BD Alaris™ PK -spuitpomp Handleiding

Type
Handleiding
s
Alaris™ PK -spuitpomp
Model: 80053UN01
Gebruiksaanwijzing
nl
1000DF00401 Uitgave 6
1/48
Alaris® PK -spuitpomp
Inhoud
Bladzijde
Inleiding ..................................................................................................2
Over deze handleiding ....................................................................................3
TCI, overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
Een gegevensset aanmaken ...............................................................................6
Functies van de Alaris® PK-spuitpomp ......................................................................7
Besturingselementen en indicatoren ......................................................................8
Omschrijving van de symbolen ............................................................................9
Hoofd displayfuncties ....................................................................................10
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik .....................................................................12
Beginnen ................................................................................................14
Spuit laden ..............................................................................................16
Het opstarten van de pomp ..............................................................................19
Basisfuncties .............................................................................................22
Werkzaamheden tijdens het gebruik ......................................................................24
Alarmen en waarschuwingen .............................................................................26
Meldingen ...............................................................................................27
Geconfigureerde opties ..................................................................................28
Specificaties .............................................................................................32
Erkende spuiten ..........................................................................................34
Bijbehorende producten .................................................................................35
Compatibele extensiesets ...............................................................................36
Onderhoud ..............................................................................................37
Occlusie druklimieten ....................................................................................39
Specificatie IrDA, RS232 en verpleegkundigenalarm .......................................................40
Trompetcurves en opstartcurves ..........................................................................42
Profielen van de TCI-modus ...............................................................................43
Reserveonderdelen ......................................................................................46
Contactadressen voor onderhoud ........................................................................47
1000DF00401 Uitgave 6
2/48
Alaris® PK -spuitpomp
Inleiding
Inleiding
De Alaris® PK-spuitpomp (hierna “pomp genoemd) geeft de gebruiker een stuk infusiegereedschap voor de toediening van
geneesmiddelen voor anesthesie. De in de pomp ingebouwde software wordt geladen met driecompartiment-farmacokinetische
voorspellende modellen en beschikt over 4 bedieningsmodi:
1. Continue infusie (ml/u)
2. Totale intraveneuze anesthesie (TIVA)-modus.
In deze modus kan de gebruiker de infusiesnelheid selecteren en, indien vereist, bolusdoses toedienen.
3. De modus Totale intraveneuze anesthesie (TIVA) met TCI-voorspellingen.
In deze modus kan de gebruiker de infusiesnelheid selecteren en, indien vereist, bolusdoses toedienen. Het
farmacokinetische model wordt gebruikt om de concentratie in het plasma en op de effectlocatie te schatten.
4. TCI-modus
Plasma-, doelgecontroleerde infusie (TCI).
In deze modus selecteert de gebruiker de gewenste (doel-) geneesmiddelconcentratie in het plasma. Het farmacokinetische
model wordt gebruikt voor de berekening van de vereiste infusiesnelheden om deze concentratie te bereiken. Een grafische
weergave toont het traject van de geschatte geneesmiddelconcentratie in het plasma en op de effectlocatie in de tijd.
Doelgecontroleerde infusie op de effectlocatie (TCI).
In deze modus stelt de gebruiker de gewenste doel concentratie op de effectlocatie in. Het farmacodynamische model wordt
gebruikt voor de berekening van de vereiste infusiesnelheden om deze concentratie te bereiken. Een grafische weergave
toont het traject van de geschatte concentratie op de effectlocatie en in het plasma in de tijd.
De Alaris® PK-spuitpomp heeft een gebruikersvriendelijke interface die de infusiesnelheid, de totale toegediende medicijndosis en
de geschatte concentraties in het plasma en op de effectlocatie weergeeft, waardoor de gebruiker de voorschrijfgegevens in het
betreffende land kan opvolgen.
Beoogd gebruik
De Alaris® PK-spuitpomp dient te worden gebruikt door medisch personeel teneinde de infusiesnelheid en het volume te kunnen
controleren.
Gebruiksvoorwaarden
De Alaris® PK-spuitpomp mag alleen worden bediend door een arts die bekwaam is in het gebruik van geautomatiseerde spuitpompen
en het beheer na plaatsing van intraveneuze katheters.
Als de Alaris® PK-spuitpomp wordt gebruikt, betekent dit NIET dat de verantwoordelijkheid van de anesthesist voor de toediening van
medicijnen afneemt. Het is belangrijk dat diegenen die de Alaris® PK-spuitpomp bedienen, zich ten volle bewust zijn dat er literatuur
beschikbaar is voor elk model waarbij een geneesmiddel wordt gebruikt. Hierin staan de infusiesnelheid en doseringswaarden vermeld.
De farmacokinetische en farmacodynamische wisselwerkingen tussen anesthetische middelen zijn bekend, maar worden niet in de
berekening van het plasma en effectsite-concentraties meegenomen.
De gebruiker dient voldoende te worden getraind in het gebruik van de pomp en dient de aanbevelingen in deze gebruiksaanwijzing
(DFU) te volgen.
De gebruiker moet zich er in het bijzonder van bewust zijn dat als de pomp in TCI-modus wordt gestart, dit de automatische infusie
van een vooraf berekende bolusdosering tot gevolg zal hebben, gevolgd door een infusie om de geselecteerde doelconcentratie te
bereiken. De oorspronkelijke parameterberekeningen worden op het scherm afgebeeld voordat de infusie start. Het is daarom van
belang dat de gebruiker controleert of de patiëntgegevens en de geselecteerde infusiesnelheid of doelconcentratie overeenkomen met
de doseringsinformatie van het geneesmiddel in het betreffende land.
CareFusion heeft de nauwkeurigheid van de implementatie van het mathematische model en van de pompafgifte gecontroleerd -
(specificatie en nauwkeurigheid van de pompafgifte kunnen worden geraadpleegd in de sectie 'Profielen voor de TCI-modus').
Verschillende medicijnen zijn gerelateerd aan bepaalde modellen, waarbij elk model bestaat uit een aantal standaard farmacokinetische
parameters die kunnen worden geselecteerd voor de 3 geïntegreerde compartimentmodellen zoals gebruikt in de Alaris® PK-spuitpomp
(waar het gebruik van dat middel in de TCI-modus is geautoriseerd);
Diprivan van ASTRA-ZENECA is de enige aanbevolen Propofol-samenstelling die volgens voorschrift in de TCI-modus kan worden
gebruikt. In deze pomp bevindt zich het Marsh-model voor de berekening van de infusiesnelheid van Diprivan en voor de plasma- en
effectsite-concentraties.
Bij gebruik van Remifentanil en Sufentanil in de TCI-modus, worden respectievelijk de "Minto"- en "Gepts"-modellen gebruikt voor de
berekening van de benodigde infusiesnelheid.
w
CareFusion kan de voortdurende nauwkeurigheid van het systeem niet garanderen met spuiten van andere
fabrikanten dan vermeld in de tabel ‘Erkende spuiten. Fabrikanten kunnen de voor het systeem essentiële specificatie
van spuiten zonder voorafgaande kennisgeving wijzigen.
Indicaties
De Alaris® PK-spuitpomp is bedoeld voor de toediening van medicijnen voor anesthesie
1000DF00401 Uitgave 6
3/48
Alaris® PK -spuitpomp
Over deze handleiding
Contra-indicaties
De Alaris® PK-spuitpomp is gecontra-indiceerd voor:
enterale therapieën
epidurale infusietherapieën
Over deze handleiding
Voorafgaand aan het gebruik moet de gebruiker volledig vertrouwd zijn met de in deze handleiding behandelde Alaris® PK-spuitpomp.
Alle illustraties in deze handleiding tonen kenmerkende waarden en instellingen die kunnen worden gebruikt bij het instellen van
de functies van deze pomp. Deze instellingen en waarden zijn alleen bedoeld ter illustratie. Waar wordt gesproken van een minimale
infusiesnelheid wordt een nominale snelheid van 1,0 ml/u bedoeld, terwijl met een middelmatige infusiesnelheid een nominale
snelheid van 5,0 ml/u wordt bedoeld. In de sectie Specificaties wordt het volledige scala aan infuussnelheden, instellingen en waarden
getoond.
w
Het is belangrijk dat u alleen de meest recente versie van de Gebruiksaanwijzing en Technische onderhoudshandleiding
van uw CareFusion-producten raadpleegt. Deze documenten vindt u op www.carefusion.com. Gedrukte exemplaren
van deze documentatie kunt u via uw plaatselijke CareFusion-vertegenwoordiger aanvragen.
Symbolen gebruikt in deze handleiding
VET Wordt gebruikt voor schermnamen, opdrachten in de software, bedieningselementen en indicatoren
waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, bijvoorbeeld: Batterij-indicatielampje, PURGEREN,
AAN/UIT-toets.
'Enkele aanhalingstekens' Worden gebruikt om kruisverwijzingen naar andere paragrafen in deze handleiding aan te duiden.
Cursief Wordt gebruikt om naar andere documenten of handleidingen te verwijzen. Wordt ook gebruikt om iets
te benadrukken.
w
Belangrijke informatie: waar dit symbool staat, vindt u een belangrijke opmerking. Deze opmerkingen
belichten een gebruiksaspect dat de gebruiker zeker moet weten wanneer hij met de pomp werkt.
TCI, overzicht
De dosis-responsverhouding kan in drie delen worden verdeeld: de verhouding tussen de toegediende dosis en de plasmaconcentratie
(de farmacokinetische fase), de verhouding tussen de effectorgaanconcentratie en het klinische effect (de farmacodynamische fase)
en de koppeling tussen farmacokinetiek en -dynamiek. Bij het toedienen van een bepaalde medicijndosis is het uiteindelijke doel het
gewenste klinische effect te verkrijgen, waarvoor een specifieke therapeutische concentratie van het geneesmiddel op de actielocatie
(de receptor) vereist is.
DISTRIBUTIE
DOSIS
EXCRETIE
STOFWISSELING
RECEPTOR
PLASMACONCENTRATIE
BIOFASE CONCENTRATIE
EFFECT INTERACTIE GENEESMIDDEL
Afb. 1: Schematische weergave van het farmacokinetische en dynamische proces dat de verhouding bepaalt tussen de toegediende dosis en de hieruit voortvloeiende
effectintensiteit van een geneesmiddel. Farmacokinetische factoren zoals distributie, metabolisme en/of uitscheiding bepalen de verhouding tussen de geneesmiddeldosis en
geneesmiddelconcentratie in het plasma en de biofase (effectlocatie). In de biofase interageert het geneesmiddel met de receptor, wat leidt tot het farmacologische effect.
1
Tot voor kort werden intraveneuze anesthetica gebruikt voor het tot stand brengen en onderhouden van de anesthesie. Ze werden
ofwel handmatig (met de hand) of met behulp van eenvoudige infusiepompen toegediend (de anesthesist berekende de infusie aan
de hand van het lichaamsgewicht van de patiënt). Inline meten van de concentraties is niet mogelijk en de vereiste polyexponentiële
vergelijkingen om de concentraties te voorspellen vereisen een uitgebreide computerverwerkingscapaciteit. Op basis van het
pionierswerk van Kruger-Thiemer
2
en Schwilden et al.
3
werd in de jaren ‘80 en begin van de jaren ‘90 het TCI-concept ontwikkeld, toen
voortgaande ontwikkelingen in de computertechnologie inlinevoorspellingen van geneesmiddelconcentraties uitvoerbaar maakten.
Het farmacokinetische gedrag van de meeste anesthetica kan met een 3-compartimentenmodel wiskundig worden beschreven:
gewoonlijk worden een centraal compartiment (V1), een vaatrijk compartiment (V2) en een vaatarm compartiment (V3) beschreven.
Overdracht van geneesmiddelen tussen verschillende compartimenten (distributie) wordt uitgedrukt in snelheidsconstanten (k
12
,
k
21
, k
31
en k
13
) of clearances. Het geneesmiddelmetabolisme wordt uitgedrukt in de snelheidsconstante k
10
(Afb. 2). Het doel van
de TCI-technieken is met behulp van een farmacokinetisch model de vereiste infusiesnelheden te berekenen om een gewenste
plasmaconcentratie te bereiken. Op deze manier specificeert de gebruiker op basis van een klinisch inzicht in plaats van een
infusiesnelheid een doel”-concentratie. Als beoogd wordt een bepaalde concentratie in het plasmacompartiment te bereiken, wordt dit
1000DF00401 Uitgave 6
4/48
Alaris® PK -spuitpomp
TCI, overzicht
open-lus beoogde plasma TCI” genoemd. Als beoogd wordt een bepaalde concentratie in het effectcompartiment te bereiken, wordt
dit open-lus beoogde effectlocatie TCI” genoemd.
V2
Perifere
compartiment
V1
Centrale
compartiment
V3
Perifere
compartiment
Klaring cl1
cl3cl2
Afb. 2: Schematische weergave van het driecompartimentmodel dat gebruikt wordt voor doelgecontroleerde infusies.
Voor anesthetica is de effectlocatie (of biofase) niet het plasma4 maar de hersenen, waar de concentraties niet rechtstreeks gemeten
kunnen worden. Tot begin jaren ‘90 nam men aan dat het bloed-hersenevenwicht praktisch onmiddellijk tot stand kwam. De eerste
TCI-systemen waren daarom allemaal plasma-beoogd. Voor veel geneesmiddelen werd de verhouding tussen plasmaconcentratie en
klinisch effect beschreven, gewoonlijk in termen van de Cp50 of Cp95 (de concentraties die vereist zijn om een specifieke klinische
werking bij 50, respectievelijk 95% van de patiënten teweeg te brengen ). Voor een voorbeeld, zie Ausems et al.5
In de jaren ‘90 realiseerde men zich steeds meer dat er na een wijziging in de plasmaconcentratie een tijdelijke vertraging optreedt
voordat er een evenwicht tot stand komt tussen de plasma- en effectlocatieconcentratie. Het klinische effect wijzigt parallel
aan de effectlocatieconcentratie. Voor de meeste geneesmiddelen geldt dan dat de snelheid van de geneesmiddeloverdracht
naar en van de actielocatie gekarakteriseerd kan worden door het tijdsverloop van het geneesmiddeleffect6,7. Dit betekent
dat het effect kan worden omgezet in concentraties, wat resulteert in een kwantitatieve benadering. De concentratie op de
werkingslocatie wordt de effectlocatieconcentratie genoemd en het overeenkomstige compartiment8 (zie Afb. 3) wordt “het
effectlocatiecompartiment genoemd. Omdat de werkelijke hoeveelheid geneesmiddel die doordringt in de hersenen erg klein
is, kan het effectlocatiecompartiment als volumeloos worden beschouwd, de snelheidsconstante k1e kan worden verwaarloosd
en de snelheidsconstante keo kan worden gebruikt voor de beschrijving van de evenwichtssnelheid tussen het plasma- en
effectlocatiecompartiment.
Kennis van de keo van verscheidene middelen heeft het mogelijk gemaakt zich op de beoogde effectlocatie te richten. Voor de
beoogde effectlocatie berekent het TCI-systeem eerst het noodzakelijke plasmaconcentratieprofiel dat vereist is om de beoogde
effectlocatieconcen tratie zo snel mogelijk te bereiken. Vervolgens worden de vereiste infusiesnelheden berekend om dat
plasmaconcentratieprofiel te bereiken (Afb. 3). De effectlocatie- vs plasmaconcentratie genereert een grotere inductiedosis gevolgd
door een pauze in de infusie, om het plasma de kans te geven een evenwicht te bereiken met de effectlocatieconcentratie.
V2
Perifere
compartiment
V1
Centrale
compartiment
V3
Perifere
compartiment
Klaring cl1
Effect-
compartiment
cl3cl2
Afb. 3: Schematische weergave van de relatie concentratie-effect.
TCI-infusiepompen kunnen een optimale controle van de anesthesie bieden, als de drie bovengemelde elementen nauwkeurig zijn
gemodelleerd en beschreven. Op de eerste plaats moet het model dat de pomp regelt, accuraat werken (de modellen die in de Alaris®
PK-spuitpomp worden gebruikt, zijn goed gevalideerd en goedgekeurd). Ten tweede moet de farmacokinetische parameterset van
een bepaald geneesmiddel die door het computermodel wordt gebruikt, overeenkomen met de farmacokinetiek van de patiënt
(hierbij moet in herinnering worden gebracht dat de modellen die in de literatuur worden beschreven, gebaseerd zijn op populatie”-
gegevens en van toepassing zijn op een gemiddelde” patiënt. Zij houden geen rekening met farmacokinetische variaties tussen
patiënten onderling). Op de derde plaats moet de farmacodynamiek van het toegediende geneesmiddel goed begrepen zijn, zodat
de gebruiker de noodzakelijke plasma- of effectlocatieconcentratie kan selecteren voor het vereiste effect (bij de meeste anesthetica
bestaat er een grote farmacodynamische variatie tussen de patiënten en daarom moet de gebruiker de kennis over de algemene
populatiefarmacodynamische gegevens in overeenstemming brengen met zorgvuldige observatie van de individuele patiënt om diens
persoonlijke gevoeligheid voor het medicijn vast te stellen, om titratie voor het effect zo nodig mogelijk te maken).
Opmerking: Specifieke modelparameters vindt u in het gedeelte TCI, overzicht of direct op de pomp via de informatietoets
wanneer u een geneesmiddel selecteert. Gebruikers moeten de voorschriften in de geneesmiddelinformatie
raadplegen om te controleren of de TCI-modus in het betreffende land is toegestaan.
Referenties :
1. Danhof M: Does variability explain (all) variability in drug effects ?, Topics in pharmaceutical science. Uitgegeven door Breimer DD, Crommelin DJA, Midha KK. Noordwijk,
Amsterdam Med. Press BV, 1989, pp 573-586
2. Kruger-Theimer E: Continuous intravenous infusion and multicompartment accumulation. Eur J Pharmacol 1968; 4: 317-324
3. Schwilden H: A general method for calculating the dosage scheme in linear pharmacokinetics. Eur J Clin Pharmacol 1981; 20: 379-86
4. Shafer SL: Towards optimal intravenous dosing strategies. Seminars in Anesthesia 1993; 12: 222-234
5. Ausems ME, Hug CC, Jr., Stanski DR, Burm AG: Plasma concentrations of alfentanil required to supplement nitrous oxide anesthesia for general surgery. Anesthesiology 1986;
65: 362-73
6. Schnider TW, Minto CF, Stanski DR: The effect compartment concept in pharmacodynamic modelling. Anaesthetic Pharmacology Review 1994; 2: 204-213
7. Shafer SL: Principles of pharmacokinetics and pharmacodynamics., Principles and practice of anesthesiology. 2e druk. Uitgegeven door Longnecker DE, Tinker JH, Morgan
GE. New York, Mosby-Year Book, 1998, pp 1159- 1210
8. Shafer SL, Gregg KM: Algorithms to rapidly achieve and maintain stable drug concentrations at the site of drug effect with a computer-controlled infusion pump. J
Pharmacokinet Biopharm 1992; 20: 147-69
1000DF00401 Uitgave 6
5/48
Alaris® PK -spuitpomp
TCI, overzicht
TCI, voorzorgsmaatregelen
Als de infusie voor het eerst wordt gestart worden de farmacokinetische / farmacodynamische modellen in de Alaris® PK-spuitpomp
teruggezet op nul. Daardoor zal alle actuele farmacokinetische / farmacodynamische modelinformatie verloren gaan als de pomp om de
een of andere reden tijdens de operatieprocedure wordt uitgeschakeld. Onder dergelijke omstandigheden zou uit- en aanschakelen van
de pomp en de infusie opnieuw beginnen terwijl er nog een aanzienlijke resterende geneesmiddeldosis in de patiënt aanwezig is, leiden
tot een overinfusie. Daarom moet de pomp niet opnieuw worden gestart als deze in de TCI-modus is.
Farmacokinetische modellen in de Alaris® PK-spuitpomp en de bijbehorende parameters
Geneesmiddel: Diprivan Model: Marsh (aangepast aan het gewicht)
Leeftijdsgrens: 16 jaar en ouder
Eenheid plasmaconcentratie: µg/ml
Max. plasmaconcentratie: 15 µg/ml
V
c
= 0,228 x massa (liter x kg
-1
)
k
10
= 0,119 min
-1
k
12
= 0,112 min
-1
k
13
= 0,0419 min
-1
k
21
= 0,055 min
-1
k
31
= 0,0033 min
-1
k
eo
= 0,26 min
-1
Literatuurreferentie: Marsh et al.: Brit J Anaesth 1991, 67, 41-48
Geneesmiddel: Remifentanil Model: Minto
Leeftijdsgrens: 12 jaar en ouder
Eenheid plasmaconcentratie: ng/ml
Max. plasmaconcentratie: 20 ng/ml
V
c
= 5,1 - 0,0201 x (leeftijd - 40) + 0,072 x (lbm-55)
V2 = 9,82 -0,0811 x (leeftijd - 40) +0,108 x (lbm-55)
V3 = 5,42
cl1 = 2,6 - 0,0162 x (leeftijd - 40) + 0,0191 x (lbm - 55)
cl2 = 2,05 - 0,0301 x (leeftijd - 40)
cl3 = 0,076 -0,00113 x (leeftijd - 40)
k
10
= cl1 / V
c
k
12
= cl2 / V
c
k
13
= cl3 / V
c
k
21
= cl2 / V2
k
31
= cl3 / V3
k
eo
= 0,595 -0,007 x (leeftijd - 40)
Literatuurreferentie: Minto et al.: Anesthesiology 1997, 86, 10 - 33
Geneesmiddel: Sufentanil Model: Gepts (niet aangepast aan gewicht)
Leeftijdsgrens: 12 jaar en ouder
Eenheid plasmaconcentratie: ng/ml
Max. plasmaconcentratie: 2 ng/ml
V
c
= 14,3 l
k
10
= 0,0645 min
-1
k
12
= 0,1086 min
-1
k
13
= 0,0229 min
-1
k
21
= 0,0245 min
-1
k
31
= 0,0013 min
-1
Literatuurreferentie: Gepts et al.: Anesthesiology 1995, 83, 1194-1204
Aanvullend:
k
eo
berekend met het tijd-tot-piekeffect 5,6 min (k
eo
= 0,17559 min
-1
) (referentie: Shafer et al Anesthesiology. 1991 Jan;74(1):53-63)
1000DF00401 Uitgave 6
6/48
Alaris® PK -spuitpomp
Een gegevensset aanmaken
Een gegevensset aanmaken
Om de Alaris® PK -spuitpomp volledig te benutten moet er een gegevensset worden ontwikkeld, geëvalueerd, goedgekeurd,
vrijgegeven, geüpload en geverifieerd in overeenstemming met het volgende proces. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de Alaris®
PK -editorsoftware (1000CH00016) voor verdere details en voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik.
1. Hoofdlijsten aanmaken (met behulp van de Alaris® PK -editorsoftware)
Modelgeneesmiddelen* Een lijst met geneesmiddelennamen en standaardconcentraties. Deze kunnen
voor TIVA worden gebruikt of samen met een bijbehorend PK/PD-model voor
TCI.
Alaris® PK-spuitenbibliotheek Configureer spuiten die voor gebruik geactiveerd zijn.
2. Profiel aanmaken (met behulp van de Alaris® PK -editorsoftware)
Geneesmiddelenlijst* Geneesmiddelen en concentraties voor dit profiel met standaardwaarden,
onder- en bovengrenzen en -doelen en occlusieniveau.
Configuratie** Pomp configuratie-instellingen en algemene opties.
3. Evalueren, goedkeuren en vrijgeven (met behulp van de Alaris® PK -editorsoftware)
Evalueren en goedkeuren Het hele af te drukken gegevenssetrapport moet worden gecontroleerd en
door een bevoegd persoon in overeenstemming met het ziekenhuisprotocol
als bewijs van goedkeuring worden ondertekend. Een ondertekende afdruk
moet veilig worden bewaard voor gebruik tijdens de verificatieprocedure.
Vrijgave De status van de gegevensset wordt verhoogd tot Vrijgegeven (wachtwoord
vereist).
4. Gegevensset uploaden naar de Alaris® PK-spuitpomp (met behulp van het Alaris® PK -editoroverdrachtinstrument)
5. Uploaden gegevensset verifiëren
Eerste of individuele instrumentverificatie Noteer bij voltooiing van de upload het CRC (cyclische redundantiecontrole)-
nummer dat op de Alaris® PK-spuitpomp wordt weergegeven.
Download de gegevensset van de pomp met het Alaris® PK-verificatie-
instrument.
Vergelijk de gedownloade gegevensset met de goedgekeurde, ondertekende
gegevenssetafdruk. De controleur moet de afdruk ondertekenen en ook het
CRC-nummer ter registratie op de afdruk noteren.
Vervolg-instrumentverificatie Bij volgende uploads van de gegevensset, vergelijkt u het CRC-nummer op
het instrument met het CRC-nummer dat bij de eerste instrumentverificatie is
vastgelegd.
6. Schakel de pomp in en controleer of op het softwareversiescherm de correcte gegevenssetversie wordt weergegeven. De pomp is
nu gereed voor gebruik.
w
* De geneesmiddelparameters moeten overeenstemmen met de ter plaatse geldende protocollen en de
voorgeschreven informatie.
Alleen gekwalificeerd technisch personeel mag de overdracht van de gegevensset uitvoeren.
** Zie de belangrijke opmerking in het gedeelte Geconfigureerde opties.
1000DF00401 Uitgave 6
7/48
Alaris® PK -spuitpomp
Functies van de Alaris® PK-spuitpomp
Functies van de Alaris® PK-spuitpomp
Goed zichtbare
alarmindicator
Ontgrendelingshendel
voor de MDI
Richel voor chevrontoetsen
en softkeys
Positief Zuigergrijpers
Display
Spuitklem
AAN/UIT
START
WACHTEN
PURGEER/BOLUS
ONDERDRUKKEN
DRUK
OPTIE
Haak extensieset
Vingergrepen
Haak extensieset
Ontgrendelingshendel
voor de draainok
Draaggreep
IR-communicatiepoort
RS232-
connector
Weggeklapte
paalklem
Aansluiting
potentiaalvereffening (PE)
Specificatieplaatje (zie de sectie Omschrijving van de
symbolen voor een verklaring van de gebruikte symbolen)
Draainok voor
vergrendeling
op horizontale,
rechthoekige stangen
I
n
t
e
r
f
a
c
e
v
o
o
r
m
e
d
i
s
c
h
e
a
p
p
a
r
a
t
u
u
r
(
M
D
I
)
1000DF00401 Uitgave 6
8/48
Alaris® PK -spuitpomp
Besturingselementen en indicatoren
Besturingselementen en indicatoren
Bedieningselementen:
Symbool Omschrijving
a
AAN/UIT-toets – Druk eenmaal om de pomp IN te schakelen. Houd de toets 3 seconden ingedrukt om
de pomp UIT te schakelen.
Opmerking: De pomp kan alleen tijdens specifieke stadia van het gebruik worden uit-geschakeld,
zie de paragraaf ‘Uitschakelvolgorde’ in Geconfigureerde opties voor nadere
gegevens.
b
START-toets – Indrukken om de infusie te starten. Tijdens de infusie knippert de groene led.
h
WACHTEN-toets – Indrukken om de infusie te onderbreken. Als de pomp zich in de wachtstand bevindt,
brandt de oranje led.
c
ONDERDRUKKEN-toets – Indrukken om het akoestische alarm 2 minuten te onderdrukken
(configureerbaar). Om het alarm 60 minuten te onderdrukken, houdt u de toets ingedrukt tot er drie
pieptonen klinken.
i
PURGEER/BOLUS-toets – Indrukken om toegang te krijgen tot de PURGEER- of BOLUS-softkey. Houd
de softkey ingedrukt om de functie te bedienen.
PURGEER de extensieset tijdens de set-up.
De pomp bevindt zich in de wachtstand.
De extensieset is niet op de patiënt aangesloten.
Geïnfundeerd volume (VI) neemt niet toe
BOLUS – vloeistof of geneesmiddel wordt met hogere snelheid toegediend.
Pomp infundeert
De extensieset is op de patiënt aangesloten
Geïnfundeerd volume neemt toe
d
OPTIE-toets – Indrukken voor toegang tot optionele functies (zie Basisfuncties).
e
DRUK-toets – Als u op deze toets drukt, worden de pompdruk en het alarmniveau weergegeven.
f
CHEVRON-toetsen - Dubbele of enkele chevrontoetsen waarmee u de waarden op het display sneller/
langzamer kunt verhogen of verlagen.
g
BLANCO SOFTKEYSTe gebruiken in combinatie met de informatie die op het display wordt
weergegeven.
Indicatoren:
Symbool Omschrijving
j
ACCU-indicator – Als dit indicatorlampje brandt, werkt de pomp op de interne accu. Als het
indicatorlampje knippert, resteert er minder dan 30 minuten accuvermogen.
S
NETVOEDING-indicator – Als dit lampje brandt, is de pomp aangesloten op het elektriciteitsnet en
wordt de accu opgeladen.
1000DF00401 Uitgave 6
9/48
Alaris® PK -spuitpomp
Omschrijving van de symbolen
Omschrijving van de symbolen
Labelsymbolen:
Symbool Omschrijving
w
Attentie (raadpleeg de bijgeleverde documentatie)
x
Aansluiting potentiaalvereffening (PE)
y
Aansluiting RS232/Verpleegkundigenalarm (optioneel)
l
Defibrillatiebestendig type CF toegepast onderdeel (mate van bescherming tegen elektrische schokken)
IPX1
Beschermd tegen verticaal vallende waterdruppels
r
Wisselstroom
s
Het apparaat voldoet aan de vereisten van de Richtlijn van de Raad 93/42/EEC zoals gewijzigd door 2007/47/EC.
T
Fabricagedatum
t
Fabrikant
U
Niet voor gemeentelijke afvalverwerking
W
Vermogen zekering
EC REP
Geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap
1000DF00401 Uitgave 6
10/48
Alaris® PK -spuitpomp
Hoofd displayfuncties
Hoofd displayfuncties
TIVA-modus
1h 59m 28s
Pompstatus
Geneesmiddelnaam
en -concentratie
Informatie over de druk
Stroomsnelheid en
dosissnelheid
Dosis en geïnfundeerd
volume
Werkzaamheden
tijdens het gebruik
TCI-modus
TIJD
Pompstatus
Geneesmiddelnaam
en -concentratie
Plasma
concentratie
Plasma Doel
Eerste
inductiesnelheid
Eerste
onderhoudsnelheid
Pauze voor het
onderhoud
Inductie-
duur
Inductietijd
Eerste
inductiedosis
Eerste
inductievolume
TCI-modus - scherm MEER informatie
Na selectie van de MEER-softkey wordt de volgende extra informatie weergegeven:
BMI 21.6
Patiëntparameters Tijd tot Lege spuit bij de
huidige snelheid
Geïnfundeerd
volume en dosis
Verstreken tijd
Geneesmiddelnaam
en model
Afnametijd Afname
concentratie
Druk op de TERUG-softkey om terug te gaan naar het TCI-scherm. De weergave keert automatisch na ongeveer 20 seconden terug naar
het TCI-scherm.
1000DF00401 Uitgave 6
11/48
Alaris® PK -spuitpomp
Hoofd displayfuncties
Schermpictogrammen
Symbool Omschrijving
l
Display Resterende tijd – pictogram - geeft de tijd aan tot vervanging van de spuit.
N
ACCU -pictogram – geeft aan wanneer het accuvermogen gemarkeerd wordt voor opladen van de accu.
C
Dosis inductiefase (weergegeven op het scherm Protocolbevestiging)
D
Duur inductiefase (weergegeven op het scherm Protocolbevestiging)
E
Duur handsfree bolus (weergegeven op het bolusinstelscherm)
F
Dosissnelheid onderhoudsfase (weergegeven op het scherm Protocolbevestiging)
Soft Alert – Geeft aan dat de pomp op een snelheid draait boven (naar boven wijzend) of onder (naar
beneden wijzend) een Soft Alert. (Het aantal pijlen varieert al naargelang de lengte van de medicijnnaam)
Limietwaarschuwing – Geeft aan dat de ingevoerde instelling beneden of boven een Soft Alert ligt of dat
de ingevoerde instelling niet is toegestaan en een harde limiet passeert.
Omlaag Modus – Infusiestatus die aangeeft dat de doelconcentratie onder de huidige concentratie ligt.
1000DF00401 Uitgave 6
12/48
Alaris® PK -spuitpomp
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
Disposable spuiten en extensiesets
Deze Alaris® PK-spuitpomp is gekalibreerd voor gebruik met disposable spuiten voor eenmalig gebruik. Om
te zorgen voor een correcte en nauwkeurige werking mag u uitsluitend 3-delige Luer lock-versies van het
merk spuit gebruiken zoals gespecificeerd op de pomp of beschreven in deze handleiding. Het gebruik van
niet-gespecificeerde spuiten of extensiesets kan de werking van de pomp en de nauwkeurigheid van de
infusie nadelig beïnvloeden.
Een ongecontroleerde stroom of sifonwerking kunnen het gevolg zijn van een onjuist geplaatste spuit in
de pomp of als de spuit van de pomp wordt afgehaald voordat de extensielijn correct is afgesloten van de
patiënt. Afsluiten kan geschieden door het sluiten van een kraantje in de patiëntlijn of door het activeren van
een flowstopklem.
Bevestig de extensieset aan de pomp met behulp van de haak voor de extensieset aan de achterzijde van de
pomp. Hierdoor wordt voorkomen dat de spuit onbedoeld losraakt van de pomp.
Door verschillende apparaten en/of instrumenten te combineren met extensiesets en andere lijnen,
bijvoorbeeld door middel van een 3-wegkraantje, kan de werking van de pomp onder druk komen te staan
en moet deze nauwlettend gecontroleerd worden.
Zorg altijd dat de patiëntenlijn wordt afgeklemd of op een andere manier wordt geïsoleerd voordat een
spuit van de pomp wordt verwijderd of losgekoppeld. Als dit niet gebeurt, kan dit onbedoelde toediening
tot gevolg hebben.
De pomp bevestigen
Als er meer dan één pomp wordt gebruikt bij een patiënt, moeten de pompen met risicovolle, kritieke
medicatie zo veel mogelijk ter hoogte van het hart van de patiënt worden geplaatst om het risico op
schommelingen in de flow of overheveling te voorkomen.
Wanneer een pomp tijdens het infunderen omhoog wordt geplaatst, kan dat leiden tot een bolus van het
infusaat. Wanneer de pomp lager wordt geplaatst, kan dat leiden tot een tragere infusie (onderinfusie).
I
Bevestig de pomp niet in een verticale positie waarbij de spuit naar boven gericht is, aangezien dit kan
leiden tot het infunderen van lucht die zich in de spuit bevindt. Om de introductie van lucht te voorkomen
dient de gebruiker de voortgang van de infusie, de spuit, de extensielijn en de aansluitingen op de patiënt
regelmatig te controleren en de pomp te prepareren volgens de in deze handleiding beschreven procedure.
Gebruiksomgeving
Het gebruik van een infusiepomp in combinatie met andere pompen of apparaten waarvoor vasculaire
toegang noodzakelijk is, maakt extra controle noodzakelijk. De grote drukvariaties die dergelijke pompen
in het plaatselijke vaatstelsel veroorzaken, kunnen tot een verkeerde toediening van geneesmiddelen of
vocht leiden. Typische voorbeelden zijn de pompen die worden gebruikt bij dialyse, bypass of cardiale
ondersteuningstoepassingen.
Deze pomp is geschikt voor gebruik in ziekenhuizen en klinische omgevingen behoudens huishoudelijke
omgevingen en ruimtes die direct verbonden zijn met het eenfase-wisselstroomnet dat gebouwen bestemd
voor huishoudelijke doeleinden van stroom voorziet. (Raadpleeg de handleiding Technisch onderhoud, goed
opgeleid technisch personeel of CareFusion voor aanvullende informatie).
Deze pomp is niet bedoeld voor gebruik in de nabijheid van brandbare anesthesiemengsels met lucht of
zuurstof of lachgas.
Bedrijfsdruk
Het is een positieve-drukapparaat, dat is ontwikkeld voor zeer nauwkeurige vloeistoftoediening door middel
van automatische compensatie voor de weerstand die de vloeistof in het infusiesysteem ontmoet.
Het pompdrukalarmsysteem is niet ontworpen om eventueel optredende IV-complicaties te voorkomen of
te constateren.
Alarmcondities
J
Diverse alarmcondities die de pomp constateert, zullen de infusie stoppen en visuele en geluidsalarmen
activeren. De gebruikers moeten regelmatig controleren of de infusie correct verloopt en of er geen alarm
actief is.
1000DF00401 Uitgave 6
13/48
Alaris® PK -spuitpomp
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
Gevaren
Er bestaat explosiegevaar als de pomp wordt gebruikt in de nabijheid van brandbare anesthetica. Verwijder
de pomp voorzichtig uit de omgeving van dergelijke gevaarlijke stoffen.
A
Gevaarlijke spanning: Er bestaat gevaar voor elektrische schokken als de behuizing van de pomp
wordt geopend of verwijderd. Laat onderhoudswerkzaamheden alleen uitvoeren door gekwalificeerd
onderhoudspersoneel.
Wanneer het systeem op een externe stroombron wordt aangesloten, moet er een drie-aderige (stroom,
neutraal, aarde) voeding worden gebruikt. Als niet zeker is of de externe beschermingsgeleider van de
installatie nog intact is of als er twijfels bestaan over de correcte bevestiging, moet u het systeem op de accu
laten werken.
V
Open de behuizing van het RS232/verpleegkundigenalarm niet tijdens gebruik. Voorzorgsmaatregelen voor
elektrostatische ontlading (ESD) zijn noodzakelijk bij het aansluiten van RS232/verpleegkundigenalarm. Het
aanraken van de pinnen van de aansluitingen kan leiden tot een storing in de ESD-bescherming. Aanbevolen
wordt alle handelingen te laten uitvoeren door bevoegd personeel.
L
Als de pomp is gevallen of is blootgesteld aan overmatig vocht, gemorste vloeistof, vochtigheid of hoge
temperatuur of als u een andere beschadiging vermoedt, stel het apparaat dan buiten gebruik en laat het
controleren door een gekwalificeerd onderhoudsmonteur. Als u de pomp wilt verplaatsen of opslaan, doe dit
dan, voor zover mogelijk, in de originele verpakking en volg de instructies met betrekking tot temperatuur,
vochtigheid en druk op zoals die in de sectie Specificaties en de buitenverpakking staan vermeld.
De ingebouwde pompsoftware bevat grenzen en pompconfiguratieparameters. Gekwalificeerd
personeel moet er zorg voor dragen dat de limieten correct zijn, de geneesmiddelen compatibel zijn en
de prestatie van elke pomp als deel van de gehele infusie gegarandeerd is. Potentiële gevaren omvatten
geneesmiddelinteracties en ongeschikte toedieningssnelheden en drukalarmen.
Elektromagnetische compatibiliteit en interferentie
M
Deze pomp is beschermd tegen de invloed van externe interferentie, inclusief hoogfrequente radio-
uitzendingen, magnetische velden en elektrostatische ontlading (bijvoorbeeld ten gevolge van elektro-
chirurgische en cauterisatie-apparatuur, grote motoren, draagbare radio’s, gsms enzovoort) en is zodanig
ontworpen dat deze veilig in gebruik blijft bij buitensporige interferentieniveaus
Therapeutische stralingsapparatuur: Gebruik de pomp niet in de buurt van therapeutische
stralingsapparatuur van welke aard dan ook. De straling die door apparatuur voor stralingstherapie
(bijvoorbeeld een lineaire versneller) wordt gegenereerd, kan de werking van de pomp ernstig
belemmeren. Raadpleeg de aanbevelingen van de fabrikant met betrekking tot veilige afstand en
andere voorzorgsmaatregelen. Neem voor meer informatie contact op met uw lokale CareFusion-
vertegenwoordiger.
Magnetic Resonance Imaging (MRI): De pomp bevat ferromagnetische materialen die vatbaar zijn voor de
storingen van het magneetveld dat wordt gegenereerd door een MRI-apparaat. Daarom wordt de pomp
niet beschouwd als een MRI-compatibele pomp als zodanig. Als het gebruik van de pomp binnen een MRI-
omgeving onvermijdelijk is, adviseert CareFusion dringend de pomp te installeren op een veilige afstand van
het magneetveld buiten het geïdentificeerde gebied voor gecontroleerde toegang teneinde magnetische
interferentie bij de pomp of vervorming van het MRI-beeld te voorkomen. Deze veilige afstand moet worden
vastgesteld conform de aanbevelingen van de fabrikant met betrekking tot elektromagnetische interferentie
(EMI). Raadpleeg de technische onderhoudshandleiding van het product (TSM) voor meer informatie. U kunt
ook contact opnemen met uw lokale vertegenwoordiger van CareFusion voor verdere richtlijnen.
Accessoires: Gebruik geen niet-aanbevolen accessoires bij de pomp. De pomp is getest en uitsluitend
conform de relevante EMC-claims bevonden als de aanbevolen accessoires worden gebruikt. Het gebruik
van andere accessoires, omvormers of kabels dan gespecificeerd door CareFusion kan leiden tot verhoogde
emissies of verminderde immuniteit van de pomp.
Deze pomp is een CISPR 11 Groep 1 Klasse A-apparaat en gebruikt uitsluitend radiofrequente energie voor
het intern functioneren in de normale productomgeving. Derhalve zijn de radiofrequente emissies zeer laag
en is het onwaarschijnlijk dat deze interferentie veroorzaakt met de elektronische apparatuur in de nabijheid.
Deze pomp emitteert echter een bepaalde hoeveelheid elektromagnetische straling die binnen de grenzen
blijft zoals deze zijn vastgesteld in IEC/EN60601-1-2 en IEC/EN60601-2-24. Als er interactie optreedt tussen
de pomp en andere apparatuur, moeten er maatregelen worden genomen om de effecten hiervan tot een
minimum te beperken, bij voorbeeld door de positie van het apparaat te wijzigen of het te verplaatsen.
K
Onder bepaalde omstandigheden kan de pomp beïnvloed worden door een elektrostatische ontlading
via de lucht van circa 15 kV of meer; of door radiofrequente straling van circa 10 V/m of meer. Als de
pomp beïnvloed wordt door deze externe interferentie, blijft de pomp in een veilige modus; de pomp
stopt de infusie onmiddellijk en informeert de gebruiker door middel van een combinatie van visuele
en geluidsalarmen. In het geval een ontstane alarmconditie blijft bestaan, zelfs na interventie door de
gebruiker, wordt geadviseerd de betreffende pomp te vervangen en de pomp apart te houden voor controle
door bevoegd technisch personeel. (Raadpleeg de handleiding Technisch onderhoud voor aanvullende
informatie).
1000DF00401 Uitgave 6
14/48
Alaris® PK -spuitpomp
Beginnen
Beginnen
Eerste set-up
w
Lees deze gebruikshandleiding zorgvuldig door alvorens de pomp te gaan gebruiken.
1. Controleer of de pomp compleet en onbeschadigd is, en ga na of het voltage dat op de label staat vermeld, overeenkomt met de
netvoeding.
2. De meegeleverde onderdelen zijn:
Alaris® PK-spuitpomp
Gebruikersondersteuning-cd (Gebruiksaanwijzing)
Netvoedingskabel (zoals aangevraagd)
Beschermende verpakking
3. Sluit de pomp gedurende minimaal 2½ uur aan op de netvoeding, zodat de interne accu opgeladen is (controleer of de
S
brandt).
Taalkeuze
1. Bij het opstarten verschijnt het Taal keuzescherm.
2. Selecteer de gewenste taal uit de getoonde lijst met behulp van de
f-toetsen.
3. Druk op de OK-softkey om uw keuze te bevestigen.
w
Als de pomp wordt opgestart zonder dat deze is aangesloten op de netvoeding, zal de pomp automatisch op de
interne accu gaan werken.
Als de pomp niet goed functioneert, moet u deze zo mogelijk weer opbergen in de originele, beschermende
verpakking en laten nakijken door een gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
1000DF00401 Uitgave 6
15/48
Alaris® PK -spuitpomp
Beginnen
w
Bevestig de pomp niet met de netvoedingaansluiting of de spuit naar boven gericht. Dit zou een nadelig effect
kunnen hebben op de elektrische veiligheid als er vloeistof gemorst wordt of zou kunnen leiden tot het infunderen
van lucht die zich in spuit bevindt.
Paalklem Installatie
De paalklem wordt aan de achterzijde van de pomp bevestigd en zorgt
voor een stevige aansluiting op verticale infuusstandaards met een
diameter tussen 15 en 40 mm.
*
*
Uitgespaarde ruimte
1. Trek de weggeklapte paalklem naar u toe en schroef de klem los tot
er voldoende ruimte ontstaat voor de paal.
2. Plaats de pomp rond de paal en draai de schroef vast tot de klem
aan de paal vastzit.
w
Controleer of de paalklem is weggeklapt en opgeborgen
in de uitgespaarde ruimte aan de achterzijde van de
pomp alvorens de pomp aan te sluiten op een Docking
Station/Werkstation* of als de pomp niet wordt
gebruikt.
Bevestig de pomp nooit zodanig dat de infuusstandaard
topzwaar of instabiel wordt.
w
Controleer voorafgaand aan ieder gebruik of de paalklem:
geen tekenen van overmatige slijtage vertoont;
geen tekenen van overmatige losse beweging vertoont in de verlengde, monteerbare positie.
Indien deze tekenen worden waargenomen, mogen de pompen niet meer worden gebruikt en dienen ze te worden
onderzocht door bevoegd onderhoudspersoneel.
Docking Station/Werkstation* of Apparatuurrail Installatie
De draainok kan worden bevestigd op de rechthoekige stang op het Docking Station/Werkstation* of op de apparatuurrail met een
afmeting van 10 bij 25 mm.
1. Plaats de draainok aan de achterzijde van de pomp op één lijn met de rechthoekige stang op het Docking Station/Werkstation* of de
apparatuurrail.
2. Houd de pomp horizontaal terwijl u de pomp stevig op de rechthoekige stang of de apparatuurrail drukt.
3. De pomp moet vastklikken wanneer deze op de stang wordt gezet.
4. Controleer of de pomp stevig vastzit.
5. Om de pomp te verwijderen, drukt u de ontgrendelingshendel in en trekt u de pomp naar u toe.
Rechthoekige
stang
Draainok
Ontgrendelingshendel (indrukken om te ontgrendelen)
*Alaris® DS Docking Station en Alaris® Gateway Werkstation.
1000DF00401 Uitgave 6
16/48
Alaris® PK -spuitpomp
Spuit laden
Spuit laden
Spuit en toedieningsset voorbereiden
Voor minder potentiële opstartvertragingen, toedieningsonnauwkeurigheden en vertraagde occlusiealarmen wanneer er een nieuwe
spuit wordt geladen:
Gebruik de kleinst mogelijke spuit, bijvoorbeeld een spuit van 10 ml voor het infunderen van 9 ml vloeistof.
Gebruik de optie SPUIT PURGEREN of PURGEREN op de pomp om de tijd tot de start van de infusie te verkorten, zie de sectie
De pomp starten.
w
Waarschuwing: gebruik de kleinst mogelijke compatibele spuit voor de toediening van de vloeistof of medicatie. Dit
is vooral belangrijk bij het infunderen van risicovolle of levensondersteunende medicatie met lage infusiesnelheden,
vooral bij flowsnelheden van < 0,5 ml/u.
w
Waarschuwing: purgeer het pompsysteem voordat u een infusie start of na het vervangen van een bijna-lege injectiespuit
door een vervangende spuit. Zorg ervoor dat de extensieset tijdens het purgeren niet is aangesloten op de patiënt.
Aanbevelingen:
Binnendiameter van de slang: voor infusie met een lage snelheid worden slangen met een kleine diameter of microdiameter
aanbevolen
Filters: het interne volume en de dode ruimte van inline filters moeten worden geminimaliseerd
Aansluitingsplaatsen: kritieke medicatie moet zo dicht mogelijk bij de vasculaire-toegangsplaats worden aangesloten
De pomp plaatsen
Plaats de pomp zo veel mogelijk ter hoogte
van het hart van de patiënt.
Het hart van de patiënt moet zich op
dezelfde hoogte bevinden als het midden
van de pomp of de drukschijf voor de Alaris
CC-spuitpompen.
w
Waarschuwing: het aanpassen van de hoogte van de pomp ten opzichte van de hoogte van het hart van de patiënt
kan leiden tot een tijdelijke verhoging of verlaging van de vloeistoftoediening
w
Waarschuwing: als u meerdere spuitpompen gebruikt en het niet klinisch haalbaar is om alle pompen ter hoogte van
het hart van de patiënt te plaatsen, moeten de pompen met risicovolle of levensondersteunende medicatie zo veel
mogelijk op dezelfde hoogte als het hart van de patiënt worden geplaatst.
w
Waarschuwing: overweeg tijdens het infunderen van meerdere risicovolle of levensondersteunende geneesmiddelen
de pompen met de laagste infusiesnelheid zo veel mogelijk op dezelfde hoogte als het hart van de patiënt te plaatsen.
1000DF00401 Uitgave 6
17/48
Alaris® PK -spuitpomp
Beginnen
Een spuit plaatsen en bevestigen
w
Waarschuwing: Om een spuit goed te plaatsen en te bevestigen, moet u de onderstaande stappen volgen. Als de spuit
niet goed op zijn plaats zit, kan dat leiden tot een verkeerde identificatie van het type en de grootte van de pomp. Als
dat vervolgens wordt bevestigd, kan dat leiden tot een aanzienlijke onnauwkeurigheid van de infusiesnelheid en kan
tevens de werking van de pomp beïnvloed worden.
Gebruik alleen een spuit van het type dat op de pomp of in deze handleiding wordt aangegeven. Het gebruik van een
onjuiste spuit kan de nauwkeurigheid van de infusie en de werking van de pomp nadelig beïnvloeden.
Wanneer u vloeistof in de spuit trekt, trek dan genoeg om te compenseren voor het volume van eventuele 'dode
ruimte' in de extensieset en de spuit op het einde van de infusie, omdat dit niet volledig kan worden geïnfundeerd.
Spuitzuigerklem
Spuitklem
Cilinderzuiger
Zuigergrijpers
Zuigerflens
Zuigerhouder
Zuiger
Vingergrepen
Spuitcilinder
Plaats de pomp op een stabiel, horizontaal oppervlak of bevestig de pomp zoals eerder beschreven.
Prepareer, vul de eenmalige wegwerpspuit en lijnenset en maak deze gebruiksklaar met aseptische standaardtechnieken.
1. Druk de vingergrepen op de zuigerhouder samen en schuif het mechanisme naar rechts.
2. Trek de spuitklem naar voren en naar beneden.
1000DF00401 Uitgave 6
18/48
Alaris® PK -spuitpomp
Beginnen
3. Plaats de spuit zodanig dat de cilinderflens zich in de groeven op de spuitflensklem bevindt.
w
Om te verzekeren dat de spuit correct wordt geladen, moet de cilinderflens
in de ruimte tussen de spuitklem en de spuitflensklem worden geplaatst. Bij
een correcte plaatsing blijft de spuit in positie wanneer de spuitklem nog niet
is gesloten.
4. Til de spuitklem op totdat deze tegen de spuitcilinder vergrendeld ligt.
5. Druk de vingergrepen op de zuigerhouder samen en schuif het mechanisme naar links tot aan
het uiteinde van de zuiger.
6. Laat de vingergrepen los. Zorg dat de zuigergrijpers de zuiger stevig op zijn plaats houden en
dat de vingergreep in zijn oorspronkelijke positie terugkeert.
7. Zorg dat het type en de grootte van de spuit overeenkomen met de vermeldingen op de pomp en druk vervolgens op
BEVESTIGEN. Desgewenst kunt u het soort spuit wijzigen door op de TYPE-softkey te drukken.
BEVESTIG
TYPE
IVAC 50
PAUZE
+ AANPASSEN -
Opmerking: Indien de optie SPUIT PURGEREN ingeschakeld is, zal het scherm verschijnen met de vraag om te purgeren en kan
de extensieset als nodig worden gepurgeerd. Zorg er echter voor dat de extensieset niet op de patiënt aangesloten
is tijdens deze procedure.
w
CareFusion adviseert het aantal geconfigureerde spuittypen en -formaten dat beschikbaar is voor de pomp te beperken.
Bevestig de lijnenset met behulp van de lijnensethaak aan de achterzijde van de pomp. Hierdoor wordt voorkomen
dat de spuit per ongeluk losraakt van de pomp.
Controleer of beide zuigergrijpers volledig aansluiten op de zuigerflens en of de bovenste vingergreep in zijn
oorspronkelijke positie is teruggekeerd.
1000DF00401 Uitgave 6
19/48
Alaris® PK -spuitpomp
Het opstarten van de pomp
Het opstarten van de pomp
1. Sluit de pomp met behulp van de elektriciteitskabel aan op de netvoeding.
2. Druk op de a-toets.
De pomp voert nu een korte zelftest uit. Controleer of er tijdens deze test twee pieptonen klinken.
Controleer het testpatroon op het display op ontbrekende gekleurde rijen.
Controleer ten slotte of de weergegeven tijd en datum correct zijn.
Opmerking: Een waarschuwing - REPARATIE LOGS, kan worden weergegeven als de logboekinformatie tijdens een eerdere
stroomstoring niet volledig werd opgeslagen. Deze waarschuwing is ter informatie; de pomp start verder normaal op.
3. PROFIEL BEVESTIGEN
a) Bij beantwoording met NEE wordt het scherm SELECTEER PROFIEL weergegeven
Selecteer het profiel.
Druk op OK om te bevestigen.
b) Bij JA wordt het scherm TCI-MODUS weergegeven.
4. De TCI-MODUS-selectie wordt weergegeven - Beantwoording met JA selecteert de TCI-modus, NEE brengt u naar de TIVA-MODUS.
De Alaris® PK-spuitpomp biedt de gebruiker de mogelijkheid een TCI- of TIVA-werkmodus te selecteren. De gebruiker kan op elk
willekeurig moment van modus wisselen door de infusie stop te zetten en de juiste modus te kiezen in het Opties-menu. Wanneer in
de TIVA-modus een geneesmiddel met bijbehorend model is geselecteerd, worden de actuele plasma- en effectlocatieconcentratie
weergegeven. Dit demonstreert de gebruiker die niet bekend is met de TCI, de farmacokinetiek en farmacodynamiek van het
geneesmiddel terwijl de TIVA-modus wordt gebruikt.
TIVA-modus (met of zonder voorspelling)
1. Er wordt een lijst met beschikbare geneesmiddelen en modellen weergegeven. Gebruik de f-toetsen om het gewenste
geneesmiddel te selecteren en druk op de OK-softkey. Als er bij het medicijn een model hoort, wordt er een INFO-softkey
weergegeven. Druk op de INFO-softkey voor meer informatie over de selectie. Met de optie ml/u zijn infusies mogelijk zonder
berekening van de dosissnelheid.
2. CONCENTRATIE -
a) Selecteer de vereiste concentratie en druk op OK om deze te bevestigen (dit is alleen vereist als er meer dan één concentratie
beschikbaar is).
b) Druk op de OK-softkey om de concentratie te bevestigen, of druk op de AANPASSEN-softkey om de geneesmiddelhoeveelheid
of het verdunningsvolume te wijzigen.
3. GEWICHT – pas het gewicht van de patiënt aan met behulp van de f-toetsen, druk op de OK-softkey om dit te bevestigen.
4. De overige patiëntparameters voor het geselecteerde geneesmiddel voert u in met gebruikmaking van de
f-toetsen. Druk
daarna op de OK-softkey ter bevestiging. Afhankelijk van het model kunnen de vereiste parameters het volgende omvatten:
LEEFTIJD
LENGTE
GESLACHT
LBM en BMI (Lean Body Mass = vetvrije lichaamsmassa en Body Mass Index = lichaamsmassa-index. Deze zijn uitsluitend ter
informatie en vormen geen instelbare parameters)
5. Het scherm BEVESTIG set-up geneesmiddel toont de aanvankelijke infusieparameters voor het geneesmiddel. Druk op de OK-
softkey om deze te accepteren of op AANPASSEN om de set-up van het geneesmiddel te wijzigen.
6. INDUCTIE – Voer met behulp van de
f-toetsen de inductiedosishoeveelheid per kg lichaamsgewicht van de patiënt in (als
dit voor de dosering vereist is). Druk op de OK-softkey om te bevestigen. De inductiefunctie kan worden uitgeschakeld, zodat de
dosis tot nul wordt gereduceerd totdat UIT wordt weergegeven. Druk op de OK-softkey om te bevestigen.
7. TIJDVoer de inductietijd in in seconden waarbinnen de inductiedosis zal worden toegediend. Druk op de OK-softkey om te
bevestigen.
8. ONDERHOUD – Stel de onderhoudsdosissnelheid in in de protocoleenheden voor het geneesmiddel. Druk op de OK-softkey om te
bevestigen.
w
Vul de extensieset.
9. Plaats de spuit volgens de in deze handleiding beschreven procedure.
10. Controleer of het type en de afmeting van de spuit die u gebruikt, overeenkomt met de gegevens op het display. Desgewenst kunt
u het soort spuit wijzigen door op de TYPE-toets te drukken. Druk op de BEVESTIG-softkey als het juiste type en de juiste maat
worden weergegeven.
11. PURGEER (indien nodig) – Druk op de
i-toets en houd vervolgens de PURGEER-softkey ingedrukt tot de vloeistof stroomt en
het purgeren van de extensieset voltooid is. Laat de softkey los. Het volume dat tijdens het purgeren wordt gebruikt, wordt op het
display weergegeven.
12. Sluit de extensieset aan op de toegang van de patiënt.
1000DF00401 Uitgave 6
20/48
Alaris® PK -spuitpomp
Het opstarten van de pomp
13. Druk op b-toets om de pomp te starten. INFUNDEREN zal worden weergegeven. Het oranje stoplampje wordt vervangen door
een groep startlampje om aan te geven dat de pomp in bedrijf is. Als de infusiesnelheid de soft alerts overschrijdt, controleer dan
de infusieinstelling. Druk op de b-toets om verder te gaan met de infusie op de ingestelde doelconcentratie. Bevestig vervolgens
LIMIET OVERSCHRIJDEN met een druk op de JA-softkey. Als LIMIET OVERSCHRIJDEN niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en
past u de doelconcentratie zodanig aan dat deze binnen de soft-alertgrenzen ligt.
w
Als er een model geselecteerd is, wordt de VOLUME-softkey vervangen door een Ce/Cp-softkey. Hierdoor krijgt de
gebruiker toegang tot schermen met voorspelde doelconcentraties. In deze operatieve modus mag het volume nooit
worden gewist.
14. Druk op de
h-knop om de pomp te stoppen. WACHTEN verschijnt op het scherm. Het ORANJE STOP-lampje vervangt het GROENE
START-lampje.
TCI-modus
1. Er wordt een lijst met beschikbare geneesmiddelen en modellen weergegeven. Gebruik de f-toetsen om het gewenste
geneesmiddel met het bijbehorende model te selecteren en druk op de OK-softkey. Druk op de INFO-toets voor meer informatie
over de selectie.
2. CONCENTRATIE -
a) Selecteer de vereiste concentratie en druk op OK om deze te bevestigen (dit is alleen vereist als er meer dan één concentratie
beschikbaar is).
b) Druk op de OK-softkey om de concentratie te bevestigen, of druk op de AANPASSEN -softkey om de hoeveelheid
geneesmiddel en het verdunnervolume te wijzigen.
3. LEEFTIJD - pas de leeftijd van de patiënt aan met behulp van de
f-toetsen, druk op de OK-softkey om deze te bevestigen.
4. De overige patiëntparameters voor het geselecteerde geneesmiddel voert u in met gebruikmaking van de
f-toetsen. Druk
daarna op de OK-softkey ter bevestiging. Afhankelijk van het model kunnen de vereiste parameters het volgende omvatten:
LENGTE
GESLACHT
5. GEWICHT - pas het gewicht van de patiënt aan met behulp van de f-toetsen, druk op de OK-softkey om dit te bevestigen. Er wordt
een toelaatbaar gewichtsbereik weergegeven, dat berekend wordt met behulp van de LBM-grenzen van het model.
LBM en BMI (Lean Body Mass = vetvrije lichaamsmassa en Body Mass Index = lichaamsmassa-index. Deze zijn uitsluitend ter
informatie en vormen geen instelbare parameters)
6. Selecteer als dit binnen de configuratie mogelijk is, de beoogde plasma- en effectlocatieconcentratie.
w
Vul de extensieset.
7. Plaats de spuit volgens de in deze handleiding beschreven procedure.
8. Controleer of het type en de afmeting van de spuit die u gebruikt, overeenkomt met de gegevens op het display. Desgewenst kunt
u het merk of type spuit wijzigen door op de TYPE-softkey te drukken. Druk op de BEVESTIG-softkey als het juiste type en de juiste
maat worden weergegeven.
9. Het scherm BEVESTIG inductie toont de aanvankelijke infusieparameters voor het geselecteerde geneesmiddel en model. Het
scherm geeft blanco gegevens weer totdat de spuit is geplaatst en bevestigd.
10. Als er een tragere titratie vereist is, kan de inductietijd uitsluitend in de de beoogde plasmaconcentratie (Cpt) worden verhoogd.
Druk op de TIJD-softkey en wijzig de maximum inductiesnelheid of dosissnelheid om de gewenste inductietijd te verhogen. Bij de
eerste titratie wordt de maximale snelheid gewist.
11. Doelconcentratie (Cpt of Cet) – Pas de doelconcentratie zo nodig aan met behulp van de
f-toetsen. Bevestig de doel-
concentratie en voorspelde parameters voor de eerste infusie. Als bij bevestiging van de doel concentratie een van de limieten
wordt overschreden, verschijnt er een waarschuwing.
w
Voordat deze bevestigd is, kan de infusie niet worden gestart.
De beginparameters voor de infusie kunnen afwijken van de weergegeven voorspelde waarden als gevolg van een
real-time herberekening.
Als de inductietijd langer is dan 10 s, kan de flowsnelheid gedurende de laatste periode van 10 s verminderen om de
toe te dienen dosis aan te passen.
Voor een vastgestelde doelconcentratie neemt de onderhoudsflowsnelheid in de loop van de tijd af.
1000DF00401 Uitgave 6
21/48
Alaris® PK -spuitpomp
Het opstarten van de pomp
12. PURGEER (indien nodig) – Druk op de
i-toets en houd vervolgens de PURGEER-softkey ingedrukt tot de vloeistof stroomt en
het purgeren van de IV-infusieset voltooid is. Laat de softkey los. Het volume dat tijdens het purgeren wordt gebruikt, wordt op het
display weergegeven.
13. Sluit de extensieset aan op de toegang van de patiënt.
14. Druk op
b-toets om de pomp te starten. INFUNDEREN verschijnt op het display. Het oranje stoplampje wordt vervangen door
het knipperende groene startlampje om aan te geven dat de pomp in bedrijf is. Als de infusiesnelheid de soft alerts overschrijdt,
controleer dan de infusieinstelling. Druk op de b-toets om verder te gaan met de infusie op de ingestelde doelconcentratie.
Bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN met een druk op de JA -softkey. Als LIMIET OVERSCHRIJDEN ? niet nodig is, drukt u
op de NEE-softkey en past u de doelconcentratie zodanig aan dat deze binnen de soft-alertgrenzen ligt.
w
Als de lopendedoelconcentratie de soft alerts overschrijdt wisselt de weergave tussende naam van het geneesmiddel
en de pijlen omhoog.
15. Een druk op de
h-toets tijdens de infusie, handhaaft de huidige plasma- of effectlocatiewaarden.
16. Druk op de
h-knop om de pomp te stoppen. WACHTEN verschijnt op het scherm. Het oranje stoplampje vervangt het groene
startlampje.
Effectlocatie
voorspelling
Actuele tijd
Geneesmiddelnaam
en concentratie
Effectlocatie
concentratie*
Plasma concentratie
voorspelling
Trendtijd
Flowsnelheid en
dosissnelheid
Afname Tijd
* De Ce-waarde wordt niet weergegeven als er geen K
41
(K
eo
) voor het geselecteerde model gedefinieerd is.
1000DF00401 Uitgave 6
22/48
Alaris® PK -spuitpomp
Basisfuncties
Basisfuncties
Bolusinfusie
w
BOLUS is in de TCI-modus uitgeschakeld.
Bolus Het met een hogere snelheid toedienen van een vastgesteld volume vloeistof of geneesmiddel voor diagnostische
of therapeutische doeleinden. De pomp moet te allen tijde infunderen en aangesloten zijn op de patiënt. (Het via een
infuusbolus toedienen van geneesmiddelen moet direct resulteren in hoge concentraties van dat bepaalde geneesmiddel.)
De functie Bolus kan aan het begin van een infusie of tijdens een infusie worden toegepast.
De bolusfunctie kan worden geconfigureerd tot:
a) BOLUS uitgeschakeld
b) BOLUS ingeschakeld
Manueel
Handsfree
BOLUS uitgeschakeld
Als de functie is geconfigureerd op Uitgeschakeld, heeft het geen zin de
i-toets in te drukken en blijft de pomp infunderen met de
ingestelde snelheid.
w
Een “manuele bolus en de “handsfree” bolus kunnen niet worden toegediend als de functie voor het geselecteerde
profiel of specifieke geneesmiddel is uitgeschakeld. Tijdens BOLUS is het druklimietalarm tijdelijk op het maximale
niveau ingesteld.
BOLUS ingeschakeld - Manueel
Bij “Manuele” bolus moet de (knipperende) BOLUS-softkey ingedrukt gehouden worden om de gewenste bolus toe te dienen.
De bolussnelheid kan worden aangepast. Het bolusvolume wordt beperkt in de configuratie.
1. Druk tijdens de infusie eenmaal op de
i-toets om het bolusscherm in beeld te brengen.
2. Gebruik desgewenst de
f-toetsen om de bolussnelheid aan te passen.
3. Voor het toedienen van de bolus houdt u de BOLUS-softkey ingedrukt. Tijdens het toedienen van de bolus verschijnt het
volume dat wordt geïnfundeerd op het display. Laat de softkey los zodra het gewenste bolusvolume is toegediend of zodra de
bolusvolumelimiet is bereikt. Het bolusvolume wordt toegevoegd aan het totale geïnfundeerde volume.
BOLUS ingeschakeld - Handsfree
De “Handsfree” bolus wordt toegediend door middel van een enkele druk op de (knipperende) Bolus-softkey. De bolussnelheid en het
bolusvolume worden op medicijnprofiel in de gegevensset ingesteld en kunnen binnen de grenzen die in de gegevensset zijn ingesteld
worden gewijzigd.
1. Druk tijdens de infusie op de
i-toets voor weergave van het “Handsfree” bolus-keuzescherm.
2. Gebruik de
f-toetsen voor het instellen van het benodigde bolusvolume/ de dosering. Druk zo nodig op de SNELHEID-
softkey om de toedieningssnelheid van de bolus (150/300/600/900/1200 ml/u) aan te passen.
Opmerking: De snelheid kan worden beperkt door de afmeting van de spuit en de maximale bolussnelheid.
3. Druk eenmaal op de knipperende BOLUS-softkey om de toediening van de ingestelde bolus te starten. Het display geeft de bolus
die wordt toegediend weer, de bolus telt af en het display zal na voltooiing van de bolus terugkeren naar het hoofdinfuusscherm.
4. Om een actieve bolus te beëindigen, drukt u op de STOP-softkey. De bolus wordt dan gestopt en de infusie gaat door met de
ingestelde snelheid. Druk op de
h-toets om de toediening van de bolus te stoppen en de pomp in de pauzestand te zetten.
5. Als het bolusvolume de ingestelde bolusvolumelimiet bereikt, stopt de bolusinfusie en gaat de pomp verder infunderen met de
ingestelde infusiesnelheid.
w
Als de optie “Handsfree” bolus is geactiveerd, wordt deze optie geannuleerd na elke onderbreking in de toediening,
bijvoorbeeld door een occlusie, zelfs als de bolustoediening nog niet voltooid is.
Elke handsfree-bolusdosisinstelling die een soft alert overschrijdt of daarbeneden valt, moet worden bevestigd
voordat de operatie kan worden voortgezet. Dit is in de TCI-modus niet van toepassing.
1000DF00401 Uitgave 6
23/48
Alaris® PK -spuitpomp
Basisfuncties
Purgeren
Als u de i-toets indrukt, wordt een beperkte hoeveelheid vloeistof afgegeven om de extensieset vóór aansluiting op de patiënt of na
het wisselen van een spuit te purgeren.
1. Druk op de
i-toets als de pomp niet infundeert. Overtuig u ervan dat de extensieset niet is aangesloten op de patiënt.
2. Houd de PURGEER-softkey ingedrukt tot de vloeistof stroomt en het purgeren van de extensieset voltooid is. Het volume dat bij
het purgeren wordt gebruikt, verschijnt wel op het display, maar wordt niet toegevoegd aan het geïnfundeerde volume.
3. Laat na voltooiing van het purgeren de PURGEER-softkey los. Druk op de STOP-softkey om terug te keren naar het hoofdscherm.
w
Tijdens PURGEER worden de druklimietalarmen tijdelijk op het maximale niveau ingesteld.
Drukniveau
1. Voor de controle en aanpassing van het drukniveau drukt u op de e-toets. Op het scherm verschijnt een staafdiagram waarin het
drukalarmniveau en het actuele drukniveau worden weergegeven.
2. Druk op de
f-toetsen om het alarmniveau te verhogen of verlagen. Het nieuwe niveau wordt op het display aangegeven.
3. Druk op de OK-softkey om het scherm te verlaten.
w
Tijdens PURGEER, BOLUS en INDUCTIE worden de druklimietalarmen tijdelijk op het maximale niveau ingesteld. Voor
de TCI-bediening kan er een drempelsnelheid worden ingesteld waarboven de druklimietalarmen tijdelijk tot hun
maximumniveau worden verhoogd.
Snelheid titreer
Opmerking: Dit is voor de TCI-modus niet van toepassing.
Als de optie Snelheid titreer is ingeschakeld, kan de snelheid worden aangepast tijdens het infunderen:
1. Selecteer de nieuwe snelheid met behulp van de
f-toetsen.
2. De mededeling < START TER BEVESTIGING > knippert op het scherm en de pomp blijft met de oorspronkelijke snelheid infunderen.
3. Druk op de
b-toets om de nieuwe infusiesnelheid te bevestigen en de infusie met de nieuwe snelheid te starten.
Als de optie Snelheid titreer is uitgeschakeld, kan de snelheid alleen worden aangepast als de pomp in de pauzestand staat:
1. Druk op de
h-toets om de pomp in de pauzestand te zetten.
2. Selecteer de nieuwe snelheid met behulp van de
f-toetsen.
3. Druk op de
b-toets om de infusie met de nieuwe snelheid te starten.
Wis volume
Opmerking: Wis volume is in de TCI -modus of voorspellende TIVA-modus niet toegestaan.
Met deze optie kan het geïnfundeerde volume worden gewist.
4. Druk op de VOLUME-softkey om de optie WIS VOLUME weer te geven.
5. Druk op de JA-softkey om het volume te wissen. Druk op de NEE-softkey om het volume te handhaven.
Opmerking: Door JA te selecteren wordt het geïnfundeerde volume in de optie 24H LOG gereset.
Concentratie doeltitratie
Opmerking: Dit is uitsluitend van toepassing op de TCI-modus.
Met de concentratie doeltitratie kan de snelheid tijdens de infusie worden aangepast:
1. Selecteer de nieuwe doelwaarde met behulp van de
f-toetsen.
De pompstatus wordt weergegeven als TITREREN en de pomp blijft op de oorspronkelijke doelconcentratiewaarde infunderen.
2. Druk op de
b-knop om de nieuwe concentratiedoelwaarde te bevestigen en de infusie op de nieuwe snelheid te starten. Als de
nieuwe doelinstelling voor de concentratie een soft alert overschrijdt of erbeneden ligt, moet deze worden bevestigd, voordat de
infusie kan worden voortgezet.
1000DF00401 Uitgave 6
24/48
Alaris® PK -spuitpomp
Werkzaamheden tijdens het gebruik
Werkzaamheden tijdens het gebruik
Einde werking
Deze optie verschijnt pas in het menu Opties als de infusie gestopt is.
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer de optie EINDE WERKING met behulp van de
f-toetsen.
3. Druk op de OK-softkey die op het scherm is weergegeven.
Opmerking: Door deze optie te selecteren, worden de parameters gereset voor een nieuwe patiënt.
TCI-MODUS
Als de pomp in de voorspellende TIVA-modus in de pauzestand staat, kan de gebruiker van de TIVA- naar de TCI-modus schakelen.
1. Druk op de
d-toets om het menu Opties te openen.
2. Kies met behulp van de
f-toetsen de TCI-MODUS.
3. Druk op de OK-softkey die op het scherm wordt weergegeven. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Opmerking: Als de modus gewijzigd is in de TCI-modus, zal de eerste doelwaarde op nul worden gezet.
TIVA-MODUS
Als de pomp in de TCI-modus in de pauzestand staat, kan de gebruiker van de TCI- naar de voorspellende TIVA-modus schakelen.
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer met behulp van de
f-toetsen de TIVA-MODUS.
3. Druk op de OK-softkey die op het scherm wordt weergegeven. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Opmerking: Als de modus gewijzigd is in de voorspellende TIVA-modus, zal de eerste doseersnelheid op nul worden gezet.
AFNAME CONC.
In de TCI- en voorspellende TIVA-modus:
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer AFNAME CONC.
3. Selecteer de vereiste AFNAME CONC en druk op de OK-softkey om af te sluiten.
TRENDSCHAAL
De gebruiker kan de trendschaal van de grafiek Voorspelde concentratie selecteren.
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer met behulp van de
f-toetsen TRENDSCHAAL.
3. Kies met de
f-toetsen de gewenste TRENDSCHAAL-optie (5 min., 15 min., 30 min. of 60 min.)
4. Druk op de SELECTEER-softkey die op het scherm wordt weergegeven.
5. Druk op de SCHAAL AANPASSEN-softkey om de verticale as van de grafiek te herschalen. De eerste weergave berekent de
schaal zo, dat de piekwaarde de grafiek vult. Als de trend daalt, vult de grafiek alleen het onderste gedeelte en dwingt de optie
SCHAAL AANPASSEN deze te herschalen.
TEKST-/GRAFIEKDISPLAY
Vanuit de TCI-modus kan de gebruiker een numerieke of grafische weergave selecteren.
1. Druk op de
d -toets om in het menu Opties te komen.
2. Gebruik de
f-toetsen en selecteer de weergavemodus (TEKST of GRAFIEKDISPLAY). Het menu Opties toont de
beschikbare displaymodusoptie.
3. Druk op de OK-softkey die op het scherm wordt weergegeven.
Samenvatting dosering
1. Druk op de d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer de optie SAMENVATTING DOSERING met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey.
3. Druk op de STOP-softkey om het menu te verlaten.
1000DF00401 Uitgave 6
25/48
Alaris® PK -spuitpomp
Werkzaamheden tijdens het gebruik
24-uurs logboek
Met behulp van deze optie kunt u het 24-uurs logboek van het geïnfundeerde volume controleren.
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer de optie 24H LOG met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey.
Op het scherm verschijnt het geïnfundeerde volume per uur. Het geïnfundeerde volume tussen haakjes is het totale geïnfundeerde
volume sinds het volume voor het laatst werd gewist. Zie het voorbeeld hieronder:
07:48 - 08:00 4,34 ml (4,34 ml)
08:00 - 09:00 2,10 ml (6,44 ml)
09:00 - 10:00 2,10 ml (8,54 ml)
VOLUME GEWIST
3. Druk op de STOP-softkey om het logboek te verlaten.
Logboek
Met behulp van deze optie kunt u het logboek controleren. De optie kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld.
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer de optie LOGBOEK met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey.
3. Blader door het logboek met behulp van de
f-toetsen. Druk op de STOP-softkey om het logboek te verlaten.
DETAILS GEGEVENSSETs
De momenteel geselecteerde gegevenssetinformatie nalezen:
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer DETAILS GEGEVENSSET.
3. Lees de informatie na en druk op de STOP-softkey om het scherm te verlaten.
STEL IN VIA DOSISSNELHEID/STEL IN VIA ml/u (alleen in de TIVA-modus)
Om de dosissnelheid in nauwkeurige stappen in te stellen op een bepaalde flowsnelheid, kan het noodzakelijk zijn tussen de
snelheidsinstelopties STEL IN VIA DOSISSNELHEID en STEL IN VIA ml/u te schakelen. Een pijl aan de linkerkant van de snelheidsweergave
toont de gewijzigde snelheid, wanneer de f-toetsen worden gebruikt om de infusiesnelheid te verhogen/verlagen.
Om een dosissnelheid nauwkeurig in te stellen moet de pijl naar de dosissnelheid (mg/kg/u) wijzen. De flowsnelheid wordt uit de
dosissnelheid berekend. Om een flowsnelheid nauwkeurig in te stellen moet de pijl naar de flowsnelheid (ml/u) wijzen. De dosissnelheid
wordt uit de flowsnelheid berekend.
De optie STEL IN VIA ml/u selecteren:
1. Druk terwijl de pomp infundeert op de knop
d om toegang te krijgen tot het menu Opties.
2. Selecteer de optie STEL IN VIA ml/u met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey op het scherm. Hierdoor
wordt de optie STEL IN VIA FLOWSNELHEID geselecteerd. De pijl op het display zal automatisch de flowsnelheid selecteren. De
flowsnelheid kan zo nodig worden aangepast.
De optie STEL IN VIA DOSISSNELHEID selecteren:
1. Druk terwijl de pomp infundeert op de knop
d om toegang te krijgen tot het menu Opties.
2. Selecteer de optie STEL IN VIA DOSISSNELHEID met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey op het scherm.
Hierdoor wordt de optie STEL IN VIA DOSISSNELHEID geselecteerd. De pijl op het display zal automatisch de dosissnelheid
selecteren. De dosissnelheid kan zo nodig worden aangepast.
EFFECTLOCATIE -TCI
In de PLASMA -TCI-modus kan de gebruiker naar de effectlocatie-TCI-modus schakelen, mits de configuratie dat toestaat:
1. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
2. Selecteer EFFECTLOCATIE-TCI met behulp van de
f-toetsen.
3. Druk op de OK-softkey die op het scherm wordt weergegeven. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
PLASMA -TCI
In de EFFECTLOCATIE -TCI-modus kan de gebruiker naar de plasma-TCI-modus schakelen, mits de configuratie dat toestaat:
4. Druk op de
d-toets om in het menu Opties te komen.
5. Selecteer PLASMA -TCI met behulp van de
f-toetsen.
6. Druk op de OK-softkey die op het scherm wordt weergegeven. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
1000DF00401 Uitgave 6
26/48
Alaris® PK -spuitpomp
Alarmen en waarschuwingen
Alarmen en waarschuwingen
Alarmen worden kenbaar gemaakt door middel van een combinatie van een geluidsalarm, een knipperende alarmindicator en een
beschrijving op het display.
1. Druk allereerst op de
c-toets om het alarm gedurende maximaal 2 minuten te stoppen en * controleer vervolgens of er een
alarmmelding op het display staat. Druk op de OPHEFFEN -softkey om de alarmmelding op te heffen.
2. Als de infusie is gestopt, moet de oorzaak van het alarm opgelost worden. Druk vervolgens op de
b-toets om met de infusie
verder te gaan.
w
Als de pomp een alarmtoestand aangeeft (een hoog, schel geluid met een rood alarmindicatielampje) en er geen
foutmelding wordt weergegeven op de pomp, moet u de pomp loskoppelen zodat deze door een gekwalificeerde
servicemonteur kan worden onderzocht.
Display
Beschrijving en handleiding Problemen oplossen
AANDRIJVING ONTGRENDELD Het aandrijfsysteem is tijdens de infusie ontgrendeld. Controleer de vingergrepen en de positie van
de spuit.
OCCLUSIE Bij de zuiger van de spuit is een overmatige druk gemeten die de alarmlimiet overschrijdt.
Identificeer en verwijder de oorzaak van de blokkade in de aandrijving, de spuit of het
toedieningssysteem voordat u de infusie weer opstart.
CONTROLEER SPUIT Er is een onjuiste maat spuit geplaatst, de spuit is niet in de juiste positie geplaatst of is tijdens het
infunderen van zijn plaats geraakt. Controleer de locatie en de positie van de spuit.
Het alarm CONTROLEER SPUIT kan aangeven dat het verkeerde formaat spuit is geplaatst; dat
de spuit niet op de juiste wijze is geplaatst of dat de spuit tijdens het gebruik is aangeraakt,
bijvoorbeeld doordat de gebruiker de spuitklem heeft geopend, of als de zuiger het contact met de
zuigerknop verliest.
Als er geen aanwijsbare oorzaak is voor de alarmmelding(en) CONTROLEER SPUIT, moet het
klinisch gebruik van de pomp worden beëindigd en moet de pomp worden onderzocht door
bevoegd onderhoudspersoneel zoals beschreven in de technische onderhoudshandleiding van de
Alaris-spuitpomp.
LAGE ACCUSPANNING De accuspanning is laag en de accu kan nog 30 minuten functioneren. De accu-indicator knippert en
na 30 minuten geeft een continu geluidsalarm aan dat de accu leeg is. Om de infusie voort te zetten,
moet u de pomp aansluiten op de netvoeding en de interne accu opladen.
LEGE ACCU De interne accu is leeg. Sluit de pomp aan op de netvoeding.
BIJNA LEGE SPUIT De spuit op de pomp is bijna leeg. Deze waarde kan worden geconfigureerd.
LEGE SPUIT De spuit op de pomp is leeg. In de spuit blijft een vooraf ingesteld volume achter om de kans
op infusie van luchtbellen in de set zo klein mogelijk te maken. Deze waarde kan worden
geconfigureerd.
TITREER NIET BEVESTIGD De infusiesnelheid is gewijzigd, maar is niet bevestigd. Er zijn 2 minuten* verstreken zonder enige
activiteit. Druk op de
c-toets om het alarm te onderdrukken, druk vervolgens op de OPHEFFEN
-softkey om deze mededeling te wissen en het alarm te stoppen. Controleer de infusiesnelheid en
bevestig dit door een druk op de b-toets of op de h-toets om terug te keren naar de vorige
snelheid. Druk op de b-toets om de infusie te starten. (Dit alarm gaat alleen af als de optie
Snelheid titreer ingeschakeld is.)
UITVAL NETSPANNING De netspanning is losgekoppeld en de pomp werkt op de accu. Als dit zich voordoet terwijl de pomp
aan het infunderen is, zal de mededeling CONTINUEER INFUNDEREN worden weergegeven.
Sluit de pomp weer aan op de netspanning en druk op de
c-toets om het alarm stil te zetten en
verder te werken via de accu. Het alarm stopt automatisch zodra de pomp weer is aangesloten op de
netvoeding.
Foutcode en melding Het alarmsysteem heeft een interne storing geconstateerd. Noteer de code van de storing.
Stel de pomp buiten gebruik en laat deze nakijken door een gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
ATTENTIE (met “3 pieptonen”) Als de pomp langer dan 2 minuten* op pauze staat zonder het infunderen te starten, zullen er drie
pieptonen klinken (in het logboek ook wel TERUGROEP genoemd). Druk op de
c-toets om
het alarm nog 2 minuten te onderdrukken*. U kunt de c-toets ook ingedrukt houden tot de
3 pieptonen klinken; hierdoor wordt het waarschuwingsalarm gedurende 60 minuten op
stand-by gezet.
Kleur van de alarmindicator Voorkomende alarmen
ORANJE UITVAL NETSPANNING; BIJNA LEGE SPUIT; AANDACHT; TITREER NIET BEVESTIGD; LAGE
ACCUSPANNING.
ROOD Alle overige alarmen.
*Configureerbare optie.
1000DF00401 Uitgave 6
27/48
Alaris® PK -spuitpomp
Meldingen
Meldingen
Display Beschrijving en handleiding Problemen oplossen
DOSIS ZOU OVERSCHRIJDEN De infusiesnelheid is op een waarde gezet die een soft alert overschrijdt. Controleer de
infusieinstelling. Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN door
op de JA-softkey te drukken, als u de infusie op de ingestelde snelheid wilt voortzetten. Als
LIMIET OVERSCHRIJDEN niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de snelheid aan,
zodat deze onder de soft alert ligt.
DOSIS ONDER De infusiesnelheid is op een waarde gezet die onder een soft alert ligt. Controleer de
infusieinstelling. Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN door
op de JA-softkey te drukken, als u de infusie op de ingestelde snelheid wilt voortzetten. Als
LIMIET OVERSCHRIJDEN niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de snelheid aan,
zodat deze boven de soft alert ligt.
DOSIS NIET TOEGESTAAN De infusiesnelheid is boven een harde limiet ingesteld. Controleer de infusieinstelling en pas
de snelheid aan tot de vereiste snelheid.
DOEL ZOU OVERSCHRIJDEN Het doel is op een waarde gezet die een soft alert overschrijdt. Controleer de infusieinstelling.
Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN door op de JA-
softkey te drukken, als u de infusie met de ingestelde doelwaarde wilt voortzetten. Als
LIMIET OVERSCHRIJDEN niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de snelheid aan,
zodat deze onder de soft alert ligt.
BOLUS DOSIS BOVEN De bolusdosis is op een waarde gezet die een soft alert overschrijdt. Controleer de
bolusinstelling. Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN door
op de JA-softkey te drukken, als u verder wilt gaan met de bolus. Als LIMIET OVERSCHRIJDEN
niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de dosis aan, zodat deze onder de soft alert
ligt.
BOLUS DOSIS ONDER De bolusdosis is op een waarde gezet die onder een soft alert ligt. Controleer de
bolusinstelling. Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens LIMIET OVERSCHRIJDEN door
op de JA-softkey te drukken, als u verder wilt gaan met de bolus. Als LIMIET OVERSCHRIJDEN
niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de dosis aan, zodat deze boven de soft alert
ligt.
BOLUS DOSIS NIET TOEGESTAAN De bolusdosis is boven een harde limiet ingesteld. Controleer de bolusinstelling en pas deze
aan tot de juiste vereiste dosis.
GEWICHT BUITEN LIMIET Het gewicht van de patiënt is op een waarde gezet die boven of onder een soft alert
ligt. Controleer de gewichtsinstelling. Druk op de
b-knop en bevestig vervolgens
LIMIET OVERSCHRIJDEN door op de JA-softkey te drukken, als u verder wilt gaan. Als
LIMIET OVERSCHRIJDEN niet nodig is, drukt u op de NEE-softkey en past u de waarde aan,
zodat deze binnen de grenzen ligt.
SNELHEID NIET TOEGESTAAN De infusiesnelheid is boven een harde limiet ingesteld. Controleer de infusieinstelling en pas
de snelheid aan tot een geschikte vereiste snelheid.
1000DF00401 Uitgave 6
28/48
Alaris® PK -spuitpomp
Geconfigureerde opties
Geconfigureerde opties
Deze paragraaf bevat een lijst configureerbare opties. Sommige kunnen via het configuratiemenu van de pomp (beschikbaar in de
Technicusmodus) worden ingevoerd en andere via de Alaris® PK-editorsoftware.
Voer de toegangscode voor Geconfigureerde opties in op de Alaris® PK-spuitpomp. Raadpleeg de handleiding Technisch onderhoud
voor meer gegevens.
w
Toegangscodes mogen alleen door gekwalificeerd technisch personeel worden ingevoerd.
Gebruik de Alaris® PK-editor om algemene opties, de geneesmiddelenlijst en -eenheden die voor elk profiel zijn ingeschakeld te
configureren en om de spuitmerken en -modellen die geactiveerd moeten worden te configureren.
Klokinstelling
1. Selecteer KLOKINSTELLING uit het menu Geconfigureerde opties met behulp van de f-toetsen en druk op de OK-softkey.
2. Gebruik de
f-toetsen om de weergegeven datum aan te passen en druk op de VOLGENDE-softkey om naar het volgende
veld te gaan.
3. Als de juiste tijd en datum worden weergegeven, drukt u op de OK-softkey om terug te keren naar het menu Geconfigureerde opties.
Taal
Met behulp van deze optie kan de taal van de mededelingen die op het display van de pomp worden weergegeven, worden ingesteld.
1. Selecteer TAAL uit het menu Geconfigureerde opties met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey.
2. Gebruik de
f-toetsen om de taal te selecteren.
3. Nadat de gewenste taal is geselecteerd, drukt u op de SELECTEER-softkey om terug te keren naar het menu Geconfigureerde opties.
Contrast
Deze optie wordt gebruikt voor het instellen van het contrast op het display van de pomp.
1. Selecteer CONTRAST uit het menu Geconfigureerde opties met behulp van de
f-toetsen en druk op de OK-softkey.
2. Gebruik de
f-toetsen om de verhoudingswaarde van het contrast te selecteren. Het contrast van het display verandert
terwijl u door de getallen bladert.
3. Als de gewenste waarde is bereikt, drukt u op de OK-softkey om terug te keren naar het menu Geconfigureerde opties.
Alaris® PK-spuitpomp Algemene opties
1. Selecteer ALGEMENE OPTIES uit het menu Geconfigureerde opties met behulp van de f-toetsen en druk op de OK-
softkey.
2. Selecteer de optie die u wilt inschakelen/uitschakelen of aanpassen en druk op de AANPASSEN-softkey.
3. Als alle gewenste wijzigingen zijn doorgevoerd, drukt u op de STOP-softkey.
4. Selecteer nu de volgende configuratieoptie uit het menu of schakel de pomp UIT, waarna deze desgewenst weer ingeschakeld kan
worden.
NC AANGESLOTEN Schakelt het verpleegkundigenalarm in (hardwareoptie).
NC OMGEKEERD Als deze optie is ingeschakeld, wordt de oproep verpleegkundigenalarm omgekeerd.
RS232 SELECTIE
Stelt de communicatie op de pomp in op gebruik van RS232 (hardwareoptie). De optie NC (verpleegkundigenalarm)
AANGESLOTEN dient te worden ingeschakeld om RS232 te kunnen inschakelen.
Uitschakelvolgorde
Voer de toegangscode voor de alternatieve uitschakelvolgorde in op de Alaris® PK-spuitpomp. Raadpleeg de handleiding Technisch
onderhoud voor meer gegevens.
w
Toegangscodes mogen alleen door gekwalificeerd technisch personeel worden ingevoerd.
INGESCHAKELD Wanneer de TCI of TIVA met voorspellende TCI draait, mag de pomp alleen worden uitgeschakeld door de infusie
te stoppen, NIEUWE OPERATIE in het optiemenu te kiezen en de selectie te bevestigen, waarna de pomp wordt
uitgeschakeld.
UITGESCHAKELD In de TCI of TIVA met voorspellende TCI mag de pomp worden uitgeschakeld nadat de pomp in de pauzestand is
gezet.
1000DF00401 Uitgave 6
29/48
Alaris® PK -spuitpomp
Geconfigureerde opties
Alaris® PK -editorsoftware - Pompconfiguratie
De volgende opties kunnen via de Alaris® PK -editorsoftware (op de pc) worden geconfigureerd, zie de gebruiksaanwijzing van de
Alaris® PK -editorsoftware (1000CH00016) voor details over wijziging van de profielconfiguraties.
Algemene pompconfiguratie
AC Fail Warning Het stroomstoringalarm kan hoorbaar of stil worden ingesteld als de verbinding met de netvoeding
wordt verbroken.
Audio Volume (Geluidsvolume) Het geluidsvolume van de pomp (hoog, gemiddeld of laag).
Auto Night Mode
(Nachtmodus)
Het hoofddisplay (achtergrondverlichting) wordt tussen 21:00 en 06:00 uur getemperd.
Battery Icon Indicator die de geschatte resterende accucapaciteit weergeeft.
Callback Time (Terugroeptijd) Past de tijdsduur aan voordat de pomp het terugroepalarm laat horen.
Event Log (Logboek) Het logboek kan zo worden ingesteld dat het op het hoofddisplay wordt weergegeven. Ook als het
logboek niet is geactiveerd, worden gebeurtenissen nog altijd geregistreerd.
Drug Override Mode Always - Voor alle wijzigingen die aan de dosissnelheid of doelconcentratie zijn aangebracht en
buiten de soft alerts van de editor liggen, is bevestiging vereist, voordat de infusie wordt gestart.
Smart - Bevestiging van de instelling is vereist voor de eerste dosissnelheid of doelconcentratie
die buiten de soft alerts van de editor is ingesteld. Voor volgende wijzigingen is geen bevestiging
vereist, totdat de dosissnelheid of doelconcentratie binnen de soft alerts van de editor is
bevestigd. Bovendien is er ook een bevestiging nodig voor alle wijzigingen in dosissnelheid of
doelconcentratie van boven een soft-alertmaximum naar onder een soft-alertminimum of van
onder een soft-alertminimum tot boven een soft-alertmaximum.
Pressure Default
(Standaarddruk)
Het standaard occlusiedrukalarmniveau.
Pressure Display
(Druk op display)
Hiermee wordt ingesteld of de drukinformatie op het hoofddisplay beschikbaar is.
Purge Rate (Purgeersnelheid) De tijdens het purgeren gebruikte snelheid.
Purge Volume Max Het maximaal toelaatbare purgeervolume.
Purge Syringe Prompt Functie waarbij de gebruiker gevraagd wordt de extensieset voor de start van de infusie te
purgeren.
Bolus
1
De bolusfunctie kan worden ingesteld op HANDS ON (MANUEEL) of HANDS FREE (HANDSFREE).
Bolus Rate Default
1
De standaard bolussnelheid.
Bolus Volume Default
1
Het standaard bolusvolume.
KVO Hiermee kan Keep Vein Open = Houd ader open (KVO) bij Lege spuit (EOI) in of uit worden
geschakeld.
KVO Rate (KVO-snelheid) Stelt de KVO-snelheid in waarop de pomp zal werken als de EOI is bereikt.
Near End of Infusion Time
(Bijna lege spuit)
Stelt de waarschuwingstijd Bijna lege spuit in als de tijd die resteert tot Lege spuit.
End of Infusion %
(Lege spuit %)
Stelt het Lege-spuitpunt in als een percentage van het spuitvolume.
Weight Default
2
Het standaardgewicht van de patiënt in kg.
Weight Minimum
2
Het minimumgewicht van de patiënt in kg. Dit is een soft alert en kan worden gepasseerd.
Weight Maximum
2
Het maximumgewicht van de patiënt in kg. Dit is een soft alert en kan worden gepasseerd.
Age Default
2
De standaardleeftijd van de patiënt in jaar.
Age Minimum
2
De minimumleeftijd van de patiënt in jaar. Dit is een soft alert en kan worden gepasseerd.
Age Maximum
2
De maximumleeftijd van de patiënt in jaar. Dit is een soft alert en kan worden gepasseerd.
w
De goedgekeurde gegevensset bevat per profiel configureerbare optiewaarden.
1
De bolusconfiguraties worden uitsluitend gebruikt als de Alaris® PK-spuitpomp in de ml/u-modus wordt gebruikt. Als er een
geneesmiddel wordt geselecteerd, worden de eigen configuratieinstellingen van dat geneesmiddel gebruikt.
2
Ofschoon er een standaard en Soft Limits voor leeftijd en gewicht kunnen worden ingesteld, kan het werkelijk te selecteren bereik
worden beperkt door het gekozen geneesmiddel en model.
1000DF00401 Uitgave 6
30/48
Alaris® PK -spuitpomp
Geconfigureerde opties
Alaris® PK -editorsoftware - Profiel geneesmiddelen
De volgende geneesmiddelparameters kunnen uitsluitend met de Alaris® PK -editorsoftware (op de pc) worden geconfigureerd,
en deze worden geraadpleegd als de Alaris® PK-spuitpomp gebruikt wordt terwijl er een geneesmiddelnaam geselecteerd is.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de Alaris® PK -editorsoftware (1000CH00016) voor details over de configuratie van de profiel
geneesmiddelenlijst.
TCI - deze opties worden alleen weergegeven als er aan het geselecteerde geneesmiddel een TCI-model is
gekoppeld.
Clinical Trial Indicator Moet worden ingesteld, zodat de Alaris® PK-spuitpomp vaststelt dat er onder
verantwoordelijkheid van de onderzoeker van een klinisch studieprotocol een
geselecteerd geneesmiddel/model wordt gebruikt. Specifiek voor te publiceren studies
en als het geneesmiddel in de voorschrijfgegevens niet verwijst naar de geselecteerde
TCI-toedienings modus of als de parameterselectie ervan afwijkt.
TIVA Predictive Mode Only Laat alleen geneesmiddelen toe met een gekoppeld TCI-model voor gebruik in de
voorspellende TIVA-modus.
Default DoelConcentratie De geboden standaarddoelconcentratie wanneer het geneesmiddel geselecteerd wordt.
Enable Effect Site Targeting Schakel de beoogde effectlocatieconcentratie in als het aan het geneesmiddel gekoppeld
model dit ondersteunt.
Enable Target Swapping Maak het wisselen tussen de beoogde plasma- en effectlocatieconcentratie mogelijk als
het aan het geneesmiddel gekoppelde model beide modi ondersteunt.
Enable TIVA/TCI Switching Maakt wisselen tussen de TIVA -en TCI-modus mogelijk.
Target Soft Alert Max Stelt het soft-alertmaximum voor de doelconcentratie in.
Default Decrement Concentration Stelt de standaard afname voor de doelconcentratie in.
TIVA-inductieparameters
Induction ON/OFF Schakelt de inductiefase van het TIVA-protocol in of uit.
Dosing Units De doseringseenheden voor de inductie. Deze kunnen gebaseerd zijn op het gewicht van
de patiënt.
Default Dose De geboden standaardinductiedosis.
Default Induction Time Stelt de standaardinductietijd in.
Soft Alert Min De inductiewaarde waaronder een overschrijdbevestiging vereist is.
Soft Alert Max De inductiewaarde waarboven een overschrijdbevestiging vereist is.
Hard Limit Max De maximaal toegestane inductiedosis.
Pause After Induction Schakelt een pauze na de inductie in of uit.
TIVA-onderhoudsparameters
Dose Rate Units De eenheden voor de onderhoudssnelheid.
Default Dose Rate De standaard onderhoudsdosis.
Soft Alert Min De onderhoudsdosissnelheid waaronder een overschrijdbevestiging vereist is.
Soft Alert Max De onderhoudsdosissnelheid waarboven een overschrijdbevestiging vereist is.
Hard Limit Max De maximaal toegestane onderhoudsdosissnelheid.
TIVA-bolusparameters
Bolus Type Bepaalt zo nodig de bolusactiviteit.
Default Rate De standaard bolussnelheid.
Dosing Units De doseringseenheden voor de bolus. Deze kunnen gebaseerd zijn op het gewicht van
de patiënt.
Default Dose (uitsluitend HANDSFREE) De geboden standaardbolus.
Soft Alert Min (uitsluitend HANDSFREE) De bolusdosiswaarde waaronder een overschrijfbevestiging vereist is.
Soft Alert Max (uitsluitend HANDSFREE) De bolusdosiswaarde waarboven een overschrijfbevestiging vereist is.
Hard Limit Max (uitsluitend HANDSFREE) De maximaal toegestane bolusdosis.
Occlusiealarmen
Occlusion Alarm Pressure Het standaard occlusiealarmniveau.
Desensitise Threshold Rate De infusiesnelheid die, wanneer deze in de TCI-modus wordt overschreden, ervoor zorgt
dat de occlusiedetectie wordt gedesensibiliseerd.
Concentratielimieten
Minimum Concentration De minimum geneesmiddelconcentratie.
Maximum Concentration De maximum geneesmiddelconcentratie.
1000DF00401 Uitgave 6
31/48
Alaris® PK -spuitpomp
Geconfigureerde opties
Standaard geneesmiddel profiellijst
De volgende geneesmiddelparameters zijn in de pomp geprogrammeerd.
Diprivan 1% Diprivan 2% Remifentanil Remifentanil TIVA* Sufentanil
Model Marsh Marsh Minto n.v.t. Gepts
Min concentratie 10 mg/ml 20 mg/ml 20 µg/ml 20 µg/ml 0,2 µg/ml
Max concentratie 10 mg/ml 20 mg/ml 50 µg/ml 250 µg/ml 5,0 µg/ml
Standaardinductie 1,0 mg/kg 1,0 mg/kg 1,0 µg/kg 1,0 µg/kg 0,15 µg/kg
Soft max. inductie 2,5 mg/kg 2,5 mg/kg 1,5 µg/kg 1,5 µg/kg 00,5 µg/kg
Hard max. inductie 4,0 mg/kg 4,0 mg/kg 2,0 µg/kg 2,0 µg/kg 2,0 µg/kg
Inductie tijd 30s 30s 45s 45s 45s
Standaardonderhoud 8 mg/kg/u 8 mg/kg/u 0,2 µg/kg/min 0,2 µg/kg/min 0,1 µg/kg/u
Soft max. onderhoud 14 mg/kg/u 14 mg/kg/u 1 µg/kg/min 1 µg/kg/min 1 µg/kg/u
Hard max. onderhoud 20 mg/kg/u 20 mg/kg/u 2 µg/kg/min 2 µg/kg/min 2 µg/kg/u
Standaard bolussnelheid 1200 ml/u 600 ml/u 600 ml/u 600 ml/u 1200 ml/u
Standaardbolus 1,0 mg/kg 1,0 mg/kg 1,0 µg/kg 1,0 µg/kg 0,15 µg/kg
Soft max. bolus 2,5 mg/kg 2,5 mg/kg 1,5 µg/kg 1,5 µg/kg 1,0 µg/kg
Hard max. bolus 5,0 mg/kg 5,0 mg/kg 2,0 µg/kg 2,0 µg/kg 2,0 µg/kg
Standaard doelconc. 4,0 µg/ml 4,0 µg/ml 3,0 ng/ml 0,15 ng/ml
Soft max. doelconc. 10 µg/ml 10 µg/ml 8,0 ng/ml 1,0 ng/ml
Hard max. doelconc. 15 µg/ml 15 µg/ml 20 ng/ml 2,0 ng/ml
Afnameconc. 1 µg/ml 1 µg/ml 1 ng/ml 0,05 ng/ml
Infusiesnelheidslimieten 1200 ml/u 600 ml/u 1200 ml/u 1200 ml/u 1200 ml/u
*Aan dit geneesmiddel is geen model gekoppeld, daarom kan het niet worden gebruikt in de TCI-modus.
w
De standaardwaarden zijn ontleend aan publicaties en beoordelingen door deskundigen en worden uitsluitend
als referentie verstrekt. Aanbevolen wordt de waarden te controleren om te verzekeren dat zij voldoen aan het
ziekenhuisprotocol, voordat de infusie wordt gestart of een getitreerde waarde wordt bevestigd.
1000DF00401 Uitgave 6
32/48
Alaris® PK -spuitpomp
Specificaties
Specificaties
Infusiespecificaties
Als onderdeel van de configuratie kan de maximale infusiesnelheid worden ingesteld.
0,1ml/u - 150ml/u 5ml-spuiten
0,1ml/u - 300ml/u 10ml-spuiten
0,1ml/u - 600ml/u 20ml-spuiten
0,1ml/u - 900ml/u 30ml-spuiten
0,1ml/u - 1200ml/u 50ml-spuiten
Het geïnfundeerd volumebereik is 0,0 ml – 9990 ml.
Bolusspecificaties
De geselecteerde maximumsnelheden worden hieronder weergegeven
150ml/u 5ml-spuiten
300ml/u 10ml-spuiten
600ml/u 20ml-spuiten
900ml/u 30ml-spuiten
1200ml/u 50ml-spuiten
Het standaardbolusvolume kan worden ingesteld als onderdeel van de configuratie.
Minimum: 0,1ml
Maximum 100,0ml
Stappen van 0,1 ml; standaard 5,0 ml
Tijdens BOLUS worden de druklimietalarmen tijdelijk op het maximale niveau ingesteld.
Kritisch volume
De bolus die kan optreden als er een enkele interne storing optreedt met een 50 ml-spuit is: Maximale overinfusie – 0,87 ml
Purgeerspecificaties
De purgeersnelheid is beperkt tot de maximale snelheid van de spuit en kan als onderdeel van de configuratie worden ingesteld.
100 ml/u – 500 ml/u.
Het purgeervolumebereik is 0,5 ml – 5 ml.
Tijdens PURGEER worden de druklimietalarmen tijdelijk op het maximale niveau ingesteld.
Einde-spuitsnelheid
Stop, KVO (0,1 ml/u tot 2,5 ml/u), of de ingestelde snelheid als deze lager is dan KVO.
Bijna lege spuit-alarm
5 min tot einde infusie of 10% van het spuitvolume, al naar gelang wat minder is.
Lege spuit (EOI)-alarm
0,5% van spuitvolume
Maximale pomp druklimiet
Highest alarm level 1000mmHg (nominal at L-10)
Occlusienauwkeurigheid (% van volledige schaal)*
Druk mmHg
L-0
circa 50mmHg
L-3
circa 300mmHg
L-5
circa 500mmHg
L-10
circa 1000mmHg
Temp. 23°C ±18% ±21% ±23% ±28%
* - Gebruik van de meest gebruikte 50 ml-spuiten onder normale omstandigheden (95% betrouwbaarheid / 95% van de pompen).
1000DF00401 Uitgave 6
33/48
Alaris® PK -spuitpomp
Specificaties
Systeemnauwkeurigheid (continue modus ml/u en TIVA)
Volumetrisch gemiddelde +/- 2% (nominaal).
Capaciteitsverlaging - Temperatuur +/- 0,5% (5 – 40 ºC) Hoge snelheden +/- 2,0% (snelheden > spuitvolume/u bijv. > 50 ml/u in
een 50 ml-spuit.)
w
Normaal gesproken is de systeemnauwkeurigheid +/- 2% per volume, gemeten met behulp van de trompetcurve-
testmethode zoals aangegeven in IEC/EN60601-2-24 bij snelheden van 1,0 ml/u (23ºC) en hoger, bij gebruik van
de pomp met de aanbevolen spuiten. Waarschuwing: De nauwkeurigheid van het infusievolume kan bij waarden
van onder de 1,0 ml/u niet gegarandeerd worden. Verschillen in factoren als afmeting en zuigerkracht in erkende
spuiten kunnen variaties veroorzaken in nauwkeurigheid en trompetcurves. Zie ook de sectie 'Trompetcurves' in deze
handleiding.
Elektrische classificatie
Klasse I product. Continu-moduswerking, transporteerbaar
Specificaties accu
Oplaadbaar, geseald NiMH. Wordt automatisch opgeladen als de pomp is aangesloten op de netvoeding.
De gemiddelde accutijd indien volledig opgeladen bij 5 ml/u en 23 °C ± 2 °C onder normale omstandigheden bedraagt 6 uur*
*95% lagere betrouwbaarheidsinterval van 5 uur 50 minuten
Wanneer de accu helemaal leeg is, duurt het 2½ uur tot deze tot 90% is geladen.
In de TCI-modus kan met een volledig geladen accu ten minste een volle spuit worden geïnfundeerd.
Handhavingscapaciteit geheugen
Het elektronische geheugen van de pomp blijft ten minste 6 maanden gehandhaafd als de pomp niet wordt gestart.
Type zekering
2 x T 1,25A, langzaam doorbrandend.
Netvoeding
115 - 230 VAC, 50 - 60 Hz, 20 VA (nominaal).
Afmetingen
310 mm (b) x 121 mm (h) x 200 mm (d).
Gewicht
2,7 kg (exclusief elektriciteitskabel).
Bescherming tegen binnendringing van vloeistof
IPX1 - Beschermd tegen verticaal vallende waterdruppels.
Alarmcondities
Aandrijving ontgrendeld Occlusie Attentie (Verpleegkundigenalarm)
Controleer spuit Bijna lege spuit Lege spuit
Lage accuspanning Lege accu Uitval netspanning
Titreer niet bevestigd Interne storing Concentratie niet toegestaan
Dosis zou overschrijden Doel zou overschrijden Dosis onder
Dosis niet toegestaan Bolusdosis niet toegestaan Snelheid niet toegestaan
Bolusdosis onder Bolusdosis boven Gewicht buiten limiet
Omgevingsspecificaties
Bedrijfstemperatuur +5°C - +40°C
Relatieve vochtigheid voor gebruik 20% - 90%
Atmosferische werkdruk 700hPa - 1060hPa
Transport en opslagtemperatuur -30°C - +50°C
Transport en relatieve vochtigheid opslag 10% - 95%
Transport en atmosferische druk opslag 500hPa - 1060hPa
Elektrische/mechanische veiligheid
Voldoet aan IEC/EN60601-1 en IEC/EN60601-2-24.
EMC
Voldoet aan IEC/EN60601-1-2 en IEC/EN60601-2-24.
1000DF00401 Uitgave 6
34/48
Alaris® PK -spuitpomp
Erkende spuiten
Erkende spuiten
De pomp is gekalibreerd en gelabeld voor gebruik met disposable Luer lock-spuiten voor eenmalig gebruik. Gebruik uitsluitend spuiten
van het type en met de afmeting zoals aangegeven op het pompdisplay. De volledige lijst met toegestane types spuiten is afhankelijk
van de softwareversie van de pomp.
5ml 10ml 20ml 30ml 50ml
IVAC®
ü
AstraZeneca*
ü
B Braun Omnifix*
ü ü ü ü ü
B Braun Perfusor*
ü ü
BD Perfusion*
ü
BD Plastipak*
ü ü ü ü ü
BD Precise*
ü ü
Codan*
ü ü ü ü
Codan Perfusion*
ü
Fresenius Injectomat*
ü ü
Monoject
2*
ü ü ü ü ü
Pentaferte*
ü ü ü ü
Rapiject
1*
ü
Terumo*
ü ü ü ü ü
1
- De Rapiject 50 ml spuit is een specifieke spuit met een cilinder met grote diameter. Ter voorkoming van het onbedoeld losraken moet
de infusielijn te allen tijde bevestigd zijn met behulp van de haak voor de infusieset - zie de paragraaf Het plaatsen van een spuit.
2
- Ξ TYCO / Healthcare KENDALL - MONOJECT.
w
Om het risico op onjuiste informatie over het type spuit te minimaliseren, wordt aanbevolen dat enkel spuittypen die
beschikbaar zijn in het ziekenhuis, worden geconfigureerd op de pomp.
w
CareFusion heeft een reeks spuiten gekenmerkt zoals vermeld in de tabel ‘Erkende spuiten. CareFusion kan de
voortdurende nauwkeurigheid van het systeem van deze erkende spuiten* niet garanderen, aangezien de fabrikant
de voor het systeem essentiële spuitspecificatie zonder voorafgaande kennisgeving kan wijzigen.
Onderhevig aan het bovenstaande geldt dat luer lock-spuiten van het merk BD kunnen worden bevestigd als BD
Plastipak-spuiten doordat er geen significante afwijking in afmetingen bestaat.
In geen geval kan CareFusion verantwoordelijk worden gesteld voor schade van welke aard dan ook, inclusief maar
niet beperkt tot directe of indirecte schade, speciale schade, gevolgschade of incidentele schade die voortvloeit uit of
verband houdt met het gebruik van spuiten die niet in de tabel 'Erkende spuiten' worden vermeld.
1000DF00401 Uitgave 6
35/48
Alaris® PK -spuitpomp
Bijbehorende producten
Bijbehorende producten
Het Alaris® Gateway werkstation Het Alaris® DS docking station
1000DF00401 Uitgave 6
36/48
Alaris® PK -spuitpomp
Compatibele extensiesets
Compatibele extensiesets
De pomp gebruikt standaard disposable extensiesets en spuiten met Luer lock-connectors voor eenmalig gebruik. De gebruiker is
verantwoordelijk voor verificatie van de geschiktheid van een gebruikt product als dit niet door CareFusion werd aanbevolen.
20038E
3-weg extensieset met 3 SmartSite®-
naaldvrije kleppen, laag vulvolume, 13 cm
20062E
3-weg extensieset met 3 SmartSite®-
naaldvrije kleppen en een keerklep, 16 cm
MFX 2271
2-wegset met antisifonklep en keerklep,
210 cm
MFX 2270
3-wegset met 2 antisifonkleppen en
keerklep, 210 cm
MFX 2290
3-wegset met 2 antisifonkleppen en
keerklep, laag vulvolume, 209 cm
MFX 2291
2-wegset met antisifonklep en keerklep,
laag vulvolume, 209 cm
MFX 2284
3-wegkraantje (blauw) met extensie,
100 cm
MFX 2280E
3-wegkraantje met extensie en
SmartSite®-naaldvrije klep, 10 cm
20061E
Y-extensieset met 2 SmartSite®-naaldvrije
kleppen, 18 cm
MFX 2233E
3-weg extensieset met 2 keerkleppen,
SmartSite®-naaldvrije klep en klem, laag
vulvolume, 10 cm
MFX 2260
Extensieset met antisifonklep, 200 cm
2309E
Aanpriknaald zak met SmartSite®-
naaldvrije klep en keerklep
2205E
Flaconadapter met SmartSite®-naaldvrije
klep, voor 20 mm flacons
MFX 2293
Extensieset met keerklep, 14 cm.
Vulvolume: 0,9 ml
G40720
Laag absorberende inwendig met PE beklede extensieset met klem 200 cm
G40615
Laag absorberende PE-extensieset 150 cm
G40215
Extensieset, opaak pvc, 150 cm
30262E
Extensieset met 2 SmartSite®-naaldvrije-kleppoorten, 102 cm
G40015
Standaard pvc-extensieset, 150 cm.
Vulvolume: 2,6 ml
G40020B
Standaard pvc-extensieset, 200 cm.
Vulvolume: 1,5 ml
G40320
Standaard witte pvc-extensieset, 200 cm.
Vulvolume: 3,6 ml
G40620
Polyethyleen extensieset, 200 cm.
Vulvolume: 1,6 ml
w
Voor beschikbaarheid kunt u contact opnemen met uw lokale CareFusion, Alaris®-productvertegenwoordiger
aangezien continu nieuwe sets worden ontwikkeld voor onze klanten.
Aanbevolen wordt de extensiesets te verwisselen overeenkomstig de gebruiksaanwijzing. Lees voor gebruik de
bij de extensieset behorende gebruiksaanwijzing zorgvuldig door.
Onthoud dat deze tekeningen niet op schaal zijn.
1000DF00401 Uitgave 6
37/48
Alaris® PK -spuitpomp
Onderhoud
Onderhoud
Routine Onderhoudsprocedures
Om een blijvend goede werkingsconditie van de pomp te waarborgen is het belangrijk dat deze wordt schoongehouden en dat de
hieronder beschreven routine-onderhoudsprocedures worden uitgevoerd.
Interval Regelmatige onderhoudsprocedure
Volgens het ziekenhuisbeleid
Reinig de externe oppervlakken van de pomp grondig vóór en na een lange periode van
opslag.
Elk gebruik
1. Inspecteer de voedingsstekker en de voedingskabel op schade.
2. Inspecteer behuizing, toetsenbord en plunger op schade.
3. Controleer of zelftest bij opstarten correct werkt.
Voordat de pomp bij een nieuwe
patiënt wordt gebruikt en wanneer
nodig
Maak de pomp schoon door deze af te nemen met een pluisvrije doek die enigszins met
warm water en een normale desinfecterende oplossing of normaal reinigingsmiddel is
bevochtigd.
w
Als de pomp valt, beschadigd wordt, blootgesteld wordt aan overmatige vochtigheid of hoge temperaturen, dient
deze onmiddellijk buiten gebruik te worden gesteld voor onderzoek door een gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Alle preventieve en correctieve onderhoudswerkzaamheden en dergelijke activiteiten moeten worden uitgevoerd
op een daarvoor geschikte locatie en overeenkomstig de verstrekte informatie. CareFusion is op geen enkele wijze
verantwoordelijk in het geval één van deze handelingen wordt uitgevoerd in strijd met de door CareFusion verstrekte
instructies of informatie. Raadpleeg de technische onderhoudshandleiding van het product (TSM) voor instructies
voor preventief en correctief onderhoud.
Alle preventieve en corrigerende onderhoudswerkzaamheden en alle dergelijke activiteiten moeten worden
uitgevoerd door een gekwalificeerde onderhoudsmonteur overeenkomstig de TSM.
w
Raadpleeg de handleiding Technisch onderhoud voor kalibratieprocedures. De meeteenheden die voor de
kalibratieprocedure worden gebruikt, zijn standaard SI (het internationale Eenhedensysteem)-eenheden.
Werking van de accu
Door de interne, oplaadbare accu kan de pomp blijven werken als er geen netspanning beschikbaar is, bijvoorbeeld als de patiënt wordt
vervoerd of als de stroom uitvalt. Gemiddelde tijd totdat accu leeg is in volledig opgeladen toestand bij 5 ml/u en 20 °C onder normale
omstandigheden*. Als het alarm aangeeft dat de accu bijna leeg is, duurt het ongeveer 2½ uur voordat de accu tot 90% is opgeladen na
aansluiting op de netspanning, ongeacht of de pomp in gebruik is.
De accu is een onderhoudsvrije, gesealde nikkelmetaalhydride en heeft geen routineonderhoud nodig. Voor een optimale werking
echter moet de accu voorafgaand aan en tijdens opslag met een regulier interval van 3 maanden en na volledige ontlading volledig
worden opgeladen.
Na verloop van tijd neemt het vermogen van de accu lading vast te houden, af. Aangezien het vasthouden van lading van essentieel
belang is, moet de interne accu elke 3 jaar worden vervangen.
Wij raden u aan de accu alleen door een gekwalificeerde onderhoudsmonteur te laten vervangen. Voor meer informatie over het
vervangen van de accu verwijzen wij naar de handleiding Technisch onderhoud.
Het batterijpakket dat in deze Alaris®-spuitpomp wordt gebruikt, is vervaardigd door CareFusion en bevat een gepatenteerde PCB
(printplaat) die speciaal is ontworpen voor de Alaris®-spuitpomp. In combinatie met de Alaris®-spuitpompsoftware, regelt deze het
gebruik, het opladen en de temperatuur van de batterijen. Gebruik van batterijpakketten die niet zijn vervaardigd door CareFusion in
de Alaris®-spuitpomp is op eigen risico. CareFusion biedt geen garantie op batterijpakketten die niet door CareFusion zijn vervaardigd,
en raadt het gebruik hiervan af. De productgarantie van CareFusion is niet van toepassing indien de Alaris®-spuitpomp beschadigd is,
voortijdig versleten is, defect is of anderszins niet juist functioneert ten gevolge van het gebruik van een batterijpakket dat niet door
CareFusion is vervaardigd.
*95% lagere betrouwbaarheidsinterval van 5 uur 50 minuten
1000DF00401 Uitgave 6
38/48
Alaris® PK -spuitpomp
Onderhoud
Reiniging en opslag
Alvorens de pomp te gebruiken bij een nieuwe patiënt en periodiek tijdens gebruik dient de pomp gereinigd te worden door deze af te
nemen met een pluisvrije doek, bevochtigd met warm water en een standaard desinfecterend middel/ reinigingsmiddel.
Gebruik de volgende desinfecterende soorten niet:
Desinfectantia die corrosief zijn voor metalen mogen niet worden gebruikt, zoals onder andere:
NaDcc (zoals Presept),
Hypochlorieten (zoals Chlorosol),
Aldehyden (zoals Cidex),
Kationische surfactanten (zoals benzalkoniumchloride).
Mengsel van alcohol en chemicaliën met kationische surfactanten > 1% chloorkoolwaterstoffen (zoals Amberclens)
Het gebruik van jodium (zoals Betadine) veroorzaakt oppervlakteverkleuringen.
Geconcentreerde reinigingsmiddelen op basis van isopropylalcohol kunnen plastic onderdelen afbreken.
Aanbevolen reinigingsmiddelen zijn:
Merk Concentratie
Hibiscrub 20% (v/v)
Virkon 1% (w/v)
De volgende producten zijn getest en acceptabel bevonden voor gebruik op de pomp indien gebruikt volgens de richtlijnen van de
betreffende fabrikant.
Warm water met zeep
Mild schoonmaakmiddel in water (bijv. Young’s Hospec)
40% isopropylalcohol in water
Chlor-Clean
Clinell Sporicidal-doekjes
Hibiscrub
Tristel Fuse-zakjes
Tristel Trio-doekjessysteem
Tuffie 5-doekje
Virkon Disinfectant
Virusolve+ (gereed voor gebruik)
Virusolve+ (doekjes)
w
Voordat u de pomp schoonmaakt moet u deze altijd UIT schakelen en de stekker uit het stopcontact halen. Zorg dat
er nooit vloeistof in de behuizing komt en voorkom dat er zich teveel vocht verzamelt op de pomp. Gebruik geen
agressieve schoonmaakmiddelen, aangezien deze het uitwendige oppervlak van de pomp kunnen beschadigen. Niet
stoomautoclaveren, niet steriliseren met ethyleenoxide en de pomp niet onderdompelen in vloeistof.
Indien de pomp zichtbaar barsten of schade aan de behuizing vertoont, reinig hem dan niet en neem hem onmiddellijk
buiten gebruik, zodat hij door een bevoegde technicus kan worden nagekeken.
De spuit en de extensiesets zijn disposable onderdelen voor eenmalig gebruik en moeten na gebruik worden afgevoerd volgens de
instructies van de fabrikant.
Als de pomp voor een langere periode wordt opgeslagen, dient deze eerst te worden gereinigd en moet de interne accu volledig
worden opgeladen. Sla de pomp op in een schone, droge atmosfeer bij kamertemperatuur en gebruik als bescherming de originele
verpakking, als u die nog hebt.
Tijdens de opslag moeten elke 3 maanden functietests worden gedaan volgens de beschrijving in de handleiding Technisch onderhoud
en moet de interne accu volledig worden opgeladen.
Afvoer
Informatie voor gebruikers over de afvoer van elektrische en elektronische apparatuur
Dit
U-symbool op het product en/of bijbehorende documenten duidt erop dat gebruikte elektrische en elektronische producten niet
op dezelfde wijze mogen worden afgevoerd als huishoudelijk afval.
Als u elektrische en elektronische apparatuur wilt afvoeren, dient u contact op te nemen met het plaatselijke CareFusion-kantoor of de
distributeur voor aanvullende informatie.
Het op de juiste wijze afvoeren van dit product draagt bij aan de conservering van waardevolle middelen en voorkomt een potentieel
nadelig effect op de volksgezondheid en het milieu wat het resultaat zou kunnen zijn van een onjuiste afvalverwerking.
Informatie over afvoer in landen buiten de Europese Unie.
Dit symbool is uitsluitend geldig binnen de Europese Unie. Dit product dient te worden afgevoerd met inachtneming van
milieufactoren. Ter voorkoming van risicos en gevaren moeten de interne, oplaadbare accu en de nikkelmetaalhydride-accu uit het
controlepaneel worden gehaald en worden afgevoerd volgens de landelijk geldende regelgeving. Alle overige onderdelen kunnen op
veilige wijze worden afgevoerd volgens de plaatselijke regelgeving.
1000DF00401 Uitgave 6
39/48
Alaris® PK -spuitpomp
Occlusie druklimieten
Occlusie druklimieten
Tijd tot alarmering na occlusie wordt bereikt in minder dan 30 minuten bij snelheden van 1 ml/u en hoger met de juiste keuze van
occlusieniveaus.
De volgende grafieken tonen de typische waarden voor tijd tot alarmering en bolusvolume welke verwacht kunnen worden bij een
occlusie als een BD Plastipak 50 ml-spuit is geselecteerd met een G40020B standaardextensieset.
Tijd tot alarmering -1,0 ml/uur Tijd tot alarmering -5,0 ml/uur
uu:min
normaal
uu:min
normaal
Occlusieniveau Occlusieniveau
Bolusvolume
ml
normaal
Occlusieniveau
Bij tests met een laag alarmniveau wordt soms onmiddellijk alarm gegeven - de kracht is bij een laag niveau in het algemeen lager dan
de frictie in de spuit (zonder additionele vloeistofdruk). Het gevolg hiervan is dat de druk die samenhangt met de lage kracht minder is
dan de nominaal aangegeven occlusiedruk.
1000DF00401 Uitgave 6
40/48
Alaris® PK -spuitpomp
Specificatie IrDA, RS232 en verpleegkundigenalarm
Specificatie IrDA, RS232 en verpleegkundigenalarm
De functie IrDA / RS232/ verpleegkundigenalarm
De IrDA (of de optionele functie RS232 / verpleegkundigenalarm) is een functie op de Alaris® -spuitpompen die het mogelijk maakt dat
de pomp wordt aangesloten op een pc of op andere Alaris®-spuitpompen. Hierdoor kunnen gegevens worden overgedragen tussen de
Alaris®-spuitpomp en een pc of een andere Alaris® -spuitpomp.
w
De interface voor verpleegkundigenalarm fungeert als afstandsondersteuning van het interne geluidsalarm. De
functie mag niet worden gebruikt ter vervanging van de monitoring van het interne alarm.
Raadpleeg de handleiding Technisch onderhoud voor meer informatie over de RS232-interface. Omdat het mogelijk
is de spuitpomp met behulp van de RS232-interface op enige afstand van de pomp te besturen en dus op afstand
van de patiënt, ligt de verantwoordelijkheid voor de besturing van de pomp bij de software die draait op het
computerbesturingssysteem.
Het is aan de gebruiker van het apparaat om te beoordelen of de software die in de klinische omgeving wordt gebruikt
voor het aansturen of ontvangen van data van de pomp, geschikt is. Deze software moet het losraken of een andere
storing van de RS232-kabel kunnen constateren. Dit protocol wordt gedetailleerd beschreven in de handleiding
Technisch Onderhoud en dient uitsluitend ter informatie.
Alle analoge en digitale componenten die worden aangesloten moeten voldoen aan IEC/EN60950 voor dataprocessing
en IEC/EN60601 voor medische apparatuur. Iedereen die extra onderdelen op de signaal-input en-output aansluit, is
een systeemconfigurator en is er verantwoordelijk voor dat wordt voldaan aan de eisen van systeemstandaard IEC/
EN60601-1-1.
IrDA
Baudsnelheid 38,4 kBaud
Startbits 1 startbit
Databits 8 databits
Pariteit Geen pariteit
Stopbits 1 stopbit
1000DF00401 Uitgave 6
41/48
Alaris® PK -spuitpomp
Specificatie IrDA, RS232 en verpleegkundigenalarm
Aansluitgegevens RS232/ verpleegkundigenalarm
Specificatie verpleegkundigenalarm -
Connector D Type - 9 pins
TXD/RXD EIA RS232-C-standaard
Bereik TXD-uitgangsspanning Minimum: -5 V (mark), +5 V (ruimte)
Normaal: -7 V (mark), +7 V (ruimte) met 3KΩ-lading naar aarde
Bereik RXD-ingangsspanning -30V - +30V max.
Drempelwaarden RXD Input Laag: 0,6 V minimum
Hoog: 3,0 V maximum
Weerstand RXD Input 3kΩ minimum
Activeren Actief, Laag:-7 V tot -12 V
- activeert het geïsoleerde RS232
-schakelschema.
Actief, Hoog:+7 V tot +12 V
Inactief: Wisselend/open circuit, maakt het mogelijk dat het geïsoleerde
RS232-schakelschema uitschakelt
Isolering aansluiting/pomp 1.5kV (gelijk- of wisselstroompiek)
Baudsnelheid 38,4 kBaud
Startbits 1 startbit
Databits 8 databits
Pariteit Geen pariteit
Stopbits 1 stopbit
Relaiscontacten
verpleegkundigenalarm
Pinnen 1, 8 + 9, 30 V gelijkstroom, 1A waarde
Normale aansluitgegevens -
1. Verpleegkundigenalarm (relais) normaal gesloten (NC C)
2. Verzenden gegevens (TXD) output
3. Ontvangen gegevens (RXD) input
4. Voeding input (DSR)
5. Aarding (GND)
6. Niet gebruikt
7. Voeding input (CTS)
8. Verpleegkundigenalarm (relais) normaal geopend (NC O)
9. Verpleegkundigenalarm (relais) Normaal (NC COM)
1000DF00401 Uitgave 6
42/48
Alaris® PK -spuitpomp
Trompetcurves en opstartcurves
Trompetcurves en opstartcurves
Evenals bij alle andere infusiesystemen veroorzaken de werking van het pompmechanisme en variaties in de individuele spuiten bij
deze pomp kortetermijnfluctuaties in de nauwkeurigheid van de infusiesnelheid.
De volgende curves geven op twee manieren de kenmerkende werking van het systeem weer: 1) het vertraagd op gang komen van
de vloeistofstroom wanneer de infusie wordt opgestart (opstartcurves) en 2) de gemeten nauwkeurigheid van de vloeistofafgifte over
verschillende tijdsperioden (trompetcurves).
In de opstartcurves wordt de continue flow afgezet tegen de bedrijfstijd vanaf de start van de infusie. Uit deze curves blijkt dat de
vloeistof als gevolg van mechanische compliantie niet onmiddellijk wordt afgegeven en de curves vormen een visuele representatie van
uniformiteit. De trompetcurves zijn afgeleid van het tweede uur van deze gegevens. De tests zijn uitgevoerd volgens de IEC/EN60601-2-
24-standaard.
De trompetcurves danken hun naam aan hun karakteristieke vorm. Zij geven discrete gegevens weer die zijn gemiddeld over bepaalde
tijdsperioden of observatievensters’; in de curves worden geen continue gegevens afgezet tegen de bedrijfstijd. Gedurende lange
observatievensters hebben kortetermijnfluctuaties weinig effect op de nauwkeurigheid zoals die wordt weergegeven door het
vlakke deel van de curve. Als het observatievenster verkleind wordt, hebben kortetermijnfluctuaties een groter effect; dit blijkt uit het
‘mondstuk’ van de trompet.
Kennis van de systeemnauwkeurigheid over verschillende observatievensters kan van belang zijn wanneer bepaalde geneesmiddelen
worden toegediend. Kortetermijnfluctuaties in de nauwkeurigheid van de snelheid kunnen, afhankelijk van de halfwaardetijd van
het geneesmiddel dat wordt toegediend, een klinische impact hebben en daarom kan het klinische effect niet worden afgeleid uit de
trompetcurves alleen.
w
De opstart- en trompetcurves hoeven niet indicatief te zijn voor de werking onder negatieve druk.
Verschillen in factoren als afmeting en zuigerkracht van erkende spuiten die door andere fabrikanten worden geproduceerd,
kunnen variaties veroorzaken in de nauwkeurigheid en trompetcurves in vergelijking met de hier weergegeven curves.
U kunt schriftelijk aanvullende curves voor erkende spuiten aanvragen.
Voor toepassingen waarbij flowuniformiteit van belang is, worden snelheden van 1,0 ml/u of hoger aanbevolen.
Opstarttrend. BD Plastipak 50 ml @ 0,1 ml/u Trompetcurve. BD Plastipak 50 ml @ 0,1ml/u
Snelheid (ml/u)
Fout (%)
Tijd (minuten) Observatievenster (minuten)
Maximumfout Minimumfout Lineair gemiddelde = +4,5%
Opstarttrend. BD Plastipak 50 ml @ 1,0ml/u Trompetcurve. BD Plastipak 50 ml @ 1,0ml/u
Snelheid (ml/u)
Fout (%)
Tijd (minuten) Observatievenster (minuten)
Maximumfout Minimumfout Lineair gemiddelde = -1,8%
Opstarttrend. BD Plastipak 50 ml @ 5,0 ml/u Trompetcurve. BD Plastipak 50 ml @ 5,0 ml/u
Snelheid (ml/u)
Fout (%)
Tijd (minuten) Observatievenster (minuten)
Maximumfout Minimumfout Lineair gemiddelde = -0,1%
1000DF00401 Uitgave 6
43/48
Alaris® PK -spuitpomp
Profielen van de TCI-modus
Profielen van de TCI-modus
Bij een beoogde doelconcentratie in de TCI-modus berekent de Alaris® PK-spuitpomp automatisch het flowsnelheidsprofiel via het voor
het gekozen geneesmiddel specifieke farmacokinetische/farmacodynamische model. Deze sectie van de gebruiksaanwijzing is bedoeld
om de geprofileerde infusie en de prestatienauwkeurigheid te verduidelijken die door de TCI-pomp bereikt wordt.
De inductiebolus en onderhoudssnelheden worden getoond vóór het starten van de titratie. Als de infusie gestart wordt of nadat de
doelconcentratie (plasma of effectlocatie) door titratie is verhoogd, levert de pomp eerst een bolusdosis via een typisch korte infusie
met hoge snelheid. Na voltooiing van deze bolus schakelt de pomp onmiddellijk over op een lagere onderhoudssnelheid (wanneer
de plasmadoelmodus wordt gebruikt) of pauzeert de pomp enige tijd voordat hij overschakelt op een lagere onderhoudssnelheid
(wanneer de effectlocatiedoelmodus wordt gebruikt). Zodra de onderhoudsfase is bereikt, veroorzaakt een vermindering van de
doelconcentratie (plasma of effectlocatie) normaal gesproken een verlaging van de infusiesnelheid tot nul totdat de voorspelde plasma-
(of effectlocatie-) concentratie de nieuwe doelwaarde verlaagt.
De Alaris® PK-spuitpomp werkt om de 10 seconden het farmacokinetische model bij dat de plasma- (of effect-) concentratievoorspelling
en de infusiesnelheid aanstuurt. De grafiek van de infusiesnelheid, die wordt getoond op pagina 43, is gemeten in overeenstemming
met het protocol dat wordt beschreven in de norm IEC60601-2-24
1
waarbij de gegevensbemonsteringperiode is teruggebracht van 30
naar 10 seconden.
De pomp lost de farmacokinetische/farmacodynamische algoritmen dusdanig op dat de doelconcentratie (plasma of effectlocatie) zo
snel en accuraat mogelijk wordt bereikt. De gebruiker moet echter wel rekening houden met de beperkingen van het fysieke systeem
bij het bereiken van de doelconcentratie (plasma of effect), zoals:
De grens aan de flowsnelheid die het infusiepompmechanisme toelaat;
De grens aan de flowsnelheid die de spuitgrootte toelaat;
De patiënt/geneesmiddeldosisbeperking volgens het voorschrift dat de veiligheid van de toediening verzekert;
De variatie in de individuele patiëntrespons bij het bereiken van de plasma-(of effect-) concentratie;
De modelspecifieke maximale snelheid.
De prestatie van de Alaris® PK-spuitpomp kan pas echt worden beoordeeld als de volumetrische fout, dat is het verschil tussen
het daadwerkelijke geïnfundeerde volume en het voorspelde geïnfundeerde volume, is berekend. In de prestatiegrafieken,
zoals weergegeven op pagina 43, heeft de Alaris® PK-spuitpomp in de TCI-modus over een periode van één uur een gemiddelde
volumetrische nauwkeurigheid die beter is dan ±5%
2
.
Door het volume van het flowsnelheidsprofiel van de Alaris® PK-spuitpomp te meten en vervolgens in een omgekeerd farmacokinetisch
model in te voeren, kan de voorspelde plasma- (of effect-) concentratie uit de flowsnelheid worden berekend. Dit wordt geïllustreerd
op pagina 44, waar u de typische prestatie van het systeem kunt zien, uitgezet tegen de wijzigingen in de doelplasma- (of effect-)
concentratie voor een typerend, geïdealiseerd profiel. Voor hetzelfde beoogde profiel resulteert de afwijking van de voorspelde
plasmatische (of effect-) concentratie (terugberekend uit het verkregen volume) ten opzichte van de verwachte ideale plasma- (of
effect-) concentratie, uit de volumetrische onnauwkeurigheid van het systeem (pomp en spuit). De Alaris® PK-spuitpomp kan de
voorspelde plasma- (of effect-) concentratie herleiden tot binnen ±5%
2
van de waarde die over een periode van één uur berekend is
door het farmacokinetische model. Onnauwkeurigheden in de flowsnelheden en de opstartvertragingen kunnen de nauwkeurigheid
van de voorspelde plasma- (of effect-) concentratie verminderen, met name als hoge concentraties geneesmiddelen in de spuit worden
gebruikt in combinatie met een grote spuit en lage doelconcentraties in het plasma (of op de effectlocatie), omdat de zuigerbeweging
van de spuit in de loop van de tijd (proportioneel aan de nauwkeurigheid van de flowsnelheid) aanzienlijk afneemt.
w
Bij een bepaalde geneesmiddelconcentratie is de volumetrische fout proportioneel aan de fout in de dosissnelheid.
Kennis van de systeemnauwkeurigheid gedurende verschillende tijdsintervallen kan van belang zijn voor de
beoordeling van het effect van de toediening van geneesmiddelen met een korte halfwaardetijd. Onder deze
omstandigheden kan een kortetermijnfluctuatie in de infusiesnelheid een klinisch effect hebben dat niet kan worden
bepaald aan de hand van de prestatieprofielen die in de afbeeldingen hieronder worden weergegeven. Over het
algemeen zal de volumetrische fout toenemen bij lage inductie- en onderhoudssnelheden, die voor kunnen komen
bij het gebruik van spuiten met een groot volume, hoge concentraties in de spuit, een laag gewicht van de patiënt
en lage doelconcentraties (plasma of effect). Voor toepassingen waarbij de systeemnauwkeurigheid van belang is,
wordt het gebruik van onderhoudssnelheden van minder dan 1,0 ml/u niet aanbevolen. De grootte van de spuit,
de geneesmiddelconcentratie /-verdunning en doelconcentratie (plasma of effect) moeten dienovereenkomstig
worden geselecteerd, om te verzekeren dat de onderhoudssnelheid boven de ondergrens uitstijgt.
De prestatiegrafieken die ter illustratie in dit gedeelte zijn opgenomen, hebben betrekking op Diprivan (concentratie van 1% ); Diprivan
(concentratie van 2%), Remifentenil (concentratie van 50 µg/ml) en Sufentanil (concentratie van 5 µg/ml) en dienen ter vergelijking. Als
illustratie van het effect dat de spuitgrootte heeft op de systeemprestatie wordt Remifentenil (concentratie van 50 µg/ml) weergegeven
met een 50 ml, respectievelijk een 5 ml spuit.
De getoonde doelconcentraties (plasma of effect) dienen uitsluitend ter illustratie.
Opmerking:
1
IEC60601-2-24: Specifieke eisen voor de veiligheid van infusieapparaten;
2
95% betrouwbaarheid / 95% populatie.
1000DF00401 Uitgave 6
44/48
Alaris® PK -spuitpomp
Profielen van de TCI-modus
infusiesnelheid vs doel concentratie
Diprivan 1% Marsh-model BD 50 ml spuit Diprivan 2% Marsh-model BD 50 ml spuit
Leeftijd patiënt: 40 jaar
Gewicht patiënt: 60 kg
Concentratie geneesmiddel: 10 mg/ml
Volumetrische nauwkeurigheid: +0,1%
Leeftijd patiënt: 40 jaar
Gewicht patiënt: 60 kg
Concentratie geneesmiddel: 20 mg/ml
Volumetrische nauwkeurigheid: -0,4%
Snelheid (ml/u)
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
1200
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.
0
1.
0
2.
0
3.
0
4.
0
5.
0
6.
0
7.
0
8.0
Doelplasma concentratie (µg/ml)
Snelheid (ml/u)
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
550
600
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.
0
1.
0
2.
0
3.
0
4.
0
5.
0
6.
0
7.
0
8.0
Doelplasma concentratie (µg/ml)
Tijdsinterval (minuten) Tijdsinterval (minuten)
Remifentanil Minto-model BD 5 ml spuit Remifentanil Minto-model BD 50 ml spuit
Leeftijd patiënt: 75 jaar
Gewicht patiënt: 65 kg
Lengte patiënt: 175 cm
Geslacht patiënt: Man
Concentratie geneesmiddel: 50 µg/ml
Volumetrische nauwkeurigheid: -0,2%
Leeftijd patiënt: 75 jaar
Gewicht patiënt: 65 kg
Lengte patiënt: 175 cm
Geslacht patiënt: Man
Concentratie geneesmiddel: 50 µg/ml
Volumetrische nauwkeurigheid: -1,6%
Snelheid (ml/u)
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.
0
0.
5
1.
0
1.
5
2.
0
2.
5
3.
0
3.
5
4.0
Doelplasma concentratie (ng/ml)
Snelheid (ml/u)
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.
0
0.
5
1.
0
1.
5
2.
0
2.
5
3.
0
3.
5
4.0
Doelplasma concentratie (ng/ml)
Tijdsinterval (minuten) Tijdsinterval (minuten)
Sufentanil Gepts-model BD 50 ml spuit
(Plasma doel)
Concentratie geneesmiddel: 5,0 µg/ml
Volumetrische nauwkeurigheid: +3,0%
Snelheid (ml/u)
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
220
240
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.00
0.05
0.10
0.15
0.20
0.25
0.30
0.35
0.40
Doelplasma concentratie (ng/ml)
Tijdsinterval (minuten)
1000DF00401 Uitgave 6
45/48
Alaris® PK -spuitpomp
Profielen van de TCI-modus
voorspeld vs ideaal Concentratie
Diprivan 1% Marsh-model BD 50 ml spuit Diprivan 2% Marsh-model BD 50 ml spuit
Leeftijd patiënt: 40 jaar
Gewicht patiënt: 60 kg
Concentratie geneesmiddel: 10 mg/ml
Plasma concentratienauwkeurigheid: +0,2%
Leeftijd patiënt: 40 jaar
Gewicht patiënt: 60 kg
Concentratie geneesmiddel: 20 mg/ml
Plasma concentratienauwkeurigheid: -0,3%
Voorspelde plasma concentratie (ng/ml)
0.
0
1.
0
2.
0
3.
0
4.
0
5.
0
6.
0
7.
0
8.0
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.0
1.0
2.0
3.0
4.0
5.0
6.0
7.0
8.0
Ideale plasma concentratie (µg/ml)
Voorspelde plasma concentratie (ng/ml)
0.
0
1.
0
2.
0
3.
0
4.
0
5.
0
6.
0
7.
0
8.0
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.0
1.0
2.0
3.0
4.0
5.0
6.0
7.0
8.0
Ideale plasma concentratie (µg/ml)
Tijdsinterval (minuten) Tijdsinterval (minuten)
Remifentanil Minto-model BD 5ml spuit Remifentanil Minto-model BD 50 ml spuit
Leeftijd patiënt: 75 jaar
Gewicht patiënt: 65 kg
Lengte patiënt: 175 cm
Geslacht patiënt: Man
Concentratie geneesmiddel: 50 µg/ml
Plasma concentratienauwkeurigheid: +0,2%
Leeftijd patiënt: 75 jaar
Gewicht patiënt: 65 kg
Lengte patiënt: 175 cm
Geslacht patiënt: Man
Concentratie geneesmiddel: 50 µg/ml
Plasma concentratienauwkeurigheid: +0,5%
Voorspelde plasma concentratie (ng/ml)
0.
0
0.
5
1.
0
1.
5
2.
0
2.
5
3.
0
3.
5
4.0
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
Ideale plasma concentratie (µg/ml)
Voorspelde plasma concentratie (ng/ml)
0.
0
0.
5
1.
0
1.
5
2.
0
2.
5
3.
0
3.
5
4.0
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
Ideale plasma concentratie (µg/ml)
Tijdsinterval (minuten) Tijdsinterval (minuten)
Sufentanil Gepts Model BD 50ml Syringe
Concentratie geneesmiddel: 5,0 µg/ml
Plasma concentratienauwkeurigheid: +3,1%
Voorspelde plasma concentratie (ng/ml)
0.00
0.05
0.10
0.15
0.20
0.25
0.30
0.35
0.40
0510 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
0.00
0.05
0.10
0.15
0.20
0.25
0.30
0.35
0.40
Ideale plasma concentratie (µg/ml)
Tijdsinterval (minuten)
1000DF00401 Uitgave 6
46/48
Alaris® PK -spuitpomp
Reserveonderdelen
Reserveonderdelen
Een uitgebreide lijst van reserveonderdelen voor deze pomp vindt u in de handleiding Technisch onderhoud
De handleiding Technisch onderhoud (1000SM00001) is nu in elektronische vorm verkrijgbaar via het World Wide Web:
www.carefusion.co.uk/alaris-technical/
Voor toegang tot onze handleidingen is een gebruikersnaam en wachtwoord nodig. Voor de juiste gegevens om in te kunnen loggen
kunt u contact opnemen met uw plaatselijke klantenservice.
Onderdeelnummer Omschrijving
1000SP01122 Intern accupak
1001FAOPT91 Elektriciteitskabel - Verenigd Koninkrijk
1001FAOPT92 Elektriciteitskabel - Europa
1000DF00401 Uitgave 6
47/48
Alaris® PK -spuitpomp
Contactadressen voor onderhoud
Contactadressen voor onderhoud
Voor onderhoud kunt u contact opnemen met uw plaatselijke filiaal of de distributeur.
AE DE HU PT
CareFusion,
PO Box 5527,
Dubai, United Arab Emirates.
CareFusion,
Tullastr. 8-12
69126 Heidelberg,
Deutschland.
CareFusion,
Döbrentei tér 1,
H-1013 Budapest,
Magyarország.
CareFusion,
Avda. São Miguel, 296 Atelier 14
2775-751 Carcavelos, Lisboa
Portugal
Tel: (971) 4 28 22 842 Tel: (49) 6221 305 0 Tel: (36) 1 488 0232
Tel: (36) 1 488 0233
Tel: +351 219 152 593
Fax: (971) 4 28 22 914 Fax: (49) 6221 305 216 Fax: (36) 1 201 5987 Fax: +351 219 152 598
AU DK IT SE
CareFusion,
3/167 Prospect Highway,
PO Box 355
Seven Hills, NSW 2147,
Australia.
CareFusion,
Firskovvej 25 B,
2800 Lyngby,
Danmark.
CareFusion,
Via Ticino 4,
50019 Sesto Fiorentino,
Firenze, Italia.
CareFusion,
Marieviksgatan 25, Box 47204
117 43 Stockholm
Sverige
Tel: (61) 1800 833 372 Tlf. (45)70 20 30 74 Tél: (39) 055 30 33 93 00
Fax: (61) 1800 833 518 Fax. (45)70 20 30 98 Fax: (39) 055 34 00 24
BE ES NL US
CareFusion,
Erembodegem-Dorp 86
B-9320 Erembodegem
Belgium.
CareFusion,
Edificio Veganova,
Avenida de La Vega, nº1,
Bloque 1 - Planta 1,
28108 Alcobendas, Madrid,
España.
CareFusion,
De Molen 8-10,
3994 DB Houten,
Nederland.
CareFusion,
10020 Pacific Mesa Blvd.,
San Diego, CA 92121,
USA.
Tel: +32 (0) 2 267 38 99 Tel: (34) 902 555 660 Tel: +31 (0)30 2289 711 Tel: (1) 800 854 7128
Fax: +32 (0) 2 267 99 21 Fax: (34) 902 555 661 Fax: +31 (0)30 2289 713 Fax: (1) 858 458 6179
CA FR NO ZA
CareFusion,
235 Shields Court,
Markham,
Ontario L3R 8V2,
Canada.
CareFusion,
Parc d’affaire le Val Saint Quentin
2, rue René Caudron
78960 Voisins le Bretonneux
France
CareFusion,
Fjordveien 3
1363 HØVIK
Norge.
CareFusion,
Unit 2 Oude Molen Business Park,
Oude Molen Road, Ndabeni,
Cape Town 7405, South Africa.
Tel: (1) 905-752-3333 Tél: (33) 01 30 02 81 41 Tel: (47) 64 00 99 00 Tel: (27) (0) 860 597 572
Tel: (27) 21 510 7562
Fax: (1) 905-752-3343 Fax: (33) 01 30 02 81 31 Fax: (27) 21 5107567
CH FI NZ
BD Switzerland,
Terre-Bonne Business Park,
Building A4
Route de Crassier 17,
1262 Eysins
Switzerland
CareFusion,
Kuortaneenkatu 2,
00510 Helsinki
CareFusion,
14B George Bourke Drive,
Mt Wellington 1060,
PO Box 14-518,
Panmure 1741, Auckland,
New Zealand
Phone: ++41 21 556 3000 Tel: +358 207871 090 Tel: 09 270 2420
Freephone: 0508 422734
Fax : ++41 21 556 3099 Fax: 09 270 6285
CN GB PL
康尔福盛(上海)商贸有限公司
地址:上海市浦东新区张杨路
500号24楼E.F.G.H单元
BD,
1030 Winnersh Triangle,
Eskdale Road, Winnersh,
RG41 5TS
United Kingdom.
Becton Dickinson Polska Sp. z o.o.
ul. Osmańska 14
02-823 Warszawa
Polska.
电话:+86-21-60369369
4008788885
Tel: (44) 0800 917 8776 Tel: (48) 22 377 11 00
传真:+86-21-60369399
Fax: (48) 22 377 11 01 Rev. Q
1000DF00401 Uitgave 6
48/48
Alaris® PK -spuitpomp
Contactadressen voor onderhoud
Pagina opzettelijk leeg gelaten
carefusion.com
Alaris, Guardrails, IVAC en SmartSite zijn
geregistreerde handelsmerken van CareFusion
Corporation of een van haar filialen. Alle rechten
voorbehouden.
Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van
hun respectieve eigenaren.
©2018 CareFusion Corporation of een van haar
filialen. Alle rechten voorbehouden.
Dit document bevat eigendomsinformatie van
CareFusion Corporation of een van haar filialen
en de ontvangst of het in het bezit hebben
ervan geeft niet het recht de inhoud ervan te
reproduceren of een erin beschreven product
te produceren of te verkopen. Reproductie,
openbaarmaking of gebruik anders dan het
beoogde gebruik zonder de specifieke, schriftelijke
toestemming van CareFusion Corporation of een
van haar filialen is ten strengste verboden.
t
CareFusion Switzerland 317 Sarl,
A-One Business Centre, Z.A Vers –La-
Pièce n° 10, CH-1180, Rolle
EC REP
CareFusion UK 305 Ltd., The Crescent,
Jays Close, Basingstoke, Hampshire,
RG22 4BS, UK
1000DF00401 Uitgave 6
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50

BD Alaris™ PK -spuitpomp Handleiding

Type
Handleiding