Pioneer AVIC F550 BT Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Pioneer AVIC F550 BT Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Installation Manual
Manuel dinstallation
NAVIGATION AV SYSTEM
SYSTEME DE NAVIGATION AV
SISTEMA DI NAVIGAZIONE AV
SISTEMA DE NAVEGACIÓN AV
NAVIGATIONS-/AV-SYSTEM
AV NAVIGATIESYSTEEM
AVIC-F550BT
Some wiring and installation are described in the
separate installation manual.
Certains câblages et procédés dinstallation sont décrits
dans le manuel dinstallation séparé.
Alcuni dati di cablaggio e installazione sono descritti nel
Manuale dinstallazione separato.
En el manual de instalación independiente se describe
parte del proceso de cableado e instalación.
Gewisse Verkabelungs- und Installationsarbeiten sind in
der separaten Einbauanleitung beschrieben.
Sommige bedradings- en installatie-informatie staat in
de afzonderlijke installatiehandleiding.
English NederlandsDeutschEspañolItalianoFrançais
Voorzorgen
Uw nieuwe navigatiesysteem en deze
handleiding 112
Belangrijke veiligheidsvoorschriften 112
Behandeling van de microSD-kaart 113
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 114
Voor u dit product inbouwt 114
Voorkomen van beschadigingen 115
Opmerking over de blauw/witte
draad 115
Meegeleverde onderdelen 116
Systeemcomponenten aansluiten 118
De regelsignaalkabel aansluiten 120
Bij aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 121
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 122
Bij aansluiting van een externe
videocomponent 123
Gebruik van een AV-ingang (AUX) 123
Gebruik van een AV-ingang (USB) 123
Bij aansluiten van het achterdisplay 124
Bij gebruik van een achterdisplay dat
op de achtervideo-uitgang is
aangesloten 124
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 125
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 125
Voor de installatie 126
Inbouwen van het navigatiesysteem 126
Opmerkingen betreffende de
installatie 126
Meegeleverde onderdelen 127
Vóór het installeren van deze navigatie-
eenheid 127
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van de
navigatie-eenheid 127
Installeren van de GPS-antenne 128
Opmerkingen betreffende de
installatie 128
Meegeleverde onderdelen 128
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 129
De microfoon installeren 130
Meegeleverde onderdelen 130
Montage op de zonneklep 130
Installatie op stuurkolom 131
Na installatie
Na de installatie van dit product 132
Nl
111
Nederlands
Inhoudsopgave
Uw nieuwe navigatiesysteem
en deze handleiding
! De navigatie-elementen van dit product (en
de achteruitkijkcamera, indien aange-
schaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulp-
middel voor de bediening van uw voertuig.
U mag het autonavigatiesysteem niet be-
schouwen als vervanging van uw eigen be-
oordelingsvermogen en alertheid tijdens
het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
bureaus of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achter-
uitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als
dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht
afleidt van het veilig besturen van uw voer-
tuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersre-
gels en de vereiste veiligheidsmaatregelen
in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tij-
dens het gebruik van het systeem of als u
het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen,
dient u uw voertuig te parkeren op een vei-
lige plek en de handrem aan te trekken
voor u de nodige aanpassingen uitvoert.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Installeer dit product niet op een plek waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan be-
lemmeren, (ii) de werking van bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
het voertuig, zoals airbags, knoppen voor
noodverlichting enz., kan belemmeren, of
(iii) de bestuurder kan hinderen bij het vei-
lig besturen van het voertuig. In bepaalde
gevallen kan dit product niet worden geïn-
stalleerd vanwege het type voertuig of de
vorm van het interieur.
Belangrijke veiligheids-
voorschriften
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Dit product mag alleen door
een vakman worden ingebouwd. Wij advise-
ren u om alleen bevoegd Pioneer onder-
houdspersoneel, dat speciaal is opgeleid en
ervaring heeft met mobiele elektronica, dit
product te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN
DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of on-
derhoud van dit product en de aansluitkabels
bestaat de kans op een elektrische schok of
een andere gevaarlijke situatie, en kan het
navigatiesysteem schade oplopen die niet
onder de garantie valt.
! Lees de handleiding zorgvuldig door voor-
dat u het navigaties ysteem gaat inbouwen.
! Bewaar de handleiding zodat u er later nog
eens iets in kunt opzoeken.
! Neem alle waarschuwingsinformatie in
deze handleiding in acht en volg de instruc-
ties nauwkeurig op.
! Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie
van uw voertuig, de afstand tot objecten op
het scherm en kompasaanduidingen niet
correct aangeeft. Daarnaast heeft het sys-
teem bepaalde beperkingen, onder andere
dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke ver-
keerssituaties en gebieden waar veilig rij-
den op een bepaald moment wellicht niet
mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw
op uw eigen beoordelingsvermogen met
betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssi-
tuatie.
Nl
112
Hoofdstuk
01
Voorzorgen
! Evenals bij het gebruik van andere acces-
soires in uw auto dient u erop te letten dat
het navigatiesysteem niet uw aandacht van
het veilig besturen van uw voertuig afleidt,
want dit kan resulteren in ernstig of fataal
letsel. Indien u moeilijkheden heeft bij de
bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
voordat u het probleem probeert op te los-
sen.
! Tijdens het rijden dient u altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is
de kans op letsel aanzienlijk groter als u de
veiligheidsgordel niet of niet correct draagt.
! Bepaalde wetten en regels van de landelij-
ke zowel als plaatselijke overheid kunnen
de plaatsing en het gebruik van dit systeem
in uw voertuig verbieden of beperken. Volg
bij het gebruik, de installatie en de bedie-
ning van uw navigatiesysteem alle toepas-
selijke wetten en regels stipt op.
Behandeling van de
microSD-kaart
Er is een microSD-kaart in de SD-kaartsleuf
van dit navigatiesysteem geïnstalleerd. Zonder
de microSD-kaart zal het navigatiesysteem
niet juist werken.
Verwijder de microSD-kaart niet uit de SD-
kaartsleuf, behalve wanneer u een software-
update uitvoert.
= Zie de Bedieningshandleiding voor details.
Nl
113
Hoofdstuk
Nederlands
01
Voorzorgen
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
WAARSCHUWING
Probeer geen wijzigingen aan te brengen in
het interlocksysteem van de handrem of het
systeem uit te schakelen, want het systeem
is er voor uw veiligheid. Wijzigingen aan-
brengen in of uitschakelen van het interlock-
systeem van de handrem kan resulteren in
ernstig of fataal letsel.
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
kapot gaan op de plaats waar de draad
van het interieur naar de motorruimte
loopt. Als de isolatie van de gele draad
door het contact met metalen delen
scheurt of doorslijt, kan er kortsluiting
ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke
situatie leidt.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading
niet in de weg zitten bij of vast kunnen
komen in de bewegende onderdelen van
het voertuig, met name het stuur, de ver-
snelling, de handrem, de rails van de ver-
stelbare stoelen, of andere
bedieningsorganen van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting of sto-
ring.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter, enz.) niet
goed meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Voor u dit product inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluitingen in het elektrische sys-
teem te voorkomen, moet u de () accuka-
bel loskoppelen voor de installatie.
Nl
114
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op dit product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC-stand Geen ACC-stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort, d.w.
z. de blauwe stekker op de blauwe poort,
zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Omdat er een unieke BPTL-schakeling
wordt toegepast, mag u de * kant van de
speakerdraad niet direct aarden of de *
kant van een andere kant van de speaker-
draad samen aansluiten. U moet de * kant
van de speakerdraad aansluiten op de *
kant van de speakerdraad van dit navigatie-
systeem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met de afstandsbedienings-
aansluiting van een externe eindversterker,
de bedieningsaansluiting van het relais
voor een automatische antenne, of de be-
dieningsaansluiting voor een antennesig-
naalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/
witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
115
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Meegeleverde onderdelen
De navigatie-eenheid Regelsignaalkabel
AV-stekkersnoer Microfoon
GPS-antenne
Nl
116
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Nl
117
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Systeemcomponenten aansluiten
(*3)
Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt.
De navigatie-eenheid
Ingang voor bedrade afstandsbediening (SWC)
Raadpleeg de handleiding van de adapter voor de bedrade
afstandsbediening.
Regelsignaalkabel
(*2)
Sluit de USB-interfacekabel voor de iPod of een geschikt
USB-geheugenapparaat aan.
Antenne van het voertuig
Zekering (15 A)
(*1)
(*1)
Zorg dat de drie gele, groene en blauwe stekkers zijn vastgemaakt voordat het
systeem wordt aangesloten.
Stroomsnoer
Raadpleeg voor de aansluiting
de afzonderlijk bijgeleverde
bedradings- en
installatiehandleiding.
(*4)
Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening en de
compatibiliteit.
Microfoonaansluiting (MIC)
12 cm
12 cm
12 cm
25 cm
Nl
118
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
WAARSCHUWING
· Om de kans op een ongeluk of mogelijk overtreding van wettelijke bepalingen te
voorkomen, mag dit product nooit tijdens het besturen van een voertuig worden
gebruikt, behalve voor navigatiedoeleinden. Ook mogen achterdisplays zich niet
op een plaats bevinden waar ze de bestuurder visueel kunnen afleiden.
· In sommige landen is het bekijken van een beelden op een scherm in een
voertuig, zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke
regelgeving van toepassing is, moet deze worden nageleefd en mag de videobron
van dit product niet worden gebruikt.
(*4)
Microfoon
3 m
GPS-antenne
4 m
(*3)
(*2)
AV-kabel
(iPod/AV IN)
AV-kabel
(los verkrijgbaar)
USB-kabel
(los verkrijgbaar)
USB-interfacekabel voor de
iPod (los verkrijgbaar)
iPod of iPhone
Dock-
aansluitingspoort
Nl
119
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
De regelsignaalkabel aansluiten
De navigatie-eenheid
Roze (REVERSE)
Deze draad wordt aangesloten zodat dit product kan
vaststellen of het voertuig vooruit of achteruit rijdt.
Sluit de roze draad aan op de draad waarvan de
spanning verandert wanneer in de achteruit wordt
geschakeld. Wanneer deze verbinding niet wordt
gemaakt, kan de sensor niet vaststellen of uw
voertuig vooruit/achteruit rijdt waardoor de positie
van uw voertuig vastgesteld door de sensor mogelijk
niet overeenkomt met uw feitelijke positie.
DE GROEN/WITTE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER
IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE
PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN
OP DE STROOMDRAAD VAN DE
HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE
AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE
TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT
NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE
SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
moet deze draad altijd worden aangesloten. Het is
anders niet mogelijk om over te schakelen naar
het beeld van de achteruitkijkcamera.
Stroomdraad
Aarddraad
Handremschakelaar
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar hierin vast.
Klem stevig vast met een punttang.
WAARSCHUWING
Opmerking
Regelsignaalkabel
Groen/wit (BRAKE)
Sluit deze draad aan om de AAN/UIT status van
de handrem vast te stellen. De draad moet met
de stroomdraad van de handremschakelaar
worden verbonden.
Als deze verbinding verkeerd wordt
gemaakt of niet wordt gemaakt, kunnen
bepaalde functies van dit product niet
worden gebruikt.
De plaats van de handremschakelaar verschilt
afhankelijk van het voertuigmodel. Raadpleeg
uw officiële Pioneer dealer of een vakkundige
installateur.
Opmerking
Nl
120
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
De navigatie-eenheid
Systeem-afstandsbediening
U kunt de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen afhankelijk van uw
subwoofersysteem. (Zie de Bedieningshandleiding.)
Opmerking
Regelsignaalkabel
Blauw/wit (P.CONT)
Rood
(FULL/SW)
Wit
(FULL/SW)
Links
Rechts
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Achterluidspreker
of subwoofer
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Achterluidspreker
of subwoofer
Naar
systeembedieningsaansluiting
van de eindversterker
(max. 300 mA 12 V DC).
Sluit aan op voedingsaansluiting
(los verkrijgbaar) gelijkwaardig
aan P.CONT.
AV-stekkersnoer
Nl
121
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de schakelhendel in
REVERSE (R) wordt gezet. De Achteraan-
zicht stand stelt u ook in staat te controleren
wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden
bent.
p Zie de Bedieningshandleiding voor details.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OM-
GEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGE-
VEN BEELDEN VAN DE
ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG
GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt
om aanhangers in de gaten te houden, of bij
inparkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusement.
! Objecten op het beeld van de achteruitkijkca-
mera kunnen dichterbij of verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
! Wij wijzen u er op dat het door de achteruit-
kijkcamera weergegeven gebied iets kan ver-
schillen wanneer de beelden op het volledige
scherm worden weergegeven bij achteruit rij-
den en wanneer er met de camera naar ach-
teren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt
gereden.
De navigatie-eenheid
RCA-kabel
Regelsignaalkabel
Roze
(REVERSE)
Geel
(CAMERA VIDEO)
Achteruitkijkcamera
(bijv. ND-BC6)
(los verkrijgbaar)
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we
u naar De regelsignaalkabel aansluiten op bladzijde
120.
Opmerking
Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de
achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op an-
dere apparatuur.
Nl
122
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
externe videocomponent
Gebruik van een AV-ingang (AUX)
De navigatie-eenheid
AV-kabel met ministekker
(CD-RM10)
(los verkrijgbaar)
Geel
Wit, rood
Externe video-
component
(los verkrijgbaar)
AV-kabel
(iPod/AV IN)
AV-kabel
(los verkrijgbaar)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar
audio-uitgangen
Naar
video-uitgang
BELANGRIJK
Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10)
(los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u an-
dere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfigu-
ratie verschillen waardoor beeld en geluid niet
goed kunnen worden weergegeven.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Gebruik van een AV-ingang (USB)
USB-geheugenapparaat
De navigatie-eenheid
USB-kabel
(los verkrijgbaar)
Nl
123
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiten van het
achterdisplay
De navigatie-eenheid
Achterdisplay met
RCA-
ingangsaansluitingen
Naar audio-
ingangen
Wit, rood
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar video-
ingang
Geel
AV-stekkersnoer
Bij aansluiten op een
achterdisplay met een
RCA-audio-ingang
Bij gebruik van een achterdisplay
dat op de achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de video kan bekijken tijdens het rij-
den.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de video kunnen
bekijken.
Nl
124
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor het:
De bestuurder of passagiers kan ver-
wonden als het voertuig plotseling
stopt.
De bestuurder kan hinderen bij de be-
diening van het voertuig, bijvoorbeeld
op de vloer voor de bestuurdersstoel,
of in de buurt van het stuur of de ver-
snelling.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door trillingen kan
de isolatie van de draden beschadigd
raken, met als gevolg kortsluiting of an-
dere schade aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
correct wordt ingebouwd. Als bepaalde
onderdelen niet bij het product zijn gele-
verd, moet u geschikte onderdelen op de
voorgeschreven wijze gebruiken nadat u
de geschiktheid van de betreffende onder-
delen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als
u andere onderdelen dan de bijgeleverde
onderdelen gebruikt of onderdelen die
niet geschikt zijn, kunnen deze beschadi-
gingen aan de interne onderdelen van het
product veroorzaken of kunnen deze on-
derdelen en het product losraken.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt
kunnen worden door een portier of stoel-
verschuivingsmechanisme, met eventueel
kortsluiting tot gevolg.
! Controleer of alle andere apparatuur van
uw voertuig goed werkt na de installatie
van het navigatiesysteem.
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
een plek waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan belemmeren, (ii) de werking
van bedieningssystemen of veiligheids-
voorzieningen van het voertuig, zoals air-
bags, knoppen voor noodverlichting enz.,
kan belemmeren, of (iii) de bestuurder
kan hinderen bij het veilig besturen van
het voertuig.
! Installeer het navigatiesysteem tussen de
bestuurdersstoel en de voorste passa-
giersstoel, zodat het niet wordt geraakt
door de bestuurder of inzittende als het
voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast de locaties in het
dashboard, het portier of de deurstijl van
waar de airbags van uw voertuig tevoor-
schijn zullen komen. Raadpleeg het in-
structieboekje van uw voertuig voor de
locatie van de airbags.
! Het niet opvolgen van al deze voorzorgs-
maatregelen kan resulteren in ernstig of
fataal letsel.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Nl
125
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Bovendien moet u elke antennedraad zo ver
mogelijk van andere antennedraden en -kabels
houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs
elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen.
Elektromagnetische ruis vergroot de kans op
fouten bij de positiebepaling van uw
voertuig.
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er
voor de installatie gaten moeten worden
geboord, of als er andere wijzigingen in het
voertuig moeten worden aangebracht.
! Voordat u dit product definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Inbouwen van het
navigatiesysteem
Opmerkingen betreffende de
installatie
! Installeer het navigatiesysteem niet op
plaatsen die kunnen worden blootgesteld
aan hoge temperaturen of vocht, zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Plaatsen die blootgesteld kunnen wor-
den aan regen, zoals dicht bij een por-
tier of op de vloer van het voertuig.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer het navigatiesysteem horizontaal
op een oppervlak onder hoek van niet meer
dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 gra-
den naar links of rechts). Onjuiste installa-
tie van het toestel op een oppervlak dat
schuiner staat dan deze waarden vergroot
de kans op fouten bij de plaatsbepaling van
het voertuig en kan ook op andere manie-
ren leiden tot verminderde prestaties van
het scherm.
30°
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Laat voldoende
ruimte vrij
5 cm
5 cm
Nl
126
Hoofdstuk
03
Inbouwen
! De bedrading mag het op de afbeelding
hieronder aangegeven gebied niet afdek-
ken. Dit is vereist zodat de versterker en de
navigatieschakelingen hun overtollige
warmte kwijt kunnen.
Bedek dit gebied niet.
! In geval van oververhitting wordt de halfge-
leiderlaser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Meegeleverde onderdelen
De navigatie-eenheid Tape
(2 st.)
Schroef met afgeplatte
bolvormkop
(5 mm × 6 mm)
(6 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 7 mm)
(6 st.)
Vóór het installeren van deze
navigatie-eenheid
BELANGRIJK
De disc-speler werkt niet juist als u de twee
schroeven niet uit de navigatie-eenheid ver-
wijdert. Gebruik van de disc-speler zonder de
schroeven te verwijderen kan resulteren in
een defect.
1 Verwijder de twee transportschroeven.
2 Dek de twee schroefgaten af met de
stukjes tape die bij de navigatie-eenheid
worden geleverd.
Tape
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van de navigatie-eenheid
% De navigatie-eenheid op de montage-
beugel van de originele autoradio vastzet-
ten.
Plaats de navigatie-eenheid zo dat de schroef-
gaten uitgelijnd zijn met de schroefgaten in de
beugel en draai aan elke kant op drie plaatsen
de schroeven vast.
Nl
127
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Als de pal hindert bij de installatie,
mag u deze omlaagbuigen zodat hij
niet in de weg zit.
Dashboard of console
Schroef met afgeplatte
bolvormkop of schroef
met platte kop
Gebruik altijd de
schroeven die bij dit
navigatiesysteem
worden geleverd.
Montagebeugel van originele
autoradio
Installeren van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende de
installatie
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestaties van de antenne negatief beïn-
vloedt.
Meegeleverde onderdelen
GPS-antenne Dubbelzijdig plakband
Nl
128
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dash-
board van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-ope-
ningen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed en stevig meer
op het dashboard bevestigd kan worden met behulp van het dubbelzijdig plakband.
Bevestig het dubbelzijdig plakband zo horizon-
taal mogelijk op een plek waar de GPS-anten-
ne voor het raam komt te zitten. Plaats de
GPS-antenne op het dubbelzijdig plakband.
Het dubbelzijdige plakband
bevat een sterke lijm die
sporen op het oppervlak kan
achterlaten nadat het
kleefband is verwijderd.
Opmerking
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
GPS-antenne
Dubbelzijdig plakband
Verwijder de beschermende laag.
Zorg dat het oppervlak vrij is
van vocht, stof, vet, olie enz.
voordat u het dubbelzijdig
plakband aanbrengt.
Opmerking
De ruiten van sommige autos laten de signa-
len van de GPS-satellieten niet door. In dat
geval dient u de GPS-antenne aan de buiten-
zijde van de auto te bevestigen.
Nl
129
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem wanneer het systeem is uitgeschakeld
(ACC OFF).
Meegeleverde onderdelen
Microfoon Microfoonklem
Microfoonhouder
Montage op de zonneklep
1 Druk de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoon
Microfoonklem
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen om de
draad waar nodig binnenin de auto te bevesti-
gen.
Bevestig de microfoon aan de zonneklep ter-
wijl de klep omhoog staat. De microfoon kan
de stem van de bestuurder niet opvangen wan-
neer de zonneklep naar beneden is geklapt.
Nl
130
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Installatie op stuurkolom
1 Druk de microfoon in de microfoonhou-
der.
Microfoon
Microfoonhouder
2 Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Verwijder de beschermlaag die op de achter-
zijde zit.
Plaats de microfoon op de stuurkolom en
houd hem uit de buurt van het stuur.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
131
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Na de installatie van dit
product
1 Sluit de massapool () van de accu van
het voertuig opnieuw aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op
de juiste wijze zijn gemaakt en dit product cor-
rect is ingebouwd. Monteer de auto -onderde-
len die u bij het inbouwen van het apparaat
heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel
() weer op de massapool () van de accu aan.
2 Start de motor.
3 Druk op de resetknop.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt
van een pen, op de resetknop van dit product.
4 Maak de volgende instellingen.
= Zie de Bedieningshandleiding voor meer
details over de bediening.
1 Stel de taal in.
2 Rijd over een normale weg totdat de GPS
het signaal begint te ontvangen.
3 Maak enkele vereiste instellingen.
! Instelling van de tijd
! Instelling van de eenheden en het da-
tumformaat enz.
! Verander de andere instellingen naar
wens
Opmerking
Na de installatie van dit product dient u op een
veilige plaats te controleren of het voertuig nor-
maal functioneert.
Nl
132
Hoofdstuk
04
Na installatie
Nl
133
Nederlands
Nl
135
Nederlands
1/136