AVIC F20 BT

Mode AVIC F20 BT de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Mode AVIC F20 BT de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK
VAN DEZE HANDLEIDING 145
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR
EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR
LATERE NASLAG 146
Aansluitingen
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 147
Alvorens u dit product inbouwt 147
Voorkomen van beschadigingen 148
Opmerking over de blauw/witte
draad 148
Bijgeleverde accessoires 149
AVIC -F20BT 149
AVIC -F920BT 149
Systeemcomponenten aansluiten 150
Het stroomsnoer aansluiten (1) 152
Het stroomsnoer aansluiten (2) 154
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 156
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 158
Bij de aansluiting van een extern
videocomponent 159
Gebruik van de AV1 Input (AV1) 159
Gebruik van de AV2 Input (AV2) 160
Tijdens het aansluiten van het
achterdisplay 160
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de achtervideo-
uitgang is aangesloten 160
Tijdens de aansluiting van de externe
eenheid met videobron 161
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 162
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 162
Voor de installatie 163
Voor AVIC-F20BT gebruikers 163
Dit navigatiesysteem inbouwen 163
Opmerkingen betreffende het
inbouwen 163
Bijgeleverde accessoires 164
Vóór het installeren van dit navigatie-
eenheid 165
Installatie met de houder en
zijbeugel 165
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van het
navigatie-eenheid 166
Bevestigen van de GPS-antenne 167
Opmerkingen betreffende het
bevestigen 167
Bijgeleverde accessoires 167
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 168
De microfoon installeren 169
Bijgeleverde accessoires 169
Montage op de zonneklep 169
Installatie op stuurkolom 170
De hoek van de microfoon
aanpassen 171
Inhoudsopgave
Nl
144
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET
GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING
! De navigatie-elementen van dit product (en
de optionele achteruitkijkcamera, indien
deze is aangeschaft) zijn uitsluitend be-
doeld als hulpmiddel voor de bedining van
uw voertuig. U mag het autonavigatiesys-
teem niet beschouwen als vervanging van
uw eigen beoordelingsvermogen en alert-
heid tijdens het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
stations of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achter-
uitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als
dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht
afleidt van het veilig besturen van uw voer-
tuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersre-
gels en de vereiste veiligheidsmaatregelen
in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tij-
dens het gebruik van het systeem of als u
het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen,
dient u uw voertuig te parkeren op een vei-
lige plek en de handrem aan te trekken
voor u de nodige aanpassingen uitvoert.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Bouw dit product niet in op plaatsen waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan hin-
deren, (ii) de werking van een van de bedie-
ningssystemen of veiligheidsvoorzieningen
van de auto, inclusief airbags en knoppen
van waarschuwingsknipperlichten nadelig
kan beïnvloeden of (iii) een belemmering
kan vormen voor het vermogen van de be-
stuurder om het voertuig veilig te bedienen.
In bepaalde gevallen is het wellicht niet
mogelijk dit product in te bouwen vanwege
het type voertuig of de vorm van het interi-
eur van het voertuig.
Nl
145
Hoofdstuk
Nederlands
01
BELANGRIJKE INFORMATIE
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
LEES DEZE INFORMATIE
BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN
BEWAAR DE INFORMATIE
VOOR LATERE NASLAG
1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u
het navigatiesysteem gaat inbouwen.
2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in
de toekomst.
3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht
en volg de instructies nauwkeurig op.
4 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navi-
gatiesysteem foutieve informatie op het
scherm tonen betreffende de positie van uw
auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u
op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook
heeft het systeem een aantal beperkingen,
zoals het ontbreken van informatie over een-
richtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen
en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen be-
oordelingsvermogen heeft daarom te allen
tijde voorrang op de informatie die het sys-
teem geeft.
5 Evenals bij het gebruik van andere accessoi-
res in uw auto dient u erop te letten dat het
navigatiesysteem niet uw aandacht van de
weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij
de bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
langs de weg voordat u het probleem probeert
op te lossen.
6 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheids-
gordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans
op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheids-
gordel niet draagt.
7 Bepaalde wetten en regels van de landelijke
zowel als plaatselijke overheid kunnen de
plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw
voertuig verbieden of beperken. Volg bij het
gebruik, de installatie en de bediening van uw
navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en
regels stipt op.
Nl
146
Hoofdstuk
02
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
losraken op de plaats waar de draad van
het interieur naar de motorruimte loopt.
Als de isolatie van de gele draad door het
contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een
zeer gevaarlijke situatie leidt.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo
worden geleid en bevestigd dat ze niet
verstrikt raken in de bewegende onderde-
len van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnel-
lingshendel, de handrem, de geleiings-
rails voor de verstelbare stoelen, de
portieren of een van de regelmechanis-
men van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Alvorens u dit product
inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf
voor het installeren de negatieve () accu-
kabel los te maken.
Nl
147
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op het product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC stand Geen ACC stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort, d.w.
z. de blauwe stekker op de blauwe poort,
zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt ge-
bruikt, mag de * zijde van de speaker-
draad niet direct worden geaard en mogen
de * zijden van de speakerdraden niet met
elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat
* zijde van de speakerdraad wordt verbon-
den met de * zijde van de speakerdraad
op het navigatiesysteem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met de afstandsbedienings-
aansluiting van een externe eindversterker,
de bedieningsaansluiting van het relais
voor een automatische antenne, of de be-
dieningsaansluiting voor een antennesig-
naalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/
witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
148
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Bijgeleverde accessoires
AVIC-F20BT
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB en ministekker-
aansluiting
RCA-connector GPS-antenne
Microfoon
AVIC-F920BT
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB en ministekker-
aansluiting
RCA-connector GPS-antenne
Microfoon
Nl
149
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Systeemcomponenten aansluiten
WIRED REMOTE INPUT
Raadpleeg de handleiding van de
adapter voor een afstandsbediening
met draad (los verkrijgbaar).
USB en
ministekker-aansluiting
(
*
2)
— Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt.
— Wanneer de iPod wordt aangesloten, moet “AV1 Input” in “Instellingen AV-systeem
op “iPod” worden ingesteld. (Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor details.)
(
*
2)
3,55 m
Antenneaansluiting
RDS-TMC tuner
Antenne van
het voertuig
2 m
30 cm
1 m
(
*
1)
Hierop kunt u een
USB-interfacekabel
voor iPod aansluiten
of een geschikt
USB-geheugen.
(
*
1)
De navigatie-eenheid
Groen
IP-BUS aansluiting
(IP-BUS aansluiting
beschikbaar op de
AVIC-F20BT.)
Nl
150
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Dock-
aansluiting
WAARSCHUWING
· Om het risico op ongevallen en mogelijke overtreding van toepasselijke wetten en
regels te voorkomen, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl er
met het voertuig gereden wordt, behalve voor navigatiedoeleinden. Bovendien
mag een eventueel display voor de achterpassagiers in geen geval zo geplaatst
zijn dat dit de aandacht van de bestuurder zou kunnen afleiden.
· In sommige landen kan zelfs het bekijken van beelden op een display in een
voertuig door andere personen dan de bestuurder verboden zijn. Waar dergelijke
regelgeving van kracht is, moet deze worden nageleefd en mag de videoweergave
van dit product niet worden gebruikt.
USB-interfacekabel voor iPod
(CD-IU50V) (los verkrijgbaar)
iPod met Dock-aansluiting(*3)
(*3)
Raadpleeg de Bedieningshandleiding
voor meer informatie over de
bediening en compatibiliteit.
4 m
Microfoon
GPS-antenne
Nl
151
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (1)
ISO-stekker
*1
*3
*2
*4
Zorg ervoor dat de draden die
op elkaar worden aangesloten
dezelfde kleur hebben.
Geel (*2)
Ondersteuning
(of accessoire)
Rood (*4)
Accessoire
(of ondersteuning)
Geel (*1)
Naar het aansluitpunt, staat altijd onder
stroom, onafhankelijk van de stand van
het contactslot.
Rood (*3)
Naar het elektrische aansluitpunt,
bestuurd door het contactslot (12 V DC)
AAN/UIT.
Oranje/wit
Naar de aansluiting van de lichtschakelaar.
Zwart (aarding)
Naar de (metalen) carrosserie
van het voertuig.
Opmerking Opmerkingen
Afhankelijk van het soort voertuig, kan de
functie van *2 en *4 afwijken. Sluit in dit geval
*1 op *4 en *3 op *2 aan.
· Wanneer een subwoofer (*5) op dit
navigatiesysteem is aangesloten in plaats van een
achterluidspreker, moet u de
achteruitgang-instelling veranderen in de
Begininstellingen. (Zie de Bedieningshandleiding.)
De subwoofer-uitgang van dit navigatiesysteem is
monaural.
· Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 )
moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten
op de paarse en paars/zwarte draden van dit
navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en
groen/zwarte draden.
Luidsprekerdraden
Wit: linksvoor
Wit/zwart: linksvoor
Grijs: rechtsvoor
Grijs/zwart: rechtsvoor
Groen: linksachter (*5)
Groen/zwart: linksachter of subwoofer (*5)
Paars: rechtsachter of subwoofer (*5)
Paars/zwart: rechtsachter of subwoofer (*5)
of subwoofer
Nl
152
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
De navigatie-eenheid
Blauw/wit (*6)
Blauw/wit (*7)
Naar de regelklem van het
autoantennerelais (max. 300 mA 12 V DC).
Geel/zwart
Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te
sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan op het
Audio Mute-snoer.
Stroomsnoer
De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden niet
worden gedempt of verzwakt. Zie de Bedieningshandleiding voor details.
— stembegeleiding van de navigatie
— inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via
Bluetooth draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten
15 cm
Opmerking
RCA-connector
Zekering (10 A)
Afhankelijk van het type voertuig verschilt de penstand van
de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de
besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen
voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten.
Nl
153
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem doorgegeven. U dient de draad te
verbinden met het snelheidsdetectiecircuit van het voertuig. Indien deze verbinding niet wordt gemaakt,
bestaat er een grotere kans dat de voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven.
DE LICHTGROENE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS
BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS
EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE
STROOMAANSLUITING VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN
ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE
WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG
LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Lichtgroen (PARKING BRAKE)
Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen) aan het autonavigatiesysteem
doorgegeven. De draad moet verbonden worden met de stroomaansluiting van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt, zullen sommige functies van
het navigatiesysteem niet werken.
Stroomdraad
Massazijde
Handremschakelaar
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar in de
stekker vast.
Maak de stekkerhelften met een
kabeltang dicht.
De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de parkeerremschakelaar
variëren afhankelijk van het voertuigmodel. Win advies in bij uw erkende Pioneer-dealer of
een vakkundige installateur.
Opmerking
WAARSCHUWING
BELANGRIJK
Het wordt ten stelligste aanbevolen de snelheidspulskabel aan te sluiten voor een
nauwkeurige navigatie en optimale prestatie.
EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN. BOVENDIEN KAN EEN ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN
TOT EEN VERSTOORDE WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
OF DE INDICATIE VAN DE SNELHEIDSMETER.
WAARSCHUWING
Nl
154
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Stroomsnoer
Paars/wit (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem doorgegeven of
de auto vooruit of achteruit rijdt. U dient de paars/witte draad
te verbinden met de draad waarvan de spanning verandert
wanneer de schakelhendel in de achteruit wordt gezet. Als de
sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet goed
waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit rijdt. De positie
van uw voertuig zoals waargenomen door de sensor kan in dit
geval afwijken van de actuele positie.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
zorg er dan voor dat deze kabel is aangesloten.
Anders kunt u niet overschakelen op het beeld
van de achteruitkijkcamera.
De navigatie-eenheid
Opmerking
Nl
155
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
De navigatie-eenheid
30 cm (*1)
15 cm (*2)
Stroomsnoer
Naar de systeemregelklem van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V DC).
Blauw/wit
(*1)
AVIC-F20BT
25 cm (*1)
31 cm (*2)
Vooruitgang
(FRONT OUTPUT)
30 cm (*1)
15 cm (*2)
(*2)
AVIC-F920BT
Subwooferuitgang
(SUBWOOFER OUTPUT)
Achteruitgang
(REAR OUTPUT)
RCA-connector
Nl
156
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Afhankelijk van uw subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer
veranderen. (Zie de Bedieningshandleiding.)
Opmerking
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Links Rechts
Systeem-afstandsbediening
Voorluidspreker Voorluidspreker
Achterluidspreker
Achterluidspreker
Subwoofer Subwoofer
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Nl
157
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de versnelling in de
ACHTERUIT (R). De Achteraanzicht stand
stelt u ook in staat te controleren wat er achter
u gebeurt terwijl u aan het rijden bent.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE
ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUIT-
KIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN
LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om
eventuele aanhangwagens of opleggers in de
gaten te houden of om op een kleine plaats in
te parkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusementsdoeleinden.
! Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera
wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lij-
ken dan in werkelijkheid het geval is.
! Houd er rekening mee dat de randen van de
beelden die door de achteruitkijkcamera wor-
den vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen
zijn, afhankelijk van het feit of er volledige
schermbeelden worden weergegeven tijdens
het achteruitrijden, en of de beelden worden
gebruikt om de achterkant te controleren wan-
neer de auto vooruit rijdt.
De navigatie-eenheid
20 cm (*1)
23 cm (*2)
Acheruitkijkcamera
(*1)
AVIC-F20BT
(*2)
AVIC-F920BT
(bijv. ND-BC4)
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
RCA-kabels
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
RCA-connector
(REVERSE GEAR SIGNAL INPUT)
Paars/wit
Stroomsnoer
Voor meer details omtrent de bedrading ver wijzen we u
naar Het stroomsnoer aansluiten (2) op bladzijde 154.
Opmerkingen
! Wanneer er een achteruitkijkcamera wordt
aangesloten, moet Camera in Instell.
achteruitrijcamera op Aan worden inge-
steld. (Zie de Bedieningshandleiding voor
meer details.)
! Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet
aansluiten op andere apparatuur.
Nl
158
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Bij de aansluiting van een
extern videocomponen t
Gebruik van de AV1 Input (AV1)
De navigatie-eenheid
2 m
CD-RM10
(los verkrijgbaar)
Geel
Rood, wit
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
Naar
audio-uitgangen
Extern videocomponent
(los verkrijgbaar)
USB en
ministekker-aansluiting
! Wanneer er een externe videocomponent
wordt aangesloten, moet AV1 Input in
Instellingen AV-systeem op Video
worden ingesteld. (Zie de Bedieningshand-
leiding voor meer details.)
BELANGRIJK
Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10
(los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels ge-
bruikt ontstaat de kans op foutieve aansluitingen
en verstoord beeld of geluid.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Nl
159
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Gebruik van de AV2 Input (AV2)
Naar audio-uitgangen
20 cm (*1)
23 cm (*2)
(*1)
AVIC-F20BT
(*2)
AVIC-F920BT
De navigatie-eenheid
Geel
(VIDEO INPUT)
RCA-connector
Rood, wit
(AUDIO INPUT)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar
video-uitgang
Extern
videocomponent
(los verkrijgbaar)
! Wanneer er een externe videocomponent
wordt aangesloten, moet AV2 Input in
Instellingen AV-systeem op Video
worden ingesteld. (Zie de Bedieningshand-
leiding voor meer details.)
Tijdens het aansluiten van
het achterdisplay
De navigatie-eenheid
15 cm
RCA-connector
Geel
(REAR MONITOR
OUTPUT)
Naar video-ingang Naar audio-ingangen
Achterdisplay met RCA
(tulpstekker)
ingangsaansluitingen
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Rood, wit
(REAR MONITOR
OUTPUT)
Deze aansluiting is
beschikbaar op de
AVIC-F20BT.
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de
achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de videobron kan bekijken tijdens
het rijden.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de videobron kun-
nen bekijken.
Nl
160
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Tijdens de aansluiting van
de externe eenheid met
videobron
p Deze verbinding is beschikbaar voor de
AVIC-F20BT.
20 cm
De navigatie-eenheid
Blauw
RCA-connector
Geel
(VIDEO INPUT)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar IP-BUS
uitgang
IP-BUS kabel
(los verkrijgbaar)
Zwart
Naar video-uitgang
Pioneer externe eenheid
(los verkrijgbaar)
! Wanneer er externe apparatuur wordt aan-
gesloten, moet AV2 Input in Instellin-
gen AV-systeem op EXT worden
ingesteld. (Zie de Bedieningshandleiding
voor meer details.)
Nl
161
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor:
Het letsel kan toebrengen aan de be-
stuurder of de passagiers wanneer
plotseling hard geremd wordt.
Het een belemmering kan vormen voor
de bediening van het voertuig door de
bestuurder, zoals op de vloer voor de
stoel van de bestuurder, of dichtbij het
stuur of de versnellingshendel.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door de trilling
kunnen isolatiedraden beschadigd raken,
met als gevolg kortsluiting of anderssoor-
tige beschadigingen aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
juist wordt ingebouwd. Indien u andere
onderdelen gebruikt, kunt u beschadigin-
gen aan het product veroorzaken of het
product kan losraken.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen
en geraakt kunnen worden door een por-
tier of stoelverschuivingsmechanisme,
met eventueel kortsluiting tot gevolg.
! Controleer nadat u het navigatiesysteem
heeft ingebouwd of de andere apparatuur
in uw auto naar behoren werkt.
! Bouw dit navigatiesysteem niet in op
plaatsen waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan hinderen, (ii) de werking van
een van de bedieningssystemen of veilig-
heidsvoorzieningen van de auto, inclusief
airbags en knoppen van waarschuwings-
knipperlichten nadelig kan beïnvloeden
of (iii) een belemmering kan vormen voor
het vermogen van de bestuurder om het
voertuig veilig te bedienen.
! Bouw het navigatiesysteem in tussen de
stoel van de bestuurder en de stoel van de
voorste inzittende, zodat het niet wordt
geraakt door de bestuurder of inzittende
als het voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast plekken in het dash-
board, portier of de stijlen van het voer-
tuig waar een airbag zich kan ontplooien.
Raadpleeg het instructieboekje van uw
voertuig voor meer informatie omtrent de
plekken waar de airbags zich bevinden en
hoe zij zich zullen ontplooien.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Daarnaast dient u elke antennedraad zover
mogelijk van de andere antennedraden te leg-
gen. Bind de draden niet samen, leg ze niet
naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen.
Door de elektromagnetische ruis die daardoor
ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats
waar het display bevestigd is vergroot.
Nl
162
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als
het voor het installeren van dit product
nodig blijkt gaten te boren of andere wijzi-
gingen aan te brengen aan de auto.
! Voordat u het apparaat definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Voor AVIC-F20BT gebruikers
! Dit navigatiesysteem mag niet op een posi-
tie worden ingebouwd waar het opening
van het LCD paneel door andere voorwer-
pen belemmerd wordt, zoals de versnel-
lingspook. Controleer, voordat u het
navigatiesysteem inbouwt, of er voldoende
ruimte is om het LCD paneel volledig te
openen, zonder dat de beweging van de
versnellingspook belemmerd wordt. Dit kan
de werking van de versnellingspook versto-
ren of tot een defect aan het mechanisme
van dit navigatiesysteem leiden.
Dit navigatiesysteem
inbouwen
Opmerkingen betreffende het
inbouwen
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
plaatsen waar ze kunnen worden blootge-
steld aan hoge temperaturen of vocht,
zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Op plaatsen waar water op het apparaat
terecht kan komen, zoals dicht in de
buurt van een portier.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer de navigatie-eenheid op een hori-
zontaal oppervlak binnen een hoek van 0
graden tot 30 graden (binnen 5 graden
naar links of rechts). Een verkeerde installa-
tie van het apparaat waarbij het oppervlak
meer dan het toegestane aantal graden ge-
kanteld is, verhoogt het risico op fouten in
het locatiedisplay en leidt tot minder goede
prestaties van het display.
30°
Nl
163
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Dashboard
5 cm
10 cm
Laat voldoende ruimte vrij
! De snoeren mogen het in onderstaande
Fig. weergegeven gebied niet bedekken, an-
ders kunnen de versterkers en het naviga-
tiemechanisme mogelijk oververhit raken.
Bedek dit gebied niet.
! Ingeval van oververhitting wordt de halfge-
leider laser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Bijgeleverde accessoires
De met een asterisk (*) gemarkeerde onderde-
len zijn reeds geïnstalleerd.
De navigatie-eenheid Houder*
Zijbeugels*
(2 st.)
Drukkingsschroef
(5 mm × 8 mm) (8 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 8 mm) (4 st.)
Schroef*
(3 mm × 6 mm) (8 st.)
Schroef voor het beves-
tigen van de zijbeugel*
(5 mm × 8 mm) (4 st.)
Afwerkingsrand*
Nl
164
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Vóór het installeren van dit
navigatie-eenheid
1 Verwijder de afwerkingsrand.
Buig de bovenkant en de onderkant van de af-
werkingsrand naar buiten om deze te verwijde-
ren.
Afwerkingsrand
2 Verwijder de houder.
Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de
houder te ver wijderen.
Houder
Schroef (3 mm × 6 mm)
Installatie met de houder en
zijbeugel
1 Installeer de houder in het dashboard.
Nadat u de houder in het dashboard hebt ge-
plaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte
van het dashboardmateriaal en buigt u deze
om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met ge-
bruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om het navigatie-eenheid te
vergrendelen.)
Dashboard
Houder
2 Installeer dit navigatie-eenheid en
draai de schroeven vast.
Dashboard
Schroef (3 mm × 6 mm)
Nl
165
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
3 Bevestig de afwerkingsrand.
Afwerkingsrand
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van het navigatie-eenheid
1 Verwijder de zijbeugels.
Zijbeugel
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel
(5 mm 8 mm)
2 De navigatie-eenheid op de montage-
plaatjes van de orignele autoradio vastzet-
ten.
Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat
zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen)
met de schroefgaten van de beugel, en draai
de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant
vast.
Dashboard of console
Drukkingsschroeven
of schroeven met
platte kop
Zorg ervoor dat u de
schroeven geleverd
met dit
navigatiesysteem
gebruikt.
Montageplaatjes van de orignele
autoradio
Buig het palletje naar beneden
indien het in de weg zit.
Nl
166
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Bevestigen van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het
bevestigen
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid onbevredigend zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner, aangezien dit resulteert in een la-
gere gevoeligheid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestatie van de antenne beïnvloedt.
Bijgeleverde accessoires
GPS-antenne Metalen plaatje
Nl
167
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere
sensoren of de ventilatie-openingen in het
dashboard van het voertuig, want hierdoor
kan de juiste werking van de sensoren of
ventilatie-openingen belemmerd worden en
is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet
goed meer met de metalen plaat onderaan
correct en stevig op het dashboard bevestigd
kan worden.
Bevestig het metalen plaatje op een zo hori-
zontaal mogelijke ondergrond op een plaats
waar de GPS-antenne de golven door de ruit
kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het
metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een
magneet aan de onderzijde.)
Het metalen plaatje bevat een
sterk kleefmiddel, dat na
verwijdering sporen op het
oppervlak kan achterlaten.
Opmerking
GPS-antenne
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
Nl
168
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Opmerkingen
! Let er bij het aanbrengen van het metalen
plaatje op dat het niet in kleine onderdelen
wordt gesneden.
! De ruiten van sommige autos laten de sig-
nalen van de GPS-satellieten niet door. In
dat geval dient u de GPS-antenne aan de
buitenzijde van de auto te bevestigen.
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem nadat het systeem is uitgezet. (ACC
OFF)
Bijgeleverde accessoires
Microfoon Microfoonklem
Dubbelzijdig tape
Montage op de zonneklep
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoonklem Microfoon
Nl
169
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad waar
nodig binnenin de auto te
bevestigen.
Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de
klep omhoog staat. De microfoon kan de stem
van de bestuurder niet opvangen wanneer de
zonneklep naar beneden is geklapt.
Installatie op stuurkolom
% Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Dubbelzijdig tape
Plaats de microfoon op de stuur-
kolom en houd hem uit de buurt
van het stuurwiel.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
170
Hoofdstuk
04
Inbouwen
De hoek van de microfoon
aanpassen
De hoek van de microfoon kan worden inge-
steld.
Nl
171
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
1/172