Genius E604 Handleiding

Type
Handleiding
51
NEDERLANDS
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
Fabrikant: FAAC S.p.A.
Adres: Via Benini, 1 - 40069 Zola Predosa BOLOGNA - ITALIE
Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. E604 24V
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG.
89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door FAAC S.p.A. vervaardigde producten).
Bologna, 02-07-2009
De Algemeen Directeur
A. Marcellan
INHOUDSOPGAVE
1. BESCHRIJVING pag.52
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.52
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.52
4. LAY-OUT KAART pag.53
5. AANSLUITSCHEMA pag.53
6. BESCHRIJVING AANSLUITINGEN pag.53
6.1. KLEMMENBORD CN1 pag.53
6.2. KLEMMENBORD CN2 pag.54
6.3 AANSLUITING MOTOR pag.55
6.4. BATTERIJEN-KIT pag.55
7. INSTELLEN DIPSCHAKELAAR pag.55
7.1. FUNCTIE STAAF IN OPEN STAND pag.56
8. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.56
8.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen DS pag.56
8.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen SLH pag.56
8.3. Opslaan van radioafstandsbedieningen LC/RC pag.57
8.3. Wissen van de radiocodes pag.57
9. GEVOELIGHEID OBSTAKELDETECTIE pag.57
10. PROGRAMMERING pag.58
11. CONTROLELEDS pag.58
12. BEDRIJFSLOGICA’S pag.59
52
NEDERLANDS
APPARELEKTRONISCHE APPARATUUR E604
1. BESCHRIJVING
Deze besturingseenheid voor automatische slagbomen van 24 Vdc biedt, dankzij het hoge prestatievermogen van
de geïnstalleerde microprocessor, een groot aantal instellingen, inclusief de mogelijkheid de motor te vertragen en
te besturen.
Dankzij de geïntegreerde encoder is de besturingseenheid in staat constant de positie en de beweging van de
staaf te controleren, en in te grijpen zodra er een storing wordt waargenomen.
Met de functie FAILSAFE kunnen eventuele storingen in de werking van de fotocellen worden gedetecteerd.
De belangrijkste werkingswijzen en de belangrijkste functies worden ingesteld met behulp van dipschakelaars, terwijl
de werkings- en pauzetijden tijdens de programmeerfase worden ingesteld door een zelflerend proces.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning 230 (+6% -10%) 50 Hz / 115 Vac 60 Hz
Voedingsspanning van de besturingseenheid
24 Vac nominaal a
Opgenomen vermogen 3 W
Nominaal vermogen motor 48 W
Max. belasting accessoires 500 mA
Max. belasting waarschuwingslamp 15 W
Max. belasting lampen op staaf 15 W
Max. belasting externe verlichting/verklikkerlampje 5 W
Omgevingstemperatuur -20° +55°
Veiligheidszekeringen F1=8 A F2=500 mA F3=630 mA (resetbaar)
Bedrijfslogica’s
Automatisch – Appartementencomplex - Halfautoma-
tische
Openings-/sluitingstijd Zelflerend tijdens de programmeerfase
Pauzetijd Zelflerend tijdens de programmeerfase
Obstakeldetectie Regelbaar met behulp van trimmer
Beschikbare functies
Type logica – Werking van het commando Open
- Werking zonder netspanning – Knipperen lampen staaf
– Gedrag veiligheidsvoorzieningen
Ingangen op klemmenbord
Voeding – Aarde – Close – Open – Open/close – Stop
– Veiligheidsvoorzieningen - Failsafe
Ingangen met connector Batterijen-kit - Connector radio
Uitgangen op klemmenbord
Voeding accessoires – Lichten op staaf – Verklikkerlampje
- Waarschuwingslamp
Afmetingen kaart 79 x 158 mm
Eigenschappen optionele batterijen Zie kit op prijslijst
a Afhankelijk van de netspanning kunnen de voedingsklemmen van de kaart verschillende uitgangswaarden
hebben. Alvorens tot de inbedrijfstelling over te gaan, moet altijd worden gecontroleerd of de
uitgangsspanning op de secundaire wikkeling van de transformator tussen de 20 Vac en de 26 Vac is. De
spanning moet worden gemeten in onbelaste toestand.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje
nauwgezet in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit
ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals
voorgeschreven door de geldende regelgeving.
Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet.
Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is.
Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels.
Houd de verbindingskabels van de laagspanningsaccessoires altijd gescheiden van de voedingskabels 230/115
Vac, en gebruik daarbij verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden.
53
NEDERLANDS
4. LAY-OUT KAART
5. AANSLUITSCHEMA
6. BESCHRIJVING AANSLUITINGEN
6.1. KLEMMENBORD CN1
6.1.1. voeding
Klemmen “1 & 2”. De draden van de secundaire wikkeling van de ringtransformator moeten op deze klemmen
worden aangesloten.
Controleer alvorens de draden aan te sluiten of de uitgangsspanning van de transformator tussen de 20 Vac
en de 26 Vac is.
6.1.2. AArding
Klem “3”. Sluit de aardingsdraad, afkomstig van de klem binnenin de motor, op deze klem aan.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid.
ONDERDELEN
CN1 Klemmenbord voeding
CN2 Klemmenbord bedieningsinstrumenten
JP2 Connector voor batterijen-kit
JP3 Connector voor ontvangstmodule
JP4 Voeding motor sluiting rechts
JP5 Voeding motor sluiting links
TR1
Trimmer voor instellen gevoeligheid
obstakeldetectie
P1 Programmeerknop
P2 Drukknop opslag kanaal OPEN
P3 Drukknop opslag kanaal OPEN/CLOSE
F1 Veiligheidszekering kaart
DL1 Led contact CLOSE
DL2 Led contact OPEN
DL3 Led contact OPEN/CLOSE
DL4 Led contact STOP
DL5 Led status fotocellen
DL6 Signaleringsled contact OPEN
DL7 Signaleringsled contact OPEN/CLOSE
ONDERDELEN
CN1 Klemmenbord voeding
CN2 Klemmenbord bedieningsinstrumenten
JP2 Connector voor batterijen-kit
JP3 Connector voor ontvangstmodule
JP4 Voeding motor sluiting rechts
JP5 Voeding motor sluiting links
TR1
Trimmer voor instellen gevoeligheid
obstakeldetectie
P1 Programmeerknop
P2 Drukknop opslag kanaal OPEN
P3 Drukknop opslag kanaal OPEN/CLOSE
F1 Veiligheidszekering kaart
DL1 Led contact CLOSE
DL2 Led contact OPEN
DL3 Led contact OPEN/CLOSE
DL4 Led contact STOP
DL5 Led status fotocellen
DL6 Signaleringsled contact OPEN
DL7 Signaleringsled contact OPEN/CLOSE
Fig. 1Fig. 1
Fig. 2Fig. 2
54
NEDERLANDS
6.1.3. FAilsAFe
Klem “4”. Sluit op deze klem de negatieve klem van de zenders van de fotocellen aan. Als deze aansluiting wordt
gemaakt, test de besturingseenheid de fotocellen, alvorens enige manoeuvre uit te voeren, om te controleren of ze
goed werken. Als er fotocellen worden gebruikt, is de aansluiting op deze klem verplicht voor een goede werking
van de besturingseenheid.
6.1.4. voeding Accessoires
Klemmen “5 & 6”. Uitgang 24 Vdc max. 500 mA voor de voeding van de externe accessoires.
• De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA.
• Neem de polen van de voeding in acht.
6.2. KLEMMENBORD CN2
6.2.1. lichten stAAF
Klemmen “7 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 15 W. Op deze klemmen moeten de voedingsdraden van de lichtslang
worden aangesloten. De werking van de lichtslang wordt bepaald door dipschakelaar 5, zie paragraaf 7.
De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
6.2.2. verklikkerlAmpje
Klemmen “8 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 5 W. Op deze klemmen moet een eventueel verklikkerlampje worden
aangesloten. Met het verklikkerlampje kan op een afstand, bijvoorbeeld in een portiershokje, de toestand van de
staaf worden weergegeven, en om precies te zijn:
De openingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje snel knippert.
Als de staf omhoog staat, zal het lampje blijven branden.
De sluitingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje langzaam knippert.
Als de staaf in de gesloten stand staat, is het lampje gedoofd.
• Op deze uitgang kunnen lampjes van 24 Vdc max. 5 W worden aangesloten.
• De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
6.2.3. wAArschuwingslAmp
Klemmen “9 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 15 W. Op deze klemmen wordt een waarschuwingslamp met brandend
licht aangesloten, het knipperen wordt geregeld door de besturingseenheid. De waarschuwingslamp is in werking
tijdens de beweging van de staaf, terwijl hij gedoofd is als de staaf stilstaat, in de open of gesloten stand. Vlak
voor de openingsmanoeuvre van de staaf begint knippert hij 0,5 seconde, om te signaleren dat de staaf op
het punt staat in beweging te worden gezet. Naast het signaleren van de beweging van de staaf, signaleert de
waarschuwingslamp eveneens, met een reeks knippersignalen, wanneer de slagboom wordt gevoed door de
bufferbatterijen (optioneel).
De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
6.2.4. close
Klemmen “10 & 11”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop,
sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het sluiten
van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL1.
• Het commando CLOSE is niet actief tijdens de programmeerfase.
• Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.2.5. open
Klemmen “10 & 12”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop,
sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het
openen van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL2.
• Het commando OPEN is niet actief tijdens de programmeerfase.
• Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.2.6. open / close
Klemmen “10 & 13”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop,
sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen en/of
sluiten van de staaf. Het gedrag van deze ingang wordt bepaald door de dipschakelaar 2, zie paragraaf 7. De
status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL3.
• Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
6.2.7. stop
Klemmen “10 & 14”. Rustcontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop,
sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te openen, het commando moet geven de staaf onmiddellijk te
stoppen en het eventuele automatische hersluiten te deactiveren. Na dit contact te hebben geactiveerd, moet,
om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een willekeurige impulsgever worden gedrukt die het
commando geeft voor het openen en/of sluiten van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door
de led DL4.
• Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
55
NEDERLANDS
6.2.8. veiligheidsvoorzieningen
Klemmen “10 & 15”. Rustcontact. Op deze klemmen moet een willekeurige veiligheidsvoorziening worden
aangesloten (bijv. fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van de staaf. Deze
voorzieningen kunnen alleen actief zijn tijdens het sluiten, of actief zijn tijdens zowel het sluiten als het openen,
afhankelijk van hoe dipschakelaar 6 wordt ingesteld, zie paragraaf 7.
•Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet een verbinding worden gemaakt tussen klem 4
en klem 15.
•Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
Actieve beveiligingen tijdens het sluiten
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid
onmiddellijk de beweging van de staaf om tot hij helemaal open is, zonder - indien dat is ingesteld - het
automatisch hersluiten van de staaf te deactiveren.
Actieve beveiligingen tijdens het sluiten en het openen:
In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen actief tijdens beide bewegingen van de staaf. Als tijdens de sluitingsfase
de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid onmiddellijk de beweging
van de staaf om tot hij helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch hersluiten van de
staaf te deactiveren. Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, stopt de
besturingseenheid de beweging onmiddellijk, en houdt zij de staaf stil tot de beveiliging wordt gereset (obstakel
verwijderd); daarna zal de openingsmanoeuvre pas worden hervat.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led onder het contact.
6.3 AANSLUITING MOTOR
Bij de levering is het automatisch systeem ingesteld op een rechtse sluiting, met de motor aangesloten op de
connector JP4. In geval van een linkse sluiting moet de motor worden aangesloten op de connector JP5.
De sluitrichting wordt bepaald door vanaf de kant van het ontgrendelingssysteem naar het automatisch systeem te
kijken. Als de staaf voor het sluiten links van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een linkse sluiting,
en andersom, als de staaf voor het sluiten rechts van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een
rechtse sluiting.
De twee motoren kunnen niet op dezelfde bedieningseenheid worden aangesloten.
6.4. BATTERIJEN-KIT
De kaart kan op een batterijen-kit worden aangesloten, zie prijslijst, zodat het automatisch systeem kan blijven
werken als de stroom uitvalt.
Raadpleeg de instructies van de mechanische onderdelen om de batterijen-kit correct in de motor te plaatsen.
De batterijen-kit moet worden aangesloten op de speciale connector JP2.
7. INSTELLEN DIPSCHAKELAAR
Op de besturingseenheid zitten 6 dipschakelaars, waarmee het gedrag van het automatisch systeem en van de
daarop aangesloten veiligheidsvoorzieningen kan worden bepaald. Het volgende schema bevat een overzicht
van de gedraging van iedere dipschakelaar:
AUTOMATISCHE SLUITING
ON Automatische sluiting geactiveerd
OFF Automatische sluiting gedeactiveerd
AUTOMATISCHE SLUITING
ON Automatische sluiting geactiveerd
OFF Automatische sluiting gedeactiveerd
GEDRAG INGANG OPEN/CLOSE
ON Opent / Stop / Sluit / Stop …
OFF Opent / Sluit / Opent .....
GEDRAG INGANG OPEN/CLOSE
ON Opent / Stop / Sluit / Stop …
OFF Opent / Sluit / Opent .....
STAAF OPEN (zie paragraaf 7.1)
ON Functie staaf open actief
OFF Functie staaf open gedeactiveerd
STAAF OPEN (zie paragraaf 7.1)
ON Functie staaf open actief
OFF Functie staaf open gedeactiveerd
LOGICA APPARTEMENTENCOMPLEX
ON Logica appartementencomplex actief
OFF Logica appartementencomplex gedeactiveerd
LOGICA APPARTEMENTENCOMPLEX
ON Logica appartementencomplex actief
OFF Logica appartementencomplex gedeactiveerd
LICHT STAAF
ON
Licht staaf brandt als staaf in open en gesloten stand,
knippert als staaf in beweging.
OFF
Licht staaf gedoofd als staaf in open en gesloten stand,
knippert als staaf in beweging.
LICHT STAAF
ON
Licht staaf brandt als staaf in open en gesloten stand,
knippert als staaf in beweging.
OFF
Licht staaf gedoofd als staaf in open en gesloten stand,
knippert als staaf in beweging.
FOTOCELLEN
ON Fotocellen actief zowel bij sluiting als bij opening
OFF Fotocellen alleen actief bij sluiting
FOTOCELLEN
ON Fotocellen actief zowel bij sluiting als bij opening
OFF Fotocellen alleen actief bij sluiting
56
NEDERLANDS
7.1. FUNCTIE STAAF IN OPEN STAND
Met deze functie, al dan niet in combinatie met de batterijen-kit, zijn de volgende gedragingen van de staaf mogelijk:
zonder bAtterijen-kit
Dipschakelaar 4=OFF: Als de netspanning ontbreekt, blijft de staaf in dezelfde positie staan. Als de netspanning
wordt hersteld, geeft de besturingseenheid na 2 seconden automatisch het commando voor het sluiten van de
staaf, die daarna gereed is om normaal te werken.
Dipschakelaar 4=ON: Als de netspanning ontbreekt, blijft de staaf in dezelfde positie staan. Als de netspanning
wordt hersteld, moet een impuls worden gegeven om ervoor te zorgen dat de besturingseenheid de normale
werking hervat.
met bAtterijen-kit
Dipschakelaar 4=OFF: Als de netvoeding ontbreekt, blijft de staaf normaal functioneren. Iedere keer als hij open
gaat, knippert de waarschuwingslamp maximaal 30 seconden lang met een interval van 3 seconden, om
aan te geven dat de slagboom wordt gevoed door batterijen. Als de netspanning wordt hersteld, hervat het
automatisch systeem de normale werking.
Het aantal cycli dat het automatisch systeem op batterijen kan uitvoeren hangt af van hoe ver de
batterijen zijn opgeladen, van hoe lang de netvoeding al is uitgeschakeld, van de conditie van het
automatisch systeem, van de buitentemperatuur enz...
Dipschakelaar 4=ON: Als de netvoeding ontbreekt, opent het automatisch systeem de staaf automatisch, en laat
hij hem in de verticale stand staan terwijl hij alle commando’s deactiveert. Als de netspanning wordt hersteld,
voert het automatisch systeem, als een automatische logica is gekozen, automatisch een sluitingsmanoeuvre
uit, waarna hij gereed is voor de normale werking. Met de handbediende logica wacht het automatisch
systeem op een impuls om de normale werking te hervatten.
8. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING
De apparatuur is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen (DS, SLH, LC/RC),
OMNIDEC genaamd. Met dit systeem kan zowel het OPEN-commando als het OPEN/CLOSE-commando in het
geheugen worden opgeslagen.
• De 3 types radiocodificatie (DS, SLH, LC/RC) kunnen niet naast elkaar bestaan. Er kan slechts één
radiocodering per keer worden gebruikt. Om van één codering naar een andere over te schakelen moet
de bestaande worden gewist (zie paragraaf 8.3), de programmering worden herhaald.
• De ontvangermodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de
spanning naar de kaart te hebben uitgeschakeld.
• De ontvangermodule kan op slechts één positie erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder
hem te forceren.
8.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen DS
Er kunnen max. 2 codes in het geheugen worden opgeslagen. Eén op kanaal OPEN en één op kanaal OPEN/
CLOSE.
Kies op de DS-afstandsbediening de gewenste combinatie ON - OFF van de 12 dipschakelaars.
Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P2 voor het kanaal OPEN of
P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE.
De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren.
De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de
afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
Om verdere afstandsbedieningen in het geheugen op te slaan moet dezelfde combinatie ON – OFF worden
ingesteld als die bij punt 1 is gebruikt.
8.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen SLH
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN en OPEN/CLOSE.
Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd
ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening).
Na ongeveer een seconde begint de led van de afstandsbediening te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Druk op de knop P2 of P3 op de kaart, en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN of OPEN/
CLOSE in het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen.
Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt
combineren.
Controleer of de led voor het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (DL6 voor het kanaal OPEN
of DL7 voor het kanaal OPEN/CLOSE) een aantal seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando
correct is opgeslagen.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening
twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald.
Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen
opgeslagen afstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, door de
1.
2.
3.
4.
5.
6.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
57
NEDERLANDS
opslagprocedure te herhalen, of door de volgende procedure te volgen:
Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies
radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt.
De led van de afstandsbediening begint te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem
ingedrukt; de led van de afstandsbediening blijft branden.
Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de
afstandsbediening twee keer heeft geknipperd.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening
twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen
de actieradius bevinden.
8.3. Opslaan van radioafstandsbedieningen LC/RC
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN en OPEN/CLOSE.
Gebruik de LC/RC-afstandsbedieningen uitsluitend met de 433 MHz-ontvangstmodule.
Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P2 voor het kanaal OPEN of
P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE.
De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren.
De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de
afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen.
Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase.
Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede
kanaal op te slaan.
8.2.1. op AFstAnd opslAAn vAn rAdioAFstAndsbedieningen lc/rc
Alleen bij radioafstandsbedieningen LC/RC is het mogelijk andere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen
op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen
afstandsbediening te gebruiken.
Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen.
Ga vlakbij het automatisch systeem staan.
Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies
radioafstandsbediening).
Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de
nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op
het geselecteerde kanaal geactiveerd.
Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt
combineren.
Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende
modus op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief.
Tijdens deze 5 seconden kunnen andere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden
opgeslagen, eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal.
Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de
besturingseenheid automatisch de zelflerende procedure.
Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren
van de code 5 seconden worden gewacht.
8.3. Wissen van de radiocodes
Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende
procedure worden gevolgd:
Druk een van de knoppen P2 of P3 in, en houd hem ingedrukt.
De bijbehorende led begint te knipperen.
Na vijf seconden begint de led snel te knipperen.
Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, DL6 en DL7, branden.
Laat de knop los.
Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het
commando OPEN als met het commando OPEN/CLOSE zijn gecombineerd, worden gewist.
9. GEVOELIGHEID OBSTAKELDETECTIE
Met de voorziening voor obstakeldetectie kan de centrale tijdens de beweging van de staaf eventuele
obstakels waarnemen. Aangezien dit een elektronische voorziening is, blijft de werking ervan constant, zonder
schommelingen, waardoor een constant veiligheidsniveau van het automatisch systeem wordt gegarandeerd.
Door aan de trimmer TR1 te draaien kan de gevoeligheid van de obstakeldetectie worden verhoogd of verlaagd.
Als de trimmer met de wijzers van de klok mee wordt gedraaid, neemt de detectiegevoeligheid toe, en andersom,
als hij tegen de wijzers van de klok in wordt gedraaid, neemt de gevoeligheid af.
Deze voorziening is zowel tijdens het sluiten als tijdens het openen van de staaf actief.
Als de voorziening tijdens het openen ingrijpt, wordt de werking van het automatisch systeem geblokkeerd en de
beweging 1 seconde omgedraaid. Vervolgens moet een impuls naar de besturingseenheid worden gestuurd om
de normale geprogrammeerde werking te hervatten.
Als de voorziening tijdens het sluiten ingrijpt, wordt de beweging omgekeerd tot het automatisch systeem helemaal
open is, zonder de eventuele sluiting te deactiveren.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
1.
2.
3.
4.
5.
58
NEDERLANDS
Als deze voorziening drie keer achter elkaar ingrijpt, wordt de werking van het automatisch systeem geblokkeerd
en op stop gezet, waarbij de automatische sluiting, indien geactiveerd, wordt gedeactiveerd. Om de normale
werking te hervatten moet een commando voor het openen of sluiten van de slagboom worden gegeven.
Afhankelijk van het commando gedraagt de slagboom zich als volgt:
OPEN- of OPEN/CLOSE-impuls: in dit geval begint de staaf op vertraagde wijze open te gaan tot de slagboom
helemaal open staat. Zodra de staaf helemaal open is wordt de normale werkingscyclus hervat, waarbij de
automatische sluiting, indien vrijgegeven, wordt gereactiveerd.
CLOSE-impuls: In dit geval begint de staaf op vertraagde wijze dicht te gaan tot de slagboom helemaal dicht is.
Zodra de staaf helemaal dicht is wordt de normale werkingscyclus hervat, waarbij de automatische sluiting,
indien vrijgegeven, wordt gereactiveerd.
10. PROGRAMMERING
Wanneer de besturingseenheid voor het eerst wordt ingeschakeld, moet een programmeercyclus worden
uitgevoerd. De kaart houdt alle commando’s uitgeschakeld, met uitzondering van de programmeerknop
P1 en de impulsgevers die op de ingang OPEN/CLOSE zijn aangesloten.
Zodra alle accessoires en impulsgevers zijn aangesloten, moet de werkingscyclus worden geprogrammeerd.
Volg de volgende instructies om de besturingseenheid te programmeren:
Vergewis u ervan dat de voeding naar het automatisch systeem is uitgeschakeld, door de
differentieelschakelaar om te zetten.
Ontgrendel het automatisch systeem met behulp van het ontgrendelmechanisme, zie instructies van de
mechanische onderdelen, en zet de staaf ongeveer half open (45°).
Vergrendel de staaf weer en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen.
Schakel de voeding naar het systeem in.
Druk ongeveer 1 seconde op de toets P1, de waarschuwingslamp blijft branden.
Geef een commando OPEN/CLOSE met een willekeurige voorziening die op deze ingang is aangesloten, de
slagbom begint te bewegen.
De eerste manoeuvre die de slagboom uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn. Als het automatisch systeem
een openingsmanoeuvre begint, controleer dan of de connector van de motor goed is aangesloten, zoals
beschreven in paragraaf 6.3.
Schakel de voedingsspanning weer in en herhaal de procedure vanaf punt 5.
Als de staaf de mechanische aanslag voor het sluiten heeft bereikt, begint hij met de openingsmanoeuvre.
Als de maximale opening is bereikt, begint de pauzetijd voor het automatisch sluiten te lopen.
Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een OPEN/CLOSE-impuls, en het automatisch systeem begint met de
sluitingsfase.
Zodra de gesloten positie is bereikt de waarschuwingslamp gaat uit en de programmering is voltooid.
Gedurende de programmeerfase beweegt de slagboom op vertraagde wijze, en zijn de
veiligheidsvoorzieningen niet actief.
11. CONTROLELEDS
Op de besturingseenheid zitten 7 controleleds. In de tabel hieronder is de betekenis van de verschillende leds
weergegeven:
LEDS INGANGEN
LED AAN UIT
DL1 - Ingang CLOSE Commando actief Commando niet actief
DL2 - ingang OPEN Commando actief Commando niet actief
DL3 - ingang OPEN/CLOSE Commando actief Commando niet actief
DL4 - ingang STOP Commando niet actief Commando actief
DL5 - ingang FSW Veiligheidsvoorzieningen vrij Veiligheidsvoorzieningen ingeschakeld
PROGRAMMERINGSLEDS
LED AAN UIT
DL6 - kanaal OPEN Ingang actief Ingang niet actief
DL7 - kanaal OPEN/CLOSE Ingang actief Ingang niet actief
De conditie van de leds met de voeding naar de besturingseenheid ingeschakeld en de slagboom in de
ruststand, is vetgedrukt weergegeven.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
59
NEDERLANDS
12. BEDRIJFSLOGICA’S
LOGICA A (Automatisch) DIPSCHAKELAAR 1=ON / DIPSCHAKELAAR 3=OFF
STAAT SLAGBOOM
INGANGEN
OPEN CLOSE
OPEN / CLOSE
STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 2=ON DIPSCHAKELAAR 2=OFF DIPSCHAKELAAR 6=OFF DIPSCHAKELAAR 6=ON
GESLOTEN
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Geen effect
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Geen effect (indien
actief worden
alle commando’s
onderdrukt)
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE
Begint de pauzetijd
opnieuw
Gaat onmiddellijk
dicht
Blokkeert de werking
Gaat onmiddellijk
weer dicht
Blokkeert de werking
Onderdrukt de
commando’s, na het
vrijkomen wordt de
pauzetijd hersteld
Onderdrukt de
commando’s, na het
vrijkomen wordt de
pauzetijd hersteld
GAAT OPEN Geen effect Gaat dicht
Blokkeert de werking,
gaat dicht bij
volgende impuls
Keert de beweging
om in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de beweging
en gaat verder zodra hij
vrijkomt
GAAT DICHT
Draait beweging om
in opening
Geen effect
Blokkeert de werking,
gaat open bij de
volgende impuls
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de werking
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de beweging
en gaat open zodra hij
vrijkomt
LOGICA E (Halfautomatische) DIPSCHAKELAAR 1=OFF / DIPSCHAKELAAR 3=OFF
STAAT SLAGBOOM
INGANGEN
OPEN CLOSE
OPEN / CLOSE
STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 2=ON DIPSCHAKELAAR 2=OFF DIPSCHAKELAAR 6=OFF DIPSCHAKELAAR 6=ON
GESLOTEN Gaat open Geen effect Gaat open Gaat open
Geen effect (indien
actief worden
alle commando’s
onderdrukt)
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND Geen effect
Gaat onmiddellijk
dicht
Gaat onmiddellijk
weer dicht
Gaat onmiddellijk
weer dicht
Blokkeert de werking
Onderdrukt alle
commando’s
Onderdrukt de
commando’s
GAAT OPEN Geen effect Gaat dicht Blokkeert de werking
Keert de beweging
om in sluiting
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de beweging
en gaat verder zodra hij
vrijkomt
GAAT DICHT
Draait beweging om
in opening
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de werking
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de beweging
en gaat open zodra hij
vrijkomt
60
NEDERLANDS
LOGICA C (Appartementencomplex) DIPSCHAKELAAR 1=ON / DIPSCHAKELAAR 3=OFF
STAAT SLAGBOOM
INGANGEN
OPEN CLOSE
OPEN / CLOSE
STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 2=ON DIPSCHAKELAAR 2=OFF DIPSCHAKELAAR 6=OFF DIPSCHAKELAAR 6=ON
GESLOTEN
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Geen effect
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Gaat open en na de
pauzetijd weer dicht
Geen effect (indien
actief worden
alle commando’s
onderdrukt)
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE
Begint de pauzetijd
opnieuw
Gaat onmiddellijk
dicht
Begint de pauzetijd
opnieuw
Gaat onmiddellijk
weer dicht
Blokkeert de werking
Onderdrukt de
commando’s, na
het vrijkomen begint
de pauzetijd weer te
lopen
Onderdrukt de
commando’s, na
het vrijkomen begint
de pauzetijd weer te
lopen
GAAT OPEN Geen effect
Keert de beweging
om in sluiting
Geen effect Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de beweging
en gaat verder zodra hij
vrijkomt
GAAT DICHT
Draait beweging om
in opening
Geen effect
Keert de beweging
om in opening
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de werking
Keert de beweging
om in opening
Blokkeert de beweging
en gaat open zodra hij
vrijkomt
Los materiales del embalaje (plástico, poliestireno, etc.) no deben dejarse al
alcance de los niños, ya que constituyen fuentes potenciales de peligro.
Guarden las instrucciones para futuras consultas.
Este producto ha sido proyectado y fabricado exclusivamente para la utilización
indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría
perjudicar el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro.
FAAC declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso
del previsto.
No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo
establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
FAAC no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de
fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones
que pudieran intervenir en la utilización.
La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN
12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial
con umbral de 0,03 A.
Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten
las partes metálicas del cierre.
La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento
constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral
de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas
de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento,
arrastre, corte.
Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa
así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del
bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”.
FAAC declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen
funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación
que no sean de producción FAAC.
Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales FAAC
No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al
funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del
equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto.
No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad
física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación.
Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de
impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente.
Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta.
El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente,
y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado FAAC o a centros de
asistencia FAAC.
Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
DEUTSCH
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten,
sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche
Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können
zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen
zu können.
Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht
ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes
beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen.
Die Firma FAAC lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert
werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein
schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar.
Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN
12604 und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die
Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen
gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
Die Firma FAAC übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen.
Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische
Versorgung und die Batterie abzunehmen.
Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit
Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde.
Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller
Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit
dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16”
erwähnten Vorrichtungen einzusetzen.
Die Firma FAAC lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des
störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage
eingesetzt werden, die nicht im Hause FAAC hergestellt urden.
Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma FAAC
verwendet werden.
Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das
dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der
unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten.
Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter
körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder
der erforderlichen Ausbildung verwendet werden.
Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der
Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der
Automation zu vermeiden.
Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei
vollständig geöffnetem Tor erfolgen.
Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen
und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal FAAC oder an
Kundendienstzentren FAAC zu wenden.
Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
NEDERLANDS
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie
zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief
gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel
veroorzaken.
Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van
het product.
De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het
bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van
gevaar.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de
aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar
voor de veiligheid.
De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden
genomen.
FAAC is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453
en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn.
Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische
voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen
inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet
hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de
normen die worden vermeld onder punt 10.
De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele
gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door
beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en
de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik
gemaakt wordt van componenten die niet door FAAC zijn geproduceerd.
Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele FAAC-onderdelen.
Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het
automatische systeem.
De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het
systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het
product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met
lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder
ervaring of de benodigde training.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met
lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder
ervaring of de benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen
zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is.
Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere
directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en
geautoriseerd FAAC-personeel of een erkend FAAC-servicecentrum.
Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. BESCHRIJVING pag.52 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.52 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.52 4. LAY-OUT KAART pag.53 5. AANSLUITSCHEMA pag.53 6. BESCHRIJVING AANSLUITINGEN pag.53 6.1. KLEMMENBORD CN1 pag.53 6.2. KLEMMENBORD CN2 pag.54 6.3 AANSLUITING MOTOR pag.55 6.4. BATTERIJEN-KIT pag.55 7. INSTELLEN DIPSCHAKELAAR pag.55 7.1. FUNCTIE STAAF IN OPEN STAND pag.56 8. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.56 8.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen DS pag.56 8.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen SLH pag.56 8.3. Opslaan van radioafstandsbedieningen LC/RC pag.57 8.3. Wissen van de radiocodes pag.57 9. GEVOELIGHEID OBSTAKELDETECTIE pag.57 10. PROGRAMMERING pag.58 11. CONTROLELEDS pag.58 12. BEDRIJFSLOGICA’S pag.59 EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: FAAC S.p.A. Adres: Via Benini, 1 - 40069 Zola Predosa BOLOGNA - ITALIE Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. E604 24V • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: 73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG. 89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door FAAC S.p.A. vervaardigde producten). Bologna, 02-07-2009 Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 51 NEDERLANDS De Algemeen Directeur A. Marcellan APPARELEKTRONISCHE APPARATUUR E604 1. BESCHRIJVING Deze besturingseenheid voor automatische slagbomen van 24 Vdc biedt, dankzij het hoge prestatievermogen van de geïnstalleerde microprocessor, een groot aantal instellingen, inclusief de mogelijkheid de motor te vertragen en te besturen. Dankzij de geïntegreerde encoder is de besturingseenheid in staat constant de positie en de beweging van de staaf te controleren, en in te grijpen zodra er een storing wordt waargenomen. Met de functie FAILSAFE kunnen eventuele storingen in de werking van de fotocellen worden gedetecteerd. De belangrijkste werkingswijzen en de belangrijkste functies worden ingesteld met behulp van dipschakelaars, terwijl de werkings- en pauzetijden tijdens de programmeerfase worden ingesteld door een zelflerend proces. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 230 (+6% -10%) 50 Hz / 115 Vac 60 Hz Voedingsspanning 24 Vac nominaal a Voedingsspanning van de besturingseenheid Opgenomen vermogen 3W Nominaal vermogen motor 48 W Max. belasting accessoires 500 mA Max. belasting waarschuwingslamp 15 W Max. belasting lampen op staaf 15 W 5W Max. belasting externe verlichting/verklikkerlampje -20° +55° Omgevingstemperatuur F1=8 A F2=500 mA F3=630 mA (resetbaar) Veiligheidszekeringen Automatisch – Appartementencomplex - Halfautomatische Bedrijfslogica’s Openings-/sluitingstijd Zelflerend tijdens de programmeerfase Pauzetijd Zelflerend tijdens de programmeerfase Regelbaar met behulp van trimmer Obstakeldetectie Beschikbare functies Type logica – Werking van het commando Open - Werking zonder netspanning – Knipperen lampen staaf – Gedrag veiligheidsvoorzieningen Voeding – Aarde – Close – Open – Open/close – Stop – Veiligheidsvoorzieningen - Failsafe Ingangen op klemmenbord Batterijen-kit - Connector radio Ingangen met connector Uitgangen op klemmenbord Voeding accessoires – Lichten op staaf – Verklikkerlampje - Waarschuwingslamp 79 x 158 mm Afmetingen kaart Zie kit op prijslijst Eigenschappen optionele batterijen a Afhankelijk van de netspanning kunnen de voedingsklemmen van de kaart verschillende uitgangswaarden hebben. Alvorens tot de inbedrijfstelling over te gaan, moet altijd worden gecontroleerd of de uitgangsspanning op de secundaire wikkeling van de transformator tussen de 20 Vac en de 26 Vac is. De spanning moet worden gemeten in onbelaste toestand. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN NEDERLANDS Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje nauwgezet in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. • Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende regelgeving. • Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet. • Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie is. • Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels. • Houd de verbindingskabels van de laagspanningsaccessoires altijd gescheiden van de voedingskabels 230/115 Vac, en gebruik daarbij verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden. 52 4. LAY-OUT KAART ONDERDELEN CN1 CN2 JP2 JP3 JP4 JP5 TR1 P1 P2 P3 F1 DL1 DL2 DL3 DL4 DL5 DL6 DL7 Klemmenbord voeding Klemmenbord bedieningsinstrumenten Connector voor batterijen-kit Connector voor ontvangstmodule Voeding motor sluiting rechts Voeding motor sluiting links Trimmer voor instellen gevoeligheid obstakeldetectie Programmeerknop Drukknop opslag kanaal OPEN Drukknop opslag kanaal OPEN/CLOSE Veiligheidszekering kaart Led contact CLOSE Led contact OPEN Led contact OPEN/CLOSE Led contact STOP Led status fotocellen Signaleringsled contact OPEN Signaleringsled contact OPEN/CLOSE Fig. 1 5. AANSLUITSCHEMA Fig. 2 6. BESCHRIJVING AANSLUITINGEN 6.1. KLEMMENBORD CN1 Controleer alvorens de draden aan te sluiten of de uitgangsspanning van de transformator tussen de 20 Vac en de 26 Vac is. 6.1.2. Aarding Klem “3”. Sluit de aardingsdraad, afkomstig van de klem binnenin de motor, op deze klem aan. Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid. 53 NEDERLANDS 6.1.1. Voeding Klemmen “1 & 2”. De draden van de secundaire wikkeling van de ringtransformator moeten op deze klemmen worden aangesloten. 6.1.3. Failsafe Klem “4”. Sluit op deze klem de negatieve klem van de zenders van de fotocellen aan. Als deze aansluiting wordt gemaakt, test de besturingseenheid de fotocellen, alvorens enige manoeuvre uit te voeren, om te controleren of ze goed werken. Als er fotocellen worden gebruikt, is de aansluiting op deze klem verplicht voor een goede werking van de besturingseenheid. 6.1.4. Voeding accessoires Klemmen “5 & 6”. Uitgang 24 Vdc max. 500 mA voor de voeding van de externe accessoires. • De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA. • Neem de polen van de voeding in acht. 6.2. KLEMMENBORD CN2 6.2.1. Lichten staaf Klemmen “7 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 15 W. Op deze klemmen moeten de voedingsdraden van de lichtslang worden aangesloten. De werking van de lichtslang wordt bepaald door dipschakelaar 5, zie paragraaf 7. De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool. 6.2.2. Verklikkerlampje Klemmen “8 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 5 W. Op deze klemmen moet een eventueel verklikkerlampje worden aangesloten. Met het verklikkerlampje kan op een afstand, bijvoorbeeld in een portiershokje, de toestand van de staaf worden weergegeven, en om precies te zijn: • De openingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje snel knippert. • Als de staf omhoog staat, zal het lampje blijven branden. • De sluitingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje langzaam knippert. • Als de staaf in de gesloten stand staat, is het lampje gedoofd. • Op deze uitgang kunnen lampjes van 24 Vdc max. 5 W worden aangesloten. • De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool. 6.2.3. Waarschuwingslamp Klemmen “9 & 10”. Uitgang 24 Vdc max. 15 W. Op deze klemmen wordt een waarschuwingslamp met brandend licht aangesloten, het knipperen wordt geregeld door de besturingseenheid. De waarschuwingslamp is in werking tijdens de beweging van de staaf, terwijl hij gedoofd is als de staaf stilstaat, in de open of gesloten stand. Vlak voor de openingsmanoeuvre van de staaf begint knippert hij 0,5 seconde, om te signaleren dat de staaf op het punt staat in beweging te worden gezet. Naast het signaleren van de beweging van de staaf, signaleert de waarschuwingslamp eveneens, met een reeks knippersignalen, wanneer de slagboom wordt gevoed door de bufferbatterijen (optioneel). De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool. 6.2.4. Close Klemmen “10 & 11”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het sluiten van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL1. • Het commando CLOSE is niet actief tijdens de programmeerfase. • Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 6.2.5. Open Klemmen “10 & 12”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het openen van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL2. • Het commando OPEN is niet actief tijdens de programmeerfase. • Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. NEDERLANDS 6.2.6. Open / Close Klemmen “10 & 13”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen en/of sluiten van de staaf. Het gedrag van deze ingang wordt bepaald door de dipschakelaar 2, zie paragraaf 7. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL3. • Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten. 6.2.7. Stop Klemmen “10 & 14”. Rustcontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door het contact te openen, het commando moet geven de staaf onmiddellijk te stoppen en het eventuele automatische hersluiten te deactiveren. Na dit contact te hebben geactiveerd, moet, om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een willekeurige impulsgever worden gedrukt die het commando geeft voor het openen en/of sluiten van de staaf. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL4. • Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten. 54 6.2.8. Veiligheidsvoorzieningen Klemmen “10 & 15”. Rustcontact. Op deze klemmen moet een willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (bijv. fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van de staaf. Deze voorzieningen kunnen alleen actief zijn tijdens het sluiten, of actief zijn tijdens zowel het sluiten als het openen, afhankelijk van hoe dipschakelaar 6 wordt ingesteld, zie paragraaf 7. •Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet een verbinding worden gemaakt tussen klem 4 en klem 15. •Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten. Actieve beveiligingen tijdens het sluiten Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid onmiddellijk de beweging van de staaf om tot hij helemaal open is, zonder - indien dat is ingesteld - het automatisch hersluiten van de staaf te deactiveren. Actieve beveiligingen tijdens het sluiten en het openen: In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen actief tijdens beide bewegingen van de staaf. Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid onmiddellijk de beweging van de staaf om tot hij helemaal open is, zonder – indien dat is ingesteld – het automatisch hersluiten van de staaf te deactiveren. Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, stopt de besturingseenheid de beweging onmiddellijk, en houdt zij de staaf stil tot de beveiliging wordt gereset (obstakel verwijderd); daarna zal de openingsmanoeuvre pas worden hervat. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led onder het contact. 6.3 AANSLUITING MOTOR Bij de levering is het automatisch systeem ingesteld op een rechtse sluiting, met de motor aangesloten op de connector JP4. In geval van een linkse sluiting moet de motor worden aangesloten op de connector JP5. De sluitrichting wordt bepaald door vanaf de kant van het ontgrendelingssysteem naar het automatisch systeem te kijken. Als de staaf voor het sluiten links van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een linkse sluiting, en andersom, als de staaf voor het sluiten rechts van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een rechtse sluiting. De twee motoren kunnen niet op dezelfde bedieningseenheid worden aangesloten. 6.4. BATTERIJEN-KIT De kaart kan op een batterijen-kit worden aangesloten, zie prijslijst, zodat het automatisch systeem kan blijven werken als de stroom uitvalt. Raadpleeg de instructies van de mechanische onderdelen om de batterijen-kit correct in de motor te plaatsen. De batterijen-kit moet worden aangesloten op de speciale connector JP2. 7. INSTELLEN DIPSCHAKELAAR Op de besturingseenheid zitten 6 dipschakelaars, waarmee het gedrag van het automatisch systeem en van de daarop aangesloten veiligheidsvoorzieningen kan worden bepaald. Het volgende schema bevat een overzicht van de gedraging van iedere dipschakelaar: LOGICA APPARTEMENTENCOMPLEX ON Logica appartementencomplex actief OFF Logica appartementencomplex gedeactiveerd GEDRAG INGANG OPEN/CLOSE ON Opent / Stop / Sluit / Stop … OFF Opent / Sluit / Opent ..... STAAF OPEN (zie paragraaf 7.1) ON Functie staaf open actief OFF Functie staaf open gedeactiveerd LICHT STAAF Licht staaf brandt als staaf in open en gesloten stand, knippert als staaf in beweging. Licht staaf gedoofd als staaf in open en gesloten stand, OFF knippert als staaf in beweging. ON FOTOCELLEN ON Fotocellen actief zowel bij sluiting als bij opening OFF Fotocellen alleen actief bij sluiting 55 NEDERLANDS AUTOMATISCHE SLUITING ON Automatische sluiting geactiveerd OFF Automatische sluiting gedeactiveerd 7.1. FUNCTIE STAAF IN OPEN STAND Met deze functie, al dan niet in combinatie met de batterijen-kit, zijn de volgende gedragingen van de staaf mogelijk: Zonder batterijen-kit Dipschakelaar 4=OFF: Als de netspanning ontbreekt, blijft de staaf in dezelfde positie staan. Als de netspanning wordt hersteld, geeft de besturingseenheid na 2 seconden automatisch het commando voor het sluiten van de staaf, die daarna gereed is om normaal te werken. Dipschakelaar 4=ON: Als de netspanning ontbreekt, blijft de staaf in dezelfde positie staan. Als de netspanning wordt hersteld, moet een impuls worden gegeven om ervoor te zorgen dat de besturingseenheid de normale werking hervat. Met batterijen-kit Dipschakelaar 4=OFF: Als de netvoeding ontbreekt, blijft de staaf normaal functioneren. Iedere keer als hij open gaat, knippert de waarschuwingslamp maximaal 30 seconden lang met een interval van 3 seconden, om aan te geven dat de slagboom wordt gevoed door batterijen. Als de netspanning wordt hersteld, hervat het automatisch systeem de normale werking. Het aantal cycli dat het automatisch systeem op batterijen kan uitvoeren hangt af van hoe ver de batterijen zijn opgeladen, van hoe lang de netvoeding al is uitgeschakeld, van de conditie van het automatisch systeem, van de buitentemperatuur enz... Dipschakelaar 4=ON: Als de netvoeding ontbreekt, opent het automatisch systeem de staaf automatisch, en laat hij hem in de verticale stand staan terwijl hij alle commando’s deactiveert. Als de netspanning wordt hersteld, voert het automatisch systeem, als een automatische logica is gekozen, automatisch een sluitingsmanoeuvre uit, waarna hij gereed is voor de normale werking. Met de handbediende logica wacht het automatisch systeem op een impuls om de normale werking te hervatten. 8. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING De apparatuur is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen (DS, SLH, LC/RC), OMNIDEC genaamd. Met dit systeem kan zowel het OPEN-commando als het OPEN/CLOSE-commando in het geheugen worden opgeslagen. • De 3 types radiocodificatie (DS, SLH, LC/RC) kunnen niet naast elkaar bestaan. Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van één codering naar een andere over te schakelen moet de bestaande worden gewist (zie paragraaf 8.3), de programmering worden herhaald. • De ontvangermodule mag er uitsluitend in worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart te hebben uitgeschakeld. • De ontvangermodule kan op slechts één positie erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem te forceren. 8.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen DS Er kunnen max. 2 codes in het geheugen worden opgeslagen. Eén op kanaal OPEN en één op kanaal OPEN/ CLOSE. 1. Kies op de DS-afstandsbediening de gewenste combinatie ON - OFF van de 12 dipschakelaars. 2. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P2 voor het kanaal OPEN of P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE. 3. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los. 4. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren. 5. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen. 6. Om verdere afstandsbedieningen in het geheugen op te slaan moet dezelfde combinatie ON – OFF worden ingesteld als die bij punt 1 is gebruikt. 8.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen SLH NEDERLANDS Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN en OPEN/CLOSE. 1. Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 2. Na ongeveer een seconde begint de led van de afstandsbediening te knipperen. 3. Laat beide knoppen los. 4. Druk op de knop P2 of P3 op de kaart, en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN of OPEN/ CLOSE in het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen. 5. Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combineren. 6. Controleer of de led voor het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (DL6 voor het kanaal OPEN of DL7 voor het kanaal OPEN/CLOSE) een aantal seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct is opgeslagen. 7. Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 8. Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald. Om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, door de 56 opslagprocedure te herhalen, of door de volgende procedure te volgen: • Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt. • De led van de afstandsbediening begint te knipperen. • Laat beide knoppen los. • Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar. • Druk op de radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de afstandsbediening blijft branden. • Druk op de in het geheugen op te slaan radioafstandsbediening op de gewenste knop, en laat hem los als de afstandsbediening twee keer heeft geknipperd. • Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 8.3. Opslaan van radioafstandsbedieningen LC/RC Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN en OPEN/CLOSE. 1. Gebruik de LC/RC-afstandsbedieningen uitsluitend met de 433 MHz-ontvangstmodule. 2. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, P2 voor het kanaal OPEN of P3 voor het kanaal OPEN/CLOSE. 3. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los. 4. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren. 5. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de afstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen. 6. In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen. 7. Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase. 8. Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan. 8.2.1. Op afstand opslaan van radioafstandsbedieningen LC/RC Alleen bij radioafstandsbedieningen LC/RC is het mogelijk andere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen afstandsbediening te gebruiken. 1. Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen. 2. Ga vlakbij het automatisch systeem staan. 3. Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 4. Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op het geselecteerde kanaal geactiveerd. 5. Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt combineren. 6. Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief. 7. Tijdens deze 5 seconden kunnen andere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen, eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal. 8. Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende procedure. 9. Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren van de code 5 seconden worden gewacht. 8.3. Wissen van de radiocodes Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure worden gevolgd: 1. Druk een van de knoppen P2 of P3 in, en houd hem ingedrukt. 2. De bijbehorende led begint te knipperen. 3. Na vijf seconden begint de led snel te knipperen. 4. Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, DL6 en DL7, branden. 5. Laat de knop los. 9. GEVOELIGHEID OBSTAKELDETECTIE Met de voorziening voor obstakeldetectie kan de centrale tijdens de beweging van de staaf eventuele obstakels waarnemen. Aangezien dit een elektronische voorziening is, blijft de werking ervan constant, zonder schommelingen, waardoor een constant veiligheidsniveau van het automatisch systeem wordt gegarandeerd. Door aan de trimmer TR1 te draaien kan de gevoeligheid van de obstakeldetectie worden verhoogd of verlaagd. Als de trimmer met de wijzers van de klok mee wordt gedraaid, neemt de detectiegevoeligheid toe, en andersom, als hij tegen de wijzers van de klok in wordt gedraaid, neemt de gevoeligheid af. Deze voorziening is zowel tijdens het sluiten als tijdens het openen van de staaf actief. Als de voorziening tijdens het openen ingrijpt, wordt de werking van het automatisch systeem geblokkeerd en de beweging 1 seconde omgedraaid. Vervolgens moet een impuls naar de besturingseenheid worden gestuurd om de normale geprogrammeerde werking te hervatten. Als de voorziening tijdens het sluiten ingrijpt, wordt de beweging omgekeerd tot het automatisch systeem helemaal open is, zonder de eventuele sluiting te deactiveren. 57 NEDERLANDS Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het commando OPEN als met het commando OPEN/CLOSE zijn gecombineerd, worden gewist. Als deze voorziening drie keer achter elkaar ingrijpt, wordt de werking van het automatisch systeem geblokkeerd en op stop gezet, waarbij de automatische sluiting, indien geactiveerd, wordt gedeactiveerd. Om de normale werking te hervatten moet een commando voor het openen of sluiten van de slagboom worden gegeven. Afhankelijk van het commando gedraagt de slagboom zich als volgt: OPEN- of OPEN/CLOSE-impuls: in dit geval begint de staaf op vertraagde wijze open te gaan tot de slagboom helemaal open staat. Zodra de staaf helemaal open is wordt de normale werkingscyclus hervat, waarbij de automatische sluiting, indien vrijgegeven, wordt gereactiveerd. CLOSE-impuls: In dit geval begint de staaf op vertraagde wijze dicht te gaan tot de slagboom helemaal dicht is. Zodra de staaf helemaal dicht is wordt de normale werkingscyclus hervat, waarbij de automatische sluiting, indien vrijgegeven, wordt gereactiveerd. 10. PROGRAMMERING Wanneer de besturingseenheid voor het eerst wordt ingeschakeld, moet een programmeercyclus worden uitgevoerd. De kaart houdt alle commando’s uitgeschakeld, met uitzondering van de programmeerknop P1 en de impulsgevers die op de ingang OPEN/CLOSE zijn aangesloten. Zodra alle accessoires en impulsgevers zijn aangesloten, moet de werkingscyclus worden geprogrammeerd. Volg de volgende instructies om de besturingseenheid te programmeren: 1. Vergewis u ervan dat de voeding naar het automatisch systeem is uitgeschakeld, door de differentieelschakelaar om te zetten. 2. Ontgrendel het automatisch systeem met behulp van het ontgrendelmechanisme, zie instructies van de mechanische onderdelen, en zet de staaf ongeveer half open (45°). 3. Vergrendel de staaf weer en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen. 4. Schakel de voeding naar het systeem in. 5. Druk ongeveer 1 seconde op de toets P1, de waarschuwingslamp blijft branden. 6. Geef een commando OPEN/CLOSE met een willekeurige voorziening die op deze ingang is aangesloten, de slagbom begint te bewegen. De eerste manoeuvre die de slagboom uitvoert moet een sluitingsbeweging zijn. Als het automatisch systeem een openingsmanoeuvre begint, controleer dan of de connector van de motor goed is aangesloten, zoals beschreven in paragraaf 6.3. 7. Schakel de voedingsspanning weer in en herhaal de procedure vanaf punt 5. 8. Als de staaf de mechanische aanslag voor het sluiten heeft bereikt, begint hij met de openingsmanoeuvre. 9. Als de maximale opening is bereikt, begint de pauzetijd voor het automatisch sluiten te lopen. 10. Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een OPEN/CLOSE-impuls, en het automatisch systeem begint met de sluitingsfase. 11. Zodra de gesloten positie is bereikt de waarschuwingslamp gaat uit en de programmering is voltooid. Gedurende de programmeerfase beweegt de slagboom op vertraagde wijze, en zijn de veiligheidsvoorzieningen niet actief. 11. CONTROLELEDS Op de besturingseenheid zitten 7 controleleds. In de tabel hieronder is de betekenis van de verschillende leds weergegeven: LEDS INGANGEN LED AAN UIT DL1 - Ingang CLOSE Commando actief Commando niet actief DL2 - ingang OPEN Commando actief Commando niet actief DL3 - ingang OPEN/CLOSE Commando actief Commando niet actief DL4 - ingang STOP Commando niet actief Commando actief DL5 - ingang FSW Veiligheidsvoorzieningen vrij Veiligheidsvoorzieningen ingeschakeld PROGRAMMERINGSLEDS LED AAN UIT DL6 - kanaal OPEN Ingang actief Ingang niet actief DL7 - kanaal OPEN/CLOSE Ingang actief Ingang niet actief NEDERLANDS De conditie van de leds met de voeding naar de besturingseenheid ingeschakeld en de slagboom in de ruststand, is vetgedrukt weergegeven. 58 59 Gaat onmiddellijk dicht Gaat dicht Geen effect Begint de pauzetijd opnieuw Geen effect Draait beweging om in opening GEOPEND IN PAUZE GAAT OPEN GAAT DICHT Gaat onmiddellijk weer dicht Keert de beweging om in sluiting Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking, gaat dicht bij volgende impuls Blokkeert de werking, gaat open bij de volgende impuls INGANGEN Gaat open Gaat onmiddellijk weer dicht Geen effect Gaat onmiddellijk dicht Gaat dicht Geen effect Gaat open Geen effect Geen effect Draait beweging om in opening GESLOTEN GEOPEND GAAT OPEN GAAT DICHT Blokkeert de werking Blokkeert de werking DIPSCHAKELAAR 2=ON Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect (indien actief worden alle commando’s onderdrukt) STOP Blokkeert de werking Blokkeert de werking Keert de beweging om in sluiting Keert de beweging om in opening Blokkeert de werking Geen effect (indien actief worden alle commando’s onderdrukt) STOP Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat open DIPSCHAKELAAR 2=OFF OPEN / CLOSE CLOSE NEDERLANDS Gaat open en na de pauzetijd weer dicht DIPSCHAKELAAR 2=OFF Blokkeert de werking Gaat open en na de pauzetijd weer dicht DIPSCHAKELAAR 2=ON OPEN STAAT SLAGBOOM Geen effect Gaat open en na de pauzetijd weer dicht GESLOTEN INGANGEN OPEN / CLOSE LOGICA E (Halfautomatische) DIPSCHAKELAAR 1=OFF / DIPSCHAKELAAR 3=OFF CLOSE OPEN STAAT SLAGBOOM LOGICA A (Automatisch) DIPSCHAKELAAR 1=ON / DIPSCHAKELAAR 3=OFF 12. BEDRIJFSLOGICA’S Blokkeert de beweging en gaat open zodra hij vrijkomt Keert de beweging om in opening Geen effect Onderdrukt alle commando’s Geen effect DIPSCHAKELAAR 6=OFF Blokkeert de beweging en gaat open zodra hij vrijkomt Blokkeert de beweging en gaat verder zodra hij vrijkomt Onderdrukt de commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 6=ON FOTOCELLEN Keert de beweging om in opening Blokkeert de beweging en gaat verder zodra hij vrijkomt Onderdrukt de commando’s, na het vrijkomen wordt de pauzetijd hersteld Onderdrukt de commando’s, na het vrijkomen wordt de pauzetijd hersteld Geen effect Onderdrukt de OPEN-commando’s Geen effect DIPSCHAKELAAR 6=ON FOTOCELLEN DIPSCHAKELAAR 6=OFF 60 Geen effect Draait beweging om in opening GAAT OPEN GAAT DICHT Keert de beweging om in opening Geen effect Keert de beweging om in sluiting Geen effect GEOPEND IN PAUZE Gaat open en na de pauzetijd weer dicht Begint de pauzetijd opnieuw Geen effect Gaat open en na de pauzetijd weer dicht DIPSCHAKELAAR 2=ON Gaat onmiddellijk dicht CLOSE OPEN Keert de beweging om in opening Geen effect Gaat onmiddellijk weer dicht Gaat open en na de pauzetijd weer dicht DIPSCHAKELAAR 2=OFF OPEN / CLOSE INGANGEN Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect (indien actief worden alle commando’s onderdrukt) STOP LOGICA C (Appartementencomplex) DIPSCHAKELAAR 1=ON / DIPSCHAKELAAR 3=OFF Begint de pauzetijd opnieuw GESLOTEN STAAT SLAGBOOM NEDERLANDS Keert de beweging om in opening Blokkeert de beweging en gaat open zodra hij vrijkomt Blokkeert de beweging en gaat verder zodra hij vrijkomt Onderdrukt de commando’s, na het vrijkomen begint de pauzetijd weer te lopen Onderdrukt de commando’s, na het vrijkomen begint de pauzetijd weer te lopen Geen effect Onderdrukt de OPEN-commando’s Geen effect DIPSCHAKELAAR 6=ON FOTOCELLEN DIPSCHAKELAAR 6=OFF 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. Los materiales del embalaje (plástico, poliestireno, etc.) no deben dejarse al alcance de los niños, ya que constituyen fuentes potenciales de peligro. Guarden las instrucciones para futuras consultas. Este producto ha sido proyectado y fabricado exclusivamente para la utilización indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro. FAAC declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso del previsto. No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. FAAC no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. FAAC declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción FAAC. Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales FAAC No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación. Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado FAAC o a centros de asistencia FAAC. Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido DEUTSCH HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. Die Firma FAAC lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. Die Firma FAAC übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. 17. Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. 18. Die Firma FAAC lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause FAAC hergestellt urden. 19. Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma FAAC verwendet werden. 20. Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. 21. Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. 22. Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. 23. Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderlichen Ausbildung verwendet werden. 24. Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. 25. Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. 26. Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal FAAC oder an Kundendienstzentren FAAC zu wenden. 27. Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig NEDERLANDS WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. FAAC is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. FAAC aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door FAAC zijn geproduceerd. Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele FAAC-onderdelen. Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd FAAC-personeel of een erkend FAAC-servicecentrum. Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Genius E604 Handleiding

Type
Handleiding