Pioneer AVIC F320 BT Gebruikershandleiding

Categorie
Microfoons
Type
Gebruikershandleiding
BELANGRIJKE INFORMATIE
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK
VAN DEZE HANDLEIDING 120
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR
EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR
LATERE NASLAG 121
Aansluitingen
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 122
Alvorens u dit product inbouwt 122
Voorkomen van beschadigingen 123
Opmerking over de blauw/witte
draad 123
Bijgeleverde accessoires 124
Systeemcomponenten aansluiten 126
Het stroomsnoer aansluiten (1) 128
Het stroomsnoer aansluiten (2) 130
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 131
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 132
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 132
Voor de installatie 133
Dit navigatiesysteem inbouwen 133
Opmerkingen betreffende het
inbouwen 133
Bijgeleverde accessoires 134
Vóór het installeren van dit navigatie-
eenheid 135
Installatie met de houder en
zijbeugel 135
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van het
navigatie-eenheid 136
Bevestigen van de GPS-antenne 137
Opmerkingen betreffende het
bevestigen 137
Bijgeleverde accessoires 137
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 138
De microfoon installeren 139
Bijgeleverde accessoires 139
Montage op de zonneklep 139
Installatie op stuurkolom 140
De hoek van de microfoon
aanpassen 141
Na installatie
Na het inbouwen van dit
navigatiesysteem 142
Nl
119
Nederlands
Inhoudsopgave
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET
GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING
! De navigatie-elementen van dit product zijn
uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de
bedining van uw voertuig. U mag het auto-
navigatiesysteem niet beschouwen als ver-
vanging van uw eigen
beoordelingsvermogen en alertheid tijdens
het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
stations of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem niet indien
hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht
van het veilig besturen van uw auto kan
worden afgeleid. Neem altijd de gangbare
beperkingen en aanwijzingen voor wegge-
bruikers in acht, boven het advies en de be-
geleiding die dit product biedt. Volg strikt
de geldende verkeersregels, ook als dit pro -
duct tegenstrijdige aanwijzingen geeft.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Bouw dit product niet in op plaatsen waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan hin-
deren, (ii) de werking van een van de bedie-
ningssystemen of veiligheidsvoorzieningen
van de auto, inclusief airbags en knoppen
van waarschuwingsknipperlichten nadelig
kan beïnvloeden of (iii) een belemmering
kan vormen voor het vermogen van de be-
stuurder om het voertuig veilig te bedienen.
In bepaalde gevallen is het wellicht niet
mogelijk dit product in te bouwen vanwege
het type voertuig of de vorm van het interi-
eur van het voertuig.
Nl
120
Hoofdstuk
01
BELANGRIJKE INFORMATIE
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
LEES DEZE INFORMATIE
BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN
BEWAAR DE INFORMATIE
VOOR LATERE NASLAG
1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u
het navigatiesysteem gaat inbouwen.
2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in
de toekomst.
3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht
en volg de instructies nauwkeurig op.
4 Wanneer het systeem de eerste maal wordt
opgestart, kan het bericht Preparing to start
up system...please wait verschijnen aange-
zien de resterende batterijspanning laag kan
zijn. Als u dit bericht ziet, moet u het toestel
niet bedienen totdat het bericht Ready to
start up system. wordt weergegeven.
5 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navi-
gatiesysteem foutieve informatie op het
scherm tonen betreffende de positie van uw
auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u
op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook
heeft het systeem een aantal beperkingen,
zoals het ontbreken van informatie over een-
richtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen
en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen be-
oordelingsvermogen heeft daarom te allen
tijde voorrang op de informatie die het sys-
teem geeft.
6 Evenals bij het gebruik van andere accessoi-
res in uw auto dient u erop te letten dat het
navigatiesysteem niet uw aandacht van de
weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij
de bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
langs de weg voordat u het probleem probeert
op te lossen.
7 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheids-
gordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans
op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheids-
gordel niet draagt.
8 Bepaalde wetten en regels van de landelijke
zowel als plaatselijke overheid kunnen de
plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw
voertuig verbieden of beperken. Volg bij het
gebruik, de installatie en de bediening van uw
navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en
regels stipt op.
Nl
121
Hoofdstuk
Nederlands
02
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
losraken op de plaats waar de draad van
het interieur naar de motorruimte loopt.
Als de isolatie van de gele draad door het
contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een
zeer gevaarlijke situatie leidt.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo
worden geleid en bevestigd dat ze niet
verstrikt raken in de bewegende onderde-
len van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnel-
lingshendel, de handrem, de geleiings-
rails voor de verstelbare stoelen, de
portieren of een van de regelmechanis-
men van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Alvorens u dit product
inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf
voor het installeren de negatieve () accu-
kabel los te maken.
