Controleer het peil van alle vloeistoffen.
8. Start de motor en laat hem traag draaien. Laat de motor
meteen na het starten NIET met hoge snelheid draaien.
Zorg ervoor dat u de motor alleen buiten of in een goed
geventileerde ruimte laat draaien.
Aanbevelingen voor diesel
Brandstofleveranciers leveren diesel die aangepast is
aan de heersende weersomstandigheden. De brandstof
verandert aan het begin van de belangrijkste seizoenen
volgens de regionale weertrend.
Winterbrandstoffen worden samengesteld om gemakkelijk
te kunnen starten in koud weer. Zomerbrandstoffen kunnen
wat zwaarder zijn dan winterbrandstoffen waardoor het
verbruik en de krachtontwikkeling wat beter kunnen zijn.
Lente- en herfstbrandstof is een mengsel dat tussen het
winter- en zomermengsel in ligt.
Om die redenen moet u proberen om uw brandstof in
gepaste hoeveelheden te kopen zodat u de brandstof niet
ook nog in het volgende seizoen hoeft te gebruiken. Het
verkeerde brandstofmengsel gebruiken kan motorproblemen
veroorzaken.
Raadpleeg de handleiding van uw motorleverancier voor
specifieke brandstofaanbevelingen.
Berging
Tijdelijke berging (30 dagen of minder)
Vergeet niet dat zich altijd nog wat brandstof in de
brandstoftank zal bevinden. Berg de machine daarom nooit
binnenshuis of in een andere ruimte op waar brandstofdamp
tot bij een ontstekingsbron kan drijven. Brandstofdamp is
bovendien toxisch bij inademing. Berg de machine daarom
nooit op in een structuur die voor bewoning door mens of
dier wordt gebruikt.
Hieronder vindt u een lijst van dingen die u moet doen als u
uw machine tijdelijk of tussen twee gebruiksbeurten opbergt:
• Berg de machine op op een plaats uit de buurt van waar
kinderen ermee in contact kunnen komen. Als de kans
bestaat op gebruik door onbevoegden, haalt u de sleutel
uit het contact.
• Als de machine niet kan worden opgeborgen op een min
of meer waterpas oppervlak, gebruikt u wielblokken.
• Verwijder al het gras en afvalmateriaal van de maaier.
• Als u verwacht dat de temperatuur onder de 2 graden zal
dalen, raadpleegt u punt 2 onder Langdurige berging.
Langdurige berging (langer dan 30 dagen)
Voor u de zitmaaier aan het einde van het seizoen voor
lange tijd opbergt, leest u de instructies voor onderhoud en
berging in het onderdeel Veiligheidsvoorschriften en voert u
vervolgens de volgende stappen uit:
1. Laat de olie uit het carter lopen terwijl de motor warm
is en vul het carter meteen met de correcte oliekwaliteit
voor wanneer de maaier opnieuw zal worden gebruikt.
2. Gebruik een antivriestester om het beschermingsniveau
van het koelsysteem te controleren. Lees de instructies
op de antivriesfles voor de juiste verhouding van water
en antivries voor uw geografische locatie.
3. Maak het maaidek als volgt klaar voor berging:
a. Verwijder het maaidek van de zitmaaier.
b. Maak de onderkant van het maaidek schoon.
c. Breng op alle blanke metalen oppervlakken een laag
verf of een lichte oliefilm aan om roestvorming te
voorkomen.
4. Maak de oppervlakken aan de buitenkant en de motor
schoon.
5. Maak de motor klaar voor berging. Zie handleiding van
motorleverancier.
6. Verwijder vuil of gras van cilinderkop, motorbehuizing en
luchtfilterelement.
7. Bedek de luchtfilter en de uitlaatopening nauwsluitend
met plastic of een ander waterdicht materiaal zodat er
geen vocht, vuil of insecten in kan/kunnen.
8. Geef de zitmaaier een volledige smeerbeurt zoals
beschreven in het hoofdstuk Periodiek onderhoud.
9. Maak oppervlakken waarvan de verf schilfert of
beschadigd is schoon en breng een laag verf of
roestbestrijdingsmiddel aan.
10. Zorg ervoor dat de batterij tot het juiste peil met water is
gevuld en volledig is opgeladen. De levensduur van de
batterij neemt toe als zij wordt verwijderd, op een koele
en droge plaats wordt bewaard en ongeveer een keer
per maand volledig wordt opgeladen. Als u de batterij
in de zitmaaier laat zitten, koppelt u de negatieve kabel
los.
11. Tap het brandstofsysteem volledig af of voeg een
brandstofstabiliseringsmiddel voor diesel toe aan het
brandstofsysteem. Als u ervoor hebt gekozen om
een brandstofstabiliseringsmiddel te gebruiken en
het brandstofsysteem niet hebt afgetapt, moet u alle
veiligheidsvoorschriften en voorzorgsmaatregelen voor
de berging opvolgen om de mogelijkheid van brand
door de ontsteking van dieseldampen te voorkomen.
Vergeet niet dat dieseldampen over grote afstand tot
WAARSCHUWING
Berg de zitmaaier nooit in een verwarmd hok
of in een besloten, slecht geventileerde ruimte
op wanneer er zich nog diesel in de motor of de
brandstoftank bevindt. Dieseldampen kunnen
tot bij een open vlam, vonk of waakvlam (zoals
een geiser, boiler, droger, enz.) drijven en een
explosie veroorzaken.
Wees voorzichtig in de omgang met diesel.
De brandstof is uiterst ontvlambaar en een
onzorgvuldige omgang zou in ernstige
brandwonden of aanzienlijke brandschade
kunnen leiden.
Tap brandstof buitenshuis af in een geschikt
recipiënt en uit de buurt van open vlammen of
vonken.
Gebruik
Not for
Reproduction
28
www.ferrisindustries.com
Figuur 13. De positie van de bestuurdersstoel aanpassen
A. Hendel om de positie van de bestuurdersstoel aan te
passen
Figuur 14. Afregeling van rij- en stuurhendel
A. Montagemateriaal voor uitlijning
B. Montagemateriaal voor positionering
C. Rijsnelheidshendel
Figuur 15. Bijregeling van de maximale snelheid
A. Bout voor bijregelen van maximale snelheid
B. Basis van rij- en stuurhendel
A
B
C
De Positie van de Bestuurdersstoel
Aanpassen
Zie figuur 13. De stoel kan vooruit of achteruit worden
geschoven. Beweeg de hendel (A, Afb. 2b) naar links, zet
de stoel in de gewenste stand en laat de hendel los om de
stoel in die stand te vergrendelen.
Afregeling van de Rijsnelheidshendels
De rijsnelheidshendels kunnen op drie manieren worden
afgeregeld. De uitlijning van de rij- en stuurhendels, de
stand van de hendels (hoe dicht de uiteinden bij elkaar
liggen) en de hoogte van de hendels kunnen worden
aangepast.
Om de uitlijning van de hendels bij te regelen
Draai de montagebouten (A, figuur 14) los en scharnier de
hendel(s) (C) om ze ten opzichte van elkaar uit te lijnen.
Om de stand van de hendels bij te regelen
Draai de tegenmoer los en regel de stelbout (B, figuur 14)
meer naar binnen of naar buiten bij om de afstand tussen de
hendeluiteinden aan te passen.
Om de hoogte van de hendels bij te regelen
Verwijder het montagemateriaal en breng de hendel
omhoog of omlaag ten opzichte van de oorspronkelijke
stand. U zal ook de uitlijning van de hendels moeten
bijregelen, zoals hoger beschreven.
Snelheidsafregeling
Als de zitmaaier naar rechts of links draait wanneer de
rijsnelheidshendels in de uiterste stand naar voren staan,
kan de maximale snelheid van elk van de hendels worden
bijgeregeld door aan de afstelbout(en) (A, figuur 15) te
draaien. Regel alleen de snelheid af van het wiel dat het
snelste draait.
Om de snelheid te verlagen van het snelste wiel
1. Draai de spanmoer los.
2. Draai de bout voor het bijregelen van de maximale
snelheid NAAR RECHTS om de snelheid te verlagen.
3. Draai de spanmoer weer vast wanneer u klaar bent met
de afregeling.
WAARSCHUWING
Regel de zitmaaier NIET bij zodat hij sneller
vooruit of achteruit kan rijden dan de snelheid
waarvoor hij ontworpen is.
B
A
Gebruik
A
Not for
Reproduction
29
Gebruik
WAARSCHUWING
Gebruik uw beide handen wanneer u de
schokdemperveren bijregelt. Zo vermijdt u
dat de sleutel wegglijdt terwijl u er druk op
uitoefent.
Afregeling van de ophanging
De schokdempvoorziening kan worden bijgeregeld om de
voorbelasting op de veren te variëren. Op die manier kan de
bestuurder altijd op dezelfde hoogte zitten voor het besturen
van de zitmaaier.
Gebruik minder voorbelasting voor lichte bestuurders.
Gebruik meer voorbelasting voor zware bestuurders.
Om de voorbelasting op de veren bij te regelen:
1. Parkeer de machine op een vlak, waterpas oppervlak.
Schakel de PTO uit, leg de motor stil en activeer de
parkeerrem.
2. Zie figuur 43. Steek het uiteinde van de bijgeleverde
Engelse sleutel (stuknummer 5022853) in de uitsparing
van de voorspanningsregeling. Houd de sleutel met
beide handen vast en draai NAAR RECHTS om de
voorbelasting te verhogen of NAAR LINKS om de
voorbelasting te verhogen. Zorg ervoor dat voor elk
paar schokdempers de voorbelasting aan de linker- en
rechterkant dezelfde is.
OPMERKING: De Engelse sleutel bevindt zich onder de
bestuurdersstoel. Achteraan moeten de banden worden
verwijderd om de achterophanging bij te regelen.
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de
ophanging achteraan harder in te stellen vanwege het
bijkomende gewicht van het opvangsysteem.
FRONT REAR
Figuur 16. Afregeling van de ophanging
VOORKANT ACHTERKANT
Not for
Reproduction
30
www.ferrisindustries.com
C
Figuur 17. De maaihoogte aanpassen
A. Maaihoogteregelpen
B. Voetpedaal van maaidekhefsysteem
C. Vergrendelingshendel van maaidekhefsysteem
B
A
OPTIONAL
POSITION
A
B
C
Figuur 18. Afregeling van voetpedaal
A. Voetpedaal van maaidekhefsysteem
B. Pedaalhouderlip
C. Montagemateriaal van pedaal
D. Optionele stand
De Maaihoogte Aanpassen
Met de maaihoogteregelpen (A, figuur 17) regelt u de
maaihoogte van het maaidek. De maaihoogte kan worden
ingesteld tussen 4,4 cm (1-3/4”) en 12,7 cm (5”) in stappen
van 0,64 cm (1/4”).
1. Druk het voetpedaal van het maaidekhefsysteem (B) in
tot hij in de stand 12,7 cm (5”) grijpt.
2. Steek de maaihoogteregelpen in de gewenste
maaihoogte.
3. Druk het voetpedaal van het maaidekhefsysteem in
en duw de vergrendelingshendel (C) vervolgens naar
rechts om de vergrendeling te ontgrendelen.
4. Laat het voetpedaal van het maaidekhefsysteem los tot
het tegen de maaihoogteregelpen rust.
Afregeling van voetpedaal
Het voetpedaal van het maaidekhefsysteem kan worden
afgestemd op de lengte van de bestuurder voor optimaal
comfort.
Om de stand van het pedaal bij te regelen:
1. Verwijder het voetpedaal (A, figuur 18) van de
pedaalhouderlip (B).
2. Verwijder het montagemateriaal (C) en draai de lip 180
graden.
