Simplicity DUTCH LANGUAGE Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

5103375
Herziening -
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
Modelnummer: Beschrijving:
IS1500Z
5900577 IS1500ZKAV1944CE
5900578 IS1500ZKAV1944RDCE
IS1500ZX
5900999 IS1500ZXKAV2452RDCE
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Om zijn as draaiende
zitmaaier
van modelreeks IS1500Z
Not for
Reproduction
Hartelijk dank voor uw aankoop van dit kwaliteitsproduct. Wij zijn blij dat u vertrouwen hebt gesteld in het merk
Ferris. Als u uw product gebruikt en onderhoudt volgens de instructies in deze handleiding, zal uw product u vele
jaren lang trouw van dienst zijn.
In deze handleiding vindt u veiligheidsinformatie om u bewust te maken van de gevaren en risico’s die
gepaard gaan met deze machine en hoe u ze kan vermijden. Deze machine is ontworpen en bedoeld om in
overeenstemming met deze handleiding te worden gebruikt en onderhouden, en door opgeleide professionele
gebruikers te worden bestuurd en bediend om aangelegde gazons een afwerkingsmaaibeurt te geven; deze
machine is voor geen enkel ander doel bedoeld. Het is belangrijk dat u deze instructies grondig leest en volledig
begrijpt voor u deze machine probeert te starten of gebruiken. Bewaar deze originele handleiding voor
toekomstig gebruik.
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Copyright © 2011 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA. Alle rechten voorbehouden.
Het Ferris-logo is een handelsmerk van Briggs &
Stratton Corporation Milwaukee, WI, USA.
Contactgegevens:
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 N. Main St.
Munnsville, NY 13409
(800) 933-6175
www.ferrisindustries.com
MOTORREFERENTIEGEGEVENS
Modelnummer van het toestel
PRODUCTREFERENTIEGEGEVENS
SERIENUMMER van het toestel
Naam van de verdeler
Aankoopdatum
Merk van de motor
Motormodel
Modelnummer van het maaidek
SERIENUMMER van het maaidek
Motortype/-specificaties
Code/serienummer van de motor
Zie pagina 11 voor de plaats van de identificatienummers
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit product bevatten
chemische stoffen waarvan bekend is in de staat
Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen of
een ander voortplantingsrisico veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en
verwante accessoires bevatten lood en
loodverbindingen, wat chemische stoffen zijn
waarvan in de staat Californië bekend is dat
ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico
veroorzaken. Was uw handen na gebruik.
Not for
Reproduction
Inhoudsopgave
Gebruiksveiligheid ............................................. 2
Identificatienummers .............................................11
Waarschuwingsstickers ........................................12
Veiligheidspictogrammen ......................................13
Veiligheidsvergrendelsysteem ..............................15
Functies en bedieningselementen .................. 16
Bedieningsfuncties ................................................16
Gebruik .............................................................. 18
Algemeen ..............................................................18
Controles voor het starten ....................................18
De motor starten ...................................................19
De zitmaaier stilleggen .........................................19
De zitmaaier met de hand voortduwen .................19
Het rijden met de om zijn as draaiende
zitmaaier inoefenen ...............................................20
Maaien ..................................................................22
Aanbevelingen voor het maaien ...........................22
Maaimethodes ......................................................23
Een aanhanger bevestigen ...................................24
De rolbar rechtzetten en neerleggen ....................25
De positie van de bestuurdersstoel aanpassen ....25
Afregeling van de rijsnelheidshendels ..................26
De maaihoogte aanpassen ...................................26
Afregeling van voetpedaal ....................................26
Afregeling van de ophanging ................................27
Controleer de bandenspanning ............................27
Berging ..................................................................28
Starten na langdurige berging ..............................28
Technische specificaties ................................. 29
Hellingbepalingsgids ....................................... 30
OPMERKING: in deze handleiding gelden de
aanduidingen “links” en “rechts” zoals gezien vanuit het
gezichtspunt van de gebruiker.
1
Not for
Reproduction
2
Gebruiksveiligheid
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur toestel
voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn ontworpen en
gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche geldende normen
inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van opleiding voor
uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de gebruiker
ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet goed wordt
onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat u verantwoordelijk
bent voor uw veiligheid en die van personen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet met
zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige manier met
het door u gekozen toestel kan worden uitgevoerd, vraagt u raad aan een
vakman: neem contact op met uw erkende verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn
VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet
zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het
toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de
volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook het volledige
hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen
voordoen. Laat ze niet in de buurt komen van
de plaats waar u het toestel gebruikt. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en
het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst zag. Als het risico
bestaat dat kinderen in de buurt komen van waar u
aan het maaien bent, laat u een verantwoordelijke
volwassene op hen passen.
Not for
Reproduction
3
Gebruiksveiligheid
Gebruik op hellingen
Het gebruik van de machine op hellingen kan gevaarlijk zijn. Als u het
toestel op een helling gebruikt die te steil is en waarop uw wielen niet
voldoende grip hebben (en u bijgevolg onvoldoende controle) kan u de
controle over het stuur en de zitmaaier verliezen en mogelijk omkantelen.
U mag de zitmaaier niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil
van meer dan 1.6 meter (5.4 foot) over een afstand van 6 meter (20 foot) of
15°.
Maai hellingen altijd overlangs, nooit in de hellingsrichting (om de tractie
op de wielen niet te verliezen) en maak geen scherpe bochten en verander
niet bruusk van snelheid. Rijd trager en wees uiterst voorzichtig op ALLE
hellingen.
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed is op hoe
veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de zitmaaier op natte of gladde
hellingen gebruikt, kan de maaier beginnen glijden en kan u de controle
over de zitmaaier en het stuur verliezen. Gebruik de machine niet op
hellingen die glad of nat zijn of waarvan de grond zacht is.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling
ziet u er beter van af. Het is het risico niet waard.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen
afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander ernstig
gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien gebied op te ruimen en
objecten die weggeslingerd zouden kunnen worden te verwijderen VOOR u
begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait! Als toch iemand
in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot die perso(o)n(en) weer
weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of
iemand anders zich kan verwonden. Als u echter in de
bestuurderszone blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten) en de
veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft, is het toestel
veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat
zijn om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de
buurt van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor dat alle
veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en schakelaars)
zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken
is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de
bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET om
het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem onmiddellijk
contact op met uw verdeler als het systeem niet alle tests
van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze
handleiding vindt.
Not for
Reproduction
4
Gebruik van de rolbar
Houd de rolbar in de opstaande stand en maak de
veiligheidsgordel vast. Als de rolbar naar beneden is, is er
geen kantelbeveiliging! Spring niet van de zitmaaier als hij
overhelt (het is veiliger om u door de veiligheidsgordel en de
rechtopstaande rolbar te laten bescherme).
Leg de rolbar alleen neer wanneer dat noodzakelijk is
(bijvoorbeeld om even onder een laag overhangend object
te kunnen rijden) en verwijder de rolbar NOOIT. Gebruik de
veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar beneden is.
Zet de rolbar weer recht zodra er voldoende plaats voor is.
Grondkeringen, steile
dalingen en water
Grondkeringen en hoogteverschillen in de buurt van
trappen en water vormen een vaak voorkomend
gevaar. Blijf minstens twee maaibreedtes uit de buurt
van deze risicoplaatsen en maai het gras op die
plaatsen met een (zelftrekkende) duwmaaier of een
trimmer met draadspoel. Wielen die over de rand
van grondkeringen, randen, grachten of wallen of in
water glijden kunnen de zitmaaier doen kantelen wat
tot ernstige verwondingen de dood of verdrinking kan
leiden.
Overhangende obstakels
Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk
object dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen
met lage overhangende obstakels, zoals takken van
bomen of elektrische kabels.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
5
Gebruiksveiligheid
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend
buitenshuis en uit de buurt van niet-
geventileerde ruimtes zoals in garages en
gesloten aanhangwagens. De motor stoot
giftig koolmonoxidegas uit en langdurige
blootstelling in een besloten ruimte kan tot
ernstige letsels en de dood leiden.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor stilleggen en
de sleutel uit het contact halen voor u de machine schoonmaakt,
bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar. Rook niet
terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine bijvult . Vul geen
brandstof bij wanneer de motor nog warm is of draait. Laat de
motor ten minste 3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage of
andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen brandstof
bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u de machine
gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden bewaard
die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties
van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en
olieresten opstapelen of afzetten in en op het toestel. Voer
zeker de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding
staan, en in het bijzonder het periodieke testen van het
veiligheidssysteem.
Not for
Reproduction
6
GEBRUIK
1. Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
2. Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf
uit de buurt van gaten en verborgen gevaren.
3. Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de
vrijloopstand staan en dat de parkeerrem geactiveerd
is voor u de motor start. Start de motor alleen vanop de
bestuurdersstoel. Gebruik de veiligheidsgordel als uw
machine ermee is uitgerust.
4. Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer
u al lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u
achteruit loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet.
Als u niet voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
5. Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen.
Vergeet niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen
te rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de
stabiliteit van de machine in het gedrang brengen. Wees
voorzichtig als u in de buurt van steile dalingen werkt.
6. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
7. Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier
en richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier
niet zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij
de afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
8. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u op hellingen van richting verandert.
9. Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
10. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd
de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en
haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier
stapt. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
11. Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
12. Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht,
correct zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
13. Gebruik de machine nooit met rechtopstaande,
verwijderde of gewijzigde deflector, tenzij u een
grasopvangzak gebruikt.
14. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op.
15. Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat
de hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen
uit, activeer de parkeerrem en leg de motor stil voor
u de bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook
moge zijn, met inbegrip van het leegmaken van een
grasopvangzak of het verwijderen van verstoppingen
van de trechter.
16. Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen
voelt. Herstel indien nodig voor u doorgaat met het
maaien.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
18. Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om
er zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg
bevindt.
19. Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en
TRAINING
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding
en op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef
ze ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici
de taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen
is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen
uitleg te geven bij dit materiaal.
2. Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van
deze machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
3. Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding
hebben gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar om de gebruikers een opleiding te geven.
4. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
5. Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen met
of aan deze machine werken. In de plaatselijke
voorschriften kan een minimumleeftijd zijn vastgelegd
voor de operator.
6. De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels
met gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen
voorkomen en is hiervoor verantwoordelijk.
7. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van
60 jaar betrokken zijn in een groot percentage van
ongevallen met zitmaaiers die letselschade tot gevolg
hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten
nagaan of zij in staat zijn om de zitmaaier voldoende
veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden
voor ernstige verwondingen.
VOORBEREIDING
1. Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken
en appendages nodig zijn om de taak naar behoren
en op een veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen
hulpstukken en appendages die door de fabrikant zijn
goedgekeurd.
2. Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
3. Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
4. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
a) Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
b) Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor draait. Laat de motor
afkoelen voor u brandstof bijvult. Rook niet.
c) Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld
of afgetapt.
5. Controleer of de voorzieningen die nagaan of
de bestuurder op de bestuurdersstoel zit, de
veiligheidsschakelaars en beschermkappen zijn
aangebracht en naar behoren werken. Gebruik de
machine niet tenzij ze naar behoren werken.
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na. Het niet naleven van deze voorschriften
kan ertoe leiden dat u de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware verwondingen
of de dood van u of personen in de buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere
voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en voorwerpen in het
rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of
waarschuwingen die nageleefd moeten worden.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
7
Gebruiksveiligheid
omstanders uit de buurt.
20. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of
drugs.
21. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt.
Stop de maaibladen als u niet aan het maaien bent.
22. Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
23. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
24. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er
zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier
bevinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren,
gras of brandbare materialen.
25. Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het dragen
van gehoorbescherming verplicht zijn bij blootstelling
aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA gedurende
een periode van 8 uur.
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking
tot ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot
ernstige letsels en de dood kunnen leiden. Op elke helling is
extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit
op kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de
helling, rijdt u beter niet met de zitmaaier op die helling.
Wat u wel moet doen:
1. Maai hellingen overdwars, en niet in de hellingsrichting.
2. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
3. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein
oneffen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen
door hoog gras aan het zicht worden onttrokken.
4. Houd een lage snelheid aan. Kies een lage snelheid
zodat u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te
veranderen terwijl u zich op de helling bevindt.
5. Wees extra voorzichtig met grasopvangzakken of
andere hulpstukken. Zij kunnen gevolgen hebben voor
de stabiliteit van de machine.
6. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk
uit. Verander niet bruusk van snelheid of richting.
7. Neem contact op met uw erkende verdeler voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
Wat u niet mag doen:
1. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien.
Als de banden hun grip verliezen (d.w.z. als de
voorwaartse beweging van de zitmaaier op een helling
stopt), schakelt u het blad/de bladen (PTO) uit en rijdt u
langzaam van de helling.
2. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk,
en draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar
omhoog. Maai hellingen nooit van boven naar beneden.
3. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of
wallen. De operator zou zijn steun en evenwicht kunnen
verliezen en de grasmaaier zou plotseling kunnen
kantelen als een wiel over de rand van een klif of gracht
raakt of als een rand inzakt.
4. Maai niet als het gras nat is. Onvoldoende steun of
tractie kan ertoe leiden dat u gaat glijden.
5. Probeer de machine niet te stabilizeren door uw voet op
de grond te zetten (bij zitmaaiers).
6. Maai niet op overdreven steile hellingen.
7. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
8. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden.
AANHANGUITRUSTING (ZITMAAIERS)
1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats
dan op de bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake
de gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het
slepen op hellingen. Zie Een aanhangwagen bevestigen
onder GEBRUIK.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te
rijden.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de
gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid
van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de
machine en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen
op de plaats blijven waar u ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien
bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene
goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de
buurt komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en
naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan
merken.
OPGEPAST
Deze machine produceert een
geluidsniveau van meer dan 85 dBA
aan het oor van de gebruiker en kan
gehoorverlies veroorzaken bij langdurige
blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de
machine werkt.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer u van
richting verandert en START OF STOP NIET OP
EEN HELLING.
*Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Deze
grens is vastgesteld met behulp van CEN-norm EN 836:1997, Sectie 5.2.2
en is gebaseerd op de testprocedure voor stabiliteit EN 836, beschreven
in Sectie 4.2.4.2. De “stabiliteitsgrens” van 15 graden komt overeen met
50% van de hoek waarbij de machine van de grond los kwam in statische
testen. Werkelijke dynamische stabiliteit kan afwijken, afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de machine gebruikt wordt.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken
in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust
met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in
Section 4442, die in goede staat wordt gehouden.
In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een
erkende servicedealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw motor
is geïnstalleerd.
Not for
Reproduction
8
Gebruiksveiligheid
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de
bladen is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen
en ernstig gewond raken of de veilige bediening van
de zitmaaier kunnen hinderen. Kinderen die ooit al
mee hebben mogen rijden kunnen plotseling in het
maaigebied opduiken voor nog een ritje en daarbij
vooruit of achteruit omver worden gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het
zicht kunnen beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemische stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde
hoeveelheden kanker of aangeboren afwijkingen
veroorzaken of het voortplantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode
en luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
ONDERHOUD
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen te
voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij de omgang
met brandstof. Benzine is uiterst ontvlambaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de
buurt van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de
vrachtwagen of aanhangwagen en vul ze op de grond
bij. Als dat niet mogelijk is, vult u de toestellen op een
aanhangwagen bij met een draagbare houder in plaats
van met een benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van
de brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid.
Gebruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf
open houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet
proberen te starten maar verplaatst u de machine
weg van de plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u
het creëren van elke mogelijke ontstekingsbron tot de
brandstofdampen zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
1. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
2. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor
het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor
zowel korte als lange periodes opbergt.
3. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor
de correcte opstartprocedures wanneer u het toestel
opnieuw in gebruik neemt.
4. Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser.
Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
5. Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of
het transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van
vlammen en tap brandstof niet binnenshuis af.
6. Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
7. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
8. Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutel uit het contact of maak de kabel van de
ontstekingsbougie los. Wacht tot alles tot stilstand is
gekomen voor u de machine afregelt, schoonmaakt of
herstelt.
9. Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
10. Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en
berg ze niet op in de buurt van een vlam.
11. Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp
raakt. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
12. Parkeer de machine op een plaats waar de bodem
waterpas is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de
machine werken.
13. Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen
wanneer dat nodig is.
14. Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
15. Koppel de batterij af of verwijder de
ontstekingsbougiekabel voor u herstellingen uitvoert.
Koppel eerst de negatieve pool af en daarna de
positieve. Sluit eerst de positieve pool weer aan en pas
daarna de negatieve.
16. Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert.
Omwikkel het blad/de bladen of draag handschoenen en
wees voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt.
Vervang de bladen. Recht en las ze nooit.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
18. Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit
de buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van
de batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en
gebruik geïsoleerd gereedschap.
19. De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig
aan slijtage, beschadiging en verval, waardoor
bewegende delen bloot kunnen komen te liggen of
voorwerpen in het rond kunnen worden geslingerd.
Controleer de onderdelen regelmatig en vervang ze
wanneer nodig door onderdelen die door de farbikant
worden aanbevolen.
20. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en
herstel waar nodig.
21. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
22. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
Not for
Reproduction
9
Gebruiksveiligheid
23. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
24. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel
uit te voeren tenzij u daarvoor de nodige
opleiding hebt genoten. Onjuiste onderhouds- en
herstellingsprocedures kunnen leiden tot gevaar
tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en het
vervallen van de fabrieksgarantie.
25. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en
motoren: WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die
onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige verwondingen
te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder
de huid terecht is gekomen, moet ze binnen de paar
uren chirurgisch worden verwijderd door een arts die
vertrouwd is met dit soort letsels, want anders kan
gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en
handen uit de buurt van de pengaten of spuitopeningen
die hydrauliekvloeistof onder hoge druk uitstoten.
Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken
optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
26. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige
lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door
een bevoegd technicus worden verwijderd.
27. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde
energie. Om ernstige lichamelijke letsels door warme
koelvloeistof of ontsnappende stoom te voorkomen, mag
u de dop van de radiator nooit proberen te verwijderen
terwijl de motor draait. Leg de motor stil en wacht tot hij
is afgekoeld. Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn
wanneer u de dop verwijdert.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK VAN
DE ROLBAR
Voor modellen die zijn uitgerust met het door de fabrikant
geïnstalleerde kantelbeveiligingssysteem (“Roll Over
Protection System” of “ROPS”).
WAARSCHUWINGEN MET BETREKKING TOT HET
GEBRUIK
Gebruik altijd de veiligheidsgordel als de rolbar rechtstaat.
• Gebruik de veiligheidsgordel nooit als de rolbar is
neergelegd.
• Vergeet niet dat er geen kantelbeveiliging is wanneer
de rolbar is neergelegd. Daarom is het belangrijk dat de
rolbar altijd wanneer dat mogelijk is in rechtopstaande
stand wordt gehouden.
• Laat de rolbar alleen in de ligstand zakken wanneer dat
absoluut noodzakelijk is.
• Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk
object dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen
met lage overhangende obstakels, zoals takken van
bomen of elektrische kabels.
WAARSCHUWING
Om ernstige verwondingen en de dood
ten gevolge van omkantelen te voorkomen
is het belangrijk dat u zich houdt aan de
onderstaande waarschuwing.
• Verwijder de rolbar nooit van het voertuig.
• Overschrijd het maximaal toegelaten machinegewicht
van de rolbar niet.
• Lees en volg alle instructies hieronder met betrekking tot
de inspectie en het onderhoud van de rolbarstructuur en
de veiligheidsgordel.
INSPECTIE VAN DE BEVEILIGINGSSTRUCTUUR
VAN DE ROLBAR
Net als elke andere veiligheidsvoorziening moet EEN
ROLBAR periodiek worden geïnspecteerd om na te gaan
of de integriteit van de voorziening niet te lijden heeft gehad
onder het normale gebruik van de machine, misbruik, slijtage
door de ouderdom, wijzigingen of een kanteling.
Om de kantelbeveiliging voor de bestuurder en de
doeltreffendheid van de rolbar te behouden:
• Als een ROLBAR om welke reden dan ook, bijvoorbeeld
een aanrijding, kanteling of impact, beschadigd
raakt, moet de ROLBAR worden vervangen. Kleine,
onzichtbare scheurtjes kunnen de doeltreffendheid van
de ROLBAR beperken. Las, recht of herstel de ROLBAR
nooit.
• Breng nooit wijzigingen aan de ROLBAR aan door er
iets op te lassen of door er extra gaten in te boren.
VOOR HET EERSTE GEBRUIK - Inspecteer de
structuur en het montagemateriaal van de ROLBAR op
de volgende punten:
1) Vergewis u ervan dat het brutovoertuiggewicht van
de machine, inclusief hulpstukken, beperkte nuttige
lading, brandstof en de bestuurder, het maximaal
toegelaten gewicht op het label van de ROLBAR niet
overschrijdt.
2) Vergewis u ervan dat al het bevestigingsmateriaal
op zijn plaats zit, onbeschadigd is en stevig vastzit.
3) Vergewis u ervan dat de ROLBAR correct en
volledig werd geïnstalleerd.
ELKE 100 UUR - Inspecteer de structuur en het
montagemateriaal van de ROLBAR op de volgende
punten:
1) Eventuele scheuren/barsten in de structuur
(constructiedelen en/of lasnaden).
2) Aanzienlijke roestvorming op een deel van
de structuur van de ROLBAR of van het
montagemateriaal.
3) Ontbrekend, beschadigd of loszittend
montagemateriaal.
4) Montagemateriaal dat van lagere kwaliteit is dan
gespecificeerd.
5) Dat het brutovoertuiggewicht van de machine,
inclusief hulpstukken, beperkte nuttige lading,
brandstof en de bestuurder, het maximaal
toegelaten gewicht op het label van de ROLBAR niet
overschrijdt.
6) Wijzigingen die mogelijk zijn aangebracht, zoals niet
toegelaten lasnaden of boorgaten.
7) Mogelijke permanente vervorming of verdraaiing van
de structuur van de ROLBAR.
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en
onderhouden van beschermingsstructuur van
de rolbar kan leiden tot ernstige verwondingen
en de dood.
Not for
Reproduction
10
INSPECT BUCKLE
& LATCH
INSPECT WEBBING
Gebruiksveiligheid
8) Dat het label van de ROLBAR zich nog steeds op
zijn plaats bevindt en leesbaar is.
9) Dat de waarschuwingsstickers met betrekking tot de
ROLBAR zich nog steeds op de ROLBAR bevinden
en leesbaar zijn.
• Als u twijfelt aan de toestand van de ROLBAR neemt
u de machine uit dienst en neemt u contact op met uw
verdeler voor bijstand.
INSPECTIE EN ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE ROLBAR
• Net als de ROLBAR moet de veiligheidsgordel
periodiek worden geïnspecteerd om na te gaan of de
integriteit ervan niet te lijden heeft gehad onder het
normale gebruik van de machine, misbruik, slijtage
door de ouderdom, wijzigingen of een kanteling. Als de
veiligheidsgordel niet alle onderstaande tests doorstaat,
moet hij worden vervangen.
VOOR ELK GEBRUIK – Onderwerp de
veiligheidsgordel en het oprolmechanisme aan de
volgende inspectie met bijhorend onderhoud:
1) Controleer het oprolmechanisme op de
aanwezigheid van vuil en afvalmateriaal. Als u vuil of
afvalmateriaal aantreft, moet u het verwijderen.
2) Controleer of het oprolmechanisme gemakkelijk en
volledig oprolt.
3) Controleer alle onderdelen van de veiligheidsgordel
op beschadiging, zoals kerven, scheuren, losse
stiksels of rafeling.
4) Controleer of de gesp en de sluiting naar behoren
werk en de gespplaat niet overdreven versleten
of vervormd is en of de sluiting niet beschadigd of
gescheurd/gebarsten is. De veiligheidsgordel moet
gemakkelijk vast- en losklikken.
INSPECTEER DE
GESP EN DE SLUITING
INSPECTEER HET
GORDELMATERIAAL
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en
onderhouden van de veiligheidsgordel kan
leiden tot ernstige verwondingen en de dood.
Not for
Reproduction
SAMPLE
SAMPLE
Identificatieplaatje van de
zitmaaier
11
USA
Model xxxxxxx
Serial xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
20xx
kg:
kW:
xxxx
xxx
x.xx
max
XXX
BRIGGS & STRATTON CORP.
POWER PRODUCTS GROUP, LLC
MILWAUKEE, WI 53201 USA
S
S
AMPLE
AMPLE
CE
Model xxxxxxx
Serial xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
20xx
kg:
kW:
xxxx
xxx
x.xx
max
XXX
BRIGGS & STRATTON CORP.
POWER PRODUCTS GROUP, LLC
MILWAUKEE, WI 53201 USA
A
B
C
D
E
F
I
J
H
G
Identificatienummers
Gebruiksveiligheid
Wanneer u contact opneemt met uw erkend
verdeler voor reserveonderdelen, herstellingen
of informatie, MOET u over deze nummers
beschikken.
Noteer uw modelnummer/serienummer en
serienummers van uw motor in de daartoe voorziene
ruimte zodat u ze bij de hand hebt. Deze nummers
vindt u op de in figuur 1 afgebeelde plaatsen.
Markeringen van het
CE-identificatielabel
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. De Beschrijving van het product
C. Serienummer
D. Adres van de fabrikant
E. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten
wordt voldaan)
F. Jaar van fabricage
G. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
H. Nominaal vermogen in kilowatt
I. Gewicht van het toestel in kilogram
J. Geluidsniveau in decibel *
Deze machine voldoet aan de Europese
geharmoniseerde norm 836 voor grasmaaiers,
de Europese machinerichtlijn 2006/42/EC
en de Europese richtlijn 2004/108/EC inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
* Getest volgens 2000/14/EC
Not for
Reproduction
12
www.ferrisindustries.com
Gebruiksveiligheid
Waarschuwingsstickers
Deze machine is ontworpen en gefabriceerd om u de
veiligheid en de betrouwbaarheid te bieden die u verwacht
van een toonaangevende onderneming in de sector van de
productie tuingereedschap met motoraandrijving.
Hoewel u over de basiskennis beschikt voor het veilig
en effectief gebruiken van deze machine wanneer u de
handleiding en de veiligheidsvoorschriften erin leest, hebben
wij diverse veiligheidsstickers op de machine aangebracht
om u aan die belangrijke informatie te herinneren wanneer u
met uw machine werkt.
Alle informatie op uw zitmaaier met de melding GEVAAR,
WAARSCHUWING en OPGEPAST en met instructies moet
zorgvuldig worden gelezen en nauwgezet worden nageleefd.
Als u de instructies niet naleeft kan dat tot lichamelijke
letsels leiden. De informatie is voor uw veiligheid en is
belangrijk! De veiligheidsstickers die u op deze pagina ziet
bevinden zich op uw zitmaaier en het maaidek.
Als een van deze stickers weg of beschadigd is, vervangt u
hem meteen. Neem contact op met uw plaatselijke verdeler
voor reservestickers.
De stickers kunnen gemakkelijk worden aangebracht en
dienen als constante visuele herinnering voor u en anderen
die de machine bedienen dat veiligheidsvoorschriften die
nodig zijn voor een veilig en effectief gebruik moeten worden
nageleefd.
9
9
1
4 , 5
6
2
2
7
8
8
7
3
1
23
4
9
56
78
Not for
Reproduction
13
Gebruiksveiligheid
1
8
9
10
7
5
3
2
6
4
1. WAARSCHUWING: lees en begrijp de
gebruikershandleiding voordat u deze machine
gebruikt. Weet waar alle bedieningselementen
zich bevinden en hoe deze werken. Gebruik deze
machine alleen als u voldoende kennis hebt.
2. WAARSCHUWING: raadpleeg de technische
documentatie voordat u technische reparaties of
onderhoud verricht. Als u de machine verlaat, schakel
de motor dan uit, trek de handrem aan en verwijder
de contactsleutel.
3. GEVAAR - GEVAAR VOOR AMPUTATIE EN
AFSCHEUREN VAN LEDEMATEN: om letsel van
ronddraaiende snijmessen en bewegende delen te
voorkomen, moeten de veiligheidsvoorzieningen
(beschermplaten, schermen en schakelaars)
aanwezig zijn en goed werken.
4. GEVAAR - VERLIES VAN TRACTIE, STABILITEIT,
STUREN EN BEDIENEN OP HELLINGEN: als de
machine op een helling niet meer vooruit rijdt en
begint weg te glijden, stop dan de snijmessen en rijd
langzaam de helling af.
5. GEVAAR - AMPUTATIEGEVAAR: maai niet als
kinderen of andere personen in de buurt zijn. Laat
niemand meereden, met name kinderen, zelfs als de
snijmessen zijn uitgeschakeld. Maai niet achteruit,
tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk omlaag en achter u,
voordat en terwijl u achteruitrijdt.
6. GEVAAR - GEVAAR VOOR KANTELEN EN
WEGGLIJDEN: maai hellingen horizontaal, nooit op
en neer. Maai niet op hellingen van meer dan 15°.
Voorkom plotselinge en scherpe (snelle) bochten
op hellingen. Deze grenswaarde is afkomstig uit de
CEN-norm EN 836:1997, lid 5.2.2 en is gebaseerd
op de stabiliteitstest die in lid 4.2.4.2 van EN 836 is
beschreven. De 15° “stabiliteitsgrens” is gelijk aan
50% van de hoek waarbij de machine bij statische
tests werd gelanceerd. De werkelijke dynamische
stabiliteit kan verschillen afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden.
7. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Houd omstanders en kinderen op
een veilige afstand. Verwijder voorwerpen die door
het snijmes weggeslingerd kunnen worden. Maai
alleen met aangebrachte afvoertrechter.
8. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Maai niet zonder dat de
afvoertrechter of de gehele grasopvangzak is
aangebracht.
9. GEVAAR - GEVAAR VAN AMPUTATIE EN
WEGVLIEGENDE VOORWERPEN: Om letsel van
ronddraaiende snijmessen te voorkomen, mogen
u en anderen niet in de buurt van de rand van het
maaidek komen.
10. GEVAAR: BRANDGEVAAR: Zorg dat de machine
vrij is van gras, gebladerte en olieresten. Voeg geen
brandstof toe terwijl de motor draait of heet is. Stop
de motor en laat hem ten minste 3 minuten afkoelen
alvorens brandstof toe te voegen. Voeg nooit
brandstof toe binnenshuis of in een afgesloten trailer,
garage of andere afgesloten ruimtes. Neem gemorste
brandstof op. Rook niet als deze machine bedient.
Not for
Reproduction
14
www.ferrisindustries.com
Gebruiksveiligheid
Waarschuwing: Brandgevaar
Houd kinderen, open vlammen en
vonken uit de buurt van de accu,
anders zouden de explosieve gassen
kunnen ontbranden.
Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken
Draag altijd een veiligheidsbril of een
gezichtsscherm als u aan of nabij een
accu werkt.
Waarschuwing: Accu’s produceren
explosieve gassen
Lees en begrijp de
Gebruikershandleiding voor u deze
machine gebruikt.
Belangrijk: Gooi een accu niet met
het normale afval weg
Neem contact op met de plaatselijke
autoriteiten voor de afvoer en/of
recycling van accu’s.
Gevaar: Kantelen van de zitmaaier.
Gebruik de zitmaaier niet op hellingen
wanneer ze nat of glad zijn. Werk
niet in de buurt van steile dalingen
of
water.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan ledematen
verbrijzelen en afhakken. Houd
uw handen uit de buurt van de
maaidekhefstang.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Houd de rolbar in de opstaande stand
en gebruik de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar
beneden is.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Houd de rolbar in de opstaande stand
en gebruik de veiligheidsgordel. Als
de rolbar naar beneden is, is er geen kantelbeveiliging.
Laat de rolbar alleen zakken wanneer dat noodzakelijk is
en verwijder ze NOOIT. Zet de rolbar weer recht zodra er
voldoende plaats voor is.
Waarschuwing: Gevaar door laag
overhangende obstakels.
Controleer of er voldoende plaats is
voor u onder welk object dan ook rijdt.
Blijf uit de buur
t. Laat de rolbar NIET in contact komen met
lage overhangende obstakels, zoals takken van bomen of
elektrische kabels. Lees alle instructies en waarschuwingen
in de gebruikershandleiding en leef ze na.
Waarschuwing: Vermijd ernstige of
dodelijke letsels door omkantelen.
Spring NIET van de zitmaaier als de
maaier overhelt. Lees alle instructies en
waarschuwingen in de gebruikershandleiding en leef ze na.
Veiligheidspictogrammen
Waarschuwing: Hete Oppervlakte.
Vermijd contact met motor en hete
oppervlakten. Wacht op eenheid
voordien te koelen wat betreft.
Not for
Reproduction
15
Gebruiksveiligheid
Veiligheidsvergrendel-
systeem
Uw zitmaaier is uitgerust met
veiligheidsvergrendelingsschakelaars. Deze
veiligheidssystemen zijn er voor uw veiligheid: probeer de
veiligheidsschakelaars niet te overbruggen en knoei niet
met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of
ze nog correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan
de PTO-schakelaar geactiveerd is, OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld, OF
de rij- en stuurhendels niet in de VRIJLOOPSTAND
staan.
Test 2 — De motor MOET aanslaan
de PTO-schakelaar NIET geactiveerd is, EN
de parkeerrem is ingeschakeld, EN
de rij- en stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND
vergrendeld zijn.
Test 3 — De motor moet AFSLAAN
de bestuurder zijn stoel verlaat terwijl de PTO
ingeschakeld is OF
de bestuurder zijn stoel verlaat terwijl de handrem
uitgeschakeld is OF.
de bestuurder de rij- en stuurhendels uit de
vrijloopstand beweegt alvorens de parkeerrem uit te
schakelen.
Test 4 — Controle van remwerking van het maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek
moeten volledig tot stilstand komen binnen de zeven (7)
seconden nadat de elektrische PTO-schakelaar wordt
uitgeschakeld (of de bestuurder van zijn stoel opstaat).
Als aandrijfriem van het maaidek niet binnen de zeven
(7) seconden stopt, neemt u contact op met uw verdeler.
OPMERKING: Wanneer de motor eenmaal is afgeslagen
moet de PTO-schakelaar worden uitgezet, moet
de parkeerrem worden geactiveerd en moeten de
rij- en stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND worden
vergrendeld wanneer de bestuurder opnieuw op de stoel
plaatsneemt om de motor te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle
veiligheidsvoorzieningen correct werken,
mag u de zitmaaier niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende verdeler.
Probeer in geen geval het doel van het
veiligheidsvergrendelingssysteem te omzeilen.
Not for
Reproduction
16
www.ferrisindustries.com
Functies en bedieningselementen
Bedieningsfuncties
In wat volgt wordt de functie van elk bedieningselement kort toegelicht. Om te starten, stoppen, rijden en maaien
moet een combinatie van meerdere bedieningselementen in een specifieke volgorde worden gebruikt. Welke
combinatie en volgorde voor de diverse taken vereist zijn, vindt u onder GEBRUIK.
Rijsnelheidshendels
Met deze hendels controleert u de rijsnelheid van de
zitmaaier. Met de linkerhendel controleert u het aandrijfwiel
links achteraan en met de rechterhendel het aandrijfwiel
rechts achteraan.
Als u een hendel naar voren duwt, neemt de
VOORUITRIJSNELHEID van het desbetreffende wiel
toe, en als u een hendel naar achteren trekt, neemt de
ACHTERUITRIJSNELHEID toe.
OPMERKING: Hoe verder u een hendel van de
vrijloopstand weg beweegt, hoe sneller het aandrijfwiel
draait.
Zie onder De om zijn as draaiende zitmaaier gebruiken voor
stuurinstructies.
Hendel om de positie van de
bestuurdersstoel aan te passen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven.
Beweeg aan de hendel naar links, geef de stoel de
gewenste plaats en laat de hendel los om de stoel op die
positie te vergrendelen.
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in vier standen staan:
UIT (“Off”) Zet de motor stop en schakelt
het elektrische systeem uit.
DRAAIEN (“Run”) Laat de motor
draaien, activeert het elektrische
systeem en injecteert brandstof in het
brandstofsysteem.
STARTEN (“Start”) Zwengelt de motor aan
om hem te doen starten.
OPMERKING: laat de contactschakelaar nooit in de stand
AAN (“ON”) staan wanneer de motor niet draait – daardoor
ontlaadt de batterij.
Not for
Reproduction
17
PTO-schakelaar (“Power Take Off” of
krachtafneempuntschakelaar)
Met de PTO-schakelaar activeert en deactiveert u het
maaidek. Trek de schakelaar OMHOOG om het maaidek te
activeren en druk de schakelaar IN om het maaidek uit te
schakelen.
Gasklephendel
Als u de gasklephendel naar voren beweegt, zet u hem
in de stand VOLGAS (“FULL”). Werk altijd met VOLGAS
wanneer u maait
Parkeerrem
DEACTIVEER Zet de parkeerrem uit.
ACTIVEER Zet de parkeerrem aan.
Trek de parkeerremhendel naar achteren om de
parkeerrem te activeren. Beweeg de hendel helemaal naar
voren om de parkeerrem uit te schakelen. OPMERKING:
Om de machine te starten moet de parkeerrem geactiveerd
zijn.
Pedaal van maaidekhefsysteem,
maaihoogteregelpen en
vergrendelingshendel van
maaidekhefsysteem
Hiermee stelt u de maaihoogte van het maaidek in. Druk
de pedaal in tot hij in de stand 15,2 cm (6”) grijpt. Zet de
regelpen in de gewenste maaihoogte en ontgrendel de
vergrendelingshendel van het hefsysteem.
Uurmeter
Meet hoe lang de PTO geactiveerd is. De uurmeter meet
het aantal uur dat de PTO geactiveerd is geweest.
OPMERKING: De uurmeter registreert alleen de verstreken
tijd wanneer de PTO geactiveerd is. De uurmeter heeft een
onafhankelijke stroombron zodat het totale aantal uren altijd
zichtbaar is.
Dop van brandstoftank
Om de dop te verwijderen draait u ze naar links.
Brandstofmeter
Geeft het peil van de brandstof in de tank weer.
Functies en bedieningselementen
Not for
Reproduction
18
www.ferrisindustries.com
Gebruik
Algemene gebruiksveiligheid
Voor u de zitmaaier voor het eerst gebruikt:
Zorgt u ervoor dat u alle informatie onder Veiligheid
en Gebruik hebt gelezen voor u de zitmaaier en het
maaidek probeert te gebruiken.
Leer alle bedieningsinstrumenten goed kennen en zorg
dat u weet hoe u de zitmaaier moet doen stoppen.
Rijd zonder te maaien in een open gebied om vertrouwd
te raken met het besturen van de zitmaaier.
Controles Voor Het Starten
Controleer of het carter is gevuld tot aan de markering
“vol” op de peilstaaf. Raadpleeg de motorhandleiding
voor instructies en aanbevelingen met betrekking tot de
olie.
Controleer het vloeistofpeil van de radiator. Raadpleeg
de motorhandleiding voor instructies.
Controleer het peil van de hydrauliekolie. Zie onder
PERIODIEK ONDERHOUD.
Controleer of alle moeren, bouten, schroeven en
pennen zich op hun plaats bevinden en goed vastzitten.
Stel de stand van de bestuurdersstoel in en vergewis
u ervan dat u vanop de bestuurdersstoel aan alle
bedieningselementen kan.
Vul de brandstoftanks met verse brandstof. Raadpleeg
de handleiding van uw motorleverancier voor
aanbevelingen met betrekking tot de brandstof.
WAARSCHUWING
Laat nooit passagiers meerijden op de zitmaaier.
Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan ook
verlaat, activeert u de parkeerrem, schakelt u de PTO
uit, zet u de motor uit en haalt u de sleutel uit het
contact.
Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor
dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op de
motor, de zitmaaier en het maaidek bevinden. Stop of
parkeer niet boven droge bladeren, gras of brandbare
materialen.
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen brandstof toe
wanneer de motor nog warm is omdat hij nog niet
voldoende is afgekoeld. Vermijd vonken en vuur en
laat niet toe dat er wordt gerookt in de onmiddellijke
omgeving. Voeg niet te veel brandstof toe en neem
gemorste brandstof op.
Laad deze rond zijn as draaiende zitmaaier niet op
een aanhangwagen of vrachtwagen met behulp van
een hellingbaan bestaande uit twee afzonderlijke
delen. Gebruik uitsluitend een uit een stuk bestaande
hellingbaan die ten minste 30 cm breder is dan de
breedte van de achterwielen van deze zitmaaier.
Deze zitmaaier draait om zijn as (draaistraal = 0) en
de achterwielen zouden van de hellingbaan kunnen
vallen, of de zitmaaier zou kunnen kantelen en zo de
bestuurder en omstanders verwonden.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van meer
dan 15 graden.
Kies een lage rijsnelheid voor u een helling oprijdt.
Wees extra voorzichtig wanneer u op een helling
maait met een op de achterkant aangebrachte
grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de hellingsrichting,
wees voorzichtig wanneer u van richting verandert
en START OF STOP NIET OP EEN HELLING.
Gebruik
WAARSCHUWING
Not for
Reproduction
19
A
WAARSCHUWING
Als u niet begrijpt hoe een specifiek
bedieningselement werkt of het hoofdstuk
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN niet
grondig hebt gelezen, moet u dat nu doen.
Probeer NIETom de zitmaaier te gebruiken
zonder eerst vertrouwd te raken met de plaats
en de functie van ALLE bedieningselementen.
De zitmaaier met de hand Voortduwen
1. Schakel de PTO uit, activeer de parkeerrem, zet het
contact UIT en verwijder de sleutel uit het contact.
2. Til de stoelplaat op om toegang te krijgen tot de
hydraulische pompen.
3. Zoek de hydraulische ontlastingskleppen (A, figuur 3)
aan de onderkant van de hydraulische pompen.
4. Om de pompen uit te zetten (vrijwielstand) draait u de
hydrauliekaflaatkleppen op de pompen maximaal twee
volledige omwentelingen NAAR LINKS.
5. Zet de parkeerrem uit. U kan de zitmaaier nu met de
hand voortduwen.
6. Nadat u de zitmaaier hebt verplaatst, activeert u
de pompen opnieuw (aandrijvingsstand) door de
aflaatkleppen NAAR RECHTS vast te draaien tot 9 -
13,6 Nm (80-120 in. lbs.).
SLEEP DE ZITMAAIER NIET
Als u de zitmaaier sleept zal u de
hydraulische pomp en de wielmotor
beschadigen. Gebruik geen ander
voertuig om deze machine voort te duwen
of te trekken.
Gebruik
Figuur 3. Overbrugging van hydraulisch systeem
A. Hydrauliekaflaatklep (linkse pomp afgebeeld)
De Motor Starten
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, schakel de
handrem in en zorg dat de PTO-schakelaar
uitgeschakeld is en de hendels voor de rijsnelheid
in de stand NEUTRAL vergrendeld zijn.
2. OPMERKING: Een warme motor heeft misschien
geen choke nodig. Zet de hendel van de gasklep
in de stand FAST. Sluit de choke volledig door de
chokeknop volledig UIT te trekken.
3. Steek de sleutel in het contact en draai hem op
START.
4. Nadat de motor start, opent u de choke langzaam
(duw de knop volledig in). Verlaag de snelheid tot
halve kracht en laat de motor opwarmen.
Laat de motor warm draaien door hem minstens een
minuut te laten werken voor u de PTO-schakelaar
inschakelt of met de machine rijdt.
5. Wanneer de motor warm is, moet u de machine
tijdens het maaien ALTIJD op het HOOGSTE
TOERENTAL gebruiken.
In een noodsituatie kunt u de motor stoppen door
de sleutel gewoon op STOP te draaien. Gebruik
deze methode alleen in noodgevallen. Om de motor
normaal uit te schakelen, volgt u de procedure in DE
RIDER EN DE MOTOR STOPPEN.
De zitmaaier en
Motor Stopzetten
1. Als u de rijsnelheidshendels in de middelste stand zet,
brengt u de zitmaaier tot stilstand. Scharnier de hendels
naar buiten om ze in de vrijloopstand te vergrendelen.
2. Ontkoppel de PTO.
3. Activeer de parkeerrem.
4. Zet gasklephendel in de stand TRAAG (“SLOW”) en
laat de motor gedurende korte tijd afkoelen.
5. Draai de contactsleutel in de stand UIT (“OFF”).
Haal
de sleutel uit het contact.
Not for
Reproduction
20
www.ferrisindustries.com
Gebruik
Het Rijden Met de Om Zijn As Draaiende
Zitmaaier Inoefenen
De besturingshendels van de om zijn as draaiende
zitmaaier reageren erg gevoelig. Leren hoe u de zitmaaier
vloeiend en efficiënt vooruit en achteruit kan laten rijden en
kan laten draaien zal wat oefening vergen.
Neem de tijd om de manoeuvres in te oefenen en
vertrouwd te raken met hoe de machine versnelt, rijdt
en bestuurd moet worden — voor u begint te maaien—.
Dat is absoluut noodzakelijk om uw om zijn as draaiende
zitmaaier optimaal te benutten.
Kies een vlak, effen gebied van uw gazon — waar u veel
ruimte hebt om te manoeuvreren. (Zorg ervoor dat er zich
geen voorwerpen, mensen of dieren in dat gebied bevinden
voor u begint.) Laat de zitmaaier met halve motorsnelheid
draaien voor deze oefensessie (gebruik ALTIJD volgas
wanneer u maait) en maak trage draaibewegingen om
te voorkomen dat de banden doorslippen en uw gazon
beschadigd wordt.
Wij raden aan om met een procedure voor Vloeiende
bewegingen rechts te beginnen en daarna de manoeuvres
voor vooruit- en achteruitrijden en draaibewegingen maken
in te oefenen.
U moet de parkeerrem uitschakelen voor u de rij- en
stuurhendels naar binnen beweegt.
Basisrijvaardigheid
Vooruitrijden oefenen
Beweeg de beide rijsnelheidshendels vanuit de
vrijloopstand geleidelijk en gelijkmatig NAAR VOREN.
Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Recht vooruitrijden vergt oefening. Indien
nodig kan de maximumsnelheid worden afgeregeld — zie
Snelheidsafregeling onder Afregelingen achteraan in deze
handleiding.
Achteruitrijden oefenen
KIJK ACHTER U EN NAAR BENEDEN en beweeg de beide
rijsnelheidshendels dan vanuit de vrijloopstand geleidelijk
en gelijkmatig NAAR ACHTEREN. Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Oefen het achteruitrijden gedurende
meerdere minuten voor u in de buurt van voorwerpen
achteruit probeert te rijden. De zitmaaier draait zowel
achteruit als vooruit scherp, en recht achteruitrijden vergt
oefening.
Figuur 5. Vooruitrijbeweging
Vooruitrijbeweging
Figuur 6. Achteruitrijbeweging
Achteruitrijbeweging
Vloeiende
bewegingen
De besturingshendels
van de om zijn as
draaiende zitmaaier
reageren erg gevoelig.
De BESTE methode om
de rijsnelheidshendels
te bedienen is de
driestappenmethode —
zoals afgebeeld in
figuur 4.
EEN: neem de hendels
met uw handen vast op
de afgebeelde wijze.
TWEE: om vooruit te
rijden, duwt u de hendels
geleidelijk naar voren
met de palm van uw
handen.
DRIE: om te versnellen
duwt u de hendels verder
naar voren. Om vloeiend
te vertragen trekt u
de hendels traag naar
achteren, in de richting
van de vrijloopstand.
Figuur 4. Beweeg de rij-
en stuurhendels
geleidelijk
Not for
Reproduction
21
Een draaibeweging om zijn as aan het
einde van een maaibaan uitvoeren
Dankzij de unieke mogelijkheid van uw om
zijn as draaiende zitmaaier om ter plaatse te
draaien op het einde van een maaibaan kan
u op het einde van een maaibaan gewoon
omkeren in plaats van een Y-bocht te
moeten maken om aan een nieuwe baan te
beginnen.
Bijvoorbeeld: om een linkse draaibeweging
aan het einde van een maaibaan uit te
voeren:
1. Vertraag aan het einde van de baan.
2. Beweeg de RECHTER rijsnelheidshendel
een beetje naar voren terwijl u de
LINKER rijsnelheidshendel terug naar het
midden beweegt en dan een beetje naar
achteren vanaf het middelpunt.
3. Begin opnieuw vooruit te rijden.
Met deze techniek doet u de zitmaaier
naar LINKS draaien en krijgt u een kleine
overlapping van de net gemaaide baan
waardoor u dus niet achteruit hoeft te rijden
om gemist gras alsnog te maaien.
Naarmate u beter vertrouwd raakt met en
meer ervaring krijgt in het besturen van
uw om zijn as draaiende zitmaaier zal u
meer manoeuvres leren die het maaien
gemakkelijker en aangenamer laten verlopen.
Vergeet niet dat hoe meer u oefent hoe
beter u de om zijn as draaiende zitmaaier
zal kunnen besturen!
Rond een hoek draaien oefenen
Terwijl u vooruitrijdt laat u één hendel geleidelijk in de
richting van de vrijloopstand terugkeren. Herhaal dit
meermaals.
OPMERKING: Om te voorkomen dat u direct op het profiel
van de banden draait, doet u er goed aan om beide wielen
ten minste zachtjes vooruit te laten bewegen.
Figuur 6. Rond een hoek draaien
Figuur 7. Ter plaatse draaien
Figuur 8. Een draaibeweging aan het einde van een
maaibaan uitvoeren
Ter plaatse draaien oefenen
Om ter plaatse te draaien (de zitmaaier om zijn as laten
draaien) beweegt u gelijktijdig één rijsnelheidshendel naar
voren vanuit de vrijloopstand en de andere naar achteren
vanuit de vrijloopstand. Herhaal dit meermaals.
OPMERKING: Door te variëren in hoeveel elke hendel naar
voren wordt geduwd of naar achteren wordt getrokken,
verandert u het “draaipunt” waar u op draait.
Gebruik
Draaibewegingen
uitvoeren
Ter plaatse
draaien
Geavanceerde Rijvaardigheid
Not for
Reproduction
22
www.ferrisindustries.com
Maaien
1. Activeer de parkeerrem. Zorg ervoor dat de PTO-
schakelaar uitgeschakeld is, de rij- en stuurhendels in
de VRIJLOOPSTAND vergrendeld zijn en u goed op de
bestuurdersstoel zit.
2. Start de motor (zie DE MOTOR STARTEN).
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gasklephendel op VOLGAS (“FULL”).
5. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog te
trekken.
6. Begin te maaien.
7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit.
8. Leg de motor stil (zie DE ZITMAAIER EN MOTOR
STOPZETTEN).
Aanbevelingen voor het maaien
Hoe goed uw machine het gras maait is afhankelijk van
diverse factoren. Door de aanbevelingen voor correct
maaien na te leven kan u de prestaties van uw zitmaaier
verbeteren en zijn levensduur verlengen
.
Lengte van het gras
De maaihoogte is vaak een kwestie van persoonlijke
voorkeur. Normaal zou u het gras moeten maaien als
het tussen 7,6 en 12,7 cm lang is. Het aangewezen
maaihoogtebereik voor een specifiek gazon is afhankelijk
van diverse factoren, waaronder: het grastype, de
hoeveelheid neerslag, de heersende temperatuur en de
algemene toestand van het gazon.
Als u het gras te kort maait, krijgt u zwakke, dunne
grasplantjes die gemakkelijk beschadigd worden door droge
periodes en ziektes. Te kort maaien is vaak schadelijker
dan het gras wat langer laten worden.
Door het gras wat langer te laten worden, zeker wanneer
het warm en droog is, beperkt u de warmteophoping, blijft
het noodzakelijke vocht beter bewaard en beschermt u
het gras tegen schade door warmte en andere problemen.
Als u het gras te lang laat worden, kan u echter dunne
graszoden en bijkomende problemen krijgen.
Als u een te lang stuk van het gras maait in een keer, is dat
een schok voor het groeisysteem van de plant en worden
de grasplantjes zwakker. Een goede vuistregel is de
1/3-regel: maai niet meer dan eenderde van de lengte
van het gras weg, en nooit meer dan 2,5 cm (1 inch) in
een keer.
De hoeveelheid gras die u in één maaibeurt kan maaien is
ook afhankelijk van het type maaisysteem dat u gebruikt
(een centrifugaalmaaier met zijdelingse afvoervoorzieningen
kan bijvoorbeeld een veel groter volume gras verwerken
dan een mulchmaaier).
Lang gras moet in meerdere beurten worden
gemaaid
Bij erg lang gras stelt u de maaihoogte voor de eerste
maaibeurt in op de hoogste stand; daarna stelt u de
gewenste hoogte in en maait u een tweede of derde keer.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke laag
grassnippers. Overweeg het gebruik van een
grasopvangsysteem en het aanleggen van een
composthoop.
Correcte maaihoogte
In meerdere beurten maaien
Maai hier tijdens
de eerste
maaibeurt
Maai hier
tijdens de
tweede
maaibeurt
Gebruik
Not for
Reproduction
23
Wanneer en hoe vaak maaien?
Het tijdstip en de toestand van het gras hebben grote
invloed op de resultaten die het maaien zal opleveren.
Het beste resultaat krijgt u als u zich aan de volgende
richtsnoeren houdt:
1. Maai het gras als het tussen 7,6 en 12,7 cm lang is.
2. Maai met scherpe maaibladen. Korte snippers van 2,5
cm of minder verteren sneller dan lange sprieten. Met
scherpe maaibladen wordt het gras gelijk en efficiënt
afgesneden, waardoor u geen gerafelde uiteinden krijgt
die schadelijk zijn voor het gras.
3. Maai op een ogenblik van de dag dat het gras koel en
droog is. De late namiddag of de vroege avond bieden
vaak die ideale maaiomstandigheden.
4. Vermijd het gras te maaien na regen of zware dauw.
Mulch nooit als het gras nat is (vochtig gras kan niet
goed worden gemulcht en vormt kluiten onder het
maaidek).
Maaipatronen
Begin altijd in een effen, vlak gebied te maaien.
De afmeting en het type van het gebied dat moet worden
gemaaid zijn bepalend voor het maaipatroon dat u het
beste kan gebruiken. U dient ook rekening te houden
met hindernissen zoals bomen, hagen, gebouwen en
omstandigheden zoals glooiingen en hellingen.
1. Maai lange rechte banen die elkaar een klein stukje
overlappen.
2. Verander indien mogelijk van patroon om mattering,
verkorreling of een golvend uitzicht te vermijden.
3. Voor een echt professionele maaibeurt maait u de
grasmat eerst in een richting en daarna nog eens maar
dan in een maairichting die loodrecht op de vorige
staat.
Maaimethodes
Correct maaien met zijdelingse afvoerverspreiding
Bij zijdelingse afvoerverspreiding worden fijne snippers
gelijkmatig over het volledige gazon verspreid. Deze
methode wordt gebruikt op vele golfbanen. Uw maaidek
heeft een diepe-schoteldek om een vrijere circulatie van de
grassnippers mogelijk te maken zodat zij gelijkmatig over
het gazon worden verspreid.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR
ZIJDELINGSE AFVOERVERSPREIDING
Laat de motor ALTIJD met VOLGAS draaien wanneer u
maait.
Gebruik ALTIJD een gepaste rijsnelheid voor de dikte en
de lengte van het gras dat u maait (3e versnelling of trager
bij modellen met manuele versnellingsbak). Als u de motor
hoort vertragen bent u te snel aan het maaien en zal u door
een tragere rijsnelheid te kiezen de maaibladen efficiënter
laten werken en vele vaak voorkomende maaiproblemen
voorkomen.
HOEVEEL GRAS AFMAAIEN WANNEER U
ZIJDELINGSE AFVOERVERSPREIDING GEBRUIKT?
Maai het gras als het 7,6 - 12,7 cm lang is. Maai het gras
NIET korter dan 5,1 - 6,4 cm. Maai NIET meer dan 2,5 cm
van het gras in een maaibeurt.
Waar mogelijk maait u een of twee banen langs de
buitenkant van het gebied waarbij u het gras NAAR
DE BINNENKANT over de grasmat verspreid om de
grassnippers van de omheining of paden te houden.
De rest van de grasmat moet in tegenovergestelde
richting worden gemaaid zodat de grassnippers
NAAR DE BUITENKANT worden verspreid over de
eerder gemaaide banen.
Gebruik
Not for
Reproduction
24
www.ferrisindustries.com
Correct mulchen
Bij mulchen wordt een maaidek gebruikt dat het gras maait
en de snippers versnijdt tot kleine partikels om ze daarna
naar beneden IN het gazon te blazen. Die kleine partikels
verteren snel tot nevenproducten die uw gazon kan
gebruiken. IN JUISTE OMSTANDIGHEDEN zal u met uw
mulchmaaier nagenoeg geen zichtbare grassnippers zien
op het oppervlak van uw gazon.
OPMERKING: Wanneer u in zware maaiomstandigheden
mulcht, kan u een rommelend geluid horen. Dat is normaal.
MULCHEN VEREIST UITSTEKENDE
MAAIOMSTANDIGHEDEN
Mulchmaaiers kunnen niet naar behoren functioneren als
het gras nat is of als het gras gewoon te lang is om te
maaien. Om te mulchen moet het gras droog zijn en op de
juiste lengte worden gemaaid.
Gebruik uw maaier NIET als mulchmaaier tijdens de
eerste twee of drie maaibeurten in de lente. Door de lange
grassprieten, snelle groei en vaak natte omstandigheden
is veeleer aangewezen om uw maaier te gebruiken met
zijdelingse afvoerverspreiding of opvang van het gras in
een opvangzak.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR MULCHEN
Gebruik volgas voor uw motor in combinatie met een trage
rijsnelheid zodat de snippers fijn worden gesneden. Tijdens
het mulchen zou u maar HALF zo snel mogen rijden als u
in vergelijkbare omstandigheden zou doen bij zijdelingse
afvoerverspreiding. Omdat mulchen meer paardenkracht
vereist dan zijdelingse afvoerverspreiding is een tragere
rijsnelheid van cruciaal belang voor een correcte
mulchwerking.
HOEVEEL GRAS MULCHEN
De beste mulchwerking krijgt u doorgaans als u alleen de
bovenste 1 - 2 cm van de grasspriet maait. In dat geval
krijgt u korte snippers die gemakkelijk verteren. De ideale
maaihoogte is afhankelijk van het klimaat, de tijd van het
jaar en de kwaliteit van uw gazon. Wij raden u aan om
met de maaihoogte en de rijsnelheid te experimenteren
tot u het beste maairesultaat verkrijgt. Begin met een
hoge maaihoogte en verlaag de maaihoogte stap voor
stap tot u een maaihoogte vindt die het beste past bij uw
maaiomstandigheden en voorkeur.
Mulchwerking
Figuur 12. Aanbevolen aanhangergewicht
A. Trekhaakpen
B. Klem
A
B
Een Aanhangwagen Bevestigen
Het maximale gewicht van een gesleepte aanhangwagen
moet minder zijn dan 91 kg (200 lbs). Bevestig de
aanhangwagen met een trekhaakpen (A, figuur 12) en klem
(B) van de correcte grootte.
Het slepen van een te groot gewicht kan op hellingen
tot het verlies van tractie en controle over de zitmaaier
leiden. Verminder het gesleepte gewicht wanneer u op
hellingen werkt. De bodem waarop wordt gereden is van
grote invloed op de tractie en de stabiliteit. Op een natte
of gladde bodem kunnen de tractie en de mogelijkheid om
te stoppen of te draaien drastisch afnemen. Ga zorgvuldig
de toestand van de bodem na voor u uw zitmaaier met een
aanhangwagen gebruikt. Gebruik de zitmaaier NOOIT op
hellingen van meer dan 10°.
Zie GEBRUIK OP HELLINGEN
en AANHANGUITRUSTING in het veiligheidshoofdstuk van
deze handleiding voor aanvullende veiligheidsinformatie.
Gebruik
Not for
Reproduction
25
DE STOEL AFSTELLEN
De stoel en de snelheidshendels moeten zo worden
afgesteld dat de ellebogen van de bestuurder worden
gesteund door de armleuningen wanneer zijn/haar handen
op de hendels liggen, waarbij men de hendels over hun
volledige bereik moet kunnen verplaatsen zonder dat ze de
benen van de bestuurder raken.
De positie van de stoel afstellen
De stoel kan naar voor of naar achter worden verplaatst.
Breng de regelhendel (A, Figuur 14) naar de linkerkant van
de machine, schuif de stoel op de gewenste plaats en laat
de hendel los.
Regelhendel
Figuur 14. De stoel afstellen
WAARSCHUWING
VERMIJD ERNSTIGE OF DODELIJKE LETSELS
DOOR OMKANTELEN.
Houd de rolbar in de opstaande stand en
gebruik de veiligheidsgordel.
ALS DE ROLBAR NAAR BENEDEN IS, IS ER
GEEN KANTELBEVEILIGING.
Laat de rolbar alleen zakken wanneer dat
noodzakelijk is en verwijder ze NOOIT.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de
rolbar naar beneden is.
Zet de rolbar weer recht zodra er voldoende
plaats voor is.
Spring NIET van de zitmaaier als de maaier
overhelt.
Figuur 13. De rolbar rechtzetten en neerleggen
A. Haarspeldklem
B. Borgpen
C. Rolbar
D. Rubberen stuiter
C
B
A
D
D
C
Gebruik
De Rolbar Rechtzetten en Neerleggen
Om de rolbar neer te leggen:
1. Trek de haarspeldklemmen (A, figuur 13) uit de
borgpennen (B).
2. Duw of trek de bovenkant van de rolbar (C) naar
voren tegen de rubberen stuiters (D) en verwijder de
borgpennen (B).
3. Laat de rolbar zakken en breng de borgpennen en
haarspeldklemmen aan om de rolbar in de neergelegde
stand vast te zetten (zie inzet, figuur 13).
Om de rolbar recht te zetten:
1. Trek de haarspeldklemmen (A) uit de borgpennen (B)
en verwijder de borgpennen.
2. Zet de rolbar (C) recht tot de rubberen stuiters (D) de
rechtopstaande buizen raken.
3. Trek of duw de bovenkant van de rolbar tegen
de rubberen stuiters en breng de borgpennen en
de haarspeldklemmen aan om de rolbar in de
rechtopstaande stand vast te zetten.
Not for
Reproduction
26
www.ferrisindustries.com
Figuur 15. Afregeling van rij- en stuurhendel
A. Montagemateriaal voor uitlijning
B. Montagemateriaal voor positionering
C. Rijsnelheidshendel
A
B
C
Afregeling van de Rijsnelheidshendels
De rijsnelheidshendels kunnen op drie manieren worden
afgeregeld. De uitlijning van de rij- en stuurhendels, de
stand van de hendels (hoe dicht de uiteinden bij elkaar
liggen) en de hoogte van de hendels kunnen worden
aangepast.
Om de uitlijning van de hendels bij te regelen
Draai de montagebouten (A, figuur 15) los en scharnier de
hendel(s) (C) om ze ten opzichte van elkaar uit te lijnen.
Om de stand van de hendels bij te regelen
Draai de tegenmoer los en regel de stelbout (B, figuur 15)
meer naar binnen of naar buiten bij om de afstand tussen
de hendeluiteinden aan te passen.
Om de hoogte van de hendels bij te regelen
Verwijder het montagemateriaal en breng de hendel
omhoog of omlaag ten opzichte van de oorspronkelijke
stand. U zal ook de uitlijning van de hendels moeten
bijregelen, zoals hoger beschreven.
De Maaihoogte Aanpassen
Met de maaihoogteregelpen (A, figuur 16) regelt u de
maaihoogte van het maaidek. De maaihoogte kan worden
ingesteld tussen 4,4 cm (1-3/4”) en 12,7 cm (5”) in stappen
van 0,64 cm (1/4”).
1. Druk het voetpedaal van het maaidekhefsysteem (B) in
tot hij in de stand 12,7 cm (5”) grijpt.
2. Steek de maaihoogteregelpen in de gewenste
maaihoogte.
3. Druk het voetpedaal van het maaidekhefsysteem in
en duw de vergrendelingshendel (C) vervolgens naar
rechts om de vergrendeling te ontgrendelen.
4. Laat het voetpedaal van het maaidekhefsysteem los tot
het tegen de maaihoogteregelpen rust.
C
Afregeling van voetpedaal
Het voetpedaal van het maaidekhefsysteem kan worden
afgestemd op de lengte van de bestuurder voor optimaal
comfort.
Om de stand van het pedaal bij te regelen:
1. Verwijder het voetpedaal (A, figuur 17) van de
pedaalhouderlip (B).
2. Verwijder het montagemateriaal (C) en draai de lip 180
graden.
3. Breng het bevestigingsmateriaal van het pedaal weer
aan en draai alles goed vast.
4. Monteer het voetpedaal in de juiste richting weer op de
pedaalhouderlip zoals afgebeeld in figuur 17.
