AVIC-X3-II

Pioneer AVIC-X3-II, AVIC X3 II, AVIC-X3II, X3 de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Pioneer AVIC-X3-II de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK
VAN DEZE HANDLEIDING 151
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR
EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR
LATERE NASLAG 152
Aansluitingen
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 153
Alvorens u dit product inbouwt 154
Voorkomen van beschadigingen 154
Bijgeleverde accessoires 155
Systeemcomponenten aansluiten 156
Het stroomsnoer aansluiten (1) 158
Het stroomsnoer aansluiten (2) 160
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 162
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 164
Bij de aansluiting van een extern
videocomponent 165
Bij gebruik van de AV-1 Input 165
Bij gebruik van de AV-2 Input 165
Tijdens de aansluiting van de externe
eenheid met videobron 166
Tijdens het aansluiten van het
achterdisplay 166
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de achtervideo-
uitgang is aangesloten 166
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 168
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 169
Voor de installatie 169
Dit navigatiesysteem inbouwen 169
Opmerkingen betreffende het
inbouwen 169
Bijgeleverde accessoires 171
Inbouwen van de verborgen
eenheid 172
DIN voor/achter-montage 173
DIN voormontage 173
DIN achtermontage 174
Bevestigen van het voorpaneel 174
Bevestigen van de GPS-antenne 175
Opmerkingen betreffende het
bevestigen 175
Bijgeleverde accessoires 175
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op de hoedenplank) 176
Bevestigen van de antenne aan de
buitenzijde van de auto (op de
carrosserie) 177
Na installatie
Na het inbouwen van dit
navigatiesysteem 178
Inhoudsopgave
Nl
150
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET
GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING
! De navigatie-elementen van dit product (en
de optionele achteruitkijkcamera, indien
deze is aangeschaft) zijn uitsluitend be-
doeld als hulpmiddel voor de bedining van
uw voertuig. U mag het autonavigatiesys-
teem niet beschouwen als vervanging van
uw eigen beoordelingsvermogen en alert-
heid tijdens het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
stations of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de optio-
nele achteruitkijkcamera, indien deze is
aangeschaft) niet indien hierdoor op eni-
gerlei wijze uw aandacht van het veilig be-
sturen van uw auto kan worden afgeleid.
Neem altijd de gangbare beperkingen en
aanwijzingen voor weggebruikers in acht,
boven het advies en de begeleiding die dit
product biedt. Volg strikt de geldende ver-
keersregels, ook als dit product tegenstrijdi-
ge aanwijzingen geeft.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw auto beschre-
ven. De bediening van het navigatiesys-
teem wordt beschreven in de afzonderlijke
Bedieningshandleiding die bij het naviga-
tiesysteem wordt geleverd.
! Bouw de display-module of de verborgen
eenheid niet in op plaatsen waar zij (i) het
zicht van de bestuurder kunnen hinderen,
(ii) de werking van een van de bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
de auto, inclusief airbags en knoppen van
waarschuwingsknipperlichten nadelig kun-
nen beïnvloeden of (iii) een belemmering
kunnen vormen voor het vermogen van de
bestuurder om het voertuig veilig te bedie-
nen. In bepaalde gevallen is het wellicht
niet mogelijk dit product in te bouwen van-
wege het type voertuig of de vorm van het
interieur van het voertuig.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Nl
151
Hoofdstuk
Nederlands
01
LEES DEZE INFORMATIE
BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN
BEWAAR DE INFORMATIE
VOOR LATERE NASLAG
1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u
het navigatiesysteem gaat inbouwen.
2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in
de toekomst.
3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht
en volg de instructies nauwkeurig op.
4 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navi-
gatiesysteem foutieve informatie op het
scherm tonen betreffende de positie van uw
auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u
op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook
heeft het systeem een aantal beperkingen,
zoals het ontbreken van informatie over een-
richtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen
en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen be-
oordelingsvermogen heeft daarom te allen
tijde voorrang op de informatie die het sys-
teem geeft.
5 Evenals bij het gebruik van andere accessoi-
res in uw auto dient u erop te letten dat het
navigatiesysteem niet uw aandacht van de
weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij
de bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
langs de weg voordat u het probleem probeert
op te lossen.
6 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheids-
gordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans
op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheids-
gordel niet draagt.
7 In sommige landen kan de wetgeving beper-
kingen opleggen aan de plaatsing en het ge-
bruik van navigatiesystemen in uw voertuig.
Zorg ervoor dat bij de inbouw en de bediening
van uw navigatiesysteem alle toepasselijke
wetten en regels worden nageleefd.
WAARSCHUWING
Probeer het navigatiesysteem niet zelf in te bou-
wen of onderhoud aan het systeem te verrichten.
Inbouw en onderhoud van elektronische appara-
tuur en auto-accessoires door personen die niet
de vereiste vakopleiding en ervaring hebben in dit
soort werkzaamheden, kunnen resulteren in een
elektrische schok of een andere gevaarlijke situ-
atie.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Nl
152
Hoofdstuk
02
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
LET OP
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
losraken op de plaats waar de draad van
het interieur naar de motorruimte loopt.
Als de isolatie van de gele draad door het
contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een
zeer gevaarlijke situatie leidt.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo
worden geleid en bevestigd dat ze niet
verstrikt raken in de bewegende onderde-
len van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnel-
lingshendel, de handrem, de geleiings-
rails voor de verstelbare stoelen, de
portieren of een van de regelmechanis-
men van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
Aansluitingen
Nl
153
Hoofdstuk
Nederlands
03
Alvorens u dit product
inbouwt
! Dit product is bestemd voor inbouw in voer-
tuigen met een negatief geaarde 12-volts
accu. Controleer voor de installatie de ac-
cuspanning van uw voertuig.
! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf
voor het installeren de negatieve () accu-
kabel los te maken.
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op de zekeringhouder wordt aangege-
ven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want
het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in
een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand
op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC stand Geen ACC stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort,
d.w.z. de blauwe stekker op de blauwe
poort, zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt ge-
bruikt, mag de * zijde van de speaker-
draad niet direct worden geaard en mogen
de * zijden van de speakerdraden niet met
elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat
* zijde van de speakerdraad wordt verbon-
den met de * zijde van de speakerdraad
op het navigatiesysteem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
! Sluit nooit speakers aan met een uitgangs-
waarde van minder dan 50 W of een impe-
dantiewaarde die buiten de specificatie van
4 ohm tot 8 ohm voor uw navigatiesysteem
valt. Wanneer er luidsprekers worden aan-
gesloten met andere uitgangs- en/of impe-
dantiewaarden, kan dit tot gevolg hebben
dat ze vlam vatten, beginnen te roken of be-
schadigd raken.
Opmerking over de blauwe draad
! Via de blauwe draad wordt er een signaal
geproduceerd voor de bediening van de an-
tenne van uw voertuig. De timing hangt
mede af van de bijbehorende instelling.
(Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor
meer gedetailleerde informatie over het wij-
zigen van de [Antenna Control] stand.)
Aansluitingen
Nl
154
Hoofdstuk
03
! Wanneer [Antenna Control] ingesteld is
op [Radio], kan de antenne van het voer-
tuig opgeborgen of uitgeschakeld worden
door de hieronder vermelde instructies te
volgen.
Zet de radiobron (MW/LW of FM) op een
andere bron
Zet de bron uit
Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF)
! Wanneer de [Antenna Control] stand op
[Power] is ingesteld kan de antenne alleen
opgeborgen of uitgezet worden wanneer de
contactschakelaar is uitgezet (ACC OFF).
! Verbind deze draad niet met de systeembe-
dieningsaansluiting van externe eindver-
sterkers.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antenne-signaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Opmerking over de blauw/witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met een op afstand bediende
regelklem van een extern gevoed versterker-
systeem (max. 300 mA 12 V DC). Het regel-
signaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte
draad, ook wanneer de audiobron is uitge-
schakeld.
! Verbind deze draad niet met de bedienings-
aansluiting van het relais voor de automati-
sche antenne of de bedieningsaansluiting
van de antenne-signaalversterker.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
Bijgeleverde accessoires
De display-module Stekker
De verborgen eenheid Stroomsnoer
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
30-pins kabel GPS-antenne
Verlengkabel antenne RCA-connector
Vergrendeling
Aansluitingen
Nl
155
Hoofdstuk
Nederlands
03
Systeemcomponenten aansluiten
Multi-CD-speler
(los verkrijgbaar)
5 m
3 m
3 m
De verborgen eenheid
Lichtgrijs
Blauw
Blauw
Zwart
Zwart
Zwart
Blauw
Naar de video uitgangsaansluiting
(FRONT)
Geel
(VIDEO IN)
30-pens kabel
(inbegrepen bij
de levering)
Verborgen eenheid
(geleverd met de
XDV-P6)
IP-BUS-kabel
(geleverd met
de USB-adapter)
Verlengkabel voor
de antenne
(inbegrepen bij de
levering)
IP-BUS-kabel
(geleverd met de
Bluetooth-adapter)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Zwart Blauw
IP-BUS-kabel
Auto-
antenne
Lichtgrijs
Antenneaansluiting
Bluetooth-adapter
(CD-BTB200)
(los verkrijgbaar)
Microfoon
(geleverd met de
Bluetooth-adapter)
USB-adapter (CD-UB100)
(los verkrijgbaar)
IP-BUS-kabel (geleverd
met de Multi-DVD-speler)
GPS-antenne
Aansluitingen
Nl
156
Hoofdstuk
03
20 cm
20 cm
WAARSCHUWING
Teneinde het risico van ongelukken en de mogelijke schending van toepasselijke wettelijke regels te
voorkomen, mag dit product wanneer de auto rijdt uitsluitend voor navigatiedoeleinden worden gebruikt.
Daarnaast mogen displays achter niet zó geplaatst zijn dat ze een visuele afleiding vormen voor de
bestuurder.
In sommige landen is het bekijken van beelden op een display in een voertuig, zelfs door andere personen
dan de bestuurder, verboden. Indien dergelijke regels van toepassing zijn, dient men zich hieraan te houden
en mag de videobron van dit product niet worden gebruikt.
Digitale uitgang*
Zwart
De display-module
Interfacekabel voor
iPod
®
(CD-I200)
(los verkrijgbaar)
iPod
®
met
Dock Connector**
25-pens kabel (geleverd met de
Multi-DVD-speler)
Multi-DVD--speler (XDV-P6)
(los verkrijgbaar)
*: Deze aansluiting is bestemd
voor de ondersteuning van
toekomstige apparatuur en
mag niet worden gebruikt als u
alleen gebruikmaakt van dit
product.
WIRED REMOTE INPUT
Zie de handleiding voor de Adapters
af-fabriek Stuurwielafstandbediening
(los verkrijgbaar).
GUIDE SP OUTPUT*
(Speakeruitgang voor
de stembegeleiding)
Extensiepoort
Ongebruikt.
**:Raadpleeg de
Bedieningshandleiding voor
meer informatie over de
bediening en compatibiliteit.
Aansluitingen
Nl
157
Hoofdstuk
Nederlands
03
Het stroomsnoer aansluiten (1)
*1
*2
*4
*3
*5
Opmerking Opmerkingen
Zekeringweerstand
Zekeringweerstand
ISO-stekker
Afhankelijk van het soort voertuig, kan de
functie van *3 en *5 afwijken. Sluit in dit geval
*2 op *5 en *4 op *3 aan.
Zorg ervoor dat de draden die op elkaar
worden aangesloten dezelfde kleur hebben.
Dopje (*1)
Wanneer dit aansluitpunt niet
wordt gebruikt, verwijder het
dopje dan niet.
Geel (*3)
Ondersteuning
(of accessoire)
Rood (*5)
Accessoire
(of ondersteuning)
Geel (*2)
Naar het aansluitpunt, staat altijd onder
stroom, onafhankelijk van de stand van
het contactschakelaar.
Rood (*4)
Naar het elektrische aansluitpunt,
bestuurd door het contactschakelaar
(12 V DC) AAN/UIT.
Oranje/Wit
Naar de aansluiting van de lichtschakelaar.
Zwart (aarding)
Naar de (metalen) carrosserie
van het voertuig.
Opmerking
In sommige voertuigen bestaat de
ISO-stekker uit twee aansluitingen,
zorg ervoor dat met beide verbinding
wordt gemaakt.
Luidsprekerdraden
Wit:
linksvoor
Wit/Zwart:
linksvoor
Grijs:
rechtsvoor
Grijs/Zwart:
rechtsvoor
Groen:
linksachter
of subwoofer
(*8)
Groen/Zwart:
linksachter
of subwoofer
(*8)
Paars:
rechtsachter
of subwoofer
(*8)
Paars/Zwart:
rechtsachter
of subwoofer
(*8)
Wanneer een subwoofer (*8) op dit navigatiesysteem
is aangesloten in plaats van op een
achterluidspreker, zet de uitgangsinstelling voor de
achterspreker dan op de oorspronkelijke instelling.
(Zie de Bedieningshandleiding). De subwoofer-
uitgang van dit navigatiesysteem is monaural.
Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 )
moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten op
de paarse en paars/zwarte draden van dit
navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en
groen/zwarte draden.
Zekering (10 A)
Zekeringhouder
Aansluitingen
Nl
158
Hoofdstuk
03
De display-module
Geel/Zwart (MUTE)
Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te
sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan op het
Audio Mute-snoer.
Blauw (*6)
Opmerking
De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden van de
navigatie niet worden gedempt of verzwakt. Zie voor nadere gegevens de
Bedieningshandleiding.
— stembegeleiding van de navigatie
— inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via Bluetooth
draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten
Opmerking
Deze antenne wordt automatisch ingeklapt of uitgezet, maar de timing is afhankelijk
van de instelling.
Stroomsnoer
Afhankelijk van het type voertuig verschilt
de penstand van de ISO-stekker. Sluit *6
en *7 aan wanneer pen 5 voor de
besturing van de antenne wordt gebruikt.
Bij andere typen voertuigen mogen *6 en
*7 nooit worden aangesloten.
Blauw (*7)
Naar de regelklem van het
autoantennerelais. Sluit aan op de
regelklem van de antenne
krachtversterker indien het voertuig
een op het ruit bevestigde antenne
heeft (max. 300 mA 12 V DC).
Blauw
Aansluitingen
Nl
159
Hoofdstuk
Nederlands
03
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Paars/Wit (REVERSEGEAR SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem doorgegeven of de auto vooruit of achteruit rijdt. U dient de
paars/witte draad te verbinden met de draad waarvan de spanning verandert wanneer de schakelhendel in
de achteruit wordt gezet. Als de sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet goed waarnemen of uw
voertuig voor- of achteruit rijdt. De positie van uw voertuig zoals waargenomen door de sensor kan in dit
geval afwijken van de actuele positie.
Aansluitmethode
Laat het verlengsnoer en
de draad van het
snelheidsdetectiecircuit
op de afgebeelde wijze
door de stekker lopen.
Maak de
stekkerhelften met
een kabeltang dicht.
Maak het dekseltje dicht.
De positie van het snelheidsdetectiecircuit
en de positie van de handremschakelaar
variëren afhankelijk van het voertuigmodel.
Win advies in bij uw erkende Pioneer-dealer
of een vakkundige installateur.
Opmerking
Als de ND-PG1 snelheidsimpulsgenerator (los
verkrijgbaar) wordt gebruikt, moet erop worden gelet
dat deze kabel wordt aangesloten.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt, zorg er dan
voor dat deze kabel is aangesloten. Anders kunt u niet
overschakelen op het beeld van de achteruitkijkcamera.
Opmerkingen
Gebruik alleen het meegeleverde
verlengsnoer. Het gebruik van een ander
verlengsnoer kan leiden tot brand, rook
en/of beschadiging van dit
navigatiesysteem.
BELANGRIJK
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem doorgegeven. U dient
de draad te verbinden met het snelheidsdetectiecircuit van de auto of met de ND-PG1
snelheidspulsgenerator (afzonderlijk verkrijgbaar). Indien deze verbinding niet wordt gemaakt,
bestaat er een grotere kans dat de voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven.
5 m
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
De verborgen eenheid
WAARSCHUWING
Draad van
snelheidsdetectiecircuit
Motormanagement
systeem
Stekker
EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE
OF ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN.
BOVENDIEN KAN EEN ONJUISTE AANSLUITING
LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE WERKING VAN HET
ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE
SNELHEIDSMETER.
Aansluitingen
Nl
160
Hoofdstuk
03
Lichtgroen (PARKING BRAKE)
Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen)
aan het autonavigatiesysteem doorgegeven. De draad moet verbonden
worden met de stroom draad van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt,
zullen sommige functies van het navigatiesysteem niet werken.
Kijk waar het achteruitrijlicht van uw
auto is (het licht dat gaat branden
wanneer de schakelhendel in de
achteruit [R] wordt gezet) en zoek de
draad van het achteruitrijlicht in de
kofferruimte.
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
5 m
Draad van
achteruitrijlicht
Aansluitmethode
Klem de draad.
Maak de stekkerhelften
met een kabeltang dicht.
DE LICHTGROENE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS
BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE
PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP
DE STROOM DRAAD VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN
ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE
WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG
LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
WAARSCHUWING
Geel/Zwart (GUIDE ON)
Ingeval dit navigatiesysteem in combinatie wordt gebruikt met
het andere Pioneer audiotoestel voor het voertuig en de stereo
van de auto geel/zwarte draden heeft, sluit de toestellen dan
aan op deze draden. Hierdoor wordt het volume van de stereo-
installatie in het voertuig automatisch zachter wanneer;
— de stembegeleiding klinkt.
— de mobiele telefoon wordt gebruikt via Bluetooth-adapter.
Zekeringweerstand
30 cm
Massadraad
Handremschakelaar
Stroomdraad
De display-module
Stroomsnoer
Aansluitingen
Nl
161
Hoofdstuk
Nederlands
03
Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
De display-module
20 cm
30 cm
15 cm
15 cm
RCA-connector
Subwooferuitgang of nonfading uitgang
(SUBWOOFER OUTPUT or NON-FADING
OUTPUT)
Achteruitgang
(REAR OUTPUT)
Vooruitgang
(FRONT OUTPUT)
Blauw/Wit
Naar de systeemregelklem van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V DC).
Aansluitingen
Nl
162
Hoofdstuk
03
Opmerking
Afhankelijk van uw betreffende subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de
subwoofer veranderen. (Zie de Bedieningshandleiding.)
Links Rechts
Breng deze aansluitingen tot stand bij
gebruik van de optionele versterker.
Systeem-afstandsbediening
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Voorluidspreker Voorluidspreker
Achterluidspreker
Achterluidspreker
Subwoofer Subwoofer
Aansluitingen
Nl
163
Hoofdstuk
Nederlands
03
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de versnelling in de
ACHTERUIT (R). De Rear View stand stelt u
ook in staat te controleren wat er achter u ge-
beurt terwijl u aan het rijden bent.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE
ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUIT-
KIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN
LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
LET OP
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om
eventuele aanhangwagens of opleggers in de
gaten te houden of om op een kleine plaats in
te parkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusementsdoeleinden.
! Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera
wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lij-
ken dan in werkelijkheid het geval is.
! Houd er rekening mee dat de randen van de
beelden die door de achteruitkijkcamera wor-
den vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen
zijn, afhankelijk van het feit of er volledige
schermbeelden worden weergegeven tijdens
het achteruitrijden, en of de beelden worden
gebruikt om de achterkant te controleren wan-
neer de auto vooruit rijdt.
LET OP
Gebruik uitsluitend het meegeleverde ver-
lengsnoer. Gebruik van een andere kabel kan
tot brand, rook en/of schade aan dit naviga-
tiesysteem leiden.
Verlengsnoer
(voor achteruitsignaal)
5 m
Paars/Wit
De verborgen eenheid
Zekeringweerstand
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
Naar video-uitgang
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Acheruitkijkcamera
(ND-BC2/ND-BC20PA)
(los verkrijgbaar)
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we
u naar Het stroomsnoer aansluiten (2)
Opmerkingen
! De [Camera]in[System] moet op [On] wor-
den ingesteld wanneer de achteruitkijkcamera
wordt aangesloten (Zie de Bedieningshandlei-
ding voor meer informatie.)
! Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet
aansluiten op andere apparatuur.
Aansluitingen
Nl
164
Hoofdstuk
03
Bij de aansluiting van een
extern videocomponen t
Bij gebruik van de AV-1 Input
Naar audio-uitgangen
Wit, Rood
(AUDIO IN)
Geel
(VIDEO IN)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-
uitgang
De verborgen eenheid
Extern
videocomponent
(los verkrijgbaar)
! De [AV1 Input]in[System] moet op
[Video] worden ingesteld wanneer het ex-
terne videocomponent wordt aangesloten.
(Zie de Bedieningshandleiding voor meer
informatie.)
Bij gebruik van de AV-2 Input
CD-RM10
(los verkrijgbaar)
De verborgen eenheid
Geel
Wit, Rood
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-
uitgang
Naar audio-
uitgangen
Extern videocomponent
(los verkrijgbaar)
Mini Jackplug (AV 2)
! De [AV2 Input]in[System] moet op
[Video] worden ingesteld wanneer het ex-
terne videocomponent wordt aangesloten.
(Zie de Bedieningshandleiding voor meer
informatie.)
Aansluitingen
Nl
165
Hoofdstuk
Nederlands
03
BELANGRIJK
Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10
(los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels ge-
bruikt ontstaat de kans op foutieve aansluitingen
en verstoord beeld of geluid.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Tijdens de aansluiting van
de externe eenheid met
videobron
Blauw
Pioneer externe eenheid
(los verkrijgbaar)
De verborgen eenheid
Geel
(VIDEO IN)
Zwart
IP-BUS kabel
(los verkrijgbaar)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
Naar IP-BUS
uitgang
! De [AV1 Input]in[System] moet op [EXT]
worden ingesteld wanneer het externe vide-
ocomponent wordt aangesloten. (Zie de Be-
dieningshandleiding voor meer
informatie.)
Tijdens het aansluiten van
het achterdisplay
Achterdisplay met RCA
ingangsaansluitingen
RCA kabels
(los verkrijgbaar)
Wit, Rood
(AUDIO OUT)
Geel
(VIDEO OUT)
Naar audio-ingangen
Naar video-ingang
De verborgen eenheid
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de
achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de videobron kan bekijken tijdens
het rijden.
De achtervideo -uitgang van dit navigatiesys-
teem is voor de aansluiting van een display
zodat de passagiers op de achterbank de vide-
obron kunnen bekijken.
U kunt via AV MENU de achterschermmo-
dus instellen. (Zie de Bedieningshandleiding
voor meer informatie.)
Aansluitingen
Nl
166
Hoofdstuk
03
Opmerkingen
! De kaartnavigatiebeelden op het display ach-
ter wijken af van de beelden van het standaard
NTSC-formaat. Daarom hebben zij een slech-
tere kwaliteit dan de beelden die op het dis-
play voor verschijnen.
! Het navigatiesyteem schakelt automatisch
tussen de kleurensystemen (NTSC, PAL) voor
elke video en stuurt de videosignalen naar het
Achterdisplay. Om ervoor te zorgen dat het
Achterdisplay de juiste videosignalen ont-
vangt, adviseren wij een Achterdisplay te ge-
bruiken met een functie die automatisch
tussen de kleursystemen schakelt (bijv. AVD-
W7900V).
Aansluitingen
Nl
167
Hoofdstuk
Nederlands
03
Voorzorgen voor installatie
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen of eventueel onderhoud te ver-
richten. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud
van dit product bestaat het gevaar op een
elektrische schok of een andere gevaarlijke
situatie. Laat inbouwen en onderhoud van
het navigatiesysteem over aan bevoegd
Pioneer servicepersoneel.
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor:
Het letsel kan toebrengen aan de be-
stuurder of de passagiers wanneer
plotseling hard geremd wordt.
Het een belemmering kan vormen voor
de bediening van het voertuig door de
bestuurder, zoals op de vloer voor de
stoel van de bestuurder, of dichtbij het
stuur of de versnellingshendel.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door de trilling
kunnen isolatiedraden beschadigd raken,
met als gevolg kortsluiting of anderssoor-
tige beschadigingen aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
juist wordt ingebouwd. Indien u andere
onderdelen gebruikt, kunt u beschadigin-
gen aan het product veroorzaken of het
product kan losraken.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen
en geraakt kunnen worden door een por-
tier of stoelverschuivingsmechanisme,
met eventueel kortsluiting tot gevolg.
! Controleer nadat u het navigatiesysteem
heeft ingebouwd of de andere apparatuur
in uw auto naar behoren werkt.
! De wetgeving van sommige landen kan
beperkingen opleggen aan de plaatsing
en het gebruik van navigatiesystemen in
uw voertuig of dit zelfs verbieden. Zorg er-
voor dat bij het gebruik, de inbouw en de
bediening van uw navigatiesysteem alle
toepasselijke wetten en regels worden na-
geleefd.
! Bouw de display-module of de verborgen
eenheid niet in op plaatsen waar zij (i) het
zicht van de bestuurder kunnen hinderen,
(ii) de werking van een van de bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
de auto, inclusiefairbags en knoppen van
waarschuwingsknipperlichten nadelig
kunnen beïnvloeden of (iii) een belemme-
ring kunnen vormen voor het vermogen
van de bestuurder om het voertuig veilig
te bedienen.
! Bouw de display-module in tussen de
stoel van de bestuurder en de stoel van de
voorste inzittende, zodat hij niet wordt ge-
raakt door de bestuurder of inzittende als
het voertuig abrupt afremt.
! Bouw de display-module nooit in voor of
naast de plaats in het dashboard, het por-
tier of de stijl van waaruit een van de air-
bags van het voertuig in werking wordt
gesteld. Raadpleeg de Gebruikershandlei-
ding voor nadere informatie over het toe-
passingsgebied van de airbags vooraan.
! Installeer het navigatiesysteem niet op
een plek waar het de werking van een van
de voertuigsystemen, inclusief airbags en
hoofdsteunen, kan hinderen.
Inbouwen
Nl
168
Hoofdstuk
04
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! TV-antenne en antennekabel
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Daarnaast dient u elke antennedraad zover
mogelijk van de andere antennedraden te leg-
gen. Bind de draden niet samen, leg ze niet
naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen.
Door de elektromagnetische ruis die daardoor
ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats
waar het display bevestigd is vergroot.
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als
het voor het installeren van dit product
nodig blijkt gaten te boren of andere wijzi-
gingen aan te brengen aan de auto.
! Voordat u het apparaat definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Dit navigatiesysteem
inbouwen
Opmerkingen betreffende het
inbouwen
! Installeer de display-module of de verbor-
gen eenheid niet op plaatsen waar ze kun-
nen worden blootgesteld aan hoge
temperaturen of vocht, zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard of op de
hoedenplank.
Op plaatsen waar water op het apparaat
terecht kan komen, zoals dicht in de
buurt van een portier.
! Zorg er bij de inbouw van het apparaat voor
dat de ondergrond sterk genoeg is om het
gewicht ervan te dragen. Kies een plaats
waar de display-module en de verborgen
eenheid goed kunnen worden geïnstal-
leerd, en zorg voor een stevige bevestiging.
De actuele locatie van het voertuig kan al-
leen correct worden weergegeven wanneer
de display-module of de verborgen eenheid
goed bevestigd zijn.
! Monteer de verborgen eenheid niet op de
afdekplaat van het reservewiel of op andere
plaatsen die blootgesteld worden aan ster-
ke trillingen.
! Als de verborgen eenheid onder een van de
voorstoelen wordt gemonteerd, let er dan
goed op dat het apparaat niet de schuifbe-
weging van de stoel hindert.
! Kies voor de inbouw van de verborgen een-
heid een plaats waar geen sprake is van
contact met de bagage. Wanneer de verbor-
gen eenheid wordt blootgesteld aan een
groot gewicht of plotselinge schok zal dit
de weergave van de actuele locatie van het
voertuig negatief beïnvloeden.
! Monteer de verborgen eenheid niet op een
plaats waar deze kan hinderen bij de toe-
gang tot het reservewiel, de krik, gereed-
schappen enz.
! Controleer of er voldoende plaats is om een
disc in de display-module te plaatsen en
eruit te nemen.
Inbouwen
Nl
169
Hoofdstuk
Nederlands
04
! Installeer de verborgen eenheid horizontaal
op een oppervlak binnen een tolerantie van
+30 graden tot 30 graden (maximaal 5
graden naar links of rechts van de rijrich-
ting van uw auto). Wordt het toestel ver-
keerd geïnstalleerd en valt de helling van
het oppervlak buiten deze toleranties, dan
bestaat er een grotere kans dat het display
gebrekkig functioneert en de kwaliteit van
de beelden te wensen overlaat.
! Indien het toestel met een hoek van meer
dan 30º ten opzichte van een horizontale
lijn wordt geplaatst, is de kans groot dat de
display-module niet optimaal functioneert.
! De snoeren mogen het in onderstaande
Fig. weergegeven gebied niet bedekken, an-
ders kunnen de versterkers en het naviga-
tiemechanisme mogelijk oververhit raken.
De display-module
Bedek dit gebied niet.
De verborgen eenheid
Bedek dit gebied niet.
! Ingeval van oververhitting wordt de halfge-
leider-laser beschadigd. Bouw de display-
module daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
! Wanneer de verborgen eenheid in de koffer-
bak wordt ingebouwd, maak dan gebruik
van de verlengkabel (bijv. CD-SC300E) (los
verkrijgbaar).
! Bouw de display-module niet in op een
plaats waar de opening van het LCD-paneel
wordt geblokkeerd door obstakels, zoals de
versnellinghendel. De werking van de ver-
snellingshendel kan hierdoor worden ver-
stoord en het mechanisme van de display-
module nadelig worden beïnvloed.
! Zorg ervoor dat er voldoende ruimte blijft
tussen het dashboard en het LCD-paneel
van de display-module zodat het LCD-pa-
neel open en dicht kan gaan zonder het
dashboard te raken.
Dashboard
Ruimte open laten
LCD-paneel
Inbouwen
Nl
170
Hoofdstuk
04
Bijgeleverde accessoires
De met een asterisk (*) gemarkeerde onderde-
len zijn reeds geïnstalleerd.
De verborgen eenheid De display-module
Houder* Zijbeugel
(2 st.)
Schroef met afdicht-
ring
(4 mm × 8 mm) (4 st.)
Zelftappende schroef
(6 mm × 16 mm) (4 st.)
Frame* Zijbeugel (klein)*
(2 st.)
Zijbeugel (groot)
(2 st.)
Schroef voor het beves-
tigen van de zijbeugel*
(5 mm × 6 mm) (2 st.)
Camouflageband Tweezijdige schroef
Rubbermof Drukkingsschroef
(5 mm × 6 mm) (4 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 6 mm) (4 st.)
Schroef
(4 mm × 3 mm) (4 st.)
Bevestigingsschroef
(2 st.)
LET OP
! De verborgen eenheid met de linker- en
rechterzijde evenwijdig aan de rijrichting
van de auto aanbrengen. Niet diagonaal
ten opzichte van de rijrichting aanbren-
gen, anders wordt de actuele locatie ver-
keerd aangegeven.
Vooruit-/achteruitrichting van voertuig
! Zorg ervoor dat de verborgen eenheid met
de zeefdrukkant naar boven op de vloer is
gemonteerd. Het navigatiesysteem werkt
alleen in deze stand naar behoren.
Inbouwen
Nl
171
Hoofdstuk
Nederlands
04
Inbouwen van de verborgen
eenheid
1 Verbind de zijbeugels met de verbor-
gen eenheid.
Wanneer de verborgen eenheid wordt inge-
bouwd op de vloer of het installatiepaneel
onder de passagiersstoel, etc., dienen de zij-
beugels met de eenheid te worden verbonden.
Gebruik de volgende gaten in de zijbeugels.
Als de standen van de zijbeugels zijn veranderd in
een parallelstand kunt u ook andere gaten gebruiken
die samenvallen met de gaten in de verborgen een-
heid.
Schroef met
afdichtring
(4 mm × 8 mm)
Zi
beu
el
Gebruik het installatiepaneel, wanneer de ver-
borgen eenheid wordt ingebouwd onder de
passagiersstoel.
2 Bepaal de installatieplaats en boor de
gaten.
Markeer de
plaatsen waar de
gaten moeten
worden geboord.
Installatiepaneel
Boorgaten van
tussen 4 mm
en 4,5 mm
in diameter.
3 Zorg voor een stevige bevestiging
m.b.v. zelftappende schroeven.
Zelftappende schroef
(6 mm × 16 mm)
Inbouwen
Nl
172
Hoofdstuk
04
DIN voor/achter-montage
De display-module kan naar keuze aan de
voorkant (conventionele DIN voormontage) of
aan de achterkant (DIN achter-montage, met
gebruikmaking van de schroefgaten aan de zij-
kanten van het chassis) bevestigd worden.
Raadpleeg voor details hieromtrent de vol-
gende beschrijvingen en afbeeldingen van de
installatiemethodes.
Alvorens het apparaat te installeren
% Verwijder het frame en de houder.
Buig de boven- en onderkant van het frame
naar buiten om deze te verwijderen. Maak ver-
volgens de schroeven (2 mm × 3 mm) los om
de houder te kunnen verwijderen.
! Bevestig eerst de houder en druk vervol-
gens het frame op het toestel tot hij vast-
klikt wanneer u deze terug wilt zetten.
Schroef
(2 mm 3 mm)
Houder
Frame
DIN voormontage
Installatie met de rubbermof
1 Bepaal de plaats van de zijbeugels.
# Verander bij inbouw op een nauwe plaats de
stand van de kleine zijbeugels. Plak in zon geval
camouflageband op de delen die uit het dash-
board steken. (Het frame wordt niet gebruikt.)
Zijbeugel (klein)
Camouflageband
Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel
(5 mm 6 mm)
# Als u daar ruimte voor heeft achter de modu-
le, en als u dat mooi vindt, kunt u ervoor kiezen
het voorpaneel iets terug te laten wijken door de
grote zijbeugels te gebruiken.
Zijbeugel (groot)
Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel
(5 mm 6 mm)
2 Installeer de module in het dashboard.
Nadat u de houder in het dashboard hebt ge-
plaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte
van het dashboardmateriaal en buigt u deze
om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met ge-
bruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om te vergrendelen.)
Inbouwen
Nl
173
Hoofdstuk
Nederlands
04
182
53
Rubbermof
Dashboard
Zijbeugel
Schroef (2 mm 3 mm)
Houder
Tweezijdige
schroef
! Tijdens het gebruik van de grote zijbeugels,
moet u het frame opnieuw aanhechten.
DIN achtermontage
Installatie met gebruikmaking van
de schroefgaten aan de zijkanten
van de eenheid
% Bevestig de eenheid op de fabrieks-
steun voor de radio.
Kies een positie waar de schroefgaten van de
beugel en de schroefgaten van dit product in
een lijn liggen (passen) en draai de schroeven
op 2 plaatsen aan elke kant vast. Gebruik, af-
hankelijk van de vorm van de schroefgaten in
de beugel, schroeven (4 mm × 3 mm), druk-
kingsschroeven (5 mm × 6 mm) of schroeven
met platte kop (5 mm × 6 mm).
*1 Gebruik alleen schroeven (4 mm × 3 mm).
*1
*1
! Gebruik bij inbouw op een nauwe plaats de
volgende schroefgaten. Plak in zon geval
camouflageband op de delen die uit het
dashboard steken.
Camouflageband
*1
*1
Radio bevestigingsbeugel
van de fabrikant
Dashboard of
console
Drukkingsschroef (5 mm 6 mm)
Bevestigen van het voorpaneel
Maakt u geen gebruik van de verwijderings- en
bevestigingsfunctie van het voorpaneel, ge-
bruik dan de bijgeleverde bevestigingsschroe-
ven om het voorpaneel op de display-module
te bevestigen.
% Bevestig, na het verwijderen van het
voorpaneel, m.b.v. bevestigingsschroeven
het frame op de display-module.
Bevestigingsschroeven
Inbouwen
Nl
174
Hoofdstuk
04
Bevestigen van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het
bevestigen
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is. Het
verdient aanbeveling de antenne op het
dak of op het kofferdeksel van de auto te
bevestigen.
Dak
Hoedenplank
Kofferdeksel
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid onbevredigend zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner, aangezien dit resulteert in een la-
gere gevoeligheid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! De GPS-antenne wordt bevestigd met be-
hulp van de magneet. Let er bij het bevesti-
gen van de GPS-antenne op dat u geen
krassen op de carrosserie veroorzaakt.
! Wanneer u de GPS-antenne op de buiten-
zijde van de auto heeft aangebracht, dient
u deze los te maken en in de auto te leggen
voordat u door een autowasserette rijdt. In-
dien dit wordt verzuimd, kan de antenne
losraken en kunnen krassen op de carros-
serie ontstaan.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestatie van de antenne beïnvloedt.
Bijgeleverde accessoires
GPS-antenne Metalen plaatje
Klem (5 st.) Waterbestendig isola-
tieblokje
Inbouwen
Nl
175
Hoofdstuk
Nederlands
04
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op de hoedenplank)
Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats waar de GPS-antenne de gol-
ven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet
aan de onderzijde.)
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan de onderkant van het plaatje.
GPS-antenne
Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz.
Klemmen
Gebruik de klemmen om de draad op de vereiste plaat-
sen tegen het interieur van de auto te bevestigen.
Opmerkingen
! Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmid-
del, dat na verwijdering sporen op het opper-
vlak kan achterlaten.
! Let er bij het aanbrengen van het metalen pla-
tje op dat het niet in kleine onderdelen wordt
gesneden.
! De ruiten van sommige autos laten de signa-
len van de GPS-satellieten niet door. In dat
geval dient u de GPS-antenne aan de buiten-
zijde van de auto te bevestigen.
Inbouwen
Nl
176
Hoofdstuk
04
Bevestigen van de antenne aan de buitenzijde van de auto (op de
carrosserie)
Bevestig de GPS-antenne op een zo horizontaal mogelijke ondergrond zoals op het dak of kofferdeksel. (De GPS-anten-
ne heeft een magneet aan de onderzijde.)
GPS-antenne
Afb. 1 Afb. 2
De antennedraad via het
kofferdeksel naar binnen leiden
Afb. 1
Klemmen
Gebruik de klemmen om
de draad op de vereiste
plaatsen tegen het interi-
eur van de auto te bevesti-
gen.
Waterbestendig isolatie-
blokje
Zorg dat het waterbesten-
dige isolatieblokje bij het
sluiten van het kofferdek-
sel op de rubberen af-
dichtstrip valt.
Rubberen afdichtstrip Maak een U-vormige lus
in de draad voordat u deze
over de rubberen afdicht-
strip leidt, om te voorko-
men dat regenwater langs
de draad in de auto drup-
pelt.
De antennedraad via de bovenzijde
van het portier naar binnen leiden
Afb. 2
Maak een U-vormige lus in de draad voordat u deze
naar binnen leidt, om te voorkomen dat regenwater
langs de draad in de auto druppelt.
Klemmen
Gebruik de klemmen om de draad op
de vereiste plaatsen tegen het interi-
eur van de auto te bevestigen.
Inbouwen
Nl
177
Hoofdstuk
Nederlands
04
Na het inbouwen van dit
navigatiesysteem
1 Sluit de accu aan.
Controleer nogmaals of alle aansluitingen op
de juiste wijze zijn gemaakt en dit product cor-
rect is ingebouwd. Monteer de auto-onderde-
len die u bij het inbouwen van het apparaat
heeft verwijderd. Sluit tot slot de massakabel
() weer op de massapool () van de accu aan.
2 Start de motor.
3 Druk op de RESET toets.
Druk met een spits voorwerp, zoals de punt
van een pen, op RESET toets van de module.
4 Voer de volgende instellingen uit:
1 Installeer het programma in het navigatie-
systeem.
2 Stel de tijd en de taal in.
3 Rij totdat de geïnitialiseerde sensors nor-
maal gaan werken.
Zie de Bedieningshandleiding voor nadere bij-
zonderheden omtrent de instellingen van het
navigatiesysteem.
Opmerking
Na installatie van dit navigatiesysteem dient u op
een veilige plaats te controleren of het voertuig
normaal functioneert.
Na installatie
Nl
178
Hoofdstuk
05
1/179