Sony MDS-JE520 de handleiding

Categorie
Minidisc-spelers
Type
de handleiding
2
NL
Voorzorgsmaatregelen
Veiligheid
Mocht er een voorwerp of vloeistof in
het apparaat terecht komen, verbreek
dan de aansluiting op het stopcontact
en laat het apparaat eerst door een
deskundige controleren alvorens het
weer in gebruik te nemen.
Stroomvoorziening
Controleer, alvorens de minidisc-
recorder aan te sluiten, of de
bedrijfsspanning ervan overeenkomt
met de plaatselijk netspanning. De
bedrijfsspanning van het apparaat
staat vermeld op het naamplaatje dat
zich aan de achterzijde van het
apparaat bevindt.
Het systeem blijft op de stroombron
(netspanning) aangesloten zolang als
de stekker in het stopcontact zit, zelfs
indien het systeem zelf is
uitgeschakeld.
Trek de stekker uit het stopcontact
als u denkt de minidisc-recorder
geruime tijd niet te gebruiken. Om de
aansluiting van de stekker op het
stopcontact te verbreken, dient u de
stekker vast te pakken, trek nooit aan
het snoer zelf.
Als het nodig mocht zijn om het
netsnoer te vervangen, laat dit dan
door een erkende handelaar doen.
Probeer het netsnoer nooit zelf te
vervangen.
Bediening
Wanneer het apparaat rechtstreeks van
een koude in een warme omgeving
wordt gebracht, kan er op de lenzen in
de minidisc-recorder vocht uit de lucht
condenseren. Dan kan de minidisc-
recorder niet meer goed werken.
Verwijder in dit geval de minidisc en
wacht ongeveer een uur, met het
apparaat ingeschakeld, totdat het vocht
verdampt is.
Betreffende de minidisc
Open niet het schuifdeksel zodat het
gevoelige oppervlak van de minidisc
vrijkomt.
Voorkom blootstelling van de
minidisc aan fel zonlicht, hoge
temperaturen, vocht en stof.
WAARSCHUWING
Stel het apparaat niet bloot
aan regen of vocht, om gevaar
van brand of een elektrische
schok te voorkomen.
Open de behuizing niet, om
gevaar van elektrische
schokken te vermijden. Laat
reparaties over aan de erkende
vakman.
De laser in dit apparaat is in staat om
straling uit te zenden die de limiet
van klasse 1 overschrijdt.
Dit apparaat is geclassificeerd als een
KLASSE 1 laserproduct. Het CLASS 1
LASER PRODUCT MARKING LABEL
bevindt zich aan de achterkant van het
apparaat.
Binnenin het apparaat bevindt zich het
volgende label.
Voor de klanten in Nederland
Bij dit product zijn
batterijen geleverd.
Wanneer deze leeg zijn,
moet u ze niet
weggooien maar
inleveren als KCA.
IN GEEN ENKELE SITUATIE KAN
DE VERKOPER AANSPRAKELIJK
WORDEN GESTELD VOOR
DIRECTE SCHADE, SECUNDAIRE
SCHADE OF WAT VOOR SCHADE
DAN OOK, VOORTVLOEIEND UIT
GEBRUIK VAN HET APPARAAT
OF EEN DEFECT HIERIN, NOCH
VOOR HIERMEE SAMEN-
HANGENDE ONKOSTEN OF
VERLIEZEN.
Reinigen
Maak de ombouw, het voorpaneel en de
bedieningsorganen schoon met een
zachte doek, licht bevochtigd met water
en zonodig wat mild zeepsop. Gebruik
nooit een schuursponsje of
schuurmiddel, noch een oplosmiddel
zoals alkohol of wasbenzine, om de
afwerking van het apparaat niet te
beschadigen.
Als u vragen heeft omtrent de werking
of bediening van uw minidisc-recorder,
aarzel dan niet contact op te nemen met
uw dichtstbijzijnde Sony handelaar.
Welkom!
Dank u voor het aanschaffen van deze
Sony minidisc-recorder. Lees, alvorens
het apparaat in gebruik te nemen, de
gebruiksaanwijzing aandachtig door en
bewaar deze voor eventuele naslag.
Betreffende deze
gebruiksaanwijzing
Afspraken
De aanwijzingen in deze handleiding
beschrijven de toetsen en regelaars op
de minidisc-recorder; tevens kunt u
de toetsen op de afstandsbediening
gebruiken met dezelfde naam of
hetzelfde symbool; waar de naam
afwijkt, wordt deze in de
aanwijzingen tussen haakjes
genoemd.
De onderstaande symbolen worden in
deze gebruiksaanwijzing gebruikt:
Z
Dit symbool verschijnt bij
bedieningshandelingen
waarvoor u de
afstandsbediening nodig hebt.
z
Dit symbool markeert handige
tips die de bediening
vereenvoudigen.
NL
3
NL
INHOUDSOPGAVE
Voorbereidingen
Uitpakken ..............................................................................................................................4
Aansluiten van de installatie .............................................................................................4
Opnemen op een minidisc................................................................................................6
Afspelen van een minidisc ...............................................................................................8
Opnemen op minidiscs
Opmerkingen betreffende het opnemen..........................................................................9
Handige tips voor opname..............................................................................................10
Opnemen over bestaande muziekstukken heen ......................................................... 11
Instellen van het opnameniveau .................................................................................... 12
Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het opnemen ................................... 13
Veiligheids-opnamestart met zes seconden muziek uit het buffergeheugen
(Tijdmachine-opname) ................................................................................................. 14
Synchroon-opname met een gewenste geluidsbron
(Synchroon-muziekopname) ...................................................................................... 15
Synchroon-opname met een Sony CD-speler .............................................................. 16
Fading-in en out van de opname (In/uit-faden)......................................................... 17
Opnemen op een minidisc met behulp van een schakelklok .................................... 18
Afspelen van minidiscs
Informatie in het display ................................................................................................. 19
Opzoeken van het gewenste muziekstuk ..................................................................... 20
Opzoeken van de gewenste muziekpassage ................................................................ 21
Herhaaldelijk afspelen van muziekstukken................................................................. 22
Afspelen van muziekstukken in willekeurige volgorde (SHUFFLE weergave) ... 23
Afspelen van muziekstukken in een zelf gekozen volgorde
(PROGRAM weergave) ................................................................................................ 23
Nuttige tips voor het opnemen van minidiscs op cassette ........................................ 25
Fading-in en out van de weergave (In/uit-faden) ...................................................... 26
Weergave van een minidisc met behulp van een schakelklok ................................. 26
Inslapen met muziek ........................................................................................................ 27
Montage van opgenomen
Opmerkingen betreffende muziekmontage ................................................................. 28
Wissen van opnamen (ERASE functie) ......................................................................... 28
Wissen van een bepaalde passage (A-B wisfunctie) ................................................... 30
Onderverdelen van opgenomen muziekstukken (DIVIDE functie) ........................ 31
Samenvoegen van opgenomen muziekstukken (COMBINE functie) ..................... 32
Verplaatsen van opgenomen muziekstukken (MOVE functie) ................................ 33
Naamgeving van minidiscs en opgenomen muziekstukken (TITLE functie)........ 33
Ongedaan maken van de laatste wijziging (Correctie-functie) ................................ 37
Overige informatie
Foutmeldingen in het display......................................................................................... 38
Beperkingen van het systeem ......................................................................................... 38
Verhelpen van storingen ................................................................................................. 39
Technische gegevens ........................................................................................................ 40
Overzicht van het één-generatie kopieersysteem (“Serial Copy Management
System”) .......................................................................................................................... 41
Index.................................................................................................................................... 42
Overzicht van de instelmenu’s ....................................................................................... 44
Zelfdiagnose-functie......................................................................................................... 45
Voorbereidingen
4
NL
Aansluiten van de installatie
Overzicht
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de minidisc-
recorder kunt aansluiten op een versterker of op
andere audio-apparatuur, zoals een CD-speler of een
DAT cassettedeck. Zorg dat u, alvorens de
aansluitingen te maken, alle betrokken apparatuur
uitschakelt.
Wit
(L)
Rood
(R)
Wit
(L)
Rood
(R)
naar een stopcontact
(of naar een schakelklok,
voor schakelklok-opname
of -weergave)
çç
çç
ç: Signaalstroom
Welke aansluitsnoeren zijn er nodig?
Audio-aansluitsnoeren (bijgeleverd) (2)
Optische aansluitsnoeren (één bijgeleverd) (2)
Coaxiaal digitaal aansluitsnoer (niet bijgeleverd) (1)
ç
ç
ç
ç
ç
REC
OUT
TAPE
IN
DIGITAL
COAXIAL OUT
DIGITAL
OPTICAL OUT
DIGITAL
OPTICAL IN
LINE
R
L
DIGITAL
OUTIN
(ANALOG)
OUT
IN
OPTICAL
IN
COAXIAL
CD-speler, DAT
cassettedeck of
minidisc-recorder
U kunt twee
digitale
componenten
tegelijk
aansluiten.
Versterker
CD-speler
Uitpakken
Controleer of u het volgende toebehoren in de
verpakking aantreft:
Audio-aansluitsnoeren (2)
Optisch aansluitsnoer (1)
Afstandsbediening RM-D15M (1)
Sony R6 (AA-formaat) batterijen (2)
Plaatsen van de batterijen in de
afstandsbediening
U kunt deze minidisc-recorder bedienen via de
bijgeleverde afstandsbediening.
Plaats twee R6 (AA-formaat) batterijen in de
afstandsbediening en let hierbij goed op de plaats van
(+) en (–). Richt de afstandsbediening op de
afstandsbedieningssensor g van de minidisc-recorder.
z Wanneer moeten de batterijen vervangen worden?
Bij normaal gebruik gaan de batterijen ongeveer
6 maanden mee. Als u het apparaat niet langer meer op
afstand kunt bedienen, vervang dan beide batterijen
door nieuwe.
Opmerkingen
Laat de afstandsbediening nooit op een erg warme of
vochtige plaats liggen.
Zorg dat er geen vreemde voorwerpen in de
afstandsbediening terecht komen. Let hier vooral op
tijdens het verwisselen van de batterijen.
Stel de afstandsbediening niet bloot aan direct zonlicht of
andere sterke lichtbronnen. Dit kan de juiste werking
ervan verstoren.
Als u denkt de afstandsbediening geruime tijd niet te
gebruiken, kunt u de batterijen er beter uit verwijderen,
om schade als gevolg van batterijlekkage en corrosie te
vermijden.
Voorbereidingen
5
NL
Voorbereidingen
Opmerking
Als de optische aansluitsnoeren en/of het coaxiale digitale
aansluitsnoer niet juist zijn aangesloten, is het mogelijk dat
“Din Unlock” en “C71” beurtelings in het display zullen
verschijnen.
z Automatische omzetting van de digitale
bemonsteringsfrequenties tijdens opname
De ingebouwde bemonsteringsfrequentie-omzetter zal
automatisch de bemonsteringsfrequentie van uw
verschillende digitale geluidsbronnen omzetten in de
44,1 kHz bemonsteringsfrequentie van deze minidisc-
recorder. Dit stelt u in staat digitale opnamen te maken
van 32-kHz of 48-kHz DAT cassettes of satelliet-
uitzendingen, benevens CD’s en andere minidiscs.
Opmerking
Als “Din Unlock” en “C71” beurtelings in het display
verschijnen of “Cannot Copy” in het display verschijnt, is
opnemen via de digitale aansluiting niet mogelijk. In dat
geval kunt u de geluidsbron slechts opnemen via de LINE
(ANALOG) IN aansluitingen en dient u de INPUT
schakelaar hiervoor op “ANALOG” te zetten.
Aansluiten van het netsnoer
Steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact
of in de netuitgang van een schakelklok.
Aansluitingen
Aansluiten van de minidisc recorder op een
versterker
Sluit de versterker aan op de LINE (ANALOG) IN/
OUT aansluitingen met behulp van de (bijgeleverde)
audio-aansluitsnoeren en zorg dat de rode stekkers
(voor het rechter kanaal) in de rode stekkerbussen
worden gestoken en de witte stekkers (voor het linker
kanaal) in de witte stekkerbussen. Steek de stekkers
stevig en over de volle lengte in de stekkerbussen, om
ruis en brom te vermijden.
çç
çç
ç: Signaalstroom
Aansluiten van de minidisc-recorder op digitale
apparatuur, zoals een CD-speler, een DAT
cassettedeck, een digitale versterker of een andere
minidisc-recorder
Sluit de apparatuur aan op de DIGITAL OPTICAL IN/
OUT of DIGITAL COAXIAL IN aansluitingen met
behulp van twee optische aansluitsnoeren (waarvan er
één is bijgeleverd) en/of een coaxiaal digitaal
aansluitsnoer (niet bijgeleverd).
Bij gebruik van optische aansluitsnoeren
Verwijder de dopjes van de stekkerbussen en steek dan de
stekkers parallel erin totdat zij goed vastzitten.
Zorg ervoor dat u de optische aansluitsnoeren niet verbuigt
of samenbindt.
çç
çç
ç: Signaalstroom
Bij gebruik van een coaxiaal digitaal aansluitsnoer
çç
çç
ç: Signaalstroom
Minidisc-recorder
Versterker
Minidisc-recorder Digitale apparatuur
Minidisc-recorder
Digitale apparatuur
ç
Ç
L
R
L
R
LINE
(ANALOG)
OUTIN
TAPE / MD
INOUT
DIGITAL
OUTIN
OPTICAL
DIGITAL
OUT
ININ
OPTICAL
COAXIAL
ç
Ç
DIGITAL
COAXIAL
Ç
OUT
DIGITAL
OUT
ININ
OPTICAL
COAXIAL
Basisbediening
6
NL
1
Schakel de versterker in en stel in op de geluidsbron die u wilt
opnemen.
2
Druk op 1/u.
Het STANDBY spanningslampje gaat uit.
3
Steek een voor opnemen geschikte minidisc in de gleuf.
Als er al opnamen op de minidisc staan, zal de minidisc-
recorder automatisch met opnemen beginnen vanaf het
eind van het laatst opgenomen muziekstuk.
4
Zet INPUT in de stand voor de geluidsbron-aansluiting
waarvan u iets wilt opnemen.
Voor opnemen via Zet u de INPUT schakelaar op
DIGITAL OPTICAL IN OPT
DIGITAL COAXIAL IN COAX
LINE (ANALOG) IN ANALOG
5
Zet REC MODE in de stand die u voor opnemen wilt gebruiken.
Voor opnemen in Zet REC MODE*
1
op
Stereo-geluid STEREO
Mono-geluid*
2
MONO
*
1
Indien u de instelling van REC MODE verandert tijdens het opnemen of in
de opnamepauzestand, zal het opnemen stoppen.
*
2
Tijdens opnemen in mono kunt u ongeveer tweemaal zo lang opnemen als
tijdens opnemen in stereo.
Opnemen op een minidisc
Label-kant boven
Meeluisteren naar het geluid
tijdens opnemen
Zelfs indien u REC MODE op
“MONO” instelt, zal het geluid
dat u beluistert niet in mono
worden weergegeven.
Pijl naar binnen wijzend
±
REC
INPUT
MONO
PHONES
PHONE LEVEL
PLAY MODE
SCROLL
AMS
YES
MENU/
NO
TIMER
REC OFF PLAY
LEVEL/
DISPLAY/CHAR
REC MODE
p
0
)
r
MIN
MAX
·
§
OPT
EJECT
STANDBY
TIMEREPEAT
STEREO
FADER
CLEAR
COAX
ANALOG
PUSH ENTER
P
27
3
7
86
5
4
Basisbediening
7
NL
Basisbediening
6
Druk op r REC.
De minidisc-recorder is nu klaar voor opname.
7
Druk op LEVEL/DISPLAY/CHAR om het display te
veranderen, en draai dan AMS om het opnameniveau in te
stellen.
Voor nadere bijzonderheden, zie blz. 12 en 13.
8
Druk op · of P.
Nu begint het opnemen.
9
Start de weergave van de geluidsbron.
Trek nooit onmiddellijk na het opnemen de stekker van de minidisc-
recorder uit het stopcontact
Als u de stroomaansluiting verbreekt, kan het opgenomen materiaal niet naar
behoren op de minidisc worden vastgelegd. Na het opnemen mag u wel op
de § EJECT toets drukken om de minidisc eruit te nemen, of op de 1/u toets
om het apparaat uit te schakelen. In het display zal dan eerst even “TOC
Writing” gaan knipperen, om aan te geven dat de informatie op de minidisc
wordt bijgewerkt.
Nadat “TOC Writing” stopt met knipperen en uitgaat, kunt u de stekker uit
het stopcontact trekken.
Voor: Drukt u op
Stoppen met opnemen p
Pauzeren van de opname* P. Nogmaals drukken of op · drukken om het
opnemen te hervatten.
Uitnemen van de minidisc § EJECT, na afloop van het opnemen.
* Telkens wanneer u pauzeert, d.w.z. het opnemen onderbreekt, wordt het
muziekstuknummer met één verhoogd. Als u bijvoorbeeld het opnemen van
muziekstuk nummer 4 onderbreekt, zal de rest van het muziekstuk bij hervatting
het nummer 5 krijgen en als afzonderlijk muziekstuk gaan gelden.
Beveiligen van een minidisc tegen per ongeluk wissen
Om de opnamen op een minidisc te beveiligen, schuift u het nokje in de
richting van de pijl, zodat er een opening ontstaat. Om opnemen mogelijk te
maken, schuift u het nokje dicht.
Wispreventienokje
Schuif het nokje in de
richting van de pijl
Achterkant van de disc
Wanneer “TOC Writing” in het
display knippert
De minidisc-recorder is dan bezig
met bijwerken van de inhouds-
opgave (Table Of Contents). Op dit
moment mag u niet de stekker uit
het stopcontact trekken en niet
tegen de minidisc-recorder stoten.
De opgenomen muziek-informatie
wordt pas op de minidisc
vastgelegd wanneer u op de open/
sluittoets drukt om de minidisc
eruit te nemen, of wanneer u de
minidisc-recorder uitschakelt met
de 1/u schakelaar.
Basisbediening
8
NL
1
Schakel de versterker in en stel met de ingangskeuzeschakelaar
ervan in op minidisc-weergave.
2
Druk op 1/u.
Het STANDBY spanningslampje gaat uit.
3
Steek een bespeelde minidisc in de gleuf.
4
Druk op ·.
De weergave van de minidisc begint. Stel de geluidssterkte
naar wens in op de versterker.
Voor: Doet u het volgende:
Stoppen met afspelen Druk op p.
Pauzeren van de Druk op P. Druk nogmaals op deze
weergave toets of op · om de weergave te hervatten.
Doorgaan naar het Draai AMS naar rechts (of druk op +
volgende muziekstuk van de afstandsbediening).
Teruggaan naar het Draai AMS naar links (of druk op =
begin van het huidige of van de afstandsbediening).
voorafgaande muziekstuk
Uitnemen van de minidisc Druk op § EJECT nadat het afspelen is gestopt.
Afspelen van een minidisc
Pijl naar binnen wijzend
Labelkant boven
z In de stopstand kunt u
gemakkelijk een
muziekstuk kiezen en de
weergave ervan starten
1 Draai AMS (of druk op
= of + ) tot het
nummer van het weer te
geven muziekstuk wordt
aangegeven.
2 Druk op AMS of op · .
zLuisteren via een
hoofdtelefoon
Sluit de hoofdtelefoon aan op
de PHONES stekkerbus. Stel
de geluidssterkte naar wens
in met PHONE LEVEL .
z U kunt het niveau van de
analoge uitgangssignalen
naar de LINE (ANALOG) OUT
aansluitingen afstellen
1 Druk herhaaldelijk op
LEVEL/DISPLAY/CHAR
terwijl de minidisc-
recorder afspeelt, totdat
het display voor het
afstellen van de lijnuitgang
verschijnt.
2 Draai AMS (of druk op
LEVEL +/–) om het niveau
van de uitgangssignalen af
te stellen.
Opmerkingen
Het uitgangsniveau voor
de PHONES uitgang zal
ook veranderen.
Wanneer u de minidisc
eruit neemt of de minidisc-
recorder uitschakelt door
1/u in te drukken, wordt
het uitgangsniveau weer
op de aanvangswaarde
(0.0dB) ingesteld.
±
REC
INPUT
MONO
PHONES
PHONE LEVEL
PLAY MODE
SCROLL
AMS
YES
MENU/
NO
TIMER
REC OFF PLAY
LEVEL/
DISPLAY/CHAR
REC MODE
Pp
0
)
r
MIN
MAX
·
§
OPT
EJECT
STANDBY
TIMEREPEAT
STEREO
FADER
CLEAR
COAX
ANALOG
PUSH ENTER
234
9
NL
Opnemen op minidiscs
instelling gekozen in het 02 Instelmenu:
Al het opgenomen materiaal zal nu gelden als één
enkel muziekstuk.
Ook bij het opnemen van een analoge geluidsbron of
een digitale zoals een DAT cassette of een satelliet-
uitzending, kunt u wel muziekstuknummers
aanbrengen, “T.Mark LSyn” is gekozen in het 02
Instelmenu (zie “Aanbrengen van muziekstuk-
nummers tijdens het opnemen” op blz. 13).
Bij opnemen vanaf een DAT deck of satelliet-
uitzending, met de INPUT schakelaar ingesteld op
de juiste digitale ingang, zal de minidisc-recorder
automatisch een muziekstuknummer aanbrengen bij
elk punt waar de bemonsteringsfrequentie van het
ingangssignaal verandert, ongeacht de instelling in
het 02 Instelmenu.
z Zowel tijdens als na het opnemen kunt u
muziekstuknummers aanbrengen
Zie voor nadere bijzonderheden de beschrijving onder
“Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het
opnemen” (blz. 13), resp. “Onderverdelen van
opgenomen muziekstukken (DIVIDE functie)” (blz. 31).
Wanneer “TOC Writing” in het display knippert
De minidisc-recorder is dan bezig met bijwerken van
de inhoudsopgave (Table Of Contents). Op dit moment
mag u niet de stekker uit het stopcontact trekken en
niet tegen de minidisc-recorder stoten. De opgenomen
muziek-informatie wordt pas op de minidisc
vastgelegd wanneer u op de open/sluittoets drukt om
de minidisc eruit te nemen, of wanneer u de minidisc-
recorder uitschakelt met de 1/u schakelaar.
Deze minidisc-recorder werkt volgens het SCMS
één-generatie kopieersysteem (Serial Copy
Management System, zie blz. 41)
Minidiscs die zijn opgenomen via een digitale
ingangsaansluiting kunnen niet op digitale wijze, via
de digitale uitgangsaansluiting, worden gekopieerd of
overgespeeld op een andere minidisc of een DAT
cassette.
Bij opnemen en in de opnamepauzestand worden
digitale signalen die binnenkomen via de digitale
ingangsaansluitingen doorgegeven via de DIGITAL
OPTICAL OUT aansluiting met dezelfde,
oorspronkelijke bemonsteringsfrequentie.
Om een inkomend digitaal signaal voor het uitsturen
om te zetten naar een andere bemonsteringsfrequentie
(zonder het signaal op een minidisc op te nemen),
gebruikt u de ingangscontrolefunctie (zie blz. 10).
Opmerkingen betreffende het
opnemen
Indien ”Protected“ en ”C11“ beurtelings in het
display verschijnen
De minidisc is beveiligd tegen opnemen. Schuif het
wispreventienokje om de uitsparing af te dekken (zie
de paragraaf “Beveiligen van een minidisc tegen per
ongeluk wissen” op bladzijde 7).
Indien ”Din Unlock“ en ”C71“ beurtelings in het
display verschijnen
Dan is de digitale geluidsbron die u wilt opnemen
niet aangesloten op de aansluiting die u met de
INPUT schakelaar hebt gekozen in stap 4 op blz. 6.
Om nu verder te gaan, sluit u de apparatuur voor
opname aan op de juiste ingangsaansluiting.
De geluidsbron staat niet ingeschakeld.
Schakel de geluidsbron in.
Afhankelijk van de menu-instellingen en de
geluidsbron die wordt opgenomen, zullen
muziekstuknummers als volgt worden aangebracht:
Tijdens opnemen van een CD-speler of minidisc-
speler met de INPUT schakelaar ingesteld op een
digitale positie (OPT of COAX) en de opnamebron
aangesloten op de digitale ingangsaansluiting
(DIGITAL OPTICAL IN of DIGITAL COAXIAL IN):
Nu zal de minidisc-recorder de muziekstuknummers
automatisch aanbrengen in dezelfde volgorde als op
de opnamebron. Als een muziekstuk echter meer-
dere malen wordt afgespeeld (bij voorbeeld door
herhaalde weergave van een enkel muziekstuk) of er
twee of meer muziekstukken zijn met hetzelfde
nummer (dus van verschillende minidiscs of CD’s),
zal dit muziekstuk of stel muziekstukken als één
doorlopend nummer worden opgenomen. Overigens
zullen bij opnemen vanaf een minidisc-speler
muziekstukken met een speelduur korter dan
4 seconden niet van een nummer worden voorzien.
Tijdens opnemen van sommige CD-spelers en multi-
disc-spelers die zijn aangesloten op een van de digi-
tale ingangsaansluitingen, met de INPUT schakelaar
ingesteld op de overeenkomstige digitale positie:
Het is mogelijk dat de minidisc-recorder de muziek-
stuknummers niet automatisch zal aanbrengen. In
zo’n geval dient u de muziekstuk-nummers na het
opnemen aan te brengen met behulp van de DIVIDE
functie (zie “Onderverdelen van opgenomen
muziekstukken” op blz. 31).
Bij het opnemen van een geluidsbron die is aan-
gesloten op de LINE (ANALOG) IN aansluitingen,
met de INPUT schakelaar op “ANALOG”, of bij het
opnemen van een satelliet-uitzending of een DAT
cassettedeck aangesloten op een van de digitale
ingangsaansluitingen, met de INPUT schakelaar in
de betreffende digitale stand en de “T.Mark Off”
Opnemen op minidiscs
Opnemen op minidiscs
10
NL
Handige tips voor opname
Controleren van de resterende opnameduur
op de minidisc
Druk op de TIME toets.
Telkens wanneer u tijdens het opnemen op de TIME
toets drukt, verschijnen de opnametijd van de
huidige track en de resterende opnameduur op de
minidisc beurtelings in het display.
Telkens wanneer u op TIME drukt als de minidisc-
recorder in de stopstand staat, toont het display om
en om de totale opgenomen speelduur en de
resterende opnameduur op de minidisc (zie blz. 19).
Controleren van het ingangssignaal
(ingangscontrole voor opname)
Voor u begint met opnemen, kunt u het gekozen
ingangssignaal controleren via de
uitgangsaansluitingen van de minidisc-recorder.
1 Druk op § EJECT en verwijder de minidisc.
2 Stel met INPUT in op de aansluitingen van de
gekozen geluidsbron.
Met INPUT in de “ANALOG” stand
Het analoge signaal dat binnenkomt via de LINE
(ANALOG) IN aansluitingen wordt na analoog/
digitaal omzetting doorgegeven aan de DIGITAL
OPTICAL OUT uitgang, en vervolgens na
digitaal/analoog (terug) omzetting doorgegeven
via de LINE (ANALOG) OUT aansluitingen en de
PHONES hoofdtelefoon-aansluiting.
Met INPUT ingesteld op “OPT” of “COAX”
Het digitale signaal dat binnenkomt via de
betreffende digitale ingangsaansluiting wordt na
verwerking door de bemonsteringsfrequentie-
omzetter doorgegeven via de DIGITAL OPTICAL
OUT uitgang, en vervolgens na digitaal/analoog
omzetting doorgegeven via de LINE(ANALOG)
OUT aansluitingen en de PHONES hoofdtelefoon-
aansluiting.
3 Druk op r REC.
Als INPUT in de “ANALOG” stand staat, zal het
display “AD-DA” aangeven.
Als INPUT op “OPT” of “COAX” staat, zal het
display “-DA” aangeven.
Als “Auto Cut” in het display verschijnt
(automatische afslag)
De afslagfunctie is dan in werking getreden, omdat er
al meer dan 30 seconden lang geen ingangssignaal is
waargenomen. De minidisc-recorder schakelt over naar
de opname-pauzestand en de 30 seconden stilte
worden vervangen door een pauze van 3 seconden.
Als de minidisc-recorder na het in werking treden van
de “Auto Cut” functie ongeveer 10 minuten in de
pauzestand blijft staan, zal het opnemen automatisch
stoppen.
Let erop dat de “Auto Cut” functie niet geactiveerd zal
worden wanneer het opnemen werd gestart vanaf het
stille gedeelte, zelfs indien er ongeveer 30 seconden
lang geen ingangssignaal werd waargenomen.
z U kunt de automatische afslagfunctie desgewenst
uitschakelen
Zie voor nadere bijzonderheden de onderstaande
paragraaf “Uitschakelen van de “Smart Space” functie
en “Auto Cut” functie”. Overigens zal bij uitschakelen
van de “Auto Cut” functie tevens de “Smart Space”
functie worden uitgeschakeld.
Als “Smart Space” in het display verschijnt
(inkorten van te lange pauzes)
Dan is er tijdens het opnemen een stilte van 4 tot
30 seconden lengte geweest. Deze stilte wordt
vervangen door een standaard-pauze van 3 seconden
en dan gaat het opnemen op de minidisc verder. Na
deze pauze van 3 seconden kan er wel eens geen nieuw
muziekstuknummer worden aangebracht. Bovendien
zal de “Smart Space” functie niet geactiveerd worden
wanneer het opnemen werd gestart vanaf het stille
gedeelte, zelfs indien er een aangehouden stilte van 4
tot 30 seconden is geweest.
Uitschakelen van de “Smart Space” functie en
“Auto Cut” functie
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 05” te kiezen en druk dan
AMS in.
3 Draai AMS om in te stellen op “S.Space Off” en
druk dan AMS in.
4 Druk op MENU/NO.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
§ EJECT
AMS ±
MENU/NO INPUT
TIME
r REC·p
11
NL
Opnemen op minidiscs
Weer inschakelen van de “Smart Space” functie en
“Auto Cut” functie
1 Volg de aanwijzingen 1 en 2 onder “Uitschakelen
van de “Smart Space” functie en “Auto Cut”
functie” op de vorige blz.
2 Draai AMS om in te stellen op “S.Space On” en
druk AMS in.
3 Druk op MENU/NO.
Opmerkingen
Bij uitschakelen van de “Smart Space” functie wordt
tevens de “Auto Cut” functie uitgeschakeld.
Bij aflevering van het apparaat zijn zowel de “Smart
Space” functie als de “Auto Cut” functie ingeschakeld.
Als u de minidisc-recorder uitschakelt of de stekker uit het
stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste
instelling (Aan of Uit) van de “Smart Space” functie en
“Auto Cut” functie, zodat deze weer net zo geldt wanneer
u de minidisc-recorder weer inschakelt.
Weergave van zojuist opgenomen
muziekstukken
Voer deze bedieningshandelingen uit als u
muziekstukken die zojuist zijn opgenomen,
onmiddellijk wilt afspelen.
Druk, onmiddellijk nadat het opnemen is stopgezet,
op ·.
De weergave start nu vanaf het eerste muziekstuk van
het materiaal dat zojuist is opgenomen.
Na opnemen direct de weergave starten vanaf het
eerste muziekstuk van de minidisc
1 Druk nadat het opnemen gestopt is, nogmaals op p.
2 Druk op ·.
De weergave start vanaf het eerste muziekstuk van
de minidisc.
Opnemen over bestaande
muziekstukken heen
Volg de onderstaande aanwijzingen om een nieuwe
opname te maken over bestaand materiaal heen, net
zoals op een analoge cassetteband.
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6.
2 Draai AMS (of druk op = of +) tot in het
display het nummer verschijnt van het
muziekstuk waarover u een nieuw stuk muziek
e.d. wilt opnemen.
3 Om op te nemen vanaf het begin van het
muziekstuk, vervolgt u nu met stap 6 onder
“Opnemen op een minidisc” op blz. 7.
z Wanneer “Tr” in het display knippert
De minidisc-recorder is dan bezig op te nemen over een
bestaand muziekstuk, en wanneer het einde van het
bestaande muziekstuk bereikt wordt, stopt de
aanduiding met knipperen.
z Voor opnemen vanaf het midden van een bestaand
muziekstuk
1 Druk na de bovenstaande stap 2 op · om de
weergave van het bestaande muziekstuk te starten.
2 Druk op P bij het punt waar u wilt beginnen met
opnemen.
3 Vervolg nu met stap 6 onder “Opnemen op een
minidisc” op blz. 7.
Opmerking
Opnemen vanaf het midden van een bestaand muziekstuk is
niet mogelijk wanneer “PROGRAM” of “SHUFFLE” wordt
aangegeven.
AMS
±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
NUMCHAR
WRITE CLEAR
NAME
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
=/+
Opnemen op minidiscs
12
NL
Instellen van het
opnameniveau
U kunt het opnameniveau instellen alvorens de
opname te starten.
Instellen van het digitale opnameniveau
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6 en 7.
Zet in stap 4 INPUT op OPT of COAX.
2 Speel het gedeelte met de luidste passages (het
krachtigste ingangssignaal) af.
3 Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR
(of op DISPLAY) totdat het display voor het
instellen van het opnameniveau verschijnt.
OVER aanduiding
4 Draai, terwijl u luistert, AMS (of druk
herhaaldelijk op LEVEL +/– ) om het
opnameniveau zo in te stellen dat de
piekniveaumeters zo hoog mogelijk uitslaan
zonder dat de “OVER” aanduiding blijft branden.
Af en toe aangaan van de “OVER” aanduiding is
wel toelaatbaar.
Het volume kan tot maximaal +12,0 dB worden
verhoogd. Indien het niveau van het digitale
signaal van de programmabron laag is, kan het
daarom niet mogelijk zijn het opnameniveau op
de maximale waarde in te stellen.
5 Stop de weergave van de opname-geluidsbron.
6 Om te beginnen met opnemen, volgt u de
aanwijzingen vanaf stap 8 onder “Opnemen op
een minidisc” op blz. 7.
z U kunt Instelmenu 11 of 12 menu gebruiken voor het
instellen van het digitale opnameniveau.
1 Druk MENU/NO tijdens opnemen of in de
opnamepauzestand tweemaal in, zodat “Setup
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 11” of “Setup 12” te kiezen, en
druk dan AMS in. De dB indicatie knippert.
Kies “Setup 11” wanneer INPUT op OPT is ingesteld,
en “Setup 12” wanneer INPUT op COAX is ingesteld.
3 Draai AMS om het opnameniveau in te stellen, en
druk dan AMS in. De dB indicatie stopt met
knipperen en blijft constant branden.
4 Druk op MENU/NO.
z Met de piek-vasthoudfunctie kunt u de uitslag van
de niveaumeters bij de hoogste signaalpieken
vasthouden.
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat
“Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 06” te kiezen en druk dan
AMS in.
3 Draai AMS om in te stellen op “P.Hold On” en druk
vervolgens AMS in.
4 Druk op MENU/NO .
Om de piek-vasthoudfunctie uit te schakelen, kiest u
“P.Hold Off” in stap 3 hierboven.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
LEVEL/DISPLAY/CHAR
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
LEVEL +/–
DISPLAY
13
NL
Opnemen op minidiscs
Instellen van het analoge opnameniveau
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6 en 7.
Zet in stap 4 INPUT op ANALOG.
2 Speel het gedeelte met de luidste passages (het
krachtigste ingangssignaal) af.
3 Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR
(of op DISPLAY) totdat het display voor het
instellen van het opnameniveau verschijnt.
4 Draai, terwijl u luistert, AMS (of druk LEVEL+/–
herhaaldelijk in) om het opnameniveau in te
stellen.
Het volume kan tot maximaal +12,0 dB worden
verhoogd. Indien het uitgangsniveau van de
aangesloten component laag is, kan het daarom
niet mogelijk zijn het opnameniveau op de
maximale waarde in te stellen.
5 Stop de weergave van de opname-geluidsbron.
6 Om te beginnen met opnemen, volgt u de
aanwijzingen vanaf stap 8 onder “Opnemen op
een minidisc” op blz. 7.
z U kunt Instelmenu 10 menu gebruiken voor het
instellen van het analoge opnameniveau.
1 Druk MENU/NO tijdens opnemen of in de
opnamepauzestand tweemaal in, zodat “Setup
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 10” te kiezen, en druk dan
AMS in.
3 Draai AMS om het opnameniveau in te stellen, en
druk dan AMS in.
4 Druk op MENU/NO.
Aanbrengen van
muziekstuknummers tijdens
het opnemen
U kunt muziekstuknummers zowel handmatig als
automatisch aanbrengen. Door op specifieke punten
muziekstuknummers aan te brengen, kunt u de
muziekstukken later snel en gemakkelijk terugvinden
met behulp van de AMS functie of de montagefuncties.
Handmatig aanbrengen van
muziekstuknummers
U kunt tijdens het opnemen op ieder gewenst tijdstip,
op iedere willekeurige plaats op de minidisc een
muziekstuknummer aanbrengen.
Druk tijdens het opnemen op r REC bij de plaats waar
u een muziekstuknummer wilt aanbrengen.
Automatisch aanbrengen van
muziekstuknummers
De minidisc-recorder brengt de muziekstuknummers
op verschillende wijzen aan, als volgt:
Bij het opnemen van CD’s of MD’s, met INPUT
ingesteld op OPT of COAX:
De minidisc-recorder brengt muziekstuknummers
automatisch aan.
De functie voor het automatisch aanbrengen van
muziekstuknummers zal echter niet werken wanneer
u opneemt van sommige CD-spelers en multidisc-
spelers.
In alle andere gevallen:
Als “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 is gekozen,
brengt de minidisc-recorder een nieuw
muziekstuknummer aan telkens wanneer het
opgenomen signaal gedurende ongeveer anderhalve
seconde of langer tot of beneden een bepaald peil
zwakker wordt om vervolgens weer tot een bepaald
peil krachtiger te worden.
(Wordt vervolgd)
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO
r REC
Opnemen op minidiscs
14
NL
Veiligheids-opnamestart met
zes seconden muziek uit het
buffergeheugen (Tijdmachine-
opname)
Bij opnemen van een FM radio-uitzending of een
satelliet-uitzending kunnen de eerste paar seconden
van de uitzending vaak verloren gaan, omdat het even
kan duren voor u tot opnemen besluit en op de
opnametoets drukt. Om dit verlies van het begin van
muziekstukken e.d. tegen te gaan, is dit apparaat
voorzien van de tijdmachine-opnamefunctie, die
voortdurend de laatste 6 seconden aan audio-gegevens
in een buffergeheugen bewaart, zodat bij de
opnamestart eerst deze 6 seconden aan audio-gegevens
worden opgenomen, zoals in onderstaande afbeelding
aangegeven.
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6 en 7.
De minidisc-recorder komt dan in de
opnamepauzestand te staan.
2 Start de weergave van de geluidsbron die u wilt
opnemen.
Vanaf dit ogenblik worden nu doorlopend de
laatste 6 seconden aan audiogegevens in een
buffergeheugen opgeslagen.
3 Druk op AMS (of T.REC) om de tijdmachine-
opname te starten.
De opname begint nu met de 6 seconden aan
audiogegevens uit het buffergeheugen.
Om in te stellen op “T.Mark Off” of “T.Mark LSyn” in
Instelmenu 02, volgt u de onderstaande aanwijzingen:
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 02” te laten verschijnen en
druk AMS dan in.
3 Draai AMS om in te stellen op “T.Mark Off” of
“T.Mark LSyn” en druk AMS weer in.
“L.SYNC” verschijnt als u instelt op “T.Mark
LSyn”.
4 Druk op MENU/NO.
z U kunt het stiltepeil instellen dat nodig is voor het
aanbrengen van een nieuw muziekstuknummer
Bij het automatisch aanbrengen van
muziekstuknummers moet het ingangssignaal
gedurende 1,5 seconde of langer beneden een bepaald
peil blijven, om daarna tot een krachtiger peil aan te
zwellen, vóór de minidisc-recorder bij dat punt een
nieuw muziekstuknummer aanbrengt.
Ga voor het instellen van het stiltepeil als volgt te werk.
Let erop dat “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 gekozen
moet zijn.
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 03”te kiezen en druk AMS
dan in.
3 Draai AMS om het stiltepeil in te stellen.
U kunt het stiltepeil instellen van –72 dB tot 0 dB in
stapjes van 2 dB.
4 Druk na het instellen van het stiltepeil weer op AMS.
5 Druk op MENU/NO.
Opmerking
Als u de minidisc-recorder uitschakelt of de stekker uit het
stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste instelling
van de automatische muziekstuknummer- aanbrengfunctie
(“T.Mark LSyn” of “T.Mark Off”), zodat deze weer net zo
geldt wanneer u de minidisc-recorder weer inschakelt.
Begin van het programma
dat u wilt opnemen
Tijd
Audiogegevens in een 6-seconden buffergeheugen
Indrukken van AMS
in stap 3
Einde van het programma
dat u wilt opnemen
Opgenomen
gedeelte
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
NUM
!
A˜B
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
NAME
/
>
25
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
)
M.SCAN
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
T.RE
C
15
NL
Opnemen op minidiscs
Stoppen met de tijdmachine-opname
Druk op p.
Opmerking
De minidisc-recorder begint met het opslaan van audio-
gegevens wanneer de recorder in de opname-pauzestand
staat en en u de weergave van de geluidsbron start. Wanneer
de geluidsbron nog geen 6 seconden lang aan staat, zijn er
dus nog geen 6 seconden aan audiogegevens in het
buffergeheugen opgeslagen, en dan zal de tijdmachine-
opname beginnen met minder dan 6 seconden aan audio-
gegevens.
Synchroon-opname met een
gewenste geluidsbron
(Synchroon-muziekopname) Z
Met behulp van de MUSIC SYNC toets van de
afstandsbediening kunt u het opnemen automatisch
gelijktijdig laten starten met het inkomend signaal van
de opname-geluidsbron.
Hierbij kan het markeren van muziekstuknummers op
verschillende manieren verlopen, afhankelijk van de
opgenomen geluidsbron en de instelling in Instelmenu
02 (zie de “Opmerkingen betreffende het opnemen” op
blz. 9).
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6.
2 Druk op MUSIC SYNC.
De minidisc-recorder komt dan in de
opnamepauzestand te staan.
3 Start de weergave van de op te nemen
geluidsbron.
De minidisc-recorder zal nu automatisch met
opnemen beginnen.
Uitschakelen van de synchroon-muziekopname
Druk op p .
Opmerking
Bij de synchroon-muziekopname zullen de “Smart Space”
functie en “Auto Cut” functie automatisch worden
ingeschakeld, ongeacht de door u gekozen instelling (Aan of
Uit) of het soort ingangssignalen (digitaal of analoog).
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
STANDBYSTARTSTOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
MUSIC SYNC
Opnemen op minidiscs
16
NL
Synchroon-opname met een
Sony CD-speler Z
Als u deze minidisc-recorder op een Sony CD-speler of
een hi-fi installatie aansluit, kunt u snel en gemakkelijk
CD’s op minidiscs opnemen met behulp van de CD
synchroon-opnametoetsen op de afstands-bediening.
Als uw minidisc-recorder op een Sony CD-speler is
aangesloten met een digitaal aansluitsnoer, worden er
bovendien muziekstuknummers aangebracht in
dezelfde volgorde als op de CD, ook al is er ingesteld
op “T.Mark Off” in Instelmenu 02. Als de minidisc-
recorder is aangesloten op een Sony CD-speler met
audio-aansluitsnoeren via de LINE (ANALOG) IN
aansluitingen, dan worden de muziekstuknummers
alleen automatisch aangebracht als u hebt ingesteld op
“T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 (zie blz. 13).
Aangezien u met dezelfde afstandsbediening zowel de
minidisc-recorder als de CD-speler bedient, kan de
bediening wel eens moeilijk zijn als de CD-speler te ver
van de minidisc-recorder staat. Zet deze apparaten
daarom dicht bij elkaar.
1 Zet de ingangskeuzeschakelaar van de versterker
in de stand voor weergave van compact discs.
2 Volg de aanwijzingen 2 t/m 5 onder “Opnemen
op een minidisc” op bladzijde 6, om de minidisc-
recorder klaar voor opname te zetten.
3 Plaats een compact disc in de CD-speler.
4 Kies op de CD-speler de gewenste afspeelfunctie
(SHUFFLE weergave, PROGRAM weergave, etc.).
5 Druk op STANDBY.
De CD-speler komt in de weergave-pauzestand te
staan en de minidisc-recorder in de opname-
pauzestand.
6 Druk op START.
De minidisc-recorder begint met opnemen en de
CD-speler begint met afspelen.
Het muziekstuknummer en de verstreken
speelduur van het muziekstuk verschijnen in het
display.
Als de weergave van de CD-speler niet start
Bij sommige CD-spelers zal de weergave niet
beginnen als u op START van de afstands-
bediening drukt. In een dergelijk geval dient u in
plaats hiervan P op de afstandsbediening van de
CD-speler zelf in te drukken.
7 Druk op STOP wanneer u de synchroon-opname
wilt stoppen.
Tijdelijk onderbreken van de opname
Druk op STANDBY of op CD PLAYER P.
Om de opname hierna te hervatten, drukt u op START
of nogmaals op CD PLAYER P.
Telkens wanneer u de opname onderbreekt, wordt er
een nieuw muziekstuknummer aangebracht.
Opmerkingen
Wanneer de afstandsbediening van de minidisc-recorder
een functieschakelaar heeft voor afstandsbediening van de
CD-speler, dient u deze in te stellen op CD1.
De minidisc-recorder zal mogelijk niet automatisch
muziekstuknummers aanbrengen wanneer u opneemt van
sommige CD-spelers en multidisc-spelers.
z Tijdens synchroon-opname kunt u ook de
afstandsbediening van de CD-speler gebruiken
Bij indrukken van p, stopt de CD-speler en komt de
minidisc-recorder in de opnamepauzestand te staan.
Bij indrukken van P, pauzeert de CD-speler en komt de
minidisc-recorder in de opnamepauzestand te staan.
Om de synchroon-opname te hervatten, drukt u op ·.
z U kunt van compact disc wisselen en hierna weer
doorgaan met de CD synchroon-opname
Voer, in plaats van de bovenstaande stap 7, de volgende
bedieningshandelingen uit.
1 Druk op p op de afstandsbediening van de CD-
speler.
De minidisc-recorder komt in de opnamepauzestand
te staan.
2 Verwissel de compact disc.
3 Druk op · op de afstandsbediening van de CD-
speler.
De CD synchroon-opname gaat nu weer verder.
23
NUM
!
A˜B
22
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
21
Z
NAME
/
>
25
24
.
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
25
,
)
M.SCAN
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
START
CD PLAYER P
STANDBY
STOP
17
NL
Opnemen op minidiscs
z
Synchroon-opname is ook mogelijk met een Sony
video-CD speler
Op dezelfde wijze als voor het synchroon opnemen met
een Sony muziek-CD speler, kunt u ook synchroon-
opnamen maken met een Sony video-CD speler.
Om in te stellen op de video-CD speler, dient u echter
voor u begint eerst nummertoets 2 tegelijk met de 1/u
aan/uit-toets van de afstandsbediening in te drukken.
Om terug te schakelen naar een gewone muziek-CD
speler, drukt u nummertoets 1 tegelijk met de 1/u aan/
uit-toets in.
De minidisc-recorder staat bij aflevering ingesteld op
synchroon-opname met een gewone muziek-CD speler.
z U kunt de resterende opnameduur op de minidisc
controleren
Druk op TIME (zie blz. 19).
Fading-in en out van de
opname (In/uit-faden)
Met de “FADE” functie kunt u het geluid aan het begin
van de opname geleidelijk laten opkomen (In-faden
van de opname) en/of het geluid aan het eind
geleidelijk wegdraaien (Uit-faden van de opname).
Deze functie is bijvoorbeeld handig als u het geluid
niet abrupt wilt laten afbreken aan het eind van de
minidisc.
In-faden van de opname
Druk in de opnamepauzestand op FADER bij het punt
waar u het geluid geleidelijk wilt laten opkomen.
“Fade Z 3.2s” verschijnt in het display waarvan Z
knippert en de minidisc-recorder neemt het inkomend
geluid langzaam opkomend op tot de teller de stand
“0.0s” bereikt.
Uit-faden van de opname
Druk tijdens het opnemen op FADER bij het punt waar
u het geluid geleidelijk wilt laten wegsterven.
“Fade z 3.2s” verschijnt in het display waarvan z
knippert en de minidisc-recorder laat het inkomend
geluid wegsterven tot de teller de stand “0.0s” bereikt.
Na afloop van het uit-faden komt de minidisc-recorder
in de opnamepauzestand te staan.
z U kunt de tijdsduur voor het in- en uit-faden
afzonderlijk naar wens instellen
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Voor instellen van de tijdsduur voor het in-faden:
Draai AMS om “Setup 08” te kiezen en druk AMS in.
Voor instellen van de tijdsduur voor het uit-faden:
Draai AMS om “Setup 09” te kiezen en druk AMS
dan in.
3 Draai AMS om de gewenste tijdsduur voor het in-,
resp. uit-faden te kiezen.
Voor zowel het in-faden als het uit-faden kunt u de
tijd instellen (in stapjes van 0,1 sekonde).
4 Druk na het instellen van de fade-tijdsduur weer op
AMS.
5 Druk op MENU/NO.
FADER
23
NUM
!
A˜B
22
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
21
Z
NAME
/
>
25
24
.
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
25
,
)
M.SCAN
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
FADER
Opnemen op minidiscs
18
NL
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
TIMER
p
.
Opnemen op een minidisc met
behulp van een schakelklok
Door het aansluiten van een audio-schakelklok (niet
bijgeleverd) op deze minidisc-recorder kunt u het
opnemen laten beginnen en eindigen op van tevoren
ingestelde tijdstippen. Zie voor nadere bijzonderheden
over het aansluiten van de schakelklok en het instellen
van de begin- en eindtijden de bijgeleverde
gebruiksaanwijzing van de schakelklok.
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 7 onder “Opnemen
op een minidisc” op blz. 6 en 7.
2 Als u alleen de begintijd voor het opnemen wilt
instellen, drukt u op p.
Als u alleen de eindtijd voor het opnemen wilt
instellen, volgt u de aanwijzingen 8 en 9 onder
“Opnemen op een minidisc” op blz. 7.
Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het
opnemen wilt instellen, drukt u op p.
3 Zet TIMER van de minidisc-recorder op “REC”.
4 Stel de schakelklok in op de gewenste begintijd
en/of eindtijd voor de opname.
Als u op de schakelklok de begintijd voor het
opnemen hebt ingesteld, zal de minidisc-
recorder automatisch worden uitgeschakeld. Bij
het bereiken van de ingestelde begintijd wordt
de minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan
met opnemen.
Als u alleen de eindtijd voor het opnemen hebt
ingesteld en reeds met opnemen bent begonnen,
gaat de minidisc-recorder door met opnemen. Bij
het bereiken van de door u ingestelde eindtijd
stopt de minidisc-recorder en wordt dan
uitgeschakeld.
Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het
opnemen hebt ingesteld, wordt de minidisc-
recorder uitgeschakeld. Bij het bereiken van de
begintijd wordt de minidisc-recorder
ingeschakeld en begint dan met opnemen. Op de
ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder
met opnemen en wordt dan uitgeschakeld.
5 Na afloop van de schakelklok-opname zet u
TIMER van de minidisc-recorder terug op “OFF”.
Vervolgens zet u de minidisc-recorder in de
gewone uit-stand door de netsnoerstekker in het
stopcontact te steken of de audio-schakelklok
terug te zetten in de stand voor normale werking.
Als u TIMER in de “REC” stand laat staan, zal
de minidisc-recorder bij de eerstvolgende keer
dat u het apparaat inschakelt, automatisch
beginnen met opnemen.
Als u de minidisc-recorder niet binnen een week
na afloop van de schakelklokopname in de
paraatstand zet, kunnen de opgenomen
gegevens verloren gaan.
Zorg dat u de minidisc-recorder in de paraatstand
(uit) zet binnen een week na afloop van de
schakelklok-opname
De inhoudsopgave (TOC) van de minidisc wordt
bijgewerkt en de opgenomen muziekgegevens worden
vastgelegd wanneer u de minidisc-recorder inschakelt.
Als de opname-gegevens verloren zijn gegaan, zal de
aanduiding “Standby” gaan knipperen wanneer u de
minidisc-recorder weer inschakelt.
Opmerkingen
De opname begint pas ongeveer 30 seconden nadat de
minidisc-recorder is ingeschakeld. Houd rekening met
deze korte vertraging wanneer u de begintijd voor
opnemen met de schakelklok instelt.
Tijdens schakelklok-opname zal, als de minidisc reeds
opnamen bevat, het nieuwe materiaal automatisch achter
de bestaande opnamen worden vastgelegd.
Het materiaal van de gemaakte schakelklokopname zal bij
inschakelen van de minidisc-recorder op de minidisc
worden vastgelegd. De aanduiding “TOC Writing” zal
dan in het display knipperen. Zorg er voor dat u de
minidisc-recorder niet beweegt en de stekker van het
netsnoer niet uit het stopcontact trekt zolang deze “TOC
Writing” aanduiding knippert.
De schakelklok-opname zal worden stopgezet als de
minidisc vol is.
Afspelen van minidiscs
19
NL
De muziekkalender toont alle muziekstuknummers
binnen een raster als het een voorbespeelde minidisc is,
en zonder raster als het een minidisc voor opname is.
Als het totale aantal muziekstukken de 15 overschrijdt,
verschijnt er een pijltje z rechts van het getal 15 in de
muziekkalender.
Opmerking
Wanneer u een nieuwe minidisc plaatst of wanneer u de
minidisc-recorder uitschakelt en weer inschakelt, verschijnt
het laatst aangegeven soort informatie opnieuw.
Controleren van de verstreken speelduur,
de resterende speelduur en het nummer
van het weergegeven muziekstuk
Telkens wanneer u tijdens het afspelen van een
minidisc op TIME drukt, verandert de informatie in het
display als hieronder aangegeven. Na afspelen van elk
muziekstuk verdwijnt het bijbehorende nummer uit de
muziekkalender.
Nummer en verstreken speelduur van het
weergegeven muziekstuk
Nummer en resterende speelduur van het
weergegeven muziekstuk
Resterende speelduur van opgenomen muziekstukken
z De titels van de nummers en de disc-titel worden als
volgt in het display aangegeven:
De disc-titel wordt aangegeven wanneer de minidisc-
recorder in de stopstand staat, om tijdens het afspelen
plaats te maken voor de titel van het weergegeven
muziekstuk. Als er geen titel is vastgelegd, verschijnt in
plaats daarvan de aanduiding “No Name”.
Zie voor het instellen van titels voor een opname-
minidisc en de muziekstukken daarop de beschrijving
onder “Naamgeving van minidiscs en opgenomen
muziekstukken” op blz. 33.
(Wordt vervolgd)
Indrukken
Indrukken
Disc-titel
Muziekkalender
Totaal aantal
muziekstukken
Totale speelduur van
de minidisc
Indrukken
Indrukken
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
TIME
LEVEL/DISPLAY/CHARSCROLL
3
6
H
8
M
C
PROGRAM
EJECT
TIME
2
G
7
L
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
1
F
6
K
A
CONTINUE
DISPLAY
MENU/NO
4
I
9
N
D
5
J
10
O
E
YES
TIME
SCROLL
DISPLAY
Indrukken
Informatie in het display
In het display kunt u informatie laten verschijnen over
de minidisc en de muziekstukken, zoals het totaal
aantal muziekstuknummers, de totale speelduur, de
resterende opnameduur op de minidisc, de titel van de
minidisc.
Controleren van het totaal aantal
muziekstukken, de totale speelduur en de
resterende opnameduur op de minidisc
Telkens wanneer u in de stopstand op TIME drukt,
verandert de informatie in het display als volgt:
Totaal aantal muziekstukken en totale speelduur
van alle opgenomen muziekstukken
Resterende opnameduur op de minidisc
(alleen voor opname-minidiscs)
De resterende opnameduur van de disc wordt niet
aangegeven als het een voorbespeelde minidisc betreft.
Bij het inleggen van een minidisc zal het display de
disc-titel, totaal aantal muziekstukken, de totale
speelduur van de minidisc en de muziekkalender
aangeven, als volgt:
Afspelen van minidiscs
Afspelen van minidiscs
20
NL
z Een titel van 12 of meer letters kunt u door het
display laten lopen
Druk op de SCROLL.
Aangezien het display maximaal 11 letters tegelijk kan
tonen, dient u nogmaals op SCROLL te drukken om de
rest van de titel te zien, als die uit 12 of meer letters
bestaat.
Druk nogmaals op SCROLL om het doorlopen stil te
zetten en opnieuw om het doorlopen weer te laten
vervolgen.
Omschakelen van de aanduidingen
Telkens wanneer u tijdens weergave of in de stopstand
op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of DISPLAY) drukt,
veranderen de aanduidingen in het display als volgt:
Opzoeken van het gewenste
muziekstuk
U kunt ieder gewenst muziekstuk snel en gemakkelijk
opzoeken met behulp van AMS (Automatische Muziek
Sensor), = en +, de nummertoetsen of M.SCAN
van de afstands-bediening.
het volgende of een
later muziekstuk
Draai tijdens weergave AMS
rechtsom (of druk net zovaak op +)
tot u het gewenste muziekstuk
bereikt.
Voor opzoeken van Doet u het volgende:
Normale aanduidingen
het weergegeven of
een eerder muziekstuk
Draai tijdens weergave AMS linksom
(of druk net zovaak op =) tot u het
gewenste muziekstuk bereikt.
een bepaald muziek-
stuk Z
Voer het muziekstuknummer in met
de nummertoetsen.
een bepaald
muziekstuk met de
AMS zoekfunctie
Nummer-
toetsen
1 Draai in de stopstand AMS tot het
gewenste muziekstuk wordt
aangegeven (d.w.z. het nummer
knippert).
2 Druk op AMS of op ·.
het gewenste
muziekstuck door
intro-weergave (de
eerste 6 seconden) Z
1 Druk op M.SCAN voordat de
weergave begint.
2 Hoort u het gewenste muziekstuk,
dan drukt u op ·.
z Direkt opzoeken van een muziekstuk met een
nummer boven 25 Z
Druk eerst op de >25 toets en dan op de betreffende
nummertoetsen.
Druk >25 eenmaal in als u een nummer van twee
getallen wilt invoeren en tweemaal voor het invoeren
van een muziekstuknummer van drie getallen.
Om een nul (“0”) in te voeren, drukt u op de 10 toets.
Voorbeelden: • Weergeven van muziekstuknummer 30
Druk eenmaal op >25 en daarna op 3 en
op 10.
• Weergeven van muziekstuknummer
100
Druk tweemaal op >25 en daarna op 1,
op 10 en nogmaals 10.
De inhoud van het muziek-programma
(alleen als “PROGRAM” wordt aangegeven)
Indrukken
Titel (Disc-titel en muziekstuktitel)
Uitgangsniveau (Het opnameniveau wordt
aangegeven tijdens het opnemen.)
Indrukken
Indrukken
Indrukken
AMS
±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
·
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
M.SCAN
>25
·
=/+
Afspelen van minidiscs
21
NL
z U kunt de speelduur voor de intro-weergave
verlengen
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat
“Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 07”te kiezen, en druk AMS
dan in.
3 Draai AMS om de speelduur te kiezen binnen het
bereik van 6 tot 20 seconden (in stapjes van 1
seconde) en druk AMS dan in.
4 Druk op MENU/NO.
z Pauzeren aan het begin van een muziekstuk
Draai AMS (of druk op = of + ) nadat u de
minidisc-recorder in de weergave-pauzestand heeft
gezet.
z Snel naar het begin van het laatste muziekstuk gaan
Draai AMS linksom (of druk op =) wanneer het
display het totaal aantal muziekstukken, de totale
speelduur of de resterende opnameduur (alleen bij een
opname-minidisc) of de disc-titel aangeeft (zie blz. 19).
Opzoeken van de gewenste
muziekpassage
Tijdens weergave of weergavepauze kunt u ook 0 en
) gebruiken om een bepaalde muziekpassage op te
zoeken.
Voor opzoeken van Drukt u op
een passage
terwijl u luistert
naar de versnelde
weergave
) (voorwaarts) of 0
(terugwaarts) en houdt u deze
ingedrukt totdat u de gewenste
passage heeft gevonden.
terwijl u het display
in het oog houdt
tijdens weergave-
pauze
) of 0 en houdt u deze ingedrukt
totdat u de gewenste passage heeft
gevonden. U hoort hierbij geen
geluid.
z Als “—Over—” verschijnt tijdens indrukken van )
in de weergave-pauzestand
Het einde van de minidisc is bereikt. Druk op 0 (of
=) of draai AMS linksom om terug te gaan.
Opmerkingen
De minidisc-recorder stopt als het einde van de minidisc
wordt bereikt terwijl u ) ingedrukt houdt, bij zoeken
aan de hand van de versnelde weergave.
Het kan gebeuren dat muziekstukken die slechts enkele
seconden lang zijn tijdens het zoeken worden
overgeslagen. Als u dergelijke muziekstukken wilt
opzoeken, is het beter om de minidisc op normale
snelheid af te spelen.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
0/)
Afspelen van minidiscs
22
NL
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
STANDBYSTARTSTOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
REPEAT
A˜B
CLEAR
)
p
Herhaaldelijk afspelen van
muziekstukken
U kunt muziekstukken in iedere gewenste
afspeelfunctie laten herhalen.
Druk op REPEAT.
“REPEAT” verschijnt in het display.
De muziekstukken worden nu op de volgende manier
herhaald:
Bij afspelen van De minidisc-recorder
de minidisc met herhaalt
Normale weergave (blz. 8) Alle muziekstukken
SHUFFLE weergave (blz. 23) Alle muziekstukken in
willekeurige volgorde
PROGRAM weergave Hetzelfde programma
(blz. 23) nogmaals
Uitschakelen van de herhaalde weergave
Druk herhaaldelijk op REPEAT totdat “REPEAT”
verdwijnt.
De minidisc-recorder keert nu terug naar de
voorgaande afspeelfunctie.
Herhalen van het weergegeven muziekstuk
Druk tijdens het afspelen van het gewenste muziekstuk
met normale weergave, SHUFFLE weergave of
PROGRAM weergave, enkele malen op de REPEAT
toets, totdat “REPEAT 1” in het display verschijnt.
Herhalen van een bepaalde passage
(A-B herhaalfunctie) Z
U kunt een bepaalde passage binnen een muziekstuk
herhaaldelijk weergeven, bijvoorbeeld voor het uit het
hoofd leren van een tekst van een liedje. De passage
die herhaald wordt, dient echter wel in zijn geheel
binnen één muziekstuk te liggen.
1 Druk tijdens weergave op A˜B bij het
beginpunt (punt A) van de te herhalen
muziekpassage.
“REPEAT A-” verschijnt en “B” knippert in het
display.
2 Vervolg de weergave van de betreffende passage
of druk op ) totdat u bij het eindpunt van de
passage (punt B) bent aangekomen en druk hier
nogmaals op A˜B.
“REPEAT A-B” blijft branden in het display. De
minidisc-recorder zal het afgebakende gedeelte nu
herhaaldelijk blijven afspelen.
Uitschakelen van de A-B herhaalfunctie
Druk op REPEAT, CLEAR of p.
Instellen van een nieuw begin- en eindpunt
U kunt de passage onmiddellijk volgend op de passage
die nu gedefinieerd is, laten herhalen, door het
beginpunt en het eindpunt te veranderen.
1 Druk op A˜B terwijl “REPEAT A-B” in het
display brandt.
Het bestaande eindpunt (punt B) wordt het nieuwe
beginpunt (punt A), “REPEAT A-” gaat aan en “B”
knippert in het display.
2 Vervolg de weergave van de betreffende passage of
druk op ) totdat u bij het eindpunt van de
nieuwe passage (punt B) bent aangekomen en druk
hier nogmaals op A˜B.
“REPEAT A-B” blijft branden in het display en de
minidisc-recorder zal het nieuw afgebakende
gedeelte weer herhaaldelijk blijven afspelen.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
REPEAT
Afspelen van minidiscs
23
NL
Afspelen van muziekstukken in
willekeurige volgorde
(SHUFFLE weergave)
U kunt de minidisc-recorder de muziekstukken in
willekeurige volgorde laten afspelen.
1 Druk in de stopstand enkele malen op PLAY
MODE (of eenmaal op SHUFFLE), totdat
“SHUFFLE” in het display verschijint.
2 Druk op · om de SHUFFLE weergave te starten.
“—Shuffle—” en “J” verschijnen in het display
terwijl de minidisc-recorder de muziekstukken in
willekeurige volgorde zet.
Uitschakelen van de SHUFFLE weergave
Druk in de stopstand enkele malen op PLAY MODE
(of eenmaal op CONTINUE ), totdat “SHUFFLE” van
het display verdwijnt.
z U kunt tijdens SHUFFLE weergave bepaalde
muziekstukken aanwijzen
Om het volgende muziekstuk weer te geven, draait u
AMS rechtsom (of u drukt op +).
Om de weergave weer vanaf het begin van het
weergegeven muziekstuk te starten, draait u AMS
linksom (of drukt u op =). U kunt AMS (of =)
niet gebruiken om terug te gaan naar het begin van
muziekstukken die reeds zijn weergegeven.
Afspelen van muziekstukken in
een zelf gekozen volgorde
(PROGRAM weergave)
U kunt de afspeelvolgorde van de muziekstukken op
een minidisc zelf bepalen en zo uw eigen programma
samenstellen van maximaal 25 muziekstukken.
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Program ?” te laten verschijnen
en druk AMS dan in (of YES).
3 Kies voor a) of b):
a) Met de toetsen op de minidisc-recorder
1 Draai AMS tot het nummer van het gewenste
muziekstuk in het display verschijnt.
2 Druk AMS in.
Bij een vergissing in de keuze van het
nummer
Druk op 0 of ) tot het verkeerde
muziekstuknummer gaat knipperen, draai dan
AMS om het juiste nummer te kiezen en druk
weer op AMS.
Indien “0” knippert, drukt u op 0.
(Wordt vervolgd)
Nummertoetsen
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
PLAY MODE
·
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
CLEAR
MENU/NO
YES
DISPLAY
PROGRAM
>25
·
=/+
0/)
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NOLEVEL/DISPLAY/CHAR
PLAY MODE
YES
·
0/)
Afspelen van minidiscs
24
NL
Wissen
Toe-
voegen
van een
muziek-
stuk
Druk op 0 of ) totdat het te
wissen nummer knippert, en druk
dan op CLEAR.
Blijf drukken op CLEAR totdat alle
geprogram-meerde nummers zijn
verdwenen.
1 Druk op 0 totdat “0” knippert
aan de linkerzijde van het eerste
nummer.
2 Volg de stappen 3 t/m 5 op blz.
23 en 24.
van een
muziekstuk
van het hele
programma
aan het begin
van het
programma
Veranderen van een
muziekstuk in het
programma
in het midden
van het
programma
1 Druk op 0 of ) totdat het
nummer dat voorafgaat aan het
toe te voegen nummer knippert.
2 Druk op AMS zodat “0”
knippert, en volg dan de stappen
3 t/m 5 op blz. 23 en 24.
1 Druk op 0 totdat “0” knippert
aan de rechterzijde van het
laatste nummer.
2 Volg de stappen 3 t/m 5 op
blz. 23 en 24.
aan het einde
van het
programma
1 Druk op 0 of ) totdat het te
veranderen nummer knippert.
2 Volg de stappen 3 t/m 5 op blz.
23 en 24.
b) Bij gebruik van de afstandsbediening
Gebruik de nummertoetsen om de gewenste
muziekstukken in de door u gekozen volgorde
in te voeren.
Om een muziekstuk met een nummer hoger
dan 25 in te voeren, dient u de >25 toets te
gebruiken (zie blz. 20).
Bij een vergissing in de keuze van het
nummer
Druk op 0 of ) tot het verkeerde
muziekstuknummer gaat knipperen en voer
dan het juiste nummer in met de
nummertoetsen.
Indien “0” knippert, drukt u op 0.
4 Herhaal stap 3 voor het invoeren van alle
gewenste muziekstukken.
Het ingevoerde muziekstuk wordt toegevoegd op
de plaats waar de “0” knippert.
Telkens wanneer u een muziekstuk aan het
programma toevoegt, wordt de speelduur hiervan
bij de duur van het programma opgeteld en de
totale speelduur van het programma verschijnt in
het display.
5 Na afloop van het programmeren drukt u op YES.
“Complete!!” verschijnt en hiermee is het
programmeren voltooid.
6 Druk enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal
op PROGRAM), totdat “PROGRAM” in het
display aangaat.
7 Druk op · om de weergave te starten.
Uitschakelen van de PROGRAM weergave
Druk in de stopstand enkele malen op PLAY MODE
(of eenmaal op CONTINUE ) totdat “PROGRAM” van
het display verdwijnt.
z Het programma blijft bestaan, zelfs nadat de
PROGRAM weergave is beëindigd
Door indrukken van · kunt u hetzelfde programma
nogmaals afspelen.
Opmerkingen
Het display zal in plaats van de totale speelduur
“- -m - -s” aangeven als de totale speelduur van het
programma langer dan 199 minuten is.
“ProgramFull” (“programma vol”) verschijnt wanneer u
meer dan 25 muziekstukken probeert te programmeren.
Wis de onnodige muziekstukken om andere
muziekstukken te kunnen programmeren.
Controleren van de volgorde van de
muziekstukken
Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of op
DISPLAY) terwijl de minidisc-recorder is gestopt en
“PROGRAM” wordt aangegeven.
De muziekstuknummers verschijnen in de volgorde
waarin ze werden geprogrammeerd, als volgt:
“/3 / 5 / 8 / 1 / 2/”
Controleren van de volgorde van de rest van de
muziekstukken
Draai AMS.
U kunt het display doen rollen om alle
geprogrammeerde muzieknummers te controleren.
Veranderen van de afspeelvolgorde van de
muziekstukken
U kunt de volgorde van de muziekstukken in het
programma veranderen, alvorens de weergave te starten.
Voor Doe het volgende na stappen
1 en 2 van “Afspelen van
muziekstukken in een zelf
gekozen volgorde”:
Afspelen van minidiscs
25
NL
Nuttige tips voor het opnemen
van minidiscs op cassette
Inlassen van pauzes tijdens het opnemen op
cassette (automatische pauze-inlasfunctie)
Met de automatische pauze-inlasfunctie kunt u tijdens
het opnemen van minidiscs op cassetteband pauzes
van 3 seconden tussen alle muziekstukken inlassen. Dit
maakt het mogelijk om later met de AMS functie snel
en gemakkelijk naar het begin van ieder gewenst
muziekstuk te gaan.
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 04” te kiezen en druk
AMS dan in.
3 Draai AMS om in te stellen op “Auto Space” en
druk AMS weer in.
4 Druk op MENU/NO.
z U kunt de automatische pauze-inlasfunctie ook met
de afstandsbediening inschakelen Z
Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele
malen op A.SPACE , totdat “Auto Space” in het display
aangaat.
Uitschakelen van de automatische pauze-
inlasfunctie
Uitschakelen van de automatische pauze-inlasfunctie via
de menu-instelling
1 Volg de aanwijzingen 1 en 2 onder “Inlassen van
pauzes tijdens het opnemen op cassette” op deze
bladzijde.
2 Draai AMS om in te stellen op “Auto Off” en druk
AMS in.
3 Druk op MENU/NO.
Uitschakelen van de automatische pauze-inlasfunctie met
de afstandsbediening Z
Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen
op A.SPACE , totdat “Auto Off” in het display aangaat.
Opmerking
Als de automatische pauze-inlasfunctie is ingeschakeld
tijdens het opnemen van een stuk muziek dat meerdere
muziekstuknummers bevat (zoals een symfonie of een
medley), zullen er in het muziekstuk pauzes worden ingelast
op de plaatsen waar de muziekstuknummers veranderen.
Pauzeren na elk muziekstuk (automatische
pauzeerfunctie)
Als de automatische pauzeerfunctie ingeschakeld is,
zal de minidisc-recorder na elk muziekstuk in de
pauzestand komen te staan. Deze automatische
pauzeerfunctie is handig als u slechts één muziekstuk
of verscheidene niet opeenvolgende muziekstukken
wilt opnemen. Volg de aanwijzingen onder “Inlassen
van pauzes tijdens het opnemen op cassette” op deze
bladzijde, maar kies in stap 3 “Auto Pause” in plaats
van “Auto Space”.
z U kunt de automatische pauzeerfunctie ook met de
afstandsbediening inschakelen Z
Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele
malen op A.SPACE, totdat “Auto Pause” in het display
aangaat.
Hervatten van de weergave na de pauze
Druk op · of P.
Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie
Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie via de
menu-instelling
Volg de aanwijzingen 1 t/m 3 onder “Uitschakelen van de
automatische pauze-inlasfunctie” op deze bladzijde.
Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie met de
afstandsbediening Z
Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen
op A.SPACE, totdat “Auto Off” in het display aangaat.
Opmerking
Als u de minidisc-recorder uitschakelt en/of de stekker uit
het stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste
instelling van de “Auto Space” en “Auto Pause” functies,
zodat deze weer zullen gelden wanneer u de minidisc-
recorder weer inschakelt.
Regelen van het analoge signaalniveau
U kunt het uitgangsniveau regelen van de analoge
signalen die worden doorgegeven aan een versterker
aangesloten op de LINE (ANALOG) OUT
aansluitingen.
1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in,
zodat “Setup Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 13” te kiezen en druk AMS
dan in.
3 Gebruik de AMS om het analoge uitgangssignaal-
niveau naar wens in te stellen.
4 Druk AMS in.
5 Druk op MENU/NO.
Om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling (0.0dB)
Druk op CLEAR.
Opmerkingen
Het niveau van de analoge uitgangssignalen naar de hoofd-
telefoon die op PHONES is aangesloten, verandert ook.
Wanneer u de minidisc eruit neemt of de minidisc-
recorder uitschakelt door de 1/u schakelaar in te drukken,
wordt het uitgangsniveau weer op de aanvangswaarde
(0.0dB) ingesteld.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO
Afspelen van minidiscs
26
NL
Fading-in en out van de
weergave (In/uit-faden)
Met de “FADE” functie kunt u het geluidssignaal dat
wordt weergegeven via de LINE (ANALOG) OUT
aansluitingen en de PHONES aansluiting aan het begin
geleidelijk laten opkomen (in-faden van de weergave)
en/of het geluid aan het eind geleidelijk laten
wegsterven (uit-faden van de weergave).
Deze functie is bij voorbeeld handig als u het geluid
niet abrupt midden in een muziekstuk wilt laten
beginnen of eindigen, maar een soepele overgang wilt
horen.
In-faden van de weergave
Druk in de weergavepauzestand op FADER bij het
punt waar u het geluid geleidelijk wilt laten opkomen.
Z in “Fade Z 3.2s” knippert en de minidisc-recorder
geeft het geluid langzaam opkomend weer tot de teller
de stand “0.0s” bereikt.
Uit-faden van de weergave
Druk tijdens weergave op FADER bij het punt waar u
het geluid geleidelijk wilt laten wegsterven.
z in “Fade z 3.2s” knippert en de minidisc-recorder
geeft het geluid steeds zwakker weer tot de teller de
stand “0.0s” bereikt.
Na afloop van het uit-faden komt de minidisc-recorder
in de weergavepauzestand te staan.
Opmerking
Het niveau van de uitgangssignalen naar de DIGITAL
OPTICAL OUT aansluiting verandert niet.
z U kunt de tijdsduur voor het in- en uit-faden van de
weergave afzonderlijk naar wens instellen
Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “U kunt de
tijdsduur voor het in- en uit-faden afzonderlijk naar
wens instellen” op blz. 17.
Weergave van een minidisc
met behulp van een
schakelklok
Door het aansluiten van een audio-schakelklok (niet
bijgeleverd) op deze minidisc-recorder kunt u het
afspelen laten beginnen en eindigen op van tevoren
ingestelde tijdstippen. Zie voor nadere bijzonderheden
over het aansluiten van de schakelklok en het instellen
van de begin- en eindtijden de bijgeleverde
gebruiksaanwijzing van de schakelklok.
1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 3 onder “Afspelen
van een minidisc” op blz. 8.
2 Druk enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal
op een van de PLAY MODE
afstandsbedieningstoetsen) om in te stellen op de
gewenste afspeelfunctie.
Wilt u slechts bepaalde muziekstukken
weergeven, stel dan een programma samen (zie
blz. 23).
3 Als u alleen de begintijd voor het afspelen wilt
instellen, kunt u doorgaan naar stap 4.
Als u alleen de eindtijd voor het afspelen wilt
instellen, drukt u op · om het afspelen te
starten en dan gaat u door naar stap 4.
Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het
afspelen wilt instellen, kunt u doorgaan naar
stap 4.
4 Zet TIMER van de minidisc-recorder op “PLAY”.
5 Stel de schakelklok in op de gewenste begintijd
en/of eindtijd voor de weergave.
Als u op de schakelklok de begintijd voor het
afspelen hebt ingesteld, zal de minidisc-recorder
automatisch worden uitgeschakeld. Bij het
bereiken van de ingestelde begintijd wordt de
minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan
met afspelen.
Als u alleen de eindtijd voor het afspelen hebt
ingesteld en reeds met afspelen bent begonnen,
gaat de minidisc-recorder door met afspelen. Bij
het bereiken van de door u ingestelde eindtijd
stopt de minidisc-recorder en wordt dan
uitgeschakeld.
FADER
23
NUM
!
A˜B
22
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
21
Z
NAME
/
>
25
24
.
(
A.SPACE
+
STANDBY
=
START
P
STOP
T.REC MUSIC SYNC
25
,
)
M.SCAN
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CD PLAYER FADER
LEVEL
FADER
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
TIMER PLAY MODE
·
Afspelen van minidiscs
27
NL
Inslapen met muziek
U kunt de minidisc-recorder programmeren om na
verloop van een bepaalde tijd automatisch te worden
uitgeschakeld, zodat u kunt inslapen met muziek.
U kunt de uitschakeltijd instellen in stappen van
30 minuten.
1 Druk MENU/NO tweemaal in zodat “Setup
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS om “Setup 14” te selecteren, en druk
dan AMS in.
3 Draai AMS om de tijd te selecteren.
De minuten-indicatie verandert als volgt:
30min ˜ 60min ˜ 90min ˜ 120min
4 Druk AMS in.
5 Draai AMS om “Setup 15” te selecteren, en druk
dan AMS in.
6 Draai AMS om “Sleep On” te selecteren, en druk
dan AMS in.
“SLEEP” gaat aan in het display.
7 Druk op MENU/NO.
Om de uitschakeltijd te veranderen
Begin opnieuw vanaf stap 1 hierboven.
Om de inslaapschakelklokfunctie te annuleren
Selecteer “Sleep Off” in stap 6 hierboven, en druk dan
AMS in.
Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het
afspelen hebt ingesteld, wordt de minidisc-
recorder uitgeschakeld. Bij het bereiken van de
begintijd wordt de minidisc-recorder
ingeschakeld en begint dan met afspelen. Op de
ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder
met afspelen en wordt dan uitgeschakeld.
6 Na afloop van de schakelklok-weergave zet u
TIMER van de minidisc-recorder terug op “OFF”.
Opmerking
U kunt in stap 2 ook kiezen voor PROGRAM weergave.
Houd er echter wel rekening mee dat de programma-
instellingen geleidelijk zullen verdwijnen zolang er geen
stroomvoorziening is, zodat een programma dat u kiest voor
een te ver verwijderde datum wel eens gewist kan zijn als de
betreffende dag aanbreekt. In dat geval zal de minidisc-
recorder wel worden ingeschakeld, maar zal slechts de
normale weergave plaatsvinden, met alle muziekstukken
van de minidisc in de gewone nummervolgorde.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO
Montage van opgenomen minidiscs
28
NL
Wissen van opnamen
(ERASE functie)
Volg de onderstaande aanwijzingen voor het wissen
van:
• een enkel muziekstuk
• alle muziekstukken
Wissen van een enkel muziekstuk
U kunt een muziekstuk wissen door eenvoudigweg het
nummer ervan in te voeren. Bij het wissen wordt het
aantal muziekstukken op de minidisc met één
verminderd en schuiven alle muziekstukken volgend
op het gewiste nummer een plaatsje op. Aangezien dit
wissen plaatsvindt door hernummering van de “TOC”
inhoudsopgave, is het niet nodig de muziek van de
minidisc te verwijderen of eroverheen op te nemen.
z Om verwarring te voorkomen, dient u bij wissen
van meerdere muziekstukken te beginnen bij het
hoogst genummerde muziekstuk, zodat de andere
muziekstukken die nog gewist moeten worden
niet onnodig hernummerd worden.
Voorbeeld: Wissen van muziekstuk B
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Tr Erase ?” in het display wordt
aangegeven.
3 Druk AMS of YES in.
De aanduiding voor het wissen van
muziekstukken verschijnt en de weergave van het
aangegeven muziekstuk begint.
4 Draai AMS om in te stellen op het
muziekstuknummer dat u wilt wissen.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO
YES
123
4
1
2
3
AB C
D
AC
D
Muziek-
stuk-
nummer
Wissen
B wordt gewist
Opmerkingen betreffende
muziekmontage
Na het opnemen op een minidisc kunt u de
muziekstukken nog aanpassen en monteren met
behulp van de volgende montagefuncties:
Met de “Erase” wisfunctie kunt u ongewenste
muziekstukken eenvoudig van de minidisc
verwijderen door slechts het muziekstuknummer
ervan in te voeren.
Met de “A-B Erase” wisfunctie kunt u alleen een
bepaalde ongewenste passage uit een muziekstuk
verwijderen.
• Met de “Divide” onderverdeelfunctie kunt u een lang
muziekstuk in stukken opsplitsen, zodat u elk stuk
afzonderlijk kunt terugvinden met de AMS
zoekfunctie.
Met de “Combine” samenvoegfunctie kunt u twee
achtereenvolgende muziekstukken tot een enkel
nummer samenvoegen.
Met de “Move” verplaatsfunctie kunt u de volgorde
van de muziek naar uw eigen inzicht aanpassen door
de muziekstukken elk van het gewenste nummer te
voorzien.
Met de “Title” titelfunctie kunt u alle opgenomen
muziekstukken en ook de gehele minidisc van
zelfgekozen titels voorzien.
Indien “Protected” en “C11” beurtelings in het
display verschijnen
De muziekmontage is niet mogelijk omdat het
wispreventienokje van de minidisc ter beveiliging is
opengeschoven. Om te kunnen monteren, dient u het
nokje eerst dicht te schuiven.
Als “TOC” en “TOC Writing” in het display
knipperen
Stoot niet tegen de minidisc-recorder en trek niet de
stekker uit het stopcontact. Na het monteren van
muziekstukken zal de “TOC” aanduiding blijven
branden, tot u de minidisc eruitneemt of het apparaat
uitschakelt. “TOC” en “TOC Writing” knipperen
wanneer er veranderingen in de inhoudsopgave
worden aangebracht. Wanneer de minidisc-recorder
het bijwerken van de inhoudsopgave heeft voltooid,
gaat “TOC” uit.
Montage van opgenomen
Montage van opgenomen minidiscs
29
NL
5 Druk op AMS of YES.
Wanneer het in stap 4 gekozen muziekstuk is
gewist, verschijnt enkele seconden lang de
aanduiding “Complete!!” en verdwijnt er één
nummer uit de muziekkalender.
Het muziekstuk dat volgt na het gewiste
muziekstuk, begint af te spelen. (Als u het laatste
muziekstuk wist, zal het muziekstuk dat
voorafgaat aan het gewiste muziekstuk beginnen
af te spelen.)
6 Herhaal de stappen 1 t/m 5 als u nog andere
muziekstukken wilt wissen.
Uitschakelen van de ERASE functie
Druk op MENU/NO of op p.
Opmerking
Als de “Erase ???” in het display verschijnt, is het
muziekstuk met een ander apparaat opgenomen of
gemonteerd en tegen wissen beveiligd. Als deze aanduiding
verschijnt, drukt u op AMS of YES om het muziekstuk te
wissen.
Wissen van alle muziekstukken van een
minidisc
Bij het volledig wissen van een opname-minidisc
worden alle opgenomen muziekstukken, hun titels en
ook de disc-titel in één keer gewist.
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “All Erase ?” in het display wordt
aangegeven.
3 Druk AMS of YES in.
Nu wordt “All Erase??” aangegeven en gaan alle
muziekstuknummers in de muziekkalender
knipperen.
4 Druk AMS of YES in.
Wanneer alle opgenomen muziekstukken, hun
titels en ook de disc-titel zijn gewist, verschijnt
enkele seconden lang de aanduiding “Complete!!”
en verdwijnt de gehele muziekkalender.
Uitschakelen van de ERASE functie
Druk op MENU/NO of op p, zodat “All Erase ?” of
“All Erase??” uitgaat.
z Het wissen kan nog ongedaan worden gemaakt
Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk
nadat u het muziekstuk hebt gewist.
Montage van opgenomen minidiscs
30
NL
Wissen van een bepaalde
passage (A-B wisfunctie)
U kunt op eenvoudige wijze een bepaald gedeelte
binnen een muziekstuk afbakenen en dit wissen. Dit
kan bij voorbeeld handig zijn om na het opnemen van
een FM radio-uitzending of een satelliet-uitzending
overbodige delen zoals reclameboodschappen uit de
opname te verwijderen.
Voorbeeld: Wissen van een deel van muziekstuk A
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “A-B Erase ?” in het display wordt
aangegeven.
3 Druk AMS of YES in.
4 Draai AMS om het nummer van het betreffende
muziekstuk te kiezen en druk AMS of YES dan in.
Nu verschijnen in het display om en om de
aanduidingen “-Rehearsal-” en “Point A ok?”
terwijl het gekozen muziekstuk vanaf het begin
wordt weergegeven.
5 Let aandachtig op het weergegeven geluid en
draai AMS om het beginpunt van de te wissen
passage (punt A) te vinden.
U kunt de eenheid kiezen waarmee het beginpunt
wordt verschoven. Druk op 0 of ) om te
kiezen voor fragment*, seconde of minuut.
Kiest u voor fragment, dan verschijnt het aantal
fragmenten wanneer u AMS draait; kiest u voor
seconde of minuut, dan gaat de “s”, resp. de “m”
in het display knipperen.
* 1 fragment is ongeveer 12 ms.
6 Zolang het punt A nog niet naar wens is, kunt u
stap 5 herhalen tot u het juiste beginpunt voor
wissen hebt bepaald.
7 Druk op AMS of YES als het beginpunt precies
naar wens is.
“Point B set” verschijnt en de weergave begint
opnieuw, nu voor het instellen van het eindpunt
van het te wissen gedeelte (punt B).
8 Laat de weergave doorgaan (of druk op 0 of
)) tot het punt B bereikt is en druk dan op AMS
of YES.
Nu verschijnen om en om de aanduidingen “A-B
Ers” en “Point B ok?” in het display terwijl de
minidisc-recorder een gedeelte van enkele
seconden vóór punt A en een kort gedeelte na punt
B aansluitend weergeeft.
9 Herhaal stap 5 als het punt B nog niet precies
genoeg is gekozen.
10Druk op AMS of YES als het eindpunt geheel naar
wens is.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en
de ongewenste passage tussen punt A en punt B is
nu gewist.
Uitschakelen van de A-B wisfunctie
Druk op MENU/NO of p.
Opmerking
Als “Impossible” (“onmogelijk”) in het display verschijnt,
betekent dit dat:
Punt B is voor punt A ingesteld.
Punt B moet na punt A worden ingesteld.
De gespecificeerde passage niet gewist kan worden.
Dit gebeurt soms wanneer u hetzelfde muziekstuk reeds
herhaaldelijk hebt gemonteerd, en is te wijten aan een
technische beperking van het MD-systeem, en niet aan een
mechanische storing.
Muziek-
stuk-
nummer
Wissen
Punt B
A
#1
A
#2
A
#3
2
B
31
C
1
A (#1+#3)
2
B
3
C
Punt A
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO YES
0/)
Montage van opgenomen minidiscs
31
NL
Onderverdelen van opgenomen
muziekstukken (DIVIDE functie)
Met de DIVIDE functie kunt u muziekstuknummers
aanbrengen bij ieder muziekstuk of iedere passage die
u later wilt kunnen opzoeken. Zo kunt u
muziekstuknummers aanbrengen op minidiscs die zijn
opgenomen vanaf een analoge geluidsbron (dus
zonder nummers) of een te lang muziekstuk
opsplitsen, om elke passage gemakkelijker terug te
vinden. Wanneer een muziekstuk wordt
onderverdeeld, zal het totale aantal nummers op de
minidisc met één toenemen, en worden de overige
muziekstukken opnieuw genummerd.
Voorbeeld: Splitsen van muziekstuk nummer 2 om een
nieuw muziekstuknummer voor C aan te brengen
Onderverdelen van een muziekstuk dat u te
lang vindt
1
Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Divide ?” in het display wordt
aangegeven en druk AMS of YES in.
3 Draai AMS om het nummer van het betreffende
muziekstuk te kiezen en druk AMS of YES dan in.
Nu verschijnt de aanduiding “-Rehearsal-” in het
display terwijl het gekozen muziekstuk vanaf het
begin wordt weergegeven.
4 Let aandachtig op het weergegeven geluid en
draai AMS om het punt te bepalen waar u het
muziekstuk wilt onderverdelen.
U kunt de eenheid kiezen waarmee het nieuwe
beginpunt wordt verschoven. Druk op 0 of )
om te kiezen voor fragment, seconde of minuut.
Kiest u voor fragment, dan verschijnt het aantal
fragmenten wanneer u AMS draait; kiest u voor
seconde of minuut, dan gaat de “s”, resp. de “m”
in het display knipperen.
5 Druk op AMS of YES als het nieuwe beginpunt
precies naar wens is.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en
het nieuw gecreëerde muziekstuk wordt
weergegeven. Het nieuwe muziekstuk zal nog
geen titel dragen, ook al had het oorspronkelijke
muziekstuk er wel een. Het totaal aantal
muziekstuknummers in de muziekkalender wordt
met één verhoogd.
Uitschakelen van de DIVIDE functie
Druk op MENU/NO of p.
z Het onderverdelen kan nog ongedaan worden
gemaakt
Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk
nadat u het muziekstuk hebt onderverdeeld.
z Ook tijdens opnemen kunt u muziekstukken al
onderverdelen
Dit doet u met behulp van de handmatige
markeerfunctie (zie blz. 13).
Onderverdelen van een muziekstuk
wanneer u tijdens afspelen een geschikt
beginpunt tegenkomt
1 Druk tijdens het afspelen van de minidisc op de
AMS bij het punt waar u een nieuw muziekstuk
wilt laten beginnen. “—Divide—” en “-Rehearsal-
” verschijnen beurtelings in het display en het
afspelen wordt voortgezet vanaf de door u
geselecteerde positie.
2 Als u het beginpunt wat nauwkeuriger wilt
instellen, volgt u de aanwijzingen in stap 4 van
“Onderverdelen van een muziekstuk dat u te lang
vindt”, op deze bladzijde.
3 Druk op YES.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en
het nieuw gecreëerde muziekstuk wordt
weergegeven.
Uitschakelen van de DIVIDE functie
Druk op AMS, MENU/NO of p.
1
Muziek-
stuk-
nummer
1
A
A
23
D
C
24
BC
D
B
3
Onder-
verdelen
Muziekstuk 2 is onderverdeeld en er is
een nieuw nummer voor C aangebracht.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
0/)
MENU/NO YES
Montage van opgenomen minidiscs
32
NL
Samenvoegen van opgenomen
muziekstukken
(COMBINE functie)
Met de COMBINE functie kunt u twee muziekstukken
op een opgenomen minidisc tot een enkel nummer
samenvoegen. Dit hoeven geen opeenvolgende
nummers te zijn en u kunt desgewenst ook de
volgorde omkeren. Deze functie is handig voor het
samenstellen van een medley van nummers die goed
samen gaan of het combineren van verschillende
onafhankelijk opgenomen passages tot een enkel
muziekstuk. Door het samenvoegen van twee
muziekstukken wordt het totale aantal nummers op de
minidisc met één verminderd en alle muziekstukken
volgend op de samengevoegde nummers worden
hernummerd.
Voorbeeld: Samenvoegen van muziekstukken B en D
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Combine ?” in het display wordt
aangegeven.
3 Druk AMS of YES in.
4 Draai AMS om het eerste van de twee te
combineren muziekstukken te kiezen en druk
AMS of YES in.
Nu verschijnt het keuzedisplay voor het tweede
muziekstuk en begint de weergave van de
aansluitende passages (d.w.z. het eind van het
eerst gekozen muziekstuk en het begin van het
daarop volgende muziekstuk).
5 Draai AMS om het tweede muziekstuk te kiezen
dat u met het eerste wilt samenvoegen en druk op
AMS of YES.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en
het totaal aantal muziekstuknummers in de
muziekkalender wordt met één verminderd.
Als beide gecombineerde muziekstukken al een
titel hadden, komt de titel van het tweede te
vervallen.
Uitschakelen van de COMBINE functie
Druk op MENU/NO of p.
z Het samenvoegen kan nog ongedaan worden
gemaakt
Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk
nadat u de muziekstukken hebt samengevoegd.
Opmerking
Als “Impossible” in het display wordt aangegeven, kunnen
de gekozen muziekstukken niet worden samengevoegd. Dit
kan zich voordoen als er aan een bepaald muziekstuk al te
veel “gesleuteld” is. Dit hangt samen met de inherente
beperkingen van het minidisc-opnamesysteem; het wijst niet
op een technische storing.
Samen-
voegen
Muziekstuk-
nummer
123 4
AB C
AB D
D
12
3
C
B en D gaan nu samen
één muziekstuk vormen.
Eerste
muziekstuk
Nieuw muziekstuknummer
na samenvoegen
Aansluitend muziekstuk
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO YES
Montage van opgenomen minidiscs
33
NL
Verplaatsen van opgenomen
muziekstukken (MOVE functie)
Met de MOVE functie kunt u de volgorde van de
nummers aanpassen door een muziekstuk op een
andere plaats te zetten. Na het verplaatsen van een
muziekstuk worden alle muziekstukken tussen de
oude en de nieuwe plaats automatisch hernummerd.
Voorbeeld: Verplaatsen van muziekstuk C naar plaats
nummer 2
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Move ?” in het display wordt
aangegeven.
3 Druk AMS of YES in.
4 Draai AMS om het te verplaatsen muziekstuk te
kiezen en druk AMS of YES in.
5 Draai AMS tot het nieuwe nummer voor het
muziekstuk verschijnt.
6 Druk AMS of YES in.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en
het verplaatste muziekstuk wordt afgespeeld.
Uitschakelen van de MOVE functie
Druk op MENU/NO of p.
Naamgeving van minidiscs en
opgenomen muziekstukken
(TITLE functie)
U kunt uw opgenomen minidiscs en muziekstukken
van zelf gekozen titels voorzien. Deze titels, die in het
display verschijnen, kunnen bestaan uit hoofdletters,
kleine letters en cijfers of symbolen, tot een maximum
van 1 700 lettertekens per minidisc. U kunt ook de
afstandsbediening gebruiken voor naamgeving van
minidiscs of muziekstukken (zie “Naamgeving van
muziekstukken en minidiscs met de afstandsbediening”
op blz. 35).
Ga als volgt te werk om een muziekstuk of een
minidisc van een titel te voorzien.
Naamgeving is mogelijk tijdens het opnemen,
afspelen en in de pauzestand. Als echter het
opnemen van het muziekstuk stopt vóór u de titel
volledig hebt ingevoerd, dan worden de reeds
gekozen letters niet vastgelegd en zal het
muziekstuk dus nog geen titel hebben.
1 Druk op MENU/NO om “Edit Menu” in het
display te laten verschijnen.
2 Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt
aangegeven en druk AMS of YES in.
Sla deze stap over tijdens opnemen.
3 Draai AMS tot “Nm In ?” wordt aangegeven en
druk dan AMS of YES in.
4 Stel met AMS in op “Disc” voor naamgeving van
een minidisc of kies het betreffende muziekstuk.
Tijdens opnemen gaat u direct door naar stap 6.
5 Druk AMS of YES in.
Er verschijnt een knipperende cursor in het
display.
(Wordt vervolgd)
1
23 4
143
A
B
C
D
ACBD
2
Muziek-
stuk-
nummer
Ver-
plaatsen
Muziekstuk C is nu
nummer 2 geworden.
Nummer van het
muziekstuk dat u
wilt verplaatsen
Nieuw nummer voor het
muziekstuk
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO YES
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO
YES
LEVEL/DISPLAY/CHAR
0/)
Montage van opgenomen minidiscs
34
NL
6 Druk op LEVEL/DISPLAY/CHAR om als het
lettertype als volgt te kiezen:
Voor het kiezen Drukt u op LEVEL/DISPLAY/CHAR
van tot
Hoofdletters “A” wordt aangegeven
Kleine letters “a” wordt aangegeven
Cijfers “0” wordt aangegeven
7 Kies met AMS een letter of cijfer.
Het gekozen letterteken gaat knipperen.
De letters, cijfers en symbolen verschijnen in de
normale volgorde in het display wanneer u AMS
draait.
In uw titels kunt u ook de volgende symbolen
gebruiken:
! ” # $ % & ’ ( ) * + , – . / : ; < = > ? @ _ `
Tijdens stap 7 kunt u op elk gewenst moment op
LEVEL/DISPLAY/CHAR drukken om het
lettertype te veranderen (zie stap 6).
8 Druk op AMS om het gekozen teken in te voeren.
De cursor gaat één plaats naar rechts en wacht op
de invoer van het volgende teken.
9 Herhaal de stappen 7 en 8 tot de hele titel is
ingevoerd.
Als u een vergissing maakt
Druk op 0 of ) tot het te verbeteren
letterteken gaat knipperen en herhaal de stappen 7
en 8 om het juiste teken in te voeren.
Wissen van een letterteken
Druk op 0 of ) tot het te wissen letterteken
gaat knipperen en druk op CLEAR.
Invoeren van een spatie
Druk op AMS terwijl de cursor knippert.
10Druk op YES.
De ingevoerde titel verschijnt in het display en het
invoeren van de titel is voltooid.
Uitschakelen van de titelfunctie
Druk op MENU/NO of p.
Opmerking
U kunt geen titel voor een muziekstuk of een minidisc
vastleggen tijdens het opnemen over een eerder opgenomen
muziekstuk.
Montage van opgenomen minidiscs
35
NL
Kopiëren van een muziekstuk-titel of een disc-titel
U kunt een bestaande muziekstuk-titel of disc-titel
overnemen en gebruiken voor een (ander) muziekstuk.
Dit kan echter alleen met de bedieningsorganen op het
apparaat zelf.
1 Druk op MENU/NO om “Edit Menu” aan te
geven.
2 Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt
aangegeven en druk AMS of YES in.
3 Draai AMS tot “Nm Copy ?” wordt aangegeven.
4 Druk AMS of YES in.
5 Draai AMS om “Disc” te kiezen voor het kopiëren
van de disc-titel, of kies het muziekstuk waarvan
u de titel, wilt overnemen en druk AMS of YES in.
Als “No Name” in het display verschijnt
Dan heeft deze minidisc of dit muziekstuk nog
geen titel.
6 Draai AMS om “Disc” te kiezen voor naamgeving
van de minidisc, of kies het muziekstuk waar u de
titel naar toe wilt kopiëren en druk AMS of YES
in.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om
aan te geven dat het kopiëren voltooid is.
Als “Overwrite?” in het display verschijnt
De minidisc of het muziekstuk dat in stap 6
hierboven werd geselecteerd, heeft een titel. Als u
wilt verdergaan met het kopiëren van de titel, druk
dan op AMS of YES.
Uitschakelen van de titelkopieerfunctie
Druk op MENU/NO of p.
Naamgeving van muziekstukken en
minidiscs met de afstandsbediening Z
1
Druk enkele malen op NAME tot in het display
een knipperende cursor verschijnt en ga dan als
volgt te werk:
Voor naamgeving van Zorgt u dat de minidisc-
recorder
een muziekstuk het muziekstuk weergeeft,
opneemt of in de pauzestand
staat, of gestopt is na het
vinden van het muziekstuk.
een minidisc in de stopstand staat, zonder
een muziekstuknummer in het
display.
2 Kies het lettertype als volgt:
Voor keuze van Drukt u enkele malen op
Hoofdletters CHAR tot “Selected AB” wordt
aangegeven
Kleine letters CHAR tot “Selected ab” wordt
aangegeven
Cijfers NUM tot “Selected 12” wordt
aangegeven in het display
3 Druk op een letter/nummertoets om het gewenste
letterteken in te voeren.
De cursor gaat één plaats naar rechts en wacht op
de invoer van het volgende teken.
Tijdens stap 3 kunt u op elk gewenst moment het
lettertype veranderen (zie stap 2).
(Wordt vervolgd)
Letter/
nummertoetsen
3
6
H
8
M
13
R
18
W
23
C
PROGRAM
EJECT
TIME
NUM
!
A˜B
2
G
7
L
12
Q
17
V
22
B
SHUFFLE
PLAY MODE
SCROLL
CHAR
?
REPEAT
WRITE CLEAR
1
F
6
K
11
P
16
U
21
Z
A
CONTINUE
DISPLAY
NAME
/
>
25
MENU/NO
4
I
9
N
14
S
19
X
24
.
D
(
A.SPACE
STANDBYSTARTSTOP
T.REC MUSIC SYNC
5
J
10
O
15
T
20
Y
25
,
E
)
M.SCAN
YES
0
=
·
)
+ r
P p
CD-SYNC
CLEAR
MENU/NO
NUM
NAME
CHAR
0/)
Montage van opgenomen minidiscs
36
NL
4 Herhaal stap 3 tot de hele titel is ingevoerd.
Als u een vergissing maakt
Druk op 0 of ) tot het te verbeteren
letterteken gaat knipperen.
Druk op CLEAR om het onjuiste teken te wissen
en voer dan het juiste teken in.
5 Druk nogmaals op NAME.
De ingevoerde titel verschijnt in het display en het
invoeren van de titel is voltooid.
Uitschakelen van de titelfunctie
Druk op MENU/NO of p.
Wijzigen van een bestaande titel Z
1
Druk op NAME en ga dan als volgt te werk:
Voor wijziging van Zorgt u dat de minidisc-
recorder
een muziekstuk-titel het muziekstuk weergeeft,
opneemt of in de pauzestand
staat, of gestopt is na het vinden
van het muziekstuk.
een minidisc-titel in de stopstand staat, zonder een
muziekstuknummer in het
display.
2 Houd CLEAR ingedrukt tot de oude titel is
verdwenen.
3 Voer de nieuwe titel in.
Volg de stappen 6 t/m 9 onder “Naamgeving van
minidiscs en opgenomen muziekstukken” op
blz. 34 of de stappen 2 t/m 4 onder “Naamgeving
van muziekstukken en minidiscs met de
afstandsbediening” op blz. 35 en deze bladzijde.
4 Druk op NAME.
Wissen van een titel op een minidisc
(titel-wisfunctie)
Gebruik deze functie wanneer u een titel van een
minidisc wilt wissen.
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt
aangegeven en druk AMS of YES in.
3 Draai AMS tot “Nm Erase ?” wordt aangegeven
en druk AMS of YES in.
4 Stel met AMS in op “Disc” voor het wissen van de
disc-titel of kies het muziekstuk waarvan u de
titel wilt wissen en druk AMS of YES in.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om
aan te geven dat de gekozen titel gewist is.
Uitschakelen van de titel-wisfunctie
Druk op MENU/NO of p.
Wissen van alle titels op een minidisc
(titelbestand-wisfunctie)
Gebruik deze functie als u alle titels in één keer van de
minidisc wilt wissen.
1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of
pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit
Menu” in het display verschijnt.
2 Draai AMS tot “Name ?” in het dispaly wordt
aangegeven en druk AMS of YES in.
3 Draai AMS tot er “Nm AllErs?” in het display
verschijnt en druk AMS of YES in.
Nu wordt “Nm AllErs??” aangegeven.
4 Druk AMS of YES in.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om
aan te geven dat alle titels gewist zijn.
Uitschakelen van de titelbestand-wisfunctie
Druk op MENU/NO of p.
z Het wissen van alle titels kan nog ongedaan worden
gemaakt
Zie “Ongedaan maken van de laatste wijziging” op
blz. 37.
z U kunt alle opgenomen muziekstukken en titels
wissen
Zie “Wissen van alle muziekstukken van een minidisc”
op blz. 29.
Montage van opgenomen minidiscs
37
NL
3 Druk AMS of YES in.
Een van de volgende aanduidingen verschijnt in
het display, afhankelijk van de laatste wijziging die
u ongedaan kunt maken:
Gemaakte wijziging: Aanduiding:
Wissen van een enkel muziekstuk
Wissen van alle muziekstukken
van de minidisc “Erase Undo?”
Wissen van een deel van
een muziekstuk
Onderverdelen van een muziekstuk “DivideUndo?”
Samenvoegen van muziekstukken “CombinUndo?”
Verplaatsen van een muziekstuk “Move Undo?”
Naamgeving van een muziekstuk
of de minidisc
Wijzigen van een bestaande titel
Wissen van alle titels van de minidisc
“Name Undo?”
Kopiëren van een titel
4 Druk AMS of YES nogmaals in.
“Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om
aan te geven dat de inhoud van de minidisc is
hersteld in de toestand die bestond vóór de laatste
wijziging.
Uitschakelen van de correctie-functie
Druk op MENU/NO of p.
Ongedaan maken van de laatste
wijziging (Correctie-functie)
Met de “UNDO” correctie-functie kunt u de laatste
montage-handeling ongedaan maken en de minidisc
terugbrengen in de toestand die bestond vóór u de
laatste wijziging aanbracht. Deze correctie is echter niet
mogelijk als u na het monteren al een van de volgende
handelingen hebt verricht:
Indrukken van r REC op de minidisc-recorder;
Indrukken van r, MUSIC SYNC of CD SYNC
STANDBY op de afstandsbediening;
Bijwerken van de “TOC” inhoudsopgave door
uitschakelen van de minidisc-recorder of uitnemen
van de minidisc;
De stekker van het netsnoer uit het stopcontact
halen.
1 Met de minidisc-recorder in de stopstand, zonder
een muziekstuknummer in het display, drukt u
op MENU/NO om “Edit Menu” te laten
verschijnen.
2 Draait AMS tot “Undo ?” in het display wordt
aangegeven.
“Undo ?” zal niet verschijnen als er nog geen
wijziging is gemaakt.
AMS ±
p
0)
r
·
§
EJECT
P
AMS ±
MENU/NO YES
Overige informatie
38
NL
Beperkingen van het systeem
Het opnamesysteem van uw minidisc-recorder
verschilt sterk van de opnametechnieken gebruikt in
gewone cassettedecks en digitale DAT decks, met een
aantal specifieke beperkingen waarvan hieronder een
uitleg volgt. Deze beperkingen zijn echter inherent aan
het ontwerp van het minidisc-systeem en wijzen niet
op storing in uw apparatuur.
De “Disc Full” foutmelding verschijnt reeds vóór het
bereiken van de maximale opnameduur (60 tot
74 minuten)
Wanneer er 255 nummers op de disc zijn opgenomen, zal de
“Disc Full” foutmelding verschijnen, ongeacht de feitelijke
opnameduur. Een minidisc kan niet meer dan 255
muziekstukken bevatten. Om verder te gaan met opnemen,
dient u muziekstukken te wissen of een andere minidisc te
gebruiken.
De “Disc Full” foutmelding verschijnt reeds vóór het
bereiken van het maximaal aantal muziekstukken
In bepaalde gevallen kunnen de zachtere passages binnen
muziekstukken worden opgevat als pauzes ertussen, zodat
het aantal nummers het feitelijk aantal muziekstukken
overschrijdt. Dan zal de “Disc Full” foutmelding al gauw
verschijnen.
De resterende speelduur vermeerdert niet, ook na het
wissen van diverse korte nummers
Nummers van minder dan twaalf seconden lengte tellen niet
mee, zodat het wissen ervan niet tot meer beschikbare
opnameduur zal leiden.
Bepaalde muziekstukken laten zich niet met andere
samenvoegen
Na montage kunnen bepaalde muziekstukken niet meer met
andere te combineren zijn.
De totale opgenomen speelduur plus de resterende
beschikbare opnameduur op de minidisc komen in totaal
niet aan de nominale speelduur van de disc (60 tot
74 minuten)
Het opnemen wordt verricht in minimum-eenheden van 2
seconden, ongeacht de lengte van het opgenomen materiaal.
Dit kan leiden tot een geringe afwijking van de nominale
speelduur. Daarnaast kan de speelduur van een minidisc
beperkt worden door krassen en dergelijke.
Tijdens het doorzoeken van muziekstukken die niet
rechtstreeks zijn opgenomen, maar door montage zijn
samengesteld, kan geluid af en toe wegvallen.
De muziekstuk-nummers worden niet naar behoren
vastgelegd
Onjuiste muziekstuk-nummers kunnen resulteren wanneer
de muziekstukken van een CD tijdens digitale opname in
meerdere nummers worden onderverdeeld. Ook kunnen na
opnemen met de automatische muziekstuk-markering
ingeschakeld, de nummers wel eens niet precies
overeenkomen met de oorspronkelijke muziekstuknummers.
Overige informatie
Foutmeldingen in het display
De onderstaande aanduidingen kunnen in het display
verschijnen als er bij de bediening iets mis gaat.
Bovendien heeft de minidisc-recorder een
Zelfdiagnose-functie (zie blz. 45).
Foutmelding Betekenis
Blank Disc Er wordt getracht een nieuwe,
(onbespeelde) of gewiste minidisc af te
spelen.
Cannot Copy Er wordt getracht een tweede-generatie
kopie te maken van een digitaal
opgenomen minidisc. (Zie voor nadere
bijzonderheden blz. 41).
Cannot Edit Er is getracht een minidisc te monteren
tijdens geprogrammeerde weergave of
weergave in willekeurige volgorde.
Disc Full Er is geen ruimte meer over op de
minidisc (Zie “Beperkingen van het
systeem” op deze blz.).
Impossible De minidisc-recorder kan de gekozen
montage-handeling niet uitvoeren.
Name Full Het titelgeheugen van de minidisc is vol
(met ongeveer 1 700 lettertekens).
No Disc Er bevindt zich geen minidisc in het
apparaat.
Premastered Er wordt getracht op te nemen op een
voorbespeelde minidisc.
Standby Door een te lange tussenperiode zijn de
(knippert) instellingen van de schakelklok
verdwenen zodat deze niet kan worden
ingeschakeld, of de geprogrammeerde
nummers zijn verdwenen zodat de
programma-weergave niet werkt.
Overige informatie
39
NL
/ De minidisc bevat geen opnamen (de muziekkalender
verschijnt niet). Vervang de minidisc door een andere
waarop opnamen staan.
Opnemen op minidiscs is niet mogelijk of mislukt.
/ De minidisc is tegen abusievelijk wissen beveiligd.
(“Protected” en “C11” verschijnen beurtelings in het
display.)
Schuif het wispreventienokje dicht (zie blz. 7).
/ De minidisc-recorder is niet goed op de geluidsbron
aangesloten. Zorg dat de aansluitingen tussen de
geluidsbron en de minidisc-recorder naar behoren zijn
gemaakt.
/ Het opnameniveau is niet juist ingesteld. Stel het
opnameniveau juist in (zie blz. 12 en 13).
/ Er is een voorbespeelde minidisc geplaatst. Vervang de
disc door een opname-minidisc.
/ Er is niet genoeg opnametijd meer over op de disc.
Vervang de disc door een andere opname-minidisc
waarop geen of minder materiaal is opgenomen, of wis
overbodige opnamen van de minidisc.
/ Er heeft zich een stroomonderbreking voorgedaan, of
het netsnoer is uit het stopcontact geraakt. Mogelijk is
informatie die op de disc was opgenomen, verloren
gegaan. Maak de opnamen opnieuw.
Het synchroon-opnemen met een CD-speler werkt niet.
/ De minidisc-recorder staat niet ingesteld op het juiste
type CD-speler (voor muziek-CD’s of video-CD’s).
Stel in op het juiste type CD-speler (zie blz. 17).
Als de gebruikte CD-speler een functiekeuzeschakelaar
heeft, stel deze dan in op CD1.
Storende bijgeluiden in de geluidsweergave.
/ Krachtig magnetisme van een TV-toestel of een ander
apparaat veroorzaakt storingen in de werking van de
minidisc-recorder. Plaats de minidisc-recorder verder
uit de buurt van apparatuur die electromagnetische
storing kan veroorzaken.
Een drieletterteken-code verschijnt.
/ De Zelfdiagnose-functie is ingeschakeld.
Raadpleeg de tabel op blz. 45.
Opmerking
Als de minidisc-recorder nog steeds niet naar behoren werkt,
hoewel bovenstaande aanwijzingen zijn opgevolgd: Schakel
in dit geval de minidisc-recorder uit, trek de stekker uit het
stopcontact en sluit het apparaat dan weer op het
stopcontact aan.
De aanduiding “TOC Reading” blijft gedurende lange tijd
branden
Als de geplaatste minidisc gloednieuw is, verschijnt de
aanduiding “TOC Reading” langer in het display dan bij
minidiscs die reeds eerder waren gebruikt.
Beperkingen bij opnemen over bestaande (eerder
opgenomen) muziekstukken
Niet in alle gevallen kan de juiste resterende opname-
speelduur worden aangegeven.
Het kan wel eens onmogelijk blijken over een muziekstuk
heen op te nemen als dat muziekstuk reeds enkele malen
eerder was overgespeeld. In dat geval dient u het
ongewenste muziekstuk eerst te wissen met behulp van
de ERASE wisfunctie (zie blz. 28).
De resterende opname-speelduur kan korter worden, in
vergelijking met de totale opnameduur.
Over een bestaand muziekstuk opnemen, alleen om ruis
of bijgeluiden weg te nemen, is niet aanbevolen,
aangezien de speelduur hierdoor verminderd kan
worden.
Bij opnemen over een bestaand muziekstuk heen, kan het
wel eens onmogelijk blijken om het muziekstuk van een
titel te voorzien.
Tijdens het afspelen van minidiscs met mono
geluidsopnamen kan niet altijd de juiste opname- of
weergave-speelduur worden aangegeven.
Verhelpen van storingen
Als er tijdens gebruik van uw minidisc-recorder iets
mis gaat, loopt u dan deze controlelijst even door. Als
het probleem aan de hand van de volgende
aanwijzingen niet te verhelpen is, neem dan contact op
met de dichtstbijzijnde Sony onderhoudsdienst.
De minidisc-recorder werkt niet of niet naar behoren.
/Wellicht is de minidisc beschadigd (de aanduiding
“Disc Error” verschijnt).
Neem de disc uit de houder en plaats deze opnieuw.
Als de “Disc Error” aanduiding weer verschijnt,
vervangt u de disc door een andere.
Afspelen van minidiscs is niet mogelijk.
/Er is vocht binnenin het apparaat gecondenseerd.
Verwijder de minidisc en laat de minidisc-recorder
enkele uren in een warme omgeving liggen tot het
condensvocht verdampt is.
/Het apparaat is niet ingeschakeld. Druk op de 1/u
schakelaar om het apparaat in te schakelen.
/De minidisc is verkeerd-om in de houder geplaatst.
Schuif de minidisc met de labelkant naar boven en met
de pijl naar de opening wijzend in de disc-gleuf.
Overige informatie
40
NL
Technische gegevens
Afspeelsysteem Minidisc digitaal audiosysteem
Disc Minidisc
Laser Halfgeleider laser (λ = 780 nm)
Emissieduur: continu
Laser-uitgangsvermogen Minder dan 44,6 µW*
* Deze waarde is gemeten op een
afstand van ca. 200 mm van het
lensoppervlak van het optisch blok,
met een diafragma van 7 mm.
Eigenschappen laserdiode Materiaal: GaAIAs
Toerental (CLV) 400 tpm tot 900 tpm
Foutcorrectie Advanced Cross Interleave Reed
Solomon Code (ACIRC)
Bemonsteringsfrequentie 44,1 kHz
Codering ATRAC (Adaptive Transform Acoustic
Coding) digitale audio-compressie
Modulatiesysteem EFM (Eight-to-Fourteen Modulation),
8 – 14 modulatie
Aantal kanalen 2 stereo-kanalen
Frequentiebereik 5 – 20 000 Hz ±0,3 dB
Signaal/ruisverhouding Meer dan 96 dB tijdens afspelen
Snelheidsfluctuaties Beneden meetbare limiet
Algemeen
Voedingsspanning 220 – 230 V wisselspanning, 50/60 Hz
Stroomverbruik 18 watt
Afmetingen (bij benadering) (b/h/d) inclusief uitstekende onderdelen
en bedieningsorganen 430 × 95 × 280 mm
Gewicht ca. 3,4 kg
Bijgeleverd toebehoren
Zie bladzijde 4.
Los verkrijgbare accessoires
Opname-minidiscs MDW-60 (60 min.), MDW-74 (74 min.)
Amerikaanse en buitenlandse octrooien onder licentie van
Dolby Laboratories Licensing Corporation.
Wijzigingen in ontwerp en technische gegevens
voorbehouden, zonder kennisgeving.
Ingangen
Nominaal
ingangs-
vermogen
Minimaal
ingangs-
vermogen
Ingangs-
impedantie
Type
stekkerbus
500 mV rms 125 mV rms
47 kOhm
RCA-aan-
sluitingen
LINE (ANALOG)
IN
Uitgangen
Type
stekkerbus
Belastings-
impedantie
Nominaal
uitgangs-
vermogen
DIGITAL
OPTICAL OUT
LINE (ANALOG)
OUT
PHONES
Stereo-
telefoon-
stekker
RCA-aan-
sluitingen
Vierkante
optische
stekkerbus
32 ohm
Optische
golflengte:
660 nm
28 mW
2 Vrms (bij
50 kOhm)
–18 dBm
Meer dan
10 kOhm
——
DIGITAL
OPTICAL IN
Vierkante
optische
stekkerbus
Optische
golflengte
:
660 nm
DIGITAL
COAXIAL IN
RCA-
aansluiting
75 ohm
0,5 Vp-p,
±20%
Overige informatie
41
NL
2 U kunt het digitale inkomende signaal van een digitale
satelliet-uitzending op een DAT cassette of opname-mini-
disc opnemen via de digitale ingangsaansluiting van een
DAT deck of minidisc-recorder die geschikt is voor het
verwerken van een bemonsteringsfrequentie van 32 kHz
of 48 kHz. Vervolgens kunt u van die rechtstreeks opge-
nomen (eerste-generatie) DAT cassette of minidisc een
digitale kopie maken op een andere DAT cassette of
opname-minidisc, via de digitale ingangsaansluiting van
een DAT deck of minidisc-recorder, zodat u een kopie
verkrijgt. Verder kopiëren van die tweede-generatie kopie
op een andere opname-minidisc of DAT cassette is alleen
mogelijk via de analoge ingangsaansluiting op het DAT of
MD deck, en met sommige satelliet-ontvangers is het
maken van een tweede-generatie digitale kopie ook al niet
mogelijk.
Overzicht van het één-generatie
kopieersysteem (“Serial Copy
Management System”)
Aangezien deze minidisc-recorder volgens het zgn.
“Serial Copy Management System” werkt, kunnen
minidiscs die via de digitale ingangsaansluiting zijn
opgenomen, niet naar andere minidiscs worden
gekopieerd via de digitale uitgangsaansluiting. Het
volgende schema geeft een overzicht voor het maken
van kopieën via de digitale of analoge aansluitingen.
1 U kunt digitale opnamen maken van digitale
geluidsbronnen (compact discs, DAT cassettes of
voorbespeelde minidiscs) op een DAT cassette of opname-
minidisc, via de digitale ingangsaansluiting van het DAT
cassettedeck of de minidisc-recorder.
Het is echter niet mogelijk kopieën te maken van een
dergelijke minidisc of DAT cassette op andere opname-
minidiscs of DAT cassettes via de digitale
ingangsaansluiting.
Minidisc-speler
DAT deck
CD-speler
Digitale
uitgangsaansluiting
Digitale
ingangsaansluiting
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Eerste-generatie
DAT cassette of
minidisc
opgenomen via
de digitale
aansluitingen
Digitale
uitgangsaansluiting
Lijnuitgangsaansluitingen
(analoog)
Weergave
Weergave
Opname
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
Audio-
aansluitsnoer
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Digitale
ingangsaansluiting
Lijningangsaansluitingen
(analoog)
Opname
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassette
of minidisc
Weergave
Opname
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Eerste-generatie
DAT cassette of
minidisc
opgenomen via
de digitale
aansluitingen
Weergave
Opname
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Digitale
ingangsaansluiting
Digitale
uitgangsaansluiting
Tweede-
generatie DAT
cassette of
minidisc
opgenomen via
de digitale
aansluitingen
Weergave
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Audio-
aansluitsnoer
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassette
of minidisc
Satelliet-tuner
Opname
Digitale
ingangsaansluiting
Lijningangsaansluitingen
(analoog)
Digitale
uitgangsaansluiting
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
Digitale
ingangsaansluiting
DAT cassette
of minidisc
Digitale
uitgangsaansluiting
Lijnuitgangsaansluitingen
(analoog)
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
(Wordt vervolgd)
Overige informatie
42
NL
3 U kunt een DAT cassette of opname-minidisc met
materiaal opgenomen via de analoge ingangsaansluitin-
gen wel digitaal overspelen naar een andere DAT cassette
of opname-minidisc, via de digitale uitgangsaansluitingen
van het DAT deck of de minidisc-recorder. Het is echter
niet mogelijk van dergelijke digitale kopieën weer tweede-
generatie digitale kopieën te maken op andere opname-
minidiscs of DAT cassettes via de digitale uitgangs-
aansluiting van het DAT of MD deck.
Index
A
A-B herhaalfunctie 22
A-B wisfunctie 30
Aansluiten
analoge apparatuur 5
digitale apparatuur 5
Afspelen
herhaalde weergave 22
normale weergave 8
programma-weergave 23
willekeurige weergave 23
zojuist opgenomen muziekstukken 11
Afstandsbediening 4
AMS (Automatische Muziek Sensor) 20
Audio-aansluitsnoer 4, 5, 41, 42
Automatische afslagfunctie (Auto Cut) 10
Automatische pauze-inkortfunctie (Smart Space)
10
Automatische pauze-inlasfunctie (Auto Space) 25
Automatische pauzeerfunctie (Auto Pause) 25
B
Bemonsteringsfrequentie 5, 41
Beperkingen van het systeem 38
Bijgeleverd toebehoren 4
Bijregelen
analoog opnameniveau 13
analoog signaalniveau 8, 25
digitaal opnameniveau 12
C, D
Coaxiaal digitaal aansluitsnoer 4, 5, 41, 42
Controleren
muziekstuknummer 19
resterende opnameduur 10, 19
resterende speelduur 19
totaal aantal muziekstukken 19
volgorde geprogrammeerde muziekstukken 24
E
Eén-generatie kopieersysteem (SCMS) 9, 41
F, G
Foutmeldingen 38
H
Hervatten van de weergave 26
I, J, K
In-faden
tijdens opname 17
tijdens weergave 26
Ingangscontrole 10
Instelmenu’s 44
Intro-weergave 21
L
Los verkrijgbare accessoires 40
Minidisc-speler
CD-spelerTuner
Platenspeler
Cassettedeck
DAT deck
Audio-aansluitsnoer
Opname
Weergave
Opname
Weergave
Digitale
ingangsaansluiting
Digitale
uitgangsaansluiting
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Opname
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
DAT cassettedeck
of minidisc-recorder
Microfoon-
versterker
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
DAT cassette
of minidisc
Eerste-generatie
DAT cassette of
minidisc
opgenomen via
de digitale
aansluitingen
Lijnuitgangsaansluitingen
(analoog)
Lijningangsaansluitingen
(analoog)
Digitale
ingangsaansluiting
Audio-
aansluitsnoer
Optisch
aansluitsnoer of
coaxiaal digitaal
aansluitsnoer
Weergave
Lijnuitgangs-
aansluitingen (analoog)
Lijningangs-
aansluitingen (analoog)
DAT cassette
of minidisc
DAT cassette of
minidisc
opgenomen via
de analoge naar
digitale
aansluitingen
Digitale
uitgangsaansluiting
Overige informatie
43
NL
M
Markeren muziekstuknummers
automatische markering 13
handmatig aanbrengen 13
Minidisc
plaatsen 6, 8
opname-minidisc 6, 19
uitnemen 7, 8
voorbespeelde 19
N
Naamgeving
met afstandsbediening 35
minidisc 33
muziekstuk 33
titel kopiëren 35
O
Omschakelen aanduidingen
in het display 21
Omzetting
bemonsteringsfrequenties 5
Onderverdelen
te lang muziekstuk 31
tijdens weergave, bij een
geschikt punt 31
Ongedaan maken van de
laatste wijziging 37
Opnamedatum 21
Opnemen
normale opname 6, 7
over bestaande
muziekstukken 11
tijdmachine-opname 14
Optisch aansluitsnoer 4, 5,
41, 42
Opzoeken
gewenst muziekstuk 20
passage in een muziekstuk
21
P, Q
Pauzeren
opname 7
weergave 8
R
Reinigen 2
S
Samenvoegen
muziekstukken 32
Schakelklok
inslaap 27
opname 18
weergave 26
Synchroon-opname
compact disc 16
diverse geluidsbronnen
(MUSIC SYNC) 15
T
Technische gegevens 40
U
Uit-faden
tijdens opname 17
tijdens weergave 26
V
Verhelpen van storingen 39
Verplaatsen muziekstukken 33
W, X, Y, Z
Wijzigen
bestaande titel 36
display 20
volgorde geprogrammeerde
muziekstukken 24
Wispreventienokje 7
Wissen
alle muziekstukken 29
alle titels 36
enkel muziekstuk 28
enkele titel 36
passage in een muziekstuk
30
Zelfdiagnose-functie 45
Namen van de
bedieningsorganen
Aansluitingen
DIGITAL COAXIAL IN 5, 6, 9
DIGITAL OPTICAL IN/OUT
5, 6, 9, 10, 26
Indicatorlampje
STANDBY 6, 8
Overige
Display 19, 20
Muziekkalender 19
“TOC Writing”
inhoudsregistratie 7, 9, 18,
28
g Afstandsbedieningssensor 4
Regelaars
AMS ± 8, 11, 12, 14, 20,
23, 25, 27, 28 – 33, 35 – 37
PHONE LEVEL 8
Schakelaars
INPUT 6, 10
REC MODE 6
TIMER 6, 8, 18, 26
1/u (aan/uit schakelaar) 6 – 8
Stekkerbussen
LINE (ANALOG) IN/OUT
5, 6, 9, 10, 26
PHONES 8, 26
Toetsen
A ˜ B herhaaltoets 22
A.SPACE pauze-inlastoets 25
CD PLAYER P
pauzetoets 16
CD PLAYER =/+
CHAR lettertype-toets 35
CLEAR wistoets 22, 24, 34
CONTINUE normale
weergavetoets 23, 24
DISPLAY informatietoets 12,
13
§ EJECT 7, 8, 10
FADER in/wegdraaitoets
17, 26
Letter/nummertoetsen 20,
24, 35
LEVEL +/– 12, 13
LEVEL/DISPLAY/CHAR 7,
12, 20, 24, 33
MENU/NO 10, 13, 23, 25, 27,
28, 30 – 33, 35 – 37
M.SCAN
intro-weergavetoets 20
MUSIC SYNC
synchroon-opnametoets 15
NAME titeltoets 35
NUM cijfertoets 35
PLAY MODE
afspeelfunctietoets 23, 24, 26
PROGRAM programma-
weergavetoets 24
r REC opnametoets 7, 10, 13,
37
REPEAT herhaaltoets 22
SCROLL doorlooptoets 20
SHUFFLE willekeurige-
weergavetoets 23
STANDBY
opnamepauzetoets 16
START
synchroon-opnametoets 16
STOP synchroon-stoptoets 16
TIME tijdtoets 10, 19
T.REC tijdmachinetoets 14
YES 28 – 33, 37
· weergavetoets 7, 8, 11,
20, 23, 26
P pauzetoets 7, 8
p stoptoets
7, 8, 11, 18, 22, 29 – 37
r opnametoets 37
0/) hand-zoektoetsen
21 – 24, 30, 31, 34
=/+ AMS*-zoektoetsen
8, 20, 21, 23
> 25 (groter-dan-25) toets
20, 24
* Automatische Muziek Sensor
Overige informatie
44
NL
Overzicht van de instelmenu’s
U kunt diverse functies van deze minidisc-recorder naar wens instellen via de onderstaande instelmenu’s. De
bedieningsfuncties behorend bij elk menu staan beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Het volgend overzicht
geeft kort de functie van elk menu met de bijbehorende parameters en oorspronkelijke instellingen.
Om het Instelmenu te openen
Terwijl de minidisc-recorder in de stopstand staat, druk MENU/NO tweemaal in zodat “Setup Menu” in het display
verschijnt, of druk op MENU/NO zodat “Edit Menu” verschijnt en draai dan AMS tot “Setup ?” verschijnt, en druk
dan AMS in.
Menunummer Functie
Parameters
Oorspronkelijke
instelling
Zie
01 Samenstellen van een programma. blz. 23
02 Instellen van de nummer-markering. T.Mark Off, T.Mark LSyn T.Mark LSyn blz. 14
03 Instellen van het “stiltepeil” na
keuze van “T.Mark LSyn” in
instelmenu 02.
LS(T) –72 tot –0dB
LS(T)–50dB blz. 14
04 In/uitschakelen van de
automatische pauzeerfunctie
en de pauze-inlasfunctie.
Auto Off, Auto Space,
Auto Pause
Auto Off blz. 25
05
S.Space Off, S.Space On
S.Space On blz. 10
06 In/uitschakelen van de piekniveau-
vasthoudfunctie.
P.Hold On, P.Hold Off P.Hold Off blz. 12
07 Instellen van de speelduur voor de
intro-weergave.
M.Scan 6 tot 20s
M.Scan 6s blz. 21
08
Keuze van de in-fade tijd voor
opname en weergave.
F.in 1.0 tot 15.0s
F.in 5.0s
blz. 17
09 Keuze van de uit-fade tijd na
opname en weergave.
F.out 1.0 tot 15.0s
F.out 5.0s blz. 17
10 Instellen van het niveau van het
analoge ingangssignaal naar de
LINE (ANALOG) IN aansluitingen.
Ain – tot +12.0dB
Ain 0.0dB blz. 13
11 Instellen van het niveau van het
digitale ingangssignaal naar de
DIGITAL OPTICAL IN aansluiting.
Opt – tot +12.0dB
Opt 0.0dB blz. 12
12 Instellen van het niveau van het
digitale ingangssignaal naar de
DIGITAL COAXIAL IN aansluiting.
Coax – tot +12.0dB Coax 0.0dB blz. 12
13
Aout –20.0 tot 0.0dB
Aout 0.0dB blz. 25
14
Instellen van de afspeeltijd voor de
inslaapschakelklok.
Sleep 30 tot 120min
Sleep 60min blz. 27
15 In- en uitschakelen van de
inslaapschakelklokfunctie.
Sleep On, Sleep Off
Sleep Off blz. 27
In/uitschakelen van de functies
“Smart Space” en “Auto Cut”.
Instellen van het niveau van het
analoge uitgangssignaal naar de
LINE (ANALOG) OUT en PHONES
aansluitingen.
Overige informatie
45
NL
C11
Protected
Zelfdiagnose-display
Zelfdiagnose-functie
De minidisc-recorder heeft een zelfdiagnose-display. Een code van drie lettertekens (een combinatie van één letter en
twee cijfers) en de overeenkomstige mededeling verschijnen beurtelings op dit display, zodat u de staat van de
minidisc-recorder kunt controleren.
Drieletterteken-code/Mededeling Oorzaak/Maatregel
C11/Protected De in het apparaat geplaatste minidisc is beveiligd tegen wissen.
/ Neem de minidisc eruit en schuif het wispreventienokje dicht (blz. 7).
C13/REC Error De opname werd niet juist uitgevoerd.
/ Zet het apparaat op een stabiele plaats en neem opnieuw op.
De in het apparaat geplaatste minidisc is vuil (vlekken, vingerafdrukken, enz.),
heeft krassen erop, of beantwoordt niet aan de standaarden.
/ Gebruik een andere minidisc en neem dan opnieuw op.
C13/Disc Error De minidisc-recorder kon de TOC van de minidisc niet juist lezen.
/ Neem de minidisc eruit en plaats deze weer erin.
C14/Disc Error De minidisc-recorder kon de TOC van de minidisc niet juist lezen.
/ Plaats een andere minidisc erin.
/ Indien mogelijk, wis alle muziekstukken van de minidisc door middel van de
“All Erase” wisfunctie (blz. 29).
C71/Din Unlock Een momentane onderbreking wordt veroorzaakt door de signalen van het digitale
programma dat wordt opgenomen.
Dit heeft geen invloed op het opgenomen materiaal.
Tijdens opnemen van een digitale component aangesloten op de digitale
ingangsaansluiting, werd de digitale aansluitkabel losgekoppeld of werd de digitale
component uitgeschakeld.
/ Sluit de kabel aan of schakel de digitale component weer in.

Documenttranscriptie

WAARSCHUWING Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht, om gevaar van brand of een elektrische schok te voorkomen. Open de behuizing niet, om gevaar van elektrische schokken te vermijden. Laat reparaties over aan de erkende vakman. De laser in dit apparaat is in staat om straling uit te zenden die de limiet van klasse 1 overschrijdt. Dit apparaat is geclassificeerd als een KLASSE 1 laserproduct. Het CLASS 1 LASER PRODUCT MARKING LABEL bevindt zich aan de achterkant van het apparaat. Binnenin het apparaat bevindt zich het volgende label. Reinigen Voorzorgsmaatregelen Veiligheid Mocht er een voorwerp of vloeistof in het apparaat terecht komen, verbreek dan de aansluiting op het stopcontact en laat het apparaat eerst door een deskundige controleren alvorens het weer in gebruik te nemen. Stroomvoorziening • Controleer, alvorens de minidiscrecorder aan te sluiten, of de bedrijfsspanning ervan overeenkomt met de plaatselijk netspanning. De bedrijfsspanning van het apparaat staat vermeld op het naamplaatje dat zich aan de achterzijde van het apparaat bevindt. • Het systeem blijft op de stroombron (netspanning) aangesloten zolang als de stekker in het stopcontact zit, zelfs indien het systeem zelf is uitgeschakeld. • Trek de stekker uit het stopcontact als u denkt de minidisc-recorder geruime tijd niet te gebruiken. Om de aansluiting van de stekker op het stopcontact te verbreken, dient u de stekker vast te pakken, trek nooit aan het snoer zelf. • Als het nodig mocht zijn om het netsnoer te vervangen, laat dit dan door een erkende handelaar doen. Probeer het netsnoer nooit zelf te vervangen. Bediening Voor de klanten in Nederland Bij dit product zijn batterijen geleverd. Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet weggooien maar inleveren als KCA. IN GEEN ENKELE SITUATIE KAN DE VERKOPER AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE SCHADE, SECUNDAIRE SCHADE OF WAT VOOR SCHADE DAN OOK, VOORTVLOEIEND UIT GEBRUIK VAN HET APPARAAT OF EEN DEFECT HIERIN, NOCH VOOR HIERMEE SAMENHANGENDE ONKOSTEN OF VERLIEZEN. 2NL Wanneer het apparaat rechtstreeks van een koude in een warme omgeving wordt gebracht, kan er op de lenzen in de minidisc-recorder vocht uit de lucht condenseren. Dan kan de minidiscrecorder niet meer goed werken. Verwijder in dit geval de minidisc en wacht ongeveer een uur, met het apparaat ingeschakeld, totdat het vocht verdampt is. Betreffende de minidisc • Open niet het schuifdeksel zodat het gevoelige oppervlak van de minidisc vrijkomt. • Voorkom blootstelling van de minidisc aan fel zonlicht, hoge temperaturen, vocht en stof. Maak de ombouw, het voorpaneel en de bedieningsorganen schoon met een zachte doek, licht bevochtigd met water en zonodig wat mild zeepsop. Gebruik nooit een schuursponsje of schuurmiddel, noch een oplosmiddel zoals alkohol of wasbenzine, om de afwerking van het apparaat niet te beschadigen. Als u vragen heeft omtrent de werking of bediening van uw minidisc-recorder, aarzel dan niet contact op te nemen met uw dichtstbijzijnde Sony handelaar. Welkom! Dank u voor het aanschaffen van deze Sony minidisc-recorder. Lees, alvorens het apparaat in gebruik te nemen, de gebruiksaanwijzing aandachtig door en bewaar deze voor eventuele naslag. Betreffende deze gebruiksaanwijzing Afspraken • De aanwijzingen in deze handleiding beschrijven de toetsen en regelaars op de minidisc-recorder; tevens kunt u de toetsen op de afstandsbediening gebruiken met dezelfde naam of hetzelfde symbool; waar de naam afwijkt, wordt deze in de aanwijzingen tussen haakjes genoemd. • De onderstaande symbolen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: Z z Dit symbool verschijnt bij bedieningshandelingen waarvoor u de afstandsbediening nodig hebt. Dit symbool markeert handige tips die de bediening vereenvoudigen. INHOUDSOPGAVE Voorbereidingen Uitpakken .............................................................................................................................. 4 Aansluiten van de installatie ............................................................................................. 4 Opnemen op een minidisc ................................................................................................ 6 Afspelen van een minidisc ............................................................................................... 8 Opnemen op minidiscs Opmerkingen betreffende het opnemen .......................................................................... 9 Handige tips voor opname ..............................................................................................10 Opnemen over bestaande muziekstukken heen ......................................................... 11 Instellen van het opnameniveau .................................................................................... 12 Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het opnemen ................................... 13 Veiligheids-opnamestart met zes seconden muziek uit het buffergeheugen (Tijdmachine-opname) ................................................................................................. 14 Synchroon-opname met een gewenste geluidsbron (Synchroon-muziekopname) ...................................................................................... 15 Synchroon-opname met een Sony CD-speler .............................................................. 16 Fading-in en out van de opname (In/uit-faden) ......................................................... 17 Opnemen op een minidisc met behulp van een schakelklok .................................... 18 NL Afspelen van minidiscs Informatie in het display ................................................................................................. 19 Opzoeken van het gewenste muziekstuk ..................................................................... 20 Opzoeken van de gewenste muziekpassage ................................................................ 21 Herhaaldelijk afspelen van muziekstukken ................................................................. 22 Afspelen van muziekstukken in willekeurige volgorde (SHUFFLE weergave) ... 23 Afspelen van muziekstukken in een zelf gekozen volgorde (PROGRAM weergave) ................................................................................................ 23 Nuttige tips voor het opnemen van minidiscs op cassette ........................................ 25 Fading-in en out van de weergave (In/uit-faden) ...................................................... 26 Weergave van een minidisc met behulp van een schakelklok ................................. 26 Inslapen met muziek ........................................................................................................ 27 Montage van opgenomen Opmerkingen betreffende muziekmontage ................................................................. 28 Wissen van opnamen (ERASE functie) ......................................................................... 28 Wissen van een bepaalde passage (A-B wisfunctie) ................................................... 30 Onderverdelen van opgenomen muziekstukken (DIVIDE functie) ........................ 31 Samenvoegen van opgenomen muziekstukken (COMBINE functie) ..................... 32 Verplaatsen van opgenomen muziekstukken (MOVE functie) ................................ 33 Naamgeving van minidiscs en opgenomen muziekstukken (TITLE functie) ........ 33 Ongedaan maken van de laatste wijziging (Correctie-functie) ................................ 37 Overige informatie Foutmeldingen in het display ......................................................................................... 38 Beperkingen van het systeem ......................................................................................... 38 Verhelpen van storingen ................................................................................................. 39 Technische gegevens ........................................................................................................ 40 Overzicht van het één-generatie kopieersysteem (“Serial Copy Management System”) .......................................................................................................................... 41 Index .................................................................................................................................... 42 Overzicht van de instelmenu’s ....................................................................................... 44 Zelfdiagnose-functie ......................................................................................................... 45 3NL Voorbereidingen Uitpakken Controleer of u het volgende toebehoren in de verpakking aantreft: • Audio-aansluitsnoeren (2) • Optisch aansluitsnoer (1) • Afstandsbediening RM-D15M (1) • Sony R6 (AA-formaat) batterijen (2) Plaatsen van de batterijen in de afstandsbediening Aansluiten van de installatie Overzicht In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de minidiscrecorder kunt aansluiten op een versterker of op andere audio-apparatuur, zoals een CD-speler of een DAT cassettedeck. Zorg dat u, alvorens de aansluitingen te maken, alle betrokken apparatuur uitschakelt. LINE DIGITAL (ANALOG) IN OUT COAXIAL L OPTICAL IN IN OUT R REC OUT ç ç ç ç ç U kunt deze minidisc-recorder bedienen via de bijgeleverde afstandsbediening. Plaats twee R6 (AA-formaat) batterijen in de afstandsbediening en let hierbij goed op de plaats van (+) en (–). Richt de afstandsbediening op de afstandsbedieningssensor g van de minidisc-recorder. naar een stopcontact (of naar een schakelklok, voor schakelklok-opname of -weergave) TAPE IN U kunt twee digitale componenten tegelijk aansluiten. Versterker DIGITAL COAXIAL OUT CD-speler z Wanneer moeten de batterijen vervangen worden? Bij normaal gebruik gaan de batterijen ongeveer 6 maanden mee. Als u het apparaat niet langer meer op afstand kunt bedienen, vervang dan beide batterijen door nieuwe. Opmerkingen • Laat de afstandsbediening nooit op een erg warme of vochtige plaats liggen. • Zorg dat er geen vreemde voorwerpen in de afstandsbediening terecht komen. Let hier vooral op tijdens het verwisselen van de batterijen. • Stel de afstandsbediening niet bloot aan direct zonlicht of andere sterke lichtbronnen. Dit kan de juiste werking ervan verstoren. • Als u denkt de afstandsbediening geruime tijd niet te gebruiken, kunt u de batterijen er beter uit verwijderen, om schade als gevolg van batterijlekkage en corrosie te vermijden. DIGITAL OPTICAL OUT DIGITAL OPTICAL IN CD-speler, DAT cassettedeck of minidisc-recorder ç : Signaalstroom Welke aansluitsnoeren zijn er nodig? • Audio-aansluitsnoeren (bijgeleverd) (2) Wit (L) Wit (L) Rood (R) Rood (R) • Optische aansluitsnoeren (één bijgeleverd) (2) • Coaxiaal digitaal aansluitsnoer (niet bijgeleverd) (1) 4NL Voorbereidingen Aansluitingen Opmerking Aansluiten van de minidisc recorder op een versterker Sluit de versterker aan op de LINE (ANALOG) IN/ OUT aansluitingen met behulp van de (bijgeleverde) audio-aansluitsnoeren en zorg dat de rode stekkers (voor het rechter kanaal) in de rode stekkerbussen worden gestoken en de witte stekkers (voor het linker kanaal) in de witte stekkerbussen. Steek de stekkers stevig en over de volle lengte in de stekkerbussen, om ruis en brom te vermijden. Minidisc-recorder Versterker ç LINE (ANALOG) IN OUT TAPE / MD OUT Als de optische aansluitsnoeren en/of het coaxiale digitale aansluitsnoer niet juist zijn aangesloten, is het mogelijk dat “Din Unlock” en “C71” beurtelings in het display zullen verschijnen. z Automatische omzetting van de digitale bemonsteringsfrequenties tijdens opname De ingebouwde bemonsteringsfrequentie-omzetter zal automatisch de bemonsteringsfrequentie van uw verschillende digitale geluidsbronnen omzetten in de 44,1 kHz bemonsteringsfrequentie van deze minidiscrecorder. Dit stelt u in staat digitale opnamen te maken van 32-kHz of 48-kHz DAT cassettes of satellietuitzendingen, benevens CD’s en andere minidiscs. IN L L R R Ç ç: Signaalstroom Aansluiten van de minidisc-recorder op digitale apparatuur, zoals een CD-speler, een DAT cassettedeck, een digitale versterker of een andere minidisc-recorder Sluit de apparatuur aan op de DIGITAL OPTICAL IN/ OUT of DIGITAL COAXIAL IN aansluitingen met behulp van twee optische aansluitsnoeren (waarvan er één is bijgeleverd) en/of een coaxiaal digitaal aansluitsnoer (niet bijgeleverd). Opmerking Als “Din Unlock” en “C71” beurtelings in het display verschijnen of “Cannot Copy” in het display verschijnt, is opnemen via de digitale aansluiting niet mogelijk. In dat geval kunt u de geluidsbron slechts opnemen via de LINE (ANALOG) IN aansluitingen en dient u de INPUT schakelaar hiervoor op “ANALOG” te zetten. Aansluiten van het netsnoer Steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact of in de netuitgang van een schakelklok. Bij gebruik van optische aansluitsnoeren Verwijder de dopjes van de stekkerbussen en steek dan de stekkers parallel erin totdat zij goed vastzitten. Zorg ervoor dat u de optische aansluitsnoeren niet verbuigt of samenbindt. Minidisc-recorder Digitale apparatuur DIGITAL DIGITAL OPTICAL COAXIAL OUT IN IN OPTICAL ç IN OUT Ç ç: Signaalstroom Bij gebruik van een coaxiaal digitaal aansluitsnoer Minidisc-recorder Digitale apparatuur DIGITAL COAXIAL DIGITAL COAXIAL OPTICAL OUT IN IN OUT Ç ç: Signaalstroom 5NL Basisbediening Opnemen op een minidisc 2 7 3 5 4 7 STANDBY REC MODE § EJECT •STEREO •MONO MENU/ ≠ AMS ± NO TIMER FADER REC OFF PLAY PHONES YES LEVEL/ SCROLL DISPLAY/CHAR INPUT •OPT •COAX •ANALOG REC 0 ) r P p PHONE LEVEL PLAY MODE REPEAT TIME · CLEAR MIN MAX PUSH ENTER 8 6 1 2 3 Schakel de versterker in en stel in op de geluidsbron die u wilt opnemen. Druk op 1/u. Het STANDBY spanningslampje gaat uit. Steek een voor opnemen geschikte minidisc in de gleuf. Label-kant boven Pijl naar binnen wijzend Als er al opnamen op de minidisc staan, zal de minidiscrecorder automatisch met opnemen beginnen vanaf het eind van het laatst opgenomen muziekstuk. 4 Zet INPUT in de stand voor de geluidsbron-aansluiting waarvan u iets wilt opnemen. Voor opnemen via DIGITAL OPTICAL IN DIGITAL COAXIAL IN LINE (ANALOG) IN Meeluisteren naar het geluid tijdens opnemen Zelfs indien u REC MODE op “MONO” instelt, zal het geluid dat u beluistert niet in mono worden weergegeven. 6NL 5 Zet u de INPUT schakelaar op OPT COAX ANALOG Zet REC MODE in de stand die u voor opnemen wilt gebruiken. Voor opnemen in Stereo-geluid Mono-geluid*2 Zet REC MODE*1 op STEREO MONO * 1 Indien u de instelling van REC MODE verandert tijdens het opnemen of in de opnamepauzestand, zal het opnemen stoppen. * 2 Tijdens opnemen in mono kunt u ongeveer tweemaal zo lang opnemen als tijdens opnemen in stereo. Basisbediening 6 7 Druk op r REC. De minidisc-recorder is nu klaar voor opname. 8 9 Druk op · of P. Nu begint het opnemen. Druk op LEVEL/DISPLAY/CHAR om het display te veranderen, en draai dan AMS om het opnameniveau in te stellen. Voor nadere bijzonderheden, zie blz. 12 en 13. Start de weergave van de geluidsbron. Trek nooit onmiddellijk na het opnemen de stekker van de minidiscrecorder uit het stopcontact De minidisc-recorder is dan bezig met bijwerken van de inhoudsopgave (Table Of Contents). Op dit moment mag u niet de stekker uit het stopcontact trekken en niet tegen de minidisc-recorder stoten. De opgenomen muziek-informatie wordt pas op de minidisc vastgelegd wanneer u op de open/ sluittoets drukt om de minidisc eruit te nemen, of wanneer u de minidisc-recorder uitschakelt met de 1/u schakelaar. Als u de stroomaansluiting verbreekt, kan het opgenomen materiaal niet naar behoren op de minidisc worden vastgelegd. Na het opnemen mag u wel op de § EJECT toets drukken om de minidisc eruit te nemen, of op de 1/u toets om het apparaat uit te schakelen. In het display zal dan eerst even “TOC Writing” gaan knipperen, om aan te geven dat de informatie op de minidisc wordt bijgewerkt. Nadat “TOC Writing” stopt met knipperen en uitgaat, kunt u de stekker uit het stopcontact trekken. Voor: Drukt u op Stoppen met opnemen p Pauzeren van de opname* P. Nogmaals drukken of op · drukken om het opnemen te hervatten. Uitnemen van de minidisc § EJECT, na afloop van het opnemen. Basisbediening Wanneer “TOC Writing” in het display knippert * Telkens wanneer u pauzeert, d.w.z. het opnemen onderbreekt, wordt het muziekstuknummer met één verhoogd. Als u bijvoorbeeld het opnemen van muziekstuk nummer 4 onderbreekt, zal de rest van het muziekstuk bij hervatting het nummer 5 krijgen en als afzonderlijk muziekstuk gaan gelden. Beveiligen van een minidisc tegen per ongeluk wissen Om de opnamen op een minidisc te beveiligen, schuift u het nokje in de richting van de pijl, zodat er een opening ontstaat. Om opnemen mogelijk te maken, schuift u het nokje dicht. Wispreventienokje Achterkant van de disc Schuif het nokje in de richting van de pijl 7NL Basisbediening Afspelen van een minidisc 2 3 4 STANDBY REC MODE § EJECT •STEREO •MONO MENU/ ≠ AMS ± NO TIMER FADER REC OFF PLAY PHONES YES LEVEL/ SCROLL DISPLAY/CHAR INPUT •OPT •COAX •ANALOG REC 0 ) r P p PHONE LEVEL PLAY MODE REPEAT TIME · CLEAR MIN MAX PUSH ENTER z In de stopstand kunt u gemakkelijk een muziekstuk kiezen en de weergave ervan starten 1 Draai AMS (of druk op = of + ) tot het nummer van het weer te geven muziekstuk wordt aangegeven. 2 Druk op AMS of op · . 1 2 Schakel de versterker in en stel met de ingangskeuzeschakelaar ervan in op minidisc-weergave. 3 Steek een bespeelde minidisc in de gleuf. Druk op 1/u. Het STANDBY spanningslampje gaat uit. z Luisteren via een hoofdtelefoon Sluit de hoofdtelefoon aan op de PHONES stekkerbus. Stel de geluidssterkte naar wens in met PHONE LEVEL . z U kunt het niveau van de analoge uitgangssignalen naar de LINE (ANALOG) OUT aansluitingen afstellen 1 Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR terwijl de minidiscrecorder afspeelt, totdat het display voor het afstellen van de lijnuitgang verschijnt. 2 Draai AMS (of druk op LEVEL +/–) om het niveau van de uitgangssignalen af te stellen. Opmerkingen • Het uitgangsniveau voor de PHONES uitgang zal ook veranderen. • Wanneer u de minidisc eruit neemt of de minidiscrecorder uitschakelt door 1/u in te drukken, wordt het uitgangsniveau weer op de aanvangswaarde (0.0dB) ingesteld. 8NL Labelkant boven Pijl naar binnen wijzend 4 Druk op ·. De weergave van de minidisc begint. Stel de geluidssterkte naar wens in op de versterker. Voor: Doet u het volgende: Stoppen met afspelen Druk op p. Pauzeren van de weergave Druk op P. Druk nogmaals op deze toets of op · om de weergave te hervatten. Doorgaan naar het volgende muziekstuk Draai AMS naar rechts (of druk op + van de afstandsbediening). Teruggaan naar het begin van het huidige of voorafgaande muziekstuk Draai AMS naar links (of druk op = van de afstandsbediening). Uitnemen van de minidisc Druk op § EJECT nadat het afspelen is gestopt. Opnemen op minidiscs Opmerkingen betreffende het opnemen Indien ”Protected“ en ”C11“ beurtelings in het display verschijnen De minidisc is beveiligd tegen opnemen. Schuif het wispreventienokje om de uitsparing af te dekken (zie de paragraaf “Beveiligen van een minidisc tegen per ongeluk wissen” op bladzijde 7). Indien ”Din Unlock“ en ”C71“ beurtelings in het display verschijnen • Dan is de digitale geluidsbron die u wilt opnemen niet aangesloten op de aansluiting die u met de INPUT schakelaar hebt gekozen in stap 4 op blz. 6. Om nu verder te gaan, sluit u de apparatuur voor opname aan op de juiste ingangsaansluiting. • De geluidsbron staat niet ingeschakeld. Schakel de geluidsbron in. Afhankelijk van de menu-instellingen en de geluidsbron die wordt opgenomen, zullen muziekstuknummers als volgt worden aangebracht: • Tijdens opnemen van een CD-speler of minidiscspeler met de INPUT schakelaar ingesteld op een digitale positie (OPT of COAX) en de opnamebron aangesloten op de digitale ingangsaansluiting (DIGITAL OPTICAL IN of DIGITAL COAXIAL IN): Nu zal de minidisc-recorder de muziekstuknummers automatisch aanbrengen in dezelfde volgorde als op de opnamebron. Als een muziekstuk echter meerdere malen wordt afgespeeld (bij voorbeeld door herhaalde weergave van een enkel muziekstuk) of er twee of meer muziekstukken zijn met hetzelfde nummer (dus van verschillende minidiscs of CD’s), zal dit muziekstuk of stel muziekstukken als één doorlopend nummer worden opgenomen. Overigens zullen bij opnemen vanaf een minidisc-speler muziekstukken met een speelduur korter dan 4 seconden niet van een nummer worden voorzien. • Tijdens opnemen van sommige CD-spelers en multidisc-spelers die zijn aangesloten op een van de digitale ingangsaansluitingen, met de INPUT schakelaar ingesteld op de overeenkomstige digitale positie: Het is mogelijk dat de minidisc-recorder de muziekstuknummers niet automatisch zal aanbrengen. In zo’n geval dient u de muziekstuk-nummers na het opnemen aan te brengen met behulp van de DIVIDE functie (zie “Onderverdelen van opgenomen muziekstukken” op blz. 31). • Bij het opnemen van een geluidsbron die is aangesloten op de LINE (ANALOG) IN aansluitingen, met de INPUT schakelaar op “ANALOG”, of bij het opnemen van een satelliet-uitzending of een DAT cassettedeck aangesloten op een van de digitale ingangsaansluitingen, met de INPUT schakelaar in de betreffende digitale stand en de “T.Mark Off” Opnemen op minidiscs instelling gekozen in het 02 Instelmenu: Al het opgenomen materiaal zal nu gelden als één enkel muziekstuk. • Ook bij het opnemen van een analoge geluidsbron of een digitale zoals een DAT cassette of een satellietuitzending, kunt u wel muziekstuknummers aanbrengen, “T.Mark LSyn” is gekozen in het 02 Instelmenu (zie “Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het opnemen” op blz. 13). • Bij opnemen vanaf een DAT deck of satellietuitzending, met de INPUT schakelaar ingesteld op de juiste digitale ingang, zal de minidisc-recorder automatisch een muziekstuknummer aanbrengen bij elk punt waar de bemonsteringsfrequentie van het ingangssignaal verandert, ongeacht de instelling in het 02 Instelmenu. z Zowel tijdens als na het opnemen kunt u muziekstuknummers aanbrengen Zie voor nadere bijzonderheden de beschrijving onder “Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het opnemen” (blz. 13), resp. “Onderverdelen van opgenomen muziekstukken (DIVIDE functie)” (blz. 31). Wanneer “TOC Writing” in het display knippert De minidisc-recorder is dan bezig met bijwerken van de inhoudsopgave (Table Of Contents). Op dit moment mag u niet de stekker uit het stopcontact trekken en niet tegen de minidisc-recorder stoten. De opgenomen muziek-informatie wordt pas op de minidisc vastgelegd wanneer u op de open/sluittoets drukt om de minidisc eruit te nemen, of wanneer u de minidiscrecorder uitschakelt met de 1/u schakelaar. Deze minidisc-recorder werkt volgens het SCMS één-generatie kopieersysteem (Serial Copy Management System, zie blz. 41) Minidiscs die zijn opgenomen via een digitale ingangsaansluiting kunnen niet op digitale wijze, via de digitale uitgangsaansluiting, worden gekopieerd of overgespeeld op een andere minidisc of een DAT cassette. Bij opnemen en in de opnamepauzestand worden digitale signalen die binnenkomen via de digitale ingangsaansluitingen doorgegeven via de DIGITAL OPTICAL OUT aansluiting met dezelfde, oorspronkelijke bemonsteringsfrequentie. Om een inkomend digitaal signaal voor het uitsturen om te zetten naar een andere bemonsteringsfrequentie (zonder het signaal op een minidisc op te nemen), gebruikt u de ingangscontrolefunctie (zie blz. 10). 9NL Opnemen op minidiscs 3 Handige tips voor opname § EJECT MENU/NO INPUT Druk op r REC. Als INPUT in de “ANALOG” stand staat, zal het display “AD-DA” aangeven. Als INPUT op “OPT” of “COAX” staat, zal het display “-DA” aangeven. § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · TIME ≠ AMS ± · p r REC Controleren van de resterende opnameduur op de minidisc Druk op de TIME toets. • Telkens wanneer u tijdens het opnemen op de TIME toets drukt, verschijnen de opnametijd van de huidige track en de resterende opnameduur op de minidisc beurtelings in het display. • Telkens wanneer u op TIME drukt als de minidiscrecorder in de stopstand staat, toont het display om en om de totale opgenomen speelduur en de resterende opnameduur op de minidisc (zie blz. 19). Als “Auto Cut” in het display verschijnt (automatische afslag) De afslagfunctie is dan in werking getreden, omdat er al meer dan 30 seconden lang geen ingangssignaal is waargenomen. De minidisc-recorder schakelt over naar de opname-pauzestand en de 30 seconden stilte worden vervangen door een pauze van 3 seconden. Als de minidisc-recorder na het in werking treden van de “Auto Cut” functie ongeveer 10 minuten in de pauzestand blijft staan, zal het opnemen automatisch stoppen. Let erop dat de “Auto Cut” functie niet geactiveerd zal worden wanneer het opnemen werd gestart vanaf het stille gedeelte, zelfs indien er ongeveer 30 seconden lang geen ingangssignaal werd waargenomen. z Controleren van het ingangssignaal (ingangscontrole voor opname) Voor u begint met opnemen, kunt u het gekozen ingangssignaal controleren via de uitgangsaansluitingen van de minidisc-recorder. 1 Druk op § EJECT en verwijder de minidisc. 2 Stel met INPUT in op de aansluitingen van de gekozen geluidsbron. Met INPUT in de “ANALOG” stand Het analoge signaal dat binnenkomt via de LINE (ANALOG) IN aansluitingen wordt na analoog/ digitaal omzetting doorgegeven aan de DIGITAL OPTICAL OUT uitgang, en vervolgens na digitaal/analoog (terug) omzetting doorgegeven via de LINE (ANALOG) OUT aansluitingen en de PHONES hoofdtelefoon-aansluiting. U kunt de automatische afslagfunctie desgewenst uitschakelen Zie voor nadere bijzonderheden de onderstaande paragraaf “Uitschakelen van de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie”. Overigens zal bij uitschakelen van de “Auto Cut” functie tevens de “Smart Space” functie worden uitgeschakeld. Als “Smart Space” in het display verschijnt (inkorten van te lange pauzes) Dan is er tijdens het opnemen een stilte van 4 tot 30 seconden lengte geweest. Deze stilte wordt vervangen door een standaard-pauze van 3 seconden en dan gaat het opnemen op de minidisc verder. Na deze pauze van 3 seconden kan er wel eens geen nieuw muziekstuknummer worden aangebracht. Bovendien zal de “Smart Space” functie niet geactiveerd worden wanneer het opnemen werd gestart vanaf het stille gedeelte, zelfs indien er een aangehouden stilte van 4 tot 30 seconden is geweest. Met INPUT ingesteld op “OPT” of “COAX” Het digitale signaal dat binnenkomt via de betreffende digitale ingangsaansluiting wordt na verwerking door de bemonsteringsfrequentieomzetter doorgegeven via de DIGITAL OPTICAL OUT uitgang, en vervolgens na digitaal/analoog omzetting doorgegeven via de LINE(ANALOG) OUT aansluitingen en de PHONES hoofdtelefoonaansluiting. 10NL Uitschakelen van de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 05” te kiezen en druk dan AMS in. 3 Draai AMS om in te stellen op “S.Space Off” en druk dan AMS in. 4 Druk op MENU/NO. Opnemen op minidiscs Weer inschakelen van de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie 1 Volg de aanwijzingen 1 en 2 onder “Uitschakelen van de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie” op de vorige blz. 2 Draai AMS om in te stellen op “S.Space On” en druk AMS in. 3 Druk op MENU/NO. Opnemen over bestaande muziekstukken heen Volg de onderstaande aanwijzingen om een nieuwe opname te maken over bestaand materiaal heen, net zoals op een analoge cassetteband. ≠ AMS ± NAME Weergave van zojuist opgenomen muziekstukken Voer deze bedieningshandelingen uit als u muziekstukken die zojuist zijn opgenomen, onmiddellijk wilt afspelen. Druk, onmiddellijk nadat het opnemen is stopgezet, op ·. De weergave start nu vanaf het eerste muziekstuk van het materiaal dat zojuist is opgenomen. =/+ = P + 0 § EJECT STOP p r T.REC MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY ≠ AMS ± 0 ) r P p CD PLAYER P · = FADER + LEVEL 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6. 2 Draai AMS (of druk op = of +) tot in het display het nummer verschijnt van het muziekstuk waarover u een nieuw stuk muziek e.d. wilt opnemen. 3 Om op te nemen vanaf het begin van het muziekstuk, vervolgt u nu met stap 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 7. z Wanneer “Tr” in het display knippert De minidisc-recorder is dan bezig op te nemen over een bestaand muziekstuk, en wanneer het einde van het bestaande muziekstuk bereikt wordt, stopt de aanduiding met knipperen. Na opnemen direct de weergave starten vanaf het eerste muziekstuk van de minidisc 1 Druk nadat het opnemen gestopt is, nogmaals op p. 2 Druk op ·. De weergave start vanaf het eerste muziekstuk van de minidisc. CLEAR NUM · Opmerkingen • Bij uitschakelen van de “Smart Space” functie wordt tevens de “Auto Cut” functie uitgeschakeld. • Bij aflevering van het apparaat zijn zowel de “Smart Space” functie als de “Auto Cut” functie ingeschakeld. • Als u de minidisc-recorder uitschakelt of de stekker uit het stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste instelling (Aan of Uit) van de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie, zodat deze weer net zo geldt wanneer u de minidisc-recorder weer inschakelt. WRITE CHAR z Voor opnemen vanaf het midden van een bestaand muziekstuk 1 Druk na de bovenstaande stap 2 op · om de weergave van het bestaande muziekstuk te starten. 2 Druk op P bij het punt waar u wilt beginnen met opnemen. 3 Vervolg nu met stap 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 7. Opmerking Opnemen vanaf het midden van een bestaand muziekstuk is niet mogelijk wanneer “PROGRAM” of “SHUFFLE” wordt aangegeven. 11NL Opnemen op minidiscs 4 Instellen van het opnameniveau U kunt het opnameniveau instellen alvorens de opname te starten. Draai, terwijl u luistert, AMS (of druk herhaaldelijk op LEVEL +/– ) om het opnameniveau zo in te stellen dat de piekniveaumeters zo hoog mogelijk uitslaan zonder dat de “OVER” aanduiding blijft branden. Af en toe aangaan van de “OVER” aanduiding is wel toelaatbaar. ≠ AMS ± LEVEL/DISPLAY/CHAR § EJECT ≠ AMS ± 0 · ) r P p OVER aanduiding Het volume kan tot maximaal +12,0 dB worden verhoogd. Indien het niveau van het digitale signaal van de programmabron laag is, kan het daarom niet mogelijk zijn het opnameniveau op de maximale waarde in te stellen. EJECT 6 MENU/NO DISPLAY DISPLAY CONTINUE SCROLL YES TIME PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A B C D E F 1 G 2 H 3 I 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 P 11 Q 12 R 13 S 14 T 15 U 16 V 17 W 18 X 19 Y 20 Z 21 – 22 23 . 24 , / >25 ? REPEAT NAME A˜B A.SPACE ! WRITE CHAR ( P + Om te beginnen met opnemen, volgt u de aanwijzingen vanaf stap 8 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 7. p r MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER P 6 NUM T.REC 0 STOP Stop de weergave van de opname-geluidsbron. 25 M.SCAN ) CLEAR · = 5 = LEVEL +/– FADER + z LEVEL 1 Druk MENU/NO tijdens opnemen of in de opnamepauzestand tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 11” of “Setup 12” te kiezen, en druk dan AMS in. De dB indicatie knippert. Kies “Setup 11” wanneer INPUT op OPT is ingesteld, en “Setup 12” wanneer INPUT op COAX is ingesteld. 3 Draai AMS om het opnameniveau in te stellen, en druk dan AMS in. De dB indicatie stopt met knipperen en blijft constant branden. 4 Druk op MENU/NO. Instellen van het digitale opnameniveau 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6 en 7. Zet in stap 4 INPUT op OPT of COAX. 2 Speel het gedeelte met de luidste passages (het krachtigste ingangssignaal) af. 3 Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of op DISPLAY) totdat het display voor het instellen van het opnameniveau verschijnt. U kunt Instelmenu 11 of 12 menu gebruiken voor het instellen van het digitale opnameniveau. z Met de piek-vasthoudfunctie kunt u de uitslag van de niveaumeters bij de hoogste signaalpieken vasthouden. 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 06” te kiezen en druk dan AMS in. 3 Draai AMS om in te stellen op “P.Hold On” en druk vervolgens AMS in. 4 Druk op MENU/NO . Om de piek-vasthoudfunctie uit te schakelen, kiest u “P.Hold Off” in stap 3 hierboven. 12NL Opnemen op minidiscs Instellen van het analoge opnameniveau 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6 en 7. Zet in stap 4 INPUT op ANALOG. 2 Speel het gedeelte met de luidste passages (het krachtigste ingangssignaal) af. 3 Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of op DISPLAY) totdat het display voor het instellen van het opnameniveau verschijnt. 4 Draai, terwijl u luistert, AMS (of druk LEVEL+/– herhaaldelijk in) om het opnameniveau in te stellen. Het volume kan tot maximaal +12,0 dB worden verhoogd. Indien het uitgangsniveau van de aangesloten component laag is, kan het daarom niet mogelijk zijn het opnameniveau op de maximale waarde in te stellen. Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het opnemen U kunt muziekstuknummers zowel handmatig als automatisch aanbrengen. Door op specifieke punten muziekstuknummers aan te brengen, kunt u de muziekstukken later snel en gemakkelijk terugvinden met behulp van de AMS functie of de montagefuncties. r REC MENU/NO § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± 5 Stop de weergave van de opname-geluidsbron. Handmatig aanbrengen van muziekstuknummers 6 Om te beginnen met opnemen, volgt u de aanwijzingen vanaf stap 8 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 7. U kunt tijdens het opnemen op ieder gewenst tijdstip, op iedere willekeurige plaats op de minidisc een muziekstuknummer aanbrengen. U kunt Instelmenu 10 menu gebruiken voor het instellen van het analoge opnameniveau. Druk tijdens het opnemen op r REC bij de plaats waar u een muziekstuknummer wilt aanbrengen. z 1 Druk MENU/NO tijdens opnemen of in de opnamepauzestand tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 10” te kiezen, en druk dan AMS in. 3 Draai AMS om het opnameniveau in te stellen, en druk dan AMS in. 4 Druk op MENU/NO. Automatisch aanbrengen van muziekstuknummers De minidisc-recorder brengt de muziekstuknummers op verschillende wijzen aan, als volgt: • Bij het opnemen van CD’s of MD’s, met INPUT ingesteld op OPT of COAX: De minidisc-recorder brengt muziekstuknummers automatisch aan. De functie voor het automatisch aanbrengen van muziekstuknummers zal echter niet werken wanneer u opneemt van sommige CD-spelers en multidiscspelers. • In alle andere gevallen: Als “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 is gekozen, brengt de minidisc-recorder een nieuw muziekstuknummer aan telkens wanneer het opgenomen signaal gedurende ongeveer anderhalve seconde of langer tot of beneden een bepaald peil zwakker wordt om vervolgens weer tot een bepaald peil krachtiger te worden. (Wordt vervolgd) 13NL Opnemen op minidiscs Om in te stellen op “T.Mark Off” of “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02, volgt u de onderstaande aanwijzingen: 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 02” te laten verschijnen en druk AMS dan in. 3 Draai AMS om in te stellen op “T.Mark Off” of “T.Mark LSyn” en druk AMS weer in. “L.SYNC” verschijnt als u instelt op “T.Mark LSyn”. 4 Druk op MENU/NO. z U kunt het stiltepeil instellen dat nodig is voor het aanbrengen van een nieuw muziekstuknummer Bij het automatisch aanbrengen van muziekstuknummers moet het ingangssignaal gedurende 1,5 seconde of langer beneden een bepaald peil blijven, om daarna tot een krachtiger peil aan te zwellen, vóór de minidisc-recorder bij dat punt een nieuw muziekstuknummer aanbrengt. Ga voor het instellen van het stiltepeil als volgt te werk. Let erop dat “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 gekozen moet zijn. 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 03”te kiezen en druk AMS dan in. 3 Draai AMS om het stiltepeil in te stellen. U kunt het stiltepeil instellen van –72 dB tot 0 dB in stapjes van 2 dB. 4 Druk na het instellen van het stiltepeil weer op AMS. 5 Druk op MENU/NO. Veiligheids-opnamestart met zes seconden muziek uit het buffergeheugen (Tijdmachineopname) Bij opnemen van een FM radio-uitzending of een satelliet-uitzending kunnen de eerste paar seconden van de uitzending vaak verloren gaan, omdat het even kan duren voor u tot opnemen besluit en op de opnametoets drukt. Om dit verlies van het begin van muziekstukken e.d. tegen te gaan, is dit apparaat voorzien van de tijdmachine-opnamefunctie, die voortdurend de laatste 6 seconden aan audio-gegevens in een buffergeheugen bewaart, zodat bij de opnamestart eerst deze 6 seconden aan audio-gegevens worden opgenomen, zoals in onderstaande afbeelding aangegeven. Indrukken van AMS in stap 3 Einde van het programma dat u wilt opnemen Tijd Audiogegevens in een 6-seconden buffergeheugen Opgenomen gedeelte Begin van het programma dat u wilt opnemen REPEAT / ≠ AMS ± >25 NAME ? A˜B A.SPACE ! WRITE CHAR ( · = P + 0 ≠ AMS ± STOP 0 · ) r P p MUSIC SYNC ) T.REC CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER P p r T.REC § EJECT M.SCAN ) CLEAR NUM = FADER + LEVEL Opmerking Als u de minidisc-recorder uitschakelt of de stekker uit het stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste instelling van de automatische muziekstuknummer- aanbrengfunctie (“T.Mark LSyn” of “T.Mark Off”), zodat deze weer net zo geldt wanneer u de minidisc-recorder weer inschakelt. 14NL 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6 en 7. De minidisc-recorder komt dan in de opnamepauzestand te staan. 2 Start de weergave van de geluidsbron die u wilt opnemen. Vanaf dit ogenblik worden nu doorlopend de laatste 6 seconden aan audiogegevens in een buffergeheugen opgeslagen. 3 Druk op AMS (of T.REC) om de tijdmachineopname te starten. De opname begint nu met de 6 seconden aan audiogegevens uit het buffergeheugen. Opnemen op minidiscs Stoppen met de tijdmachine-opname Druk op p. Opmerking De minidisc-recorder begint met het opslaan van audiogegevens wanneer de recorder in de opname-pauzestand staat en en u de weergave van de geluidsbron start. Wanneer de geluidsbron nog geen 6 seconden lang aan staat, zijn er dus nog geen 6 seconden aan audiogegevens in het buffergeheugen opgeslagen, en dan zal de tijdmachineopname beginnen met minder dan 6 seconden aan audiogegevens. Synchroon-opname met een gewenste geluidsbron (Synchroon-muziekopname) Z Met behulp van de MUSIC SYNC toets van de afstandsbediening kunt u het opnemen automatisch gelijktijdig laten starten met het inkomend signaal van de opname-geluidsbron. Hierbij kan het markeren van muziekstuknummers op verschillende manieren verlopen, afhankelijk van de opgenomen geluidsbron en de instelling in Instelmenu 02 (zie de “Opmerkingen betreffende het opnemen” op blz. 9). EJECT 6 MENU/NO DISPLAY CONTINUE SCROLL YES TIME PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A B C D E F 1 G 2 H 3 I 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 15 P 11 Q 12 R 13 S 14 T U 16 V 17 W 18 X 19 Y Z 21 – 22 23 . 24 , REPEAT A˜B / >25 NAME ? A.SPACE ! WRITE CHAR ( CLEAR P + p r T.REC 0 STOP 25 ) NUM · = 20 M.SCAN ) CD-SYNC START STANDBY MUSIC SYNC MUSIC SYNC 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6. 2 Druk op MUSIC SYNC. De minidisc-recorder komt dan in de opnamepauzestand te staan. 3 Start de weergave van de op te nemen geluidsbron. De minidisc-recorder zal nu automatisch met opnemen beginnen. Uitschakelen van de synchroon-muziekopname Druk op p . Opmerking Bij de synchroon-muziekopname zullen de “Smart Space” functie en “Auto Cut” functie automatisch worden ingeschakeld, ongeacht de door u gekozen instelling (Aan of Uit) of het soort ingangssignalen (digitaal of analoog). 15NL Opnemen op minidiscs Synchroon-opname met een Sony CD-speler Z Als u deze minidisc-recorder op een Sony CD-speler of een hi-fi installatie aansluit, kunt u snel en gemakkelijk CD’s op minidiscs opnemen met behulp van de CD synchroon-opnametoetsen op de afstands-bediening. Als uw minidisc-recorder op een Sony CD-speler is aangesloten met een digitaal aansluitsnoer, worden er bovendien muziekstuknummers aangebracht in dezelfde volgorde als op de CD, ook al is er ingesteld op “T.Mark Off” in Instelmenu 02. Als de minidiscrecorder is aangesloten op een Sony CD-speler met audio-aansluitsnoeren via de LINE (ANALOG) IN aansluitingen, dan worden de muziekstuknummers alleen automatisch aangebracht als u hebt ingesteld op “T.Mark LSyn” in Instelmenu 02 (zie blz. 13). Aangezien u met dezelfde afstandsbediening zowel de minidisc-recorder als de CD-speler bedient, kan de bediening wel eens moeilijk zijn als de CD-speler te ver van de minidisc-recorder staat. Zet deze apparaten daarom dicht bij elkaar. Z 21 – / >25 ? 22 23 REPEAT NAME WRITE CHAR START STOP CLEAR NUM P + P MUSIC SYNC STANDBY CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER CD PLAYER P p r ) = Als de weergave van de CD-speler niet start Bij sommige CD-spelers zal de weergave niet beginnen als u op START van de afstandsbediening drukt. In een dergelijk geval dient u in plaats hiervan P op de afstandsbediening van de CD-speler zelf in te drukken. 7 Druk op STOP wanneer u de synchroon-opname wilt stoppen. Tijdelijk onderbreken van de opname Druk op STANDBY of op CD PLAYER P. Om de opname hierna te hervatten, drukt u op START of nogmaals op CD PLAYER P. Telkens wanneer u de opname onderbreekt, wordt er een nieuw muziekstuknummer aangebracht. FADER + LEVEL • Wanneer de afstandsbediening van de minidisc-recorder een functieschakelaar heeft voor afstandsbediening van de CD-speler, dient u deze in te stellen op CD1. • De minidisc-recorder zal mogelijk niet automatisch muziekstuknummers aanbrengen wanneer u opneemt van sommige CD-spelers en multidisc-spelers. z 16NL Druk op START. De minidisc-recorder begint met opnemen en de CD-speler begint met afspelen. Het muziekstuknummer en de verstreken speelduur van het muziekstuk verschijnen in het display. Opmerkingen 25 M.SCAN ) T.REC 0 STOP , A.SPACE ( · = 24 . A˜B ! 6 1 Zet de ingangskeuzeschakelaar van de versterker in de stand voor weergave van compact discs. 2 Volg de aanwijzingen 2 t/m 5 onder “Opnemen op een minidisc” op bladzijde 6, om de minidiscrecorder klaar voor opname te zetten. 3 Plaats een compact disc in de CD-speler. 4 Kies op de CD-speler de gewenste afspeelfunctie (SHUFFLE weergave, PROGRAM weergave, etc.). 5 Druk op STANDBY. De CD-speler komt in de weergave-pauzestand te staan en de minidisc-recorder in de opnamepauzestand. Tijdens synchroon-opname kunt u ook de afstandsbediening van de CD-speler gebruiken Bij indrukken van p, stopt de CD-speler en komt de minidisc-recorder in de opnamepauzestand te staan. Bij indrukken van P, pauzeert de CD-speler en komt de minidisc-recorder in de opnamepauzestand te staan. Om de synchroon-opname te hervatten, drukt u op ·. z U kunt van compact disc wisselen en hierna weer doorgaan met de CD synchroon-opname Voer, in plaats van de bovenstaande stap 7, de volgende bedieningshandelingen uit. 1 Druk op p op de afstandsbediening van de CDspeler. De minidisc-recorder komt in de opnamepauzestand te staan. 2 Verwissel de compact disc. 3 Druk op · op de afstandsbediening van de CDspeler. De CD synchroon-opname gaat nu weer verder. Opnemen op minidiscs z Synchroon-opname is ook mogelijk met een Sony video-CD speler Op dezelfde wijze als voor het synchroon opnemen met een Sony muziek-CD speler, kunt u ook synchroonopnamen maken met een Sony video-CD speler. Om in te stellen op de video-CD speler, dient u echter voor u begint eerst nummertoets 2 tegelijk met de 1/u aan/uit-toets van de afstandsbediening in te drukken. Om terug te schakelen naar een gewone muziek-CD speler, drukt u nummertoets 1 tegelijk met de 1/u aan/ uit-toets in. De minidisc-recorder staat bij aflevering ingesteld op synchroon-opname met een gewone muziek-CD speler. z U kunt de resterende opnameduur op de minidisc controleren Druk op TIME (zie blz. 19). Fading-in en out van de opname (In/uit-faden) Met de “FADE” functie kunt u het geluid aan het begin van de opname geleidelijk laten opkomen (In-faden van de opname) en/of het geluid aan het eind geleidelijk wegdraaien (Uit-faden van de opname). Deze functie is bijvoorbeeld handig als u het geluid niet abrupt wilt laten afbreken aan het eind van de minidisc. FADER Z 21 – / >25 ? 22 23 REPEAT NAME z U kunt de tijdsduur voor het in- en uit-faden afzonderlijk naar wens instellen 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Voor instellen van de tijdsduur voor het in-faden: Draai AMS om “Setup 08” te kiezen en druk AMS in. Voor instellen van de tijdsduur voor het uit-faden: Draai AMS om “Setup 09” te kiezen en druk AMS dan in. 3 Draai AMS om de gewenste tijdsduur voor het in-, resp. uit-faden te kiezen. Voor zowel het in-faden als het uit-faden kunt u de tijd instellen (in stapjes van 0,1 sekonde). 4 Druk na het instellen van de fade-tijdsduur weer op AMS. 5 Druk op MENU/NO. 25 M.SCAN ) NUM P + p r MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER P Druk tijdens het opnemen op FADER bij het punt waar u het geluid geleidelijk wilt laten wegsterven. “Fade z 3.2s” verschijnt in het display waarvan z knippert en de minidisc-recorder laat het inkomend geluid wegsterven tot de teller de stand “0.0s” bereikt. Na afloop van het uit-faden komt de minidisc-recorder in de opnamepauzestand te staan. CLEAR T.REC 0 STOP , A.SPACE ( · = 24 . A˜B ! WRITE CHAR Uit-faden van de opname = FADER + LEVEL FADER In-faden van de opname Druk in de opnamepauzestand op FADER bij het punt waar u het geluid geleidelijk wilt laten opkomen. “Fade Z 3.2s” verschijnt in het display waarvan Z knippert en de minidisc-recorder neemt het inkomend geluid langzaam opkomend op tot de teller de stand “0.0s” bereikt. 17NL Opnemen op minidiscs Opnemen op een minidisc met behulp van een schakelklok Door het aansluiten van een audio-schakelklok (niet bijgeleverd) op deze minidisc-recorder kunt u het opnemen laten beginnen en eindigen op van tevoren ingestelde tijdstippen. Zie voor nadere bijzonderheden over het aansluiten van de schakelklok en het instellen van de begin- en eindtijden de bijgeleverde gebruiksaanwijzing van de schakelklok. . § EJECT ≠ AMS ± 0 · TIMER 18NL ) r P p p 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 7 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 6 en 7. 2 • Als u alleen de begintijd voor het opnemen wilt instellen, drukt u op p. • Als u alleen de eindtijd voor het opnemen wilt instellen, volgt u de aanwijzingen 8 en 9 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 7. • Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het opnemen wilt instellen, drukt u op p. 3 Zet TIMER van de minidisc-recorder op “REC”. 4 Stel de schakelklok in op de gewenste begintijd en/of eindtijd voor de opname. • Als u op de schakelklok de begintijd voor het opnemen hebt ingesteld, zal de minidiscrecorder automatisch worden uitgeschakeld. Bij het bereiken van de ingestelde begintijd wordt de minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan met opnemen. • Als u alleen de eindtijd voor het opnemen hebt ingesteld en reeds met opnemen bent begonnen, gaat de minidisc-recorder door met opnemen. Bij het bereiken van de door u ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder en wordt dan uitgeschakeld. • Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het opnemen hebt ingesteld, wordt de minidiscrecorder uitgeschakeld. Bij het bereiken van de begintijd wordt de minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan met opnemen. Op de ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder met opnemen en wordt dan uitgeschakeld. 5 Na afloop van de schakelklok-opname zet u TIMER van de minidisc-recorder terug op “OFF”. Vervolgens zet u de minidisc-recorder in de gewone uit-stand door de netsnoerstekker in het stopcontact te steken of de audio-schakelklok terug te zetten in de stand voor normale werking. • Als u TIMER in de “REC” stand laat staan, zal de minidisc-recorder bij de eerstvolgende keer dat u het apparaat inschakelt, automatisch beginnen met opnemen. • Als u de minidisc-recorder niet binnen een week na afloop van de schakelklokopname in de paraatstand zet, kunnen de opgenomen gegevens verloren gaan. Zorg dat u de minidisc-recorder in de paraatstand (uit) zet binnen een week na afloop van de schakelklok-opname De inhoudsopgave (TOC) van de minidisc wordt bijgewerkt en de opgenomen muziekgegevens worden vastgelegd wanneer u de minidisc-recorder inschakelt. Als de opname-gegevens verloren zijn gegaan, zal de aanduiding “Standby” gaan knipperen wanneer u de minidisc-recorder weer inschakelt. Opmerkingen • De opname begint pas ongeveer 30 seconden nadat de minidisc-recorder is ingeschakeld. Houd rekening met deze korte vertraging wanneer u de begintijd voor opnemen met de schakelklok instelt. • Tijdens schakelklok-opname zal, als de minidisc reeds opnamen bevat, het nieuwe materiaal automatisch achter de bestaande opnamen worden vastgelegd. • Het materiaal van de gemaakte schakelklokopname zal bij inschakelen van de minidisc-recorder op de minidisc worden vastgelegd. De aanduiding “TOC Writing” zal dan in het display knipperen. Zorg er voor dat u de minidisc-recorder niet beweegt en de stekker van het netsnoer niet uit het stopcontact trekt zolang deze “TOC Writing” aanduiding knippert. • De schakelklok-opname zal worden stopgezet als de minidisc vol is. Afspelen van minidiscs Afspelen van minidiscs Informatie in het display In het display kunt u informatie laten verschijnen over de minidisc en de muziekstukken, zoals het totaal aantal muziekstuknummers, de totale speelduur, de resterende opnameduur op de minidisc, de titel van de minidisc. SCROLL De muziekkalender toont alle muziekstuknummers binnen een raster als het een voorbespeelde minidisc is, en zonder raster als het een minidisc voor opname is. Als het totale aantal muziekstukken de 15 overschrijdt, verschijnt er een pijltje z rechts van het getal 15 in de muziekkalender. Opmerking Wanneer u een nieuwe minidisc plaatst of wanneer u de minidisc-recorder uitschakelt en weer inschakelt, verschijnt het laatst aangegeven soort informatie opnieuw. LEVEL/DISPLAY/CHAR § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · Controleren van de verstreken speelduur, de resterende speelduur en het nummer van het weergegeven muziekstuk TIME SCROLL EJECT 6 MENU/NO DISPLAY DISPLAY CONTINUE A SCROLL YES TIME TIME PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM B C D E F 1 G 2 H 3 I 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 Controleren van het totaal aantal muziekstukken, de totale speelduur en de resterende opnameduur op de minidisc Telkens wanneer u tijdens het afspelen van een minidisc op TIME drukt, verandert de informatie in het display als hieronder aangegeven. Na afspelen van elk muziekstuk verdwijnt het bijbehorende nummer uit de muziekkalender. Nummer en verstreken speelduur van het weergegeven muziekstuk Telkens wanneer u in de stopstand op TIME drukt, verandert de informatie in het display als volgt: Indrukken Totaal aantal muziekstukken en totale speelduur van alle opgenomen muziekstukken Nummer en resterende speelduur van het weergegeven muziekstuk Indrukken Indrukken Resterende speelduur van opgenomen muziekstukken Resterende opnameduur op de minidisc (alleen voor opname-minidiscs) Indrukken De resterende opnameduur van de disc wordt niet aangegeven als het een voorbespeelde minidisc betreft. Indrukken Bij het inleggen van een minidisc zal het display de disc-titel, totaal aantal muziekstukken, de totale speelduur van de minidisc en de muziekkalender aangeven, als volgt: Disc-titel Muziekkalender z De titels van de nummers en de disc-titel worden als volgt in het display aangegeven: De disc-titel wordt aangegeven wanneer de minidiscrecorder in de stopstand staat, om tijdens het afspelen plaats te maken voor de titel van het weergegeven muziekstuk. Als er geen titel is vastgelegd, verschijnt in plaats daarvan de aanduiding “No Name”. Zie voor het instellen van titels voor een opnameminidisc en de muziekstukken daarop de beschrijving onder “Naamgeving van minidiscs en opgenomen muziekstukken” op blz. 33. (Wordt vervolgd) Totaal aantal muziekstukken Totale speelduur van de minidisc 19NL Afspelen van minidiscs z Een titel van 12 of meer letters kunt u door het display laten lopen Druk op de SCROLL. Aangezien het display maximaal 11 letters tegelijk kan tonen, dient u nogmaals op SCROLL te drukken om de rest van de titel te zien, als die uit 12 of meer letters bestaat. Druk nogmaals op SCROLL om het doorlopen stil te zetten en opnieuw om het doorlopen weer te laten vervolgen. Opzoeken van het gewenste muziekstuk U kunt ieder gewenst muziekstuk snel en gemakkelijk opzoeken met behulp van AMS (Automatische Muziek Sensor), = en +, de nummertoetsen of M.SCAN van de afstands-bediening. EJECT ≠ AMS ± Omschakelen van de aanduidingen 6 MENU/NO DISPLAY Telkens wanneer u tijdens weergave of in de stopstand op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of DISPLAY) drukt, veranderen de aanduidingen in het display als volgt: CONTINUE SCROLL PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A § EJECT YES TIME B C D E F 1 G 2 H 3 I 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 ≠ AMS ± 0 · ) r P p >25 · 11 Q 12 R 13 S 14 T 15 16 V 17 W 18 X 19 Y 20 Z 21 – / >25 ? 22 23 REPEAT NAME · =/+ Normale aanduidingen P U M.SCAN NUM P + p r MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER P 25 M.SCAN ) CLEAR T.REC 0 STOP , A.SPACE ( · = 24 . A˜B ! WRITE CHAR Nummertoetsen = FADER + LEVEL Indrukken De inhoud van het muziek-programma (alleen als “PROGRAM” wordt aangegeven) Indrukken Titel (Disc-titel en muziekstuktitel) Indrukken Uitgangsniveau (Het opnameniveau wordt aangegeven tijdens het opnemen.) Indrukken Voor opzoeken van Doet u het volgende: het volgende of een later muziekstuk Draai tijdens weergave AMS rechtsom (of druk net zovaak op +) tot u het gewenste muziekstuk bereikt. het weergegeven of Draai tijdens weergave AMS linksom een eerder muziekstuk (of druk net zovaak op =) tot u het gewenste muziekstuk bereikt. een bepaald muziekstuk Z Voer het muziekstuknummer in met de nummertoetsen. een bepaald muziekstuk met de AMS zoekfunctie 1 Draai in de stopstand AMS tot het gewenste muziekstuk wordt aangegeven (d.w.z. het nummer knippert). 2 Druk op AMS of op ·. het gewenste muziekstuck door intro-weergave (de eerste 6 seconden) Z 1 Druk op M.SCAN voordat de weergave begint. 2 Hoort u het gewenste muziekstuk, dan drukt u op ·. z Direkt opzoeken van een muziekstuk met een nummer boven 25 Z Druk eerst op de >25 toets en dan op de betreffende nummertoetsen. Druk >25 eenmaal in als u een nummer van twee getallen wilt invoeren en tweemaal voor het invoeren van een muziekstuknummer van drie getallen. Om een nul (“0”) in te voeren, drukt u op de 10 toets. Voorbeelden: • Weergeven van muziekstuknummer 30 Druk eenmaal op >25 en daarna op 3 en op 10. • Weergeven van muziekstuknummer 100 Druk tweemaal op >25 en daarna op 1, op 10 en nogmaals 10. 20NL Afspelen van minidiscs z U kunt de speelduur voor de intro-weergave verlengen 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 07”te kiezen, en druk AMS dan in. 3 Draai AMS om de speelduur te kiezen binnen het bereik van 6 tot 20 seconden (in stapjes van 1 seconde) en druk AMS dan in. 4 Druk op MENU/NO. z Opzoeken van de gewenste muziekpassage Tijdens weergave of weergavepauze kunt u ook 0 en ) gebruiken om een bepaalde muziekpassage op te zoeken. 0/) Pauzeren aan het begin van een muziekstuk § EJECT ≠ AMS ± Draai AMS (of druk op = of + ) nadat u de minidisc-recorder in de weergave-pauzestand heeft gezet. z Snel naar het begin van het laatste muziekstuk gaan Draai AMS linksom (of druk op =) wanneer het display het totaal aantal muziekstukken, de totale speelduur of de resterende opnameduur (alleen bij een opname-minidisc) of de disc-titel aangeeft (zie blz. 19). 0 · ) r P p Voor opzoeken van een passage Drukt u op terwijl u luistert naar de versnelde weergave ) (voorwaarts) of 0 (terugwaarts) en houdt u deze ingedrukt totdat u de gewenste passage heeft gevonden. terwijl u het display in het oog houdt tijdens weergavepauze ) of 0 en houdt u deze ingedrukt totdat u de gewenste passage heeft gevonden. U hoort hierbij geen geluid. z Als “—Over—” verschijnt tijdens indrukken van ) in de weergave-pauzestand Het einde van de minidisc is bereikt. Druk op 0 (of =) of draai AMS linksom om terug te gaan. Opmerkingen • De minidisc-recorder stopt als het einde van de minidisc wordt bereikt terwijl u ) ingedrukt houdt, bij zoeken aan de hand van de versnelde weergave. • Het kan gebeuren dat muziekstukken die slechts enkele seconden lang zijn tijdens het zoeken worden overgeslagen. Als u dergelijke muziekstukken wilt opzoeken, is het beter om de minidisc op normale snelheid af te spelen. 21NL Afspelen van minidiscs Herhalen van een bepaalde passage (A-B herhaalfunctie) Z Herhaaldelijk afspelen van muziekstukken U kunt een bepaalde passage binnen een muziekstuk herhaaldelijk weergeven, bijvoorbeeld voor het uit het hoofd leren van een tekst van een liedje. De passage die herhaald wordt, dient echter wel in zijn geheel binnen één muziekstuk te liggen. U kunt muziekstukken in iedere gewenste afspeelfunctie laten herhalen. § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p EJECT 6 · MENU/NO DISPLAY CONTINUE SCROLL PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A REPEAT Druk op REPEAT. “REPEAT” verschijnt in het display. De muziekstukken worden nu op de volgende manier herhaald: B ) De minidisc-recorder herhaalt Normale weergave (blz. 8) Alle muziekstukken SHUFFLE weergave (blz. 23) Alle muziekstukken in willekeurige volgorde PROGRAM weergave (blz. 23) Hetzelfde programma nogmaals Uitschakelen van de herhaalde weergave Druk herhaaldelijk op REPEAT totdat “REPEAT” verdwijnt. De minidisc-recorder keert nu terug naar de voorgaande afspeelfunctie. Herhalen van het weergegeven muziekstuk Druk tijdens het afspelen van het gewenste muziekstuk met normale weergave, SHUFFLE weergave of PROGRAM weergave, enkele malen op de REPEAT toets, totdat “REPEAT 1” in het display verschijnt. 22NL D E 1 G 2 H 3 I 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 P 11 Q 12 R 13 S 14 T 15 U 16 V 17 W 18 X 19 Y 20 Z 21 – 22 23 . 24 , / >25 ? NAME A˜B A.SPACE ! WRITE CHAR ( = CLEAR P + p CLEAR p r T.REC STOP 25 M.SCAN ) NUM · 0 Bij afspelen van de minidisc met C F REPEAT REPEAT A˜B YES TIME MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY 1 Druk tijdens weergave op A˜B bij het beginpunt (punt A) van de te herhalen muziekpassage. “REPEAT A-” verschijnt en “B” knippert in het display. 2 Vervolg de weergave van de betreffende passage of druk op ) totdat u bij het eindpunt van de passage (punt B) bent aangekomen en druk hier nogmaals op A˜B. “REPEAT A-B” blijft branden in het display. De minidisc-recorder zal het afgebakende gedeelte nu herhaaldelijk blijven afspelen. Uitschakelen van de A-B herhaalfunctie Druk op REPEAT, CLEAR of p. Instellen van een nieuw begin- en eindpunt U kunt de passage onmiddellijk volgend op de passage die nu gedefinieerd is, laten herhalen, door het beginpunt en het eindpunt te veranderen. 1 Druk op A˜B terwijl “REPEAT A-B” in het display brandt. Het bestaande eindpunt (punt B) wordt het nieuwe beginpunt (punt A), “REPEAT A-” gaat aan en “B” knippert in het display. 2 Vervolg de weergave van de betreffende passage of druk op ) totdat u bij het eindpunt van de nieuwe passage (punt B) bent aangekomen en druk hier nogmaals op A˜B. “REPEAT A-B” blijft branden in het display en de minidisc-recorder zal het nieuw afgebakende gedeelte weer herhaaldelijk blijven afspelen. Afspelen van minidiscs Afspelen van muziekstukken in willekeurige volgorde (SHUFFLE weergave) Afspelen van muziekstukken in een zelf gekozen volgorde (PROGRAM weergave) U kunt de minidisc-recorder de muziekstukken in willekeurige volgorde laten afspelen. U kunt de afspeelvolgorde van de muziekstukken op een minidisc zelf bepalen en zo uw eigen programma samenstellen van maximaal 25 muziekstukken. LEVEL/DISPLAY/CHAR § EJECT MENU/NO 0/) YES ≠ AMS ± 0 · ) r P p § EJECT ≠ AMS ± 0 · PLAY MODE Druk in de stopstand enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal op SHUFFLE), totdat “SHUFFLE” in het display verschijint. ≠ AMS ± 6 MENU/NO DISPLAY DISPLAY SCROLL Druk op · om de SHUFFLE weergave te starten. “—Shuffle—” en “J” verschijnen in het display terwijl de minidisc-recorder de muziekstukken in willekeurige volgorde zet. F >25 B 1 Druk in de stopstand enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal op CONTINUE ), totdat “SHUFFLE” van het display verdwijnt. U kunt tijdens SHUFFLE weergave bepaalde muziekstukken aanwijzen • Om het volgende muziekstuk weer te geven, draait u AMS rechtsom (of u drukt op +). • Om de weergave weer vanaf het begin van het weergegeven muziekstuk te starten, draait u AMS linksom (of drukt u op =). U kunt AMS (of =) niet gebruiken om terug te gaan naar het begin van muziekstukken die reeds zijn weergegeven. TIME C G 2 H PROGRAM D 3 I E 4 J 5 K 6 L 7 M 8 N 9 O 10 P 11 Q 12 R 13 S 14 T 15 U 16 V 17 W 18 X 19 Y 20 Z 21 – . 24 / >25 ? 22 23 REPEAT NAME · =/+ 0/) Uitschakelen van de SHUFFLE weergave A˜B WRITE CHAR = ( CLEAR CLEAR P p r MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY CD PLAYER P 25 M.SCAN NUM + Nummertoetsen ) T.REC STOP , A.SPACE ! · 0 · YES YES PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A z p MENU/NO EJECT CONTINUE 2 r P · PLAY MODE 1 ) = FADER + LEVEL 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Program ?” te laten verschijnen en druk AMS dan in (of YES). 3 Kies voor a) of b): a) Met de toetsen op de minidisc-recorder 1 Draai AMS tot het nummer van het gewenste muziekstuk in het display verschijnt. 2 Druk AMS in. Bij een vergissing in de keuze van het nummer Druk op 0 of ) tot het verkeerde muziekstuknummer gaat knipperen, draai dan AMS om het juiste nummer te kiezen en druk weer op AMS. Indien “0” knippert, drukt u op 0. (Wordt vervolgd) 23NL Afspelen van minidiscs b) Bij gebruik van de afstandsbediening Gebruik de nummertoetsen om de gewenste muziekstukken in de door u gekozen volgorde in te voeren. Om een muziekstuk met een nummer hoger dan 25 in te voeren, dient u de >25 toets te gebruiken (zie blz. 20). Bij een vergissing in de keuze van het nummer Druk op 0 of ) tot het verkeerde muziekstuknummer gaat knipperen en voer dan het juiste nummer in met de nummertoetsen. Indien “0” knippert, drukt u op 0. 4 5 Herhaal stap 3 voor het invoeren van alle gewenste muziekstukken. Het ingevoerde muziekstuk wordt toegevoegd op de plaats waar de “0” knippert. Telkens wanneer u een muziekstuk aan het programma toevoegt, wordt de speelduur hiervan bij de duur van het programma opgeteld en de totale speelduur van het programma verschijnt in het display. Na afloop van het programmeren drukt u op YES. “Complete!!” verschijnt en hiermee is het programmeren voltooid. 6 Druk enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal op PROGRAM), totdat “PROGRAM” in het display aangaat. 7 Druk op · om de weergave te starten. Uitschakelen van de PROGRAM weergave Controleren van de volgorde van de muziekstukken Druk herhaaldelijk op LEVEL/DISPLAY/CHAR (of op DISPLAY) terwijl de minidisc-recorder is gestopt en “PROGRAM” wordt aangegeven. De muziekstuknummers verschijnen in de volgorde waarin ze werden geprogrammeerd, als volgt: “/3 / 5 / 8 / 1 / 2/” Controleren van de volgorde van de rest van de muziekstukken Draai AMS. U kunt het display doen rollen om alle geprogrammeerde muzieknummers te controleren. Veranderen van de afspeelvolgorde van de muziekstukken U kunt de volgorde van de muziekstukken in het programma veranderen, alvorens de weergave te starten. Voor Wissen Doe het volgende na stappen 1 en 2 van “Afspelen van muziekstukken in een zelf gekozen volgorde”: van een muziekstuk Druk op 0 of ) totdat het te wissen nummer knippert, en druk dan op CLEAR. van het hele programma Blijf drukken op CLEAR totdat alle geprogram-meerde nummers zijn verdwenen. aan het begin Toevoegen van het van een programma muziekstuk 1 Druk op 0 totdat “0” knippert aan de linkerzijde van het eerste nummer. 2 Volg de stappen 3 t/m 5 op blz. 23 en 24. in het midden van het programma 1 Druk op 0 of ) totdat het nummer dat voorafgaat aan het toe te voegen nummer knippert. 2 Druk op AMS zodat “0” knippert, en volg dan de stappen 3 t/m 5 op blz. 23 en 24. aan het einde van het programma 1 Druk op 0 totdat “0” knippert aan de rechterzijde van het laatste nummer. 2 Volg de stappen 3 t/m 5 op blz. 23 en 24. Druk in de stopstand enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal op CONTINUE ) totdat “PROGRAM” van het display verdwijnt. z Het programma blijft bestaan, zelfs nadat de PROGRAM weergave is beëindigd Door indrukken van · kunt u hetzelfde programma nogmaals afspelen. Opmerkingen • • 24NL Het display zal in plaats van de totale speelduur “- -m - -s” aangeven als de totale speelduur van het programma langer dan 199 minuten is. “ProgramFull” (“programma vol”) verschijnt wanneer u meer dan 25 muziekstukken probeert te programmeren. Wis de onnodige muziekstukken om andere muziekstukken te kunnen programmeren. Veranderen van een muziekstuk in het programma 1 Druk op 0 of ) totdat het te veranderen nummer knippert. 2 Volg de stappen 3 t/m 5 op blz. 23 en 24. Afspelen van minidiscs Nuttige tips voor het opnemen van minidiscs op cassette MENU/NO § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± Pauzeren na elk muziekstuk (automatische pauzeerfunctie) Als de automatische pauzeerfunctie ingeschakeld is, zal de minidisc-recorder na elk muziekstuk in de pauzestand komen te staan. Deze automatische pauzeerfunctie is handig als u slechts één muziekstuk of verscheidene niet opeenvolgende muziekstukken wilt opnemen. Volg de aanwijzingen onder “Inlassen van pauzes tijdens het opnemen op cassette” op deze bladzijde, maar kies in stap 3 “Auto Pause” in plaats van “Auto Space”. z Inlassen van pauzes tijdens het opnemen op cassette (automatische pauze-inlasfunctie) Met de automatische pauze-inlasfunctie kunt u tijdens het opnemen van minidiscs op cassetteband pauzes van 3 seconden tussen alle muziekstukken inlassen. Dit maakt het mogelijk om later met de AMS functie snel en gemakkelijk naar het begin van ieder gewenst muziekstuk te gaan. U kunt de automatische pauzeerfunctie ook met de afstandsbediening inschakelen Z Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen op A.SPACE, totdat “Auto Pause” in het display aangaat. Hervatten van de weergave na de pauze Druk op · of P. Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie via de menu-instelling 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. Volg de aanwijzingen 1 t/m 3 onder “Uitschakelen van de automatische pauze-inlasfunctie” op deze bladzijde. 2 Draai AMS om “Setup 04” te kiezen en druk AMS dan in. Uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie met de afstandsbediening Z 3 Draai AMS om in te stellen op “Auto Space” en druk AMS weer in. 4 Druk op MENU/NO. z U kunt de automatische pauze-inlasfunctie ook met de afstandsbediening inschakelen Z Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen op A.SPACE , totdat “Auto Space” in het display aangaat. Uitschakelen van de automatische pauzeinlasfunctie Uitschakelen van de automatische pauze-inlasfunctie via de menu-instelling 1 Volg de aanwijzingen 1 en 2 onder “Inlassen van pauzes tijdens het opnemen op cassette” op deze bladzijde. 2 Draai AMS om in te stellen op “Auto Off” en druk AMS in. 3 Druk op MENU/NO. Uitschakelen van de automatische pauze-inlasfunctie met de afstandsbediening Z Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen op A.SPACE , totdat “Auto Off” in het display aangaat. Opmerking Als de automatische pauze-inlasfunctie is ingeschakeld tijdens het opnemen van een stuk muziek dat meerdere muziekstuknummers bevat (zoals een symfonie of een medley), zullen er in het muziekstuk pauzes worden ingelast op de plaatsen waar de muziekstuknummers veranderen. Druk met de minidisc-recorder in de stopstand enkele malen op A.SPACE, totdat “Auto Off” in het display aangaat. Opmerking Als u de minidisc-recorder uitschakelt en/of de stekker uit het stopcontact trekt, onthoudt het apparaat de laatste instelling van de “Auto Space” en “Auto Pause” functies, zodat deze weer zullen gelden wanneer u de minidiscrecorder weer inschakelt. Regelen van het analoge signaalniveau U kunt het uitgangsniveau regelen van de analoge signalen die worden doorgegeven aan een versterker aangesloten op de LINE (ANALOG) OUT aansluitingen. 1 Druk in de stopstand MENU/NO tweemaal in, zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 13” te kiezen en druk AMS dan in. 3 Gebruik de AMS om het analoge uitgangssignaalniveau naar wens in te stellen. 4 5 Druk AMS in. Druk op MENU/NO. Om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling (0.0dB) Druk op CLEAR. Opmerkingen • Het niveau van de analoge uitgangssignalen naar de hoofdtelefoon die op PHONES is aangesloten, verandert ook. • Wanneer u de minidisc eruit neemt of de minidiscrecorder uitschakelt door de 1/u schakelaar in te drukken, wordt het uitgangsniveau weer op de aanvangswaarde (0.0dB) ingesteld. 25NL Afspelen van minidiscs Fading-in en out van de weergave (In/uit-faden) Met de “FADE” functie kunt u het geluidssignaal dat wordt weergegeven via de LINE (ANALOG) OUT aansluitingen en de PHONES aansluiting aan het begin geleidelijk laten opkomen (in-faden van de weergave) en/of het geluid aan het eind geleidelijk laten wegsterven (uit-faden van de weergave). Deze functie is bij voorbeeld handig als u het geluid niet abrupt midden in een muziekstuk wilt laten beginnen of eindigen, maar een soepele overgang wilt horen. Weergave van een minidisc met behulp van een schakelklok Door het aansluiten van een audio-schakelklok (niet bijgeleverd) op deze minidisc-recorder kunt u het afspelen laten beginnen en eindigen op van tevoren ingestelde tijdstippen. Zie voor nadere bijzonderheden over het aansluiten van de schakelklok en het instellen van de begin- en eindtijden de bijgeleverde gebruiksaanwijzing van de schakelklok. § EJECT ≠ AMS ± 0 Z 21 – / >25 ? FADER 22 23 REPEAT NAME A˜B ( P + p TIMER PLAY MODE · MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY = FADER + 1 Volg de aanwijzingen 1 t/m 3 onder “Afspelen van een minidisc” op blz. 8. 2 Druk enkele malen op PLAY MODE (of eenmaal op een van de PLAY MODE afstandsbedieningstoetsen) om in te stellen op de gewenste afspeelfunctie. Wilt u slechts bepaalde muziekstukken weergeven, stel dan een programma samen (zie blz. 23). 3 • Als u alleen de begintijd voor het afspelen wilt instellen, kunt u doorgaan naar stap 4. • Als u alleen de eindtijd voor het afspelen wilt instellen, drukt u op · om het afspelen te starten en dan gaat u door naar stap 4. • Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het afspelen wilt instellen, kunt u doorgaan naar stap 4. 4 Zet TIMER van de minidisc-recorder op “PLAY”. 5 Stel de schakelklok in op de gewenste begintijd en/of eindtijd voor de weergave. • Als u op de schakelklok de begintijd voor het afspelen hebt ingesteld, zal de minidisc-recorder automatisch worden uitgeschakeld. Bij het bereiken van de ingestelde begintijd wordt de minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan met afspelen. • Als u alleen de eindtijd voor het afspelen hebt ingesteld en reeds met afspelen bent begonnen, gaat de minidisc-recorder door met afspelen. Bij het bereiken van de door u ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder en wordt dan uitgeschakeld. FADER In-faden van de weergave Druk in de weergavepauzestand op FADER bij het punt waar u het geluid geleidelijk wilt laten opkomen. Z in “Fade Z 3.2s” knippert en de minidisc-recorder geeft het geluid langzaam opkomend weer tot de teller de stand “0.0s” bereikt. Uit-faden van de weergave Druk tijdens weergave op FADER bij het punt waar u het geluid geleidelijk wilt laten wegsterven. z in “Fade z 3.2s” knippert en de minidisc-recorder geeft het geluid steeds zwakker weer tot de teller de stand “0.0s” bereikt. Na afloop van het uit-faden komt de minidisc-recorder in de weergavepauzestand te staan. Opmerking Het niveau van de uitgangssignalen naar de DIGITAL OPTICAL OUT aansluiting verandert niet. U kunt de tijdsduur voor het in- en uit-faden van de weergave afzonderlijk naar wens instellen Volg de aanwijzingen 1 t/m 5 onder “U kunt de tijdsduur voor het in- en uit-faden afzonderlijk naar wens instellen” op blz. 17. 26NL r P p r LEVEL z ) CLEAR CD PLAYER P · M.SCAN ) T.REC 0 STOP 25 NUM · = , A.SPACE ! WRITE CHAR 24 . Afspelen van minidiscs • Als u zowel de begintijd als de eindtijd voor het afspelen hebt ingesteld, wordt de minidiscrecorder uitgeschakeld. Bij het bereiken van de begintijd wordt de minidisc-recorder ingeschakeld en begint dan met afspelen. Op de ingestelde eindtijd stopt de minidisc-recorder met afspelen en wordt dan uitgeschakeld. 6 Inslapen met muziek U kunt de minidisc-recorder programmeren om na verloop van een bepaalde tijd automatisch te worden uitgeschakeld, zodat u kunt inslapen met muziek. U kunt de uitschakeltijd instellen in stappen van 30 minuten. Na afloop van de schakelklok-weergave zet u TIMER van de minidisc-recorder terug op “OFF”. MENU/NO § EJECT Opmerking U kunt in stap 2 ook kiezen voor PROGRAM weergave. Houd er echter wel rekening mee dat de programmainstellingen geleidelijk zullen verdwijnen zolang er geen stroomvoorziening is, zodat een programma dat u kiest voor een te ver verwijderde datum wel eens gewist kan zijn als de betreffende dag aanbreekt. In dat geval zal de minidiscrecorder wel worden ingeschakeld, maar zal slechts de normale weergave plaatsvinden, met alle muziekstukken van de minidisc in de gewone nummervolgorde. ≠ AMS ± 0 · ) r P p ≠ AMS ± 1 Druk MENU/NO tweemaal in zodat “Setup Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS om “Setup 14” te selecteren, en druk dan AMS in. 3 Draai AMS om de tijd te selecteren. De minuten-indicatie verandert als volgt: 30min ˜ 60min ˜ 90min ˜ 120min 4 Druk AMS in. 5 Draai AMS om “Setup 15” te selecteren, en druk dan AMS in. 6 Draai AMS om “Sleep On” te selecteren, en druk dan AMS in. “SLEEP” gaat aan in het display. 7 Druk op MENU/NO. Om de uitschakeltijd te veranderen Begin opnieuw vanaf stap 1 hierboven. Om de inslaapschakelklokfunctie te annuleren Selecteer “Sleep Off” in stap 6 hierboven, en druk dan AMS in. 27NL Montage van opgenomen minidiscs Opmerkingen betreffende muziekmontage Wissen van opnamen (ERASE functie) Na het opnemen op een minidisc kunt u de muziekstukken nog aanpassen en monteren met behulp van de volgende montagefuncties: • Met de “Erase” wisfunctie kunt u ongewenste muziekstukken eenvoudig van de minidisc verwijderen door slechts het muziekstuknummer ervan in te voeren. • Met de “A-B Erase” wisfunctie kunt u alleen een bepaalde ongewenste passage uit een muziekstuk verwijderen. • Met de “Divide” onderverdeelfunctie kunt u een lang muziekstuk in stukken opsplitsen, zodat u elk stuk afzonderlijk kunt terugvinden met de AMS zoekfunctie. • Met de “Combine” samenvoegfunctie kunt u twee achtereenvolgende muziekstukken tot een enkel nummer samenvoegen. • Met de “Move” verplaatsfunctie kunt u de volgorde van de muziek naar uw eigen inzicht aanpassen door de muziekstukken elk van het gewenste nummer te voorzien. • Met de “Title” titelfunctie kunt u alle opgenomen muziekstukken en ook de gehele minidisc van zelfgekozen titels voorzien. Volg de onderstaande aanwijzingen voor het wissen van: • een enkel muziekstuk • alle muziekstukken § EJECT ≠ AMS ± 0 Als “TOC” en “TOC Writing” in het display knipperen Stoot niet tegen de minidisc-recorder en trek niet de stekker uit het stopcontact. Na het monteren van muziekstukken zal de “TOC” aanduiding blijven branden, tot u de minidisc eruitneemt of het apparaat uitschakelt. “TOC” en “TOC Writing” knipperen wanneer er veranderingen in de inhoudsopgave worden aangebracht. Wanneer de minidisc-recorder het bijwerken van de inhoudsopgave heeft voltooid, gaat “TOC” uit. 28NL ) r P p · ≠ AMS ± Wissen van een enkel muziekstuk U kunt een muziekstuk wissen door eenvoudigweg het nummer ervan in te voeren. Bij het wissen wordt het aantal muziekstukken op de minidisc met één verminderd en schuiven alle muziekstukken volgend op het gewiste nummer een plaatsje op. Aangezien dit wissen plaatsvindt door hernummering van de “TOC” inhoudsopgave, is het niet nodig de muziek van de minidisc te verwijderen of eroverheen op te nemen. z Indien “Protected” en “C11” beurtelings in het display verschijnen De muziekmontage is niet mogelijk omdat het wispreventienokje van de minidisc ter beveiliging is opengeschoven. Om te kunnen monteren, dient u het nokje eerst dicht te schuiven. YES MENU/NO Om verwarring te voorkomen, dient u bij wissen van meerdere muziekstukken te beginnen bij het hoogst genummerde muziekstuk, zodat de andere muziekstukken die nog gewist moeten worden niet onnodig hernummerd worden. Voorbeeld: Wissen van muziekstuk B Muziekstuknummer 1 2 A B C Wissen 1 2 A 4 3 D B wordt gewist 3 C D 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “Tr Erase ?” in het display wordt aangegeven. 3 Druk AMS of YES in. De aanduiding voor het wissen van muziekstukken verschijnt en de weergave van het aangegeven muziekstuk begint. 4 Draai AMS om in te stellen op het muziekstuknummer dat u wilt wissen. Montage van opgenomen minidiscs 5 6 Druk op AMS of YES. Wanneer het in stap 4 gekozen muziekstuk is gewist, verschijnt enkele seconden lang de aanduiding “Complete!!” en verdwijnt er één nummer uit de muziekkalender. Het muziekstuk dat volgt na het gewiste muziekstuk, begint af te spelen. (Als u het laatste muziekstuk wist, zal het muziekstuk dat voorafgaat aan het gewiste muziekstuk beginnen af te spelen.) Wissen van alle muziekstukken van een minidisc Bij het volledig wissen van een opname-minidisc worden alle opgenomen muziekstukken, hun titels en ook de disc-titel in één keer gewist. 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “All Erase ?” in het display wordt aangegeven. 3 Druk AMS of YES in. Nu wordt “All Erase??” aangegeven en gaan alle muziekstuknummers in de muziekkalender knipperen. 4 Druk AMS of YES in. Wanneer alle opgenomen muziekstukken, hun titels en ook de disc-titel zijn gewist, verschijnt enkele seconden lang de aanduiding “Complete!!” en verdwijnt de gehele muziekkalender. Herhaal de stappen 1 t/m 5 als u nog andere muziekstukken wilt wissen. Uitschakelen van de ERASE functie Druk op MENU/NO of op p. Opmerking Als de “Erase ???” in het display verschijnt, is het muziekstuk met een ander apparaat opgenomen of gemonteerd en tegen wissen beveiligd. Als deze aanduiding verschijnt, drukt u op AMS of YES om het muziekstuk te wissen. Uitschakelen van de ERASE functie Druk op MENU/NO of op p, zodat “All Erase ?” of “All Erase??” uitgaat. z Het wissen kan nog ongedaan worden gemaakt Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk nadat u het muziekstuk hebt gewist. 29NL Montage van opgenomen minidiscs 5 Wissen van een bepaalde passage (A-B wisfunctie) U kunt op eenvoudige wijze een bepaald gedeelte binnen een muziekstuk afbakenen en dit wissen. Dit kan bij voorbeeld handig zijn om na het opnemen van een FM radio-uitzending of een satelliet-uitzending overbodige delen zoals reclameboodschappen uit de opname te verwijderen. Voorbeeld: Wissen van een deel van muziekstuk A Muziekstuknummer 1 2 A #1 * 1 fragment is ongeveer 12 ms. 6 Zolang het punt A nog niet naar wens is, kunt u stap 5 herhalen tot u het juiste beginpunt voor wissen hebt bepaald. 7 Druk op AMS of YES als het beginpunt precies naar wens is. “Point B set” verschijnt en de weergave begint opnieuw, nu voor het instellen van het eindpunt van het te wissen gedeelte (punt B). 8 Laat de weergave doorgaan (of druk op 0 of )) tot het punt B bereikt is en druk dan op AMS of YES. Nu verschijnen om en om de aanduidingen “A-B Ers” en “Point B ok?” in het display terwijl de minidisc-recorder een gedeelte van enkele seconden vóór punt A en een kort gedeelte na punt B aansluitend weergeeft. 9 Herhaal stap 5 als het punt B nog niet precies genoeg is gekozen. Punt B Punt A A #2 A #3 3 B C Wissen 1 2 A (#1+#3) 3 B MENU/NO C 0/) YES § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± 1 2 30NL Let aandachtig op het weergegeven geluid en draai AMS om het beginpunt van de te wissen passage (punt A) te vinden. U kunt de eenheid kiezen waarmee het beginpunt wordt verschoven. Druk op 0 of ) om te kiezen voor fragment*, seconde of minuut. Kiest u voor fragment, dan verschijnt het aantal fragmenten wanneer u AMS draait; kiest u voor seconde of minuut, dan gaat de “s”, resp. de “m” in het display knipperen. Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. Draai AMS tot “A-B Erase ?” in het display wordt aangegeven. 3 Druk AMS of YES in. 4 Draai AMS om het nummer van het betreffende muziekstuk te kiezen en druk AMS of YES dan in. Nu verschijnen in het display om en om de aanduidingen “-Rehearsal-” en “Point A ok?” terwijl het gekozen muziekstuk vanaf het begin wordt weergegeven. 10 Druk op AMS of YES als het eindpunt geheel naar wens is. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en de ongewenste passage tussen punt A en punt B is nu gewist. Uitschakelen van de A-B wisfunctie Druk op MENU/NO of p. Opmerking Als “Impossible” (“onmogelijk”) in het display verschijnt, betekent dit dat: – Punt B is voor punt A ingesteld. Punt B moet na punt A worden ingesteld. – De gespecificeerde passage niet gewist kan worden. Dit gebeurt soms wanneer u hetzelfde muziekstuk reeds herhaaldelijk hebt gemonteerd, en is te wijten aan een technische beperking van het MD-systeem, en niet aan een mechanische storing. Montage van opgenomen minidiscs Onderverdelen van opgenomen muziekstukken (DIVIDE functie) Met de DIVIDE functie kunt u muziekstuknummers aanbrengen bij ieder muziekstuk of iedere passage die u later wilt kunnen opzoeken. Zo kunt u muziekstuknummers aanbrengen op minidiscs die zijn opgenomen vanaf een analoge geluidsbron (dus zonder nummers) of een te lang muziekstuk opsplitsen, om elke passage gemakkelijker terug te vinden. Wanneer een muziekstuk wordt onderverdeeld, zal het totale aantal nummers op de minidisc met één toenemen, en worden de overige muziekstukken opnieuw genummerd. 4 Let aandachtig op het weergegeven geluid en draai AMS om het punt te bepalen waar u het muziekstuk wilt onderverdelen. U kunt de eenheid kiezen waarmee het nieuwe beginpunt wordt verschoven. Druk op 0 of ) om te kiezen voor fragment, seconde of minuut. Kiest u voor fragment, dan verschijnt het aantal fragmenten wanneer u AMS draait; kiest u voor seconde of minuut, dan gaat de “s”, resp. de “m” in het display knipperen. 5 Druk op AMS of YES als het nieuwe beginpunt precies naar wens is. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en het nieuw gecreëerde muziekstuk wordt weergegeven. Het nieuwe muziekstuk zal nog geen titel dragen, ook al had het oorspronkelijke muziekstuk er wel een. Het totaal aantal muziekstuknummers in de muziekkalender wordt met één verhoogd. Voorbeeld: Splitsen van muziekstuk nummer 2 om een nieuw muziekstuknummer voor C aan te brengen Muziekstuknummer 1 2 A Onderverdelen 1 3 B D C Uitschakelen van de DIVIDE functie Muziekstuk 2 is onderverdeeld en er is een nieuw nummer voor C aangebracht. 3 2 4 A B D C MENU/NO Druk op MENU/NO of p. z Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk nadat u het muziekstuk hebt onderverdeeld. 0/) YES z § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± Onderverdelen van een muziekstuk dat u te lang vindt 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of Draai AMS tot “Divide ?” in het display wordt aangegeven en druk AMS of YES in. 3 Draai AMS om het nummer van het betreffende muziekstuk te kiezen en druk AMS of YES dan in. Nu verschijnt de aanduiding “-Rehearsal-” in het display terwijl het gekozen muziekstuk vanaf het begin wordt weergegeven. Ook tijdens opnemen kunt u muziekstukken al onderverdelen Dit doet u met behulp van de handmatige markeerfunctie (zie blz. 13). Onderverdelen van een muziekstuk wanneer u tijdens afspelen een geschikt beginpunt tegenkomt 1 Druk tijdens het afspelen van de minidisc op de AMS bij het punt waar u een nieuw muziekstuk wilt laten beginnen. “—Divide—” en “-Rehearsal” verschijnen beurtelings in het display en het afspelen wordt voortgezet vanaf de door u geselecteerde positie. pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Het onderverdelen kan nog ongedaan worden gemaakt 2 Als u het beginpunt wat nauwkeuriger wilt instellen, volgt u de aanwijzingen in stap 4 van “Onderverdelen van een muziekstuk dat u te lang vindt”, op deze bladzijde. 3 Druk op YES. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en het nieuw gecreëerde muziekstuk wordt weergegeven. Uitschakelen van de DIVIDE functie Druk op AMS, MENU/NO of p. 31NL Montage van opgenomen minidiscs Samenvoegen van opgenomen muziekstukken (COMBINE functie) Met de COMBINE functie kunt u twee muziekstukken op een opgenomen minidisc tot een enkel nummer samenvoegen. Dit hoeven geen opeenvolgende nummers te zijn en u kunt desgewenst ook de volgorde omkeren. Deze functie is handig voor het samenstellen van een medley van nummers die goed samen gaan of het combineren van verschillende onafhankelijk opgenomen passages tot een enkel muziekstuk. Door het samenvoegen van twee muziekstukken wordt het totale aantal nummers op de minidisc met één verminderd en alle muziekstukken volgend op de samengevoegde nummers worden hernummerd. 4 Aansluitend muziekstuk Eerste Nieuw muziekstuknummer muziekstuk na samenvoegen 5 Voorbeeld: Samenvoegen van muziekstukken B en D Muziekstuknummer 1 2 A Samenvoegen 3 B 4 C D B en D gaan nu samen één muziekstuk vormen. 3 2 1 A B MENU/NO Druk op MENU/NO of p. YES z § EJECT ≠ AMS ± 0 Draai AMS om het tweede muziekstuk te kiezen dat u met het eerste wilt samenvoegen en druk op AMS of YES. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en het totaal aantal muziekstuknummers in de muziekkalender wordt met één verminderd. Als beide gecombineerde muziekstukken al een titel hadden, komt de titel van het tweede te vervallen. Uitschakelen van de COMBINE functie C D Draai AMS om het eerste van de twee te combineren muziekstukken te kiezen en druk AMS of YES in. Nu verschijnt het keuzedisplay voor het tweede muziekstuk en begint de weergave van de aansluitende passages (d.w.z. het eind van het eerst gekozen muziekstuk en het begin van het daarop volgende muziekstuk). ) r P p · Het samenvoegen kan nog ongedaan worden gemaakt Gebruik de Correctie-functie (zie blz. 37) onmiddellijk nadat u de muziekstukken hebt samengevoegd. Opmerking ≠ AMS ± 32NL 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “Combine ?” in het display wordt aangegeven. 3 Druk AMS of YES in. Als “Impossible” in het display wordt aangegeven, kunnen de gekozen muziekstukken niet worden samengevoegd. Dit kan zich voordoen als er aan een bepaald muziekstuk al te veel “gesleuteld” is. Dit hangt samen met de inherente beperkingen van het minidisc-opnamesysteem; het wijst niet op een technische storing. Montage van opgenomen minidiscs Verplaatsen van opgenomen muziekstukken (MOVE functie) Met de MOVE functie kunt u de volgorde van de nummers aanpassen door een muziekstuk op een andere plaats te zetten. Na het verplaatsen van een muziekstuk worden alle muziekstukken tussen de oude en de nieuwe plaats automatisch hernummerd. Voorbeeld: Verplaatsen van muziekstuk C naar plaats nummer 2 Muziekstuknummer 1 2 A 3 C B Verplaatsen 1 D U kunt uw opgenomen minidiscs en muziekstukken van zelf gekozen titels voorzien. Deze titels, die in het display verschijnen, kunnen bestaan uit hoofdletters, kleine letters en cijfers of symbolen, tot een maximum van 1 700 lettertekens per minidisc. U kunt ook de afstandsbediening gebruiken voor naamgeving van minidiscs of muziekstukken (zie “Naamgeving van muziekstukken en minidiscs met de afstandsbediening” op blz. 35). Muziekstuk C is nu nummer 2 geworden. 3 4 2 A 4 Naamgeving van minidiscs en opgenomen muziekstukken (TITLE functie) C B LEVEL/DISPLAY/CHAR MENU/NO 0/) YES § EJECT D ≠ AMS ± 0 ) r P p · MENU/NO YES ≠ AMS ± § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± Ga als volgt te werk om een muziekstuk of een minidisc van een titel te voorzien. Naamgeving is mogelijk tijdens het opnemen, afspelen en in de pauzestand. Als echter het opnemen van het muziekstuk stopt vóór u de titel volledig hebt ingevoerd, dan worden de reeds gekozen letters niet vastgelegd en zal het muziekstuk dus nog geen titel hebben. 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “Move ?” in het display wordt aangegeven. 1 Druk op MENU/NO om “Edit Menu” in het display te laten verschijnen. 3 Druk AMS of YES in. 2 4 Draai AMS om het te verplaatsen muziekstuk te kiezen en druk AMS of YES in. Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt aangegeven en druk AMS of YES in. Sla deze stap over tijdens opnemen. 3 Draai AMS tot “Nm In ?” wordt aangegeven en druk dan AMS of YES in. 4 Stel met AMS in op “Disc” voor naamgeving van een minidisc of kies het betreffende muziekstuk. Tijdens opnemen gaat u direct door naar stap 6. 5 Druk AMS of YES in. Er verschijnt een knipperende cursor in het display. 5 Draai AMS tot het nieuwe nummer voor het muziekstuk verschijnt. Nummer van het muziekstuk dat u wilt verplaatsen 6 Nieuw nummer voor het muziekstuk Druk AMS of YES in. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang en het verplaatste muziekstuk wordt afgespeeld. Uitschakelen van de MOVE functie Druk op MENU/NO of p. (Wordt vervolgd) 33NL Montage van opgenomen minidiscs 6 Druk op LEVEL/DISPLAY/CHAR om als het lettertype als volgt te kiezen: Voor het kiezen van Drukt u op LEVEL/DISPLAY/CHAR tot Hoofdletters “A” wordt aangegeven Kleine letters “a” wordt aangegeven Cijfers “0” wordt aangegeven 9 Herhaal de stappen 7 en 8 tot de hele titel is ingevoerd. Als u een vergissing maakt Druk op 0 of ) tot het te verbeteren letterteken gaat knipperen en herhaal de stappen 7 en 8 om het juiste teken in te voeren. Wissen van een letterteken Druk op 0 of ) tot het te wissen letterteken gaat knipperen en druk op CLEAR. Invoeren van een spatie Druk op AMS terwijl de cursor knippert. 7 Kies met AMS een letter of cijfer. Het gekozen letterteken gaat knipperen. De letters, cijfers en symbolen verschijnen in de normale volgorde in het display wanneer u AMS draait. In uw titels kunt u ook de volgende symbolen gebruiken: ! ”#$%&’()*+,–./: ;<=>?@_` 10 Druk op YES. De ingevoerde titel verschijnt in het display en het invoeren van de titel is voltooid. Uitschakelen van de titelfunctie Druk op MENU/NO of p. Opmerking U kunt geen titel voor een muziekstuk of een minidisc vastleggen tijdens het opnemen over een eerder opgenomen muziekstuk. Tijdens stap 7 kunt u op elk gewenst moment op LEVEL/DISPLAY/CHAR drukken om het lettertype te veranderen (zie stap 6). 8 34NL Druk op AMS om het gekozen teken in te voeren. De cursor gaat één plaats naar rechts en wacht op de invoer van het volgende teken. Montage van opgenomen minidiscs Kopiëren van een muziekstuk-titel of een disc-titel U kunt een bestaande muziekstuk-titel of disc-titel overnemen en gebruiken voor een (ander) muziekstuk. Dit kan echter alleen met de bedieningsorganen op het apparaat zelf. Naamgeving van muziekstukken en minidiscs met de afstandsbediening Z EJECT 6 MENU/NO DISPLAY CONTINUE SCROLL 2 Druk op MENU/NO om “Edit Menu” aan te geven. Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt aangegeven en druk AMS of YES in. B C D F 1 G 2 H 3 I 4 J 5 6 L 7 M 8 N 9 O 10 P 11 Q 12 R 13 S 14 T 15 U 16 V 17 W 18 X 19 Y 20 Z 21 – . 24 / >25 ? 22 23 NAME A˜B WRITE CHAR 3 Draai AMS tot “Nm Copy ?” wordt aangegeven. 4 Druk AMS of YES in. 5 Draai AMS om “Disc” te kiezen voor het kopiëren van de disc-titel, of kies het muziekstuk waarvan u de titel, wilt overnemen en druk AMS of YES in. 0/) ( 1 CLEAR 2 De minidisc of het muziekstuk dat in stap 6 hierboven werd geselecteerd, heeft een titel. Als u wilt verdergaan met het kopiëren van de titel, druk dan op AMS of YES. Druk op MENU/NO of p. CLEAR p NUM r MUSIC SYNC ) CD-SYNC START STANDBY Voor naamgeving van Zorgt u dat de minidiscrecorder een muziekstuk het muziekstuk weergeeft, opneemt of in de pauzestand staat, of gestopt is na het vinden van het muziekstuk. een minidisc in de stopstand staat, zonder een muziekstuknummer in het display. Kies het lettertype als volgt: Voor keuze van Drukt u enkele malen op Hoofdletters CHAR tot “Selected AB” wordt aangegeven Kleine letters CHAR tot “Selected ab” wordt aangegeven Cijfers NUM tot “Selected 12” wordt aangegeven in het display Als “Overwrite?” in het display verschijnt Uitschakelen van de titelkopieerfunctie P Druk enkele malen op NAME tot in het display een knipperende cursor verschijnt en ga dan als volgt te werk: Dan heeft deze minidisc of dit muziekstuk nog geen titel. Draai AMS om “Disc” te kiezen voor naamgeving van de minidisc, of kies het muziekstuk waar u de titel naar toe wilt kopiëren en druk AMS of YES in. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om aan te geven dat het kopiëren voltooid is. 25 M.SCAN NUM + Letter/ nummertoetsen ) T.REC 0 STOP Als “No Name” in het display verschijnt 6 = , A.SPACE ! · CHAR E K REPEAT NAME MENU/NO PLAY MODE SHUFFLE PROGRAM A 1 YES TIME 3 Druk op een letter/nummertoets om het gewenste letterteken in te voeren. De cursor gaat één plaats naar rechts en wacht op de invoer van het volgende teken. Tijdens stap 3 kunt u op elk gewenst moment het lettertype veranderen (zie stap 2). (Wordt vervolgd) 35NL Montage van opgenomen minidiscs 4 Herhaal stap 3 tot de hele titel is ingevoerd. 3 Draai AMS tot “Nm Erase ?” wordt aangegeven en druk AMS of YES in. 4 Stel met AMS in op “Disc” voor het wissen van de disc-titel of kies het muziekstuk waarvan u de titel wilt wissen en druk AMS of YES in. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om aan te geven dat de gekozen titel gewist is. Als u een vergissing maakt Druk op 0 of ) tot het te verbeteren letterteken gaat knipperen. Druk op CLEAR om het onjuiste teken te wissen en voer dan het juiste teken in. 5 Druk nogmaals op NAME. De ingevoerde titel verschijnt in het display en het invoeren van de titel is voltooid. Uitschakelen van de titel-wisfunctie Druk op MENU/NO of p. Uitschakelen van de titelfunctie Druk op MENU/NO of p. Wissen van alle titels op een minidisc (titelbestand-wisfunctie) Wijzigen van een bestaande titel Z Gebruik deze functie als u alle titels in één keer van de minidisc wilt wissen. 1 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “Name ?” in het dispaly wordt aangegeven en druk AMS of YES in. 3 Draai AMS tot er “Nm AllErs?” in het display verschijnt en druk AMS of YES in. Nu wordt “Nm AllErs??” aangegeven. 4 Druk AMS of YES in. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om aan te geven dat alle titels gewist zijn. Druk op NAME en ga dan als volgt te werk: Voor wijziging van Zorgt u dat de minidiscrecorder een muziekstuk-titel het muziekstuk weergeeft, opneemt of in de pauzestand staat, of gestopt is na het vinden van het muziekstuk. een minidisc-titel in de stopstand staat, zonder een muziekstuknummer in het display. 2 Houd CLEAR ingedrukt tot de oude titel is verdwenen. 3 Voer de nieuwe titel in. Volg de stappen 6 t/m 9 onder “Naamgeving van minidiscs en opgenomen muziekstukken” op blz. 34 of de stappen 2 t/m 4 onder “Naamgeving van muziekstukken en minidiscs met de afstandsbediening” op blz. 35 en deze bladzijde. 4 Uitschakelen van de titelbestand-wisfunctie Druk op MENU/NO of p. z Zie “Ongedaan maken van de laatste wijziging” op blz. 37. Druk op NAME. z Wissen van een titel op een minidisc (titel-wisfunctie) Gebruik deze functie wanneer u een titel van een minidisc wilt wissen. 36NL 1 Terwijl de minidisc-recorder is gestopt, afspeelt of pauzeert, drukt u op MENU/NO zodat “Edit Menu” in het display verschijnt. 2 Draai AMS tot “Name ?” in het display wordt aangegeven en druk AMS of YES in. Het wissen van alle titels kan nog ongedaan worden gemaakt U kunt alle opgenomen muziekstukken en titels wissen Zie “Wissen van alle muziekstukken van een minidisc” op blz. 29. Montage van opgenomen minidiscs Ongedaan maken van de laatste wijziging (Correctie-functie) 3 Met de “UNDO” correctie-functie kunt u de laatste montage-handeling ongedaan maken en de minidisc terugbrengen in de toestand die bestond vóór u de laatste wijziging aanbracht. Deze correctie is echter niet mogelijk als u na het monteren al een van de volgende handelingen hebt verricht: • Indrukken van r REC op de minidisc-recorder; • Indrukken van r, MUSIC SYNC of CD SYNC STANDBY op de afstandsbediening; • Bijwerken van de “TOC” inhoudsopgave door uitschakelen van de minidisc-recorder of uitnemen van de minidisc; • De stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Druk AMS of YES in. Een van de volgende aanduidingen verschijnt in het display, afhankelijk van de laatste wijziging die u ongedaan kunt maken: Gemaakte wijziging: Aanduiding: Wissen van een enkel muziekstuk Wissen van alle muziekstukken van de minidisc “Erase Undo?” Wissen van een deel van een muziekstuk Onderverdelen van een muziekstuk “DivideUndo?” Samenvoegen van muziekstukken “CombinUndo?” Verplaatsen van een muziekstuk “Move Undo?” Naamgeving van een muziekstuk of de minidisc Wijzigen van een bestaande titel MENU/NO YES “Name Undo?” Wissen van alle titels van de minidisc Kopiëren van een titel § EJECT ≠ AMS ± 0 ) r P p · ≠ AMS ± 1 2 Met de minidisc-recorder in de stopstand, zonder een muziekstuknummer in het display, drukt u op MENU/NO om “Edit Menu” te laten verschijnen. 4 Druk AMS of YES nogmaals in. “Complete!!” verschijnt enkele seconden lang om aan te geven dat de inhoud van de minidisc is hersteld in de toestand die bestond vóór de laatste wijziging. Uitschakelen van de correctie-functie Druk op MENU/NO of p. Draait AMS tot “Undo ?” in het display wordt aangegeven. “Undo ?” zal niet verschijnen als er nog geen wijziging is gemaakt. 37NL Overige informatie Foutmeldingen in het display Beperkingen van het systeem De onderstaande aanduidingen kunnen in het display verschijnen als er bij de bediening iets mis gaat. Bovendien heeft de minidisc-recorder een Zelfdiagnose-functie (zie blz. 45). Het opnamesysteem van uw minidisc-recorder verschilt sterk van de opnametechnieken gebruikt in gewone cassettedecks en digitale DAT decks, met een aantal specifieke beperkingen waarvan hieronder een uitleg volgt. Deze beperkingen zijn echter inherent aan het ontwerp van het minidisc-systeem en wijzen niet op storing in uw apparatuur. Foutmelding Betekenis Blank Disc Er wordt getracht een nieuwe, (onbespeelde) of gewiste minidisc af te spelen. De “Disc Full” foutmelding verschijnt reeds vóór het bereiken van de maximale opnameduur (60 tot 74 minuten) Cannot Copy Er wordt getracht een tweede-generatie kopie te maken van een digitaal opgenomen minidisc. (Zie voor nadere bijzonderheden blz. 41). Cannot Edit Er is getracht een minidisc te monteren tijdens geprogrammeerde weergave of weergave in willekeurige volgorde. Wanneer er 255 nummers op de disc zijn opgenomen, zal de “Disc Full” foutmelding verschijnen, ongeacht de feitelijke opnameduur. Een minidisc kan niet meer dan 255 muziekstukken bevatten. Om verder te gaan met opnemen, dient u muziekstukken te wissen of een andere minidisc te gebruiken. De “Disc Full” foutmelding verschijnt reeds vóór het bereiken van het maximaal aantal muziekstukken Disc Full Er is geen ruimte meer over op de minidisc (Zie “Beperkingen van het systeem” op deze blz.). Impossible De minidisc-recorder kan de gekozen montage-handeling niet uitvoeren. In bepaalde gevallen kunnen de zachtere passages binnen muziekstukken worden opgevat als pauzes ertussen, zodat het aantal nummers het feitelijk aantal muziekstukken overschrijdt. Dan zal de “Disc Full” foutmelding al gauw verschijnen. Name Full Het titelgeheugen van de minidisc is vol (met ongeveer 1 700 lettertekens). De resterende speelduur vermeerdert niet, ook na het wissen van diverse korte nummers No Disc Er bevindt zich geen minidisc in het apparaat. Premastered Er wordt getracht op te nemen op een voorbespeelde minidisc. Nummers van minder dan twaalf seconden lengte tellen niet mee, zodat het wissen ervan niet tot meer beschikbare opnameduur zal leiden. Standby (knippert) Door een te lange tussenperiode zijn de instellingen van de schakelklok verdwenen zodat deze niet kan worden ingeschakeld, of de geprogrammeerde nummers zijn verdwenen zodat de programma-weergave niet werkt. Bepaalde muziekstukken laten zich niet met andere samenvoegen Na montage kunnen bepaalde muziekstukken niet meer met andere te combineren zijn. De totale opgenomen speelduur plus de resterende beschikbare opnameduur op de minidisc komen in totaal niet aan de nominale speelduur van de disc (60 tot 74 minuten) Het opnemen wordt verricht in minimum-eenheden van 2 seconden, ongeacht de lengte van het opgenomen materiaal. Dit kan leiden tot een geringe afwijking van de nominale speelduur. Daarnaast kan de speelduur van een minidisc beperkt worden door krassen en dergelijke. Tijdens het doorzoeken van muziekstukken die niet rechtstreeks zijn opgenomen, maar door montage zijn samengesteld, kan geluid af en toe wegvallen. De muziekstuk-nummers worden niet naar behoren vastgelegd Onjuiste muziekstuk-nummers kunnen resulteren wanneer de muziekstukken van een CD tijdens digitale opname in meerdere nummers worden onderverdeeld. Ook kunnen na opnemen met de automatische muziekstuk-markering ingeschakeld, de nummers wel eens niet precies overeenkomen met de oorspronkelijke muziekstuknummers. 38NL Overige informatie De aanduiding “TOC Reading” blijft gedurende lange tijd branden Als de geplaatste minidisc gloednieuw is, verschijnt de aanduiding “TOC Reading” langer in het display dan bij minidiscs die reeds eerder waren gebruikt. / De minidisc bevat geen opnamen (de muziekkalender verschijnt niet). Vervang de minidisc door een andere waarop opnamen staan. Opnemen op minidiscs is niet mogelijk of mislukt. Beperkingen bij opnemen over bestaande (eerder opgenomen) muziekstukken • Niet in alle gevallen kan de juiste resterende opnamespeelduur worden aangegeven. • Het kan wel eens onmogelijk blijken over een muziekstuk heen op te nemen als dat muziekstuk reeds enkele malen eerder was overgespeeld. In dat geval dient u het ongewenste muziekstuk eerst te wissen met behulp van de ERASE wisfunctie (zie blz. 28). • De resterende opname-speelduur kan korter worden, in vergelijking met de totale opnameduur. • Over een bestaand muziekstuk opnemen, alleen om ruis of bijgeluiden weg te nemen, is niet aanbevolen, aangezien de speelduur hierdoor verminderd kan worden. • Bij opnemen over een bestaand muziekstuk heen, kan het wel eens onmogelijk blijken om het muziekstuk van een titel te voorzien. Tijdens het afspelen van minidiscs met mono geluidsopnamen kan niet altijd de juiste opname- of weergave-speelduur worden aangegeven. Verhelpen van storingen Als er tijdens gebruik van uw minidisc-recorder iets mis gaat, loopt u dan deze controlelijst even door. Als het probleem aan de hand van de volgende aanwijzingen niet te verhelpen is, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde Sony onderhoudsdienst. / De minidisc is tegen abusievelijk wissen beveiligd. (“Protected” en “C11” verschijnen beurtelings in het display.) Schuif het wispreventienokje dicht (zie blz. 7). / De minidisc-recorder is niet goed op de geluidsbron aangesloten. Zorg dat de aansluitingen tussen de geluidsbron en de minidisc-recorder naar behoren zijn gemaakt. / Het opnameniveau is niet juist ingesteld. Stel het opnameniveau juist in (zie blz. 12 en 13). / Er is een voorbespeelde minidisc geplaatst. Vervang de disc door een opname-minidisc. / Er is niet genoeg opnametijd meer over op de disc. Vervang de disc door een andere opname-minidisc waarop geen of minder materiaal is opgenomen, of wis overbodige opnamen van de minidisc. / Er heeft zich een stroomonderbreking voorgedaan, of het netsnoer is uit het stopcontact geraakt. Mogelijk is informatie die op de disc was opgenomen, verloren gegaan. Maak de opnamen opnieuw. Het synchroon-opnemen met een CD-speler werkt niet. / De minidisc-recorder staat niet ingesteld op het juiste type CD-speler (voor muziek-CD’s of video-CD’s). Stel in op het juiste type CD-speler (zie blz. 17). Als de gebruikte CD-speler een functiekeuzeschakelaar heeft, stel deze dan in op CD1. Storende bijgeluiden in de geluidsweergave. / Krachtig magnetisme van een TV-toestel of een ander apparaat veroorzaakt storingen in de werking van de minidisc-recorder. Plaats de minidisc-recorder verder uit de buurt van apparatuur die electromagnetische storing kan veroorzaken. De minidisc-recorder werkt niet of niet naar behoren. /Wellicht is de minidisc beschadigd (de aanduiding “Disc Error” verschijnt). Neem de disc uit de houder en plaats deze opnieuw. Als de “Disc Error” aanduiding weer verschijnt, vervangt u de disc door een andere. Afspelen van minidiscs is niet mogelijk. /Er is vocht binnenin het apparaat gecondenseerd. Verwijder de minidisc en laat de minidisc-recorder enkele uren in een warme omgeving liggen tot het condensvocht verdampt is. /Het apparaat is niet ingeschakeld. Druk op de 1/u schakelaar om het apparaat in te schakelen. /De minidisc is verkeerd-om in de houder geplaatst. Schuif de minidisc met de labelkant naar boven en met de pijl naar de opening wijzend in de disc-gleuf. Een drieletterteken-code verschijnt. / De Zelfdiagnose-functie is ingeschakeld. Raadpleeg de tabel op blz. 45. Opmerking Als de minidisc-recorder nog steeds niet naar behoren werkt, hoewel bovenstaande aanwijzingen zijn opgevolgd: Schakel in dit geval de minidisc-recorder uit, trek de stekker uit het stopcontact en sluit het apparaat dan weer op het stopcontact aan. 39NL Overige informatie Algemeen Technische gegevens 220 – 230 V wisselspanning, 50/60 Hz Stroomverbruik 18 watt Afspeelsysteem Minidisc digitaal audiosysteem Disc Minidisc Afmetingen (bij benadering) (b/h/d) inclusief uitstekende onderdelen en bedieningsorganen 430 × 95 × 280 mm Laser Halfgeleider laser (λ = 780 nm) Emissieduur: continu Gewicht Laser-uitgangsvermogen Minder dan 44,6 µW* * Deze waarde is gemeten op een afstand van ca. 200 mm van het lensoppervlak van het optisch blok, met een diafragma van 7 mm. ca. 3,4 kg Bijgeleverd toebehoren Zie bladzijde 4. Eigenschappen laserdiode Materiaal: GaAIAs Los verkrijgbare accessoires Toerental (CLV) 400 tpm tot 900 tpm Opname-minidiscs Foutcorrectie Advanced Cross Interleave Reed Solomon Code (ACIRC) Codering ATRAC (Adaptive Transform Acoustic Coding) digitale audio-compressie Modulatiesysteem EFM (Eight-to-Fourteen Modulation), 8 – 14 modulatie Aantal kanalen 2 stereo-kanalen Frequentiebereik 5 – 20 000 Hz ±0,3 dB Signaal/ruisverhouding Meer dan 96 dB tijdens afspelen Snelheidsfluctuaties Beneden meetbare limiet Ingangen Type stekkerbus LINE (ANALOG) RCA-aanIN sluitingen Ingangsimpedantie Nominaal ingangsvermogen 47 kOhm 500 mV rms 125 mV rms DIGITAL OPTICAL IN Vierkante Optische golflengte: optische stekkerbus 660 nm DIGITAL COAXIAL IN RCA75 ohm aansluiting — 0,5 Vp-p, ±20% MDW-60 (60 min.), MDW-74 (74 min.) Amerikaanse en buitenlandse octrooien onder licentie van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Bemonsteringsfrequentie 44,1 kHz Minimaal ingangsvermogen — — Uitgangen 40NL Voedingsspanning Type stekkerbus Nominaal uitgangsvermogen Belastingsimpedantie PHONES Stereotelefoonstekker 28 mW 32 ohm LINE (ANALOG) OUT RCA-aansluitingen 2 Vrms (bij 50 kOhm) Meer dan 10 kOhm DIGITAL OPTICAL OUT Vierkante optische stekkerbus –18 dBm Optische golflengte: 660 nm Wijzigingen in ontwerp en technische gegevens voorbehouden, zonder kennisgeving. Overige informatie Overzicht van het één-generatie kopieersysteem (“Serial Copy Management System”) Aangezien deze minidisc-recorder volgens het zgn. “Serial Copy Management System” werkt, kunnen minidiscs die via de digitale ingangsaansluiting zijn opgenomen, niet naar andere minidiscs worden gekopieerd via de digitale uitgangsaansluiting. Het volgende schema geeft een overzicht voor het maken van kopieën via de digitale of analoge aansluitingen. 1 U kunt digitale opnamen maken van digitale geluidsbronnen (compact discs, DAT cassettes of voorbespeelde minidiscs) op een DAT cassette of opnameminidisc, via de digitale ingangsaansluiting van het DAT cassettedeck of de minidisc-recorder. Het is echter niet mogelijk kopieën te maken van een dergelijke minidisc of DAT cassette op andere opnameminidiscs of DAT cassettes via de digitale ingangsaansluiting. 2 U kunt het digitale inkomende signaal van een digitale satelliet-uitzending op een DAT cassette of opname-minidisc opnemen via de digitale ingangsaansluiting van een DAT deck of minidisc-recorder die geschikt is voor het verwerken van een bemonsteringsfrequentie van 32 kHz of 48 kHz. Vervolgens kunt u van die rechtstreeks opgenomen (eerste-generatie) DAT cassette of minidisc een digitale kopie maken op een andere DAT cassette of opname-minidisc, via de digitale ingangsaansluiting van een DAT deck of minidisc-recorder, zodat u een kopie verkrijgt. Verder kopiëren van die tweede-generatie kopie op een andere opname-minidisc of DAT cassette is alleen mogelijk via de analoge ingangsaansluiting op het DAT of MD deck, en met sommige satelliet-ontvangers is het maken van een tweede-generatie digitale kopie ook al niet mogelijk. Weergave Satelliet-tuner Digitale uitgangsaansluiting Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Digitale ingangsaansluiting DAT cassettedeck of minidisc-recorder Opname CD-speler DAT deck Minidisc-speler Eerste-generatie DAT cassette of minidisc opgenomen via de digitale aansluitingen DAT cassette of minidisc Weergave Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Opname Digitale uitgangsaansluiting Digitale ingangsaansluiting DAT cassettedeck of minidisc-recorder Eerste-generatie DAT cassette of minidisc opgenomen via de digitale aansluitingen DAT cassette of minidisc Weergave Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Digitale ingangsaansluiting Opname Lijnuitgangsaansluitingen (analoog) Audioaansluitsnoer Lijningangsaansluitingen (analoog) DAT cassettedeck of minidisc-recorder DAT cassettedeck of minidisc-recorder Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Digitale uitgangsaansluiting Digitale ingangsaansluiting DAT cassettedeck of minidisc-recorder Opname Tweedegeneratie DAT cassette of minidisc opgenomen via de digitale aansluitingen DAT cassette of minidisc DAT cassettedeck of minidisc-recorder Digitale uitgangsaansluiting Weergave DAT cassettedeck Weergave of minidisc-recorder Digitale uitgangsaansluiting Lijnuitgangsaansluitingen (analoog) Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Digitale ingangsaansluiting Opname Audioaansluitsnoer Lijningangsaansluitingen (analoog) DAT cassettedeck of minidisc-recorder (Wordt vervolgd) 41NL Overige informatie 3 U kunt een DAT cassette of opname-minidisc met materiaal opgenomen via de analoge ingangsaansluitingen wel digitaal overspelen naar een andere DAT cassette of opname-minidisc, via de digitale uitgangsaansluitingen van het DAT deck of de minidisc-recorder. Het is echter niet mogelijk van dergelijke digitale kopieën weer tweedegeneratie digitale kopieën te maken op andere opnameminidiscs of DAT cassettes via de digitale uitgangsaansluiting van het DAT of MD deck. Index A A-B herhaalfunctie 22 A-B wisfunctie 30 Aansluiten analoge apparatuur 5 digitale apparatuur 5 Afspelen herhaalde weergave 22 normale weergave 8 programma-weergave 23 willekeurige weergave 23 zojuist opgenomen muziekstukken 11 Afstandsbediening 4 AMS (Automatische Muziek Sensor) 20 Audio-aansluitsnoer 4, 5, 41, 42 Automatische afslagfunctie (Auto Cut) 10 Automatische pauze-inkortfunctie (Smart Space) 10 Automatische pauze-inlasfunctie (Auto Space) 25 Automatische pauzeerfunctie (Auto Pause) 25 Platenspeler Tuner CD-speler Cassettedeck DAT deck Microfoonversterker Minidisc-speler Weergave Lijnuitgangsaansluitingen (analoog) Audio-aansluitsnoer Lijningangsaansluitingen (analoog) Opname DAT cassette of minidisc opgenomen via de analoge naar digitale aansluitingen C, D Coaxiaal digitaal aansluitsnoer 4, 5, 41, 42 Controleren muziekstuknummer 19 resterende opnameduur 10, 19 resterende speelduur 19 totaal aantal muziekstukken 19 volgorde geprogrammeerde muziekstukken 24 DAT cassettedeck of minidisc-recorder Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Opname Bemonsteringsfrequentie 5, 41 Beperkingen van het systeem 38 Bijgeleverd toebehoren 4 Bijregelen analoog opnameniveau 13 analoog signaalniveau 8, 25 digitaal opnameniveau 12 DAT cassettedeck of minidisc-recorder DAT cassette of minidisc Weergave B Digitale uitgangsaansluiting Digitale ingangsaansluiting DAT cassettedeck of minidisc-recorder E Eén-generatie kopieersysteem (SCMS) 9, 41 F, G Foutmeldingen 38 Eerste-generatie DAT cassette of minidisc opgenomen via de digitale aansluitingen DAT cassette of minidisc Weergave Optisch aansluitsnoer of coaxiaal digitaal aansluitsnoer Digitale ingangsaansluiting Opname 42 Hervatten van de weergave 26 I, J, K In-faden tijdens opname 17 tijdens weergave 26 Ingangscontrole 10 Instelmenu’s 44 Intro-weergave 21 DAT cassettedeck of minidisc-recorder Digitale uitgangsaansluiting NL H Lijnuitgangsaansluitingen (analoog) Audioaansluitsnoer Lijningangsaansluitingen (analoog) DAT cassettedeck of minidisc-recorder L Los verkrijgbare accessoires 40 Overige informatie M U Markeren muziekstuknummers automatische markering 13 handmatig aanbrengen 13 Minidisc plaatsen 6, 8 opname-minidisc 6, 19 uitnemen 7, 8 voorbespeelde 19 Toetsen Uit-faden tijdens opname 17 tijdens weergave 26 V Verhelpen van storingen 39 Verplaatsen muziekstukken 33 W, X, Y, Z N Naamgeving met afstandsbediening 35 minidisc 33 muziekstuk 33 titel kopiëren 35 O Omschakelen aanduidingen in het display 21 Omzetting bemonsteringsfrequenties 5 Onderverdelen te lang muziekstuk 31 tijdens weergave, bij een geschikt punt 31 Ongedaan maken van de laatste wijziging 37 Opnamedatum 21 Opnemen normale opname 6, 7 over bestaande muziekstukken 11 tijdmachine-opname 14 Optisch aansluitsnoer 4, 5, 41, 42 Opzoeken gewenst muziekstuk 20 passage in een muziekstuk 21 P, Q Pauzeren opname 7 weergave 8 R Reinigen 2 S Samenvoegen muziekstukken 32 Schakelklok inslaap 27 opname 18 weergave 26 Synchroon-opname compact disc 16 diverse geluidsbronnen (MUSIC SYNC) 15 T Wijzigen bestaande titel 36 display 20 volgorde geprogrammeerde muziekstukken 24 Wispreventienokje 7 Wissen alle muziekstukken 29 alle titels 36 enkel muziekstuk 28 enkele titel 36 passage in een muziekstuk 30 Zelfdiagnose-functie 45 Namen van de bedieningsorganen Aansluitingen DIGITAL COAXIAL IN 5, 6, 9 DIGITAL OPTICAL IN/OUT 5, 6, 9, 10, 26 Indicatorlampje STANDBY 6, 8 Overige Display 19, 20 Muziekkalender 19 “TOC Writing” inhoudsregistratie 7, 9, 18, 28 g Afstandsbedieningssensor 4 Regelaars ≠ AMS ± 8, 11, 12, 14, 20, 23, 25, 27, 28 – 33, 35 – 37 PHONE LEVEL 8 Schakelaars INPUT 6, 10 REC MODE 6 TIMER 6, 8, 18, 26 1/u (aan/uit schakelaar) 6 – 8 A ˜ B herhaaltoets 22 A.SPACE pauze-inlastoets 25 CD PLAYER P pauzetoets 16 CD PLAYER =/+ CHAR lettertype-toets 35 CLEAR wistoets 22, 24, 34 CONTINUE normale weergavetoets 23, 24 DISPLAY informatietoets 12, 13 § EJECT 7, 8, 10 FADER in/wegdraaitoets 17, 26 Letter/nummertoetsen 20, 24, 35 LEVEL +/– 12, 13 LEVEL/DISPLAY/CHAR 7, 12, 20, 24, 33 MENU/NO 10, 13, 23, 25, 27, 28, 30 – 33, 35 – 37 M.SCAN intro-weergavetoets 20 MUSIC SYNC synchroon-opnametoets 15 NAME titeltoets 35 NUM cijfertoets 35 PLAY MODE afspeelfunctietoets 23, 24, 26 PROGRAM programmaweergavetoets 24 r REC opnametoets 7, 10, 13, 37 REPEAT herhaaltoets 22 SCROLL doorlooptoets 20 SHUFFLE willekeurigeweergavetoets 23 STANDBY opnamepauzetoets 16 START synchroon-opnametoets 16 STOP synchroon-stoptoets 16 TIME tijdtoets 10, 19 T.REC tijdmachinetoets 14 YES 28 – 33, 37 · weergavetoets 7, 8, 11, 20, 23, 26 P pauzetoets 7, 8 p stoptoets 7, 8, 11, 18, 22, 29 – 37 r opnametoets 37 0/) hand-zoektoetsen 21 – 24, 30, 31, 34 =/+ AMS*-zoektoetsen 8, 20, 21, 23 > 25 (groter-dan-25) toets 20, 24 * Automatische Muziek Sensor Stekkerbussen LINE (ANALOG) IN/OUT 5, 6, 9, 10, 26 PHONES 8, 26 Technische gegevens 40 43NL Overige informatie Overzicht van de instelmenu’s U kunt diverse functies van deze minidisc-recorder naar wens instellen via de onderstaande instelmenu’s. De bedieningsfuncties behorend bij elk menu staan beschreven in de voorgaande hoofdstukken. Het volgend overzicht geeft kort de functie van elk menu met de bijbehorende parameters en oorspronkelijke instellingen. Om het Instelmenu te openen Terwijl de minidisc-recorder in de stopstand staat, druk MENU/NO tweemaal in zodat “Setup Menu” in het display verschijnt, of druk op MENU/NO zodat “Edit Menu” verschijnt en draai dan AMS tot “Setup ?” verschijnt, en druk dan AMS in. Menunummer 44NL Functie Parameters Oorspronkelijke instelling — Zie 01 Samenstellen van een programma. — 02 Instellen van de nummer-markering. T.Mark Off, T.Mark LSyn T.Mark LSyn blz. 14 03 Instellen van het “stiltepeil” na keuze van “T.Mark LSyn” in instelmenu 02. LS(T) –72 tot –0dB LS(T)–50dB blz. 14 04 In/uitschakelen van de automatische pauzeerfunctie en de pauze-inlasfunctie. Auto Off, Auto Space, Auto Pause Auto Off blz. 25 05 In/uitschakelen van de functies “Smart Space” en “Auto Cut”. S.Space Off, S.Space On S.Space On blz. 10 06 In/uitschakelen van de piekniveauvasthoudfunctie. P.Hold On, P.Hold Off P.Hold Off blz. 12 07 Instellen van de speelduur voor de intro-weergave. M.Scan 6 tot 20s M.Scan 6s blz. 21 08 Keuze van de in-fade tijd voor opname en weergave. F.in 1.0 tot 15.0s F.in 5.0s blz. 17 09 Keuze van de uit-fade tijd na opname en weergave. F.out 1.0 tot 15.0s F.out 5.0s blz. 17 10 Instellen van het niveau van het analoge ingangssignaal naar de LINE (ANALOG) IN aansluitingen. Ain –∞ tot +12.0dB Ain 0.0dB blz. 13 11 Instellen van het niveau van het digitale ingangssignaal naar de DIGITAL OPTICAL IN aansluiting. Opt –∞ tot +12.0dB Opt 0.0dB blz. 12 12 Instellen van het niveau van het digitale ingangssignaal naar de DIGITAL COAXIAL IN aansluiting. Coax –∞ tot +12.0dB Coax 0.0dB blz. 12 13 Instellen van het niveau van het analoge uitgangssignaal naar de LINE (ANALOG) OUT en PHONES aansluitingen. Aout –20.0 tot 0.0dB Aout 0.0dB blz. 25 14 Instellen van de afspeeltijd voor de inslaapschakelklok. Sleep 30 tot 120min Sleep 60min blz. 27 15 In- en uitschakelen van de inslaapschakelklokfunctie. Sleep On, Sleep Off Sleep Off blz. 27 blz. 23 Overige informatie Zelfdiagnose-functie De minidisc-recorder heeft een zelfdiagnose-display. Een code van drie lettertekens (een combinatie van één letter en twee cijfers) en de overeenkomstige mededeling verschijnen beurtelings op dit display, zodat u de staat van de minidisc-recorder kunt controleren. Zelfdiagnose-display C11 Protected Drieletterteken-code/Mededeling Oorzaak/Maatregel C11/Protected De in het apparaat geplaatste minidisc is beveiligd tegen wissen. / Neem de minidisc eruit en schuif het wispreventienokje dicht (blz. 7). C13/REC Error De opname werd niet juist uitgevoerd. / Zet het apparaat op een stabiele plaats en neem opnieuw op. De in het apparaat geplaatste minidisc is vuil (vlekken, vingerafdrukken, enz.), heeft krassen erop, of beantwoordt niet aan de standaarden. / Gebruik een andere minidisc en neem dan opnieuw op. C13/Disc Error De minidisc-recorder kon de TOC van de minidisc niet juist lezen. / Neem de minidisc eruit en plaats deze weer erin. C14/Disc Error De minidisc-recorder kon de TOC van de minidisc niet juist lezen. / Plaats een andere minidisc erin. / Indien mogelijk, wis alle muziekstukken van de minidisc door middel van de “All Erase” wisfunctie (blz. 29). C71/Din Unlock Een momentane onderbreking wordt veroorzaakt door de signalen van het digitale programma dat wordt opgenomen. Dit heeft geen invloed op het opgenomen materiaal. Tijdens opnemen van een digitale component aangesloten op de digitale ingangsaansluiting, werd de digitale aansluitkabel losgekoppeld of werd de digitale component uitgeschakeld. / Sluit de kabel aan of schakel de digitale component weer in. 45NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136

Sony MDS-JE520 de handleiding

Categorie
Minidisc-spelers
Type
de handleiding