Canon EOS 6D Mark II Handleiding

Type
Handleiding
INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
Instructiehandleiding Wi-Fi functie
(draadloze communicatiefunctie)
2
Voordat u de camera gebruikt
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van
de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventue
el
ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties voor ad
equate
beveiliging, naar uw eigen inzich
t en op uw eigen risico. Canon is niet
aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van
onbevoegde toegang of andere schendingen.
Inleiding
Wat u met de Wi-Fi
-functies (draadloze communicatie)
kunt doen
m
2
2
22
(CANON iMAGE
GATEWAY)
(6) Beelden naar een
webservice
verzenden
(1) Communiceren met een smartphone
(5) Opnamen
printen met een
Wi-Fi-printer
(3) Opnamen
opslaan op
Canon Connect
Station
(4) De camera op afstand
bedienen met EOS Utility
(2) Beelden naar een
andere camera
verzenden
3
Inleiding
(1)q
Communiceren met een smartphone
(pag. 15)
Sluit de camera via Wi-Fi aan op een smartphone en gebruik
de speciale toepassing Camera Connect om de camera op afstand te
bedienen of om beelden die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken.
In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met
de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets.
(2)
z
Beelden naar een andere camera verzenden
(pag. 59)
Sluit deze camera en andere Canon-camera’s met ingebouwde
draadloze communicatiefuncties via Wi-Fi aan en breng beelden
over van de ene naar de andere camera.
(3) Beelden opslaan op Connect Station
(pag. 71)
Houd de camera dicht bij Connect Station (apart verkrijgbaar) om via
Wi-Fi te verbinden en beelden op te slaan.
(4)
D
De camera op afstand bedienen met EOS Utility
(pag. 75 )
Breng een Wi-Fi-verbinding tussen de camera en de computer tot
stand en bedien de camera op afstand met EOS Utility (EOS-software).
(5)
l
Beelden printen met een Wi-Fi-printer
(pag. 81)
Verbind de camera via Wi-Fi met een printer die PictBridge
(Wireless LAN) ondersteunt om beelden te kunnen afdrukken.
(6)
w
Beelden naar een webservice verzenden
(pag. 93)
Deel opnamen met uw vrienden en familie of deel opnamen met
behulp van verschillende webservices via CANON iMAGE GATEWAY,
een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie
is vereist).
Inleiding
4
Deze camera kan eenvoudig via Wi-Fi worden verbonden met een
smartphone die de Bluetooth laagvermogen-technologie* ondersteunt.
Zie pagina 18 voor meer informatie.
* Hierna “Bluetooth” genoemd.
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC (Near Field
Communication), waardoor u makkelijk een Wi-Fi-verbinding tot stand
kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station
(afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 28 voor meer informatie.
Wi-Fi-verbinding met de Bluetooth
-functie
Wi-Fi-verbinding met de NFC-functie
5
In deze handleiding verwijst de term ‘access point’ naar Wireless
LAN-routers enz. die een Wi-Fi-verbinding doorgeven.
Bij de camera is geen interfacekabe
l geleverd.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het hoofdinstelwiel.
<5> : H
et snelinstelwiel.
<W><X><Y><Z> : Geef
t de richting van de verschuiving
of verplaatsing aan wanneer u op de
multifunctionele knop drukt.
<0>: De
instelknop.
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden
weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van
de relevante handelingen en functies.
(pag. **) : Verwijzing naar pagina’s met meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening
te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
Symbolen en afspraken die in deze
handleiding worden gebruikt
6
Deze handleiding is als volgt ingedeeld: Na voltooiing van
de voorbereiding voor een Wi-Fi-verbinding in “Aan de slag” raad
pleegt
u de bijbehorende pagina’s voor het opzetten van een met uw wensen
overeenkomende Wi-Fi-verbinding.
De indeling van deze handleiding
1 Aan de slag (pag. 11)
2 Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi (pag. 15)
3 Via Wi-Fi verbinden met een
andere camera (pag. 59)
4 Via Wi-Fi verbinden met
Connect Station (pag. 71)
5 Via Wi-Fi verbinden met
EOS Utility (pag. 75
)
6 Verbinden met een printer
via Wi-Fi (pag. 81)
7 Beelden naar een webservice
verzenden (pag. 93
)
8 Geavanceerde Wi-Fi
-verbinding (pag. 107)
Hierin wordt opzetten van een
Wi-Fi-verbinding via een access
point beschreven.
Een smartphone of computer
kan via Wi-Fi met
ee
n camera
worden verbonden terwijl
de Wi-Fi-verbinding met een
access p
oint
wordt behouden.
9 Opnieuw verbinden via Wi-Fi (pag. 125)
10
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen (pag. 131)
11
Problemen oplossen (pag. 137)
12
Referentie (pag. 157)
7
1
2
3
4
Inleiding 2
Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie) kunt doen ....2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .... 5
De indeling van deze handleiding ....................................................6
Aan de slag 11
Wi-Fi-instellingen instellen .............................................................12
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi 15
De Wi-Fi-verbindingsmethode selecteren ......................................16
Voorbereiding voor smartphones ...................................................17
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning
via Wi-Fi .........................................................................................18
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning
via Wi-Fi .........................................................................................28
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu
[Wi-Fi-functie] .................................................................................33
De camera met een smartphone bedienen ....................................38
De Wi-Fi-verbinding verbreken ......................................................40
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden .........41
Beelden die kunnen worden bekeken ............................................55
Via Wi-Fi verbinden met een andere camera 59
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................60
Beelden naar de andere camera verzenden ..................................62
Via Wi-Fi verbinden met Connect Station 71
Beelden opslaan ............................................................................72
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
8
6
7
8
9
10
5
Via Wi-Fi verbinden met EOS Utility 75
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 76
De camera met EOS Utility bedienen ............................................ 80
Verbinden met een printer via Wi-Fi 81
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 82
Beelden afdrukken ........................................................................ 84
Afdrukinstellingen .......................................................................... 87
Beelden naar een webservice verzenden 93
Voorbereiding voor webservices ................................................... 94
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 96
Beelden naar een webservice verzenden ..................................... 97
Geavanceerde Wi-Fi-verbinding 107
Het type access point controleren ............................................... 109
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) ..............110
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) ...............114
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk
via Wi-Fi .......................................................................................118
Opnieuw verbinden via Wi-Fi 125
Opnieuw verbinden via Wi-Fi ...................................................... 126
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi ...... 128
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen ............................. 130
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 131
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen .......................... 132
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen
herstellen ..................................................................................... 134
Scherm Info bekijken ................................................................... 135
9
Inhoudsopgave
12
11
Problemen oplossen 137
Reageren op foutmeldingen .........................................................138
Problemen oplossen ....................................................................151
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie ................153
Beveiliging ....................................................................................155
Netwerkinstellingen controleren ...................................................156
Referentie 157
Het scherm [Inst. draadloze communicatie] .................................158
Het scherm [Instellingen Wi-Fi] ....................................................159
Het virtuele toetsenbord gebruiken ..............................................160
Het IP-adres handmatig instellen .................................................161
Status draadloze verbinding .........................................................163
Specificaties .................................................................................165
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze
communicatiefunctie ....................................................................166
Index ............................................................................................168
10
11
1
Aan de slag
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een
Bluetooth-verbinding of een Wi-Fi-verbinding
voorbereidt.
12
Volg eerst de volgende stappen om de Wi-Fi-instellingen te maken.
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Druk op de knop <M>, selecteer
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [51] en druk op <0>.
2
Selecteer [Instellingen Wi-Fi].
3
Selecteer [Wi-Fi].
4
Selecteer [Inschakelen].
Wi-Fi-instellingen instellen
13
Wi-Fi-instellingen instellen
5
Registreer [Bijnaam].
Druk, als het scherm links verschijnt,
op <0>.
Het linkse scherm ver
schijnt.
Druk bij gebruik van de bijnaam op
de knop <M>.
Anders kunt u 1 tot 8 willekeurige
teken
s gebr
uiken. Voor instructies
over het invoeren van tekens
raadpleegt u pagina 160.
Wanneer u klaar bent met het
invoere
n van tekens, dr
ukt u op
de knop <M>.
6
Verlaat de instelling.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK]
en drukt u op <0>.
Voor informatie over elk item op
het scherm [Instellingen Wi-Fi
]
raadpleegt u pagina 159.
Wi-Fi-instellingen instellen
14
[51: Inst. draadloze communicatie] kan niet worden geselecteerd
wanneer de modus Meerdere opnames, Videosnapshot of
Time-lapse-movie is ingesteld.
Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door
deze te verbinden met Connect Station, een computer of een ander
apparaat met een interfacekabel. Verbreek de verbinding voordat u een
interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer of een
ander apparaat met een interfacekabel, kunt u [51: Inst. draadloze
communicatie] niet selecteren. Ontkoppel de interfacekabel voordat
u de instellingen configureert.
Kaarten
De camera kan niet via Wi-Fi worden verbonden als zich geen kaart
in de camera bevindt (behalve voor [D]). Bovendien kan voor [l],
en webservices de camera niet via Wi-Fi worden aangesloten als geen
beelden op de kaart zijn opgeslagen.
De camera gebruiken wanneer een Wi-Fi-verbinding is gemaakt
Wanneer u de Wi-Fi-verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
de aan-uitschakelaar, het kaartsleufklepje of het accucompartimentklepje
of andere onderdelen te komen. Anders kan de Wi-Fi-verbinding
verbroken worden.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen],
wordt beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
15
2
Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de
camera rechtstreeks met een smartphone met
Bluetooth-ondersteuning verbindt via Wi-Fi.
Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone,
kunt u het volgende doen:
Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een
smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken of camera-
instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
U kunt ook de instructies in de “Easy Connection Guide”
van Camera Connect volgen om de camer
a met een
smartphone te verbinden via Wi-Fi.
Zet vooraf [Wi-F
i] op [In
schakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 38).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
16
U kunt de volgende Wi-Fi-verbindingsmethoden selecteren volgens
de functies en de gebruiksstatus van de smartphone.
Door vooraf een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via
Bluetooth te verbinden, kunt u gemakkelijk verbinden via Wi-Fi
door gewoon een handeling op de camera en de smartphone uit
te voeren.
U kunt automatisch verbinding maken met een smartphone met
NF
C-ondersteuning via Wi-
Fi door de smartphone tegen de camera
te drukken.
U kunt Wi-Fi gebruiken om te verbinden met een smartphone
die niet compatibel is met Bluetooth of NFC of met een smartphone
die zijn Bluetooth- of NFC
-functie niet kan gebruiken.
U kunt verbinding maken met ee
n smartphone via een acce
ss
point (pag. 109).
De Wi-Fi-verbindingsmethode selecteren
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-
ondersteuning via Wi-Fi (pag. 18)
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning
via Wi-Fi (pag. 28)
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu
[Wi-Fi-functie] (pag. 33)
17
Om de camera met een smartphone te verbinden, hebt u een
smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing
Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
Als u een smartphone die ondersteuning biedt voor NFC tegen de
camera
houdt voorda
t Camera Connect is geïnstalleerd, wordt het
downloadscherm van Camera Connect op de smartphone
weergegeven.
Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de
App Store. Google Play o
f de App Store zijn eveneens toegankelijk
met de QR-codes die verschijnen bij het registreren van de camera
met een smartphone (pag. 20, 34).
Voorbereiding voor smartphones
iOSAndroid
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie
over de besturingssysteemversies die door Camera Connect
worden ondersteund.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van
de camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS,
Android enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van
de camera of Camera Connect niet exact overeenkomen met
voorbeeldschermen of bedieningsinstructies in deze handleiding.
Voor het lezen van de QR-codes is een toepassing nodig.
18
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de Bluetooth-functie kunt
gebruiken om een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
te verbinden.
Als u de camera via Bluetooth verbindt met een smartphone die
Bluetooth ondersteunt, kunt u een Wi-Fi-verbinding opzetten door
alleen de camera of de smartphone te bedienen.
Koppelen van camera en smartphone is vereist om de camera via
Bluetooth met
een smar
tphone te verbinden.
Verbinden met een smartphone met
Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Bluetooth-verbinding
Koppelen en Bluetooth-verbindingen zijn niet mogelijk als de camera
is verbonden met Connect Station, een computer of een ander apparaat
met een interfacekabel.
Koppelen is niet mogelijk terwijl u met de camera fotografeert of filmt.
De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten
tegelijkertijd worden verbonden.
Als u de camera via Wi-Fi met een smartphone verbindt terwijl de
camera via Bluetooth is verbonden met de draadloze afstandsbediening
BR-E1 (apart verkrijgbaar), dan wordt de Bluetooth-verbinding met
de draadloze afstandsbediening verbroken.
De Bluetooth-verbinding gebruikt accustroom ook nadat automatisch
uitschakelen op de camera is geactiveerd. Daardoor kan het gebeuren
dat het accuniveau al vrij leeg is als u de camera gebruikt.
De gekoppelde smartphone wordt op de camera geregistreerd.
De Bluetooth-verbinding wordt verbroken als u de camera of smartphone
uitschakelt, maar als u de stroom inschakelt, wordt de Bluetooth-
verbinding hervat voor dezelfde combinatie van camera en smartphone.
Deze camera kan via Bluetooth worden verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 voor op afstand fotograferen of filmen.
Raadpleeg de instructiehandleiding voor de draadloze afstandsbediening
BR-E1 voor meer informatie.
19
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Handelingen op de camera-1
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Druk op de knop <M>, selecteer
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [51] en druk op <0>.
2
Selecteer [Bluetooth-functie].
3
Selecteer [Bluetooth-functie].
Een Bluetooth-verbinding opzetten
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
20
4
Selecteer [Smartphone].
Op het LCD-paneel van de camera
wordt <x> weergegeven.
5
Selecteer [Pairing].
6
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al
is geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
Al
s Camera Connect niet
is geïnstalleerd, selecteer dan
[And
roid] of
[iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met de
smartphone en ga naar Google Play
of de App Store en installeer
Camera Connect.
Het linker scherm verschijnt en he
t
koppelen w
ordt gestart.
21
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Bediening op de smartphone
7
Schakel de Bluetooth-functie in.
Schakel de Bluetooth-functie in
op het instellingenscherm van
de smartphone.
8
Start Camera Connect.
Tik op het Camera Connect-
pictogram om de toepassing
te starten.
9
Selecteer de camera waarmee
moet worden gekoppeld.
Tik op de bijnaam van de camera
waarmee moet worden gekoppeld.
A
ls u al een Android-smartphone
gebruikt, gaat u verder naar
stap 11.
10
Tik op [Pair/Koppelen]
(alleen iOS).
Als het linker scherm verschijnt,
tikt u op [Pair/Kopp
elen].
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
22
Handelingen op de camera-2
11
Selecteer [OK].
12
Druk op <0>.
Het koppelen wordt voltooid en
de camera wordt verbonden met
de smartphone via Bluetooth.
E
en illustratie die aangeeft dat
de
Bluetooth-verbinding werd
gerealiseerd verschijn
t op het
hoofdvenster van Camera Connect.
Als een Bluetooth-verbinding is opgezet, kunt u de camera bedienen
om beelden naar de smartphone te verzenden. Zie pagina 41 voor
meer informatie.
23
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Ga na het opzetten van een Bluetooth-verbinding als volgt te werk
om een Wi-Fi-verbinding op te zetten.
Android
1
Selecteer een Camera
Connect-functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 38 voor de Camera
Connect-functies.
Er wordt automatisch een
Wi-F
i-ver
binding tot stand gebracht.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen ver
schijnt het scherm voor
de geselecteerde functie.
Het scher
m [qWi-
Fi aan] verschijnt
op het LCD-scherm van de camera.
Een illustratie die aangeeft dat een
Wi-Fi-
verbinding werd gerealiseerd
verschijnt op het hoofdvenster van
Camera Connect.
De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone
is nu tot stand gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
24
iOS
1
Selecteer een Camera
Connect-functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 38 voor de Camera
Connect-functies.
2
Controleer de SSID en
het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord dat op de camera
werd weergegeven.
3
Werk met de smartphone om
een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd in
stap 2 op het scherm Wi-Fi-functie.
_Canon0A” wo
rdt weergegeven
aan het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 2
gecon
troleerde wachtwoord
invoeren.
Geef het scherm Camera
Connect weer.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand
is gekomen verschijnt het sche
rm
voor de geselecteer
de functie.
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
25
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Het scherm [qWi-Fi aan] verschijnt
op het LCD-scherm van de camera.
Een illustratie die aangeeft dat een
Wi-Fi-
verbinding werd gerealiseerd
verschijnt op het hoofdvenster van
Camera Connect.
De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone
is nu tot stand gebracht.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding
“De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 40).
Als u de Wi-Fi-verbinding afsluit, wisselt de camera naa
r
de
Bluetooth-verbinding.
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi
“Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Voor voorzorgsmaatr
egelen over het verbinden via Wi-Fi raadpleegt
u pagina 14.
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
26
Op het scherm [Bluetooth-functie] kunt u de instellingen van de
Bluetooth-functie controleren of instellen.
Bluetooth-functie
Selecteer het apparaat waarmee
moet worden gekoppeld.
Selecteer [Uit
schakele
n] als u de
Bluetooth-functie niet gebruikt.
Koppelen
Koppel de camera met het
apparaat dat is geselecteerd in
[Bluetoo
th-functie].
Verbindingsinfo
controleren/wissen
U kunt de naam en de
communicatiestatus van het
gekoppelde apparaat controleren.
Om het gekoppelde apparaat
te verwijderen, drukt u op de knop
<B>. Zie voor me
er informatie
“Registratie van een gekoppeld
app
araat verwijderen” (pag. 27).
Bluetooth-adres
U kunt het Bluetooth-adres van de
camera controleren.
Scherm [Bluetooth-functie]
27
Verbinden met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning via Wi-Fi
Om de camera met een andere smartphone te koppelen, moet u de
registratie van het actueel gekoppelde apparaat verwijderen.
Handelingen op de camera
1
Selecteer [Verbindingsinfo
contr./wissen]
Selecteer op het scherm [Bluetooth-
functie] (pag. 19) [Verbindingsinfo
contr
./wissen] en druk op <0>.
2
Druk op de knop <B>.
3
Verwijder de apparaatregistratie.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK]
en drukt u op <0>.
Bediening op de smartphone
4
Verwijder de cameraregistratie.
Selecteer in de Bluetooth-instellingen
van de smartphone de bijnaam van
de camera waarvan u de registratie
wilt verwijderen.
Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen
28
Een smartphone met NFC-ondersteuning kan via Wi-Fi worden
verbonden door ze tegen de camera te drukken.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u rechtstreeks met een
smartphon
e met NFC-ondersteuning verbindt via Wi-Fi.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p bieden
onde
rsteuning voor
NFC.
Sommige smartphones ondersteunen NFC ook al zijn ze niet
voorzien van de p-markering. Cont
roleer in zo’n geval de positie
van de NFC-antenne door de instructiehandleiding van de
smartphone te raadplegen.
Stel vooraf [Wi-Fi]
in op [Inschakelen]
en [NFC-verbinding]
op [Inschakelen] op het scherm [Inst
ellingen Wi-Fi] (pag. 12, 159).
Verbinden met een smartphone
met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
Er kan mogelijk geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht met
de NFC-functie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. Zet in dit
geval een Wi-Fi-verbinding op met de procedure in “Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]” (pag. 33) of
“Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
De camera kan niet met twee of meer smartphones tegelijkertijd
worden verbonden.
29
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer
u ze tegen elkaar houdt.
Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen
krassen op de camera of de smartphone komen.
Als u de smartphone slechts vlak bij de camera houdt, wordt mogelijk geen
verbinding tot stand gebracht. Raak de camera aan met de smartphone
zodat ze met elkaar in contact komen.
Herkenning kan lastig zijn, afhankelijk van de smartphone. Verander in dat
geval langzaam van positie of draai het apparaat horizontaal en probeer
het opnieuw. Als geen verbinding is opgezet, houd dan de camera en de
smartphone tegen elkaar tot het camerascherm wordt bijgewerkt.
Afhankelijk van de manier waarop u de smartphone houdt, is het mogelijk
dat er een andere toepassing op de smartphone wordt gestart. Kijk dan
goed waar het symbool
p
zich bevindt en probeer het opnieuw.
Let erop dat zich niets tussen de smartphone en de camera bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding via
de NFC-functie tot stand wanneer de camera of de smartphone zich in een
hoes bevindt.
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een smartphone als ze via Bluetooth zijn verbonden.
Als u de camera met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
wilt verbinden, moeten de Wi-Fi- en NFC-functies van de smartphone
zijn ingeschakeld.
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een ander apparaat dat NFC ondersteunt zoals een camera
of printer.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC-functie
wanneer opnamen met de camera worden gemaakt, als geen kaart is
geplaatst, als het LCD-scherm gesloten is met het scherm naar binnen
gericht of als de camera is aangesloten op een ander apparaat met
een interfacekabel.
Als u niet weet of uw smartphone NFC ondersteunt, neemt u contact op
met de fabrikant van de smartphone.
Voor informatie over de Wi-Fi-instellingen en de NFC-instellingen van
de smartphone en de positie van de NFC-antenne raadpleegt u de
instructiehandleiding van de smartphone.
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
30
1
Schakel de NFC-functie in op de
camera en de smartphone
(pag. 159)
.
2
Houd een smartphone tegen
de camera.
Als de downloadsite van Camera
Connect wordt weergegeven op
de smartphone, installeert u Camera
Conn
ect (
pag. 38).
Als er een opname op de camera wordt
weergegeven, drukt u op de knop <
3
>
om het afspelen te beëindigen.
Houd het symbool
p
van de
smartphone tegen dat van de camera
om de verbinding tot stand te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt dat
de verbinding tot stand is gebracht
,
kunt u de smartphone weghalen van
de camera.
Camera Connect wordt gestart op
de smartphone en brengt een
verbin
ding tot stand.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
31
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
3
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
Wanneer de verbinding tot stand
is gebracht, verschijnt het hier
links we
ergegeven scherm op het
LCD-scherm van de cam
era.
Wanneer u verbinding maakt met
de
zelf
de smartphone via NFC, wordt
dit scherm niet opnieuw weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aantal beelden dat kan worden
bekeken te selecteren. Zie stap 6 op
pagina 56 voor aanwijzingen over
hoe deze in te stellen.
Als u [OK] selecteer
t en op <0>
drukt, verschijnt een bericht dat de
verbinding tot stand is gebracht en
wordt het scherm [qWi-Fi aan]
weergegeven.
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
32
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op
de smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is n
u voltooid.
Bedien de camera met Camera
Connect. Zie pag
ina 38.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding
“De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 40).
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi
Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
33
Handelingen op de camera-1
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [q] (Verbinden
met smartphone).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Verbinden met een smartphone via
Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]
34
4
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
Al
s Camera Connect niet is
geïnstalleerd, selecteer d
an
[Android] of [iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met de
smartphone en ga naar Google Play
of de App Store en installeer
Camera Connect.
5
Controleer de SSID en
het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
_Can
on0A” wo
rdt weergegeven
aan het einde van de SSID.
Als u in [Instellingen
Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
Door in stap 5 [Ander netwerk] te selecteren, kunt u een Wi-Fi-verbinding
opzetten via een access point (pag. 109).
35
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]
Bediening op de smartphone
6
Werk met de smartphone om
een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Activeer de Wi-Fi-functie op de
smartphone en selecteer vervolgens
de SSID (netwerknaam) gecontroleerd
in stap 5.
Als wachtwoord het in stap 5
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
7
Start Camera Connect.
Wanneer het scherm [Wachten op
verbinding] op het LCD-scherm van
de camera verschijnt, start u Camera
Connect op de smartphone.
8
Selecteer de camera waarmee
u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Selecteer en tik op camera waarmee
u verbinding wilt maken in [Cameras/
Camera’s] in Camera Connect.
Scherm van
smartphone
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]
36
Handelingen op de camera-2
9
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
Wanneer de verbinding tot stand
is gebracht, verschijnt het hier
links wee
rgegeven scherm op het
LCD-scherm van de camera.
Druk op de knop <B> om het
aantal beelden dat kan worden
bekeken te
selecteren. Zie stap 6 op
pagina 56 voor aanwijzingen over
hoe deze in te stellen.
Als u [OK] selecteer
t en op <0>
drukt, verschijnt een bericht dat de
verbinding tot stand is gebracht en
wordt het scherm [qWi-Fi aan]
weergegeven.
37
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie]
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op
de smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is n
u voltooid.
Bedien de camera met Camera
Connect. Zie pagina
38.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding
“De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 40).
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi
Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u beelden naar een smartphone
verzenden vanuit het cameramenu ([Beelden n. smartphone verz.]) of
vanuit het scherm Snel instellen tijdens de weergave. Zie pagina 41 voor
meer informatie.
38
Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd,
kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen of
opnamen op afstand maken enzovoort.
Hier volgt een beschrijving van
de belangrijkste functies van
Camera Connect.
Images on camera (Beelden
op camera)
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone
worden opgeslagen
.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen ku
nnen op opnamen op
de camera worden uitgevoerd.
Remote live view shooting (Op afstand Live View-opnamen
maken)
Het Live View-beeld van de camera kan op een smartphone
worden bekeken.
U kunt op afstand opnamen maken.
Location information (Locatie-informatie)
Niet ondersteund op deze camera.
Camera settings (Camera-instellingen)
Camera-instellingen kunnen worden gewijzigd.
De camera met een smartphone bedienen
Het hoofdvenster van Camera Connect
39
De camera met een smartphone bedienen
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een
movie opneemt, gebeurt het volgende.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is
ingesteld op <k>, kunt u gewoon doorgaan met filmen.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is
ingesteld op <A>, wordt het maken van movie-opnamen gestopt.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/filmopnamen is ingesteld
op <A> en de camera is ingesteld op de movie-opnamemodus met
Camera Connect, kunt u de camera niet bedienen om te filmen.
Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm of de
sluiter trager dan anders.
Tijdens het opslaan van opnamen op een smartphone kunt u geen
opnamen maken, ook al drukt u de ontspanknop van de camera
helemaal in. Bovendien wordt het LCD-scherm van de camera
mogelijk uitgeschakeld.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan/uit-schakelaar van
de camera instelt op <2> of als u het kaartsleufklepje of het
accucompartimentklepje opent.
RAW-beelden kunnen niet op een smartphone worden opgeslagen.
Als een RAW-beeld is geselecteerd, wordt dit opgeslagen als een
JPEG-beeld.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
40
U kunt de Wi-Fi-verbinding op een van de volgende manieren verbreken.
Tik op het Camera Connect-scherm
van de smartphone op [
].
Selecteer op het scherm
[
q
Wi-Fi aan] van de camera
de optie [Verbr., afs.].
Als het scherm [
q
Wi-Fi aan
] niet
wordt weergegeven, selecteert
u [
Wi-Fi-functie
] op het scherm [
Inst.
draadloze communicatie
] (pag. 19).
Selecteer [
Verbr., afs.
] en
selecteer vervolgens [
OK
] in het
bevestigingsdialoogvenster om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
De Wi-Fi-verbinding verbreken
41
U kunt de volgende methoden gebruiken om beelden naar een
smartphone te verzenden vanaf de camera.
(1) [
Beelden n. smartphone verz.
] selecteren om beelden te verzenden
(2) Beelden verzenden vanuit het scherm Snel instellen bij het
afspelen (pag. 43)
(3) De NFC-functie gebruiken om beelden te verzenden tijdens het
we
ergeven van opnamen (pag. 45)
Selecteer [Beelden n. sm
artphone verz.] in het cameramenu en
verzend de beelden.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth
(alleen Android) of Wi-Fi
(pag. 23).
2
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [
5
1
] de optie
[
Inst. draadloze communicatie
] en
druk vervolgens op <
0
>.
3
Selecteer [Beelden n.
smartphone verz.].
Als u deze stap uitvoert terwijl
u verbonden bent via Bluetooth,
wordt een bericht weer
gegeven en
schakelt de verbinding over naar
een Wi-Fi-verbinding.
Beelden naar een smartphone vanaf de
camera verzenden
(1) [Beelden n. smartphone verz.] selecteren om beelden
te verzenden
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
42
4
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <1> drukt
en het instelwiel <6> links
om
draait, kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
5
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en
drukt u op <0>.
Selecteer [W
rg. b
ld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven
beeld
te verzenden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt
het scherm van stap 4 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herha
alt u stap 4 en 5.
43
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth
(alleen Android) of Wi-Fi
(pag. 23).
2
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3> om de
beelden weer te geven.
3
Druk op de knop <Q>.
Het scherm Snel instellen
wordt weergegeven.
4
Selecteer [q].
Als u deze stap uitvoert terwijl
u verbonden bent via Bluetooth,
wordt een bericht weer
gegeven en
schakelt de verbinding over naar
een Wi-Fi-verbinding.
(2) Beelden verzenden vanuit het scherm Snel instellen bij
het afspelen
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
44
5
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <1> drukt
en het instelwiel <6> links
om
draait, kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
6
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en
drukt u op <0>.
Selecteer [W
rg. b
ld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven
beeld
te verzenden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt
het scherm van stap 5 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herha
alt u stap 5 en 6.
45
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Door de camera aan te raken met een smartphone die NFC ondersteunt
tijdens het weergeven van een beeld op de camera, kunt u automatisch
een Wi-Fi-verbinding opzetten en de afbeelding naar de smartphone
sturen ook als nog geen Bluetooth- of Wi-Fi-verbinding is opgezet.
1
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3> om de
beelden weer te geven.
2
Houd een smartphone tegen
de camera.
Houd het symbool
p
van de
smartphone tegen dat van de camera
om de verbinding tot stand te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van de
camera het bericht verschijnt dat een
verbinding tot stand is gebracht,
kunt u de smartphone weg van de
camera bewegen.
3
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <1> drukt en
het instelwiel <6> linksom draait,
kunt u overschakelen op de
indexweergave en een opname
selecteren.
Als u meerdere opnamen wilt
ver
zend
en, raadpleegt u de
handelingen vanaf pagina 47.
(3) De NFC-functie gebruiken om beelden te verzenden
tijdens het weergeven van opnamen
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
46
4
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en
drukt u op <0>.
Selecteer [W
rg. b
ld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven
beeld
te verzenden.
W
anneer de overdracht is voltooid,
wordt
het scherm van stap 3 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herha
alt u stap 3 en 4.
47
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
U kunt meerdere opnamen tegelijk verzenden.
Als het selectiescherm voor meerdere beelden al wordt weer
gegeven,
start u de bewerking vanaf stap 3.
Meerdere beelden selecteren om te verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
U kunt op de knop <1> drukken e
n
het instelwiel <6> linksom draaien
om de opnamen die u wilt verzenden,
te selecteren met de weergave van
drie beelden. Om terug te keren
naar de weergave van één opname,
drukt u ook op de knop <1>
en
bedient u het inste
lwiel <6>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Na
dat u alle beelden die u wilt verzenden hebt geselecteerd,
drukt u op de knop <Q>.
Meerdere opnamen verzenden
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
48
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt verzenden,
herhaalt u stappen 1 tot 5.
49
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Geef het bereik van de
beelden op.
Selecteer het eerste beeld
(beginpunt) en druk op <0>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <0>.
Het pictogr
am [X] w
ordt op de
geselecteerde beelden weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie
op te heffen.
U kunt op de knop <
1
> drukken en het
instelwiel <
6
> draaien om het aantal
opnamen dat wordt weergegeven in de
indexweergave te wijzigen.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
50
4
Bevestig het bereik.
Druk op de knop <Q>.
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
51
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Alle beelden op de kaart verzenden
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
52
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. in
stellen] “Beelden filteren voor
afspelen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
53
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Wanneer u beelden verzendt door de camera te bedienen
terwijl u verbonden bent met Bluetooth (alleen voor Android)
Wanneer u de NFC-functie gebruikt om beelden te verzenden
tijdens het weergeven van opnamen
Druk op de knop <M> op het
scherm voor beeldoverdracht.
Selecteer [OK] op het scherm links
en druk op <0>
om de
beeldoverdracht te beëindigen en de
Wi-Fi-verbinding te sluiten.
Wanneer u beelden verzendt door de camera te bedienen
terwijl u verbonden bent via Wi-Fi
Druk op de knop <M> op het
scherm voor beeldoverdracht.
Het vorige scherm wordt
weerge
geven. De Wi-Fi-verbinding
wordt niet verbroken.
Voor informatie over het beëindigen
van d
e Wi-F
i-verbinding raadpleegt
u “De Wi-Fi-verbinding verbreken”
(pag. 40).
Beeldoverdracht beëindigen
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
54
Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie”
(pag. 29) doornemen.
Tijdens de beeldoverdracht kan er geen opname worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Het is niet mogelijk om beelden over te brengen via de NFC-functie
wanneer de camera via Wi-Fi met een ander apparaat is verbonden.
De camera kan bovendien niet via Wi-Fi met meerdere smartphones
tegelijkertijd worden verbonden.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de
overdracht [Annuleer].
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Bij gebruik van de NFC-functie tijdens het weergeven van een beeld
wordt geen apparaatregistratie uitgevoerd.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies en
b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
55
U kunt op de camera instellen welke beelden op de smartphone worden
weergegeven. Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt
u beelden opgeven.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer [q].
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Apparaatgegevens
bewerken].
4
Selecteer een smartphone.
Selecteer de naam van de
smartphone waarop u de beelden
zichtbaar wilt maken.
Beelden die kunnen worden bekeken
Controleer de instellingen van Beelden die kunnen worden bekeken voordat
u opnieuw verbinding maakt met een smartphone.
Beelden die kunnen worden bekeken
56
5
Selecteer [Weerg. beelden].
6
Selecteer een item.
Selecteer [
OK
] en druk op <
0
> om
het instellingenscherm weer te geven.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke
beelden kunnen worden bekeken. Dit kan
tot negen dagen terug.
Selecteer een item en druk op <0>.
Wanneer [Afgel. d
gn gem. beelden]
wordt geselecteerd, kunnen beelden
van uiterlijk het opgegeven aantal
dagen vóór de huidige datum worden
weergegeven. Wanneer <r> voor
het aantal dagen wordt weergegeven,
drukt u op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om het aantal dagen op te
geven en drukt u vervolgens op <0>
om de selectie te bevestigen.
Selecteer [OK]
en druk op <0> om
te specificeren w
elke beelden kunnen
worden bekeken.
Als [Weerg. beelden] is ingesteld op een andere instelling dan
[Alle beelden], is opnamen maken op afstand niet mogelijk.
57
Beelden die kunnen worden bekeken
[Selecteer op classificatie]
Specificeer welke beelden kunnen
worden bekeken op basis van de (al dan
niet) toegekende classificatie of het
type classificatie.
Selecteer een classificatie en druk
op <
0
> om te specificeren welke
beelden kunnen worden weergegeven.
[Bestandsnummerreeks] (Select. reeks)
Selecteer het eerste en laatste beeld
dat kan worden
bekeken van de reeks
opnamen die op bestandsnummer
zijn gesorteerd.
1 Druk op <0>
om
het
beeldselectiescherm weer te geven.
Selecteer een beeld met de
pijltjestoetsen <Y> en <Z> of
met
het hoofdinstelwiel <5>.
U kunt op de knop <1>
drukken e
n
het instelwiel <6> linksom draaien
om de opnamen die u wilt verzenden,
te selecteren met de indexweergave.
2 Selecteer het eerste beeld en druk op
<0> om dit in t
e stellen.
3 G
ebruik de knop <Z> om het laatste
beeld te selecteren
en druk op <0>
om te bevestigen.
Selecteer een opname die later is
gemaakt dan die als eer
ste opname
is geselecteer
d.
4 Wanneer u het eerste en de laatste
beeld hebt opgegeven, selecteert
u [
OK
] en drukt u vervolgens op <
0
>.
Eerste
opname
Laatste
opname
58
59
3
Via Wi-Fi verbinden
met een andere camera
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u opnamen
tussen twee camera’s via Wi-Fi verzendt en ontvangt.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk voor Canon-camera’s met
ingebouwde Wi-Fi-functies die in 2012 en later op de markt zijn
gebracht en beeldoverdracht tussen camera’s ondersteunen.
Let op: de camera kan niet via Wi-Fi met Canon-camcorders
worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde
Wi-Fi-functies hebben.
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk
worden verbonden.
Foto’s kunnen alleen worden overgebracht als ze de
JPEG-bestandsindeling hebben.
Bij movies treedt er mogelijk een verzendfout op of de verzonden
movies kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk van de
werking van de doelcamera en de bestandsindeling van de
movies. (Er kunnen geen MP4-movies worden verzonden naar
camera’s waarop geen MP4-movies kunnen worden afgespeeld.)
60
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera’s verz.).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
4
Stel de doelcamera in.
Wanneer het hier links weergegeven
scherm op de camera verschijnt,
stelt u de Wi-Fi-verbinding ook in op
de doelcamer
a. Raadplee
g voor
de bedieningsprocedure de
instructiehandleiding van
de doelcamera.
W
anneer een Wi-Fi-verbinding tot
stan
d is gebracht, wordt een beeld op
de kaart weergegeven.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
61
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Selecteer opnamen op de
verzendende camera (pag. 62).
Bedien de camera die de opnamen
ontvangt niet
.
Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera
weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname
is gevoegd. Opnamelocaties kunnen op een virtuele kaart worden
weergegeven met Map Utility (EOS-software).
De verbindingsinstellingen worden opgeslagen/vastgelegd met de
bijnaam van de camera waarmee een Wi-Fi-verbinding is gemaakt.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
62
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <1> drukt
en het instelwiel <6> links
om
draait, kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en
drukt u op <0>.
Selecteer [W
rg. b
ld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven
beeld
te verzenden.
W
anneer de overdracht is voltooid,
wordt
het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herha
alt u stap 1 en 2.
3
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
63
Beelden naar de andere camera verzenden
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
U kunt op de knop <1> drukken e
n
het instelwiel <6> linksom draaien
om de opnamen die u wilt verzenden,
te selecteren met de weergave van
drie beelden. Om terug te keren naar
de weergave van één opname,
drukt u ook op de knop <1>
en
bedient u het inste
lwiel <6>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzend
en hebt geselecteerd,
drukt u op de knop <Q>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
64
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt verzenden,
herhaalt u stappen 1 tot 5.
6
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
verbinding te verbreken.
65
Beelden naar de andere camera verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Geef het bereik van de
beelden op.
Selecteer het eerste beeld
(beginpunt) en druk op <0>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <0>.
De beelden wor
den geselecteerd
en
[X] wordt weergegeven.
Herhaal deze st
ap om de selectie
op te heffen.
U kunt op de knop <
1
> drukken en het
instelwiel <
6
> draaien om het aantal
opnamen dat wordt weergegeven in de
indexweergave te wijzigen.
4
Bevestig het bereik.
Druk op de knop <Q>.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <M>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
66
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
verv
olgens op <0> om de Wi-Fi-
verb
inding te verbreken.
67
Beelden naar de andere camera verzenden
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Alle beelden op de kaart verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
68
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
verv
olgens op <0> om de Wi-Fi-
verb
inding te verbreken.
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [B
eeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Bee
ldzoekvoork. in
stellen] “Beelden filteren
voor afspelen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
69
Beelden naar de andere camera verzenden
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
verv
olgens op <0> om de Wi-Fi-
verb
inding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
70
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kan geen foto worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Als u de Wi-Fi-verbinding tijdens de beeldoverdracht wilt verbreken,
selecteert u [Annuleer] op de camera en verbreekt u vervolgens de
Wi-Fi-verbinding.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Controleer het resterend accuniveau bij het verzenden van een groot
aantal beelden of grote bestanden (totale omvang).
Afhankelijk van de werking van de doelcamera worden filmbestanden
tijdens de verzending geconverteerd. De overdracht duurt daarom
mogelijk langer dan gewoonlijk.
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies en
b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
[Gew. f.:S2] wordt alleen ingeschakeld voor foto’s die worden gemaakt
met camera’s van hetzelfde model als deze camera. Foto’s van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de
overdracht [Annuleer]. Wanneer [Annuleer] wordt geselecteerd op
de camera vanwaar de opnamen worden verzonden, wordt het
beeldselectiescherm weer weergegeven. Wordt [Annuleer]
geselecteerd op de camera waarop de opnamen worden ontvangen,
dan wordt de verbinding verbroken.
71
4
Via Wi-Fi verbinden met
Connect Station
Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een
apparaat waarmee u foto’s en films kunt importeren om
ze te bekijken op uw televisie, smartphone, enzovoort of
om ze via een netwerk te delen.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u verbinding tussen
de camera en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar)
tot stand kunt brengen via de NFC-functie om foto’s en
films op te slaan.
Stel vooraf [
Wi-Fi
] in op [
Inschakelen
] en [
NFC-verbinding
]
op [
Inschakelen
] op het scherm [
Instellingen Wi-Fi
]
(pag. 12, 159).
Werk de Connect Station-firmware bij naar de meest recente versie.
Voor informatie over het opslaan van beelden naar Connect
Station zonder de NFC-functie te gebruiken, raadpleegt u de
instructiehandleiding van Connect Station.
72
1
Houd de camera tegen
Connect Station.
Schakel de camera en Connect Station
in en houd het symbool
p
op de
camera tegen het NFC-verbindingspunt
van Connect Station.
Wanneer op het LCD-scherm van de
camera het bericht verschijnt dat de
Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht
en Connect Station antwoordt,
kunt u de camera weg van Connect
Station bewegen.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand
is gebracht, controleert Connect Station
de beelde
n op de geheugenkaart en
worden alleen de beelden opgeslagen
die nog niet zijn opgeslagen.
2
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Nadat beelden zijn opgeslagen,
verschijnt het hier links weergegeven
scherm op het LCD-scherm van
de camera. Druk op <
0
> om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden opslaan
NFC-verbindingspunt
73
Beelden opslaan
Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie”
(pag. 29) doornemen.
Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet met
kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect Station
zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
Als de camera niet meteen wordt herkend, houdt u deze dicht bij Connect
Station en beweegt u deze langzaam of draait u deze horizontaal.
Als u de camera slechts vlak bij Connect Station houdt, wordt er mogelijk
geen verbinding tot stand gebracht. Houd de camera dan zachtjes tegen
Connect Station aan.
Let erop dat zich niets tussen de camera en Connect Station bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding via
de NFC-functie tot stand wanneer de camera zich in een hoes bevindt.
Als er te veel ruimte tussen de camera en Connect Station ontstaat terwijl
er beelden worden opgeslagen, kan het opslaan lang duren of wordt de
Wi-Fi-verbinding verbroken.
Wanneer de accu van de camera tijdens het opslaan van opnamen
leeg raakt, wordt het opslaan beëindigd. Laad de accu op en herhaal
de bewerking.
Wanneer alle opnamen al zijn opgeslagen, wordt het opslaan niet
uitgevoerd. Selecteer in dat geval [
OK
] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken.
Als er een grote hoeveelheid opnamen op de geheugenkaart staat, kan
het even duren voordat alle opnamen zijn gecontroleerd en opgeslagen.
Tijdens het opslaan van de opnamen werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
74
75
5
Via Wi-Fi verbinden
met EOS Utility
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
rechtstreeks met een computer verbindt via Wi-Fi.
U kunt een computer via Wi-Fi verbinden om de camera
op afstand te bedienen met EOS Utility (EOS-software).
Installeer EOS Utility op de computer voordat u een
Wi-Fi-verbinding tot stand brengt.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [In
schakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen
bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn. Installeer een versie
van EOS Utility die compatibel is met deze camera.
Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een
aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de computer voor meer informatie.
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
De procedure voor Windows 8.1 wordt hier als
voorbeeld gebruikt.
76
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer [D]
(Afstandsbediening (EOS Utility)).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
4
Controleer de SSID en
het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Ins
tellingen
Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Handelingen op de camera-1
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
77
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de SSID en voer
het wachtwoord in.
Selecteer op het instelscherm van
de computer de SSID die in stap 4
is gemarkeerd.
_Can
on0A” wo
rdt weergegeven
aan het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord
invoeren.
6
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk op <0>. Het
volgende bericht wordt weergegeven.
“******” staat voor de laatste zes
cijfers van het MAC-adres van de
camera waarmee u verbinding maakt.
Handelingen op de computer-1
Scherm van computer
(voorbeeld)
Handelingen op de camera-2
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
78
7
Start de EOS Utility.
8
Klik in EOS Utility op [Pairing
over Wi-Fi/LAN/Koppelen via
Wi-Fi/LAN].
Als een bericht wordt weergegeven
met betrekking tot de firewall,
selecteert u [Yes/Ja].
9
Klik op [Connect/Verbinden].
Selecteer de camera waarmee
u verbinding wilt maken en klik
op [Connect/Verbinden].
10
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
Wanneer de camera de computer
detecteert waarop u in stap 9 op
[Connect
/Verbinden] hebt geklikt,
wordt het scherm links weergegeven.
Selecteer [OK]
en druk op <0>.
Het scher
m [DWi-Fi aan] verschi
jnt.
Handelingen op de computer-2
Handelingen op de camera-3
79
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Het scherm [DWi-Fi aan]
Verbreken, afsluiten
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig instellingen
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de
fout controleren.
Druk op de knop <M> om over te schakelen naar he
t menu.
De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid.
Bedien de camera met de EOS Utility op de computer. Zie pagina 80.
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
80
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over
bedieningsprocedures voor EOS Utility. Naast het maken van opnamen
op afstand zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar.
Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen
h
oe u
de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
De camera met EOS Utility bedienen
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie
opneemt, gebeurt het volgende.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is
ingesteld op <k>, kunt u gewoon doorgaan met filmen.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is
ingesteld op <A>, wordt het maken van movie-opnamen gestopt.
Als de schakelaar voor Live View-opnamen/filmopnamen is ingesteld
op <A> en de camera is ingesteld op de movie-opnamemodus met
EOS Utility, kunt u de camera niet bedienen om te filmen.
Als een Wi-Fi-verbinding met EOS Utility is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm of de
sluiter trager dan anders.
Als u Live View-opnamen op afstand maakt, is de beeldtransmissiesnelheid
lager dan bij een interfacekabelverbinding. Daardoor kunnen bewegende
onderwerpen niet vloeiend worden vastgelegd.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan/uit-schakelaar van de
camera instelt op <2> of als u het kaartsleufklepje of het
accucompartimentklepje opent.
81
6
Verbinden met een
printer via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt
afdrukken door de camera rechtstreeks met een printer
te verbinden via Wi-Fi.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een
aant
al handelingen o
p de printer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
De camera kan niet met een printer via Wi-Fi worden
verbonden als de modus <8:FG> is ingesteld,
als HDR-opnamen is ingesteld of als Ruisonderdrukking
bij meerdere opnamen is ingesteld.
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk met Wi-Fi-printers die
ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
82
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
4
Controleer de SSID en
het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Ins
tellingen
Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
83
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Maak vanaf de printer verbinding
met de camera via Wi-Fi.
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu
van de printer de SSID die
u hebt gemarkeerd.
_Canon0A
” wordt weergegeven
aan het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
6
Selecteer de printer waarmee u via
Wi-Fi verbinding wilt maken.
Als een lijst met gedetecteerde printers
wordt weergegeven, selecteert u de
gewenste printer voor een Wi-Fi-
verbinding en drukt u op <
0
>.
Sommige printers kunnen een
pieptoon laten horen.
Als 16 of meer printers worden
gedetecteerd of het zoeken meer
dan 3 minuten duurt, kunt u [
Zoek
opnieuw
] selecteren.
Wanneer een Wi-Fi-verbinding tot
stand is gebracht, wordt een beeld op
de kaart weergegeven.
7
Selecteer de beelden die
u wilt printen.
Selecteer beelden op de camera om
te printen (pag. 84).
84
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en printen.
1
Selecteer een beeld dat
u wilt printen.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het gewenste beeld te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Wanneer u op de knop <1> dr
ukt
en
het instelwiel <6> links
om
draait, kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Beeld printen].
Het scherm met printinstellingen
wordt weergegeven.
3
Druk de opname af.
Zie pagina 87 voor de instelprocedure
voor afdrukinstellingen.
Als [Print] word
t geselecteerd, wordt
het afdrukken gestart.
Wanneer het printen is voltooid,
wordt
het scherm van stap 1 weer
weergegeven. Als u nog een
opname
wilt printen, herhaalt u stap 1 tot en
met 3.
4
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsvenster weer te geven.
Selecteer [OK] en druk vervolgens
op <0> om de Wi-F
i-ver
binding
te verbreken.
Het scherm [Wi-Fi-fu
nctie]
verschijnt weer.
Beelden afdrukken
Afzonderlijke beelden printen
85
Beelden afdrukken
U kunt bij het printen de gewenste afdrukopties opgeven.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Printopties].
Het scherm [Printopties]
wordt weergegeven.
3
Stel de gewenste afdrukopties in.
Raadpleeg voor meer informatie over
de instellingsprocedure het gedeelte
“Digital Print Order Format (DPOF)”
in de instructiehandleiding voor
de camera.
Als de printopties zijn voltooid voordat
u de verbinding tot stand hebt
gebracht, gaat
u verder naar stap 4.
4
Selecteer [Print].
[
Print
] kan alleen worden geselecteerd
als een beeld is geselecteerd en de
printer klaar is om af te drukken.
5
Stel de optie [Papier inst.] in
(pag. 87).
Stel de afdrukeffecten (pag. 89) naar
wens in.
Opties opgeven bij printen
Beelden afdrukken
86
6
Selecteer [OK].
Wanneer het printen is voltooid,
wordt het scherm van stap 3 weer
weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
verv
olgens op <0> om de Wi-Fi-
verb
inding te verbreken.
Het scherm [Wi-Fi-fu
nctie]
verschijnt weer.
Als een Wi-Fi-verbinding met een printer actief is, kan geen foto
worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
U kunt movies niet afdrukken.
Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen.
Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
Als [
Randen
] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand
wordt geprint.
Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien als deze op een
heldere achtergrond of op de rand wordt afgedrukt.
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt door [
Printopties
] te
selecteren. Selecteer bij het afdrukken de optie [
Beeld printen
] en druk af.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Afhankelijk van de bestandsgrootte en de opnamekwaliteit kan het even
duren voordat het printen begint nadat u [
Print
] hebt geselecteerd.
Als u het printen wilt beëindigen, drukt u op <
0
> terwijl [
Stop
]
wordt weergegeven. Vervolgens selecteert u [
OK
].
Wanneer u afdrukt met [
Printopties
] en u hebt het afdrukken onderbroken,
maar u wilt de resterende opnamen nog afdrukken, dan selecteert
u [
Hervat
]. Het printen wordt niet hervat als een van de volgende situaties
zich voordoet.
U hebt de printopties gewijzigd of opnamen verwijderd die waren
geselecteerd om te worden geprint voordat u het printen hervatte.
Bij het instellen van de index hebt u de papierinstelling gewijzigd voordat
u het printen hervatte.
De resterende capaciteit van de kaart was te klein toen u het
printen onderbrak.
Zie pagina 92 als zich tijdens het printen problemen voordoen.
87
Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken.
De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer.
Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar
. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
Selecteer [Papier inst.] en
druk vervolgens op <0>.
Het scherm met papier
instellingen
wordt weergegeven.
Afdrukinstellingen
Papierinstellingen
Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u hebt ingesteld,
worden weergegeven.
Scherm met
printinstellingen
* Afhankelijk van de printer kunnen bepaalde instellingen, bijvoorbeeld
het printen van de datum en het bestandsnummer en het bijsnijden,
mogelijk niet worden geselecteerd.
Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 89).
Hiermee schakelt u het afdrukken van datum
of bestandsnummer in of uit (pag. 90).
Hiermee stelt u het aantal af te drukken
exemplaren in (pag. 90).
Hiermee stelt u het printgebied in (pag. 91).
Hiermee stelt u het papierformaat, de
papiersoort en de indeling in (pag. 88).
Hiermee gaat u terug naar het
beeldselectiescherm.
Hiermee start u het printen.
Afdrukinstellingen
88
Q Het papierformaat instellen
Selecteer het formaat van het papier
dat in de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scher
m met papier
soort
wordt weergegeven.
Y De papiersoort instellen
Selecteer het type papier dat in
de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm voor de p
agina-indeling
wordt weergegeven.
U De pagina-indeling instellen
Selecteer de pagina-indeling en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met printinstellin
gen
verschijnt weer.
Randloos
Afdrukken zonder rand. Als uw printer niet kan afdrukken zonder
randen, wordt het beeld met randen afgedrukt.
Randen Afdrukken met een witte rand rondom het beeld.
xx-plus Optie om 2, 4, 8, 9, 16, 20 of 35 beelden op één vel af te drukken.
Standaard
De pagina-indeling is afhankelijk van het model of de instellingen
van de printer.
Als de aspect ratio van de opname afwijkt van de aspect ratio van het
printpapier, kan de opname aanzienlijk worden bijgesneden door de
opname zonder randen af te drukken. Als het beeld is bijgesneden, kan dit
er als afdruk korreliger uitzien vanwege het kleinere aantal pixels.
89
Afdrukinstellingen
De schermweergave kan per
printer verschillen.
Selecteer de optie en druk
ver
volgens
op <0>.
Selecteer het gewenste afdrukeffect
en druk vervolgens op <0>.
De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren)
Afdrukeffect Omschrijving
EStandaard
De prints kunnen per printer verschillen. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
EAan
Afdrukken met de standaardkleuren van de printer. De Exif-
informatie van de opname wordt gebruikt voor het maken van
automatische correcties.
EUit Er wordt geen automatische correctie toegepast.
ER-Ogen1
Effectief bij rode ogen op foto’s die met een flitser zijn gemaakt.
De rode ogen worden voor het afdrukken gereduceerd.
Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een
uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de
juiste ISO-snelheid afgedrukt.
Afdrukinstellingen
90
Selecteer [I] en druk vervolgens
op <0>.
Stel de afdrukinstellingen naar wens
in en
druk verv
olgens op <0>.
Selecteer [
R] en druk vervolgens
op <0>.
Stel het aantal exemplaren in en
druk vervolgens op <0>.
Het afdrukken van de datum en het
bestandsnummer instellen
Het aantal exemplaren instellen
Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden de
standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant
zijn ingesteld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor de
[Stand.]-instellingen.
91
Afdrukinstellingen
U kunt het beeld bijsnijden en alleen een
vergrote versie van het bijgesneden
gedeelte afdrukken, net alsof de
compositie opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat
u het beeld afdrukt. Als u de
afdrukinstellingen wijzigt nadat u het
bijsnijden hebt ingesteld, moet u het
bijsnijden wellicht opnieuw instellen
voordat u kunt afdrukken.
1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en aspect ratio van het
bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen met
[
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Draai aan het instelwiel <
6
> om de grootte van het bijsnijdkader
te wijzigen. De vergroting van de opname neemt toe naarmate het
bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X> of <Y> <Z> als u het
kader horizont
aal of verticaal over de opname wilt bewegen.
Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied binnen
het kader wordt weergegeven.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <B> dr
ukt, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt
u van een horizontaal beeld een verticale afdruk maken.
3 Druk op <0> om het bijsnijden te beëindigen.
Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
U kunt het bijgesneden beeldgebied linksboven in het scherm
met printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Afdrukinstellingen
92
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden
beeldgebied niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven.
De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint.
Printerproblemen oplossen
Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost
(geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd,
gebruik dan de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie over
het hervatten van het printen.
Foutmeldingen
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, wordt er een
foutmelding op het LCD-scherm van de camera weergegeven. Druk op
<0> om het afdrukken te onderbreken. Nadat het probleem is opgelost,
kunt u het afdrukken hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de
printer voor informatie over het oplossen van een afdrukprobleem.
Papierfout
Controleer of het papier op de juiste manier in de printer is geplaatst.
Inktfout
Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank.
Hardwarefout
Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen
en problemen met de inkt.
Bestandsfout
De geselecteerde opname kan niet worden geprint. Opnamen die met
een andere camera zijn gemaakt of met een computer zijn bewerkt,
kunnen mogelijk niet worden geprint.
93
7
Beelden naar een
webservice verzenden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u webservices
gebruikt om beelden te verzenden.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
94
Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te
worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis).
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte
foto’s in online albums publiceren en van een reeks services
gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen
van opnamen op geregistreerde webservices. Maak verbinding met
internet vanaf een computer of een ander apparaat, ga naar de website
van Canon (www.canon.com/cig) om te zien in welke landen en
gebieden de services worden ondersteund en volg de aanwijzingen om
u als lid te registreren.
Als u van andere webservices dan CANON iMAGE GATEWAY wilt
geb
ruikmaken, moet u over
een account bij deze services beschikken.
Raadpleeg de website van de desbetreffende services voor
meer informatie.
Voorbereiding voor webservices
Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen
en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen
en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).
Voor het gebruik van CANON iMAGE GATEWAY moet u verbinding met
internet kunnen maken. (U hebt een account bij een internetprovider
nodig, er moet browsersoftware zijn geïnstalleerd en er moet een
verbinding worden ingesteld.)
Voor informatie over de webbrowserversies en de instellingen die vereist
zijn voor toegang tot CANON iMAGE GATEWAY, raadpleegt u de
CANON iMAGE GATEWAY-site.
De kosten voor de verbinding met uw provider en voor het gebruik van
diens access point worden afzonderlijk in rekening gebracht.
Als zich wijzigingen hebben voorgedaan in de servicevoorzieningen of
geregistreerde webservices, kan de werking afwijken van de beschrijving
in deze handleiding of is besturing niet mogelijk.
Uw registratie als lid vindt u in de Help van de CANON iMAGE
GATEWAY-site.
Voor webservices die met de Wi-Fi-functies van deze camera’s kunnen
worden gebruikt, raadpleegt u de CANON iMAGE GATEWAY-site.
95
Voorbereiding voor webservices
Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang
tot webservices. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor
meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om
te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding
ku
nt verkrijgen
.
De algemene procedure voor het verzenden van beelden naar een
webservice is als volgt.
1 Installeer EOS Utility op een computer.
Als u dit al geïnstalleerd hebt, gaat u verder naar stap 2.
2 Ga op de computer naar de website van Canon en meld
u aan als CANON iMAGE GATEWAY-lid (gratis).
Als u al lid bent, gaat u verder naar stap 3.
3 Sluit de camera via Wi-Fi op de computer aan (pag. 75).
U kunt de instellingen ook configureren door de camera en de
computer aan te sluiten via een interfacekabel (apart verkrijgbaar)
in plaats van via Wi-Fi.
4 Start EOS Utility op de computer, meld u bij CANON
iMAGE GATEWAY aan in de instellingen van de
webservice schakel de camera in voor gebruik
van webservices.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
Instellingen voor het gebruik van
webservices configureren
96
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer de webservice die
u hebt geregistreerd op pagina 95.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Mogelijk verschijnt een scherm om
een bestemmin
g te selecteren
afhankelijk van het type dat
of de
instellingen van de webservice die
u selecteert. Zie pagina 123 voor
meer informatie.
3
Maak verbinding met een access
point via Wi-Fi.
Zie de handelingen vanaf pagina 107
voor het verbinden van de camera
met een access point via Wi-Fi.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
97
U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de
camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen
of door koppelingen van de online albums te verzenden.
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <1> drukt
en het instelwiel <6> links
om
draait, kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en
drukt u op <0>.
Selecteer [Wrg. b
ld. vrz.] en druk op
<0> om het weergegeven beeld te
verzenden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-F
i-verbinding te
verbreken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Geb
ruiksvo
orwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en o
mlaag
te
bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
Beelden naar een webservice verzenden
98
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <
5
> om
het te verzenden beeld te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
U kunt op de knop <1> dr
ukken en
het instelwiel <6> linksom draaien
om de opnamen die u wilt verzenden,
te selecteren met de weergave van
drie beelden. Om terug te keren naar
de weergave van één opname,
drukt u ook op de knop <1>
en
bedien
t u het instelwiel <6>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzend
en hebt geselecteerd,
drukt u op de knop <Q>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
99
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Wanneer YouTube als bestemming
is geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.]
niet w
eergegeven.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeld
formaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-F
i-verbinding te
verbreken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvo
orwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en o
mlaag
te
bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
100
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Geef het bereik van de
beelden op.
Selecteer het eerste beeld
(beginpunt) en druk op <0>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <0>.
De beelden wor
den geselecteerd
en
[X] wordt weergegeven.
Herhaal deze st
ap om de selectie
op te heffen.
U kunt op de knop <
1
> drukken en het
instelwiel <
6
> draaien om het aantal
opnamen dat wordt weergegeven in de
indexweergave te wijzigen.
4
Bevestig het bereik.
Druk op de knop <Q>.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <M>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
101
Beelden naar een webservice verzenden
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-F
i-verbinding te
verbreken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvo
orwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en o
mlaag
te
bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
102
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
Alle beelden op de kaart verzenden
103
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-F
i-verbinding te
verbreken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvo
orwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en o
mlaag
te
bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
104
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Bee
ldzoekvoork. in
stellen] “Beelden filteren
voor afspelen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en dr
uk vervolgens
op <0>.
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
105
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-F
i-verbinding te
verbreken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvo
orwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en o
mlaag
te
bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
106
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto
worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE
GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet
weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice
is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE
GATEWAY-site. Lees de inhoud van de foutmelding en probeer het beeld
vervolgens opnieuw te verzenden.
Afhankelijk van de webservice wordt het aantal beelden dat kan worden
verzonden en de lengte van de movies beperkt.
Sommige beelden worden mogelijk niet verzonden met [
Reeks verzend.
],
[
Alle op krt vrz.
], of [
Alle gev. vrz.
].
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies en
b
de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
[
Gew. f.:S2
] wordt alleen ingeschakeld voor foto’s die worden gemaakt
met camera’s van hetzelfde model als deze camera. Foto’s van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY op een computer of een ander
apparaat opent, kunt u de verzendgeschiedenis bekijken van de
webservices waarnaar de opnamen zijn verzonden.
Als u de verbinding wilt verbreken zonder een beeld te verzenden,
drukt u op de knop <
M
> op het scherm in stap 1.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
107
8
Geavanceerde
Wi-Fi-verbinding
In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe
u een verbinding tot stand brengt met behulp van
een access point.
Zet vooraf [
Wi-Fi
] op [
Inschakelen
] op het scherm
[
Instellingen Wi-Fi
] (pag. 12).
Wanneer u de camera met een smartphone verbindt via
Wi-Fi, moet u Camera Connect installeren op de smartphone
voordat u verbindingsinstellingen opgeeft (pag. 17).
Voor informatie over [
z
] (beelden tussen camera’s verzenden
en ontvangen) raadpleegt u “Via Wi-Fi verbinden met een andere
camera” (pag. 59).
Om een verbinding te maken met Connect Station via Wi-Fi,
raadpleegt u “Via Wi-Fi verbinden met Connect Station” (pag. 71).
108
Wanneer u verbinding maakt met een access point, kunt u de volgende
Wi-Fi-functies gebruiken.
* Volg deze instructies pas nadat alle apparaten, bijvoorbeeld een smartphone,
met een access point zijn verbonden.
Stroomdiagram voor de Wi-Fi-functie
(Geavanceerde Wi-Fi-verbinding)
q
Communiceren
met een
smartphone
D
Afstandsbediening
(EOS Utility)
l
Afdrukken van
Wi-Fi-printer
w
Beelden naar
een webservice
versturen
De Wi-Fi-instellingen van de camera instellen (pag. 12)
Camera
Connect
installeren op
een smartphone
(pag. 17)
EOS Utility
installeren op
een computer
Registreren bij
CANON iMAGE
GATEWAY
(pag. 94)
Webservices
vas
tleggen o
p de
camera (pag. 95)
Elk apparaat verbinden met een access point
De camera verbinden met een access point (pag. 109)
De camera verbinden met elk apparaat
(pag. 33) (pag. 75) (pag. 81)
Opnamen
weergeven en
op afstand
vastleggen
(pag. 38, 41)
De camera op
afstand
bedienen
(pag. 80)
Beeld printen
(pag. 84)
Beeld opslaan en
delen (pag. 97)
InstellingenVerbindingGebruik
109
Controleer ten eerste of het access point ondersteuning biedt voor
WPS*, waarmee u een gemakkelijke Wi-Fi-verbinding tussen
Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen.
Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-comp
atibel is,
raad
pleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij
het access point hoort.
* Wi-Fi Protected Setup
Als WPS wordt ondersteund
De volgende twee verbindingsmethoden voor Wi-Fi zijn beschikbaar.
Het makkelijkst is om verbinding te maken via WPS (PBC-modus).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus): volg de
aanwijzingen vanaf pagina 110.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus): volg de
aanwijzingen vanaf pagina 114.
A
ls WPS niet wordt ondersteund
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via
Wi-F
i: volg de aan
wijzingen vanaf pagina 118.
Encryptie van het access point
Deze camera ondersteunt de volgende opties voor [Verificatie] en
[Encryptie instellingen]. Daarom dient bij het access point een van de
volgende encryptiemethoden te worden gebruikt tijdens het handmatig
via Wi-Fi verbinden met een gedetecteerd netwerk.
[Verificatie]: Open systeem, Shared Key of WP
A/WPA2-PSK
[Encryptie instellingen]: WEP,
TKIP of AES
Het type access point controleren
Als de verborgen modus van het access point actief is, kan wellicht
geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht. Schakel de
verborgen modus uit.
Wanneer u verbinding wilt maken met een netwerk dat een
netwerkbeheerder heeft, vraagt u de beheerder naar de
gedetailleerde instelprocedures.
Als het gebruikte netwerk op MAC-adres filtert, registreert u het MAC-adres
van de camera bij het access point. U kunt het MAC-adres controleren op
het scherm [Info bekijken] (pag. 135).
110
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. In Pushbutton Connection-
modus (PBC-modus) kunt u de camera met het access point verbinden
door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken.
Als meerdere access points in het omliggende gebied actief zijn,
kan het lastiger zijn om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
Pro
beer in dat geval een Wi-Fi-verbinding te maken via [
WPS
(PIN-modus)].
Controleer van tevoren de positie van de WPS-knop op het
acces
s point.
He
t kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Wanneer het scherm wisselt,
drukt u op de pijltjestoetsen
<W> <X> of <Y> <Z>
om een
item
te selecteren en vervolgens
drukt u op <0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PBC-modus)
111
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een webservice
is geselecteerd in stap 2. Ga door
naar stap 5.
Als [
q
] (Verbinden met smartphone) is
geselecteerd, verschijnt het hier links
weergegeven scherm. Als Camera
C
onn
ect al is geïnstalleerd, selecteer
dan [
Niet weergeven
] en druk
op <
0
>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l]
is geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
112
6
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
7
Maak verbinding met een access
point via Wi-Fi.
Druk op de WPS-knop van het
access point. Voor informatie over
waar u de knop vindt en hoe lang
u deze moet indrukken, raadpleegt
u de instructiehandleiding van het
access po
int.
Selecteer [OK]
en druk op <0>
om ver
binding met het access
point te maken.
A
ls verbinding met het access point
tot stand is gebr
acht, wordt het
volgende scherm weergegeven.
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0>
om het instellingenscherm voor de
Wi-Fi-functie w
eer te geven die u in
stap 2 hebt geselecteerd (pag. 113).
Als [Autom
. instellen] een fout
oplever
t of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
113
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-
functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie
wordt beschreven.
qCommuniceren met
een smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 35.
DDe camera op afstand bedienen
met EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een
Wi-Fi-printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een
webservice verzenden
De instellingen voor verbinding
met een webservice via Wi-Fi zijn
nu geconfigureerd.
Ga na
ar “Beelden naar een
webservice verzenden” op p
ag. 97.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
114
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode
met PIN-code (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer
dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn,
kan met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare
verbinding tot st
and worden g
ebracht.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Wanneer het scherm wisselt,
drukt u op de pijltjestoetsen
<W> <X> of <Y> <Z>
om een item
te selecteren en ve
rvolgens drukt
u op <0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PIN-modus)
115
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een webservice
is geselecteerd in stap 2. Ga door
naar stap 5.
Als [q] (Verbinden met smartphone)
is geselecteerd, verschijnt het
hier links weergegeven scherm.
Als Camera
Connect al is
geïnstalleerd, selecteer d
an
[Niet weergeven] en druk op <0>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l]
is geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
6
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
116
7
Geef bij het access point de
PIN-code op.
Voer bij het access point de
8-cijferige PIN-code in die op het
LCD-scherm van de camera
wordt weergegeven.
Voor instructies over het instellen van
een PIN-code bij het access point
raad
pleegt u de instr
uctiehandleiding
van het access point.
Selecteer [OK]
nadat de PIN-co
de
is ingevoerd en druk op <0>.
8
Maak verbinding met het
access point.
Selecteer [OK] en druk op <0>
om verbinding met het access point
te maken.
Als verbinding met het access point
tot st
and is gebr
acht, wordt het
volgende scherm weergegeven.
9
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0>
om het instellingenscherm voor de
Wi-Fi-functie w
eer te geven die u in
stap 2 hebt geselecteerd (pag. 117).
Als [Autom
. instellen] een fout
oplever
t of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
117
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de
Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
qCommuniceren met
een smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 35.
DDe camera op afstand bedienen
met EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een
Wi-Fi-printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een
webservice verzenden
De instellingen voor verbinding
met een webservice via Wi-Fi zijn
nu geconfigureerd.
Ga na
ar “Beelden naar een
webservice verzenden” op p
ag. 97.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
118
Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het
access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een
lijst met actieve access points in de buurt.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Wanneer het scherm wisselt,
drukt u op de pijltjestoetsen
<W> <X> of <Y> <Z>
om een item
te selecteren en ve
rvolgens drukt
u op <0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Handmatig verbinding maken met
een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
Het access point selecteren
119
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l] is
geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer een access point.
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X>
om het access point waarmee u via
Wi-Fi verbinding wilt maken te
selecteren in een lijst met actieve
access points.
(1) SSID
(2) Er wordt een pictogram weergegeven als het access point
ve
rsleuteld is
(3)
Het gebruikte kanaal
[Vernieuwen] en [Handmatige instellingen]
Blader omlaag door het scherm in stap 5 om [Vernieuwen] en
[Handmatige instellingen] weer te geven.
Selecteer [Ve
rn
ieuwen] als u opnieuw naar access points
wilt zoeken.
Als u de instellingen voor het access point handmatig wilt
configureren, selecteert u [Han
dmatige instellingen]. Voer de
SSID in met het virtuele toetsenbord en configureer de instellingen
volgens d
e weergegeven instru
cties.
(1) (2) (3)
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
120
Voer het wachtwoord in dat voor het access point is gespecificeerd.
Voor informatie over het gespecificeerde wachtwoord raadpleegt
u de instructiehandleiding van het access point.
De schermen die in stap 6 t/m 7 hieronder zijn weergegeven,
variëren
afhankelijk van de verificatie en encr
yptie van het
access point.
Als het scherm [Inst. IP-adres] wor
dt
weergegeven in plaats van de
schermen voor stap 6 t/m 7, gaat u naar stap 8.
6
Selecteer een key index.
Het scherm [Key index] wordt alleen
weergegeven als voor het access
point WEP-encryptie wordt gebruikt.
Selecteer het key index-nummer voor
het access point
en druk vervolgens
op <0>.
S
electeer [OK]
en druk op <0> om
naar het volgende scherm te g
aan.
7
Voer het wachtwoord in.
Voer het wachtwoord in met behulp
van het virtuele toetsenbord
(pag. 160) en druk vervolgens op
de knop <M>.
Het scherm [Inst. IP-adr
es]
(pag. 121) wordt weergegeven.
Het wachtwoord voor het access point invoeren
121
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de Wi-Fi-
functie weer te geven die u in stap 2
hebt geselecteerd (pag. 122).
Als [Autom
. instellen] een fout
oplever
t of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres instellen
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
122
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de
Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
qCommuniceren met
een smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 35.
DDe camera op afstand bedienen
met EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een
Wi-Fi-printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een
webservice verzenden
De instellingen voor verbinding
met een webservice via Wi-Fi zijn
nu geconfigureerd.
Ga na
ar “Beelden naar een
webservice verzenden” op p
ag. 97.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
123
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
Afhankelijk van de webservice geselecteerd in [Wi-Fi-functie] kan een
scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert.
Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen
dient op e
en computer te g
ebeuren. Raadpleeg de EOS Utility
instructiehandleiding voor meer informatie.
Wanneer [m] (E-mail)
of een andere
service is geselecteerd op het scherm
[Uploaden naar webservice],
wordt mogelijk het scherm
[V
erzenden n
aar] weergegeven.
Selecteer het adres in de lijst met
geregistreer
de adressen en druk
op
<0>.
De procedures voor het instellen van
een verb
inding en het
verzenden van
beelden zijn dezelfde als de
procedures voor andere webservices.
Camera access point modus is een
ver
bindi
ngsmodus om de camera
rechtstreeks met elk apparaat via Wi-Fi
te verbinden.
Deze optie wordt weergegeven wanneer
[q], [D] of [l] is geselecteerd in
[Wi-Fi-functie].
Scherm Verzenden naar
Camera access point modus
124
125
9
Opnieuw verbinden
via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
opnieuw verbindt met een apparaat waarvoor reeds
u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht en hoe
u meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen.
126
Verbind de camera opnieuw via Wi-Fi met een apparaat of
webservice waarmee u eerder een verbinding hebt gemaakt
en verbindingsinstellingen hebt vastgelegd.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Selecteer in de weergegeven historie
het item waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken. Als het item
niet wordt weergegeven, druk dan
op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Als [Verbindingshist.] is ingeste
ld op
[Verbergen], wordt de historie niet
weergegeven (pag. 159).
Druk na het selecteren van het item
op <0>.
3
Bedien het verbonden apparaat.
q Smartphone
Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en start Camera
Connect.
Als het doel van de verbinding van de smartphone is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-F
i verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als d
e camera.
Als de camera rechts
treeks via Wi-Fi wordt verbonden met een
smartphone, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde
van de SSID.
z V
ia Wi-Fi verbinden met een andere camera
Voer
de procedure voor opnieuw verbinden ook op de
doelcamera uit.
St
andaard krijgen de instellingen een naam op basis van de
bijnaam van de doelcamera.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
127
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
D EOS Utility
Start EOS Utility op de computer.
Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd,
herstelt u deze om Wi-F
i verbinding te kunnen maken met de
camera of hetzelfde access point als de camera.
Als de camer
a rechts
treeks via Wi-Fi wordt verbonden met een
computer, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van
de SSID.
l Printer
Als het doel van de verbinding van de printer is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-F
i verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als de camera.
Als de camera r
echts
treeks via Wi-Fi wordt verbonden met
een printer, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde
van de SSID.
Webservice
De procedure voor opnieuw verbinden is voltooid.
Als u opnieuw verbinding wilt maken door [z] te selecteren en de
Wi-Fi-instellingen zijn gewist of verwijderd op de doelcamera, kan niet
opnieuw verbinding worden gemaakt. Verwijder in dat geval de
verbindingsinstellingen voor de doelcamera in [Verbindingsinformatie
wissen] (pag. 133) en zet opnieuw een Wi-Fi-verbinding op tussen de
camera’s (pag. 59).
Voor de verbindingshistorie verschijnen maximaal drie items in de
registratievolgorde. Als een verbindingsinstelling wordt toegevoegd,
wordt het oudste item uit de historie gewist.
128
Volg met een Bluetooth-verbinding tussen de camera en een
smartphone de volgende stappen om via Wi-Fi de verbinding met
de smartphone te herstellen.
1
Start Camera Connect.
Tik op het Camera Connect-pictogram
op de smartphone om de toepassing
te starten.
2
Selecteer een Camera
Connect-functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Er wordt automatisch een
Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen vers
chijnt het scherm voor
de geselecteerde functie.
Zie pagina 38 voor de Camera
Connect-functies.
Verbinding maken met een
Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Android
129
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
1
Start Camera Connect.
2
Selecteer een Camera
Connect-functie.
3
Controleer de SSID.
Controleer de SSID (netwerknaam)
van de camera die op de smartphone
wordt weergegeven.
4
Werk met de smartphone om
een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd in
stap 3 op het scherm Wi-Fi-functie.
_Canon0A” word
t weergegeven aan
het einde van de SSID.
Geef het scherm Camera
Connect weer.
A
ls een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen ver
schijnt het scherm voor
de geselecteerde functie.
iOS
Scherm van
smartphone
(voorbeeld)
130
U kunt maximaal 20 verbindingsinstellingen voor de Wi-Fi-functie vastleggen.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [
Wi-Fi-functie
] op
het scherm [
Inst. draadloze
communicatie
] en druk
vervolgens op <
0
>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt,
druk dan op de toetsen <
Y> <Z
> om
van scherm te wisselen.
Selecteer het item waarmee via Wi-Fi
opnieuw verbinding moet worden
gemaakt op het scherm links en druk
op <
0
>.
Zie voor [
z
] (Beelden tussen camera’s
verzenden) “Via Wi-Fi verbinden met
een andere camera” (pag. 59).
Voor informatie over [
q
] (Verbinden met
smartphone) raadpleegt u “Verbinden
met een smartphone via Wi-Fi vanaf het
menu [Wi-Fi-functie]” (pag. 33).
Zie voor [
D
] (Afstandsbediening
(EOS Utility)), “Via Wi-Fi verbinden met
EOS Utility” (pag. 75).
Voor [
l
] (Afdrukken van Wi-Fi-printer)
raadpleegt u “Verbinden met een printer
via Wi-Fi” (pag. 81).
Zie bij het verzenden van beelden naar
een webservice “Instellingen voor het
gebruik van webservices configureren”
(pag. 95).
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen
Als u verbindingsinstellingen wilt verwijderen, raadpleegt u pag. 132.
131
10
Verbindingsinstellingen
controleren en bedienen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de
verbindingsinstellingen wijzigt of verwijdert, hoe u de
instellingen voor de draadloze communicatiefunctie
wist, enz.
132
Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u wijzigen en
verwijderen. Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen,
verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt,
druk dan op de toetsen <Y> <Z>
om van scherm te wissele
n.
Selecteer op het scherm links het
onderdeel waarvoor de
ver
bindingsinstellingen veranderen
of verwijderd moeten worden en druk
op <0>.
3
Selecteer
[Apparaatgegevens bewerken].
4
Selecteer een apparaat.
Selecteer het apparaat waarvoor de
verbindingsinstellingen gewijzigd of
verwijderd moeten worden.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
133
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
5
Controleer of wijzig de
verbindingsinstellingen.
Selecteer een item en druk op <0>.
Controleer of wijzig vervolgens de
verbindingsinstellingen op het
getoonde scherm.
Bijnaam apparaat veranderen (pag. 158)
Met het virtueel toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat
veranderen (p
ag. 160).
Weergeefbare beelden (pag. 55)
Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] (Ver
binden met
smartphone) is geselecteerd. De instellingen worden onder op
het scherm weergegeven.
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinstellingen verwijderen die op de camera
zijn opgeslagen.
Gebruik voor webservices EOS Utility om de verbindingsinstellingen
te verwijderen. Raadpleeg de EOS Utility-instructiehandleiding voor
meer informatie.
134
Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door
de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen
dat anderen ermee aan de haal gaan wanneer u de camera uitleent.
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [
5
1
] de optie
[
Inst. draadloze communicatie
] en
druk vervolgens op <
0
>.
2
Selecteer [Wis instellingen].
Selecteer [Wis instellingen] en druk
vervolgens op <0>.
3
Selecteer [OK].
De draadloze communicatie-
instellingen worden gewist en
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] wordt opnieuw
weergegeven.
Standaardinstellingen voor draadloze
communicatie-instellingen herstellen
Door [Wis alle camera-instellingen] onder [54: Wis instellingen] uit te
voeren, wordt de informatie over draadloze communicatie niet verwijderd.
135
Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding en
het MAC-adres van de camera controleren.
1
Selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [Wi-Fi-functie] op
het scherm [Inst. draadloze
comm
unicatie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <B>.
Het scherm [Info bekijken]
wordt weergegeven.
Als een fout is opgetreden, drukt u op <0>
om de in
houd van de
foutmelding weer te geven.
U kunt het MAC-adres van de camera op dit scherm controleren.
Scherm Info bekijken
136
137
11
Problemen oplossen
138
Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren
meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak
van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk.
Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 135).
Selecteer [Foutde
tails] op het scherm [Wi-Fi aan] en druk op <0>.
Klik in het overzicht hieronder op de p
agina die bij het foutcodenummer
is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan.
Reageren op foutmeldingen
11 (pag. 139) 12 (pag. 139)
21 (pag. 140) 22 (pag. 141) 23 (pag. 142)
61 (pag. 143) 63 (pag. 144) 64 (pag. 144) 65 (pag. 145) 66 (pag. 145)
67 (pag. 145) 68 (pag. 146) 69 (pag. 146)
91 (pag. 146)
101 (pag. 146) 102 (pag. 147) 103 (pag. 147) 104 (pag. 147) 105 (pag. 148)
106 (pag. 148) 107 (pag. 148) 108 (pag. 148) 109 (pag. 148)
121 (pag. 148) 122 (pag. 149) 123 (pag. 149) 124 (pag. 149) 125 (pag. 149)
126 (pag. 149) 127 (pag. 150)
141 (pag. 150) 142 (pag. 150)
Wanneer zich een fout voordoet, wordt rechtsboven op het scherm
[Wi-Fi-functie] de melding [Err**] weergegeven. Dit is het geval wanneer
de aan/uit-schakelaar van de camera op <2> staat.
139
Reageren op foutmeldingen
Controleer in het geval van [q] of Camera Connect
wordt uitgevoerd.
Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 35).
Kijk in het geval van [l] of de pr
inter is ingeschakeld.
Schakel de printer in.
Controleer in het geval van [
D
] of EOS Utility wordt uitgevoerd.
Start EOS Utility en breng de verbinding opnieuw tot stand (pag. 77).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld
op [Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters
en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld
op de camera (pag. 120).
Zijn het doelapparaat en access point ingeschakeld?
Schakel het doelapparaat en het access point in, en wacht even.
Als er nog altijd geen verbinding tot stand wordt gebracht,
voert u de procedure om verbinding te maken opnieuw uit.
11: Verbindingsdoel niet gevonden
12: Verbindingsdoel niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
140
Controleren op de camera
Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen].
Is dit de juiste in
stelling?
Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de
camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens
de instellingen (pag. 161).
Controleren op de DHCP-server
Is de DHCP-server ingeschakeld?
Schakel de DHCP-server in.
Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door
de DHCP-server?
Verhoog het aantal adressen dat door de DHCP-server
wordt toegekend.
Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toekende
adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen
te verminderen.
Werkt de DHCP-server correct?
Controleer de instellingen van de DHCP-server om na te gaan
of deze goed werkt als DHCP-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server
beschikbaar is.
21: Geen adres toegewezen door DHCP server
141
Reageren op foutmeldingen
Controleren op de camera
Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen
met het werkeli
jke IP-adres van de DNS-server?
Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens
op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server
in (pag. 156, 161).
Controleren op de DNS-server
Is de DNS-server ingeschakeld?
Schakel de DNS-server in.
Zijn de instellingen op de DNS-server voor IP-adressen en
bijbehor
ende namen correct?
Controleer op de DNS-server of de instellingen voor IP-adressen
en bijbehorende namen correct zijn.
Werkt de DNS-server correct?
Controleer de instellingen van de DNS-server om na te gaan
of deze goed werkt als DNS-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server
beschikbaar is.
Controleren in het hele netwerk
Bevat het netwerk waarmee u probeert om verbinding
te maken via Wi-Fi een router of soortgelijk apparaat dat
als gateway fungeert?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de camera (pag. 156, 161).
Controleer of het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de camera.
22: Geen respons van DNS server
Reageren op foutmeldingen
142
Controleren op de camera
Hebben de camera en een ander apparaat dan via W-Fi met
hetzelf
de netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres?
Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee
apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van
het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met
een DHCP-server is ingesteld op [Handm. Instellen], wijzigt u de
instelling in [Autom. instellen] (pag. 121).
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op
geselecteerd netwerk
Reageren op foutmeldingen 21 - 23
Let ook op de volgende punten wanneer u problemen met foutnummer
21 - 23 verhelpt.
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld op
[Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen
hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt
ingevoerd. Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie
is ingesteld op de camera (pag. 120).
143
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153).
Controleren op de camera
Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access
point he
tzelfde?
Controleer de SSID van het access point en stel de SSID op de
camera overeenkomstig in (pag. 119).
Controleren bij het access point
Is het access point ingeschakeld?
Schakel het access point in.
Wordt op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
gebru
ikte camera bij het access point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 135).
61: Geselecteerd SSID LAN network niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
144
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfde verificatiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden:
[Open systeem], [Shared key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 109).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
hetzelf
de wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters
en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld
op de camera (pag. 120).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera bij het access
point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 135).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfde encr
yptiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera bij het access
point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 135).
63: Wireless LAN-verificatiefout
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
145
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153).
De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en
kan niet worden h
ersteld.
Deze reden kan onder andere zijn: te intensief gebruik van het
access point door een ander apparaat, een magnetron of
soortgelijk apparaat dat in de buurt van het access point wordt
gebruikt (verstoring van IEEE 802.11b/g/n (2,4 GHz-band))
of invloed van regen of hoge luchtvochtigheid (pag. 153).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
het
zelf
de wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters
en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld
op de camera (pag. 120).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfd
e encr
yptiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera b
ij het access
point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 135).
65: Wireless LAN-verbinding verbroken
66: Onjuist wachtwoord voor wireless LAN
67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode
Reageren op foutmeldingen
146
Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point
lang genoeg ingedrukt?
Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding
van het access point is opgegeven.
Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point?
Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen
elkaars bereik bevinden.
Er wordt verbinding gemaakt door andere access points
Pushbutton Connection-modus (PBC-modus) van WPS (Wi-Fi
Protected Setup).
Wacht even voordat u verbinding maakt of probeer verbinding te
maken in de verbindingsmodus met PIN-code (PIN-modus) (pag. 114).
Er heeft zich een probleem voorgedaan met een andere
foutnummercode dan 11 - 69.
Schakel de camera uit en weer in.
Hebt u de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen camera's te
maken ook op de andere camera's uitgevoerd?
Voer de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen camera's te
maken ook op de andere camera's uit.
Ook met camera's waarvan de verbindingsinstellingen bij elkaar zijn
geregistreerd, moet u de procedure voor opnieuw verbinden op beide
camera's uitvoeren als u ze opnieuw verbindt na het afsluiten van de
eerste Wi-Fi-verbinding.
Proberen meerdere camera's een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen?
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden
verbonden via Wi-Fi. Controleer of er geen andere camera in de buurt
is die een verbinding tot stand probeert te brengen en probeer
opnieuw verbinding te maken.
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
Start opnieuw.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Kan geen verbinding maken. Start opnieuw.
91: Andere fout
101: Kon geen verbinding maken
147
Reageren op foutmeldingen
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden genoeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw
te verzenden.
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden
vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar u de
gegevens wilt verzenden 999 is en of het bestandsnummer
9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt.
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Kan de ontvangende camera MP4-movies afspelen?
Als de camera waarnaar de gegevens worden verzonden geen
MP4-movies kan afspelen, kunnen deze niet naar de camera
worden verzonden.
Is de camera waarnaar u gegevens wilt verzenden gereed om
gegevens te ontvangen?
Controleer de status van accu en communicatie in de camera
waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Probeer vervolgens de
gegevens opnieuw te verzenden.
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden genoeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
102: Kon geen bestanden verzenden
103: Kon geen bestanden ontvangen
104: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart vol
Reageren op foutmeldingen
148
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden
vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar u de
gegevens wilt verzenden 999 is en of het bestandsnummer
9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt.
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Heeft de doelcamera de verbinding verbroken?
Controleer de communicatiestatus en zet opnieuw een
Wi-Fi-verbinding op tussen de camera's.
Een ander probleem dan foutnummercode 101 tot 108 is
opgetreden terwijl de camera's met elkaar zijn verbonden.
Zet opnieuw de Wi-Fi-verbinding op tussen de camera.'s.
De doelwebserver beschikt over onvoldoende vrije ruimte.
Verwijder overbodige afbeeldingen van de webserver, controleer de
beschikbare ruimte op de webserver en probeer vervolgens de
gegevens opnieuw te verzenden.
105: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd
106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en
bestandsnummer hebben max.waarde bereikt
107: Kon geen bestanden ontvangen. Geen toegang tot
kaart
108: Verbinding verbroken
109: Er is een fout opgetreden
121: Onvoldoende vrije ruimte op server
149
Reageren op foutmeldingen
Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Is registratie-informatie van de camera of de op de
camera geregistreerde webservice verwijderd uit CANON
iMAGE
GATEWAY?
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Het roofdcertificaat is verlopen of ongeldig.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Deze fout wordt mogelijk weergegeven wanneer de tijdinstelling
van de camera aanzienlijk verschilt van de werkelijke tijd.
Controleer of de juiste tijd op de camera is ingesteld.
Is er verbinding met het netwerk?
Controleer de verbindingsstatus van het netwerk.
Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY
of de belastin
g is tijdelijk geconcentreerd.
Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
122: Maak verbinding met een computer en corrigeer de
instellingen voor de webservice met EOS-software.
123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding
met een computer en corrigeer de instellingen met de
EOS-software.
124: Ongeldig SSL-certificaat. Maak verbinding met
een computer en corrigeer de instellingen met
de EOS-software.
125: Controleer de netwerkinstellingen
126: Kon geen verbinding maken met server
Reageren op foutmeldingen
150
Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander
probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126.
Probeer de Wi-Fi-verbinding met de webservice te herstellen.
Is de printer bezig met printen?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat het afdrukproces is voltooid.
Heeft een andere camera verbinding gemaakt met de printer
via Wi-Fi?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat de Wi-Fi-verbinding met de andere camera is verbroken.
Is de printer ingeschakeld?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding op te zetten nadat de
printer is ingeschakeld.
127: Er is een fout opgetreden
141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding
te maken.
142: Kon printergegevens niet inlezen. Maak opnieuw
verbinding en herhaal de opdracht.
151
Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte
Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen,
neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center.
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken
door deze te verbinden met Connect Station, een computer of
een ander apparaat met een interfacekabel. Verbreek de
Wi-Fi-ve
rbinding voordat u een interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer
of een ander apparaat met een interfacekabel, kunt u [51: Inst.
draad
loze comm
unicatie] niet selecteren. Ontkoppel de
interfacekabel voordat u de instellingen configureert.
Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn
handelingen zoals
opnemen
en weergeven niet mogelijk.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding en voer
de be
werking vervolgens uit.
Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt
geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te
make
n, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone
gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert. Verwijder de
verbindingsinstellingen voor de camera uit de Wi-Fi-instellingen
op de smartphone en stel de verbinding opnieuw in.
Als Camera Connect nog actief is terwijl u de verbinding opnieuw
instelt, w
ordt
er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht. In dat
geval start u Camera Connect opnieuw.
Problemen oplossen
Kan geen gebruik maken van een apparaat
dat via een interfacekabel is aangesloten.
Kan [Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Bewerkingen zoals opnamen maken en weergave
zijn niet mogelijk.
Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone.
Problemen oplossen
152
Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de
camera worden gekoppeld als de registratie van de camera op de
smartphone is behouden. Verwijder in dat geval de registratie van
de camera die is behouden in de Bluetooth-instellingen op de
smartphone en probeer opnieuw te koppelen (pag. 19).
Kan niet koppelen met een smartphone.
153
Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere
problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties,
kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen.
Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een
Wi-Fi-verbinding mogelijk niet opgezet, zelfs als een Bluetooth-verbinding
mogelijk is. Breng in dat geval camera en smartphone dichter bij elkaar en
zet een Wi-Fi-verbinding op.
Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar
u de camera gebruikt.
Plaats het apparaat op een plek waar geen mensen of voorwerpen
tussen het apparaat en de camera kunnen komen.
Als de Wi-Fi-transmissiesnelheid afneemt door een van
de volgende
elektronische apparaten, schakel deze dan uit of vergroot de afstand tot
de apparaten om de communicatie te verzenden.
De camera communiceert over Wi-Fi via IEEE 802.11b/g/n
met radiogolven op de 2,4 GHz-band. Hierdoor zal de
Wi-Fi
-verzendsnelheid afnemen als er Bluetooth-apparaten,
magnetronovens, draadloze telefoons, microfoons, smartphones,
andere camera's of soortgelijke apparaten in de buurt gebruikmaken
van dezelfde frequentieband.
Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera’s verschillend zijn
wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met
één access point.
Wanneer meerdere camera’s verbonden zijn met één access point
via Wi-Fi, neemt de transmissiesnelheid af.
Wanneer er meerdere access points met IEEE 802.11b/g/n
(2,4 GHz-band) zijn, laat dan een ruimte van vijf kanalen tussen elk
Wi-Fi
-kanaal om verstoring van de radiogolven te beperken. Gebruik
bijvoorbeeld kanaal 1, 6 en 11, kanaal 2 en 7 of kanaal 3 en 8.
Opmerkingen over de draadloze
communicatiefunctie
Afstand tussen camera en smartphone
Installatielocatie van de antenne voor het access point
Elektronische apparaten in de buurt van het access point
Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie
154
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen],
wordt beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitges
chakeld.
Als [Bluetooth-functie] is ingesteld op [Afst
andsbed.] om de
draadloze afstandsbediening BR-E1 te gebruiken, kan de camera
geen verbinding maken met een smartphone via Bluetooth.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
De draadloze afstandsbediening BR-E1 gebruiken
155
Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de
volgende problemen optreden.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten
op
sporen en proberen om
de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
kr
ijgen tot het netwer
k dat u gebruikt en informatie stelen,
wijzigen of vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer
worden van andere o
ngeoorloofde toegang zoals imitatie
(waarbij iemand een andere identiteit aanneemt om ongeoorloofde
toegang te krijgen tot infor
matie) en springplankaanvallen
(waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt tot uw netwerk als
een springplank o
m hun sporen uit te w
issen terwijl ze in andere
systemen inbreken).
Het wordt aanbevolen om uw netwerk voldoende te beveiligen om dit
soort
problemen te vermijden.
Beveiliging
156
Windows
Open de [Opdrachtp
rompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk
op de <Enter>-toets.
Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook
het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond.
Mac OS
Open in Mac OS X de toepassing [Term
inal], typ ifconfig -a en druk
op <Return>. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen,
staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
* Raadpleeg de Help van Mac OS X voor meer informatie over de
toepassing [Terminal].
Om te voorkomen dat hetzelfde IP-adres wordt gebruikt voor de computer
en andere netwerkapparatuur, wijzigt u het laatste getal in het IP-adres bij
het configureren van het IP-adres dat aan de camera wordt toegewezen
tijdens de bewerkingen die op pagina 161 worden beschreven.
Netwerkinstellingen controleren
157
12
Referentie
158
Op het scherm [Inst. draadloze communicatie] kunt u de volgende
draadloze communicatiefuncties instellen.
Druk op de knop <M>, selecteer [Inst. dr
aadloze communicatie]
op het tabblad [51] en druk op <0>.
Instellingen Wi-Fi
Zie de volgende pagina.
Wi-Fi-functie
De volgende Wi-Fi-functies
zijn beschikbaar:
Communiceren met een smartphone
Beelden tussen camera's verzenden
Afstandsbediening (EOS Utility)
Afdrukken van Wi-Fi-printer
Beelden naar een webservice
v
ers
turen
Bluetooth-functie (pag. 19)
Toont het scherm [Blue
tooth-functie]
waarop u de Bluetooth-functies kunt
controleren of instellen.
Beelden naar smartphone
verzenden
(pag. 41)
Wanneer de camera op een smartphone
is aangesloten, gebruikt u deze functie
om opnamen die op de camer
a zijn
opgeslagen, naar de smartphone
te verzenden.
Bijnaam (pag. 13)
Met het virtueel toetsenbord kunt
u de bijnaam van het app
araat
veranderen (pag. 160).
Wis instellingen (pag. 134)
Wis alle draadloze
communicatie
-instellingen.
Het scherm [Inst. draadloze communicatie]
159
Wi-Fi
U kunt instellen of u de draadloze
communicatiefunctie wilt
[Inschakelen] of [Uitschakelen].
Als het gebruik van elektronische en
draadloze apparaten is verboden,
zoals in een vliegtuig of ziekenhuis,
stelt u deze optie in op [
Uitschakelen
].
NFC-verbinding (pag. 28)
U kunt instellen of u de NFC-verbinding
wilt [Inschakelen] of [U
itschakelen].
Wachtwoord
Stel in op [Geen] om een
Wi-Fi-verbinding zonder wachtwoord te
kunnen opzetten (behalve wanneer via
Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met
een access point of wanneer een
Wi-Fi-verbinding tot stand wordt
gebracht via Bluetooth met een
iOS-smartphone).
Verbindingshistorie
U kunt instellen of u de historie van de
met Wi-Fi verbonden apparaten wilt
[Weergeven] of [Verbergen].
MAC-adres
U kunt het MAC-adres van de
camera weergeven.
Het scherm [Instellingen Wi-Fi]
160
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het
bovenste en onderste invoergebied
te wissele
n.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> in het bovenste geb
ied om
de cursor te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk in het onderste invoergebied op de toetsen <W> <X> of
<Y> en <Z> om een teken te selecte
ren en druk vervolgens op
<0> om het teken in te voeren.
Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens
u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
De invoermodus wijzigen*
Selecteer [
E
] rechtsonder in het onderste invoergebied. Telkens
als u op <
0
> drukt, wordt de invoermodus als volgt gewijzigd: kleine
letters
9
cijfers/symbolen 1
9
cijfers/symbolen 2
9
hoofdletters.
*Als [Aanraakbediening: Uitschakelen] is ingesteld, kunt u alle tekens op
één scherm invoeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om één teken te verwijde
ren.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer
te bevestigen en af te
sluiten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven,
selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om
tekstinvoer te annuleren en het
scherm te verlaten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt
weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
Het virtuele toetsenbord gebruiken
161
Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden
weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie.
1
Selecteer [Handm. Instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer het item dat
u wilt instellen.
Selecteer een item en druk op <0>.
Het invoerscherm voor cijfers
wordt weergegeven.
Als u een gateway wilt gebruiken,
selecteert u [
Inschakelen
], vervolgens
[
Adres
] en drukt u op <
0
>.
3
Voer de gewenste waarden in.
Draai aan het hoofdinstelwiel <6>
om de invoerpositie in het bovenste
gedeelte te verplaatsen en draai aan
het hoofdinstelwiel <5> om een
cijfer te selecteren. Druk op <0> om
het geselecteerde cijfer in te voeren.
Druk op de knop <M> om de
ingevoer
de waarden op te slaan en
terug te ker
en naar het scherm van
stap 2.
Het IP-adres handmatig instellen
Het IP-adres handmatig instellen
162
4
Selecteer [OK].
Wanneer u alle nodige items hebt
ingesteld, selecteert u [OK] en drukt
u op <0>.
Het instellingenscherm voor de Wi-
Fi-
functie wo
rdt weergegeven
(pag. 113).
Indien u niet zeker weet wat u moet
invoere
n, raadpleegt
u de pagina
“Netwerkinstellingen controleren”
(pag. 156) of vraagt u de
netwerkbeheerder of een andere
persoon die kennis van het netw
erk
heef
t om hulp.
163
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het
LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
Status draadloze verbinding
Communicatiestatus
LCD-scherm LCD-paneel
Wi-Fi-functie
Sterkte van
draadloos
signaal
Wi-Fi-functie
Geen
verbinding
Wi-Fi:
Uitschakelen
Uit
Wi-Fi:
Inschakelen
Verbinden (Knippert)
(Knippert)
Verbonden
Gegevens verzenden
(

)
Verbindingsfout (Knippert)
(Knippert)
Scherm Snel instellen Scherm informatiedisplay
tijdens weergave
Sterkte van
draadloos
signaal
Wi-Fi-functie
LCD-scherm LCD-paneel
Bluetooth-
functie
Bluetooth-functie
Wi-Fi-functie
Sterkte van draadloos signaal
wordt ook weergegeven op het scherm voor het verzenden
van beelden.
wordt weergegeven wanneer de camera verbonden is met een
access point via Wi-Fi.
Voor het weergavescherm tijdens Live View-opnamen raadpleegt
u de Camera-instructiehandleiding.
Status draadloze verbinding
164
Indicator Bluetooth-functie
* Bluetooth is niet verbonden terwijl een Wi-Fi-verbinding is opgezet.
In Camera Connect
Bluetooth-functie Verbindingsstatus LCD-scherm LCD-paneel
Anders dan
[Uitschakelen]
Bluetooth
verbonden
Bluetooth niet
verbonden
[Uitschakelen]
Bluetooth niet
verbonden
Niet weergegeven Niet weergegeven
Bluetooth verbonden
Wi-Fi verbonden
165
9Wi-Fi
Compatibiliteit met
standaarden: IEEE 802.11b/g/n
Overdrachtsmethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b)
OFDM-modulatie (IEEE 802.11g/n)
Overdrachtsbereik: Ongeveer 15 m
* Bij communiceren met een smartphone
* Zonder obstakels tussen de zend- en ontvangstantennes
en
zo
nder radiostoring
Overdrachtsfrequentie (centrale frequentie):
Verbindingsmethode: Camera access point modus, infrastructuur*
* Wi-Fi Protected Setup wordt ondersteund
Beveiliging: Verificatiemethode: Open systeem, Shared Key,
WPA/WPA2-PSK
Encryptie: WEP, TKIP, AES
Communicatie met Opnamen kunnen worden bekeken, beheerd en
smartphone: ontvangen met een smartphone:
De camera kan op afstand worden bediend met een
smartphone.
Opnamen kunnen naar een smartphone worden verzonden.
Opnamen overbrengen Eén opname overbrengen, geselecteerde opnamen
naar een andere camera: overbrengen, opnamen met gewijzigd formaat overbrengen.
Verbinden met Opnamen kunnen naar Connect Station worden verzonden
Connect Station: en daar worden opgeslagen.
Bediening op afstand De functies voor bediening op afstand en het bekijken van
met EOS Utility: opnamen van EOS Utility kunnen draadloos worden gebruikt.
Printen met Opnamen kunnen naar een Wi-Fi-printer worden verzonden.
Wi-Fi-printers:
Opnamen versturen Opnamen op de camera en koppelingen naar opnamen
naar een kunnen worden verzonden naar geregistreerde
webservice: webservices.
9
NFC
Compatibiliteit met Conform NFC Forum Type 3/4 Tag (dynamisch)
standaarden:
9
Bluetooth
Compatibiliteit met Conform Bluetooth Specification Version 4.1
standaarden: (Bluetooth lage energie-technologie)
Overdrachtsmethode: GFSK-modulatie
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.
Specificaties
Frequentie Kanalen
2412 tot 2462 MHz 1 tot 11 kanalen
166
9Landen en regio's die het gebruik van de draadloze
communicatiefunctie toestaan
Gebruik van de draadloze communicatiefuncties is beperkt in een aantal landen
en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale
regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van draadloze
communicatiefuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet
overtreedt.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele pr
oblemen die het gevolg zijn van het
gebruik van een draadloze communicatiefunctie in andere landen en regio's.
9Modelnummer
EOS 6D Mark II: DS126631
(inclusief model met WLAN-module: ES202, model met Bluetooth-module: WM500)
Canon Inc. verklaart hierbij dat deze DS126631 voldoet aan de essentiële
vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 2014/53/EC.
De volledige tekst van de EU-conformit
eitsverklari
ng is beschikbaar op het
volgende internetadres: http://www.canon-europe.com/ce-documentation
Wi-Fi-frequentiebereik: 2401 MHz - 2473 MHz
Maximaal afgegeven Wi-Fi-ver
mogen: 9,48 dBm
Bluetooth-frequentiebereik: 2402 MHz - 2480 MHz
Maximaal afgegeven Bluetooth-vermogen: 7,14 dBm
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Voorzorgsmaatregelen voor de
draadloze communicatiefunctie
167
Handelsmerken
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in
de Verenigde Staten en andere landen.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Het Bluetooth
-woordmerk en -logo's zijn gedeponeerde handelsmerken
eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door
Canon Inc. is onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn
die van hun respectievelijke eigenaars.
Het N-Mark is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van
NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de respectieve eigenaren.
168
Index
A
Access points................................ 109
Encryptie .................................. 109
Afdrukinstellingen
Aantal exemplaren .....................90
Beeld optimaliseren....................89
Datum/bestandsnummering .......90
Papierinstellingen .......................87
Trimmen .....................................91
Alle beelden op de kaart
verzenden.........................51, 67, 102
Ander netwerk...............111, 115, 119
Android ...........................................17
Apparaatgegevens
bewerken ................................55, 132
B
Bediening op afstand ................38, 80
Beeld printen...................................84
Beelden die kunnen worden
bekeken ..........................................56
Beelden naar een webservice
verzenden.......................................93
Beelden naar smartphone
verzenden.................................41, 45
Beelden
verzenden...............41, 43, 45, 62, 97
Beelden verzenden die aan
zoekcriteria voldoen..........52, 68, 104
Beelden weergeven........................38
Beeldf. wijz..........................
48
, 64, 99
Bluetooth...........................15, 18, 163
-adres .........................................26
Verbinden ...................................19
Bijnaam........................... 13, 133, 158
C
Camera access point modus ........123
Camera Connect...............17, 38, 164
CANON iMAGE GATEWAY ........... 94
Communiceren met een
smartphone .................................... 15
Connect Station.............................. 71
D
Draadloze communicatie-instellingen
wissen .......................................... 134
E
EOS Utility................................ 75, 95
Eye-Fi-kaart.................................... 14
G
Geselecteerde
verzenden .......................... 47, 63, 98
I
Interfacekabel................................. 14
iOS ................................................. 17
IP-adres........................ 112, 116, 121
Handmatig inst. ........................ 161
K
Koppelen ............................ 20, 26, 27
M
MAC-adres ........................... 109, 135
N
Netwerkinstellingen ...................... 156
NFC.......................................... 28, 30
Beelden verzenden.................... 45
O
Opmerkingen over draadloze
communicatie ............................... 153
Opnamen naar een andere camera
overbrengen ................................... 59
Opnieuw verbinden .............. 126, 128
169
Index
P
Papierinstellingen............................87
PictBridge........................................81
Printer/printen ...........................81, 84
Printopties.......................................85
Problemen oplossen .....................137
Pushbutton connection-modus .....110
Q
Quick Control ..................................43
R
Reeks verzend..................49, 65, 100
S
Scherm Info bekijken ....................135
SSID......................24, 34, 76, 82, 118
Sterkte van draadloos signaal.......163
T
Toetsenbord ..................................160
V
Verbindingshist..............................159
Verbindingsinformatie wissen .......133
Verbindingsmethode met
PIN-code .......................................114
Verborgen modus..........................109
Verificatie ......................................109
W
Wachtwoord
...24, 34, 76, 82, 120, 159
Weergegeven beeld
verzenden ...............42, 44, 46, 62, 97
Wi-Fi-instellingen ....................12, 159
Wi-Fi-printer ....................................81
WPS (Wi-Fi Protected Setup) .......109
PBC-modus ..............................110
PIN-modus................................114
CEL-SX1SA280 © CANON INC. 2017
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika en het Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw
lokale Canon-vestiging
Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon
Europa N.V.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170

Canon EOS 6D Mark II Handleiding

Type
Handleiding