Nederlands–3
2 609 001 819 • 29.6.06
f Gebruik altijd zaagbladen met de juiste maat
en met een passende vorm van het opname-
boorgat (bijv. stervormig of rond). Zaagbladen
die niet bij de montagedelen van de zaagmachine
passen, lopen niet rond en leiden tot het verliezen
van de controle.
f Gebruik nooit beschadigde of verkeerde
onderlegringen of schroeven voor het zaag-
blad. De onderlegringen en schroeven voor het
zaagblad zijn speciaal geconstrueerd voor deze
zaagmachine, voor optimaal vermogen en optimale
bedrijfszekerheid.
f Oorzaken en voorkoming van een terugslag:
– Een terugslag is de plotselinge reactie als gevolg
van een vasthakend, vastklemmend of verkeerd
gericht zaagblad. Deze reactie leidt ertoe dat een
ongecontroleerde zaagmachine uit het werkstuk
omhoogkomt en in de richting van de bedienende
persoon beweegt.
– Als het zaagblad in de zich sluitende zaaggroef
vasthaakt of vastklemt, wordt het geblokkeerd en
slaat de motorkracht de zaagmachine in de richting
van de bedienende persoon terug.
– Als het zaagblad in de zaagopening wordt
gedraaid of verkeerd wordt gericht, kunnen de tan-
den van de achterste zaagbladrand in het oppervlak
van het werkstuk vasthaken, waardoor het zaagblad
uit de zaagopening beweegt en achteruitspringt in
de richting van de bedienende persoon.
Een terugslag is het gevolg van het verkeerd
gebruik of onjuiste gebruiksomstandigheden van de
zaagmachine. Terugslag kan worden voorkomen
door geschikte voorzorgsmaatregelen, zoals hieron-
der beschreven.
f Houd de zaagmachine met beide handen vast
en breng uw armen in een stand waarin u de
terugslagkrachten kunt opvangen. Blijf altijd
opzij van het zaagblad en breng het zaagblad
nooit op één lijn met uw lichaam. Bij een terug-
slag kan de zaagmachine naar achteren springen.
De bedienende persoon kan de terugslagkrachten
echter door geschikte voorzorgsmaatregelen
beheersen.
f Als het zaagblad vastklemt of als u de werk-
zaamheden onderbreekt, schakelt u de zaag-
machine uit en houdt u deze rustig in het
materiaal totdat het zaagblad tot stilstand is
gekomen. Probeer nooit om de zaagmachine
uit het werkstuk te verwijderen of de machine
achteruit te trekken zolang het zaagblad
beweegt. Anders kan er een terugslag optre-
den. Stel de oorzaak van het vastklemmen van het
zaagblad vast en maak deze ongedaan.
f Als u een zaagmachine die in het werkstuk
steekt weer wilt starten, centreert u het zaag-
blad in de zaaggroef en controleert u of de
zaagtanden niet in het werkstuk zijn vastge-
haakt. Als het zaagblad vastklemt, kan het uit het
werkstuk bewegen of een terugslag veroorzaken
wanneer de zaagmachine opnieuw wordt gestart.
f Ondersteun grote platen om het risico van
een terugslag door een vastklemmend zaag-
blad te verminderen. Grote platen kunnen onder
hun eigen gewicht doorbuigen. Platen moeten aan
beide zijden worden ondersteund, zowel in de buurt
van de zaagopening als aan de rand.
f Gebruik geen stompe of beschadigde zaag-
bladen. Zaagbladen met stompe of verkeerd
gerichte tanden veroorzaken door een te nauwe
zaagopening een verhoogde wrijving, vastklemmen
van het zaagblad of terugslag.
f Draai voor het begin van de zaagwerkzaam-
heden de instellingen voor de zaagdiepte en
de zaaghoek vast. Als de instellingen tijdens het
zagen veranderen, kan het zaagblad vastklemmen
en kan er een terugslag optreden.
f Wees bijzonder voorzichtig bij „invallend
zagen” in bestaande muren of andere plaat-
sen zonder voldoende zicht. Het invallende
zaagblad kan bij het zagen in niet-zichtbare voor-
werpen blokkeren en een terugslag veroorzaken.
f Controleer voor elk gebruik of de onderste
beschermkap correct sluit. Gebruik de zaag-
machine niet als de onderste beschermkap
niet vrij kan bewegen en niet onmiddellijk
sluit. Klem of bind de onderste beschermkap
nooit in de geopende stand vast. Als de zaag-
machine op de vloer valt, kan de onderste
beschermkap verbogen worden. Open de
beschermkap met de terugtrekhendel en controleer
dat de kap vrij beweegt en dat deze bij alle zaaghoe-
ken en zaagdiepten het zaagblad of andere delen
niet aanraakt.
f Controleer de functie van de veer voor de
onderste beschermkap. Als de onderste
beschermkap en de veer niet correct werken,
dient u de zaagmachine te laten repareren
voordat u deze gebruikt. Beschadigde delen,
plakkende aanslag of ophoping van spanen laten de
onderste beschermkap vertraagd werken.
f Open de onderste beschermkap alleen met
de hand bij bijzondere zaagwerkzaamheden,
zoals „invallend zagen en haaks zagen”.
Open de onderste beschermkap met de terug-
trekhendel en laat deze los zodra het zaag-
blad in het werkstuk is binnengedrongen. Bij
alle andere zaagwerkzaamheden moet de onderste
beschermkap automatisch werken.
OBJ_BUCH-179-002.book Page 3 Thursday, June 29, 2006 11:08 AM