Nl
122
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op het product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC stand Geen ACC stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort, d.w.
z. de blauwe stekker op de blauwe poort,
zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt ge-
bruikt, mag de * zijde van de speaker-
draad niet direct worden geaard en mogen
de * zijden van de speakerdraden niet met
elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat
* zijde van de speakerdraad wordt verbon-
den met de * zijde van de speakerdraad
op het navigatiesysteem.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer dit toestel is ingeschakeld, wordt
er een stuursignaal geproduceerd via de
blauw/witte kabel. Sluit deze aan op de af-
stand bedieningsaansluiting van een exter-
ne eindversterker of op de stuuraansluiting
van het autoantennerelais (max. 300 mA,
12 V DC). Als het voertuig is voorzien van
een ruitantenne, sluit de kabel dan aan op
de stroomaansluiting van de antenne-sig-
naalversterker.
! Verbind de blauw/witte kabel in geen geval
met de stroomaansluiting van een externe
eindversterker. Sluit deze kabel ook niet
aan op de stroomaansluiting van de auto-
antenne. Dit kan leiden tot het leeglopen
van de accu of tot storingen.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
123
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Bijgeleverde accessoires
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB-stekker
GPS-antenne Microfoon
Nl
124
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Nl
125
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Systeemcomponenten aansluiten
3,55 m
De navigatie-eenheid
Groen
Antenneaansluiting
1,5 m
RDS-TMC tuner
Antenne
van het
voertuig
30 cm
1 m
USB-aansluiting
Sluit de interfacekabel van een iPod of een
geschikt USB-geheugenapparaat aan.
AUX-aansluiting
Gebruik een kabel met een
stereo-ministekker om externe
apparatuur aan te sluiten.
Dock-aansluiting
USB-interfacekabel voor iPod
(CD-IU50) (los verkrijgbaar)
*1
Raadpleeg de
Bedieningshandleiding voor
meer informatie over de
bediening en compatibiliteit.
iPod met
Dock-aansluiting *1
Nl
126
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
GPS-antenne
WAARSCHUWING
Om het risico op ongevallen en mogelijke overtreding van toepasselijke
wetten en regels te voorkomen, mag dit product terwijl er met het voertuig
gereden wordt, uitsluitend voor navigatiedoeleinden worden gebruikt.
4 m
WIRED REMOTE INPUT
Raadpleeg de handleiding van de
adapter voor een afstandsbediening
met draad (los verkrijgbaar).
Microfoon
Nl
127
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (1)
*1
*3
*2
*4
ISO stekker
Afhankelijk van het soort voertuig is het
mogelijk dat de functies van 2* en 4* anders
zijn. Let er in een dergelijk geval op dat u 1* op
4* en 3* op 2* aansluit.
Sluit draden van dezelfde
kleur op elkaar aan.
Geel (*2)
Back-up
(of accessoire)
Rood (*4)
Accessoire
(of back-up)
Geel (*1)
Naar een aansluiting die altijd van
stroom wordt voorzien, ongeacht
de stand van het contact.
Rood (*3)
Naar een elektrische aansluiting die
aan/uit (ON/OFF) geschakeld wordt
met het contactslot (12 V gelijkstroom).
Oranje/wit
Naar de aansluiting van de verlichtingsschakelaar.
Zwart (aarde)
Naar voertuigchassis (metaal).
In sommige voertuigen kan de ISO stekker in
twee stukken gedeeld zijn. Sluit in een dergelijk
geval beide stekkers aan.
Het voertuig kan een dempingssignaal naar deze
aansluiting sturen.
Opmerking
Opmerking
Opmerkingen
· Wanneer er een subwoofer (*7) is aangesloten op dit
navigatiesysteem in plaats van een achterluidspreker,
moet u de instelling voor de achteruitgang
veranderen in de Begininstellingen. (Raadpleeg de
Bedieningshandleiding.) Dit navigatiesysteem
produceert een mono subwoofer-uitgangssignaal.
· Bij gebruik van een van 70 W (2 ), moet u voor de
aansluiting de paarse en paars/zwarte draden van dit
navigatiesysteem gebruiken. Sluit niets aan op de
groene en groen/zwarte draden.
Luidsprekerdraden
Wit: Links voor
Wit/zwart: Links voor
Grijs: Rechts voor
Grijs/zwart: Rechts voor
Groen: Links achter of subwoofer (*7)
Groen/zwart: Links achter of subwoofer (*7)
Paars: Rechts achter of subwoofer (*7)
Paars/zwart: Rechts achter of subwoofer (*7)
Geel/zwart
Nl
128
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
De navigatie-eenheid
Blauw/wit (*5)
Blauw/wit (*6)
Naar de regelklem van het autoantennerelais
(max. 300 mA 12 V DC).
De penposities van de ISO stekker hangen
mede af van het type voertuig. Sluit *5 en *6
aan wanneer pen 5 de antenne aanstuurt.
In andere typen voertuigen mogen *5 en *6
nooit worden aangesloten.
Zekering (10 A)
Stroomsnoer
Nl
129
Hoofdstuk
Nederlands
03
Aansluitingen
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Stroomsnoer
DE LICHT GROENE DRAAD MOET WORDEN
AANGESLOTEN OP DE STROOMDRAAD VOOR DE
HANDREMSCHAKELAAR OMDAT DEZE IS BEDOELD
VOOR HET DETECTEREN VAN DE STAND VAN DE
HANDREM. ONDEUGDELIJKE AANSLUITING OF
ONJUIST GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN IN STRIJD
ZIJN MET TOEPASSELIJKE REGELGEVING EN KAN
LEIDEN TOT ERNSTIG LETSEL OF SCHADE.
Licht groen
Voor het bepalen of de handrem is aangetrokken of niet. Deze draad moet
worden aangesloten op de stroomkant van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd gemaakt wordt of helemaal niet,
zullen bepaalde functies van uw navigatiesysteem niet gebruikt
kunnen worden.
Stroomdraad
Aarde
Handremschakelaar
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar vast.
Knijp de klem stevig dicht met
een smalle tang.
WAARSCHUWING
De navigatie-eenheid
Nl
130
Hoofdstuk
03
Aansluitingen
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor:
Het letsel kan toebrengen aan de be-
stuurder of de passagiers wanneer
plotseling hard geremd wordt.
Het een belemmering kan vormen voor
de bediening van het voertuig door de
bestuurder, zoals op de vloer voor de
stoel van de bestuurder, of dichtbij het
stuur of de versnellingshendel.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door de trilling
kunnen isolatiedraden beschadigd raken,
met als gevolg kortsluiting of anderssoor-
tige beschadigingen aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
juist wordt ingebouwd. Als bepaalde on-
derdelen niet bij het product zijn geleverd,
moet u geschikte onderdelen op de voor-
geschreven wijze gebruiken nadat u de
geschiktheid van de betreffende onderde-
len bij uw dealer hebt nagevraagd. Als u
andere onderdelen dan de bijgeleverde
onderdelen gebruikt of onderdelen die
niet geschikt zijn, kunnen deze beschadi-
gingen aan de interne onderdelen van het
product veroorzaken of kunnen deze on-
derdelen en het product losraken.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen
en geraakt kunnen worden door een por-
tier of stoelverschuivingsmechanisme,
met eventueel kortsluiting tot gevolg.
! Controleer nadat u het navigatiesysteem
heeft ingebouwd of de andere apparatuur
in uw auto naar behoren werkt.
! Bouw dit navigatiesysteem niet in op
plaatsen waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan hinderen, (ii) de werking van
een van de bedieningssystemen of veilig-
heidsvoorzieningen van de auto, inclusief
airbags en knoppen van waarschuwings-
knipperlichten nadelig kan beïnvloeden
of (iii) een belemmering kan vormen voor
het vermogen van de bestuurder om het
voertuig veilig te bedienen.
! Bouw het navigatiesysteem in tussen de
stoel van de bestuurder en de stoel van de
voorste inzittende, zodat het niet wordt
geraakt door de bestuurder of inzittende
als het voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast plekken in het dash-
board, portier of de stijlen van het voer-
tuig waar een airbag zich kan ontplooien.
Raadpleeg het instructieboekje van uw
voertuig voor meer informatie omtrent de
plekken waar de airbags zich bevinden en
hoe zij zich zullen ontplooien.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Nl
132
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Daarnaast dient u elke antennedraad zover
mogelijk van de andere antennedraden te leg-
gen. Bind de draden niet samen, leg ze niet
naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen.
Door de elektromagnetische ruis die daardoor
ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats
waar het display bevestigd is vergroot.
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als
het voor het installeren van dit product
nodig blijkt gaten te boren of andere wijzi-
gingen aan te brengen aan de auto.
! Voordat u het apparaat definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Dit navigatiesysteem
inbouwen
Opmerkingen betreffende het
inbouwen
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
plaatsen waar ze kunnen worden blootge-
steld aan hoge temperaturen of vocht,
zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Op plaatsen waar water op het apparaat
terecht kan komen, zoals dicht in de
buurt van een portier.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer de navigatie-eenheid op een hori-
zontaal oppervlak binnen een hoek van 0
graden tot 30 graden (binnen 10 graden
naar links of rechts). Een verkeerde installa-
tie van het apparaat waarbij het oppervlak
meer dan het toegestane aantal graden ge-
kanteld is, verhoogt het risico op fouten in
het locatiedisplay en leidt tot minder goede
prestaties van het display.
30°
10° 10°
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Dashboard
5 cm
10 cm
Laat voldoende ruimte vrij
Nl
133
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
! Ingeval van oververhitting wordt de halfge-
leider laser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
! Dit navigatiesysteem mag niet op een
plaats worden ingebouwd waar het losma-
ken van het afneembare paneel van het
hoofdtoestel kan worden belemmerd door
de versnellingspook of een ander voorwerp.
Voordat u het navigatiesysteem inbouwt,
moet u controleren of er voldoende ruimte
is zodat het afneembare paneel de bedie-
ning van de versnellingspook niet belem-
mert wanneer het paneel wordt
losgemaakt. Dit om interferentie met de
versnellingspook of een foutieve werking
van het mechanisme voor het losmaken
van het paneel te voorkomen.
Bijgeleverde accessoires
! De met een asterisk (*1) gemarkeerde on-
derdelen zijn reeds geïnstalleerd.
! De met een asterisk (*2) gemarkeerde on-
derdelen zijn alleen bedoeld voor gebruik in
de winkel waar het product wordt verkocht.
De navigatie-eenheid Houder*1
Zijbeugels*1
(2 st.)
Schroef*1
(3 mm × 6 mm) (8 st.)
Schroef voor het beves-
tigen van de zijbeu-
gel*1
(5 mm × 6 mm) (4 st.)
Afwerkingsrand*1
Schroef*2
(2 mm × 8 mm)
(1 st.)
Nl
134
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Vóór het installeren van dit
navigatie-eenheid
1 Verwijder de afwerkingsrand.
Buig de bovenkant en de onderkant van de af-
werkingsrand naar buiten om deze te verwijde-
ren.
Afwerkingsrand
2 Verwijder de houder.
Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de
houder te verwijderen.
Houder
Schroef (3 mm × 6 mm)
Installatie met de houder en
zijbeugel
1 Installeer de houder in het dashboard.
Nadat u de houder in het dashboard hebt ge-
plaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte
van het dashboardmateriaal en buigt u deze
om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met ge-
bruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om het navigatie-eenheid te
vergrendelen.)
Dashboard
Houder
2 Installeer dit navigatie-eenheid en
draai de schroeven vast.
Dashboard
Schroef (3 mm × 6 mm)
Nl
135
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
3 Bevestig de afwerkingsrand.
Afwerkingsrand
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van het navigatie-eenheid
1 Verwijder de zijbeugels.
Zijbeugel
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel
(5 mm 6 mm)
2 De navigatie-eenheid op de montage-
plaatjes van de orignele autoradio vastzet-
ten.
Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat
zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen)
met de schroefgaten van de beugel, en draai
de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant
vast.
Gebruik de schroeven (5 mm × 8 mm) (los ver-
krijgbaar), afhankelijk van de vorm van de
schroefgaten in de beugel.
Dashboard of console
Montageplaatjes van de orignele
autoradio
Buig het palletje naar beneden
indien het in de weg zit.
Schroef
(5 mm × 8 mm)
(los verkrijgbaar)
Nl
136
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Bevestigen van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het
bevestigen
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid onbevredigend zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner, aangezien dit resulteert in een la-
gere gevoeligheid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestatie van de antenne beïnvloedt.
Bijgeleverde accessoires
GPS-antenne Metalen plaatje
Nl
137
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere
sensoren of de ventilatie-openingen in het
dashboard van het voertuig, want hierdoor
kan de juiste werking van de sensoren of
ventilatie-openingen belemmerd worden en
is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet
goed meer met de metalen plaat onderaan
correct en stevig op het dashboard bevestigd
kan worden.
Bevestig het metalen plaatje op een zo hori-
zontaal mogelijke ondergrond op een plaats
waar de GPS-antenne de golven door de ruit
kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het
metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een
magneet aan de onderzijde.)
Het metalen plaatje bevat een
sterk kleefmiddel, dat na
verwijdering sporen op het
oppervlak kan achterlaten.
Opmerking
GPS-antenne
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
Nl
138
Hoofdstuk
04
Inbouwen
Opmerkingen
! Let er bij het aanbrengen van het metalen
plaatje op dat het niet in kleine onderdelen
wordt gesneden.
! De ruiten van sommige autos laten de sig-
nalen van de GPS-satellieten niet door. In
dat geval dient u de GPS-antenne aan de
buitenzijde van de auto te bevestigen.
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem nadat het systeem is uitgezet. (ACC
OFF)
Bijgeleverde accessoires
Microfoon Microfoonklem
Dubbelzijdig tape
Montage op de zonneklep
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoonklem Microfoon
Nl
139
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad waar
nodig binnenin de auto te
bevestigen.
Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de
klep omhoog staat. De microfoon kan de stem
van de bestuurder niet opvangen wanneer de
zonneklep naar beneden is geklapt.
Installatie op stuurkolom
% Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Dubbelzijdig tape
Plaats de microfoon op de stuur-
kolom en houd hem uit de buurt
van het stuurwiel.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
140
Hoofdstuk
04
Inbouwen
De hoek van de microfoon
aanpassen
De hoek van de microfoon kan worden inge-
steld.
Nl
141
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen
Na het inbouwen van dit
navigatiesysteem
1 Sluit de accu aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op
de juiste wijze zijn gemaakt en dit product cor-
rect is ingebouwd. Monteer de auto-onderde-
len die u bij het inbouwen van het apparaat
heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel
() weer op de massapool () van de accu aan.
2 Start de motor.
3 Druk op de RESET toets terwijl het af-
neembare paneel is aangebracht.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt
van een pen, op de RESET toets van het navi-
gatietoestel.
4 Maak de volgende instellingen.
= Zie de Bedieningshandleiding voor meer
details over de bediening.
1 Stel de taal in.
2 Rijd over een normale weg totdat de GPS
het signaal begint te ontvangen.
3 Maak enkele vereiste instellingen.
! Instelling van de tijd
! Verander de andere instellingen naar
wens
Opmerking
Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op
een veilige plaats te controleren of het voertuig
normaal functioneert.
Nl
142
Hoofdstuk
05
Na installatie
Nl
143
Nederlands

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING 120 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG 121 Aansluitingen Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 122 Alvorens u dit product inbouwt 122 Voorkomen van beschadigingen 123 – Opmerking over de blauw/witte draad 123 Bijgeleverde accessoires 124 Systeemcomponenten aansluiten 126 Het stroomsnoer aansluiten (1) 128 Het stroomsnoer aansluiten (2) 130 Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker 131 Bevestigen van de GPS-antenne 137 – Opmerkingen betreffende het bevestigen 137 – Bijgeleverde accessoires 137 – Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) 138 De microfoon installeren 139 – Bijgeleverde accessoires 139 – Montage op de zonneklep 139 – Installatie op stuurkolom 140 – De hoek van de microfoon aanpassen 141 Na installatie Na het inbouwen van dit navigatiesysteem 142 Nederlands Inbouwen Voorzorgen voor installatie 132 Voorkomen van elektromagnetische storingen 132 Voor de installatie 133 Dit navigatiesysteem inbouwen 133 – Opmerkingen betreffende het inbouwen 133 – Bijgeleverde accessoires 134 – Vóór het installeren van dit navigatieeenheid 135 – Installatie met de houder en zijbeugel 135 – Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid 136 Nl 119 Hoofdstuk 01 BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING ! De navigatie-elementen van dit product zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bedining van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. ! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiestations of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. ! Gebruik dit navigatiesysteem niet indien hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht van het veilig besturen van uw auto kan worden afgeleid. Neem altijd de gangbare beperkingen en aanwijzingen voor weggebruikers in acht, boven het advies en de begeleiding die dit product biedt. Volg strikt de geldende verkeersregels, ook als dit product tegenstrijdige aanwijzingen geeft. ! In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw voertuig beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke handleidingen die bij het navigatiesysteem worden geleverd. ! Bouw dit product niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. In bepaalde gevallen is het wellicht niet mogelijk dit product in te bouwen vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur van het voertuig. 120 Nl Hoofdstuk BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWING Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG 02 oordelingsvermogen heeft daarom te allen tijde voorrang op de informatie die het systeem geeft. 6 Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van de weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats langs de weg voordat u het probleem probeert op te lossen. 7 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet draagt. 8 Bepaalde wetten en regels van de landelijke zowel als plaatselijke overheid kunnen de plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw voertuig verbieden of beperken. Volg bij het gebruik, de installatie en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels stipt op. Nederlands 1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. 2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in de toekomst. 3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht en volg de instructies nauwkeurig op. 4 Wanneer het systeem de eerste maal wordt opgestart, kan het bericht “Preparing to start up system...please wait” verschijnen aangezien de resterende batterijspanning laag kan zijn. Als u dit bericht ziet, moet u het toestel niet bedienen totdat het bericht “Ready to start up system.” wordt weergegeven. 5 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navigatiesysteem foutieve informatie op het scherm tonen betreffende de positie van uw auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook heeft het systeem een aantal beperkingen, zoals het ontbreken van informatie over eenrichtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen beNl 121 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem BELANGRIJK ! Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. ! Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. ! Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen losraken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt. ! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading rond de stuurkolom, rond de versnellingspook of andere bedieningsorganen vast komt te zitten. U moet dit product, de kabels en andere bedrading zo installeren dat deze het besturen van het voertuig niet verhinderen of belemmeren. ! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet verstrikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleiingsrails voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen van het voertuig. ! Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk perma- 122 Nl nente beschadiging aan dit product optreedt. ! Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting. ! Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed meer functioneert. ! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. Alvorens u dit product inbouwt ! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12 Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit niet, dan kunnen brand of storingen het gevolg zijn. ! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf voor het installeren de negatieve (–) accukabel los te maken. Hoofdstuk Aansluitingen 03 Voorkomen van beschadigingen WAARSCHUWING F O T Geen ACC stand T ! Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. ! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w. Opmerking over de blauw/ witte draad ! Wanneer dit toestel is ingeschakeld, wordt er een stuursignaal geproduceerd via de blauw/witte kabel. Sluit deze aan op de afstand bedieningsaansluiting van een externe eindversterker of op de stuuraansluiting van het autoantennerelais (max. 300 mA, 12 V DC). Als het voertuig is voorzien van een ruitantenne, sluit de kabel dan aan op de stroomaansluiting van de antenne-signaalversterker. ! Verbind de blauw/witte kabel in geen geval met de stroomaansluiting van een externe eindversterker. Sluit deze kabel ook niet aan op de stroomaansluiting van de autoantenne. Dit kan leiden tot het leeglopen van de accu of tot storingen. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor de automatische antenne of de antennesignaalversterker. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. Nl Nederlands STAR STAR ACC stand OF ACC O N F N OF ! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W (uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W (impedantiewaarde). Gebruik geen luidsprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel. ! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt. ! Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op het product staat aangegeven. ! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. ! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand op de contactschakelaar. z. de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz. ! Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. ! Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt gebruikt, mag de * zijde van de speakerdraad niet direct worden geaard en mogen de * zijden van de speakerdraden niet met elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat * zijde van de speakerdraad wordt verbonden met de * zijde van de speakerdraad op het navigatiesysteem. 123 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Bijgeleverde accessoires De navigatie-eenheid RDS-TMC tuner GPS-antenne 124 Nl Stroomsnoer USB-stekker Microfoon Hoofdstuk Aansluitingen 03 Nederlands Nl 125 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Systeemcomponenten aansluiten 3,55 m Groen De navigatie-eenheid AUX-aansluiting Gebruik een kabel met een stereo-ministekker om externe apparatuur aan te sluiten. Antenneaansluiting 1,5 m USB-aansluiting Sluit de interfacekabel van een iPod of een geschikt USB-geheugenapparaat aan. 1m 30 cm iPod met Dock-aansluiting *1 Antenne van het voertuig RDS-TMC tuner Dock-aansluiting *1 Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor meer informatie over de bediening en compatibiliteit. USB-interfacekabel voor iPod (CD-IU50) (los verkrijgbaar) 126 Nl Hoofdstuk Aansluitingen 03 GPS-antenne Microfoon 4m WIRED REMOTE INPUT Raadpleeg de handleiding van de adapter voor een afstandsbediening met draad (los verkrijgbaar). WAARSCHUWING Om het risico op ongevallen en mogelijke overtreding van toepasselijke wetten en regels te voorkomen, mag dit product terwijl er met het voertuig gereden wordt, uitsluitend voor navigatiedoeleinden worden gebruikt. Nederlands Nl 127 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (1) Opmerkingen Opmerking Afhankelijk van het soort voertuig is het mogelijk dat de functies van 2* en 4* anders zijn. Let er in een dergelijk geval op dat u 1* op 4* en 3* op 2* aansluit. *2 *1 *4 *3 · Wanneer er een subwoofer (*7) is aangesloten op dit navigatiesysteem in plaats van een achterluidspreker, moet u de instelling voor de achteruitgang veranderen in de Begininstellingen. (Raadpleeg de Bedieningshandleiding.) Dit navigatiesysteem produceert een mono subwoofer-uitgangssignaal. · Bij gebruik van een van 70 W (2 Ω), moet u voor de aansluiting de paarse en paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem gebruiken. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Sluit draden van dezelfde kleur op elkaar aan. Geel (*2) Back-up (of accessoire) Geel (*1) Naar een aansluiting die altijd van stroom wordt voorzien, ongeacht de stand van het contact. Rood (*4) Accessoire (of back-up) Rood (*3) Naar een elektrische aansluiting die aan/uit (ON/OFF) geschakeld wordt met het contactslot (12 V gelijkstroom). Oranje/wit Naar de aansluiting van de verlichtingsschakelaar. Zwart (aarde) Naar voertuigchassis (metaal). ISO stekker Geel/zwart Het voertuig kan een dempingssignaal naar deze aansluiting sturen. Opmerking In sommige voertuigen kan de ISO stekker in twee stukken gedeeld zijn. Sluit in een dergelijk geval beide stekkers aan. 128 Nl Luidsprekerdraden Wit: Links voor  Wit/zwart: Links voor  Grijs: Rechts voor  Grijs/zwart: Rechts voor  Groen: Links achter  of subwoofer  (*7) Groen/zwart: Links achter  of subwoofer  (*7) Paars: Rechts achter  of subwoofer  (*7) Paars/zwart: Rechts achter  of subwoofer  (*7) Hoofdstuk Aansluitingen 03 De navigatie-eenheid Zekering (10 A) Stroomsnoer Nederlands Blauw/wit (*5) Blauw/wit (*6) Naar de regelklem van het autoantennerelais (max. 300 mA 12 V DC). De penposities van de ISO stekker hangen mede af van het type voertuig. Sluit *5 en *6 aan wanneer pen 5 de antenne aanstuurt. In andere typen voertuigen mogen *5 en *6 nooit worden aangesloten. Nl 129 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (2) De navigatie-eenheid Stroomsnoer Licht groen Voor het bepalen of de handrem is aangetrokken of niet. Deze draad moet worden aangesloten op de stroomkant van de handremschakelaar. Als deze verbinding verkeerd gemaakt wordt of helemaal niet, zullen bepaalde functies van uw navigatiesysteem niet gebruikt kunnen worden. WAARSCHUWING DE LICHT GROENE DRAAD MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMDRAAD VOOR DE HANDREMSCHAKELAAR OMDAT DEZE IS BEDOELD VOOR HET DETECTEREN VAN DE STAND VAN DE HANDREM. ONDEUGDELIJKE AANSLUITING OF ONJUIST GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN IN STRIJD ZIJN MET TOEPASSELIJKE REGELGEVING EN KAN LEIDEN TOT ERNSTIG LETSEL OF SCHADE. Aansluitmethode Klem de stroomdraad van de handremschakelaar vast. Knijp de klem stevig dicht met een smalle tang. 130 Nl Stroomdraad Aarde Handremschakelaar Hoofdstuk 04 Inbouwen Voorzorgen voor installatie BELANGRIJK ! Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor: — Het letsel kan toebrengen aan de bestuurder of de passagiers wanneer plotseling hard geremd wordt. — Het een belemmering kan vormen voor de bediening van het voertuig door de bestuurder, zoals op de vloer voor de stoel van de bestuurder, of dichtbij het stuur of de versnellingshendel. ! Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. ! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door de trilling kunnen isolatiedraden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of anderssoortige beschadigingen aan het voertuig. ! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product juist wordt ingebouwd. Als bepaalde onderdelen niet bij het product zijn geleverd, moet u geschikte onderdelen op de voorgeschreven wijze gebruiken nadat u de geschiktheid van de betreffende onderdelen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als u andere onderdelen dan de bijgeleverde onderdelen gebruikt of onderdelen die niet geschikt zijn, kunnen deze beschadigingen aan de interne onderdelen van het product veroorzaken of kunnen deze onderdelen en het product losraken. ! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading rond de stuurkolom, rond de versnellingspook of andere bedieningsorganen vast komt te zitten. U moet dit product, de kabels en andere bedrading zo installeren dat deze het besturen van het voertuig niet verhinderen of belemmeren. 132 Nl ! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen en geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. ! Controleer nadat u het navigatiesysteem heeft ingebouwd of de andere apparatuur in uw auto naar behoren werkt. ! Bouw dit navigatiesysteem niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. ! Bouw het navigatiesysteem in tussen de stoel van de bestuurder en de stoel van de voorste inzittende, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. ! Installeer het navigatiesysteem in geen geval voor of naast plekken in het dashboard, portier of de stijlen van het voertuig waar een airbag zich kan ontplooien. Raadpleeg het instructieboekje van uw voertuig voor meer informatie omtrent de plekken waar de airbags zich bevinden en hoe zij zich zullen ontplooien. Voorkomen van elektromagnetische storingen Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: ! FM, MG/LG-antenne met de kabel ! GPS-antenne met de kabel Hoofdstuk Inbouwen Daarnaast dient u elke antennedraad zover mogelijk van de andere antennedraden te leggen. Bind de draden niet samen, leg ze niet naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen. Door de elektromagnetische ruis die daardoor ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats waar het display bevestigd is vergroot. 04 ! Installeer de navigatie-eenheid op een horizontaal oppervlak binnen een hoek van 0 graden tot 30 graden (binnen 10 graden naar links of rechts). Een verkeerde installatie van het apparaat waarbij het oppervlak meer dan het toegestane aantal graden gekanteld is, verhoogt het risico op fouten in het locatiedisplay en leidt tot minder goede prestaties van het display. Voor de installatie ! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als het voor het installeren van dit product nodig blijkt gaten te boren of andere wijzigingen aan te brengen aan de auto. ! Voordat u het apparaat definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. 30° 10° 10° Dit navigatiesysteem inbouwen Opmerkingen betreffende het inbouwen Dashboard Nederlands ! Installeer dit navigatiesysteem niet op plaatsen waar ze kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: — Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. — Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. — Op plaatsen waar water op het apparaat terecht kan komen, zoals dicht in de buurt van een portier. ! Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging. De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. ! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. 5 cm 10 cm Laat voldoende ruimte vrij Nl 133 Hoofdstuk 04 Inbouwen ! Ingeval van oververhitting wordt de halfgeleider laser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. ! Dit navigatiesysteem mag niet op een plaats worden ingebouwd waar het losmaken van het afneembare paneel van het hoofdtoestel kan worden belemmerd door de versnellingspook of een ander voorwerp. Voordat u het navigatiesysteem inbouwt, moet u controleren of er voldoende ruimte is zodat het afneembare paneel de bediening van de versnellingspook niet belemmert wanneer het paneel wordt losgemaakt. Dit om interferentie met de versnellingspook of een foutieve werking van het mechanisme voor het losmaken van het paneel te voorkomen. Bijgeleverde accessoires ! De met een asterisk (*1) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd. ! De met een asterisk (*2) gemarkeerde onderdelen zijn alleen bedoeld voor gebruik in de winkel waar het product wordt verkocht. De navigatie-eenheid Houder*1 Zijbeugels*1 (2 st.) Schroef*1 (3 mm × 6 mm) (8 st.) Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel*1 (5 mm × 6 mm) (4 st.) Afwerkingsrand*1 Schroef*2 (2 mm × 8 mm) (1 st.) 134 Nl Hoofdstuk Inbouwen 04 Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid jes 90 graden om het navigatie-eenheid te vergrendelen.) Dashboard 1 Verwijder de afwerkingsrand. Buig de bovenkant en de onderkant van de afwerkingsrand naar buiten om deze te verwijderen. Houder Afwerkingsrand 2 Verwijder de houder. Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de houder te verwijderen. 2 Installeer dit navigatie-eenheid en draai de schroeven vast. Dashboard Houder Schroef (3 mm × 6 mm) Nederlands Schroef (3 mm × 6 mm) Installatie met de houder en zijbeugel 1 Installeer de houder in het dashboard. Nadat u de houder in het dashboard hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte van het dashboardmateriaal en buigt u deze om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met gebruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip- Nl 135 Hoofdstuk Inbouwen 04 3 Bevestig de afwerkingsrand. Buig het palletje naar beneden indien het in de weg zit. Montageplaatjes van de orignele autoradio Afwerkingsrand Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid 1 Verwijder de zijbeugels. Zijbeugel Schroef (5 mm × 8 mm) (los verkrijgbaar) Dashboard of console Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel (5 mm  6 mm) 2 De navigatie-eenheid op de montageplaatjes van de orignele autoradio vastzetten. Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen) met de schroefgaten van de beugel, en draai de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant vast. Gebruik de schroeven (5 mm × 8 mm) (los verkrijgbaar), afhankelijk van de vorm van de schroefgaten in de beugel. 136 Nl Hoofdstuk Inbouwen 04 Bevestigen van de GPSantenne Bijgeleverde accessoires BELANGRIJK Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. GPS-antenne Metalen plaatje Opmerkingen betreffende het bevestigen ! De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Dashboard Hoedenplank Nederlands ! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid onbevredigend zijn. ! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner, aangezien dit resulteert in een lagere gevoeligheid van de GPS-antenne. ! Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. ! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestatie van de antenne beïnvloedt. Nl 137 Hoofdstuk 04 Inbouwen Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) WAARSCHUWING Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dashboard van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-openingen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed meer met de metalen plaat onderaan correct en stevig op het dashboard bevestigd kan worden. Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats waar de GPS-antenne de golven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.) GPS-antenne Metalen plaatje Verwijder het beschermvel aan de onderkant van het plaatje. Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz. Opmerking Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmiddel, dat na verwijdering sporen op het oppervlak kan achterlaten. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 138 Nl Hoofdstuk Inbouwen Opmerkingen ! Let er bij het aanbrengen van het metalen plaatje op dat het niet in kleine onderdelen wordt gesneden. ! De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. 04 De microfoon installeren ! Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen. ! Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem nadat het systeem is uitgezet. (ACC OFF) Bijgeleverde accessoires Microfoon Microfoonklem Dubbelzijdig tape Montage op de zonneklep 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. Microfoonklem Microfoon Nederlands Nl 139 Hoofdstuk 04 Inbouwen 2 Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep. Microfoonklem Installatie op stuurkolom % Bevestig de microfoon op de stuurkolom. Dubbelzijdig tape Plaats de microfoon op de stuurkolom en houd hem uit de buurt van het stuurwiel. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 140 Nl Hoofdstuk Inbouwen 04 De hoek van de microfoon aanpassen De hoek van de microfoon kan worden ingesteld. Nederlands Nl 141 Hoofdstuk Na installatie 05 Na het inbouwen van dit navigatiesysteem 1 Sluit de accu aan. Controleer nogmaals of alle aansluitingen op de juiste wijze zijn gemaakt en dit product correct is ingebouwd. Monteer de auto-onderdelen die u bij het inbouwen van het apparaat heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel (–) weer op de massapool (–) van de accu aan. 2 Start de motor. 3 Druk op de RESET toets terwijl het afneembare paneel is aangebracht. Druk met een spits voorwerp, zoals de punt van een pen, op de RESET toets van het navigatietoestel. 4 Maak de volgende instellingen. = Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening. 1 Stel de taal in. 2 Rijd over een normale weg totdat de GPS het signaal begint te ontvangen. 3 Maak enkele vereiste instellingen. ! Instelling van de tijd ! Verander de andere instellingen naar wens Opmerking Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op een veilige plaats te controleren of het voertuig normaal functioneert. 142 Nl Nederlands 143 Nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144

Pioneer AVIC F320 BT Gebruikershandleiding

Categorie
Microfoons
Type
Gebruikershandleiding