3. Breng het bevestigingsmateriaal van het pedaal weer
aan en draai alles goed vast.
4. Monteer het voetpedaal in de juiste richting weer op de
pedaalhouderlip zoals afgebeeld in figuur 18.
D
Gebruik
Not for
Reproduction
31
Specificaties
OPMERKING: de technische specificaties zijn correct bij
het ter perse gaan en kunnen worden gewijzigd zonder
voorafgaande kennisgeving.
MOTOR:
Yanmar - 20 Bruto HP¹
Merk Yanmar
Model 3TNM68-AFS
Paardenkracht 20 bij 3600 tpm
Zuigerverplaatsing 784 cc
Elektrisch circuit 12 Volt, 40 amp wisselstroomdynamo,
batterij: 500 amp. startsterkte
(bij koude start)
Oliereservoir 3,5 liter (3,7 US qt.)
Yanmar - 24 Bruto HP¹
Merk Yanmar
Model 3TNM72-Axx
Paardenkracht 24 bij 3600 tpm
Zuigerverplaatsing 905 cc
Elektrisch circuit 12 Volt, 40 amp wisselstroomdynamo,
batterij: 500 amp. startsterkte
(bij koude start)
Oliereservoir 3,1 liter (3,3 US qt.)
¹Nominaal vermogen: Het daadwerkelijk geleverde aantal pk zal
hoogstwaarschijnlijk lager zijn als gevolg van gebruiksbeperkingen
en omgevingsfactoren.
CHASSIS:
Brandstoftank Inhoud: totaal 41,6 liter (11 gallon)
Achterwielen Bandenmaat: 22 x 10,00 -10
(122 & 132 cm maaidek)
Bandenmaat: 22 x 11,00 -10 (155 cm maaidek)
Bandenspanning: 1,24 bar (18 psi)
Voorwielen Bandenmaat: 13 x 5,00 - 6
Bandenspanning: 1,72 bar (25 psi)
TRANSMISSIES:
(S/N: 2014390038 & Onder):
Hydro-Gear HGM-12E-3131 / PG-3H
(S/N: 2014390039 & Boven):
Hydro-Gear TF0240LS081AAKZ (RH) / PG-3H
Hydro-Gear TF0240LS080AAKZ (LH) / PG-3H
Type Pomp- en wielmotor
Hydrauliekvloeistof Mobil 1™ 15W-50 synthetische olie of
Castrol Syntec™ 5W-50 olie
Snelheden bij 3400 tpm vooruit: 0-16,09 km/u (0-10 MPH)
achteruit: 0-8,05 km/u (0-5 MPH)
AFMETINGEN:
Totale lengte 211 cm (83”)
Totale breedte 154 cm (61”) - 122 cm maaidek
165 cm (65”) - 132 cm maaidek
188 cm (74”) - 155 cm maaidek
Hoogte 178 cm (70”) met rechtopstaande rolbar
Gewicht (ongeveer.)
met 122 cm maaidek 665 kg (1467 lbs.)
met 132 cm maaidek 684 kg (1507 lbs.)
met 155 cm maaidek 710 kg (1567 lbs.)
Technische specificaties
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
5410603ANL Rev -
BRIGGS & STRATTON PRODUCTEN GARANTIEBELEID September 2012
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton garandeert dat het gedurende de hieronder opgegeven garantieperiode alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten gratis
zal repareren en/of vervangen. Transportkosten voor onderdelen die zijn ingezonden voor reparatie of vervanging onder deze garantie komen ten laste van de koper
Deze garantie is geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en voorwaarden Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende servicedealer
vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op WWW.FERRISINDUSTRIES.COM. De koper moet contact opnemen met de erkende servicedealer en vervolgens het
product beschikbaar stellen aan de erkende servicedealer voor onderzoek en tests.
Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing. Impliciete garanties zoals verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel zijn beperkt
tot één jaar vanaf aankoop of tot mate die door de wet is toegestaan. Alle andere impliciete garanties zijn uitgesloten. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voor zover dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen staan geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete
garantie geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of beperking toe voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger vermelde beperking en
uitsluiting misschien niet op u van toepassing is. Deze garantie verleent u specifieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die per staat of
per land verschillen.**
GARANTIEPERIODE
* Onderdelen betrokken bij emissie vallen onder de Emissie-garantieverklaring.
** In Australië: onze goederen worden geleverd met garanties die onder de Australische consumentenwetgeving niet kunnen worden uitgesloten. U hebt recht op
vervanging of terugbetaling voor een grote storing en voor compensatie voor alle andere redelijk te voorziene verliezen of schade. U hebt ook het recht om de goederen
te laten repareren of vervangen als de goederen niet van een aanvaardbare kwaliteit zijn en de schade niet een belangrijke storing is. Voor garantieservice kunt u de
dichtstbijzijnde erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op WWW.FERRISINDUSTRIES.COM/AU, of door 1300 274 447 te bellen, of door een
e-mail of brief te sturen aan salesenquires@briggsandstratton.com.au, Briggs & Stratton Australia Pty Ltd, 1 Moorebank Avenue, NSW, Australia, 2170.
De garantieperiode gaat in op de datum van aankoop door de eerste kleinhandelsgebruiker en is geldig gedurende de tijdsperiode vermeld in de tabel hierboven.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs. Indien u geen
bewijs van de eerste aankoopdatum kunt overleggen op het moment dat om garantieservice verzocht wordt, dan zal de fabricagedatum van het product
gebruikt worden om de garantieperiode te bepalen.
OVER UW GARANTIE
U kunt altijd een beroep doen op onze reparatie onder garantie en we verontschuldigen ons voor het geleden ongemak. De garantieservice is uitsluitend beschikbaar via
erkende servicedealers van FERRIS. De meeste garantie zal routinematig afgehandeld worden, maar soms zijn verzoeken om garantieservice niet billijk Deze garantie
geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie,
normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt op een manier die
niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer
op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan
inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema's in de gebruikershandleiding en voor service- en
reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-
originele onderdelen valt niet onder de garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze garantie dekt geen
reparaties wanneer normaal gebruik de levensduur van een onderdeel of machine heeft uitgeput. Onderdelen die moeten worden onderhouden en aan slijtage onderhevig
zijn zoals filters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken) vallen niet onder de garantie als het uitsluitend om slijtagekenmerken gaat,
maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt
door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, vastzittende kleppen etc) valt niet onder de garantie.
Andere uitsluitingen - Deze garantie is niet op toepassing van schade als gevolg van ongelukken, misbruik, modificaties, veranderingen, onjuist onderhoud, bevriezen
of chemisch verval. Toevoegingen of toebehoren die oorspronkelijk niet met het product zijn meegeleverd, zijn eveneens uitgesloten. Er is geen garantiedekking voor
apparatuur gebruikt voor primair vermogen in plaats van een krachtinstallatie of op apparatuur die gebruikt wordt in toepassingen voor life support. Deze garantie sluit
defecten uit die te wijten zijn aan overmacht en andere niet te voorziene gebeurtenissen waarop de fabrikant geen invloed heeft.
Gedekte onderdelen Standaard garantieperiode Garantieperiode huur
Rijdende grasmaaiers 4 jaar (48 maanden) of 500 uur, wat het eerst komt.
Onbeperkte uren gedurende de eerste 2 jaar (24 maanden)
(+Behalve zoals hieronder gemeld)
90 dagen
Loopmaaiers
(snijbreedte groter dan 75 cm)
2 jaar (24 maanden) onbeperkte uren
(+Behalve zoals hieronder gemeld)
90 dagen
+Riemen, banden, remblokken, slangen,
accu, messen
90 dagen 90 dagen
+Hulpstukken 1 jaar 90 dagen
+Motor* Zie motorhandleiding Zie motorhandleiding
Not for
Reproduction
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Om zijn as draaiende
dieselzitmaaier
van modelreeks IS2500Z
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Simplicity 5900993 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor