Pioneer AVIC-F550BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Installation Manual
Manuel d’installation
NAVIGATION AV SYSTEM
SYSTEME DE NAVIGATION AV
SISTEMA DI NAVIGAZIONE AV
SISTEMA DE NAVEGACIÓN AV
NAVIGATIONS-/AV-SYSTEM
AV NAVIGATIESYSTEEM
AVIC-F550BT
Some wiring and installation are described in the
separate installation manual.
Certains câblages et procédés d’installation sont décrits
dans le manuel d’installation séparé.
Alcuni dati di cablaggio e installazione sono descritti nel
Manuale d’installazione separato.
En el manual de instalación independiente se describe
parte del proceso de cableado e instalación.
Gewisse Verkabelungs- und Installationsarbeiten sind in
der separaten Einbauanleitung beschrieben.
Sommige bedradings- en installatie-informatie staat in
de afzonderlijke installatiehandleiding.
English NederlandsDeutschEspañolItalianoFrançais
Voorzorgen
Uw nieuwe navigatiesysteem en deze
handleiding 112
Belangrijke veiligheidsvoorschriften 112
Behandeling van de microSD-kaart 113
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 114
Voor u dit product inbouwt 114
Voorkomen van beschadigingen 115
– Opmerking over de blauw/witte
draad 115
Meegeleverde onderdelen 116
Systeemcomponenten aansluiten 118
De regelsignaalkabel aansluiten 120
Bij aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 121
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 122
Bij aansluiting van een externe
videocomponent 123
– Gebruik van een AV-ingang (AUX) 123
– Gebruik van een AV-ingang (USB) 123
Bij aansluiten van het achterdisplay 124
– Bij gebruik van een achterdisplay dat
op de achtervideo-uitgang is
aangesloten 124
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 125
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 125
Voor de installatie 126
Inbouwen van het navigatiesysteem 126
– Opmerkingen betreffende de
installatie 126
– Meegeleverde onderdelen 127
– Vóór het installeren van deze navigatie-
eenheid 127
– Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van de
navigatie-eenheid 127
Installeren van de GPS-antenne 128
– Opmerkingen betreffende de
installatie 128
– Meegeleverde onderdelen 128
– Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 129
De microfoon installeren 130
– Meegeleverde onderdelen 130
– Montage op de zonneklep 130
– Installatie op stuurkolom 131
Na installatie
Na de installatie van dit product 132
Nl
111
Nederlands
Inhoudsopgave
Uw nieuwe navigatiesysteem
en deze handleiding
! De navigatie-elementen van dit product (en
de achteruitkijkcamera, indien aange-
schaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulp-
middel voor de bediening van uw voertuig.
U mag het autonavigatiesysteem niet be-
schouwen als vervanging van uw eigen be-
oordelingsvermogen en alertheid tijdens
het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
bureaus of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achter-
uitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als
dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht
afleidt van het veilig besturen van uw voer-
tuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersre-
gels en de vereiste veiligheidsmaatregelen
in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tij-
dens het gebruik van het systeem of als u
het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen,
dient u uw voertuig te parkeren op een vei-
lige plek en de handrem aan te trekken
voor u de nodige aanpassingen uitvoert.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Installeer dit product niet op een plek waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan be-
lemmeren, (ii) de werking van bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
het voertuig, zoals airbags, knoppen voor
noodverlichting enz., kan belemmeren, of
(iii) de bestuurder kan hinderen bij het vei-
lig besturen van het voertuig. In bepaalde
gevallen kan dit product niet worden geïn-
stalleerd vanwege het type voertuig of de
vorm van het interieur.
Belangrijke veiligheids-
voorschriften
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Dit product mag alleen door
een vakman worden ingebouwd. Wij advise-
ren u om alleen bevoegd Pioneer onder-
houdspersoneel, dat speciaal is opgeleid en
ervaring heeft met mobiele elektronica, dit
product te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN
DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of on-
derhoud van dit product en de aansluitkabels
bestaat de kans op een elektrische schok of
een andere gevaarlijke situatie, en kan het
navigatiesysteem schade oplopen die niet
onder de garantie valt.
! Lees de handleiding zorgvuldig door voor-
dat u het navigaties ysteem gaat inbouwen.
! Bewaar de handleiding zodat u er later nog
eens iets in kunt opzoeken.
! Neem alle waarschuwingsinformatie in
deze handleiding in acht en volg de instruc-
ties nauwkeurig op.
! Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie
van uw voertuig, de afstand tot objecten op
het scherm en kompasaanduidingen niet
correct aangeeft. Daarnaast heeft het sys-
teem bepaalde beperkingen, onder andere
dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke ver-
keerssituaties en gebieden waar veilig rij-
den op een bepaald moment wellicht niet
mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw
op uw eigen beoordelingsvermogen met
betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssi-
tuatie.
Nl
112
Hoofdstuk
01
Voorzorgen
! Evenals bij het gebruik van andere acces-
soires in uw auto dient u erop te letten dat
het navigatiesysteem niet uw aandacht van
het veilig besturen van uw voertuig afleidt,
want dit kan resulteren in ernstig of fataal
letsel. Indien u moeilijkheden heeft bij de
bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
voordat u het probleem probeert op te los-
sen.
! Tijdens het rijden dient u altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is
de kans op letsel aanzienlijk groter als u de
veiligheidsgordel niet of niet correct draagt.
! Bepaalde wetten en regels van de landelij-
ke zowel als plaatselijke overheid kunnen
de plaatsing en het gebruik van dit systeem
in uw voertuig verbieden of beperken. Volg
bij het gebruik, de installatie en de bedie-
ning van uw navigatiesysteem alle toepas-
selijke wetten en regels stipt op.
Behandeling van de
microSD-kaart
Er is een microSD-kaart in de SD-kaartsleuf
van dit navigatiesysteem geïnstalleerd. Zonder
de microSD-kaart zal het navigatiesysteem
niet juist werken.
Verwijder de microSD-kaart niet uit de SD-
kaartsleuf, behalve wanneer u een software-
update uitvoert.
= Zie de Bedieningshandleiding voor details.
Nl
113
Hoofdstuk
Nederlands
01
Voorzorgen
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
WAARSCHUWING
Probeer geen wijzigingen aan te brengen in
het interlocksysteem van de handrem of het
systeem uit te schakelen, want het systeem
is er voor uw veiligheid. Wijzigingen aan-
brengen in of uitschakelen van het interlock-
systeem van de handrem kan resulteren in
ernstig of fataal letsel.
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
kapot gaan op de plaats waar de draad
van het interieur naar de motorruimte
loopt. Als de isolatie van de gele draad
door het contact met metalen delen
scheurt of doorslijt, kan er kortsluiting
ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke
situatie leidt.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading
niet in de weg zitten bij of vast kunnen
komen in de bewegende onderdelen van
het voertuig, met name het stuur, de ver-
snelling, de handrem, de rails van de ver-
stelbare stoelen, of andere
bedieningsorganen van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting of sto-
ring.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter, enz.) niet
goed meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Voor u dit product inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluitingen in het elektrische sys-
teem te voorkomen, moet u de (–) accuka-
bel loskoppelen voor de installatie.
Nl
114
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op dit product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC-stand Geen ACC-stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort, d.w.
z. de blauwe stekker op de blauwe poort,
zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Omdat er een unieke BPTL-schakeling
wordt toegepast, mag u de * kant van de
speakerdraad niet direct aarden of de *
kant van een andere kant van de speaker-
draad samen aansluiten. U moet de * kant
van de speakerdraad aansluiten op de *
kant van de speakerdraad van dit navigatie-
systeem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met de afstandsbedienings-
aansluiting van een externe eindversterker,
de bedieningsaansluiting van het relais
voor een automatische antenne, of de be-
dieningsaansluiting voor een antennesig-
naalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/
witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
115
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Meegeleverde onderdelen
De navigatie-eenheid Regelsignaalkabel
AV-stekkersnoer Microfoon
GPS-antenne
Nl
116
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Nl
117
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Systeemcomponenten aansluiten
(*3)
Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt.
De navigatie-eenheid
Ingang voor bedrade afstandsbediening (SWC)
Raadpleeg de handleiding van de adapter voor de bedrade
afstandsbediening.
Regelsignaalkabel
(*2)
Sluit de USB-interfacekabel voor de iPod of een geschikt
USB-geheugenapparaat aan.
Antenne van het voertuig
Zekering (15 A)
(*1)
(*1)
Zorg dat de drie gele, groene en blauwe stekkers zijn vastgemaakt voordat het
systeem wordt aangesloten.
Stroomsnoer
Raadpleeg voor de aansluiting
de afzonderlijk bijgeleverde
bedradings- en
installatiehandleiding.
(*4)
Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening en de
compatibiliteit.
Microfoonaansluiting (MIC)
12 cm
12 cm
12 cm
25 cm
Nl
118
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
WAARSCHUWING
· Om de kans op een ongeluk of mogelijk overtreding van wettelijke bepalingen te
voorkomen, mag dit product nooit tijdens het besturen van een voertuig worden
gebruikt, behalve voor navigatiedoeleinden. Ook mogen achterdisplays zich niet
op een plaats bevinden waar ze de bestuurder visueel kunnen afleiden.
· In sommige landen is het bekijken van een beelden op een scherm in een
voertuig, zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke
regelgeving van toepassing is, moet deze worden nageleefd en mag de videobron
van dit product niet worden gebruikt.
(*4)
Microfoon
3 m
GPS-antenne
4 m
(*3)
(*2)
AV-kabel
(iPod/AV IN)
AV-kabel
(los verkrijgbaar)
USB-kabel
(los verkrijgbaar)
USB-interfacekabel voor de
iPod (los verkrijgbaar)
iPod of iPhone
Dock-
aansluitingspoort
Nl
119
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
De regelsignaalkabel aansluiten
De navigatie-eenheid
Roze (REVERSE)
Deze draad wordt aangesloten zodat dit product kan
vaststellen of het voertuig vooruit of achteruit rijdt.
Sluit de roze draad aan op de draad waarvan de
spanning verandert wanneer in de achteruit wordt
geschakeld. Wanneer deze verbinding niet wordt
gemaakt, kan de sensor niet vaststellen of uw
voertuig vooruit/achteruit rijdt waardoor de positie
van uw voertuig vastgesteld door de sensor mogelijk
niet overeenkomt met uw feitelijke positie.
DE GROEN/WITTE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER
IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE
PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN
OP DE STROOMDRAAD VAN DE
HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE
AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE
TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT
NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE
SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
moet deze draad altijd worden aangesloten. Het is
anders niet mogelijk om over te schakelen naar
het beeld van de achteruitkijkcamera.
Stroomdraad
Aarddraad
Handremschakelaar
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar hierin vast.
Klem stevig vast met een punttang.
WAARSCHUWING
Opmerking
Regelsignaalkabel
Groen/wit (BRAKE)
Sluit deze draad aan om de AAN/UIT status van
de handrem vast te stellen. De draad moet met
de stroomdraad van de handremschakelaar
worden verbonden.
Als deze verbinding verkeerd wordt
gemaakt of niet wordt gemaakt, kunnen
bepaalde functies van dit product niet
worden gebruikt.
De plaats van de handremschakelaar verschilt
afhankelijk van het voertuigmodel. Raadpleeg
uw officiële Pioneer dealer of een vakkundige
installateur.
Opmerking
Nl
120
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
De navigatie-eenheid
Systeem-afstandsbediening
U kunt de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen afhankelijk van uw
subwoofersysteem. (Zie de Bedieningshandleiding.)
Opmerking
Regelsignaalkabel
Blauw/wit (P.CONT)
Rood
(FULL/SW)
Wit
(FULL/SW)
Links
Rechts
Eindversterker
(los verkrijgbaar)




Achterluidspreker
of subwoofer
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Achterluidspreker
of subwoofer
Naar
systeembedieningsaansluiting
van de eindversterker
(max. 300 mA 12 V DC).
Sluit aan op voedingsaansluiting
(los verkrijgbaar) gelijkwaardig
aan P.CONT.
AV-stekkersnoer
Nl
121
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de schakelhendel in
REVERSE (R) wordt gezet. De Achteraan-
zicht stand stelt u ook in staat te controleren
wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden
bent.
p Zie de Bedieningshandleiding voor details.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OM-
GEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGE-
VEN BEELDEN VAN DE
ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG
GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt
om aanhangers in de gaten te houden, of bij
inparkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusement.
! Objecten op het beeld van de achteruitkijkca-
mera kunnen dichterbij of verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
! Wij wijzen u er op dat het door de achteruit-
kijkcamera weergegeven gebied iets kan ver-
schillen wanneer de beelden op het volledige
scherm worden weergegeven bij achteruit rij-
den en wanneer er met de camera naar ach-
teren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt
gereden.
De navigatie-eenheid
RCA-kabel
Regelsignaalkabel
Roze
(REVERSE)
Geel
(CAMERA VIDEO)
Achteruitkijkcamera
(bijv. ND-BC6)
(los verkrijgbaar)
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we
u naar De regelsignaalkabel aansluiten op bladzijde
120.
Opmerking
Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de
achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op an-
dere apparatuur.
Nl
122
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
externe videocomponent
Gebruik van een AV-ingang (AUX)
De navigatie-eenheid
AV-kabel met ministekker
(CD-RM10)
(los verkrijgbaar)
Geel
Wit, rood
Externe video-
component
(los verkrijgbaar)
AV-kabel
(iPod/AV IN)
AV-kabel
(los verkrijgbaar)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar
audio-uitgangen
Naar
video-uitgang
BELANGRIJK
Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10)
(los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u an-
dere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfigu-
ratie verschillen waardoor beeld en geluid niet
goed kunnen worden weergegeven.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Gebruik van een AV-ingang (USB)
USB-geheugenapparaat
De navigatie-eenheid
USB-kabel
(los verkrijgbaar)
Nl
123
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiten van het
achterdisplay
De navigatie-eenheid
Achterdisplay met
RCA-
ingangsaansluitingen
Naar audio-
ingangen
Wit, rood
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar video-
ingang
Geel
AV-stekkersnoer
Bij aansluiten op een
achterdisplay met een
RCA-audio-ingang
Bij gebruik van een achterdisplay
dat op de achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de video kan bekijken tijdens het rij-
den.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de video kunnen
bekijken.
Nl
124
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor het:
— De bestuurder of passagiers kan ver-
wonden als het voertuig plotseling
stopt.
— De bestuurder kan hinderen bij de be-
diening van het voertuig, bijvoorbeeld
op de vloer voor de bestuurdersstoel,
of in de buurt van het stuur of de ver-
snelling.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door trillingen kan
de isolatie van de draden beschadigd
raken, met als gevolg kortsluiting of an-
dere schade aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
correct wordt ingebouwd. Als bepaalde
onderdelen niet bij het product zijn gele-
verd, moet u geschikte onderdelen op de
voorgeschreven wijze gebruiken nadat u
de geschiktheid van de betreffende onder-
delen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als
u andere onderdelen dan de bijgeleverde
onderdelen gebruikt of onderdelen die
niet geschikt zijn, kunnen deze beschadi-
gingen aan de interne onderdelen van het
product veroorzaken of kunnen deze on-
derdelen en het product losraken.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt
kunnen worden door een portier of stoel-
verschuivingsmechanisme, met eventueel
kortsluiting tot gevolg.
! Controleer of alle andere apparatuur van
uw voertuig goed werkt na de installatie
van het navigatiesysteem.
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
een plek waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan belemmeren, (ii) de werking
van bedieningssystemen of veiligheids-
voorzieningen van het voertuig, zoals air-
bags, knoppen voor noodverlichting enz.,
kan belemmeren, of (iii) de bestuurder
kan hinderen bij het veilig besturen van
het voertuig.
! Installeer het navigatiesysteem tussen de
bestuurdersstoel en de voorste passa-
giersstoel, zodat het niet wordt geraakt
door de bestuurder of inzittende als het
voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast de locaties in het
dashboard, het portier of de deurstijl van
waar de airbags van uw voertuig tevoor-
schijn zullen komen. Raadpleeg het in-
structieboekje van uw voertuig voor de
locatie van de airbags.
! Het niet opvolgen van al deze voorzorgs-
maatregelen kan resulteren in ernstig of
fataal letsel.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Nl
125
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Bovendien moet u elke antennedraad zo ver
mogelijk van andere antennedraden en -kabels
houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs
elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen.
Elektromagnetische ruis vergroot de kans op
fouten bij de positiebepaling van uw
voertuig.
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er
voor de installatie gaten moeten worden
geboord, of als er andere wijzigingen in het
voertuig moeten worden aangebracht.
! Voordat u dit product definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Inbouwen van het
navigatiesysteem
Opmerkingen betreffende de
installatie
! Installeer het navigatiesysteem niet op
plaatsen die kunnen worden blootgesteld
aan hoge temperaturen of vocht, zoals:
— Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
— Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
— Plaatsen die blootgesteld kunnen wor-
den aan regen, zoals dicht bij een por-
tier of op de vloer van het voertuig.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer het navigatiesysteem horizontaal
op een oppervlak onder hoek van niet meer
dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 gra-
den naar links of rechts). Onjuiste installa-
tie van het toestel op een oppervlak dat
schuiner staat dan deze waarden vergroot
de kans op fouten bij de plaatsbepaling van
het voertuig en kan ook op andere manie-
ren leiden tot verminderde prestaties van
het scherm.
30°
5° 5°
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Laat voldoende
ruimte vrij
5 cm
5 cm
Nl
126
Hoofdstuk
03
Inbouwen
! De bedrading mag het op de afbeelding
hieronder aangegeven gebied niet afdek-
ken. Dit is vereist zodat de versterker en de
navigatieschakelingen hun overtollige
warmte kwijt kunnen.
Bedek dit gebied niet.
! In geval van oververhitting wordt de halfge-
leiderlaser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Meegeleverde onderdelen
De navigatie-eenheid Tape
(2 st.)
Schroef met afgeplatte
bolvormkop
(5 mm × 6 mm)
(6 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 7 mm)
(6 st.)
Vóór het installeren van deze
navigatie-eenheid
BELANGRIJK
De disc-speler werkt niet juist als u de twee
schroeven niet uit de navigatie-eenheid ver-
wijdert. Gebruik van de disc-speler zonder de
schroeven te verwijderen kan resulteren in
een defect.
1 Verwijder de twee transportschroeven.
2 Dek de twee schroefgaten af met de
stukjes tape die bij de navigatie-eenheid
worden geleverd.
Tape
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van de navigatie-eenheid
% De navigatie-eenheid op de montage-
beugel van de originele autoradio vastzet-
ten.
Plaats de navigatie-eenheid zo dat de schroef-
gaten uitgelijnd zijn met de schroefgaten in de
beugel en draai aan elke kant op drie plaatsen
de schroeven vast.
Nl
127
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Als de pal hindert bij de installatie,
mag u deze omlaagbuigen zodat hij
niet in de weg zit.
Dashboard of console
Schroef met afgeplatte
bolvormkop of schroef
met platte kop
Gebruik altijd de
schroeven die bij dit
navigatiesysteem
worden geleverd.
Montagebeugel van originele
autoradio
Installeren van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende de
installatie
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestaties van de antenne negatief beïn-
vloedt.
Meegeleverde onderdelen
GPS-antenne Dubbelzijdig plakband
Nl
128
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dash-
board van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-ope-
ningen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed en stevig meer
op het dashboard bevestigd kan worden met behulp van het dubbelzijdig plakband.
Bevestig het dubbelzijdig plakband zo horizon-
taal mogelijk op een plek waar de GPS-anten-
ne voor het raam komt te zitten. Plaats de
GPS-antenne op het dubbelzijdig plakband.
Het dubbelzijdige plakband
bevat een sterke lijm die
sporen op het oppervlak kan
achterlaten nadat het
kleefband is verwijderd.
Opmerking
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
GPS-antenne
Dubbelzijdig plakband
Verwijder de beschermende laag.
Zorg dat het oppervlak vrij is
van vocht, stof, vet, olie enz.
voordat u het dubbelzijdig
plakband aanbrengt.
Opmerking
De ruiten van sommige auto’s laten de signa-
len van de GPS-satellieten niet door. In dat
geval dient u de GPS-antenne aan de buiten-
zijde van de auto te bevestigen.
Nl
129
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem wanneer het systeem is uitgeschakeld
(ACC OFF).
Meegeleverde onderdelen
Microfoon Microfoonklem
Microfoonhouder
Montage op de zonneklep
1 Druk de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoon
Microfoonklem
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen om de
draad waar nodig binnenin de auto te bevesti-
gen.
Bevestig de microfoon aan de zonneklep ter-
wijl de klep omhoog staat. De microfoon kan
de stem van de bestuurder niet opvangen wan-
neer de zonneklep naar beneden is geklapt.
Nl
130
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Installatie op stuurkolom
1 Druk de microfoon in de microfoonhou-
der.
Microfoon
Microfoonhouder
2 Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Verwijder de beschermlaag die op de achter-
zijde zit.
Plaats de microfoon op de stuurkolom en
houd hem uit de buurt van het stuur.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
131
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Na de installatie van dit
product
1 Sluit de massapool (–) van de accu van
het voertuig opnieuw aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op
de juiste wijze zijn gemaakt en dit product cor-
rect is ingebouwd. Monteer de auto -onderde-
len die u bij het inbouwen van het apparaat
heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel
(–) weer op de massapool (–) van de accu aan.
2 Start de motor.
3 Druk op de resetknop.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt
van een pen, op de resetknop van dit product.
4 Maak de volgende instellingen.
= Zie de Bedieningshandleiding voor meer
details over de bediening.
1 Stel de taal in.
2 Rijd over een normale weg totdat de GPS
het signaal begint te ontvangen.
3 Maak enkele vereiste instellingen.
! Instelling van de tijd
! Instelling van de eenheden en het da-
tumformaat enz.
! Verander de andere instellingen naar
wens
Opmerking
Na de installatie van dit product dient u op een
veilige plaats te controleren of het voertuig nor-
maal functioneert.
Nl
132
Hoofdstuk
04
Na installatie
Nl
133
Nederlands
Nl
135
Nederlands

Documenttranscriptie

SYSTEME DE NAVIGATION AV SISTEMA DI NAVIGAZIONE AV Français NAVIGATION AV SYSTEM English Installation Manual Manuel d’installation SISTEMA DE NAVEGACIÓN AV AV NAVIGATIESYSTEEM AVIC-F550BT Español Deutsch Some wiring and installation are described in the separate installation manual. Certains câblages et procédés d’installation sont décrits dans le manuel d’installation séparé. Alcuni dati di cablaggio e installazione sono descritti nel Manuale d’installazione separato. En el manual de instalación independiente se describe parte del proceso de cableado e instalación. Gewisse Verkabelungs- und Installationsarbeiten sind in der separaten Einbauanleitung beschrieben. Sommige bedradings- en installatie-informatie staat in de afzonderlijke installatiehandleiding. Italiano NAVIGATIONS-/AV-SYSTEM Nederlands Inhoudsopgave Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding 112 Belangrijke veiligheidsvoorschriften 112 Behandeling van de microSD-kaart 113 Na installatie Na de installatie van dit product 132 Nederlands Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 114 Voor u dit product inbouwt 114 Voorkomen van beschadigingen 115 – Opmerking over de blauw/witte draad 115 Meegeleverde onderdelen 116 Systeemcomponenten aansluiten 118 De regelsignaalkabel aansluiten 120 Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker 121 Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera 122 Bij aansluiting van een externe videocomponent 123 – Gebruik van een AV-ingang (AUX) 123 – Gebruik van een AV-ingang (USB) 123 Bij aansluiten van het achterdisplay 124 – Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten 124 – Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van de navigatie-eenheid 127 Installeren van de GPS-antenne 128 – Opmerkingen betreffende de installatie 128 – Meegeleverde onderdelen 128 – Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) 129 De microfoon installeren 130 – Meegeleverde onderdelen 130 – Montage op de zonneklep 130 – Installatie op stuurkolom 131 Inbouwen Voorzorgen voor installatie 125 Voorkomen van elektromagnetische storingen 125 Voor de installatie 126 Inbouwen van het navigatiesysteem 126 – Opmerkingen betreffende de installatie 126 – Meegeleverde onderdelen 127 – Vóór het installeren van deze navigatieeenheid 127 Nl 111 Hoofdstuk 01 Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding ! De navigatie-elementen van dit product (en de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bediening van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. ! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiebureaus of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. ! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht afleidt van het veilig besturen van uw voertuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersregels en de vereiste veiligheidsmaatregelen in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tijdens het gebruik van het systeem of als u het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen, dient u uw voertuig te parkeren op een veilige plek en de handrem aan te trekken voor u de nodige aanpassingen uitvoert. ! In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw voertuig beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke handleidingen die bij het navigatiesysteem worden geleverd. ! Installeer dit product niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. In bepaalde gevallen kan dit product niet worden geïnstalleerd vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur. 112 Nl Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Dit product mag alleen door een vakman worden ingebouwd. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. ! Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. ! Bewaar de handleiding zodat u er later nog eens iets in kunt opzoeken. ! Neem alle waarschuwingsinformatie in deze handleiding in acht en volg de instructies nauwkeurig op. ! Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie van uw voertuig, de afstand tot objecten op het scherm en kompasaanduidingen niet correct aangeeft. Daarnaast heeft het systeem bepaalde beperkingen, onder andere dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke verkeerssituaties en gebieden waar veilig rijden op een bepaald moment wellicht niet mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw op uw eigen beoordelingsvermogen met betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssituatie. Hoofdstuk Voorzorgen 01 ! Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van het veilig besturen van uw voertuig afleidt, want dit kan resulteren in ernstig of fataal letsel. Indien u moeilijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats voordat u het probleem probeert op te lossen. ! Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet of niet correct draagt. ! Bepaalde wetten en regels van de landelijke zowel als plaatselijke overheid kunnen de plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw voertuig verbieden of beperken. Volg bij het gebruik, de installatie en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels stipt op. Behandeling van de microSD-kaart Nederlands Er is een microSD-kaart in de SD-kaartsleuf van dit navigatiesysteem geïnstalleerd. Zonder de microSD-kaart zal het navigatiesysteem niet juist werken. Verwijder de microSD-kaart niet uit de SDkaartsleuf, behalve wanneer u een softwareupdate uitvoert. = Zie de Bedieningshandleiding voor details. Nl 113 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem ! WAARSCHUWING Probeer geen wijzigingen aan te brengen in het interlocksysteem van de handrem of het systeem uit te schakelen, want het systeem is er voor uw veiligheid. Wijzigingen aanbrengen in of uitschakelen van het interlocksysteem van de handrem kan resulteren in ernstig of fataal letsel. ! BELANGRIJK ! Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. ! Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. ! Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen kapot gaan op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt of doorslijt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. ! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading niet in de weg zitten bij of vast kunnen komen in de bewegende onderdelen van het voertuig, met name het stuur, de versnelling, de handrem, de rails van de ver- 114 Nl ! ! stelbare stoelen, of andere bedieningsorganen van het voertuig. Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk permanente beschadiging aan dit product optreedt. Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting of storing. Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter, enz.) niet goed meer functioneert. Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. Voor u dit product inbouwt ! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12 Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit niet, dan kunnen brand of storingen het gevolg zijn. ! Om kortsluitingen in het elektrische systeem te voorkomen, moet u de (–) accukabel loskoppelen voor de installatie. Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Voorkomen van beschadigingen WAARSCHUWING F O T Geen ACC-stand T ! Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. ! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w. z. de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz. ! Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. ! Omdat er een unieke BPTL-schakeling wordt toegepast, mag u de * kant van de speakerdraad niet direct aarden of de * kant van een andere kant van de speakerdraad samen aansluiten. U moet de * kant van de speakerdraad aansluiten op de * kant van de speakerdraad van dit navigatiesysteem. ! Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd. Opmerking over de blauw/ witte draad ! Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met de afstandsbedieningsaansluiting van een externe eindversterker, de bedieningsaansluiting van het relais voor een automatische antenne, of de bedieningsaansluiting voor een antennesignaalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/ witte draad, ook wanneer de audiobron is uitgeschakeld. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor externe eindversterkers. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor de automatische antenne of de antennesignaalversterker. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. Nl Nederlands STAR STAR ACC-stand OF ACC O N F N OF ! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W (uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W (impedantiewaarde). Gebruik geen luidsprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel. ! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt. ! Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op dit product staat aangegeven. ! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. ! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand op de contactschakelaar. 02 115 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Meegeleverde onderdelen De navigatie-eenheid Regelsignaalkabel AV-stekkersnoer Microfoon GPS-antenne 116 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Nederlands Nl 117 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Systeemcomponenten aansluiten De navigatie-eenheid Microfoonaansluiting (MIC) 12 cm 12 cm 12 cm (*1) Zekering (15 A) Stroomsnoer Raadpleeg voor de aansluiting de afzonderlijk bijgeleverde bedradings- en installatiehandleiding. 25 cm Antenne van het voertuig Regelsignaalkabel Ingang voor bedrade afstandsbediening (SWC) Raadpleeg de handleiding van de adapter voor de bedrade afstandsbediening. (*1) Zorg dat de drie gele, groene en blauwe stekkers zijn vastgemaakt voordat het systeem wordt aangesloten. (*2) Sluit de USB-interfacekabel voor de iPod of een geschikt USB-geheugenapparaat aan. (*3) Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt. (*4) Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening en de compatibiliteit. 118 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 GPS-antenne 3m 4m Microfoon AV-kabel (iPod/AV IN) USB-kabel (los verkrijgbaar) iPod of iPhone (*4) (*3) USB-interfacekabel voor de iPod (los verkrijgbaar) AV-kabel (los verkrijgbaar) (*2) Dockaansluitingspoort WAARSCHUWING Nederlands · Om de kans op een ongeluk of mogelijk overtreding van wettelijke bepalingen te voorkomen, mag dit product nooit tijdens het besturen van een voertuig worden gebruikt, behalve voor navigatiedoeleinden. Ook mogen achterdisplays zich niet op een plaats bevinden waar ze de bestuurder visueel kunnen afleiden. · In sommige landen is het bekijken van een beelden op een scherm in een voertuig, zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving van toepassing is, moet deze worden nageleefd en mag de videobron van dit product niet worden gebruikt. Nl 119 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten De regelsignaalkabel aansluiten Regelsignaalkabel Groen/wit (BRAKE) Sluit deze draad aan om de AAN/UIT status van de handrem vast te stellen. De draad moet met de stroomdraad van de handremschakelaar worden verbonden. Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt, kunnen bepaalde functies van dit product niet worden gebruikt. De navigatie-eenheid Roze (REVERSE) Deze draad wordt aangesloten zodat dit product kan vaststellen of het voertuig vooruit of achteruit rijdt. Sluit de roze draad aan op de draad waarvan de spanning verandert wanneer in de achteruit wordt geschakeld. Wanneer deze verbinding niet wordt gemaakt, kan de sensor niet vaststellen of uw voertuig vooruit/achteruit rijdt waardoor de positie van uw voertuig vastgesteld door de sensor mogelijk niet overeenkomt met uw feitelijke positie. Opmerking De plaats van de handremschakelaar verschilt afhankelijk van het voertuigmodel. Raadpleeg uw officiële Pioneer dealer of een vakkundige installateur. Opmerking Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt, moet deze draad altijd worden aangesloten. Het is anders niet mogelijk om over te schakelen naar het beeld van de achteruitkijkcamera. WAARSCHUWING DE GROEN/WITTE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMDRAAD VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Aansluitmethode Klem de stroomdraad van de handremschakelaar hierin vast. Stroomdraad Aarddraad Klem stevig vast met een punttang. Handremschakelaar 120 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker De navigatie-eenheid AV-stekkersnoer Rood (FULL/SW) Rechts Regelsignaalkabel Wit (FULL/SW) Links RCA-kabels (los verkrijgbaar) Blauw/wit (P.CONT) Naar systeembedieningsaansluiting van de eindversterker (max. 300 mA 12 V DC). Eindversterker (los verkrijgbaar) Systeem-afstandsbediening Sluit aan op voedingsaansluiting (los verkrijgbaar) gelijkwaardig aan P.CONT. Achterluidspreker of subwoofer     Achterluidspreker of subwoofer Nederlands Opmerking U kunt de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen afhankelijk van uw subwoofersysteem. (Zie de Bedieningshandleiding.) Nl 121 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera De navigatie-eenheid Wanneer dit product wordt gebruikt met een achteruitkijkcamera, kan er automatisch worden overgeschakeld naar het beeld van die camera wanneer de schakelhendel in REVERSE (R) wordt gezet. De Achteraanzicht stand stelt u ook in staat te controleren wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden bent. p Zie de Bedieningshandleiding voor details. WAARSCHUWING GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OMGEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGEVEN BEELDEN VAN DE ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Regelsignaalkabel Geel (CAMERA VIDEO) Roze (REVERSE) BELANGRIJK ! Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven. ! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt om aanhangers in de gaten te houden, of bij inparkeren. Gebruik deze functie niet voor amusement. ! Objecten op het beeld van de achteruitkijkcamera kunnen dichterbij of verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn. ! Wij wijzen u er op dat het door de achteruitkijkcamera weergegeven gebied iets kan verschillen wanneer de beelden op het volledige scherm worden weergegeven bij achteruit rijden en wanneer er met de camera naar achteren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt gereden. 122 Nl RCA-kabel Achteruitkijkcamera (bijv. ND-BC6) (los verkrijgbaar) Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u naar De regelsignaalkabel aansluiten op bladzijde 120. Opmerking Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op andere apparatuur. Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een externe videocomponent Gebruik van een AV-ingang (AUX) De navigatie-eenheid 02 BELANGRIJK Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u andere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfiguratie verschillen waardoor beeld en geluid niet goed kunnen worden weergegeven. OK L V G R AV-kabel (iPod/AV IN) L: R: V: R G V G: L Linkeraudio (Wit) Rechteraudio (Rood) Video (Geel) Aarding Gebruik van een AV-ingang (USB) AV-kabel (los verkrijgbaar) De navigatie-eenheid AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) Geel Wit, rood RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar audio-uitgangen Nederlands Naar video-uitgang USB-kabel (los verkrijgbaar) Externe videocomponent (los verkrijgbaar) USB-geheugenapparaat Nl 123 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiten van het achterdisplay De navigatie-eenheid Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten WAARSCHUWING AV-stekkersnoer Bij aansluiten op een achterdisplay met een RCA-audio-ingang Geel Wit, rood RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar videoingang RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar audioingangen Achterdisplay met RCAingangsaansluitingen 124 Nl Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de video kan bekijken tijdens het rijden. De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display zodat de passagiers op de achterbank de video kunnen bekijken. Hoofdstuk Inbouwen Voorzorgen voor installatie BELANGRIJK ! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. ! Controleer of alle andere apparatuur van uw voertuig goed werkt na de installatie van het navigatiesysteem. ! Installeer dit navigatiesysteem niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. ! Installeer het navigatiesysteem tussen de bestuurdersstoel en de voorste passagiersstoel, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. ! Installeer het navigatiesysteem in geen geval voor of naast de locaties in het dashboard, het portier of de deurstijl van waar de airbags van uw voertuig tevoorschijn zullen komen. Raadpleeg het instructieboekje van uw voertuig voor de locatie van de airbags. ! Het niet opvolgen van al deze voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig of fataal letsel. Voorkomen van elektromagnetische storingen Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: ! FM, MG/LG-antenne met de kabel ! GPS-antenne met de kabel Nl Nederlands ! Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor het: — De bestuurder of passagiers kan verwonden als het voertuig plotseling stopt. — De bestuurder kan hinderen bij de bediening van het voertuig, bijvoorbeeld op de vloer voor de bestuurdersstoel, of in de buurt van het stuur of de versnelling. ! Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. ! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door trillingen kan de isolatie van de draden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of andere schade aan het voertuig. ! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product correct wordt ingebouwd. Als bepaalde onderdelen niet bij het product zijn geleverd, moet u geschikte onderdelen op de voorgeschreven wijze gebruiken nadat u de geschiktheid van de betreffende onderdelen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als u andere onderdelen dan de bijgeleverde onderdelen gebruikt of onderdelen die niet geschikt zijn, kunnen deze beschadigingen aan de interne onderdelen van het product veroorzaken of kunnen deze onderdelen en het product losraken. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. 03 125 Hoofdstuk 03 Inbouwen Bovendien moet u elke antennedraad zo ver mogelijk van andere antennedraden en -kabels houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen. Elektromagnetische ruis vergroot de kans op fouten bij de positiebepaling van uw voertuig. Voor de installatie ! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er voor de installatie gaten moeten worden geboord, of als er andere wijzigingen in het voertuig moeten worden aangebracht. ! Voordat u dit product definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. ! Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak onder hoek van niet meer dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 graden naar links of rechts). Onjuiste installatie van het toestel op een oppervlak dat schuiner staat dan deze waarden vergroot de kans op fouten bij de plaatsbepaling van het voertuig en kan ook op andere manieren leiden tot verminderde prestaties van het scherm. 30° 5° 5° Inbouwen van het navigatiesysteem Opmerkingen betreffende de installatie ! Installeer het navigatiesysteem niet op plaatsen die kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: — Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. — Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. — Plaatsen die blootgesteld kunnen worden aan regen, zoals dicht bij een portier of op de vloer van het voertuig. ! Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging. De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. 126 Nl ! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. Laat voldoende 5 cm ruimte vrij 5 cm Hoofdstuk Inbouwen 03 ! De bedrading mag het op de afbeelding hieronder aangegeven gebied niet afdekken. Dit is vereist zodat de versterker en de navigatieschakelingen hun overtollige warmte kwijt kunnen. Bedek dit gebied niet. ! In geval van oververhitting wordt de halfgeleiderlaser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. 1 Verwijder de twee transportschroeven. 2 Dek de twee schroefgaten af met de stukjes tape die bij de navigatie-eenheid worden geleverd. Tape Meegeleverde onderdelen Tape (2 st.) Schroef met afgeplatte bolvormkop (5 mm × 6 mm) (6 st.) Schroef met platte kop (5 mm × 7 mm) (6 st.) Vóór het installeren van deze navigatie-eenheid Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van de navigatie-eenheid % De navigatie-eenheid op de montagebeugel van de originele autoradio vastzetten. Plaats de navigatie-eenheid zo dat de schroefgaten uitgelijnd zijn met de schroefgaten in de beugel en draai aan elke kant op drie plaatsen de schroeven vast. Nederlands De navigatie-eenheid BELANGRIJK De disc-speler werkt niet juist als u de twee schroeven niet uit de navigatie-eenheid verwijdert. Gebruik van de disc-speler zonder de schroeven te verwijderen kan resulteren in een defect. Nl 127 Hoofdstuk 03 Inbouwen Opmerkingen betreffende de installatie Als de pal hindert bij de installatie, mag u deze omlaagbuigen zodat hij niet in de weg zit. ! De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Montagebeugel van originele autoradio Dashboard Schroef met afgeplatte bolvormkop of schroef met platte kop Gebruik altijd de schroeven die bij dit navigatiesysteem worden geleverd. Dashboard of console Installeren van de GPSantenne Hoedenplank ! Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. ! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestaties van de antenne negatief beïnvloedt. Meegeleverde onderdelen BELANGRIJK Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. 128 Nl GPS-antenne Dubbelzijdig plakband Hoofdstuk Inbouwen 03 Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) WAARSCHUWING Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dashboard van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-openingen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed en stevig meer op het dashboard bevestigd kan worden met behulp van het dubbelzijdig plakband. Bevestig het dubbelzijdig plakband zo horizontaal mogelijk op een plek waar de GPS-antenne voor het raam komt te zitten. Plaats de GPS-antenne op het dubbelzijdig plakband. Dubbelzijdig plakband Verwijder de beschermende laag. GPS-antenne Zorg dat het oppervlak vrij is van vocht, stof, vet, olie enz. voordat u het dubbelzijdig plakband aanbrengt. Opmerking Het dubbelzijdige plakband bevat een sterke lijm die sporen op het oppervlak kan achterlaten nadat het kleefband is verwijderd. Nederlands Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Opmerking De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. Nl 129 Hoofdstuk 03 Inbouwen De microfoon installeren ! Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen. ! Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem wanneer het systeem is uitgeschakeld (ACC OFF). 2 Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep. Microfoonklem Meegeleverde onderdelen Microfoon Microfoonklem Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Microfoonhouder Montage op de zonneklep 1 Druk de microfoon in de microfoonklem. Microfoon Microfoonklem 130 Nl Bevestig de microfoon aan de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt. Hoofdstuk Inbouwen 03 Installatie op stuurkolom 1 Druk de microfoon in de microfoonhouder. Microfoon Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Microfoonhouder 2 Bevestig de microfoon op de stuurkolom. Verwijder de beschermlaag die op de achterzijde zit. Nederlands Plaats de microfoon op de stuurkolom en houd hem uit de buurt van het stuur. Nl 131 Hoofdstuk Na installatie 04 Na de installatie van dit product 1 Sluit de massapool (–) van de accu van het voertuig opnieuw aan. Controleer nogmaals of alle aansluitingen op de juiste wijze zijn gemaakt en dit product correct is ingebouwd. Monteer de auto-onderdelen die u bij het inbouwen van het apparaat heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel (–) weer op de massapool (–) van de accu aan. 2 Start de motor. 3 Druk op de resetknop. Druk met een spits voorwerp, zoals de punt van een pen, op de resetknop van dit product. 4 Maak de volgende instellingen. = Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening. 1 Stel de taal in. 2 Rijd over een normale weg totdat de GPS het signaal begint te ontvangen. 3 Maak enkele vereiste instellingen. ! Instelling van de tijd ! Instelling van de eenheden en het datumformaat enz. ! Verander de andere instellingen naar wens Opmerking Na de installatie van dit product dient u op een veilige plaats te controleren of het voertuig normaal functioneert. 132 Nl Nederlands 133 Nl Nederlands 135 Nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136

Pioneer AVIC-F550BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor