Canon Wireless File Transmitter WFT-E7 B Handleiding

Type
Handleiding
INSTRUCTIEHANDLEIDING
D
Wireless File Transmitter
voor EOS R
WFT-E7 (Ver.2)
Deze handleiding is voor de WFT-E7 (Ver.2) met firmwareversie 1.4.0 of
later geïnstalleerd.
2
De transmitter is een accessoire voor EOS-camera's die LAN-functies
mogelijk maakt bij aansluiting op de camera.
Dankzij de LAN-functies van de transmitter wordt het volgende
mogelijk:
Beelden overdragen naar een FTP-server
Via EOS Utility opnamen op afstand maken, weergeven en
downloaden
Inleiding
Wat u kunt doen met de transmitter
FTP-overdracht (p.31)
EOS Utility (p.49)
3
Om wereldwijd te voldoen aan lokale radiofrequentievoorschriften
biedt Canon vijf regiospecifieke versies van de transmitter (A, B, C,
D en E) in verschillende regio's wereldwijd (raadpleeg het aparte
vel). Voor het gemak wordt het product in deze handleiding 'WFT-E7
(Ver.2)' genoemd, zonder verwijzing naar de varianten A, B, C, D of
E.
In deze handleiding wordt de term 'toegangspunt' gebruikt als naam
voor wireless LAN-toegangspunten, wireless LAN-routers etc. die
een LAN-verbinding mogelijk maken.
Zorg ervoor dat u uw LAN- en FTP-serveromgevingen correct hebt
ingesteld voordat u deze instructies volgt. Voor informatie over het
instellen van de omgevingen raadpleegt u de documentatie die bij
elk apparaat is meegeleverd of neemt u contact op met de fabrikant.
Lees de handleiding van uw camera en raak vertrouwd met de
bediening voordat u de onderstaande instructies over opties volgt.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Geeft het hoofdinstelwiel aan.
<5> : Geeft het snelinstelwiel aan.
<W><X><Y><Z>: Indicatie voor de <V> cross keys boven, onder,
links en rechts.
<0>: Geeft de instelknop aan.
* Naast bovenstaande voorbeelden worden er in deze handleiding ook
pictogrammen en symbolen gebruikt van knoppen en het scherm van de
camera bij het bespreken van relevante handelingen en functionaliteiten.
(p.**) : Zie de aangegeven pagina's voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen te voorkomen tijdens
het gebruik van de camera.
: Aanvullende informatie.
Symbolen in deze handleiding
4
Symbolen in deze handleiding
Uitgangspunten
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden uitgelegd, wordt
ervan uitgegaan dat de aan/uit-schakelaar is ingesteld op <1>.
Er wordt van uitgegaan dat alle menu-instellingen,
gebruikersfuncties etc. zijn ingesteld op de standaardwaarden.
Beeldoverdracht, opnamen op afstand of het bekijken van beelden vereist
voldoende kennis van het configureren van uw LAN- en FTP-server. Canon
biedt geen ondersteuning voor het configureren van LAN's of FTP-servers.
Let op dat Canon niet aansprakelijk kan worden gesteld voor enig verlies of
schade aan de transmitter na foutieve instellingen in het netwerk of op de
FTP-server. Bovendien kan Canon niet aansprakelijk worden gesteld voor
enig ander verlies of schade veroorzaakt door het gebruik van de
transmitter.
Als u gebruikmaakt van LAN-functies dient u op eigen risico en naar eigen
discretie passende voorzorgsmaatregelen te treffen. Canon kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor enig verlies of schade veroorzaakt door
ongeoorloofde toegang of andere beveiligingsproblemen.
5
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Basisnetwerkinstellingen
17
Beelden overbrengen naar een FTP-server
31
Bediening op afstand met EOS Utility
49
De verbinding verbreken en herstellen
53
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen
57
Problemen oplossen
69
Aanvullende informatie
91
1
2
3
4
5
6
7
6
2
1
3
4
Inleiding 2
Symbolen in deze handleiding ......................................................... 3
Inhoudsopgave................................................................................. 5
Veiligheidsmaatregelen .................................................................... 8
Onderdelen..................................................................................... 10
De batterij plaatsen en verwijderen ................................................ 12
Een gewone wandcontactdoos gebruiken...................................... 14
Bevestigen op de camera............................................................... 15
Basisnetwerkinstellingen 17
Voorbereiding ................................................................................. 18
De connectiewizard weergeven ..................................................... 20
Het type toegangspunt controleren ................................................ 22
Verbinden via WPS (PBC-modus).................................................. 23
Verbinden via WPS (PIN-modus) ................................................... 24
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk.................... 26
Het IP-adres instellen ..................................................................... 29
Beelden overbrengen naar een FTP-server 31
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren................... 32
Beelden afzonderlijk overbrengen.................................................. 37
Groepen beelden overbrengen ...................................................... 42
Beelden met een onderschrift overbrengen ................................... 46
Overgebrachte beelden bekijken.................................................... 47
Bediening op afstand met EOS Utility 49
Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren ................... 50
EOS Utility gebruiken ..................................................................... 52
De verbinding verbreken en herstellen 53
De verbinding verbreken ................................................................ 54
Opnieuw verbinden ........................................................................ 55
Inhoud
7
Inhoud
6
7
5
Verbindingsinstellingen controleren en gebruiken 57
Het scherm met verbindingsinstellingen weergeven....................... 58
Instellingen wijzigen ........................................................................60
Instellingen opslaan en laden .........................................................64
Scherm Functie-instellingen............................................................66
Problemen oplossen 69
Reageren op foutberichten .............................................................70
Toelichting bij de wireless functie....................................................86
Beveiliging....................................................................................... 88
Netwerkinstellingen controleren......................................................89
Aanvullende informatie 91
Onderschriften maken en registreren .............................................92
IP-adres handmatig instellen ..........................................................94
Een beugel gebruiken (apart verkrijgbaar)......................................96
Technische gegevens .....................................................................97
Index ............................................................................................. 101
8
Zorg dat u deze veiligheidsmaatregelen leest om het product veilig te kunnen
gebruiken.
Houd u aan deze veiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat de gebruiker
van het product of anderen verwondingen of letsel oplopen.
Veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik alleen stroombronnen waarvan in deze gebruiksaanwijzing wordt
aangegeven dat ze bedoeld zijn voor gebruik met dit product.
Demonteer of wijzig het product niet.
Stel het product niet bloot aan harde schokken of trillingen.
Raak geen blootgelegde interne onderdelen aan.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product in geval van vreemde
omstandigheden, zoals de aanwezigheid van rook of een vreemde geur.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of verfverdunner
om het product schoon te maken.
Maak het product niet nat. Stop geen vreemde voorwerpen of vloeistoffen in het product.
Gebruik het product niet waar mogelijk ontvlambare gassen aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u in de winkel verkrijgbare
batterijen of bijgeleverde batterijen gebruikt.
Gebruik batterijen alleen voor het product waarvoor ze bedoeld zijn.
Verwarm batterijen niet en stel ze niet bloot aan vuur.
Stel de polen niet bloot aan vuil en zorg ervoor dat ze niet in contact komen met
metalen pennen of andere metalen voorwerpen.
Dit kan een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken.
Volg aanwijzingen op om het gebruik uit te schakelen op locaties waar het gebruik ervan
verboden is.
Als u dit niet doet kunt u storingen in andere apparatuur veroorzaken als gevolg van
elektromagnetische golven. Dit kan zelfs ongelukken veroorzaken.
VOORZICHTIG
VHiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Laat het product niet achter op locaties die worden blootgesteld aan extreem hoge of lage
temperaturen.
Het product kan extreem heet/koud worden en brandwonden of letsel veroorzaken
wanneer het wordt aangeraakt.
9
Veiligheidsmaatregelen
De transmitter is een precisie-instrument. Laat het niet vallen en stel het niet
bloot aan fysieke schokken.
De transmitter is niet waterdicht. Gebruik het apparaat niet onder water.
Droog het apparaat af met een droge doek als er waterspatten op zijn
gekomen. Als de transmitter is blootgesteld aan zilte lucht, veegt u deze
schoon met een schone, goed uitgewrongen vochtige doek.
Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische
velden, zoals magneten of elektromotoren.
Laat de transmitter niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een
auto die in direct zonlicht staat. Door hoge temperaturen kan de transmitter
beschadigd raken.
Neem de transmitter niet af met schoonmaakmiddelen die organische
oplosmiddelen bevatten. Bij hardnekkig vuil dient u hem mee te nemen naar
het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Plaats de transmitter niet in de buurt van chemicaliën die voor roest en
corrosie kunnen zorgen, zoals in een chemisch laboratorium.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
10
LCD-paneel
* Bluetooth-connectiviteit wordt niet ondersteund op de EOS R.
Onderdelen
Deksel van
batterijcompartiment
(p.12)
Ontgrendeling van
batterijcompartiment
(p.12)
Aan-/uitlampje
(Power) (p.15)
<
LAN
>-lampje
LCD-paneel
Aan-/uitschakelaar (p.15)
Statiefschroef
<a>-poort (p.15) Ethernet RJ-45-poort
Foutcodenummer
Draadloos-signaalsterkte
Batterijcontrole
Verbindingspictogram
Bekabelde
LAN-verbinding
Bluetooth-verbinding*
11
Onderdelen
Hoesje en andere accessoires
Interfacekabels
Gebruik bij het aansluiten van de EOS R de IFC-40AB III (40 cm; apart
verkrijgbaar) of de IFC-150AB III (1,5 m; apart verkrijgbaar). De meegeleverde
interfacekabels kunnen niet voor de aansluiting worden gebruikt.
Bevestigingspunten draagriem
Broekriemhouder
Riem van hoesje Hoesje voor statiefschroef
Kapje om te voorkomen dat
de kabel wordt losgekoppeld
12
Voorzie de transmitter van voeding met Batterij LP-E6N (of LP-E6).
Zorg er bij vervanging van de transmitterbatterij voor dat u de
transmitter uitschakelt voordat u het deksel van het
batterijcompartiment opent.
De transmitter wordt zonder batterij of oplader verkocht. Als u deze
accessoires niet hebt, zijn ze apart verkrijgbaar.
1
Open het deksel.
Druk op de ontgrendeling en open het
deksel.
2
Plaats de batterij in het
compartiment.
Plaats de batterij met de
contactpunten naar binnen gericht in
het compartiment.
Schuif de batterij helemaal in het
compartiment totdat de batterij vast
klikt.
3
Sluit het deksel.
Druk het deksel dicht totdat u een klik
hoort.
De batterij plaatsen en verwijderen
De batterij plaatsen
13
De batterij plaatsen en verwijderen
Als u de transmitter inschakelt, ziet u de resterende batterijlading. Als
het batterijsymbool (
b) knippert, betekent dit dat de batterij bijna
leeg is.
1
Open het deksel.
Druk op de ontgrendeling en open het
deksel.
2
Verwijder de batterij.
Duw de batterijborgknop in de richting
van de pijl en verwijder de batterij.
Zorg ervoor dat u altijd het
beschermdeksel op de batterij
bevestigt om kortsluiting te
voorkomen.
Batterijcontrole
Symbool
zxcm
bn
Niveau (%)
100 – 70 69 – 50 49 – 20 19 – 10 9 – 1 0
De batterij verwijderen
14
U kunt de transmitter op een gewoon stopcontact aansluiten met
behulp van de DC-koppeling DR-E6 en AC-adapter AC-E6N (elk
afzonderlijk verkocht).
1
Plaats de gelijkstroomkoppeling.
Open het klepje van het accuvak en
open de kabelopeningsklep van de
DC-koppeling.
Plaats de DC-koppeling totdat deze
stevig vastklikt en duw de kabel door
de opening.
Sluit de klep.
2
Sluit de plug van de DC-koppeling
aan.
Sluit de plug van de DC-koppeling en
de connector van de AC-adapter
stevig aan.
3
Sluit het netsnoer aan.
Sluit de stroomkabel aan zoals in de
afbeelding wordt weergegeven.
Nadat u de camera hebt gebruikt,
haalt u de stekker uit het stopcontact.
Een gewone wandcontactdoos gebruiken
Kabelopening van
de DC-koppeling
Sluit de stroomkabel of DC-koppeling niet aan of verwijder deze niet als
u de aan/uit-schakelaar van de transmitter in de stand <1> laat staan.
Sluit de transmitter en camera niet beide op een stopcontact aan, en
gebruik ze niet tegelijk. Dit kan leiden tot storingen bij elektronische
apparaten in de buurt. Neem contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde Canon Service Center voor meer informatie.
U kunt ook AC-adapterset ACK-E6 (afzonderlijk verkocht) gebruiken.
15
Gebruik bij bevestiging van de transmitter op de camera altijd een van
de interfacekabels die u bij de transmitter hebt ontvangen.
1
Schakel zowel de transmitter als
de camera uit.
2
Bevestig het kapje van de
<a>-poort op de
transmitter.
Bevestig het kapje om te voorkomen
dat de kabel wordt losgekoppeld.
3
Sluit de transmitter aan op de
camera.
Gebruik voor de interfacekabel de
IFC-40AB III (40 cm; apart
verkrijgbaar) of de IFC-150AB III (1,5
m; apart verkrijgbaar).
Bevestig de kabelbeschermer aan de
camera en leid de kabel door de
klem.
Raadpleeg voor instructies voor de
kabelbeschermer de
gebruiksaanwijzing van de camera.
4
Schakel zowel de transmitter als
de camera in.
Het <3>-lampje van de
transmitter gaat branden en op het
LCD-paneel van de transmitter ziet u
<D>.
Bevestigen op de camera
GPS
WFT
CAMERA
16
Bevestigen op de camera
Sluit de transmitter met IFC-150AB III op de camera aan.
Voorbeeld van gebruik van hoesje en riem
Schakel zowel de transmitter als de camera uit voordat u de kabel
loskoppelt.
Als u tijdens movieopnamen de transmitter in-/uitschakelt of de
interfacekabel aansluit/loskoppelt, worden de movieopnamen gestopt.
Als wireless functies worden gebruikt, kan er geluid worden opgenomen,
ongeacht of de geïntegreerde microfoon(s) of een externe microfoon in
gebruik is. Het is aanbevolen de wireless functies niet te gebruiken bij
het opnemen van video's.
Als het <3>-lampje van de transmitter knippert, betekent dit dat de
transmitter en de camera niet goed met elkaar zijn verbonden. Controleer
de verbinding.
17
1
Basisnetwerkinstellingen
Voer de basisnetwerkinstellingen in via het menu op het
scherm van de camera.
18
[Via FTP]
U kunt opgenomen beelden overbrengen naar een FTP-server.
U kunt beelden automatisch direct na de opname overbrengen.
U kunt ook later de beelden selecteren die u wilt overbrengen.
Computerbesturingssystemen
Voor het gebruik van [Via FTP] moet een van de volgende
besturingssystemen zijn geïnstalleerd op een computer. Bovendien
moet de computer van tevoren zijn ingesteld als FTP-server.
Windows 10
Windows 8, Windows 8 Pro, Windows 8.1, Windows 8.1 Pro
Windows 7 (Professional, Enterprise of Ultimate Edition voor
32- of 64-bits systemen)
Voor instructies over het instellen van een computer als FTP-server,
raadpleegt u de documentatie die met elk apparaat is meegeleverd
of neemt u contact op met de fabrikant.
Let op: de volgende besturingssystemen kunnen niet worden
gebruikt omdat deze geen FTP-serverfunctionaliteit bieden.
Windows 7 Home Premium
Voorbereiding
19
Voorbereiding
[EOSUtility]
U kunt opnamen maken op afstand via een LAN dankzij EOS Utility
(EOS-software).
Naast opnamen op afstand worden bijna alle camerabewerkingen
met de EOS Utility ondersteund, omdat bij deze optie een LAN wordt
gebruikt in plaats van een interfacekabel.
Hiervoor is een computer nodig waarop EOS Utility
(EOS-software) geïnstalleerd is.
Bij verbinding via een toegangspunt verbindt u het doelapparaat van
tevoren met het toegangspunt.
Verbinden via een toegangspunt
Overdracht van films via wireless LAN
Vanwege de aanzienlijke grootte van afzonderlijke moviebestanden kan een
wireless LAN-bestandsoverdracht enige tijd duren. Stel een omgeving in
waarin elk apparaat een stabiele communicatie met het toegangspunt en de
transmitter kan bewerkstelligen. Lees hiervoor de informatie op pagina 86.
20
In dit deel van de handleiding wordt het proces beschreven dat na de
verbindingsinstructies volgt. Raadpleeg de sectie "Problemen
oplossen" in hoofdstuk 6 (p.69) en controleer de instellingen als er een
foutbericht verschijnt.
Als u op de ontspanknop of andere cameraknoppen drukt tijdens de
configuratie met behulp van de verbindingsinstructies, worden de
verbindingsinstructies afgesloten.
1
Schakel de transmitter in.
2
Selecteer [55: WFT-instellingen].
3
Selecteer [Connectie-inst.].
4
Selecteer [SET*].
De connectiewizard weergeven
21
De connectiewizard weergeven
5
Selecteer [Connectie wizard].
Het <
LAN
>-lampje op de transmitter
knippert groen.
6
Selecteer de
communicatiemethode.
Selecteer de communicatiemethode
door te verwijzen naar pagina 18.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
7
Selecteer het type LAN.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Als [Wireless] is geselecteerd
Het scherm [Selecteer een netwerk]
verschijnt. Voor de hierop volgende
bewerkingen, zie pagina 22.
Als [Kabel] is geselecteerd
Het scherm [Inst. IP-adres]
verschijnt. Voor de hierop volgende
bewerkingen, zie pagina 29.
Gebruik een LAN-kabel van het type
STP, categorie 5e of hoger. (STP:
Shielded Twisted Pair)
22
Om verbinding te maken met een toegangspunt, controleert u of het
toegangspunt WPS
*
ondersteunt voor een gemakkelijke verbinding
tussen Wi-Fi-apparaten.
Als u niet weet of het toegangspunt WPS-compatibel is, raadpleeg dan
de instructiehandleiding van het toegangspunt of andere documentatie.
* Wi-Fi Protected Setup
Als WPS wordt ondersteund
De twee volgende verbindingsmethoden zijn beschikbaar. Met WPS
(PBC-modus) kan er makkelijker een verbinding tot stand worden
gebracht.
Verbinden via WPS (PBC-modus): Voer de handelingen uit zoals
beschreven op pagina 23.
Verbinden via WPS (PIN-modus): Voer de handelingen uit zoals
beschreven op pagina 24.
Als WPS niet wordt ondersteund
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk: Voer de
handelingen uit zoals beschreven op pagina 26.
Encryptie toegangspunt
De transmitter ondersteunt de volgende opties voor [Verificatie] en
[Encryptie instellingen]. Wanneer u handmatig verbinding maakt met
een gedetecteerd netwerk dient het toegangspunt een van de volgende
encrypties te gebruiken.
[Verificatie]: Open systeem, Shared key of WPA/WPA2-PSK
[Encryptie instellingen]: WEP, TKIP of AES
Het type toegangspunt controleren
Als stealth-functies van het toegangspunt actief zijn, kan de
verbinding worden uitgeschakeld. Schakel stealth-functies uit.
Wanneer er verbinding wordt gemaakt met een netwerk met een
netwerkbeheerder, vraagt u de beheerder om de gedetailleerde
instellingsprocedures.
Als het netwerk dat u gebruikt, filtert op MAC-adres, registreer dan het
MAC-adres van de transmitter op het toegangspunt. Het MAC-adres kan
worden gecontroleerd op het scherm [Functie-instell.] (p.66).
23
De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 22.
Dit is een verbindingsmodus die beschikbaar is bij het gebruik van een
toegangspunt dat compatibel is met WPS. In Pushbutton Connection-
modus (PBC-modus) kunnen de camera en het toegangspunt
eenvoudig worden verbonden door middel van een simpele druk op de
WPS-knop op het toegangspunt.
Als er meerdere toegangspunten actief zijn in de omgeving, kan het
lastiger zijn om verbinding te maken. Probeer in dat geval verbinding
te maken via [WPS (PIN-modus)].
Kijk vooraf waar de WPS-knop zich bevindt op het toegangspunt.
Het kan ongeveer een minuut duren voordat de verbinding tot stand
is gebracht.
1
Selecteer [Verbind via WPS].
2
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
3
Maak verbinding met het
toegangspunt.
Druk op de WPS-knop op het
toegangspunt. Raadpleeg de
instructiehandleiding bij het
toegangspunt als u wilt weten waar
de knop zich bevindt en hoe lang u
deze ingedrukt moet houden.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
een verbinding tot stand te brengen
met het toegangspunt.
Wanneer er een verbinding met het
toegangspunt tot stand is gebracht,
wordt het scherm [Inst. IP-adres]
weergegeven (p.29).
Verbinden via WPS (PBC-modus)
24
De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 22.
Dit is een verbindingsmodus die beschikbaar is bij het gebruik van een
toegangspunt dat compatibel is met WPS. In de PIN-
codeverbindingsmodus (PIN-modus) maakt u verbinding door het
8-cijferige identificatienummer van de camera in te voeren op het
toegangspunt.
Zelfs als er meerdere toegangspunten actief zijn in de omgeving, is
het invoeren van een gedeeld identificatienummer een relatief
betrouwbare methode om een verbinding tot stand te brengen.
Het kan ongeveer een minuut duren voordat de verbinding tot stand
is gebracht.
1
Selecteer [Verbind via WPS].
2
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
3
Voer de PIN-code in.
Voer de PIN-code van 8 cijfers in op
het toegangspunt zoals weergegeven
op het scherm van de camera.
Leest de instructiehandleiding van
het toegangspunt voor instructies
voor het instellen van PIN-codes op
het toegangspunt.
Nadat de PIN-code is ingevoerd,
selecteert u [OK] en drukt u op
<0>.
Verbinden via WPS (PIN-modus)
25
Verbinden via WPS (PIN-modus)
4
Maak verbinding met het
toegangspunt.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
een verbinding tot stand te brengen
met het toegangspunt.
Wanneer er een verbinding met het
toegangspunt tot stand is gebracht,
wordt het scherm [Inst. IP-adres]
weergegeven (p.29).
26
De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van pagina 22.
Maak verbinding via de SSID (of ESS-ID) van het toegangspunt om
verbinding te maken met een lijst van actieve toegangspunten in de
buurt.
1
Selecteer een toegangspunt.
Gebruik de knoppen <W> <X> om
het toegangspunt te selecteren in de
lijst met toegangspunten.
(1) SSID
(2) Er wordt een pictogram weergegeven als het toegangspunt voorzien
is van encryptie
(3) Gebruikt kanaal
[Vernieuwen] en [Handmatige instellingen]
Scroll naar beneden op het scherm bij stap 1 om [Vernieuwen] en
[Handmatige instellingen] weer te geven.
Om naar toegangspunten te zoeken, selecteert u [Vernieuwen].
Voor het handmatig configureren van de instellingen van het
toegangspunt selecteert u [Handmatige instellingen]. Voer de
SSID in met gebruik van het virtuele toetsenbord en configureer de
instellingen volgens de weergegeven instructies.
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk
Het toegangspunt selecteren
(1) (2) (3)
27
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk
Voer de encryptiesleutel (wachtwoord) in zoals opgegeven voor het
toegangspunt. Raadpleeg de instructiehandleiding van het
toegangspunt voor informatie over de encryptiesleutel.
Afhankelijk van de verificatie en codering van het toegangspunt
kunnen de schermen hieronder bij stappen 2 t/m 3 er anders uitzien.
Ga naar pagina 29 wanneer het scherm [Inst. IP-adres] wordt
weergegeven in plaats van de schermen voor de stappen 2 t/m 3.
2
Selecteer een key index.
Het scherm [Key index] verschijnt
alleen als het toegangspunt WEP-
codering gebruikt.
Selecteer een nummer voor de key
index zoals opgegeven voor het
toegangspunt en druk vervolgens op
<0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
3
Voer de encryptiesleutel in.
Druk op <0> om het virtuele
toetsenbord te tonen (p. 28) en de
encryptiesleutel in te voeren.
Wanneer er een verbinding met het
toegangspunt tot stand is gebracht,
wordt het scherm [Inst. IP-adres]
weergegeven (p.29).
De encryptiesleutel van het toegangspunt invoeren
28
Handmatig verbinden met een gedetecteerd netwerk
Gebruik de knoppen <W> <X> <Y> <Z> om binnen 2 en 4-8 te
bewegen.
Druk op <0> om de invoer te bevestigen om van invoermodus te
veranderen.
.
Het virtuele toetsenbord gebruiken
(1) Veld om tekst in te voeren (5) Van invoermodus veranderen
(2) Pijltjesknoppen om te
verplaatsen in het invoerveld
(6) Spatiebalk
(7) Een teken in het invoerveld
verwijderen
(3) Aantal tekens/
aantal beschikbare tekens
(8) Het type toetsenbord wijzigen
(4) Toetsenbord (9) De tekstinvoer voltooien
(4)
(1)
(3)
(5)
(2)
(6) (7) (8) (9)
29
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de
communicatiemethode te openen.
Als [Autom. instellen] een
foutmelding geeft of als u de
instellingen handmatig wilt invoeren,
gaat u naar pagina 94.
De volgende instructies zijn bestemd voor schermen met instellingen
die variëren aan de hand van de communicatiemethode. Lees de
pagina die de geselecteerde communicatiemethode introduceert.
FTP-overdracht
Hoofdstuk 2 (p.31)
EOS Utility
Hoofdstuk 3 (p.49)
Het IP-adres instellen
Het voltooien van de instellingen voor de communicatiemethode
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers of toegangspunten of routers met DHCP-serverfunctionaliteit
zodat IP-adressen en verwante instellingen automatisch worden
toegewezen en geconfigureerd.
30
31
2
Beelden overbrengen
naar een FTP-server
Door verbinding te maken met een FTP-server, kunt u
beelden in de camera overbrengen naar een computer.
Met FTP-overdracht kunt u beelden na de opname
direct automatisch overbrengen naar de FTP-server of
in één keer een serie opnamen op de FTP-server
plaatsen.
De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van
hoofdstuk 1.
32
Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
1
Selecteer een FTP-modus.
Om veiligheid bij FTP-overdracht met
een rootcertificaat te garanderen,
selecteert u [FTPS].
Voor rootcertificaat-instellingen, zie
pagina 35.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer [Adres instelling].
Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven.
3
Voer de naam of het IP-adres van
de FTP-server in.
Als u het IP-adres hebt ingesteld op
[Autom. instellen] of het DNS-adres
hebt ingesteld op [Handmatig inst.]
wordt het scherm aan de linkerkant
weergegeven.
Lees "Het virtuele toetsenbord
gebruiken" (p.28) voor instructies
voor de werking van het scherm.
Als u het DNS-adres hebt ingesteld
op [Nee], verschijnt het scherm dat u
links ziet.
Draai het hoofdinstelwiel <6> om
de invoerpositie in het bovenste
gebied te wijzigen en selecteer een
nummer met de knoppen <Y> <Z>.
Druk op <0> om het
geselecteerde nummer in te voeren.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren
33
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren
4
Stel het poortnummer in.
Het poortnummer bij [Poortnummer
instellen] dient doorgaans 00021 te
zijn.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
5
Voer de instellingen voor
Passieve modus in.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Als u bij stap 8 Fout 41 ('Kan niet
verbinden met FTP-server') ziet, stelt u
[Passieve modus] in op [Gebr.] om
de fout mogelijk te verhelpen.
6
Stel de proxyserver in.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
7
Stel de loginmethode in.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
34
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren
8
Stel de doelmap in.
Selecteer [Rootmap] als u de
beelden wilt opslaan in de rootmap
die is opgegeven in de FTP-
serverinstellingen (p.47).
Selecteer [Selecteer map] als u in de
rootmap een doelmap wilt opgeven.
Als er geen map bestaat, wordt er
automatisch een gemaakt.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Het <
LAN
>-lampje op de transmitter
licht groen op.
9
Selecteer [OK].
Druk op <0>. Het scherm dat de
verbinding is voltooid, verschijnt.
10
Selecteer [OK].
Druk op <0> om terug te keren
naar het scherm [WFT-instellingen].
De instellingen worden opgeslagen in
de camera. Ze worden niet in de
transmitter opgeslagen.
De verbindingsinstellingen voor FTP-overdracht zijn hiermee voltooid.
Tijdens het overbrengen van beelden, knippert het <
LAN
>-lampje op de
transmitter groen.
35
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren
Als de FTP-modus is ingesteld op [FTPS] bij het configureren van de
verbindingsinstellingen, moet hetzelfde rootcertificaat zoals de FTP-
server worden geïmporteerd naar de camera.
Alleen het rootcertificaat met de bestandsnaam 'ROOT.CER',
'ROOT.CRT' of 'ROOT.PEM' kan worden geïmporteerd naar de
camera.
Er kan slechts één rootcertificaatbestand worden geïmporteerd naar
de camera.
Plaats van tevoren een kaart met het rootcertificaatbestand.
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Functie-instell.].
3
Selecteer [FTP-overdrachtsinst.].
Het importeren van een rootcertificaat voor FTPS
36
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren
4
Selecteer [Rootcertif. ins.].
5
Selecteer [Rootcertif. laden van
kaart].
6
Selecteer [OK].
Het rootcertificaat wordt
geïmporteerd.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster om terug te keren
naar het scherm [Rootcertif. ins.].
Selecteer [Verwijder rootcertificaat] op het scherm voor stap 5
voor het verwijderen van het rootcertificaat dat naar de camera is
geïmporteerd. Selecteer [Details rootcertif. bekijken] om de
uitgever, het onderwerp, de geldigheidsduur en andere informatie te
lezen.
37
Beelden kunnen direct na de opname automatisch worden
overgebracht naar de FTP-server. U kunt tijdens de beeldoverdracht
wel gewone foto-opnamen blijven maken.
Vergeet niet een kaart in de camera te plaatsen voordat u opnamen
maakt. Opnamen die niet zijn vastgelegd, kunnen niet worden
overgebracht.
De automatische overdracht van movies tijdens het maken van
opnamen wordt niet ondersteund. Breng de movie na de opname
over (zie pagina 42-46).
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Functie-instell.].
3
Selecteer [FTP-overdrachtsinst.].
Beelden afzonderlijk overbrengen
Automatische beeldoverdracht na elke opname
38
Beelden afzonderlijk overbrengen
4
Selecteer [Autom. overbr.].
Selecteer [Inschak.].
5
Maak de opname.
Het vastgelegde beeld wordt
overgebracht naar de FTP-server.
Beelden kunnen tijdens een beeldoverdracht niet worden gewist.
Tijdens continue opnamen worden beelden naar de FTP-server
overgebracht in de volgorde waarin ze worden vastgelegd.
De opnamen worden ook opgeslagen op de kaart.
Eventuele beelden waarvoor de overdracht mislukt of wordt
onderbroken, worden automatisch overgebracht nadat de verbinding is
hersteld (p.41). Deze beelden kunnen ook op een later tijdstip opnieuw
in groepen worden overgedragen (p.42).
39
Beelden afzonderlijk overbrengen
Toon eenvoudigweg een beeld en druk op <0> om de overdracht te
starten. U kunt tijdens de beeldoverdracht wel gewone foto-opnamen
blijven maken.
1
Selecteer [Overbrengen met
SET].
Op het scherm voor het instellen van
de FTP-overdracht, selecteert u
[Overbrengen met SET].
Selecteer [Inschak.].
2
Selecteer het beeld.
Druk op de camera op de knop
<x>.
Selecteer het gewenste beeld en druk
vervolgens op <0> om het beeld
over te brengen.
U kunt op deze manier geen
movies overbrengen. Als u een
movie selecteert en op <0>
drukt, verschijnt het
afspeelvenster voor movies.
Het huidige beeld overbrengen
40
Beelden afzonderlijk overbrengen
Voor RAW+JPEG-beelden kunt u aangeven welke beelden overgebracht
moeten worden.
Selecteer [Overbr. type/form.] in stap 4 op pagina 38 om het soort
beelden te selecteren dat overgebracht moet worden.
1
Selecteer [Overbr. type/form.].
2
Selecteer het type beeld dat u wilt
overbrengen.
Het type afbeeldingen voor overdracht selecteren
41
Beelden afzonderlijk overbrengen
Als de overdracht mislukt, knippert het
<
LAN
>-lampje op de transmitter rood. Druk
in dat geval op de knop <M>, selecteer
op het tabblad [55] de optie [WFT-
instellingen] en druk op <0>. Als het
scherm verschijnt dat u links ziet, onthoudt
u de foutcode en neemt u met behulp van
de informatie op pagina 70 de oorzaak van de fout weg.
Zodra de oorzaak van de fout is weggenomen, worden de beelden
waarvan de overdracht eerder is mislukt, opnieuw automatisch
overgebracht. Wanneer deze optie is geactiveerd, wordt de overdracht
opnieuw geprobeerd nadat deze is mislukt, ongeacht of automatische
overdracht werd gebruikt of de opnamen via FTP werden overgebracht.
Als u de beeldoverdracht annuleert of de transmitter of camera
uitschakelt, wordt het beeld niet automatisch opnieuw overgebracht. Zet
het beeld over (zie pagina 42 voor meer informatie).
Automatisch opnieuw proberen als de overdracht is mislukt
Door de energiebesparende functie op het scherm [Functie-instell.] in te
stellen (p.66), kunt u zich na de overdracht afmelden bij de transmitter van
de FTP-server en de LAN-verbinding verbreken.
42
Na de opnamen kunt u meerdere beelden selecteren en deze in één
keer overbrengen. U kunt ook niet-verzonden beelden of beelden die
eerder niet konden worden verzonden, overbrengen. Bovendien kunt u
eerst een onderschrift toevoegen.
U kunt tijdens de beeldoverdracht wel gewone foto-opnamen blijven
maken.
Beelden selecteren
1
Selecteer [31:
Beeldoverdracht].
2
Selecteer [Beeldsel./overdr.].
3
Selecteer [FTP-overdracht].
4
Selecteer [Sel.beeld].
Groepen beelden overbrengen
De beelden selecteren die overgebracht moeten worden
43
Groepen beelden overbrengen
5
Selecteer de beelden die u wilt
overbrengen.
Selecteer met de knoppen <Y> <Z>
het beeld dat u wilt overdragen en
druk op <0>.
Gebruik de knoppen <W> <X>
linksboven in het scherm om te
markeren [X], druk vervolgens op
<0>.
Als u op de knop <u> drukt en het hoofdinstelwiel <6> linksom
draait, kunt u een beeld selecteren uit een weergave van drie
beelden. Om terug te gaan naar de weergave van één beeld, draait
u het hoofdinstelwiel <6> rechtsom.
Om andere beelden te selecteren die moeten worden verzonden,
herhaalt u stap 5.
Na het selecteren van de beelden drukt u op <M>.
6
Breng het beeld over.
Selecteer [FTP-overdracht] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster voor het
overbrengen van het beeld.
Beelden die u hebtgeselecteerd met
[Meerdere] kunnen ook op deze
manier worden overgedragen.
U kunt ook gemaakte movies overdragen.
Wanneer [Sel.beeld] is geselecteerd, kunt u linksboven in de hoek van
het scherm de overdrachthistorie volgen. Geen markering: Niet
geselecteerd. X: Geselecteerd voor overdracht. l: Overdracht mislukt.
k: Overdracht geslaagd.
De procedures voor [RAW+JPEG-overbr.] (p.45) en bovenstaande
stappen 1 t/m 5 kunnen ook worden uitgevoerd als de camera niet is
aangesloten op een FTP-server.
44
Groepen beelden overbrengen
Reeks selecteren
Selecteer onder [Meerdere] de optie
[Selecteer reeks]. Selecteer het eerste
en het laatste beeld in de reeks om alle
beelden te markeren met een kruisje
[X]. Eén exemplaar van elk beeld wordt
overgedragen.
In een map
Met [Mapbeelden niet overgebr.] selecteert u alle niet-overgebrachte
beelden in de map.
Met [Mapbeelden overbr. fout] selecteert u alle beelden in de map
waarvan de overdracht is mislukt.
Met [Wis map overbr. historie] wist u de overbrenghistorie van
beelden in de map. Na het wissen van de overdrachtshistorie, kunt u
[Mapbeelden niet overgebr.] selecteren en weer alle beelden in de
map overbrengen.
Op een kaart
Ga naar 'In een map' voor beschrijvingen van [Kaartbeelden niet
overgebr.], [Kaartbeelden overbrengfout] en [Wis kaart
overbrenghistorie].
Meerdere beelden selecteren
Opnemen is ook mogelijk tijdens het overbrengen van beelden.
45
Groepen beelden overbrengen
Voor RAW+JPEG-beelden kunt u
aangeven welk beeld overgebracht moet
worden.
In stap 2 op pagina 42 selecteert u
[RAW+JPEG-overbr.] en selecteert u
het beeld dat moet worden
overgebracht: [JPEG], [RAW] of
[RAW+JPEG].
De instelling [RAW+JPEG-overbr.]
wordt afgewisseld met de instelling
[RAW+JPEG-overbr.] onder [55:
WFT-instellingen] 9 [Functie-
instell.] 9 [FTP-overdrachtsinst.]
9 [Overbr. type/form.] (p.40).
RAW+JPEG-beelden overbrengen
Tijdens de beeldoverdracht kunnen bepaalde menuopties niet worden
gebruikt.
46
Als u [
Overbrengen met onderschrift
] selecteert, kunt u elk beeld voor
het overbrengen voorzien van een onderschrift. Dit is handig als u
bijvoorbeeld de ontvanger wilt informeren over de afdrukhoeveelheid. Het
onderschrift wordt ook toegevoegd aan beelden die in de camera worden
opgeslagen.
U kunt onderschriften bij beelden bekijken via de Exif-informatie, in
de opmerkingen van gebruikers.
Lees pagina 92 voor informatie over het maken en registreren
van onderschriften.
1
Selecteer [31:
Beeldoverdracht].
2
Selecteer [Overbrengen met
onderschrift].
Het laatste beeld wordt weergegeven.
3
Stel een onderschrift in.
Selecteer [Onderschrift] en druk op
<0>. Selecteer vervolgens de
inhoud van het onderschrift zoals
weergegeven op het scherm.
4
Selecteer [Overbr.].
Het beeld wordt overgebracht met het
onderschrift. Wanneer de overdracht
is voltooid, wordt het scherm
[Beeldoverdracht] opnieuw
weergegeven.
Beelden met een onderschrift overbrengen
Het is niet mogelijk om handmatig andere beelden te selecteren in het scherm
[
Overbrengen met onderschrift
]. Als u een ander beeld met onderschrift
wilt overbrengen, geeft u dat beeld weer. Voer vervolgens deze stappen uit.
47
Beelden worden in de volgende FTP-servermap overgebracht (zoals
opgegeven in de FTP-serverinstellingen).
Op basis van de standaardinstellingen voor de FTP-server worden
beelden opgeslagen op de [C-schijf] 9 de map [Inetpub] 9 de
map [ftproot] of in een submap van deze map.
Als in de FTP-serverinstellingen de rootdoelmap voor de overdracht
is gewijzigd, vraagt u de beheerder van de FTP-server waar de
beelden worden opgeslagen.
Volgens de standaardinstellingen worden overgedragen beelden
opgeslagen in de rootmap zoals aangegeven in de instellingen voor de
FTP-server, in een mappenstructuur zoals "B/DCIM/100EOS_R", die
automatisch wordt aangemaakt.
Overgebrachte beelden bekijken
Doelmappen op de FTP-server
Mappen voor beeldopslag
48
49
3
Bediening op afstand
met EOS Utility
Met EOS Utility kunt u beelden die zijn opgeslagen in
de camera bekijken of ze opslaan op een computer.
Daarnaast kunt u de camera op afstand bedienen om
een foto te maken of de camera-instellingen wijzigen
met EOS Utility.
De instructies in dit hoofdstuk zijn een vervolg van
hoofdstuk 1.
Installeer EOS Utility op de computer voordat u een
verbinding tot stand brengt (p.19).
50
Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
Om een verbinding tot stand te brengen, dient u handelingen uit te
voeren op de computer. Raadpleeg de instructiehandleiding van de
computer voor meer informatie.
1
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Het volgende bericht wordt
weergegeven. '******' geeft de laatste
zes cijfers weer van het MAC-adres
van de transmitter.
2
Start EOS Utility op de computer.
3
Klik in EOS Utility op [Pairing
over Wi-Fi/LAN].
Als er een aan de firewall gerelateerd
bericht wordt weergegeven,
selecteert u [Yes].
Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren
Werking op de camera-1
Werking op de computer
51
Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren
4
Klik op [Connect] op de computer.
Selecteer de camera om verbinding
mee te maken en klik op [Connect].
Als er meerdere camera's in de lijst
staan, kunt u de gewenste camera
herkennen aan het MAC-adres op het
scherm van de camera.
Het MAC-adres van de transmitter
kan ook worden gecontroleerd in het
scherm [Functie-instell.] (p.66).
5
Selecteer [OK].
Als de camera de computer
detecteert waarop u op [Connect]
hebt geklikt in stap 4, verschijnt het
scherm dat u links ziet.
Selecteer [OK] en druk op <0 >.
Het scherm dat de verbinding is
voltooid, verschijnt.
6
Selecteer [OK].
Druk op <0> om terug te keren
naar het scherm [WFT-instellingen].
Het <
LAN
>-lampje op de transmitter
licht groen op.
De instellingen worden opgeslagen in
de camera. Ze worden niet in de
transmitter opgeslagen.
De instellingen voor het maken van een verbinding met EOS Utility zijn
nu voltooid.
U hoeft de pairing niet opnieuw uit te voeren als u zonder de instellingen
te wijzigen steeds één bepaalde camera gebruikt waar de transmitter
en computer op zijn aangesloten die u al hebt verbonden.
Werking op de camera-2
52
Lees de instructiehandleiding van EOS Utility voor meer informatie.
Naast opnamen op afstand zijn er ook verschillende camerafuncties
beschikbaar.
EOS Utility gebruiken
Indien aangesloten, zijn sommige menuopties niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand kan de AF-snelheid langzamer worden.
Afhankelijk van de status van de verbinding kan er een vertraging
optreden bij de weergave van beelden of het maken van de opname.
Als u Live view-opnamen op afstand maakt, is de transmissiesnelheid
van de beelden lager dan via een interfaceverbinding. Daardoor kunnen
bewegende beelden niet vloeiend worden weergegeven.
53
4
De verbinding verbreken en
herstellen
54
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Connectie-inst.].
3
Selecteer [Verbreken].
De verbinding wordt verbroken.
De verbinding verbreken
55
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Connectie-inst.].
3
Selecteer [SET*].
Selecteer uit de opgeslagen
instellingen de instelling waarmee u
wilt verbinden.
4
Selecteer [Verbinden].
De verbinding wordt hersteld.
Als er instellingen zijn gewijzigd op
het doelapparaat, configureert u de
instellingen opnieuw om verbinding te
maken met de camera.
Opnieuw verbinden
56
57
5
Verbindingsinstellingen
controleren en gebruiken
58
Controleer, wijzig of verwijder verbindingsinstellingen in de camera.
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Connectie-inst.].
3
Selecteer [SET*].
Selecteer de instelling die
gecontroleerd moet worden uit de
opgeslagen instellingen.
Het scherm met verbindingsinstellingen weergeven
59
Het scherm met verbindingsinstellingen weergeven
4
Controleer of wijzig de
instellingen.
Selecteer een item en druk op
<0>. Controleer of wijzig de
instellingen zoals weergegeven op
het scherm.
[Verbinden] (p.55)
Selecteer deze optie om een nieuwe verbinding tot stand te brengen.
Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster en druk op <0> om een
verbinding tot stand te brengen.
[Connectie wizard]
Stel een verbinding in met behulp van de connectiewizard. Volg de
weergegeven handelingen om de verbindingsinstellingen te voltooien.
Als er al instellingen opgeslagen zijn, worden deze overschreven.
[Wijzig] (p.60)
Verbindingsinstellingen in de camera wijzigen.
[Inst. op krt opsl./laden] (p.64, 65)
Sla verbindingsinstellingen in de camera op een kaart op, of laad
verbindingsopstellingen van een kaart op de camera.
[Verwijder instellingen]
Verwijder verbindingsinstellingen die op de camera zijn opgeslagen.
Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om de instelling te
verwijderen.
[Bevestig instell.]
Controleer de verbindingsinstellingen die op de camera zijn
opgeslagen. Als u [Bevestig instell.] selecteert, zullen de instellingen
worden weergegeven.
60
U kunt instellingen die u oorspronkelijk met de connectiewizard hebt
gemaakt wijzigen. U kunt ook instellingen configureren die niet via de
connectiewizard kunnen worden ingesteld, bijvoorbeeld wat er moet
gebeuren als een beeldbestand met dezelfde naam als een reeds
aanwezig bestand naar de FTP-server wordt gezonden.
1
Selecteer [Wijzig].
Op het scherm [Connectie-inst.]
zoals weergegeven in stap 4 op
pagina 59, selecteert u [Wijzig].
2
Selecteer het item dat u wilt
wijzigen.
Selecteer het item en druk op <0>.
Een instellingenscherm verschijnt.
[Naam instellingen]
U kunt de instellingen benoemen. Selecteer [Naam instellingen] en
voer tekens in met behulp van het virtuele toetsenbord (p.28).
[TCP/IP]
Configureer de netwerkinstellingen zoals
IP-adresinstellingen en
beveiligingsinstellingen.
Instellingen wijzigen
61
Instellingen wijzigen
[FTP server]
Dit wordt weergegeven voor instellingen
die verbinding maken met een FTP-
server. Configureer serverinstellingen
voor een FTP-server.
Geconfigureerd in [TCP/IP] 9 [Beveiliging].
IPsec is een serie normen voor gecodeerde communicatie via internet.
Het biedt een effectieve beveiliging voor zowel wireless als bekabelde
LAN's. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u IPsec inschakelen via
de netwerkinstellingen van de computer. Wanneer IPsec is
ingeschakeld voor de transmitter, wordt alleen de transportmodus
ondersteund en wordt 3DES- of AES-codering en SHA-1-verificatie
gebruikt. Voer voor communicatie met de transmitter het IP-adres van
de computer in bij [Adres bestemming] onder [IP
beveiligingsinstellingen].
IP-beveiliging (IPsec)
62
Instellingen wijzigen
U configureert de mapstructuur via [FTP server] 9 [Directory
structuur].
Door [Camera] te selecteren, creëert u automatisch een mapstructuur
die overeenkomt met die van de camera (bijvoorbeeld B/DCIM/
100EOS_R) in de doelrootmap voor beeldopslag. Als u in de hoofdmap
een submap hebt gemaakt door de instelling voor [Doelmap] te
wijzigen, wordt er in die map voor beeldopslag automatisch een
mapstructuur zoals "B/DCIM/100EOS_R" gemaakt.
Door [Default] te selecteren, wordt de doelrootmap gebruikt voor
beeldopslag. Als u in de rootmap een submap hebt gemaakt door de
instelling voor [Doelmap] te wijzigen, worden beelden in die map
opgeslagen.
U configureert deze instelling via [FTP server] 9 [Overschr. zelfde
file].
Wanneer [Overschr. zelfde file] is ingesteld op [Uitschak.]
Als zich al een bestand met dezelfde naam in de doelmap op de FTP-
server bevindt, wordt het nieuwe bestand opgeslagen met een extensie
bestaande uit een onderstrepingsteken en een nummer, zoals
IMG_0003_1.JPG.
Als u beelden opnieuw verzendt na een fout bij de originele
overdracht
Als u een beeldbestand dat aanvankelijk niet kon worden overgebracht
opnieuw verzendt, wordt het bestaande bestand in bepaalde gevallen
niet overschreven, zelfs als de transmitter is ingesteld op overschrijving
van bestanden met dezelfde naam. In dit geval wordt het nieuwe
bestand opgeslagen met een extensie bestaande uit een
onderstrepingsteken, een letter en een nummer, zoals
IMG_0003_a1.JPG.
De mapstructuur van de doelmap
Bestanden met dezelfde naam overschrijven
63
Instellingen wijzigen
U configureert deze instelling via [FTP server] 9 [Passieve modus].
Schakel deze instelling in in netwerkomgevingen die worden
beschermd door een firewall. Als er sprake is van fout 41 ('Kan niet
verbinden met FTP server'), kunt u wellicht toegang verkrijgen tot de
FTP-server als u Passieve modus instelt op [Gebr.].
Passieve modus
64
U kunt verbindingsinstellingen op een kaart opslaan en ze in andere
camera's gebruiken. Daarnaast kunnen verbindingsinstellingen die zijn
geconfigureerd op andere camera's ook op de gewenste camera
worden toegepast.
1
Selecteer [Inst. op krt opsl./
laden].
Op het scherm [Connectie-inst.]
zoals weergegeven in stap 4 op
pagina 59, selecteert u [Inst. op krt
opsl./laden].
2
Selecteer [Inst. op kaart opslaan].
3
Selecteer [OK].
De bestandsnaam wordt automatisch
door de camera bepaald: WFTNPF,
gevolgd door een getal (01 tot 10) en
de extensie NIF. U kunt het bestand
naar wens hernoemen door op de
knop <B> te drukken.
De instellingen worden opgeslagen
op de kaart.
De instellingen worden opgeslagen
als bestand in het gedeelte van de
kaart dat u ziet als u de kaart opent
(in de rootmap).
Instellingen opslaan en laden
Instellingen opslaan
Slechts tien instellingsbestanden kunnen worden opgeslagen op een kaart
uit de camera. Voor het opslaan van meer dan tien bestanden, gebruikt u
een andere kaart.
65
Instellingen opslaan en laden
1
Selecteer [Inst. op krt opsl./
laden].
Op het scherm [Connectie-inst.]
zoals weergegeven in stap 4 op
pagina 59, selecteert u [Inst. op krt
opsl./laden].
2
Selecteer [Inst. van kaart laden].
3
Selecteer het instellingsbestand.
Selecteer een bestand met
instellingen dat overeenkomt met uw
netwerkomgeving.
4
Selecteer [OK].
De informatie uit het
instellingenbestand wordt geladen in
het geselecteerde nummer met
instellingen.
Instellingen laden
Zelfs als er een computer of ander apparaat wordt gebruikt voor het opslaan
van meer dan tien instellingsbestanden op één kaart, worden er slechts tien
weergegeven op het scherm voor instellingen laden van de camera. Voor
het laden van elf of meer instellingsbestanden, laadt u eerst maximaal tien
instellingsbestanden en laadt u de resterende bestanden van een kaart
zonder reeds geladen instellingsbestanden.
66
Op het scherm [Functie-instell.] kunt u instellingen configureren van
FTP-overdracht, de energiebesparende stand instellen en het MAC-
adres controleren.
1
Selecteer [55: WFT-instellingen].
2
Selecteer [Functie-instell.].
Het scherm [Functie-instell.] wordt
weergegeven.
Scherm Functie-instellingen
Het scherm Functie-instellingen weergeven
67
Scherm Functie-instellingen
[FTP-overdrachtsinst.] (p.35-41)
Configureer FTP-overdrachtsinstellingen.
[Energiebesparing]
Deze functie werkt bij verbinding via een bekabelde LAN. Bij verbinding
met een draadloze LAN wordt de energiebesparende stand
ingeschakeld, ongeacht de instelling.
FTP-overdracht
De transmitter zal zich afmelden van de FTP-server en de LAN-
verbinding verbreken als er een bepaalde periode geen beeld is
overgebracht. Als de transmitter klaar is voor beeldoverdracht, zal
de verbinding automatisch worden hersteld.
EOS Utility
Als er gedurende een bepaalde periode geen communicatie tot
stand is gekomen, zal de transmissiesnelheid afnemen om energie
te besparen.
[MAC-adres]
Het MAC-adres van de transmitter kan worden gecontroleerd.
68
69
6
Problemen oplossen
In de ad-hocmodus kan de overdrachtssnelheid zeer laag worden
als u de transmitter in combinatie met bepaalde computertypen
gebruikt. Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde
Canon Service Center voor meer informatie.
70
Als u op het scherm van de camera transmitterfouten ziet, kijkt u of u de
oorzaak van de fout kunt wegnemen met de suggesties in dit gedeelte.
Als er een fout optreedt, knippert het <
LAN
>-lampje op de transmitter en
verschijnt het foutcodenummer in het LCD-paneel. U kunt de
foutinformatie ook bekijken via het menu [WFT instellingen] 9
[Foutomschrijving].
Klik in de volgende tabel op het foutcodenummer om naar de
bijbehorende pagina te gaan.
Als onderstaand foutbericht verschijnt
Als op het LCD-paneel van de
transmitter "ERROR 01" verschijnt, sluit
u de transmitter en de camera weer
goed op elkaar aan met de
interfacekabel.
* Deze fout ziet u niet op het scherm van de camera.
* Deze fout verschijnt ook als de transmitter wordt aangesloten op een camera die
niet compatibel is met de transmitter.
Reageren op foutberichten
11 (p.71) 12 (p.71)
21 (p.72) 22 (p.73) 23 (p.74) 24 (p.74)
41 (p.76) 42 (p.78) 43 (p.78) 44 (p.78) 45 (p.79)
46 (p.80) 47 (p.80)
61 (p.81) 62 (p.81) 63 (p.82) 64 (p.82) 65 (p.83)
66 (p.83) 67 (p.84) 68 (p.84) 69 (p.84)
81 (p.85) 82 (p.85)
91 (p.85)
71
Reageren op foutberichten
Als [Wachten op nwe overdracht...] wordt weergegeven
Als na de opname de beeldoverdracht
via FTP mislukt, verschijnt het scherm
dat u links ziet. U ziet bovendien een
foutcodenummer op het LCD-paneel van
de transmitter en het <
LAN
>-lampje
knippert rood. Onthoud de foutcode en
neem de oorzaak van de fout weg.
Zodra de oorzaak van de fout is weggenomen, worden de beelden
waarvan de overdracht eerder is mislukt, automatisch overgebracht.
Zodra de oorzaak van de fout is weggenomen, worden de beelden
waarvan de overdracht eerder is mislukt, automatisch overgebracht.
Als u de beeldoverdracht annuleert of de camera uitschakelt, vindt de
automatische overdrachtpoging niet plaats. Volg de stappen op pagina
42 om de beelden over te brengen.
Wordt [EOSUtility] uitgevoerd, indien van toepassing?
Start EOS Utility en maak opnieuw verbinding (p.50).
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde
encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?
Deze fout doet zich voor als de encryptiesleutels niet
overeenkomen en de verificatiemethode voor encryptie is
ingesteld op [Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd.
Controleer of u de correcte encryptiesleutel voor verificatie hebt
ingevoerd op de transmitter (p.27).
Zijn het doelapparaat en het toegangspunt ingeschakeld?
Schakel het doelapparaat en het toegangspunt in en wacht korte
tijd. Als er nog steeds geen verbinding tot stand is gekomen, dient
u de procedures te herhalen om de verbinding opnieuw tot stand te
brengen.
11: Verb.doel niet gevonden
12: Verb.doel niet gevonden
72
Reageren op foutberichten
Controleren op de transmitter
Het IP-adres op de transmitter is ingesteld op [Autom.
instellen]. Is dit de juiste instelling?
Als er geen DHCP-server wordt gebruikt, dient u de instellingen te
configureren nadat u het IP-adres op de transmitter hebt ingesteld
op [Handm. instellen] (p.94).
Controleren op de DHCP-server
Is de DHCP-server ingeschakeld?
Schakel de DHCP-server in.
Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de
DHCP-server?
Vergroot het aantal adressen dat door de DHCP-server wordt
toegekend.
Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toegekende adressen
van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te verminderen.
Werkt de DHCP-server correct?
Controleer de DHCP-serverinstellingen om na te gaan of deze
goed werkt als DHCP-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server
beschikbaar is.
Controleren op het hele netwerk
Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat
fungeert als gateway?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de transmitter (p.89, 94).
Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
21: Geen adres toegewezen door DHCP server
Reageren op foutberichten 21 - 24
Controleer ook de volgende zaken bij fout 21 - 24.
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde
encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?
Deze fout doet zich voor als de encryptiesleutels niet overeenkomen en
de verificatiemethode voor encryptie is ingesteld op [Open systeem]. Bij
de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine
letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd. Controleer of u
de correcte encryptiesleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de
transmitter (p.27).
73
Reageren op foutberichten
Controleren op de transmitter
Het DNS-adres op de transmitter is ingesteld op [Handmatig
inst.]. Is dit de juiste instelling?
Als er geen DNS-server wordt gebruikt, stelt u het DNS-adres van
de transmitter in op [Nee] (p.94).
Komt het IP-adres van de DNS-server op de transmitter
overeen met het werkelijke adres van de server?
Stel het IP-adres op de transmitter in zodat het overeenkomt met
het adres van de DNS-server (p.89, 94).
Controleren op de DNS-server
Is de DNS-server ingeschakeld?
Schakel de DNS-server in.
Zijn de DNS-serverinstellingen voor de IP-adressen en
bijbehorende namen correct?
Zorg ervoor dat de IP-adressen en bijbehorende namen correct
zijn ingevoerd op de DNS-server.
Werkt de DNS-server correct?
Controleer de DNS-serverinstellingen om na te gaan of deze goed
werkt als DNS-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server
beschikbaar is.
Controleren op het hele netwerk
Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat
fungeert als gateway?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de transmitter (p.89, 94).
Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
22: Geen respons van DNS server
74
Reageren op foutberichten
Controleren op de transmitter
Is er een ander apparaat op het transmitternetwerk dat
hetzelfde IP-adres gebruikt als de transmitter?
Wijzig het IP-adres van de transmitter om te voorkomen dat twee
apparaten op één netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook
het IP-adres van het andere apparaat met hetzelfde adres
wijzigen.
Als het IP-adres van de transmitter is ingesteld op [Handm.
instellen] in netwerkomgevingen met een DHCP-server, dient u de
instelling te wijzigen in [Autom. instellen] (p.29).
Controleren op de transmitter
Op de transmitter is de proxyserver ingesteld op [Gebr.]. Is dit
de juiste instelling?
Als er geen proxyserver wordt gebruikt, stelt u de proxyserver in op
[Nee] (p.33).
Komen de transmitterinstellingen bij [Adres instelling] en
[Poortnr.] overeen met die van de proxyserver?
Zorg ervoor dat het adres en poortnummer voor de proxyserver op
de transmitter overeenkomen met die van de proxyserver (p.33).
Zijn de proxyserverinstellingen van de transmitter correct
ingevoerd op de DNS-server?
Zorg ervoor dat het [Adres] van de proxyserver correct is
ingevoerd op de DNS-server.
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel.
netwerk
24: Geen response van proxy server
75
Reageren op foutberichten
Controleren op de proxyserver
Is de proxyserver ingeschakeld?
Schakel proxyserver in.
Werkt de proxyserver correct?
Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of
deze goed werkt als proxyserver.
Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om de adresinstellingen van
de proxyserver en om het poortnummer en voer deze in op de
transmitter.
Controleren op het hele netwerk
Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat
fungeert als gateway?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de transmitter.
Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
76
Reageren op foutberichten
Controleren op de transmitter
Komt het IP-adres van de FTP-server op de transmitter
overeen met het werkelijke adres van de server?
Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met
het werkelijke adres van de FTP-server (p.32).
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde
encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?
Deze fout doet zich voor als de encryptiesleutels niet
overeenkomen en de verificatiemethode voor encryptie is
ingesteld op [Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd.
Controleer of u de correcte encryptiesleutel voor verificatie hebt
ingevoerd op de transmitter (p.27).
Komt de instelling bij [Poortnummer instellen] voor de FTP-
server op de transmitter overeen met het werkelijke
poortnummer van de FTP-server?
Configureer op de transmitter en op de FTP-server hetzelfde
poortnummer (meestal 21). Zorg ervoor dat het poortnummer op
de transmitter overeenkomt met het werkelijke poortnummer van
de FTP-server (p.33).
Zijn de FTP-serverinstellingen van de transmitter correct
ingevoerd op de DNS-server?
Zorg ervoor dat de [Servernaam] van de FTP-server correct is
ingevoerd op de DNS-server. Zorg ervoor dat de [Servernaam]
van de FTP-server correct is ingevoerd in de transmitter (p.32).
41: Kan niet verbinden met FTP server
77
Reageren op foutberichten
Controleren op de FTP-server
Werkt de FTP-server correct?
Configureer de computer op de juiste manier om hem te laten
functioneren als FTP-server.
Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om het FTP-serveradres en
het poortnummer en voer deze in op de transmitter.
Is de FTP-server ingeschakeld?
Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch
uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
Komt het IP-adres van de FTP-server (bij [Adres]) op de
transmitter overeen met het werkelijke adres van de server?
Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met
het werkelijke adres van de FTP-server (p.32).
Is er een firewall of andere beveiligingssoftware
ingeschakeld?
Sommige beveiligingssoftware gebruikt een firewall om de toegang
tot de FTP-server te beperken. Wijzig de firewallinstellingen zodat
toegang tot de FTP-server mogelijk is.
Wellicht hebt u wel toegang tot de FTP-server als u op de
transmitter [Passieve modus] instelt op [Gebr.] (p.63).
Zoekt u verbinding met de FTP-server via een
breedbandrouter?
Sommige breedbandrouters beperken via een firewall de toegang
tot de FTP-server. Wijzig de firewallinstellingen zodat toegang tot
de FTP-server mogelijk is.
Wellicht hebt u wel toegang tot de FTP-server als u op de
transmitter [Passieve modus] instelt op [Gebr.] (p.63).
78
Reageren op foutberichten
Controleren op het hele netwerk
Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat
fungeert als gateway?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de transmitter (p.89, 94).
Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
Controleren op de FTP-server
Is de FTP-server zodanig geconfigureerd dat de toegang is
beperkt tot enkele IP-adressen?
Controleer het IP-adres van de transmitter in [Bevestig instell.]
(p.59), wijzig vervolgens de FTP-serverinstellingen.
Controleren op de FTP-server
Hebt u meer FTP-serververbindingen gebruikt dan is
toegestaan?
Koppel een aantal netwerkapparaten los van de FTP-server of
vergroot het maximale aantal verbindingen in de FTP-
serverinstellingen.
Deze fout doet zich voor als de verbinding tussen de
transmitter en de FTP-server om een of andere reden niet kan
worden verbroken.
Zet de FTP-server en de camera uit en weer aan.
42: FTP server weigerde verbinding
43: Kan niet verbinden met FTP server. Foutcode
ontvangen van server.
44: Kan verbinding met FTP server n. verbr. Foutc.
ontv. van server.
79
Reageren op foutberichten
Controleren op de transmitter
Is op de transmitter de [Loginnaam] correct ingevoerd?
Controleer de loginnaam voor toegang tot de FTP-server. Bij de
instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine
letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd. Controleer
of u de correcte loginnaam hebt ingevoerd op de transmitter (p.33).
Is het [Loginwachtwoord] correct ingevoerd op de
transmitter?
Controleer of het wachtwoord op de transmitter overeenkomt met
het loginwachtwoord dat is geconfigureerd op de FTP-server. Let
met name op hoofdletters en kleine letters (p.33).
Controleren op de FTP-server
Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- logboekrechten
voor de FTP-server?
Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de
gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek.
Bestaat de naam van de map die is opgegeven als doelmap op
de FTP-server uit ASCII-tekens?
Gebruik altijd ASCII-tekens voor de mapnaam.
45: Kan niet inloggen op FTP server. Foutcode
ontvangen van server.
80
Reageren op foutberichten
Controleren op de FTP-server
De verbinding is door de FTP-server beëindigd.
Start de FTP-server opnieuw op.
Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- en
logboekrechten voor de FTP-server?
Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de
gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek.
Heeft de gebruiker toegangsrechten tot de doelmap op de
FTP-server?
Configureer de gebruikersrechten voor toegang tot de doelmap op
de FTP-server voor het opslaan van beelden van de transmitter.
Is de FTP-server ingeschakeld?
Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch
uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
Is de vaste schijf van de FTP-server vol?
Vergroot de beschikbare ruimte op de vaste schijf.
Deze fout doet zich voor als de transmitter om een of andere
reden geen bevestiging van de FTP-server ontvangt dat de
beeldoverdracht is voltooid.
Zet de FTP-server en de camera uit en weer aan, en breng de
beelden opnieuw over.
46: Voor de datasessie, fout-code ontv. van FTP server
47: Einde beeldbestand overbr. niet bevestigd door
FTP server
81
Reageren op foutberichten
Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de
antenne van het toegangspunt?
Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk
zichtbaar is vanuit de transmitter.
Controleren op de transmitter
Komt de SSID die is ingesteld op de transmitter overeen met
die van het toegangspunt?
Controleer de SSID van het toegangspunt en stel op de transmitter
dezelfde SSID in (p.26).
Wat te controleren bij het toegangspunt
Is het toegangspunt ingeschakeld?
Schakel het toegangspunt in.
Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de
transmitter geregistreerd op het toegangspunt?
Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.67) zoals gebruikt
op het toegangspunt.
Controleren op de transmitter
Is de transmitter geconfigureerd voor communicatie in
infrastructuurmodus?
Configureer de transmitter voor communicatie in ad-hocmodus.
Wat te controleren bij het toegangspunt
Is er in de buurt een toegangspunt voor ad-
hoccommunicatie?
Stel een toegangspunt in voor ad-hoccommunicatie in de buurt van
de transmitter.
61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden
62: Geen respons van wireless LAN-terminal
82
Reageren op foutberichten
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde
verificatiemethode?
De transmitter ondersteunt de volgende verificatiemethoden:
[Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (p.22).
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde
encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd.
Controleer of u de correcte encryptiesleutel voor verificatie hebt
ingevoerd op de transmitter (p.27).
Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de
transmitter geregistreerd op het toegangspunt?
Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.67) zoals gebruikt
op het toegangspunt. Het MAC-adres kan worden gecontroleerd
op het scherm [Functie-instell.] (p.66).
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde
encryptiemethode?
De transmitter ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (p.22).
Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de
transmitter geregistreerd op het toegangspunt?
Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.67) zoals gebruikt
op het toegangspunt. Het MAC-adres kan worden gecontroleerd
op het scherm [Functie-instell.] (p.66).
63: Wireless LAN-verificatie-fout
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
83
Reageren op foutberichten
Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de
antenne van het toegangspunt?
Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk
zichtbaar is vanuit de transmitter.
De wireless LAN-verbinding is om een of andere reden
verbroken en kan niet worden hersteld.
Mogelijke oorzaken: buitensporig gebruik van het toegangspunt
door andere terminals, een magnetron of vergelijkbare
ingeschakelde apparatuur in de buurt (die de IEEE 802.11n/g/b-
ontvangst in de 2,4-GHz band verstoort), of invloed van regen of
een hoge vochtigheidsgraad.
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde
encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd.
Controleer of u de correcte encryptiesleutel voor verificatie hebt
ingevoerd op de transmitter en het toegangspunt (p.27).
Als de verificatiemethode is ingesteld op [Open systeem],
verschijnt fout 41 ('Kan niet verbinden met FTP-server').
65: Wireless LAN-verbinding verbroken
66: Onjuiste wireless LAN encryptiesleutel
84
Reageren op foutberichten
Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde
encryptiemethode?
De transmitter ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (p.22).
Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de
transmitter geregistreerd op het toegangspunt?
Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.67) zoals gebruikt
op het toegangspunt. Het MAC-adres kan worden gecontroleerd
op het scherm [Functie-instell.] (p.66).
Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het
toegangspunt volgens de aangegeven duur ingedrukt
gehouden?
Houd de WPS-knop ingedrukt volgens de instructiehandleiding
van het toegangspunt,
Probeert u een verbinding tot stand te brengen in de buurt van
het toegangspunt?
Probeer de verbinding tot stand te brengen als de apparaten
binnen elkaars bereik zijn.
Er wordt al een verbinding gemaakt door andere
toegangspunten in de PBC-modus (Pushbutton Connection)
van WPS (Wi-Fi Protected Setup).
Wacht even voordat u verbinding probeert te maken of maak een
verbinding met behulp van een PIN-code (PIN-modus) (p.24).
67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal.
Start opnieuw.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden. Kan
geen verbinding maken. Start opnieuw.
85
Reageren op foutberichten
Is de LAN-kabel goed bevestigd?
Sluit de LAN-kabel tussen de transmitter en de server opnieuw
aan. Sluit de apparaten eventueel met een andere kabel op elkaar
aan om kabelbreuk uit te sluiten.
Is de hub of router ingeschakeld?
Schakel de hub of router in.
Is de server ingeschakeld?
Schakel de server in. De server is wellicht automatisch
uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
Is de transmitter correct bevestigd?
Controleer of de transmitter correct is aangesloten op de camera
(p.15).
Er is een ander probleem dan foutcodenummer 11 tot 82
opgetreden.
Zet de aan/uit-schakelaar van de camera op OFF en weer op ON.
81: Wired LAN-verbinding verbroken
82: Wireless File Transmitter niet aangesloten
91: Andere fout
86
Indien de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wegvalt, beelden
niet vloeiend worden weergegeven of andere problemen ontstaan bij
het gebruik van de wireless functie, probeer dan de volgende
suggesties.
Als u de transmitter binnenshuis gebruikt, installeert u het apparaat
in dezelfde kamer als waar u opnamen maakt.
Installeer het apparaat zodanig dat er geen mensen of voorwerpen
tussen het apparaat en de transmitter kunnen komen.
Als de transmissiesnelheid van een wireless LAN-netwerk afneemt
wegens de invloed van de volgende elektronische apparaten, stop dan
met het gebruik ervan of maak verbinding op een locatie verder weg
van de apparaten om de transmissie te kunnen uitvoeren. Bovendien
kan het overstappen naar een bekabelde LAN het probleem oplossen.
Als de transmitter via wireless LAN en IEEE 802.11b/g/n
communiceert met gebruik van radiogolven in de 2,4-GHz band,
kan de transmissiesnelheid via wireless LAN afnemen als er zich
in de buurt Bluetooth-apparaten, magnetrons, snoerloze telefoons,
microfoons, smartphones of vergelijkbare apparaten bevinden die
gebruikmaken van dezelfde frequentieband.
Toelichting bij de wireless functie
Locatie van toegangspunt en plaatsing van antenne
In de buurt van elektronische apparatuur
87
Toelichting bij de wireless functie
Als er meerdere camera's met een wireless transmitter zijn
aangesloten op een wireless toegangspunt, controleer dan of de
IP-adressen van de camera's verschillend zijn.
Als er meerdere camera's met een wireless transmitter zijn
aangesloten op één toegangspunt, neemt de transmissiesnelheid af.
Bij het gebruik van meerdere IEEE 802.11n/g/b-toegangspunten in
de 2,4-GHz band, laat u tussen elk wireless LAN-kanaal steeds
een ruimte van vier kanalen. Gebruik bijvoorbeeld kanaal 1, 6 en
11, kanaal 2, 7 en 12, of kanaal 3, 8 en 13.
Wanneer IEEE 802.11n/a kan worden gebruikt (op de 5 GHz
band), kunt u overschakelen op IEEE 802.11n/a (op de 5-GHz
band) en geeft u een ander kanaal op.
Toelichting voor het gebruik van meerdere wireless
transmitters
88
Als de beveiligingsinstellingen niet goed zijn ingesteld, kunnen zich de
volgende problemen voordoen.
Bespioneren van transmissie
Derden met criminele bedoelingen kunnen de transmissies op het
wireless LAN bespioneren en proberen de gegevens die u
verzendt, te onderscheppen.
Onbevoegde toegang tot netwerk
Derden met criminele bedoelingen kunnen onrechtmatig toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt om informatie te stelen, te
wijzigen of te vernietigen. Ook kunt u slachtoffer worden van
andere vormen van onrechtmatige toegang, zoals
identiteitsdiefstal (waarbij iemand de identiteit van een ander
aanneemt om onrechtmatig toegang te krijgen tot informatie) of
springplankaanvallen (waarbij iemand onrechtmatig toegang krijgt
tot uw netwerk als springplank om sporen te verbergen bij het
infiltreren in andere systemen).
Het wordt aanbevolen dat u uw netwerk grondig beveiligt om deze
problemen te voorkomen.
Beveiliging
89
Windows
Open in Windows de [Opdrachtprompt] en voer ipconfi/all in. Druk
vervolgens op <Enter>.
U ziet nu het IP-adres dat aan de computer is toegewezen plus het
subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie.
Mac OS
Open in Mac OS X het programma [Terminal], voer ifconfig -a in en
druk op <Return>. Het IP-adres dat aan de computer is
toegewezen, ziet u onder [en0] bij [inet], in de indeling
“***.***.***.***”.
* Raadpleeg de Help van MAC OS X voor informatie over het programma
[Terminal].
Wijzig hier de meest rechtse nummers als u wilt voorkomen dat u
hetzelfde IP-adres voor de computer en andere netwerkapparatuur
gebruikt bij de configuratie van het IP-adres dat wordt toegewezen
aan de camera (p.94).
Netwerkinstellingen controleren
Voorbeeld: 192.168.1.10
90
91
7
Aanvullende informatie
92
Volg deze stappen voor het maken van onderschriften en om ze te
registreren op de camera, zoals geïntroduceerd in "Beelden met een
onderschrift overbrengen" (p.46). Gebruik voor het maken en
registreren van onderschriften een computer waarop EOS Utility is
geïnstalleerd.
Zie "Bediening op afstand met EOS Utility" op pagina 49 voor
inschakeling van het gebruik van EOS Utility via een LAN.
1
Start EOS Utility en selecteer
[Camera settings].
Het scherm met instellingen voor de
camera verschijnt.
2
Selecteer [WFT Captions].
Het scherm voor het maken van
onderschriften verschijnt.
Onderschriften maken en registreren
93
Onderschriften maken en registreren
3
Voer een of meer onderschriften in.
Gebruik hiervoor maximaal 31 tekens
(in ASCII-indeling).
Selecteer [Load settings] om de
onderschriftgegevens van de camera
op te halen.
4
Registreer de onderschriften op
de camera.
Selecteer [Apply to camera] om de
nieuwe onderschriften op de camera
te registreren.
94
De IP-adresinstellingen handmatig invoeren. De weergegeven items
zijn afhankelijk van de communicatiemethode.
1
Selecteer [Handm. Instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer het item dat u wilt instellen.
Selecteer een item en druk op
<0>. Het invoerscherm voor
nummers verschijnt.
Om een gateway, DNS-adres of
IPsec te gebruiken, selecteert u
[Gebr.] en [Adres] en drukt u
vervolgens op <0>.
3
Voer de gewenste waarden in.
Draai het hoofdinstelwiel <6> om
de invoerpositie in het bovenste
gebied te wijzigen en selecteer een
nummer met de knoppen <Y> <Z>.
Druk op <0> om het
geselecteerde nummer in te voeren.
Om de ingevoerde waarden in te
stellen en terug te keren naar het
scherm voor stap 2, drukt u op de
knop <M>.
IP-adres handmatig instellen
95
IP-adres handmatig instellen
4
Selecteer [OK].
Wanneer u klaar bent met het
instellen van de noodzakelijke items,
selecteert u [OK] en drukt u op
<0>.
Het instellingenscherm voor de
communicatiemethode verschijnt.
Als u niet weet wat u moet invoeren,
raadpleegt u de sectie
"Netwerkinstellingen controleren" op
pagina 89 of vraagt u de
netwerkbeheerder of iemand met
veel netwerkervaring om hulp.
96
Met de optionele accessoire beugel AB-E1 kunt u de transmitter in
combinatie met een batterijgreep gebruiken.
Bevestig de transmitter en camera op de beugel (zie afbeelding).
Een beugel gebruiken (apart verkrijgbaar)
Statiefbevestigingspunt
97
9Type
Type: IPsec-compatibel accessoire voor bekabelde en
wireless LAN (IEEE 802.11a/b/g/n) beeldoverdracht
met Bluetooth-connectiviteit voor GPS-apparaten
* Bluetooth-connectiviteit wordt niet ondersteund op
de EOS R.
9Draadloos LAN
Voldoet aan: IEEE 802.11a
IEEE 802.11b
IEEE 802.11g
IEEE 802.11n
Transmissiemethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b)
OFDM-modulatie (IEEE 802.11a/g/n)
Transmissiebereik: Ongeveer 150 m
* Zonder obstakels tussen de verzend- en
ontvangstantennes en zonder radio-interferentie
* Met een grote hoogwaardige antenne die is
aangesloten op het toegangspunt van het
draadloze LAN
Transmissiefrequentie (centrale frequentie):
Technische gegevens
Versie Frequentie Kanalen
WFT-E7A
(Ver.2)
2412–2462 MHz 1–11
5180–5320 MHz 36–64
5745–5825 MHz 149–165
WFT-E7B
(Ver.2)
2412–2472 MHz 1–13
5180–5320 MHz 36–64
5500–5700 MHz 100–140
WFT-E7C
(Ver.2)
2412–2472 MHz 1–13
5745–5805 MHz 149–161
WFT-E7D
(Ver.2)
2412–2462 MHz 1–11
5280–5320 MHz 56–64
5500–5700 MHz 100–140
WFT-E7E
(Ver.2)
2412–2472 MHz 1–13
5180–5320 MHz 36–64
5500–5700 MHz 100–140
5745–5825 MHz 149–165
98
Technische gegevens
Verbindingsmethode: Infrastructuur- of ad-hocmodus
* Wi-Fi Protected Setup ondersteund
Beveiliging: Verificatiemethode: Open systeem, Shared key,
WPA/WPA2-PSK
Codering: WEP, TKIP en AES
9Bekabeld LAN
Ethernet: 10BASE-T, 100BASE-TX en 1000BASE-T
9LAN-functies
FTP-overdracht: Automatische overdracht
Beelden selecteren en overbrengen
Overdracht met de knop SET
Overdracht met onderschrift
* FTPS ondersteund
EOS Utility: EOS Utility-afstandsbedieningsfuncties via
draadloos en bekabeld LAN
9Voeding
Batterij: Batterij LP-E6N (of LP-E6); één batterij gebruikt.
Batterijcontrole: Automatisch
99
Technische gegevens
9Aantal mogelijke opnamen
Aantal mogelijke opnamen tijdens [Autom. overbr.]
Aantal beelden (ong.)
* De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een
volledig opgeladen batterij LP-E6N, met
[Energiebesparing] ingeschakeld en op normen
van de CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
* Wanneer u beelden achtereenvolgens overbrengt
via een wireless LAN, zal het aantal beelden dat
kan worden overgebracht afnemen.
9Afmetingen en gewicht
Afmetingen (B x H x D): 134,1 x 31,1 x 62,2 mm
Gewicht: Ong. 165 g (alleen behuizing)
9Gebruiksomgeving
Temperatuur: 0°C–40°C
Luchtvochtigheid: 85% of minder
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op testresultaten van Canon en
de testnormen en richtlijnen van CIPA (Camera & Imaging Products
Association).
De technische gegevens en het uiterlijk van de transmitter kunnen zonder
kennisgeving worden gewijzigd.
LAN
Bij normale
temperatuur
(23°C)
Bij lage
temperatuur
(0°C)
Draadloos
LAN
1800 1700
Bekabeld
LAN
1600 1500
100
Handelsmerken
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in
de VS en andere landen.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-merk zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
WPS zoals gebruikt in de schermen met camera-instellingen en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van UPnP Implementers Corporation.
Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectievelijke
eigenaren.
101
Index
A
Ad-hoc.............................................81
AES.................................................22
Afzonderlijke beeldoverdracht.........37
Automatische beeldoverdracht .......37
B
Batterij.............................................12
Batterijcontrolere.............................13
Beeldoverdracht..............................31
Bekabelde LAN ...............................21
Bestanden van dezelfde naam .......62
C
Connectie wizard ............................20
D
DHCP-server...................................29
DNS-adres ......................................94
DNS-server .....................................89
Doelmap (voor opslag)..............34, 47
Doelmap (voor overdracht) .......47, 62
Draadloze-LAN-specificatie
......................... Gebruiksbeperkingen
E
Encryptie instellingen......................22
Encryptiesleutel...............................27
Energiebesparing............................67
EOS Utility...........................19, 49, 52
ESS-ID ............................................26
Ethernet RJ-45-poort ......................10
F
Foutberichten ................................. 70
Foutcodenummer ........................... 10
FTP-modus..................................... 32
FTP-overdracht ........................ 18, 31
FTPS .............................................. 32
FTP-server ..................................... 31
Functie-instellingen ........................ 66
G
Gateway ......................................... 94
Gebruiksregi..... Gebruiksbeperkingen
Gewone wandcontactdoos ............. 14
Groepen beelden overbrengen ...... 42
I
IEEE 802.11n/a/g/b
......................... Gebruiksbeperkingen
Instellingen ..................................... 64
Laden......................................... 65
Opslaan...................................... 64
IP-adres.............................. 29, 32, 94
IP-beveiliging (IPsec) ..................... 61
J
JPEG .............................................. 40
K
Kanaal .............. Gebruiksbeperkingen
L
LAN-kabel....................................... 21
LCD-paneel .................................... 10
Login methode................................ 33
M
MAC-adres ......................... 22, 50, 67
Mappen .................................... 34, 47
102
Index
N
Naam instellingen ...........................60
Netwerk...........................................17
O
Onderschriften ..........................46, 92
Open systeem.................................22
Opnamen op afstand ...................... 52
Opnieuw overbrengen ....................41
Opnieuw verbinden.........................55
Overbrengen met SET-knop ...........39
Overdracht na opname...................42
Overdrachthistorie .......................... 43
Overgebrachte beelden .................. 47
P
Pairing.............................................50
Passieve modus .......................33, 63
PBC-modus ....................................23
PIN-codeverbindingsmodus............24
PIN-modus......................................24
Poortnummer ..................................33
Problemen oplossen .......................69
Proxyserver..................................... 33
Pushbutton connection-modus .......23
R
RAW ......................................... 40, 45
RAW+JPEG ..............................40, 45
S
Selecteer map.................................34
Shared key...................................... 22
SSID ...............................................26
Stealth-functies ...............................22
Subnetmasker...........................89, 94
T
TCP/IP............................................ 60
TKIP ............................................... 22
Toetsenbord ................................... 28
V
Verbindingspictogram..................... 10
Verificatie.................................. 22, 61
W
WEP ............................................... 22
Wisselstroomadapter ..................... 14
WPA/WPA2-PSK ............................ 22
WPS (Wi-Fi Protected Setup) ........ 22
103
CPA-D510-000 © CANON INC. 2018
De beschrijvingen in deze handleiding zijn geldig vanaf augustus 2018. Neem
contact
op met Canon Service Center voor informatie over de compatibiliteit met
producten die na deze datum zijn geïntroduceerd. Ga naar de website van Canon
voor de nieuwste versie van deze instructiehandleiding.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104

Canon Wireless File Transmitter WFT-E7 B Handleiding

Type
Handleiding