Lotus CDA-211G Instructions For Use And Maintenance Manual

Type
Instructions For Use And Maintenance Manual
EN INDEX IT INDICE DE INHALT
USE AND MAINTENANCE USO E MANUTENZIONE
BEDIENUNGS-UND
WARTUNGSANLEITUNG
4.0
Description of the control panel
components
Descrizione componenti pannello
comandi
Programmierung und Betrieb
4.5 Starting the oven Avviamento del forno
Steuerung und
Kontrollvorrichtungen
4.6 Turning the oven o Spegnimento del forno Ausschalten des Gerätes
9.0 Maintenance Manutenzione Wartung
9.1
What to do in the case of a
breakdown or non use
Comportamento in caso di guasto
e/o prolungato inutilizzo
Anweisungen bei Störungen und/
oder längeremnGerätestillstand
10.1 Remedies to cooking hitches Rimedi alle anomalie di cottura Abhilfe bei anormalem Garen
FR INDEX ES INDICE NL INHOUDSOPGAVE
EMPLOI ET MAINTENANCE USO Y MANTENIMIENTO GEBRUIK EN ONDERHOUD
4.0
Description des éléments du
panneau
Descripción componentes panel
de mandos
Beschrijving van componenten
bedieningspaneel
4.5
Commandes et contrôles
auxiliaires
Encendido del horno Starten de oven
4.6 Arrêt du four Apagado del horno Het uitschakelen van de oven
9.0 Maintenance Mantenimento Onderhoud
9.1
Que faire en cas de panne ou
d’arrêt prolongé de l’appareil
Comportamiento en caso de
avería o de larga inactividad
Handelen in geval van
storingen
10.1
Que faire pour résoudre les
problèmes de cuisson
Remedios para las anomalías
de cocción
Oplossingen voor problemen
bij het koken
3
24
NL
GEBRUIK EN ONDERHOUD
INSTRUCTIES VOOR EEN VEILIG GEBRUIK VAN DE OVEN
Controleer dat de oven op een stabiele plaats geïnstalleerd werd en dat de stroomopwaarts geïnstalleerde
beveiligingssystemen eciënt werken.
Gebruik steeds geschikte beschermende handschoenen om de ovenschalen in de oven te plaatsen of uit de
oven te halen.
Let ook steeds op de vloer, die door de stoom glad zou kunnen zijn.
Werk, om brandwonden te voorkomen, nooit met ovenschalen of andere houders die te vol of tot aan de rand
gevuld zijn met vloeistoen.
Plaats geen ovenschalen of andere keukenapparatuur op de oven.
Controleer de oven geregeld met de technische dienst en vervang eventuele beschadigde onderdelen die een
invloed kunnen hebben op de goede werking van de oven of een gevaar zouden kunnen vormen.
Reinig de oven regelmatig volgens de instructies in deze handleiding.
MAXIMALE VOEDSEL LOAD
Capaciteit Maximale load Capaciteit Maximale load
4 x 2/3 GN 8 kg 10 x 1/1 GN 30 kg
4 x 460x340 8 kg 10 x 60x40 30 kg
4 x 1/1 GN 13 kg 11 x 1/1 GN 33 kg
4 x 60x40 13 kg 12 x 1/1 GN 35 kg
5 x 1/1 GN 16 kg 12 x 60x40 35 kg
5 x 60x40 16 kg 15 x 1/1 GN 44 kg
6 x 1/1 GN 18 kg 20 x 1/1 GN 60 kg
6 x 60x40 18 kg 7 x 2/1 GN 40 kg
7 x 1/1 GN 20 kg 11 x 2/1 GN 60 kg
7 x 60x40 20 kg 20 x 2/1 GN 120 kg
Voor het juiste begrip van de terminologie die in de volgende paragrafen wordt bepaald dat
het koken fase het tijdsinterval waarin de oven uitvoert een van de volgende modi:
Heteluchtstand
(alle modellen)
(temperatuurbereik 50-270°C)
Combistand, hete lucht en stoom
(modellen Convectie met stoom en Combi met directe stoom)
(temperatuurbereik 50-270°C)
Stoomstand
(modellen Combi met directe stoom)
(temperatuurbereik 50-100°C)
Handmatige bevochtigingsknop
(modellen Convectie met bevochtiging)
25
NL
4.0 CONTROL PANNEL COMPONENTS DESCRIPTION
Humidity
OFFOFF
Convectie met bevochtiging Convectie met stoom Combi met directe stoom
A Thermostaat ovenruimte. Temperatuurbereik 50 - 270 °C
B Indicatielampje verwarming ovenruimte in werking
C Tijdklok. Aanpassing van 0 tot 120 minuten of ononderbroken werking.
D Indicatielampje tijdklok in werking
G Handmatige bevochtigingsknop (modellen convectie met bevochtiging)
H Stoomregeling (modellen convectie met stoom)
L Keuzeknop
M Indicatielampje oven aangesloten op elektriciteit
N Indicatielampje stoom in werking
4.5 STARTEN DE OVEN
Open de wateraansluiting en de elektrische beschermingsschakelaar die op het apparaat is geïnstalleerd.
Selecteer de bereidingstijd met de tijdklok (C) welke kan worden ingesteld tot een maximum van 120 min.;
voor een langere tijd selecteert u de stand (∞) die onbeperkt duurt. Nadat de tijdklok is ingesteld, met de deur
dicht, start de ovenstand en zo ook de ventilatormotor, het verwarmen en het genereren van stoom, indien
geselecteerd. Wanneer de ingestelde tijd voorbij is zal een signaal klinken dat het einde de bereidingstijd
aangeeft en worden alle functies uitgeschakeld. Bij het instellen van de bereidingstijd dient u altijd rekening te
houden met de tijd die nodig is om de oven voor te verwarmen. Let hier goed op alvorens het te bereiden voed-
sel in de ovenruimte te plaatsen.
4.5B Voorverwarmen van de ovenruimte
Het is altijd raadzaam om de oven voor te verwarmen voordat u het te bereiden voedsel in de ovenruimte pla-
atst; bij het bepalen van de tijd die nodig is voor het voorverwarmen dient u er rekening mee te houden dat in
de heteluchtstand het ongeveer 10 minuten duurt voordat een temperatuur van 220°C wordt bereikt. Selecteer
de gewenste tijd en temperatuur, start de oven zonder het voedsel erin te plaatsen; aan het einde van de inge-
stelde tijd zal een signaal klinken en kunt u het voedsel in de oven plaatsen.
Bij de stoomstand is het aanbevolen om altijd gedurende 10 minuten voor te verwarmen met de keuzeknop op
de MAX-stand, zonder de deur te openen.
26
NL
4.5C Ontluchtingsventiel ovenruimte
Alle modellen kunnen zijn uitgerust met dit systeem dat als doel heeft de
luchtvochtigheid in de ovenruimte te reguleren.
In modellen Combi met directe stoom, opent en sluit het ontluchtings-
ventiel door aan het knopje te draaien (A).
4.6 HET UITSCHAKELEN VAN DE OVEN
De oven wordt uitgeschakeld door de keuzeknop naar de 0-stand te draaien.
9.0 ONDERHOUD
Voordat u enig onderhoud gaat uitvoeren is het noodzakelijk om de elektrische beschermingsschakelaar te ont-
koppelen en de water- en gastoevoer die op het apparaat zijn geïnstalleerd te sluiten.
De oven dient aan het einde van elke werkdag te worden gereinigd, uitsluitend met de producten die hiervoor
geschikt zijn.
9.0A Reinigen van de externe ovenonderdelen
Alle externe roestvrijstalen onderdelen moeten:
1 - gereinigd zijn met helder zeepwater;
2 - gespoeld zijn met water;
3- grondig zijn afgedroogd.
Ermijd ten alle tijde het gebruik van schrapers, staalwol en materialen van gewoon staal, aangezien ze de
oppervlakken kunnen schuren en ijzerdeeltjes kunnen achterlaten die door oxidatie roestvorming tot gevolg
kunnen hebben.
REINIG HET APPARAAT NIET MET OVERVLOEDIG WATER.
GEBRUIK VOOR HET REINIGEN VAN HET ROESTVRIJ STAAL GEEN REINIGINGSMIDDELEN OP BASIS
VAN CHLOOR (BLEEKMIDDEL, ZOUTZUUR), ZELFS NIET ALS DEZE VERDUND ZIJN IN WATER.
9.0B Reinigen van de ovenruimte
Na aoop van elk kookproces moet de ovenruimte worden ontdaan van voedselresten en vet.
Ga als volgt te werk:
1. Verhit de oven in de stoommodus tot een temperatuur van 80-90°C om het vuil te verzachten.
2. Bewasem het inwendige gedeelte van de ovenruimte met een speciaal reinigingsmiddel dat geschikt is voor
roestvrij staal.
3. Spoel af met veel water en een spons of handdouche.
RESTEN VAN HET REINIGINGSMIDDEL KUNNEN BIJ HET VERHITTEN VAN DE OVENRUIMTE DE ROEST-
VRIJ STALEN ONDERDELEN BESCHADIGEN.
De ventilator dient voortdurend schoon te worden gehouden om te voorkomen dat vetresten zich ophopen op de
ventilatorbladen waardoor de motor langzamer gaat draaien, de luchtstroom vermindert, en de motor gevaarlijk
wordt belast.
9.1 HANDELEN IN GEVAL VAN STORINGEN OF INDIEN HET APPARAAT LANGDURIG NIET IN
GEBRUIK IS
Indien de veiligheidsthermostaat niet goed werkt, defect is of een storing meldt, dient u het apparaat uit te scha-
kelen, de water- en elektriciteitsaansluiting te ontkoppelen, en contact op te nemen met de technische dienst.
Alle installatie, onderhouds en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door erkend en bekwaam per-
soneel te worden verricht.
27
NL
Koken met hete lucht: De convectiestand, met hete lucht en temperaturen tussen de 50 en 270°C, is geschikt
voor voor alle koken waar u wilt eten droog en krokant te krijgen. Om dit resultaat te verkrijgen verdient het
aanbeveling om de ontluchtingsklep om de afvoer van stoom uit de kookkamer te bevorderen openen.
Koken met hetelucht en stoom: Deze stand, die ook wel de “combistand” wordt genoemd en de voordelen
van de heteluchtstand (snelheid, energie- en ruimtebesparing) combineert met de voordelen van de stoomstand
(behoud van voedingsstoen en smaak en geur), is ideaal het eten zacht en wordt het verlies in gewicht beperkt.
Koken met stoom: Deze stand, met een tempera-
tuurbereik tussen de 50 en 100°C, kunnen worden
uitgevoerd, vergelijkbaar met het koken in kokend
water.
De stoom, zonder druk, zorgt voor een gelijkmatige
en delicate bereiding; het verlies van vitaminen en
mineralen is vrijwel nihil en de kooktijden zijn lager
dan die in water.
We raden aan om altijd gebruik te maken van een gastronorm bakplaat die geperforeerd is om ervoor te zorgen
dat er aan het einde van de bereiding geen waterresten op de bodem van de plaat achterblijven. In het geval u de
kooksappen wilt opvangen kunt u dit doen door een niet-geperforeerde bakplaat te plaatsen in een van de lagen
onder de plaat met het te bereiden voedsel.
10.1 OPLOSSINGEN VOOR PROBLEMEN BIJ HET BEREIDEN
Als het eten niet gelijkmatig is bereid
Controleer of de ruimte tussen het te bereiden voedsel en de plaat erboven minstens 3 cm is.
Indien dit minder is, is een goede ventilatie van het te bereiden product niet mogelijk.
Controleer of de te bereiden producten niet te dicht op elkaar liggen waardoor een goede ventilatie tussen de
producten niet mogelijk is.
De baktemperatuur kan te hoog zijn; probeer dan lagere waarden.
Als het te bereiden product geen direct contact met de hete lucht verdraagt, dient het in gastronorm bakplaten
te worden geplaatst die diep genoeg zijn.
Als het eten droog is geworden:
Verkort dan de baktijd.
De temperatuur dient lager te worden gezet; we herinneren u eraan dat hoe lager de baktemperatuur, hoe minder
het voedsel aan gewicht verliest.
U heeft niet gekozen voor de combistand waarmee een omgeving met een hoge luchtvochtigheidsgraad wordt
gecreëerd.
Het te bereiden voedsel is niet vooraf ingewreven met de juiste oliën of sauzen.
10.0 TIPS VOOR HET BEREIDEN
Voor het beste resultaat adviseren wij om GASTRO-
NORM bakplaten te gebruiken en om ervoor te zor-
gen dat er altijd een minimale ruimte van 3 cm open
blijft tussen het te bereiden voedsel en de bakplaat
erboven, zodat de lucht goed kan circuleren.
Het is raadzaam om ervoor te zorgen dat het te bereiden voedsel niet boven de rand van de bakplaat uitsteekt;
indien dit niet mogelijk is plaats dan geen bakplaat vlak erboven.
Voor een optimale keuze van de baktemperatuur dient u de volgende regel in acht te nemen: kies een tempera-
tuur die ongeveer 20% lager is dan welke u zou kiezen bij een traditionele oven zonder ventilatie.
Het ventilatiesysteem waarmee deze oven is uitgerust, zorgt voor een korte bereidingstijd. Indien de hierboven
vermelde aanwijzingen niet in acht worden genomen kan dit invloed hebben op het resultaat van de bereiding.
FR INDEX ES INDICE NL INHOUDSOPGAVE
Dimensions Dimensiones Afmetingen
Avant-propos Premisa Introductie
1.0 Déclaration de conformité Declaración de conformidad Verklaring van conformiteit
1.1
Directive européenne
ROHS 2012/19/UE
Directiva Europea
ROHS 2012/19/UE
Europese Richtlijn
ROHS 2012/19/UE
1.3
Transport du four et élimination
de l’emballage
Transporte del horno y remo-
ción de los embalajes
Transport van de oven en
verwijderen van de verpakking
1.4 Etiquettes informatives Tarjetas informativas Informatieve etiketten
INSTALLATION INSTALACIÓN INSTALLATIE
1.5 Positionnement du four Posicionamiento del horno Het plaatsen van de oven
1.6 Raccordement électrique Conexión eléctrica Elektrische aansluiting
1.7
Tableau des données
techniques raccordement
électrique
Tabla datos técnicos de
conexión eléctrica
Tabel technische
gegevens - elektrische
aansluiting
1.8
Tableau des données techni-
ques branchement gaz
Tabla datos técnicos de co-
nexión gas
Technische gegevens voor ga-
saansluiting
1.9
Raccordement à l’installation
gaz
Conexión a la red del gas Aansluiten op het gasnet
2.0 Contrôle de fuite de gaz Control fugas de gas Controleren op gaslekken
2.1
Adaptations aux divers types
gaz pour la chambre de cuis-
son
Transformación para los distin-
tos tipos de gas
Omzetten naar een andere
gassoort
2.2
Raccordement au conduit de
cheminée
Conexión con la chimenea Aansluiten op het rookkanaal
2.3 Caractéristiques de l’eau Características del agua Water functies
2.4
Données techniques réseau
d’eau
Datos técnicos instalación agua Tabel van de technische gege-
vens wateraansluiting
2.5
Raccordement hydraulique
arrivée d’eau
Conexión hídrica
entrada del agua
Wateraansluiting – waterinlaat
2.6
Raccordement hydraulique
vidange d’eau
Conexión hídrica – desagüe Wateraansluiting - waterafvoer
2.9
Inversion du sens d’ouverture
de la porte
Inversión del sentido de aper-
tura de la puerta
Omkeren van de deuropening
3.0
Organes de contrôle et de
sécurité
Automatismos de control de
seguridad
Automatische veiligheidscon-
troles
3.1 Remplacement des pièces Piezas de recambio Vervanging reserveonderdelen
3.2 Contrôle des fonctions Control de las funciones Controle van de functies
3
INTRODUCTIE
De inhoud van deze handleiding is algemeen en het kan zijn dat niet alle beschreven functies in uw
product zijn opgenomen.
De Fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden in deze brochure als gevolg van druk- of
typefouten af. Wij behouden ons het recht voor om wijzigingen in onze producten door te voeren die noodzakelijk
of nuttig worden geacht, zonder afbreuk te doen aan de essentiële kenmerken.
Lees aandachtig de instructies voor gebruik, met bijzondere aandacht voor de veiligheidsregels.
Dit apparaat mag alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor het expliciet is ontworpen en gefabriceerd,
namelijk voor het bereiden van voedsel en voor het verwarmen van voorgekookt en/of ingevroren voedsel.
ATTENTIE! Alvorens een type verbinding van dit apparaat (elektrische of hydraulische), lees aandachtig de in-
structies in deze handleiding.
Deze handleiding moet zorgvuldig worden bewaard om in de toekomst door gebruikers of onderhoudstechnici te
kunnen worden geraadpleegd. De installatie mag alleen door gekwaliceerd personeel worden uitgvoerd.
1.0 VERKLARING VAN CONFORMITEIT
De Fabrikant verklaart dat de apparatuur voldoet aan de EEG-eisen.
De installatie dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende regelgeving, met name wat
betreft de ventilatie van de ruimtes en systemen voor de afvoer van gassen.
N.B. De Fabrikant wijst elke vorm van aansprakelijkheid af in geval van directe schade veroorzaakt
door: verkeerd gebruik, onjuiste installatie of slecht onderhoud.
1.1 EUROPESE RICHTLIJN ROHS 2012/19/UE
Dit apparaat is gemarkeerd overeenkomstig de Europese Richtlijn 2002/96/EG inzake Afgedankte Elektrische en
Elektronische Apparaten (AEEA). Door dit product correct te verwijderen, draagt de gebruiker bij aan het voor-
komen van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid.
Dit symbool op het product of op de bijbehorende documentatie geeft aan dat dit product niet
dient te worden behandeld als huishoudelijk afval, maar dient te worden ingeleverd bij een
verzamelpunt voor het recyclen van elektrische en elektronische apparaten.
Verwijderen volgens de plaatselijke regelgeving inzake de verwerking van afval.
Voor meer informatie over de behandeling, terugwinning en recycling van dit product, kunt u
contact opnemen met de desbetreende lokale instantie, het afvalverwerkingsbedrijf of met
de winkel waar het product is gekocht.
1.3 TRANSPORT VAN DE OVEN EN VERWIJDEREN VAN DE VERPAKKING
Controleer na ontvangst van de oven en vóór het installeren of de verpakking intact is en of er geen zichtbare
schade is. Controleer of u naast de oven ook de documentatie ontvangt, die bestaat uit:
Installatie-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften
Tabel om te controleren of de installatie correct is uitgevoerd
Bedradingsschema
Label ISO 3864-1
Alvorens de oven naar het punt te brengen waar deze geïnstalleerd moet worden, dient te worden gecontroleerd
of:
de deuren breed genoeg zijn om de oven door te laten;
de vloer het gewicht kan dragen.
afhankelijk van het model, de afmetingen en het gewicht van de oven dient aangepast materiaal gebruikt te
worden voor het transport en de installatie. De stabiliteit moet gegarandeerd zijn zodat omkantelen, vallen of
ongecontroleerd bewegen van het toestel of de onderdelen ervan vermeden wordt. Houd de oven in de verpakking
totdat u de site bereikt waar de oven geïnstalleerd zal worden. De verpakking maakt het eenvoudiger om met de
goederen om te gaan. De verpakking biedt ook een bijkomende bescherming aan de oven.
Tijdens het verplaatsen en installeren van de oven moet de installateur de ongevallenpreventievoorschriften na-
leven, die gelden op de plaats van installatie (gebruik van veiligheidsschoenen, handschoenen, enz.) Verwijder
de verpakking en zorg er hierbij voor dat u de oven niet beschadigt. De zelfklevende folie die de roestvrij stalen
oppervlakken beschermt, kan ook worden verwijderd nadat de oven op de overeenkomstige standaard of op het
steunvlak is geplaatst.
LET OP: verpakkingsmaterialen en zelfklevende folie kunnen gevaarlijk zijn.
Daarom moeten deze buiten het bereik van kinderen worden gehouden en op de juiste manier,
in overeenstemming met lokale richtlijnen, worden verwijderd.
Verpakkingsmaterialen (hout, karton, plastic ...) moeten worden gescheiden en apart worden
verwerkt, in overeenstemming met de richtlijnen die gelden op de plaats van installatie.
Opmerking: alvorens het apparaat te starten, moet de beschermfolie van de roestvrijstalen onderdelen handma-
tig worden verwijderd. Gebruik geen schurende middelen en/of metalen voorwerpen.
Verwijder lijmresten met een in oplosmiddel gedrenkte spons.
Het is veel moeilijker om de folie en de lijmresten te verwijderen, als de oven wordt verwarmd voordat de zelf-
klevende folie is verwijderd.
NL
60
61
NL
1.4 INFORMATIEVE ETIKETTEN
Op elke oven zijn enkele metalen etiketten aangebracht, die belangrijke informatie verschaen over de kenmer-
ken van de oven, over de elektrische en sanitaire aansluitingen en eventueel over de afvoeraansluiting.
Op het rechterpaneel bevindt zich het etiket A.
Dit etiket bevat de volgende informatie:
de naam en het adres van de fabrikant;
het model van de oven;
Ide IPX-beschermklasse tegen waterstralen;
overeenstemming met de EG-richtlijnen;
de stroomtoevoer en de voeding (enkel of driefasig);
het serienummer van de oven;
het symbool van de Europese richtlijn 2012/19/EU.
Als het rechter zijpaneel wordt verwijderd, is op het ovenframe etiket B te
zien.
Op dit etiket wordt het serienummer van de oven herhaald.
Op deze manier kan de klant of de installateur het serienummer van de oven
ook vinden als etiket A vies of beschadigd is.
Aan de achterkant van de oven, naast de verbinding voor de wateraansluit-
ing, bevindt zich etiket C.
Etiket C geeft de waterkenmerken aan die nodig zijn voor een goede werking
van de oven.
Deze kenmerken staan ook vermeld in paragraaf 2.4 van deze handleiding.
In de buurt van de afvoer bevindt zich etiket D, die informatie bevat over de
afvoeraansluiting.
INSTALLATIE
1.5 HET PLAATSEN VAN DE OVEN
De plaats waar de oven wordt geïnstal-
leerd, moet aan de volgende vereisten
voldoen:
• bescherming tegen weersinvloeden en
voldoende luchtcirculatie;
• overeenstemming met de regelgeving
met betrekking tot de veiligheid op
het werk;
• een omgevingstemperatuur tussen
5°C en 35°C en een bevochtiging die
niet hoger is dan 70%.
* Voorzie voldoende afstand achteraan
zodat het label van de equipotentiale
verbinding goed zichtbaar is wanneer de
oven geïnstalleerd is.
> 50 cm> 1 cm
*
Dezelfde verbinding moet goed toegankelijk zijn om de equipotentiale kabel te verbinden nadat de oven geïns-
talleerd is volgens onze instructies. Installeer het apparaat in een positie die het mogelijk maakt om installatie,
onderhoud en technische assistentie aan de rechterzijde uit te voeren. Houd de minimale afstanden tussen de
ovenwanden (achter- en rechterzijde) en de bakstenen muren of de andere apparatuur aan.
62
1.6 ELEKTRISCHE AANSLUITING
Het geleverde apparaat dient te worden gebruikt met de spanning
die vermeld staat op het typeplaatje dat aan de rechterzijde van het
apparaat is aangebracht. Het klemmenbord is toegankelijk vanaf de
rechterzijde van het apparaat, door het zijpaneel te verwijderen. Het
apparaat dient aangesloten te zijn op een potentiaalvereeningssy-
steem dat in overeenstemming dient te zijn met de geldende plaat-
selijke voorschriften.
De aansluiting dient te worden uitgevoerd middels de schroef die
gemerkt is met het woord EQUIPOTENTIAL en zich in de buurt van
de kabelklem bevindt. De Fabrikant wijst elke vorm van aanspra-
kelijkheid af als deze belangrijke veiligheidsinstructies niet in acht
worden genomen.
1.7 TABEL TECHNISCHE GEGEVENS ELEKTRISCHE AANSLUITING
Modellen
Stroomverbruik
en voltage
Aantal en
vermogen
motoren
Verwarming
svermogen
Stroom-
verbruik
Elektriciteits-
snoer
4 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
5 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
6.5 kW
380 - 415 V 3N~
50 Hz Analog
50/60 Hz Touch
2 x 240 W 6.0 kW 10.0 A 5 x 2.5 mm
2
6 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
7 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
11.6 kW
380 - 415 V 3N~
50 Hz Analog
50/60 Hz Touch
2 x 240 W 11.0 kW 18.0 A 5 x 4.0 mm
2
10 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
12 x 1/1 GN- 60x40
Elektrisch
17.3 kW
380 - 415 V 3N~
50 Hz Analog
50/60 Hz Touch
3 x 240 W 16.5 kW 26.0 A 5 x 6.0 mm
2
4 x 1/1 GN- 60x40
Gas
5 x 1/1 GN- 60x40
Gas
0.3 kW
220 - 240 V 1N~
50 Hz Analog
50 Hz Touch
1 x 240 W -- 1.2 A 3 x 1.5 mm
2
6 x 1/1 GN- 60x40
Gas
7 x 1/1 GN- 60x40
Gas
0.3 kW
220 - 240 V 1N~
50 Hz Analog
50 Hz Touch
1 x 240 W -- 1.2 A 3 x 1.5 mm
2
10 x 1/1 GN- 60x40
Gas
12 x 1/1 GN- 60x40
Gas
0.6 kW
220 - 240 V 1N~
50 Hz Analog
50 Hz Touch
2 x 240 W -- 2.4 A 3 x 1.5 mm
2
NL
65
NL
1.9 AANSLUITEN OP HET GASNET
Verbind de oven met de aansluiting (A) met behulp van
zichtbaar geplaatste onbuigzame metalen buizen van gegal-
vaniseerd staal of koper.
Gebruik nooit slangen om de oven op het gasnet aan
te sluiten.
Het apparaat moet worden aangesloten op een aan-uit
hoofdkraan die gemakkelijk te bedienen is.
Gebruik een driedelig metalen verbindingsstuk om de buis
en de oven te verbinden, zodat deze gemakkelijk kan wor-
den verwijderd.
Zorg voor een perfecte afdichting van de schroefdraden met
door de fabrikanten vermelde materialen, omdat deze speci-
aal geschikt zijn voor LPG.
Het apparaat moet worden geleverd met het geschikte gastype (raadpleeg de tabel “technische gegevens” en
etiket). Het apparaat is ingesteld voor gebruik met het gastype dat op het “typeplaatje” vermeld is.
2.0 CONTROLEREN OP GASLEKKEN
Controleer na het installeren van de oven of er geen gas in de kamer lekt. Borstel hiervoor de verbindingen en
de bevestigingen met zeepwater. De luchtbellen geven aan dat er een gaslek is.
2.1 OMZETTEN NAAR EEN ANDERE GASSOORT
Tables 18A, B and C species:
- which gas can be used for the oven.
- the nozzles and settings for each gas that can be used.
- the number indicated in table TAB1 is also stamped on the body of nozzles.
To convert the oven to the local gas type, follow the in-
structions given in table 18A and carry out the steps below:
- Replace the main burner nozzle (UM).
- Ax the adhesive tab indicating the new type of gas
used.
- The nozzles and adhesive tabs are supplied with the oven.
After adaptation to another type of gas or maintenance,
check the oven operation.
2.1A CHECKING THE GAS SUPPLY PRESSURE
To measure the gas supply pressure use a manometer with a minimum
denition of 0,1 mbar.
Remove the screw from on pressure test point M and connect the mano-
meter to the test point.
Make the measurement with the oven heating.
IMPORTANT! IF THE GAS SUPPLY PRESSURE IS NOT WITHIN THE
LIMITS (MIN. - MAX) INDICATED IN TABLE 18C, STOP OPERA-
TION OF THE OVEN AND CONTACT THE GAS COMPANY.
66
2.2 AANSLUITEN OP HET GASNET (GASVERWARMDE OVENS)
De gasapparatuur is voorzien van een rookkanaal om de verbrandingsresten te verwijderen.
Dit rookkanaal moet worden aangesloten zoals wordt geïllustreerd in de afbeeldingen 2.2A - 2.2B en vast-
gesteld in de installatieregels.
2.2A Natuurlijke afvoer van rookgassen type B23: (afb. 2.2A)
Door middel van een windvaste bevestiging, die geen deel uitmaakt van de standaardbevestigingen van
de oven, wordt een verbinding gemaakt met een krachtig rookkanaal met natuurlijke trek, waarbij de ver-
brandingsgassen direct in de lucht worden afgevoerd.
2.2B Geforceerde afvoer van rookgassen type a3: (afb. 2.2B)
De gastoevoer naar het apparaat moet rechtstreeks worden gekoppeld aan het geforceerde afvoersysteem en
moet worden uitgeschakeld als de stroomsnelheid van laatstgenoemde daalt tot onder de waarden die worden
voorgeschreven door de geldende installatienormen. De gastoevoer mag alleen handmatig worden hersteld.
Als het apparaat onder een afzuigkap wordt geïnstalleerd, moet het uiteinde van de uitlaatpijp van het apparaat
ten minste 1,8 m verwijderd zijn van het oppervlak waarop het zich bevindt.
De uitlaatsectie van de uitlaatpijp moet binnen de basisomtrek van de afzuigkap worden geplaatst.
d3 x d
min. 6 cm
min. 180 cm
10 cm
2.3 WATER FUNCTIES
Het toegevoerde water dient geschikt te zijn voor menselijke consumptie en dient aan de volgende
eigenschappen te voldoen:
Temperatuur: tussen 15 en 20°C
Totale hardheid: tussen 4 en 12 Franse graden (°F).
Druk: tussen 150 en 250 KPa (1,5 – 2,5 bar).
N.B. Hogere drukwaarden leiden alleen tot meer waterverbruik en kunnen de correcte werking van sommige
onderdelen beïnvloeden.
Maximale concentratie van chloride-ionen (Cl-): lager dan 150 mg/liter.
Chloorconcentratie (Cl2): lager dan 0,2 mg/liter.
pH: hoger dan 7.
Elektrische geleidbaarheid: tussen 50 en 2000 µS/cm.
Waarschuwing: Het gebruik van waterbehandelingssystemen die voor andere waarden zorgen dan de hierbo-
ven genoemde, is niet toegestaan en doet de gehele garantie vervallen.
Eveneens niet toegestaan is het gebruik van middelen om de vorming van aanslag in de buizen te voorkomen
(zoals bijvoorbeeld polyfosfaat), aangezien dit de correcte werking van de apparatuur kan beïnvloeden.
afb. 2.2A afb. 2.2B
NL
67
2.4 TABEL VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS WATERAANSLUITING
7 x 1/1 GN 11 x 1/1 GN 7 x 2/1 GN 11 x 2/1 GN 20 x 2/1 GN
Debietregelaar voor combistand Ø 0.4 mm Ø 0.4 mm Ø 0.5 mm Ø 0.5 mm Ø 0.5 mm
Debietregelaar voor stoom Ø 0.55 mm Ø 0.6 mm Ø 0.6 mm Ø 0.8 mm 2 x Ø 0.7 mm
Debietregelaar condenswater Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm
2.5 HYDRAULISCHE VERBINDING - WATERINLAAT
De ovens zijn uitgerust met een watertoevoerkoppeling die zich aan de achterzijde van het apparaat bevindt.
Plaats tussen het apparaat en de waterleiding altijd een afsluitventiel die eenvoudig te bedienen is; bovendien
wordt aangeraden om een cartridgelter op de watertoevoerbuis te installeren.
De wateraansluiting dient altijd met koud water te worden uitgevoerd.
Gebruik altijd nieuwe waterdichtingen. Eventuele oude dichtingen mogen niet opnieuw gebruikt
worden. De sanitaire aansluiting moet altijd met koud water en onbuigzame buizen gebeuren.
Gebruik nooit een waterslang om de oven aan te sluiten op het waternet.
In de modellen Convectie + Bevochtiging (Afb. 2.5A) levert de magneetklep (A) het systeem, dat tijdens de
gecombineerde cyclus stoom genereert.
Bij de Combi Direct-modellen (g. 2.5B) levert het magneetventiel (A) het systeem dat stoom genereert tijdens
de stoomcyclus; het magneetventiel (A1) levert het systeem dat stoom genereert tijdens de gecombineerde
cyclus en het magneetventiel (B) levert het stoomcondensatiesysteem dat uit de rioolbuis komt.
Opmerking: in de vloermodellen wordt het hydraulisch circuit gesplitst zoals weergegeven in de guren en 2.5C
(mod. 20x2 / 1).
2.6 WATERAANSLUITING - WATERAFVOER
De ovens zijn uitgerust met een waterafvoer die zich aan de
achterzijde van het apparaat bevindt; de wateraansluiting
dient rechtstreeks op het einde van de roestvrijstalen afvoer-
buis te worden aangesloten.
De afvoer mag geen sifon hebben en dient te zijn gemaakt
met onbuigbare buizen die bestand zijn tegen een tempera-
tuur van 110°C.
Het is van groot belang dat de diameter van de afvoerbuis
niet kleiner wordt gemaakt en dat de buis onder atmosferi-
sche druk staat en is uitgerust met de juiste soort trechter-
vormige luchtinlaat.
Indien de afvoerbuis om een of andere reden is verstopt, kan
er stoom uit de ovendeur ontsnappen en kunnen er onaange-
name geuren in de ovenruimte ontstaan.
> 2°
NL
68
3.0 AUTOMATISCHE VEILIGHEIDSCONTROLES
De ovens zijn uitgerust met een serie automatische veiligheidscontroles voor het watersysteem en het elektri-
sche systeem.
3.0A Zekering van 2A: deze is in het hulpcircuit geïnstalleerd als bescherming tegen kortsluiting in het elektri-
sche systeem en is gelegen bij de bevestigingsbeugel van de schakelaars.
3.0D Bescherming van de motor: een thermische sensor schakelt de motor uit als er om een of andere
reden overbelasting optreedt. De motor wordt dan stopgezet en tevens worden de verwarmingselementen of
gasklep uitgeschakeld. De sensor wordt automatisch gereset als de temperatuur van de motor is gedaald.
3.0E Veiligheidsthermostaat ovenruimte: schakelt de verwarmingselementen in de elektrische modellen uit
of sluit de gasklep in de desbetreende apparatuur.
In geval storingen optreden door oververhitting, dient de thermostaat hand-
matig te worden gereset nadat bekend is wat de oorzaak van de storing is.
3.0F Deurschakelaar onderbreekt de werking van de oven wanneer de oven-
deur wordt geopend.
3.1 VERVANGING VAN RESERVEONDERDELEN
De vervanging van beschadigde onderdelen moet uitgevoerd worden door gekwaliceerd personeel.
Om de te vervangen onderdelen bij de fabrikant aan te vragen moet het model en serienummer van de oven op-
gegeven worden. U kan deze informatie terugvinden op het typeplaatje dat op de oven is aangebracht.
Vooraleer onderdelen te vervangen, dient u zich er om veiligheidsredenen van te verzekeren dat de elektriciteit is
uitgeschakeld en dat het water en eventueel het aan/uit-ventiel van het gas gesloten zijn.
3.2 CONTROLE VAN DE FUNCTIES
Nadat de oven geïnstalleerd is, is het nodig om een lektest van het waternetwerk uit te voeren.
De installateur moet met de daartoe geschikte meetinstrumenten nagaan dat het geluidsniveau de 70
dB niet overschrijdt.
Het label ISO 3864-1 hiernaast moet worden aangehecht op een zichtbare plaats, op 1,6
m hoogte van de grond. Voor de vloermodellen bevindt het label zich al op de geschikte
plaats. Voor de tafelmodellen wordt het label geleverd samen met de documentatie, en
dient het na de installatie bevestigd te worden op een zichtbare plaats op het toestel op
1,6 m boven de grond.
De installateur moet de correcte werking van de oven nagaan, de nodige instructies geven
aan de klant, en deze handleiding afgeven die de gebruiker nauwgezet dient op te volgen.
BELANGRIJK: Voordat de gebruiker de oven inschakelt en deze gebruikt voor een kook- of reinigingscyclus, is
het noodzakelijk dat de installateur of een gekwaliceerde technieker nagaat of alle verbindingen zijn uitgevoerd
volgens de instructies in de handleiding.
De technieker of de installateur moet de controle daarom als volgt uitvoeren:
De oven moet geplaatst en bevestigd worden (horizontale positie) op een steun of op een schap.
De stabiliteit moet gegarandeerd zijn.
De bekabeling moet worden aangesloten volgens de instructies en de stroomkabel mag zich niet in een positie
bevinden die lager is dan aangegeven in de handleiding.
De druk en hardheid van het water dat naar de oven stroomt, moet overeenstemmen met de waarden die
worden aangegeven in deze handleiding.
De afvoerleiding van de oven moet correct aangesloten worden en het gebruikte materiaal moet bestand zijn
tegen de hoge werkingstemperaturen.
Nadat alles werd gecontroleerd, open dan het aan/uit-ventiel voor het water, eventueel het aan/uit-ventiel voor
het gas en de beveiligingsschakelaar, die allemaal stroomopwaarts zijn geïnstalleerd. De installateur moet de
juiste werking van de oven controleren en de nodige instructies geven aan de gebruiker voor een correct gebruik
van de oven. De installateur moet ook nagaan dat de gebruiker een exemplaar van deze handleiding ontvangen
heeft. Na aoop moet de installateur de tabel voor een correcte installatie invullen, ondertekenen en
aan de klant geven, die deze voor de gehele garantietermijn van de oven moet bewaren.
NL

Documenttranscriptie

EN INDEX USE AND MAINTENANCE IT INDICE USO E MANUTENZIONE DE INHALT BEDIENUNGS-UND WARTUNGSANLEITUNG 4.0 Description of the control panel components Descrizione componenti pannello comandi Programmierung und Betrieb 4.5 Starting the oven Avviamento del forno Steuerung und Kontrollvorrichtungen 4.6 Turning the oven off Spegnimento del forno Ausschalten des Gerätes 9.0 Maintenance Manutenzione Wartung 9.1 What to do in the case of a breakdown or non use Comportamento in caso di guasto e/o prolungato inutilizzo Anweisungen bei Störungen und/ oder längeremnGerätestillstand 10.1 Remedies to cooking hitches Rimedi alle anomalie di cottura Abhilfe bei anormalem Garen FR INDEX ES INDICE NL INHOUDSOPGAVE EMPLOI ET MAINTENANCE USO Y MANTENIMIENTO GEBRUIK EN ONDERHOUD 4.0 Description des éléments du panneau Descripción componentes panel de mandos Beschrijving van componenten bedieningspaneel 4.5 Commandes et contrôles auxiliaires Encendido del horno Starten de oven 4.6 Arrêt du four Apagado del horno Het uitschakelen van de oven 9.0 Maintenance Mantenimento Onderhoud 9.1 Que faire en cas de panne ou d’arrêt prolongé de l’appareil Comportamiento en caso de avería o de larga inactividad Handelen in geval van storingen 10.1 Que faire pour résoudre les problèmes de cuisson Remedios para las anomalías de cocción Oplossingen voor problemen bij het koken 3 NL GEBRUIK EN ONDERHOUD INSTRUCTIES VOOR EEN VEILIG GEBRUIK VAN DE OVEN • Controleer dat de oven op een stabiele plaats geïnstalleerd werd en dat de stroomopwaarts geïnstalleerde beveiligingssystemen efficiënt werken. • Gebruik steeds geschikte beschermende handschoenen om de ovenschalen in de oven te plaatsen of uit de oven te halen. • Let ook steeds op de vloer, die door de stoom glad zou kunnen zijn. • Werk, om brandwonden te voorkomen, nooit met ovenschalen of andere houders die te vol of tot aan de rand gevuld zijn met vloeistoffen. • Plaats geen ovenschalen of andere keukenapparatuur op de oven. • Controleer de oven geregeld met de technische dienst en vervang eventuele beschadigde onderdelen die een invloed kunnen hebben op de goede werking van de oven of een gevaar zouden kunnen vormen. • Reinig de oven regelmatig volgens de instructies in deze handleiding. MAXIMALE VOEDSEL LOAD Capaciteit Maximale load Capaciteit Maximale load 4 x 2/3 GN 8 kg 10 x 1/1 GN 30 kg 4 x 460x340 8 kg 10 x 60x40 30 kg 4 x 1/1 GN 13 kg 11 x 1/1 GN 33 kg 4 x 60x40 13 kg 12 x 1/1 GN 35 kg 5 x 1/1 GN 16 kg 12 x 60x40 35 kg 5 x 60x40 16 kg 15 x 1/1 GN 44 kg 6 x 1/1 GN 18 kg 20 x 1/1 GN 60 kg 6 x 60x40 18 kg 7 x 2/1 GN 40 kg 7 x 1/1 GN 20 kg 11 x 2/1 GN 60 kg 7 x 60x40 20 kg 20 x 2/1 GN 120 kg Voor het juiste begrip van de terminologie die in de volgende paragrafen wordt bepaald dat het koken fase het tijdsinterval waarin de oven uitvoert een van de volgende modi: Heteluchtstand (alle modellen) (temperatuurbereik 50-270°C) Combistand, hete lucht en stoom (modellen Convectie met stoom en Combi met directe stoom) (temperatuurbereik 50-270°C) Stoomstand (modellen Combi met directe stoom) (temperatuurbereik 50-100°C) Handmatige bevochtigingsknop (modellen Convectie met bevochtiging) 24 NL 4.0 CONTROL PANNEL COMPONENTS DESCRIPTION OFF Humidity Convectie met bevochtiging Convectie met stoom A Thermostaat ovenruimte. Temperatuurbereik 50 - 270 °C B Indicatielampje verwarming ovenruimte in werking C Tijdklok. Aanpassing van 0 tot 120 minuten of ononderbroken werking. D Indicatielampje tijdklok in werking G Handmatige bevochtigingsknop (modellen convectie met bevochtiging) H Stoomregeling (modellen convectie met stoom) L Keuzeknop M Indicatielampje oven aangesloten op elektriciteit N Indicatielampje stoom in werking Combi met directe stoom 4.5 STARTEN DE OVEN Open de wateraansluiting en de elektrische beschermingsschakelaar die op het apparaat is geïnstalleerd. Selecteer de bereidingstijd met de tijdklok (C) welke kan worden ingesteld tot een maximum van 120 min.; voor een langere tijd selecteert u de stand (∞) die onbeperkt duurt. Nadat de tijdklok is ingesteld, met de deur dicht, start de ovenstand en zo ook de ventilatormotor, het verwarmen en het genereren van stoom, indien geselecteerd. Wanneer de ingestelde tijd voorbij is zal een signaal klinken dat het einde de bereidingstijd aangeeft en worden alle functies uitgeschakeld. Bij het instellen van de bereidingstijd dient u altijd rekening te houden met de tijd die nodig is om de oven voor te verwarmen. Let hier goed op alvorens het te bereiden voedsel in de ovenruimte te plaatsen. 4.5B Voorverwarmen van de ovenruimte Het is altijd raadzaam om de oven voor te verwarmen voordat u het te bereiden voedsel in de ovenruimte plaatst; bij het bepalen van de tijd die nodig is voor het voorverwarmen dient u er rekening mee te houden dat in de heteluchtstand het ongeveer 10 minuten duurt voordat een temperatuur van 220°C wordt bereikt. Selecteer de gewenste tijd en temperatuur, start de oven zonder het voedsel erin te plaatsen; aan het einde van de ingestelde tijd zal een signaal klinken en kunt u het voedsel in de oven plaatsen. Bij de stoomstand is het aanbevolen om altijd gedurende 10 minuten voor te verwarmen met de keuzeknop op de MAX-stand, zonder de deur te openen. 25 NL 4.5C Ontluchtingsventiel ovenruimte Alle modellen kunnen zijn uitgerust met dit systeem dat als doel heeft de luchtvochtigheid in de ovenruimte te reguleren. In modellen Combi met directe stoom, opent en sluit het ontluchtingsventiel door aan het knopje te draaien (A). 4.6 HET UITSCHAKELEN VAN DE OVEN De oven wordt uitgeschakeld door de keuzeknop naar de 0-stand te draaien. 9.0 ONDERHOUD Voordat u enig onderhoud gaat uitvoeren is het noodzakelijk om de elektrische beschermingsschakelaar te ontkoppelen en de water- en gastoevoer die op het apparaat zijn geïnstalleerd te sluiten. De oven dient aan het einde van elke werkdag te worden gereinigd, uitsluitend met de producten die hiervoor geschikt zijn. 9.0A Reinigen van de externe ovenonderdelen Alle externe roestvrijstalen onderdelen moeten: 1 - gereinigd zijn met helder zeepwater; 2 - gespoeld zijn met water; 3- grondig zijn afgedroogd. Ermijd ten alle tijde het gebruik van schrapers, staalwol en materialen van gewoon staal, aangezien ze de oppervlakken kunnen schuren en ijzerdeeltjes kunnen achterlaten die door oxidatie roestvorming tot gevolg kunnen hebben. REINIG HET APPARAAT NIET MET OVERVLOEDIG WATER. GEBRUIK VOOR HET REINIGEN VAN HET ROESTVRIJ STAAL GEEN REINIGINGSMIDDELEN OP BASIS VAN CHLOOR (BLEEKMIDDEL, ZOUTZUUR), ZELFS NIET ALS DEZE VERDUND ZIJN IN WATER. 9.0B Reinigen van de ovenruimte Na afloop van elk kookproces moet de ovenruimte worden ontdaan van voedselresten en vet. Ga als volgt te werk: 1. Verhit de oven in de stoommodus tot een temperatuur van 80-90°C om het vuil te verzachten. 2. Bewasem het inwendige gedeelte van de ovenruimte met een speciaal reinigingsmiddel dat geschikt is voor roestvrij staal. 3. Spoel af met veel water en een spons of handdouche. RESTEN VAN HET REINIGINGSMIDDEL KUNNEN BIJ HET VERHITTEN VAN DE OVENRUIMTE DE ROESTVRIJ STALEN ONDERDELEN BESCHADIGEN. De ventilator dient voortdurend schoon te worden gehouden om te voorkomen dat vetresten zich ophopen op de ventilatorbladen waardoor de motor langzamer gaat draaien, de luchtstroom vermindert, en de motor gevaarlijk wordt belast. 9.1 HANDELEN IN GEVAL VAN STORINGEN OF INDIEN HET APPARAAT LANGDURIG NIET IN GEBRUIK IS Indien de veiligheidsthermostaat niet goed werkt, defect is of een storing meldt, dient u het apparaat uit te schakelen, de water- en elektriciteitsaansluiting te ontkoppelen, en contact op te nemen met de technische dienst. Alle installatie, onderhouds en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door erkend en bekwaam personeel te worden verricht. 26 NL 10.0 TIPS VOOR HET BEREIDEN Voor het beste resultaat adviseren wij om GASTRONORM bakplaten te gebruiken en om ervoor te zorgen dat er altijd een minimale ruimte van 3 cm open blijft tussen het te bereiden voedsel en de bakplaat erboven, zodat de lucht goed kan circuleren. Het is raadzaam om ervoor te zorgen dat het te bereiden voedsel niet boven de rand van de bakplaat uitsteekt; indien dit niet mogelijk is plaats dan geen bakplaat vlak erboven. Voor een optimale keuze van de baktemperatuur dient u de volgende regel in acht te nemen: kies een temperatuur die ongeveer 20% lager is dan welke u zou kiezen bij een traditionele oven zonder ventilatie. Het ventilatiesysteem waarmee deze oven is uitgerust, zorgt voor een korte bereidingstijd. Indien de hierboven vermelde aanwijzingen niet in acht worden genomen kan dit invloed hebben op het resultaat van de bereiding. Koken met hete lucht: De convectiestand, met hete lucht en temperaturen tussen de 50 en 270°C, is geschikt voor voor alle koken waar u wilt eten droog en krokant te krijgen. Om dit resultaat te verkrijgen verdient het aanbeveling om de ontluchtingsklep om de afvoer van stoom uit de kookkamer te bevorderen openen. Koken met hetelucht en stoom: Deze stand, die ook wel de “combistand” wordt genoemd en de voordelen van de heteluchtstand (snelheid, energie- en ruimtebesparing) combineert met de voordelen van de stoomstand (behoud van voedingsstoffen en smaak en geur), is ideaal het eten zacht en wordt het verlies in gewicht beperkt. Koken met stoom: Deze stand, met een temperatuurbereik tussen de 50 en 100°C, kunnen worden uitgevoerd, vergelijkbaar met het koken in kokend water. De stoom, zonder druk, zorgt voor een gelijkmatige en delicate bereiding; het verlies van vitaminen en mineralen is vrijwel nihil en de kooktijden zijn lager dan die in water. We raden aan om altijd gebruik te maken van een gastronorm bakplaat die geperforeerd is om ervoor te zorgen dat er aan het einde van de bereiding geen waterresten op de bodem van de plaat achterblijven. In het geval u de kooksappen wilt opvangen kunt u dit doen door een niet-geperforeerde bakplaat te plaatsen in een van de lagen onder de plaat met het te bereiden voedsel. 10.1 OPLOSSINGEN VOOR PROBLEMEN BIJ HET BEREIDEN Als het eten niet gelijkmatig is bereid Controleer of de ruimte tussen het te bereiden voedsel en de plaat erboven minstens 3 cm is. Indien dit minder is, is een goede ventilatie van het te bereiden product niet mogelijk. Controleer of de te bereiden producten niet te dicht op elkaar liggen waardoor een goede ventilatie tussen de producten niet mogelijk is. De baktemperatuur kan te hoog zijn; probeer dan lagere waarden. Als het te bereiden product geen direct contact met de hete lucht verdraagt, dient het in gastronorm bakplaten te worden geplaatst die diep genoeg zijn. Als het eten droog is geworden: Verkort dan de baktijd. De temperatuur dient lager te worden gezet; we herinneren u eraan dat hoe lager de baktemperatuur, hoe minder het voedsel aan gewicht verliest. U heeft niet gekozen voor de combistand waarmee een omgeving met een hoge luchtvochtigheidsgraad wordt gecreëerd. Het te bereiden voedsel is niet vooraf ingewreven met de juiste oliën of sauzen. 27 FR INDEX ES INDICE NL INHOUDSOPGAVE Dimensions Dimensiones Afmetingen Avant-propos Premisa Introductie 1.0 Déclaration de conformité Declaración de conformidad Verklaring van conformiteit 1.1 Directive européenne ROHS 2012/19/UE Directiva Europea ROHS 2012/19/UE Europese Richtlijn ROHS 2012/19/UE 1.3 Transport du four et élimination de l’emballage Transporte del horno y remoción de los embalajes Transport van de oven en verwijderen van de verpakking 1.4 Etiquettes informatives Tarjetas informativas Informatieve etiketten INSTALLATION INSTALACIÓN INSTALLATIE 1.5 Positionnement du four Posicionamiento del horno Het plaatsen van de oven 1.6 Raccordement électrique Conexión eléctrica Elektrische aansluiting 1.7 Tableau des données techniques raccordement électrique Tabla datos técnicos de conexión eléctrica Tabel technische gegevens - elektrische aansluiting 1.8 Tableau des données techniques branchement gaz Tabla datos técnicos de conexión gas Technische gegevens voor gasaansluiting 1.9 Raccordement à l’installation gaz Conexión a la red del gas Aansluiten op het gasnet 2.0 Contrôle de fuite de gaz Control fugas de gas Controleren op gaslekken 2.1 Adaptations aux divers types gaz pour la chambre de cuisson Transformación para los distintos tipos de gas Omzetten naar een andere gassoort 2.2 Raccordement au conduit de cheminée Conexión con la chimenea Aansluiten op het rookkanaal 2.3 Caractéristiques de l’eau Características del agua Water functies 2.4 Données techniques réseau d’eau Datos técnicos instalación agua Tabel van de technische gegevens wateraansluiting 2.5 Raccordement hydraulique arrivée d’eau Conexión hídrica entrada del agua Wateraansluiting – waterinlaat 2.6 Raccordement hydraulique vidange d’eau Conexión hídrica – desagüe Wateraansluiting - waterafvoer 2.9 Inversion du sens d’ouverture de la porte Inversión del sentido de apertura de la puerta Omkeren van de deuropening 3.0 Organes de contrôle et de sécurité Automatismos de control de seguridad Automatische veiligheidscontroles 3.1 Remplacement des pièces Piezas de recambio Vervanging reserveonderdelen 3.2 Contrôle des fonctions Control de las funciones Controle van de functies 3 NL INTRODUCTIE De inhoud van deze handleiding is algemeen en het kan zijn dat niet alle beschreven functies in uw product zijn opgenomen. De Fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden in deze brochure als gevolg van druk- of typefouten af. Wij behouden ons het recht voor om wijzigingen in onze producten door te voeren die noodzakelijk of nuttig worden geacht, zonder afbreuk te doen aan de essentiële kenmerken. Lees aandachtig de instructies voor gebruik, met bijzondere aandacht voor de veiligheidsregels. Dit apparaat mag alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor het expliciet is ontworpen en gefabriceerd, namelijk voor het bereiden van voedsel en voor het verwarmen van voorgekookt en/of ingevroren voedsel. ATTENTIE! Alvorens een type verbinding van dit apparaat (elektrische of hydraulische), lees aandachtig de instructies in deze handleiding. Deze handleiding moet zorgvuldig worden bewaard om in de toekomst door gebruikers of onderhoudstechnici te kunnen worden geraadpleegd. De installatie mag alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgvoerd. 1.0 VERKLARING VAN CONFORMITEIT De Fabrikant verklaart dat de apparatuur voldoet aan de EEG-eisen. De installatie dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende regelgeving, met name wat betreft de ventilatie van de ruimtes en systemen voor de afvoer van gassen. N.B. De Fabrikant wijst elke vorm van aansprakelijkheid af in geval van directe schade veroorzaakt door: verkeerd gebruik, onjuiste installatie of slecht onderhoud. 1.1 EUROPESE RICHTLIJN ROHS 2012/19/UE Dit apparaat is gemarkeerd overeenkomstig de Europese Richtlijn 2002/96/EG inzake Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparaten (AEEA). Door dit product correct te verwijderen, draagt de gebruiker bij aan het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid. Dit symbool op het product of op de bijbehorende documentatie geeft aan dat dit product niet dient te worden behandeld als huishoudelijk afval, maar dient te worden ingeleverd bij een verzamelpunt voor het recyclen van elektrische en elektronische apparaten. Verwijderen volgens de plaatselijke regelgeving inzake de verwerking van afval. Voor meer informatie over de behandeling, terugwinning en recycling van dit product, kunt u contact opnemen met de desbetreffende lokale instantie, het afvalverwerkingsbedrijf of met de winkel waar het product is gekocht. 1.3 TRANSPORT VAN DE OVEN EN VERWIJDEREN VAN DE VERPAKKING Controleer na ontvangst van de oven en vóór het installeren of de verpakking intact is en of er geen zichtbare schade is. Controleer of u naast de oven ook de documentatie ontvangt, die bestaat uit: • Installatie-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften • Tabel om te controleren of de installatie correct is uitgevoerd • Bedradingsschema • Label ISO 3864-1 Alvorens de oven naar het punt te brengen waar deze geïnstalleerd moet worden, dient te worden gecontroleerd of: • de deuren breed genoeg zijn om de oven door te laten; • de vloer het gewicht kan dragen. • afhankelijk van het model, de afmetingen en het gewicht van de oven dient aangepast materiaal gebruikt te worden voor het transport en de installatie. De stabiliteit moet gegarandeerd zijn zodat omkantelen, vallen of ongecontroleerd bewegen van het toestel of de onderdelen ervan vermeden wordt. Houd de oven in de verpakking totdat u de site bereikt waar de oven geïnstalleerd zal worden. De verpakking maakt het eenvoudiger om met de goederen om te gaan. De verpakking biedt ook een bijkomende bescherming aan de oven. Tijdens het verplaatsen en installeren van de oven moet de installateur de ongevallenpreventievoorschriften naleven, die gelden op de plaats van installatie (gebruik van veiligheidsschoenen, handschoenen, enz.) Verwijder de verpakking en zorg er hierbij voor dat u de oven niet beschadigt. De zelfklevende folie die de roestvrij stalen oppervlakken beschermt, kan ook worden verwijderd nadat de oven op de overeenkomstige standaard of op het steunvlak is geplaatst. LET OP: verpakkingsmaterialen en zelfklevende folie kunnen gevaarlijk zijn. Daarom moeten deze buiten het bereik van kinderen worden gehouden en op de juiste manier, in overeenstemming met lokale richtlijnen, worden verwijderd. Verpakkingsmaterialen (hout, karton, plastic ...) moeten worden gescheiden en apart worden verwerkt, in overeenstemming met de richtlijnen die gelden op de plaats van installatie. Opmerking: alvorens het apparaat te starten, moet de beschermfolie van de roestvrijstalen onderdelen handmatig worden verwijderd. Gebruik geen schurende middelen en/of metalen voorwerpen. Verwijder lijmresten met een in oplosmiddel gedrenkte spons. Het is veel moeilijker om de folie en de lijmresten te verwijderen, als de oven wordt verwarmd voordat de zelfklevende folie is verwijderd. 60 NL 1.4 INFORMATIEVE ETIKETTEN Op elke oven zijn enkele metalen etiketten aangebracht, die belangrijke informatie verschaffen over de kenmerken van de oven, over de elektrische en sanitaire aansluitingen en eventueel over de afvoeraansluiting. Op het rechterpaneel bevindt zich het etiket A. Dit etiket bevat de volgende informatie: • de naam en het adres van de fabrikant; • het model van de oven; • Ide IPX-beschermklasse tegen waterstralen; • overeenstemming met de EG-richtlijnen; • de stroomtoevoer en de voeding (enkel of driefasig); • het serienummer van de oven; • het symbool van de Europese richtlijn 2012/19/EU. Als het rechter zijpaneel wordt verwijderd, is op het ovenframe etiket B te zien. Op dit etiket wordt het serienummer van de oven herhaald. Op deze manier kan de klant of de installateur het serienummer van de oven ook vinden als etiket A vies of beschadigd is. Aan de achterkant van de oven, naast de verbinding voor de wateraansluiting, bevindt zich etiket C. Etiket C geeft de waterkenmerken aan die nodig zijn voor een goede werking van de oven. Deze kenmerken staan ook vermeld in paragraaf 2.4 van deze handleiding. In de buurt van de afvoer bevindt zich etiket D, die informatie bevat over de afvoeraansluiting. INSTALLATIE 1.5 HET PLAATSEN VAN DE OVEN De plaats waar de oven wordt geïnstalleerd, moet aan de volgende vereisten voldoen: • bescherming tegen weersinvloeden en voldoende luchtcirculatie; • overeenstemming met de regelgeving met betrekking tot de veiligheid op het werk; • een omgevingstemperatuur tussen 5°C en 35°C en een bevochtiging die niet hoger is dan 70%. * Voorzie voldoende afstand achteraan zodat het label van de equipotentiale > 1 cm > 50 cm verbinding goed zichtbaar is wanneer de oven geïnstalleerd is. Dezelfde verbinding moet goed toegankelijk zijn om de equipotentiale kabel te verbinden nadat de oven geïnstalleerd is volgens onze instructies. Installeer het apparaat in een positie die het mogelijk maakt om installatie, onderhoud en technische assistentie aan de rechterzijde uit te voeren. Houd de minimale afstanden tussen de ovenwanden (achter- en rechterzijde) en de bakstenen muren of de andere apparatuur aan. * 61 NL 1.6 ELEKTRISCHE AANSLUITING Het geleverde apparaat dient te worden gebruikt met de spanning die vermeld staat op het typeplaatje dat aan de rechterzijde van het apparaat is aangebracht. Het klemmenbord is toegankelijk vanaf de rechterzijde van het apparaat, door het zijpaneel te verwijderen. Het apparaat dient aangesloten te zijn op een potentiaalvereffeningssysteem dat in overeenstemming dient te zijn met de geldende plaatselijke voorschriften. De aansluiting dient te worden uitgevoerd middels de schroef die gemerkt is met het woord EQUIPOTENTIAL en zich in de buurt van de kabelklem bevindt. De Fabrikant wijst elke vorm van aansprakelijkheid af als deze belangrijke veiligheidsinstructies niet in acht worden genomen. 1.7 TABEL TECHNISCHE GEGEVENS ELEKTRISCHE AANSLUITING Modellen 4 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 5 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 6 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 7 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 10 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 12 x 1/1 GN- 60x40 Elektrisch 4 x 1/1 GN- 60x40 Gas 5 x 1/1 GN- 60x40 Gas 6 x 1/1 GN- 60x40 Gas 7 x 1/1 GN- 60x40 Gas 10 x 1/1 GN- 60x40 Gas 12 x 1/1 GN- 60x40 Gas Stroomverbruik en voltage Aantal en vermogen motoren Verwarming svermogen Stroomverbruik Elektriciteitssnoer 6.5 kW 380 - 415 V 3N~ 50 Hz Analog 50/60 Hz Touch 2 x 240 W 6.0 kW 10.0 A 5 x 2.5 mm2 11.6 kW 380 - 415 V 3N~ 50 Hz Analog 50/60 Hz Touch 2 x 240 W 11.0 kW 18.0 A 5 x 4.0 mm2 17.3 kW 380 - 415 V 3N~ 50 Hz Analog 50/60 Hz Touch 3 x 240 W 16.5 kW 26.0 A 5 x 6.0 mm2 0.3 kW 220 - 240 V 1N~ 50 Hz Analog 50 Hz Touch 1 x 240 W -- 1.2 A 3 x 1.5 mm2 0.3 kW 220 - 240 V 1N~ 50 Hz Analog 50 Hz Touch 1 x 240 W -- 1.2 A 3 x 1.5 mm2 0.6 kW 220 - 240 V 1N~ 50 Hz Analog 50 Hz Touch 2 x 240 W -- 2.4 A 3 x 1.5 mm2 62 NL 1.9 AANSLUITEN OP HET GASNET Verbind de oven met de aansluiting (A) met behulp van zichtbaar geplaatste onbuigzame metalen buizen van gegalvaniseerd staal of koper. Gebruik nooit slangen om de oven op het gasnet aan te sluiten. Het apparaat moet worden aangesloten op een aan-uit hoofdkraan die gemakkelijk te bedienen is. Gebruik een driedelig metalen verbindingsstuk om de buis en de oven te verbinden, zodat deze gemakkelijk kan worden verwijderd. Zorg voor een perfecte afdichting van de schroefdraden met door de fabrikanten vermelde materialen, omdat deze speciaal geschikt zijn voor LPG. Het apparaat moet worden geleverd met het geschikte gastype (raadpleeg de tabel “technische gegevens” en etiket). Het apparaat is ingesteld voor gebruik met het gastype dat op het “typeplaatje” vermeld is. 2.0 CONTROLEREN OP GASLEKKEN Controleer na het installeren van de oven of er geen gas in de kamer lekt. Borstel hiervoor de verbindingen en de bevestigingen met zeepwater. De luchtbellen geven aan dat er een gaslek is. 2.1 OMZETTEN NAAR EEN ANDERE GASSOORT Tables 18A, B and C specifies: - which gas can be used for the oven. - the nozzles and settings for each gas that can be used. - the number indicated in table TAB1 is also stamped on the body of nozzles. To convert the oven to the local gas type, follow the instructions given in table 18A and carry out the steps below: - Replace the main burner nozzle (UM). - Affix the adhesive tab indicating the new type of gas used. - The nozzles and adhesive tabs are supplied with the oven. After adaptation to another type of gas or maintenance, check the oven operation. 2.1A CHECKING THE GAS SUPPLY PRESSURE To measure the gas supply pressure use a manometer with a minimum definition of 0,1 mbar. Remove the screw from on pressure test point M and connect the manometer to the test point. Make the measurement with the oven heating. IMPORTANT! IF THE GAS SUPPLY PRESSURE IS NOT WITHIN THE LIMITS (MIN. - MAX) INDICATED IN TABLE 18C, STOP OPERATION OF THE OVEN AND CONTACT THE GAS COMPANY. 65 NL 2.2 AANSLUITEN OP HET GASNET (GASVERWARMDE OVENS) De gasapparatuur is voorzien van een rookkanaal om de verbrandingsresten te verwijderen. Dit rookkanaal moet worden aangesloten zoals wordt geïllustreerd in de afbeeldingen 2.2A - 2.2B en vastgesteld in de installatieregels. 2.2A Natuurlijke afvoer van rookgassen type B23: (afb. 2.2A) Door middel van een windvaste bevestiging, die geen deel uitmaakt van de standaardbevestigingen van de oven, wordt een verbinding gemaakt met een krachtig rookkanaal met natuurlijke trek, waarbij de verbrandingsgassen direct in de lucht worden afgevoerd. d min. 6 cm min. 180 cm 3xd 10 cm 2.2B Geforceerde afvoer van rookgassen type a3: (afb. 2.2B) De gastoevoer naar het apparaat moet rechtstreeks worden gekoppeld aan het geforceerde afvoersysteem en moet worden uitgeschakeld als de stroomsnelheid van laatstgenoemde daalt tot onder de waarden die worden voorgeschreven door de geldende installatienormen. De gastoevoer mag alleen handmatig worden hersteld. Als het apparaat onder een afzuigkap wordt geïnstalleerd, moet het uiteinde van de uitlaatpijp van het apparaat ten minste 1,8 m verwijderd zijn van het oppervlak waarop het zich bevindt. De uitlaatsectie van de uitlaatpijp moet binnen de basisomtrek van de afzuigkap worden geplaatst. afb. 2.2A afb. 2.2B 2.3 WATER FUNCTIES Het toegevoerde water dient geschikt te zijn voor menselijke consumptie en dient aan de volgende eigenschappen te voldoen: Temperatuur: tussen 15 en 20°C Totale hardheid: tussen 4 en 12 Franse graden (°F). Druk: tussen 150 en 250 KPa (1,5 – 2,5 bar). N.B. Hogere drukwaarden leiden alleen tot meer waterverbruik en kunnen de correcte werking van sommige onderdelen beïnvloeden. Maximale concentratie van chloride-ionen (Cl-): lager dan 150 mg/liter. Chloorconcentratie (Cl2): lager dan 0,2 mg/liter. pH: hoger dan 7. Elektrische geleidbaarheid: tussen 50 en 2000 µS/cm. Waarschuwing: Het gebruik van waterbehandelingssystemen die voor andere waarden zorgen dan de hierboven genoemde, is niet toegestaan en doet de gehele garantie vervallen. Eveneens niet toegestaan is het gebruik van middelen om de vorming van aanslag in de buizen te voorkomen (zoals bijvoorbeeld polyfosfaat), aangezien dit de correcte werking van de apparatuur kan beïnvloeden. 66 NL 2.4 TABEL VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS WATERAANSLUITING Debietregelaar voor combistand Debietregelaar voor stoom Debietregelaar condenswater 7 x 1/1 GN 11 x 1/1 GN 7 x 2/1 GN 11 x 2/1 GN 20 x 2/1 GN Ø 0.4 mm Ø 0.4 mm Ø 0.5 mm Ø 0.5 mm Ø 0.5 mm Ø 0.55 mm Ø 0.6 mm Ø 0.6 mm Ø 0.8 mm 2 x Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm Ø 0.7 mm 2.5 HYDRAULISCHE VERBINDING - WATERINLAAT De ovens zijn uitgerust met een watertoevoerkoppeling die zich aan de achterzijde van het apparaat bevindt. Plaats tussen het apparaat en de waterleiding altijd een afsluitventiel die eenvoudig te bedienen is; bovendien wordt aangeraden om een cartridgefilter op de watertoevoerbuis te installeren. De wateraansluiting dient altijd met koud water te worden uitgevoerd. Gebruik altijd nieuwe waterdichtingen. Eventuele oude dichtingen mogen niet opnieuw gebruikt worden. De sanitaire aansluiting moet altijd met koud water en onbuigzame buizen gebeuren. Gebruik nooit een waterslang om de oven aan te sluiten op het waternet. In de modellen Convectie + Bevochtiging (Afb. 2.5A) levert de magneetklep (A) het systeem, dat tijdens de gecombineerde cyclus stoom genereert. Bij de Combi Direct-modellen (fig. 2.5B) levert het magneetventiel (A) het systeem dat stoom genereert tijdens de stoomcyclus; het magneetventiel (A1) levert het systeem dat stoom genereert tijdens de gecombineerde cyclus en het magneetventiel (B) levert het stoomcondensatiesysteem dat uit de rioolbuis komt. Opmerking: in de vloermodellen wordt het hydraulisch circuit gesplitst zoals weergegeven in de figuren en 2.5C (mod. 20x2 / 1). 2.6 WATERAANSLUITING - WATERAFVOER De ovens zijn uitgerust met een waterafvoer die zich aan de achterzijde van het apparaat bevindt; de wateraansluiting dient rechtstreeks op het einde van de roestvrijstalen afvoerbuis te worden aangesloten. De afvoer mag geen sifon hebben en dient te zijn gemaakt met onbuigbare buizen die bestand zijn tegen een temperatuur van 110°C. Het is van groot belang dat de diameter van de afvoerbuis niet kleiner wordt gemaakt en dat de buis onder atmosferische druk staat en is uitgerust met de juiste soort trechtervormige luchtinlaat. Indien de afvoerbuis om een of andere reden is verstopt, kan er stoom uit de ovendeur ontsnappen en kunnen er onaangename geuren in de ovenruimte ontstaan. 67 > 2° NL 3.0 AUTOMATISCHE VEILIGHEIDSCONTROLES De ovens zijn uitgerust met een serie automatische veiligheidscontroles voor het watersysteem en het elektrische systeem. 3.0A Zekering van 2A: deze is in het hulpcircuit geïnstalleerd als bescherming tegen kortsluiting in het elektrische systeem en is gelegen bij de bevestigingsbeugel van de schakelaars. 3.0D Bescherming van de motor: een thermische sensor schakelt de motor uit als er om een of andere reden overbelasting optreedt. De motor wordt dan stopgezet en tevens worden de verwarmingselementen of gasklep uitgeschakeld. De sensor wordt automatisch gereset als de temperatuur van de motor is gedaald. 3.0E Veiligheidsthermostaat ovenruimte: schakelt de verwarmingselementen in de elektrische modellen uit of sluit de gasklep in de desbetreffende apparatuur. In geval storingen optreden door oververhitting, dient de thermostaat handmatig te worden gereset nadat bekend is wat de oorzaak van de storing is. 3.0F Deurschakelaar onderbreekt de werking van de oven wanneer de ovendeur wordt geopend. 3.1 VERVANGING VAN RESERVEONDERDELEN De vervanging van beschadigde onderdelen moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel. Om de te vervangen onderdelen bij de fabrikant aan te vragen moet het model en serienummer van de oven opgegeven worden. U kan deze informatie terugvinden op het typeplaatje dat op de oven is aangebracht. Vooraleer onderdelen te vervangen, dient u zich er om veiligheidsredenen van te verzekeren dat de elektriciteit is uitgeschakeld en dat het water en eventueel het aan/uit-ventiel van het gas gesloten zijn. 3.2 CONTROLE VAN DE FUNCTIES Nadat de oven geïnstalleerd is, is het nodig om een lektest van het waternetwerk uit te voeren. De installateur moet met de daartoe geschikte meetinstrumenten nagaan dat het geluidsniveau de 70 dB niet overschrijdt. Het label ISO 3864-1 hiernaast moet worden aangehecht op een zichtbare plaats, op 1,6 m hoogte van de grond. Voor de vloermodellen bevindt het label zich al op de geschikte plaats. Voor de tafelmodellen wordt het label geleverd samen met de documentatie, en dient het na de installatie bevestigd te worden op een zichtbare plaats op het toestel op 1,6 m boven de grond. De installateur moet de correcte werking van de oven nagaan, de nodige instructies geven aan de klant, en deze handleiding afgeven die de gebruiker nauwgezet dient op te volgen. BELANGRIJK: Voordat de gebruiker de oven inschakelt en deze gebruikt voor een kook- of reinigingscyclus, is het noodzakelijk dat de installateur of een gekwalificeerde technieker nagaat of alle verbindingen zijn uitgevoerd volgens de instructies in de handleiding. De technieker of de installateur moet de controle daarom als volgt uitvoeren: • De oven moet geplaatst en bevestigd worden (horizontale positie) op een steun of op een schap. De stabiliteit moet gegarandeerd zijn. • De bekabeling moet worden aangesloten volgens de instructies en de stroomkabel mag zich niet in een positie bevinden die lager is dan aangegeven in de handleiding. • De druk en hardheid van het water dat naar de oven stroomt, moet overeenstemmen met de waarden die worden aangegeven in deze handleiding. • De afvoerleiding van de oven moet correct aangesloten worden en het gebruikte materiaal moet bestand zijn tegen de hoge werkingstemperaturen. Nadat alles werd gecontroleerd, open dan het aan/uit-ventiel voor het water, eventueel het aan/uit-ventiel voor het gas en de beveiligingsschakelaar, die allemaal stroomopwaarts zijn geïnstalleerd. De installateur moet de juiste werking van de oven controleren en de nodige instructies geven aan de gebruiker voor een correct gebruik van de oven. De installateur moet ook nagaan dat de gebruiker een exemplaar van deze handleiding ontvangen heeft. Na afloop moet de installateur de tabel voor een correcte installatie invullen, ondertekenen en aan de klant geven, die deze voor de gehele garantietermijn van de oven moet bewaren. 68
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

Lotus CDA-211G Instructions For Use And Maintenance Manual

Type
Instructions For Use And Maintenance Manual

in andere talen