Figuur 16. De maaihoogte aanpassen
A. Maaihoogteregelpen
B. Voetpedaal van maaidekhefsysteem
C. Vergrendelingshendel van maaidekhefsysteem
B
A
OPTIONAL
POSITION
A
B
C
Figuur 17. Afregeling van voetpedaal
A. Voetpedaal van maaidekhefsysteem
B. Pedaalhouderlip
C. Montagemateriaal van pedaal
D. Optionele stand
Gebruik
Not for
Reproduction
27
Afregeling van de ophanging
De schokdempvoorziening kan worden bijgeregeld
om de voorbelasting op de veren te variëren. Op die
manier kan de bestuurder altijd op dezelfde hoogte
zitten voor het besturen van de zitmaaier.
Gebruik minder voorbelasting voor lichte bestuurders.
Gebruik meer voorbelasting voor zware bestuurders.
Om de voorbelasting op de veren bij te regelen:
1. Parkeer de machine op een vlak, waterpas
oppervlak. Schakel de PTO uit, leg de motor stil
en activeer de parkeerrem.
2. Zie figuur 43. Steek het uiteinde van de
bijgeleverde Engelse sleutel (stuknummer
5022853) in de uitsparing van de
voorspanningsregeling. Houd de sleutel met beide
handen vast en draai NAAR RECHTS om de
voorbelasting te verhogen of NAAR LINKS om de
voorbelasting te verhogen. Zorg ervoor dat voor
elk paar schokdempers de voorbelasting aan de
linker- en rechterkant dezelfde is.
OPMERKING: De Engelse sleutel bevindt zich onder
de bestuurdersstoel. Achteraan moeten de banden
worden verwijderd om de achterophanging bij te
regelen.
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de
ophanging achteraan harder in te stellen vanwege het
bijkomende gewicht van het opvangsysteem.
Om de bevestigingspositie bovenaan bij te
regelen:
1. Parkeer de machine op een vlak, waterpas oppervlak.
Schakel de PTO uit, leg de motor stil en activeer de
parkeerrem.
2. Breng de achterkant van de machine omhoog en
ondersteun hem met twee stutten zodat hij niet kan
vallen. De stutten moeten onder de bumper worden
geplaatst. Zet de voorwielen met wielblokken vast zodat
ze niet kunnen verrollen.
3. Plaats de krik onder de dwarsligger die de
ophangingsarmen samenhoudt en breng de
achterophanging traag omhoog om de spanning van
de bovenste montagebouten van de schokdempers te
halen.
OPMERKING: Hiervoor moet de positie van de krik
wat worden aangepast. De schokdemper moet vrij op
de montagebout kunnen bewegen wanneer de druk is
weggenomen.
4. Verwijder het montagemateriaal van de schokdemper
bovenaan en draai de schokdemper in stand nr. 2 (zie
figuur 16). Pas de krik aan om de schokdemperhouders
te laten samenvallen met de schokdempers.
5. Breng het bevestigingsmateriaal van de
schokdemperhouder bovenaan weer aan en draai alles
goed vast.
6. Verwijder de krik van onder de dwarsligger.
7. Verwijder de stutten van onder de machine.
Figuur 18. Afregeling van de ophanging
POSITIE NR. 1
(FABRIEKSINSTELLING)
POSITIE NR. 2
Gebruik
WAARSCHUWING
Gebruik uw beide handen wanneer u de
schokdemperveren bijregelt. Zo vermijdt u
dat de sleutel wegglijdt terwijl u er druk op
uitoefent.
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen
worden gecontroleerd en op de waarden in de tabel
worden gehouden. Merk op dat deze waarden lichtjes
kunnen afwijken van de maximale bandenspanning
die op de zijkant van de banden wordt vermeld. De
drukwaarden in de handleiding zijn ideale waarden
voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor een
langere levensduur van de banden.
Band Druk
Vooraan 1,72 bar (25 psi)
Achteraan 1,03 bar (15 psi)
Figuur 19. De bandenspanning controleren
Not for
Reproduction
28
www.ferrisindustries.com
Gebruik
11. Tap het brandstofsysteem volledig af of voeg een
brandstofstabiliseringsmiddel voor toe aan het
brandstofsysteem. Als u ervoor hebt gekozen om
een brandstofstabiliseringsmiddel te gebruiken en
het brandstofsysteem niet hebt afgetapt, moet u alle
veiligheidsvoorschriften en voorzorgsmaatregelen
voor de berging opvolgen om de mogelijkheid van
brand door de ontsteking van dampen te voorkomen.
Vergeet niet dat dampen over grote afstand tot
ontstekingsbronnen kunnen drijven en ontsteken, met
het risico op explosies en brand tot gevolg.
OPMERKING: Als u gedurende lange tijd (30
dagen of meer) ongebruikt laat staan kunnen zich
gomachtige afzettingen vormen die nadelig zijn voor de
brandstofpomp en de injectieleidingen en motorproblemen
kunnen veroorzaken. Om dat te vermijden giet u een
brandstofstabiliseringsmiddel voor in de brandstoftank en
laat u de motor een paar minuten draaien, of tapt u het
brandstof uit het systeem af voor u de zitmaaier opbergt.
Starten na langdurige berging
Voor u de zitmaaier start nadat hij gedurende lange tijd
opgeborgen is geweest, voert u de volgende stappen uit.
1. Verwijder eventuele wielblokken van onder de
zitmaaier.
2. Installeer de batterij als u ze had verwijderd.
3. Verwijder het plastic of ander materiaal waarmee u de
uitlaat en de luchtfilter had afgedekt.
4. Vul de brandstoftank met verse brandstof. Zie
handleiding van motorleverancier voor aanbevelingen.
5. Zie handleiding van motorleverancier en volg alle
instructies voor het klaarmaken van de motor na
berging.
6. Controleer het oliepeil in het carter en vul indien nodig
correcte olie bij. Als zich tijdens de berging condensatie
heeft gevormd, tapt u het carter af en vult u het
opnieuw.
7. Pomp de banden op tot de correcte spanning.
Controleer het peil van alle vloeistoffen.
8. Start de motor en laat hem traag draaien. Laat de motor
meteen na het starten NIET met hoge snelheid draaien.
Zorg ervoor dat u de motor alleen buiten of in een goed
geventileerde ruimte laat draaien.
Berging
Tijdelijke berging (30 dagen of minder)
Vergeet niet dat zich altijd nog wat brandstof in de
brandstoftank zal bevinden. Berg de machine daarom
nooit binnenshuis of in een andere ruimte op waar
brandstofdamp tot bij een ontstekingsbron kan drijven.
Brandstofdamp is bovendien toxisch bij inademing. Berg
de machine daarom nooit op in een structuur die voor
bewoning door mens of dier wordt gebruikt.
Hieronder vindt u een lijst van dingen die u moet doen
als u uw machine tijdelijk of tussen twee gebruiksbeurten
opbergt:
Berg de machine op op een plaats uit de buurt van
waar kinderen ermee in contact kunnen komen. Als de
kans bestaat op gebruik door onbevoegden, haalt u de
sleutel uit het contact.
Als de machine niet kan worden opgeborgen op een
min of meer waterpas oppervlak, gebruikt u wielblokken.
Verwijder al het gras en afvalmateriaal van de maaier.
• Als u verwacht dat de temperatuur onder de 2 graden
zal dalen, raadpleegt u punt 2 onder Langdurige
berging.
Langdurige berging (langer dan 30 dagen)
Voor u de zitmaaier aan het einde van het seizoen voor
lange tijd opbergt, leest u de instructies voor onderhoud en
berging in het onderdeel Veiligheidsvoorschriften en voert u
vervolgens de volgende stappen uit:
1. Laat de olie uit het carter lopen terwijl de motor warm
is en vul het carter meteen met de correcte oliekwaliteit
voor wanneer de maaier opnieuw zal worden gebruikt.
2. Gebruik een antivriestester om het beschermingsniveau
van het koelsysteem te controleren. Lees de instructies
op de antivriesfles voor de juiste verhouding van water
en antivries voor uw geografische locatie.
3. Maak het maaidek als volgt klaar voor berging:
a. Verwijder het maaidek van de zitmaaier.
b. Maak de onderkant van het maaidek schoon.
c. Breng op alle blanke metalen oppervlakken een laag
verf of een lichte oliefilm aan om roestvorming te
voorkomen.
4. Maak de oppervlakken aan de buitenkant en de motor
schoon.
5. Maak de motor klaar voor berging. Zie handleiding van
motorleverancier.
6. Verwijder vuil of gras van cilinderkop, motorbehuizing
en luchtfilterelement.
7. Bedek de luchtfilter en de uitlaatopening nauwsluitend
met plastic of een ander waterdicht materiaal zodat er
geen vocht, vuil of insecten in kan/kunnen.
8. Geef de zitmaaier een volledige smeerbeurt zoals
beschreven in het hoofdstuk Periodiek onderhoud.
9. Maak oppervlakken waarvan de verf schilfert of
beschadigd is schoon en breng een laag verf of
roestbestrijdingsmiddel aan.
10. Zorg ervoor dat de batterij tot het juiste peil met water is
gevuld en volledig is opgeladen. De levensduur van de
batterij neemt toe als zij wordt verwijderd, op een koele
en droge plaats wordt bewaard en ongeveer een keer
per maand volledig wordt opgeladen. Als u de batterij
in de zitmaaier laat zitten, koppelt u de negatieve kabel
los.
WAARSCHUWING
Berg de zitmaaier nooit in een verwarmd hok
of in een besloten, slecht geventileerde ruimte
op wanneer er zich nog diesel in de motor of de
brandstoftank bevindt. Dieseldampen kunnen
tot bij een open vlam, vonk of waakvlam (zoals
een geiser, boiler, droger, enz.) drijven en een
explosie veroorzaken.
Wees voorzichtig in de omgang met diesel.
De brandstof is uiterst ontvlambaar en een
onzorgvuldige omgang zou in ernstige
brandwonden of aanzienlijke brandschade
kunnen leiden.
Tap brandstof buitenshuis af in een geschikt
recipiënt en uit de buurt van open vlammen of
vonken.
Not for
Reproduction
29
OPMERKING: de technische specificaties zijn correct bij het ter perse gaan en kunnen worden gewijzigd zonder
voorafgaande kennisgeving.
Specificaties
Technische specificaties
MOTOR:
Past Op Modellen 5900577 & 5900578
19 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX600V-BS06-R
Zuigerverplaatsing 36.8 Cu. in (603 cc)
Elektrisch circuit 12 Volt, 15 amp. opladen spoel,
batterij: 340 startsterkte (bij koude start)
Oliereservoir 1.8 US qt. (1.7 L) met filter
Past Op Modellen 5900569
24 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX730V-DS00-S
Zuigerverplaatsing 44.3 Cu. in (726 cc)
Elektrisch circuit 12 Volt, 15 amp. opladen spoel,
batterij: 340 startsterkte (bij koude start)
Oliereservoir 2.2 US qt. (2.1 L)
Nominaal vermogen: All power levels are stated gross
horsepower per SAE J2723 as rated by Kawasaki and tested per
the SAE J1995 test standard. The gross power curves and more
information can be viewed at www.kawasaki-criticalpower.com.
CHASSIS:
Brandstoftank Inhoud: 6 Gallons (22.7 L)
Achterwielen Modellen with 44” Dek
Bandenmaat: 22 x 10.00 -10
Modellen with 52” Dek
Bandenmaat: 22 x 11.00 -10
Bandenspanning: 15 psi (1,03 bar)
Voorwielen Bandenmaat: 13 x 5.00 - 6
Bandenspanning: 25 psi (1,72 bar)
TRANSMISSIES:
POMP
LH Hydro-Gear: PK-3HBQ-FV1F-XXXX (5102174)
RH Hydro-Gear: PK-3KBQ-FV1F-XXXX (5102175)
WIELMOTOR
Modellen with 44” Dek
LH en RH Hydro-Gear: HGM-15C-4026
Modellen with 52” Dek
LH Parker: TF0240LS080AAKZ
RH Parker: TF0240LS081AAKZ
Type Pomp- en wielmotor
Hydrauliekvloeistof Mobil 1™ 15W-50 synthetische olie of
Castrol Syntec™ 5W-50 olie
Snelheden vooruit: 0-10 MPH (0-16.09 km/h)
bij 3400 tpm achteruit: 0-5 MPH (0-8.05 km/h)
Continu beschikbaar 222 ft. lbs. (301 N.m.)
koppel
Maximale asdruk 750 lbs. (340 Kg)
AFMETINGEN:
Modelnummer
5900577 5900578 5900569
Totale lengte
80” (203 cm)
Totale breedte
57” (144 cm) 45” (114 cm) 53” (135 cm)
Hoogte
65” (165 cm)
Gewicht
(ongeveer.)
945 lbs
(429 kg)
978 lbs
(444 kg)
1012 lbs
(459 kg)
Not for
Reproduction
30
www.ferrisindustries.com
THIS IS A 15 DEGREE SLOPE
INSTRUCTIONS
1. Fold this page along
the dotted line indicated
above.
2. Align the left edge of this
guide with a vertical tree,
a power line pole, a fence
post, or any vertical
structure.
3. Compare the angle of the
fold with the angle of the
hill.
ALIGN THIS EDGE WITH A VERTICAL SURFACE
(TREE, POLE, FENCE POST, BUILDING, ETC)
COMPARE THE ANGLE
OF THE FOLD TO THE
ANGLE OF THE SLOPE
2
3
THIS IS A 10 DEGREE SLOPE
FOLD ALONG APPROPRIATE DOTTED LINE
1
BRENG DEZE RAND OP ÉÉN LIJN MET EEN VERTICAAL OP-
PERVLAK (BOOM, MAST, OMHEININGSPAAL, GEBOUW ETC.)
DIT IS EEN HELLING VAN 10 °
DIT IS EEN HELLING VAN 15 °
VOUW LANGS DE BIJHORENDE STIPPELLIJN
VERGELIJK DE HOEK
VAN DE VOUW MET DE
HOEK VAN DE HELLING
INSTRUCTIES
1. Vouw deze pagina langs de
stippellijn zoals hierboven aange-
geven.
2. Breng de linkerhoek van deze
gids op één lijn met een verticale
boom, een bovenleidingsmast,
een omheiningspaal of een verti-
cale structuur.
3. Vergelijk de hoek van de vouw
met de hoek van de heuvel.
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Thank you for purchasing Ferris commercial mowing equipment. Please take a few minutes to read this limited warranty information. It contains all
the information you will need to have your Ferris mower repaired in the unlikely event that a breakdown covered by this limited warranty should occur.
Owner’s Responsibilities - As a condition to our obligations under this limited warranty, you shall have read the operator’s manual and you shall
have completed and submitted to Ferris, within 20 days from the date of purchase, the Ferris Product Registration. You must properly service and
maintain your Ferris product as described in the operator’s manual. Such routine maintenance, whether performed by a dealer or by you, is at your
expense. The Ferris equipment, including any defective part covered by this limited warranty, must be returned to an authorized Ferris dealer within
the warranty period for warranty service. This limited warranty extends only to equipment operated under normal conditions and in accordance with
Ferris’ instructions.
Warranty Start Date - The limited warranty coverage begins on the day you buy your new Ferris commercial mowing equipment. An authorized Ferris
dealer will assist you in filling out a Ferris Product Registration with specific information for the model you purchase and your personal information,
which must be returned to Ferris.
Limited Warranty - The limited warranty, set forth below, is a written guarantee by Ferris, during the warranty period, to repair or replace parts which
have a substantial defect in materials or workmanship. The warranty is “limited” because it is for a specified period of time, applies to the original pur-
chaser only, and is subject to other restrictions.
FERRIS LIMITED WARRANTY
Ferris Industries (Ferris) warrants, in accordance with the provisions below, to the original purchaser only, for the periods described below that the
commercial mower shall be free from substantial defects in material or workmanship under normal use and service. If you wish to file a claim under
this limited warranty, you must provide prompt notice of your claim to an authorized Ferris dealer during the warranty period. Ferris’ obligation under
this limited warranty is, at Ferris’ option, to repair or replace any part or parts of the mower, which, in the judgment of Ferris, are found to be defective
and covered by this limited warranty. An authorized Ferris dealer will repair or replace the defective part or parts, at the dealer’s place of business,
at no charge for the labor or parts. This limited warranty applies only to mowers sold in the United States and Canada and is subject to the following
limitations.
Covered Parts Warranty Period
All Mowers 2-years (24 months) from date of retail purchase by the original
purchaser for parts & labor (90 days for rental mowers)
(Except as noted below*)
*Belts, Tires, Brake Pads 90 days from date of retail purchase by the original purchaser
And Hoses, Battery, Blades
*Attachments 1 year from date of retail purchase by the original purchaser
*Engine If the engine manufacturer provides any warranty on the mower’s engine, Ferris will assign that warranty to
the original purchaser of the mower if such assignment is reasonably practicable. Please refer to the engine
manufacturer’s warranty statement, if any, that is included in the owner’s packet. We are not authorized to
handle warranty adjustments or repairs on engines. Ferris offers NO WARRANTY on mower engines. Ferris
does not guarantee or represent that any engine manufacturer will comply with the terms of its warranty.
Items and Conditions Not Covered
This warranty does not cover, and Ferris makes NO WARRANTY regarding, the following:
• Mowers or their parts if a complete and accurate Ferris Product Registration has not been received by Ferris.
• Loss or damage to person or property other than that expressly covered by the terms of this limited warranty.
• Pickup and delivery charges and risk of loss or damage in transit to and from any authorized Ferris dealer.
• Any damage or deterioration due to normal use, wear and tear, or environmental or natural elements, or exposure.
• Cost of regular maintenance service or parts, such as but not limited to, filters, fuel, lubricants, tune-up parts, and adjustments.
• Claims arising due to failure to follow Ferris’ written instructions, or improper storage or maintenance.
• Any repairs necessary due to use of parts, accessories or supplies, including gasoline, oil or lubricants, incompatible with the mowing equipment,
or other than as recommended in the operator’s manual or other written operational instructions provided by Ferris.
• Use of non-Ferris approved parts or accessories.
• Any overtime or other extraordinary repair charges or charges relating to repairs or replacements.
• Rental of like or similar replacement equipment during the period of any warranty, repair or replacement work.
• Loss of revenue, time or use of the mowing equipment.
• Travel, telephone or other communication charges.
• Damage from continued use of defective mowing equipment.
• Freight charges on replacement parts.
• Any mowing equipment or part which, in the judgment of Ferris, has been altered or tampered with in any way or has been subjected to misuse,
abuse, abnormal usage, unauthorized repair, neglect or accident, damage in transit, or has had the serial numbers altered, effaced or removed.
• Any equipment, part or item not mentioned under “Covered Parts,” above.
General Conditions
Ferris is continually striving to improve its products, and therefore reserves the right to make improvements or changes without incurring any obliga-
tion to make changes or additions to products sold previously. Any oral or written description of Ferris products is for the sole purpose of identifying
the products and shall not be construed as an express warranty. No warranty claim shall give rise to a right for the purchaser to cancel or rescind any
sale. No person is authorized to make any warranty or assume for Ferris any liability not strictly in accordance with this limited warranty. Any assis-
tance Ferris provides to or procures for the purchaser outside the terms, limitations or exclusions of this limited warranty will not constitute a waiver of
the terms, limitations or exclusions of this limited warranty, nor will such assistance extend or revive the limited warranty. Ferris will not reimburse the
purchaser for any expenses incurred by the purchaser in repairing, correcting or replacing any defective products except for those incurred with Ferris’
prior written permission and in accordance with this limited warranty.
Ferris’ sole and exclusive liability with respect to this limited warranty, and the purchaser’s exclusive remedy, shall be repair or replacement as set
forth herein. All warranty work must be performed by an authorized Ferris dealer using only Ferris approved replacement parts. FERRIS SHALL
HAVE NO LIABILITY FOR ANY OTHER COST, LOSS OR DAMAGE, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO, ANY INCIDENTAL, COMPENSATORY,
INDIRECT, PUNITIVE, SPECIAL OR CONSEQUENTIAL LOSS OR DAMAGE. FERRIS’ AGGREGATE LIABILITY WITH RESPECT TO A
DEFECTIVE PRODUCT OR PART SHALL BE LIMITED TO AN AMOUNT EQUAL TO THE MONIES PAID BY THE PURCHASER FOR THAT
DEFECTIVE PRODUCT OR PART. THIS LIMITED WARRANTY, AND FERRIS’ OBLIGATIONS HEREUNDER, ARE EXCLUSIVE AND IN LIEU OF
ALL OTHER WARRANTIES, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING, WITHOUT LIMITATION, THE IMPLIED WARRANTY OF MERCHANTABILITY
AND THE IMPLIED WARRANTY OF FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. FERRIS SHALL NOT BE LIABLE TO THE PURCHASER,
OR TO ANYONE CLAIMING UNDER THE PURCHASER, FOR ANY OTHER OBLIGATIONS OR LIABILITIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED
TO, OBLIGATIONS OR LIABILITIES ARISING OUT OF BREACH OF CONTRACT OR WARRANTY, NEGLIGENCE OR OTHER TORT OR ANY
THEORY OF STRICT LIABILITY, WITH RESPECT TO FERRIS PRODUCTS OR FERRIS’ ACTS OR OMISSIONS OR OTHERWISE.
It is the express wish of the parties that this agreement and any related documents be drafted in English. Il est la volonté expresse des parties que
cette convention et tous les documents s’y rattachent soient rédigés en anglais.
Ferris Industries - a division of Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Owner’s Limited Warranty Information
(Effective 04/28/2004)
Not for
Reproduction
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
www.ferrisindustries.com
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Om zijn as draaiende
zitmaaier
van modelreeks IS1500Z
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Simplicity DUTCH LANGUAGE Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor