BDDF00061 Uitgave 4
52/56
Alaris™ PK Plus-spuitpomp
Profielen van de TCI-modus
Profielen van de TCI-modus
Bij een beoogde doelconcentratie in de TCI-modus berekent de Alaris PK Plus-spuitpomp automatisch het flowsnelheidsprofiel via het voor
het gekozen geneesmiddel specifieke farmacokinetische/farmacodynamische model. Deze sectie van de gebruiksaanwijzing is bedoeld
om de geprofileerde infusie en de prestatienauwkeurigheid te verduidelijken die door de TCI-pomp bereikt wordt.
De inductiebolus en onderhoudssnelheden worden getoond vóór het starten van de titratie. Als de infusie gestart wordt of nadat
de doelconcentratie (plasma of effectlocatie) door titratie is verhoogd, levert de pomp eerst een bolusdosis via een typisch korte infusie
met hoge snelheid. Na voltooiing van deze bolus schakelt de pomp onmiddellijk over op een lagere onderhoudssnelheid (wanneer de
plasmadoelmodus wordt gebruikt) of pauzeert de pomp enige tijd voordat hij overschakelt op een lagere onderhoudssnelheid (wanneer
de effectlocatiedoelmodus wordt gebruikt). Zodra de onderhoudsfase is bereikt, veroorzaakt een vermindering van de doelconcentratie
(plasma of effectlocatie) normaal gesproken een verlaging van de infusiesnelheid tot nul totdat de voorspelde plasma- (of effectlocatie-)
concentratie de nieuwe doelwaarde verlaagt.
De Alaris PK Plus-spuitpomp herziet elke 10 seconden het farmacokinetische model dat de plasma- (of effect-)concentratievoorspelling
en de infusiesnelheid aanstuurt. De grafiek van de infusiesnelheid die wordt weergegeven in de concentratiegrafieken Infusiesnelheid vs.
doel is opgemaakt in overeenstemming met het protocol zoals beschreven in de norm IEC60601-2-24
1
, waarbij de steekproefperiode voor
gegevens is teruggebracht van 30 naar 10 seconden.
De pomp lost de farmacokinetische/farmacodynamische algoritmen dusdanig op dat de doelconcentratie (plasma of effectlocatie)
zo snel en accuraat mogelijk wordt bereikt. De gebruiker moet echter wel rekening houden met de beperkingen van het fysieke systeem
bij het bereiken van de doelconcentratie (plasma of effect), zoals:
• De grens aan de flowsnelheid die het infusiepompmechanisme toelaat;
• De grens aan de flowsnelheid die de spuitgrootte toelaat;
• De patiënt/geneesmiddeldosisbeperking volgens het voorschrift dat de veiligheid van de toediening verzekert;
• De variatie in de individuele patiëntrespons bij het bereiken van de plasma-(of effect-) concentratie;
• De modelspecifieke maximale snelheid.
De prestaties van de Alaris PK Plus-spuitpomp kunnen pas goed worden beoordeeld als de volumetrische afwijking, die het verschil vormt
tussen het daadwerkelijk geïnfundeerde volume en het voorspelde geïnfundeerde volume, wordt berekend. Voor de concentratiegrafieken
Infusiesnelheid vs. doel heeft de Alaris PK Plus-spuitpomp, over een periode van een uur, een gemiddelde volumetrische nauwkeurigheid in
TCI-modus van meer dan ± 5%
2
.
Door het volume van het door de Alaris PK Plus-spuitpomp geleverde flowsnelheidsprofiel te meten en de uitkomst vervolgens in een
omgekeerd farmacokinetisch model in te voeren, kan de voorspelde plasma- (of effect-)concentratie uit de stroomsnelheid worden berekend. Dit
wordt geïllustreerd in de concentratiegrafieken Voorspeld vs. ideaal, waarin de kenmerkende prestatie van het systeem is afgezet tegen
de wijzigingen in de doelplasma- (of effect-)concentratie voor een gangbaar, geïdealiseerd profiel. Voor hetzelfde beoogde profiel resulteert
de afwijking van de voorspelde plasmatische (of effect-) concentratie (terugberekend uit het verkregen volume) ten opzichte van de verwachte
ideale plasma- (of effect-) concentratie, uit de volumetrische onnauwkeurigheid van het systeem (pomp en spuit). De Alaris PK Plus-spuitpomp
kan de voorspelde plasma- (of effect-)concentratie herleiden tot binnen ±5%
2
van de waarde die over een periode van één uur berekend is door
het farmacokinetische model. Onnauwkeurigheden in de flowsnelheden en de opstartvertragingen kunnen de nauwkeurigheid van
de voorspelde plasma- (of effect-) concentratie verminderen, met name als hoge concentraties geneesmiddelen in de spuit worden gebruikt in
combinatie met een grote spuit en lage doelconcentraties in het plasma (of op de effectlocatie), omdat de zuigerbeweging van de spuit in
de loop van de tijd (proportioneel aan de nauwkeurigheid van de flowsnelheid) aanzienlijk afneemt.
w
Bij een bepaalde geneesmiddelconcentratie is de volumetrische fout proportioneel aan de fout in de dosissnelheid.
Kennis van de systeemnauwkeurigheid gedurende verschillende tijdsintervallen kan van belang zijn voor de
beoordeling van het effect van de toediening van geneesmiddelen met een korte halfwaardetijd. Onder deze
omstandigheden kan een kortetermijnfluctuatie in de infusiesnelheid een klinisch effect hebben dat niet kan
worden bepaald aan de hand van de prestatieprofielen die in de afbeeldingen hieronder worden weergegeven.
Over het algemeen zal de volumetrische fout toenemen bij lage inductie- en onderhoudssnelheden, die voor
kunnen komen bij het gebruik van spuiten met een groot volume, hoge concentraties in de spuit, een laag gewicht
van de patiënt en lage doelconcentraties (plasma of effect). Voor toepassingen waarbij de systeemnauwkeurigheid
van belang is, wordt het gebruik van onderhoudssnelheden van minder dan 1,0 ml/u niet aanbevolen.
De grafieken uit deze sectie hebben betrekking op Diprivan (1% concentratie); Diprivan (2% concentratie), Remifentenil (50 µg/ml
concentratie) en Sufentanil (5 µg/ml concentratie) worden ter vergelijking vermeld. Ter verduidelijking van het effect dat de maat spuit
heeft op de prestatie van het systeem is Remifentenil (50µg/ml concentratie) afgebeeld met respectievelijk een 50ml en 5ml spuit.
De getoonde targetplasma- (of effect-)concentraties dienen uitsluitend ter illustratie.
Opmerking:
1
IEC60601-2-24: Specifieke eisen voor de veiligheid van infusieapparaten;
2
95% betrouwbaarheid / 95% populatie.