APRILIA Tuono V4 Handleiding

Type
Handleiding
APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please read it
carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed
over to the new owner in the event of sale.
aprilia WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Tuono V4
Ed. 04 2011
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance
procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an authorised aprilia Dealer or Workshop. This booklet also contains
instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge: for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De
handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven,
vereisen dat over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis wordt beschikt: voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men
aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkende Aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig,
en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
The symbols illustrated above are very important.
They are used to highlight parts of the booklet that
should be read with particular care. The different sym-
bols are used to make each topic in the manual simple
and quick to locate. Before starting the engine, read
this booklet carefully, particularly the "SAFE RIDING"
section. Your safety as well as other's does not only
depend on the quickness of your reflexes and agility,
but also on how well you know your vehicle, the state
of maintenance of the vehicle itself and your knowl-
edge of the rules for SAFE RIDING. For your safety,
get to know your vehicle well so as to safely ride and
master it given any riding condition. IMPORTANT
This booklet is an integral part of the vehicle, and
should the vehicle be sold, it must be transferred to
the new owner.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich in alle situaties
veilig en beheersd kan bewegen. BELANGRIJK Deze
handleiding moet beschouwd worden als integrerend
deel van het voertuig, en moet worden overhandigd
bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
GENERAL RULES.......................................................................... 9
Foreword.................................................................................. 10
Carbon monoxide..................................................................... 10
Fuel.......................................................................................... 11
Hot components....................................................................... 12
Coolant..................................................................................... 12
Used engine oil and gearbox oil............................................... 13
Brake and clutch fluid............................................................... 14
Battery hydrogen gas and electrolyte....................................... 15
Stand........................................................................................ 16
Reporting of defects that affect safety...................................... 17
System a-PRC (Aprilia Performance Ride Control)..................... 17
VEHICLE......................................................................................... 19
Arrangement of the main components......................................... 21
Dashboard................................................................................... 24
Analog instrument panel.............................................................. 25
Light unit...................................................................................... 27
Digital lcd display......................................................................... 27
Alarms...................................................................................... 32
Mapping selection.................................................................... 35
Control buttons......................................................................... 39
Advanced functions.................................................................. 41
Ignition switch........................................................................... 55
Locking the steering wheel....................................................... 56
a-PRC setting buttons.................................................................. 57
Horn button.................................................................................. 58
Switch direction indicators........................................................... 58
High/low beam selector............................................................... 59
Passing button............................................................................. 60
Start-up button............................................................................. 60
Engine stop switch....................................................................... 61
ALGEMENE NORMEN..................................................................... 9
Vooronderstelling....................................................................... 10
Koolmonoxide............................................................................. 10
Brandstof.................................................................................... 11
Warme onderdelen..................................................................... 12
Koelvloeistof............................................................................... 12
Gebruikte motorolie en koppelingsolie....................................... 13
Rem- en koppelingsvloeistof...................................................... 14
Elektrolyt en waterstofgas van de accu...................................... 15
Standaard................................................................................... 16
Communicatie van de defecten die invloed hebben op de vei-
ligheid......................................................................................... 17
Antiblokkeersysteem a-PRC (Aprilia Performance Ride Control)
....................................................................................................... 17
VOERTUING..................................................................................... 19
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 21
Legenda......................................................................................... 24
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 25
Groep controlelampjes................................................................... 27
Digitaal display............................................................................... 27
Alarmen...................................................................................... 32
Selectie lokalisaties.................................................................... 35
Commandoknoppen................................................................... 39
Geavanceerde functies.............................................................. 41
Startschakelaar.......................................................................... 55
Stuurslot vergrendelen............................................................... 56
Knoppen regeling a-PRC............................................................... 57
Drukknop claxon............................................................................ 58
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 58
Lichtschakelaar.............................................................................. 59
Knop die knippert voor groot licht.................................................. 60
5
System a-PRC (Aprilia Performance Ride Control)..................... 61
Immobilizer system operation.................................................. 74
Opening the saddle.................................................................. 75
Glove/tool kit compartment...................................................... 78
Identification................................................................................. 78
USE................................................................................................. 81
Checks......................................................................................... 82
Refuelling..................................................................................... 85
Rear shock absorbers adjustment............................................... 87
Rear shock absorbers setting.................................................. 91
Front fork adjustment................................................................... 92
Front fork setting...................................................................... 95
Steering shock absorber adjustment........................................... 97
Justering af greb til forbremse..................................................... 98
Clutch lever adjustment............................................................... 99
Running in.................................................................................... 99
Starting up the engine.................................................................. 101
Moving off / riding........................................................................ 106
Stopping the engine..................................................................... 114
Parking......................................................................................... 115
Catalytic silencer.......................................................................... 116
Stand........................................................................................... 119
Suggestion to prevent theft.......................................................... 119
Basic safety rules......................................................................... 121
MAINTENANCE.............................................................................. 129
Foreword...................................................................................... 130
Engine oil level check............................................................... 130
Engine oil top-up...................................................................... 132
Tyres............................................................................................ 133
Cooling fluid level......................................................................... 136
Coolant check.......................................................................... 138
Coolant top-up.......................................................................... 138
Checking the brake oil level......................................................... 139
Braking system fluid top up...................................................... 140
Battery removal........................................................................ 144
Use of a new battery................................................................ 145
Checking the electrolyte level.................................................. 147
Charging the battery................................................................. 147
Long periods of inactivity............................................................. 148
Startknop........................................................................................ 60
Stopschakelaar motor.................................................................... 61
Antiblokkeersysteem a-PRC (Aprilia Performance Ride Control)
....................................................................................................... 61
De werking van het immobilizersysteem.................................... 74
Zadel openen............................................................................. 75
Documentenvakje/gereedschapskit........................................... 78
Identificatie..................................................................................... 78
GEBRUIK.......................................................................................... 81
Controles........................................................................................ 82
Tanken........................................................................................... 85
Regulering achterdempers............................................................. 87
Instelling achterste schokdempers............................................. 91
Regulering voorvorken................................................................... 92
Instelling voorvork...................................................................... 95
Regeling stuurdemper.................................................................... 97
Regulering voorremhendel............................................................. 98
Regulering schakelhendel.............................................................. 99
Inrijden........................................................................................... 99
Starten des motors......................................................................... 101
Start / besturing.............................................................................. 106
Stoppen van de motor.................................................................... 114
Parkeren........................................................................................ 115
Katalysator..................................................................................... 116
Standaard...................................................................................... 119
Tips tegen diefstal.......................................................................... 119
Basis veiligheidsnormen................................................................ 121
ONDERHOUD................................................................................... 129
Premisse........................................................................................ 130
Controle van het peil van de motorolie....................................... 130
Het bijvullen van motorolie......................................................... 132
Banden........................................................................................... 133
Peil koelvloeistof............................................................................ 136
Controle van de koelvloeistof..................................................... 138
Bijvulling van de koelvloeistof..................................................... 138
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 139
Bijvullen van de remvloeistof...................................................... 140
Verwijdering van de accu........................................................... 144
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 145
6
Fuses........................................................................................... 150
Lamps.......................................................................................... 153
Headlight adjustment............................................................... 155
Front direction indicators............................................................. 158
Rear optical unit........................................................................... 158
Rear turn indicators..................................................................... 159
Number plate light........................................................................ 159
Brake light.................................................................................... 160
Rear-view mirrors........................................................................ 160
Front and rear disc brake............................................................. 162
Periods of inactivity...................................................................... 164
Cleaning the vehicle.................................................................... 166
Transport..................................................................................... 171
Chain backlash check.............................................................. 171
Chain backlash adjustment...................................................... 172
Checking wear of chain, front and rear sprockets.................... 173
Chain lubrication and cleaning................................................. 174
TECHNICAL DATA......................................................................... 177
Kit equipment............................................................................... 187
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 189
Scheduled maintenance table..................................................... 190
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 147
Opladen van de accu................................................................. 147
Länger stillegen.............................................................................. 148
Zekeringen..................................................................................... 150
Lampjes......................................................................................... 153
Afstellen van de koplamp........................................................... 155
Richtingaanwijzers voor................................................................. 158
Lampenset achter.......................................................................... 158
Richtingaanwijzers achter.............................................................. 159
Kentekenverlichting........................................................................ 159
Remlicht......................................................................................... 160
Achteruitkijkspiegels...................................................................... 160
Schijfrem voor en achter................................................................ 162
Stilstand van het voertuig............................................................... 164
Reinigen van het voertuig.............................................................. 166
Vervoer.......................................................................................... 171
Controle van de speling van de ketting...................................... 171
Regeling van de speling van de ketting...................................... 172
Controle van het gebruik van de ketting, het tandrad en kroon
................................................................................................... 173
Smering en reiniging van de ketting........................................... 174
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 177
Bijgeleverd gereedschap............................................................... 187
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 189
Tabel gepland onderhoud.............................................................. 190
7
8
Tuono V4
Chap. 01
General rules
Hst. 01
Algemene
normen
9
Foreword
NOTE
CARRY OUT THE MAINTENANCE OP-
ERATIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
Vooronderstelling
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Carbon monoxide
If you need to keep the engine running in
order to perform a procedure, please en-
sure that you do so in an open or very well
ventilated area. Never let the engine run
in an enclosed area. If you do work in an
enclosed area, make sure to use a
smoke-extraction system.
CAUTION
EXHAUST EMISSIONS CONTAIN
CARBON MONOXIDE, A POISONOUS
GAS WHICH CAN CAUSE LOSS OF
CONSCIOUSNESS AND EVEN
DEATH.
Koolmonoxide
Wanneer het nodig is om de motor te
doen werken om een handeling uit te
voeren, controleert men of dit in een open
ruimte of in een goed geventileerd lokaal
gebeurt. Laat de motor nooit werken in
een gesloten ruimte. Wanneer men in
een gesloten ruimte werkt, gebruikt men
een evacuatiesysteem voor de uitlaat-
gassen.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN GIFTIG GAS
DAT BEWUSTELOOSHEID EN OOK
DE DOOD KAN VEROORZAKEN.
10
1 General rules / 1 Algemene normen
Fuel
CAUTION
THE FUEL USED TO POWER INTER-
NAL COMBUSTION ENGINES IS HIGH-
LY FLAMMABLE AND MAY BE EX-
PLOSIVE UNDER CERTAIN CONDI-
TIONS. IT IS THEREFORE RECOM-
MENDED TO CARRY OUT REFUEL-
LING AND MAINTENANCE PROCE-
DURES IN A VENTILATED AREA WITH
THE ENGINE SWITCHED OFF. DO
NOT SMOKE DURING REFUELLING
AND NEAR FUEL VAPOURS, AVOID-
ING ANY CONTACT WITH NAKED
FLAMES, SPARKS OR OTHER SOUR-
CES WHICH MAY CAUSE THEM TO
IGNITE OR EXPLODE.
DO NOT DISPERSE FUEL IN THE EN-
VIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
Brandstof
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN. VOER HET TANKEN
EN DE ONDERHOUDSHANDELINGEN
UIT IN EEN GEVENTILEERDE ZONE
EN MET DE MOTOR UIT. ROOK NIET
TIJDENS HET TANKEN EN IN DE NA-
BIJHEID VAN BRANDSTOFDAMPEN,
EN VERMIJDT ABSOLUUT CONTACT
MET VRIJE VLAMMEN, VONKEN EN
EENDER WELKE ANDER BRON DIE
HET VLAM VATTEN OF EXPLODEREN
ERVAN KAN VEROORZAKEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
IF THE VEHICLE FALLS OR IS ON A
STEEP INCLINE FUEL CAN LEAK.
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
11
1 General rules / 1 Algemene normen
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
Hot components
The engine and the exhaust system com-
ponents get very hot and remain in this
condition for a certain time interval after
the engine has been switched off. Before
handling these components, make sure
that you are wearing insulating gloves or
wait until the engine and the exhaust sys-
tem have cooled down.
Warme onderdelen
De motor en de onderdelen van de uit-
laatinstallatie worden zeer warm en blij-
ven lang warm, ook nadat de motor wordt
uitgezet. Vooraleer men deze onderde-
len hanteert, draagt men isolerende
handschoenen, of wacht men tot de mo-
tor en de uitlaatinstallatie zijn afgekoeld.
Coolant
The coolant contains ethylene glycol
which, under certain conditions, can be-
come flammable. When ethylene glycol
burns, it produces an invisible flame
which can nevertheless cause burns.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO POUR COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY CATCH FIRE AND BURN WITH
INVISIBLE FLAMES. WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS, IT IS ADVISABLE TO WEAR
LATEX GLOVES. EVEN THOUGH IT IS
Koelvloeistof
De koelvloeistof bevat ethyleenglycol,
wat in sommige omstandigheden ont-
vlambaar is. Wanneer het brandt, produ-
ceert ethylglycol onzichtbare vlammen,
die toch brandwonden veroorzaken.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
12
1 General rules / 1 Algemene normen
TOXIC, COOLANT HAS A SWEET FLA-
VOUR WHICH MAKES IT VERY AT-
TRACTIVE TO ANIMALS. NEVER
LEAVE THE COOLANT IN OPEN CON-
TAINERS IN AREAS ACCESSIBLE TO
ANIMALS AS THEY MAY DRINK IT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS STILL
HOT. THE COOLANT IS UNDER PRES-
SURE AND MAY CAUSE BURNS.
DE KOELVLOEISTOF IS GIFTIG,
MAAR HEEFT TOCH EEN ZOETE
SMAAK, WAT HEM UITERST AAN-
TREKKELIJK MAAKT VOOR DIEREN.
LAAT DE KOELVLOEISTOF NOOIT IN
GEOPENDE VERPAKKINGEN OF IN
POSITIES DIE BEREIKBAAR ZIJN
VOOR DIEREN, DIE ER ZOUDEN VAN
KUNNEN DRINKEN.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE RADIATORDOP NIET
WANNEER DE MOTOR NOG WARM
STAAT. DE KOELVLOEISTOF STAAT
ONDER DRUK, EN ZOU BRANDWON-
DEN KUNNEN VEROORZAKEN.
Used engine oil and gearbox
oil
CAUTION
IT IS ADVISABLE TO WEAR LATEX
GLOVES WHEN SERVICING THE VE-
HICLE.
THE ENGINE OR GEARBOX OIL MAY
CAUSE SERIOUS INJURIES TO THE
SKIN IF HANDLED FOR PROLONGED
PERIODS OF TIME AND ON A REGU-
LAR BASIS.
Gebruikte motorolie en
koppelingsolie
LET OP
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE OLIE VAN DE MOTOR OF DE VER-
SNELLINGSBAK KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
HUID, WANNEER HET LANG EN DA-
GELIJKS WORDT GEBRUIKT.
13
1 General rules / 1 Algemene normen
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
HAND THE OIL OVER TO OR HAVE IT
COLLECTED BY THE NEAREST USED
OIL RECYCLING COMPANY OR THE
SUPPLIER.
DO NOT DISPOSE OF OIL IN THE EN-
VIRONMENT
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BEZORG HEM AAN OF LAAT HEM OP-
HALEN DOOR HET DICHTSTBIJZIJN-
DE RECYCLINGBEDRIJF VAN GE-
BRUIKTE OLIES OF DOOR DE
LEVERANCIER.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Brake and clutch fluid
BRAKE FLUID MAY BE HARMFUL TO
PAINTWORK, PLASTIC AND RUB-
BER. WHEN SERVICING THE BRAK-
ING SYSTEM PROTECT THESE COM-
PONENTS WITH A CLEAN CLOTH.
ALWAYS WEAR PROTECTIVE GOG-
GLES WHEN SERVICING THESE SYS-
TEMS. BRAKE FLUID IS EXTREMELY
HARMFUL TO THE EYES. IN THE
EVENT OF ACCIDENTAL CONTACT
WITH THE EYES, RINSE THEM IMME-
DIATELY WITH ABUNDANT COLD,
CLEAN WATER AND SEEK MEDICAL
ADVICE.
Rem- en koppelingsvloeistof
DE REMVLOEISTOF KAN GELAKTE,
PLASTIC OF RUBBEREN OPPER-
VLAKKEN BESCHADIGEN. WAN-
NEER MEN HET ONDERHOUD VAN
DE REMINSTALLATIE UITVOERT, BE-
SCHERMT MEN DEZE ONDERDELEN
MET EEN SCHONE DOEK. DRAAG
STEEDS EEN BESCHERMENDE BRIL
WANNEER MEN HET ONDERHOUD
VAN DE INSTALLATIES UITVOERT.
DE REMVLOEISTOF IS UITERST
SCHADELIJK VOOR DE OGEN. IN GE-
VAL VAN TOEVALLIG CONTACT MET
DE OGEN, SPOELT MEN ONMIDDEL-
LIJK MET OVERVLOEDIG KOUD EN
REIN WATER, EN RAADPLEEGT MEN
ONMIDDELLIJK EEN ARTS.
14
1 General rules / 1 Algemene normen
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Battery hydrogen gas and
electrolyte
CAUTION
THE BATTERY ELECTROLYTE IS
TOXIC, CORROSIVE AND AS IT CON-
TAINS SULPHURIC ACID, IT CAN
CAUSE BURNS WHEN IN CONTACT
WITH THE SKIN. WHEN HANDLING
BATTERY ELECTROLYTE, WEAR
TIGHT-FITTING GLOVES AND PRO-
TECTIVE APPAREL. IN THE EVENT OF
SKIN CONTACT WITH THE ELECTRO-
LYTIC FLUID, RINSE WELL WITH
PLENTY OF CLEAN WATER. IT IS
PARTICULARLY IMPORTANT TO
PROTECT YOUR EYES BECAUSE
EVEN TINY AMOUNTS OF BATTERY
ACID MAY CAUSE BLINDNESS. IF
THE FLUID GETS IN CONTACT WITH
YOUR EYES, WASH WITH ABUNDANT
WATER FOR FIFTEEN MINUTES AND
CONSULT AN EYE SPECIALIST IMME-
DIATELY. IF THE FLUID IS ACCIDEN-
TALLY SWALLOWED, DRINK LARGE
QUANTITIES OF WATER OR MILK,
FOLLOWED BY MILK OF MAGNESIA
OR VEGETABLE OIL AND SEEK MED-
ICAL ADVICE IMMEDIATELY. THE
Elektrolyt en waterstofgas van
de accu
LET OP
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VEROORZAKEN OMDAT HET
ZWAVELZUUR BEVAT. DRAAG
NAUWSLUITENDE HANDSCHOENEN
EN BESCHERMENDE KLEDING WAN-
NEER MEN HET ELEKTROLYT VAN
DE ACCU HANTEERT. WANNEER DE
ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER. HET IS ZEER BE-
LANGRIJK OM DE OGEN TE BE-
SCHERMEN, OMDAT OOK EEN ZEER
KLEINE HOEVEELHEID ZUUR VAN DE
ACCU BLINDHEID KAN VEROORZA-
KEN. WANNEER HET IN CONTACT
ZOU KOMEN MET DE OGEN, MOET
MEN VIJFTIEN MINUTEN LANG OVER-
VLOEDIG WASSEN MET WATER EN
ONMIDDELLIJK EEN OOGARTS
RAADPLEGEN. WANNEER HET TOE-
VALLIG ZOU WORDEN INGESLIKT,
MOET MEN VEEL WATER OF MELK
15
1 General rules / 1 Algemene normen
BATTERY RELEASES EXPLOSIVE
GASES; KEEP IT AWAY FROM
FLAMES, SPARKS, CIGARETTES OR
ANY OTHER HEAT SOURCES. EN-
SURE ADEQUATE VENTILATION
WHEN SERVICING OR RECHARGING
THE BATTERY.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
BATTERY LIQUID IS CORROSIVE. DO
NOT POUR IT OR SPILL IT, PARTICU-
LARLY ON PLASTIC COMPONENTS.
ENSURE THAT THE ELECTROLYTIC
ACID IS COMPATIBLE WITH THE BAT-
TERY TO BE ACTIVATED.
DRINKEN, DAARNA MAGNESIUM-
MELK OF VEGETALE OLIE DRINKEN,
EN ONMIDDELLIJK EEN ARTS RAAD-
PLEGEN. DE ACCU VERSPREIDT EX-
PLOSIEVE GASSEN EN MOET DUS
UIT DE BUURT WORDEN GEHOUDEN
VAN VLAMMEN, VONKEN, SIGARET-
TEN EN ELKE ANDERE WARMTE-
BRON. VOORZIE EEN GEPASTE VER-
LUCHTING WANNEER MEN ONDER-
HOUD OF HET OPLADEN VAN DE
ACCU UITVOERT.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF. GIET ZE NIET UIT EN
VERSPREIDT ZE NIET, VOORAL NIET
OP DE PLASTIC DELEN. CONTRO-
LEER OF HET ELEKTROLYTZUUR
SPECIFIEK VOOR DE TE ACTIVEREN
ACCU IS.
Stand
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
Standaard
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
16
1 General rules / 1 Algemene normen
Reporting of defects that
affect safety
Unless otherwise specified in this Use
and Maintenance Booklet, do not remove
any mechanical or electrical component.
CAUTION
SOME OF THE VEHICLE'S CONNEC-
TORS ARE INTERCHANGEABLE AND
IF MOUNTED INCORRECTLY CAN
JEOPARDISE REGULAR FUNCTION-
ING OF THE VEHICLE AND/OR DAM-
AGE PARTS OF IT IRREPARABLY.
Communicatie van de
defecten die invloed hebben
op de veiligheid
Behalve waar gespecificeerd wordt in dit
Gebruiks- en onderhoudsboekje, mag
geen enkel mechanisch of elektrisch on-
derdeel gedemonteerd worden.
LET OP
SOMMIGE CONNECTOREN VAN HET
VOERTUIG KUNNEN ONDERLING
VERWISSELBAAR ZIJN, EN ALS ZE
VERKEERD GEMONTEERD WORDEN
KUNNEN ZE DE NORMALE WERKING
VAN HET VOERTUIG SCHADEN EN/
OF ONHERSTELBARE SCHADE AAN
DE DELEN ZELF VEROORZAKEN.
System a-PRC (Aprilia
Performance Ride Control)
(if applicable)
Antiblokkeersysteem a-PRC
(Aprilia Performance Ride
Control)
(waar voorzien)
a-PRC system (Aprilia Performance
Ride Control)
The a-PRC system consists of the follow-
ing control systems:
a-PRC (Aprilia Performance Ride Con-
trol) systeem
Het a-PRC systeem bestaat uit de vol-
gende controlesystemen:
17
1 General rules / 1 Algemene normen
ALC (Aprilia Launch Control)
A system designed to help the rider opti-
mise acceleration during standing starts.
ATC (Aprilia Traction Control)
A system designed to help the rider con-
trol wheelspin.
AWC (Aprilia Wheelie Control)
A system designed to help the rider con-
trol wheeling by reducing torque to gently
lower the front wheel to the ground.
AQS (Aprilia Quick Shift)
This system enables upshifts without us-
ing the clutch and without changing the
throttle position.
ALC (Aprilia Launch Control)
Dit systeem is bedacht om de bestuurder
te helpen de acceleratie vanuit stilstand
te optimaliseren.
ATC (Aprilia Traction Control)
Dit systeem is bedacht om de bestuurder
te helpen het slippen van de wielen onder
controle te houden.
AWC (Aprilia Wheelie Control)
Dit systeem is bedacht om de bestuurder
te helpen het fenomeen van het steigeren
te beperken door het koppel te verlagen
om het voorwiel zo zacht op de grond te
laten komen.
AQS (Aprilia Quick Shift)
Dit systeem maakt de versnelling moge-
lijk zonder dat u de koppeling gebruikt en
zonder dat u de stand van de gashendel
wijzigt.
key:
a-PRC: motorcycle with a-PRC system
(Aprilia Performance Ride Control)
std: motorcycle without a-PRC system
(Aprilia Performance Ride Control)
Legende:
a-PRC: motorfiets voorzien van het a-
PRC (Aprilia Performance Ride Control)
systeem
std: motorfiets niet voorzien van het a-
PRC (Aprilia Performance Ride Control)
systeem
18
1 General rules / 1 Algemene normen
Tuono V4
Chap. 02
Vehicle
Hst. 02
Voertuing
19
02_01
20
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_02
Arrangement of the main
components (02_02)
key:
1. Left side fairing
2. Left turn indicator
3. Horn
4. Left headlamp
5. CLF ECU (Tone wheel reading
control unit) (if fitted)
6. Windshield
7. Steering damper (if fitted)
8. Clutch lever
9. Left rear-view mirror
Plaats van de
hoofdcomponenten (02_02)
Legende:
1. Linker zijbekleding
2. Linker richtingaanwijzer
3. Akoestische melder
4. Linker voorlicht
5. Centrale CLF (Centrale Foni-
sche Aflezingen) (indien voor-
zien)
6. Kapje
7. Schokdemper van het stuur
(waar voorzien)
21
2 Vehicle / 2 Voertuing
10. Left hand switch
11. Fuel tank cap
12. Fuel tank
13. Left side fairing
14. Battery
15. Auxiliary fuses
16. Main fuses
17. Taillight
18. License plate light
19. Rear left turn indicator
20. Saddle / glovebox / toolkit com-
partment lock
21. Left hand passenger footrest
22. Left hand rider footrest
23. Side stand
24. Gear lever
25. AQS (Aprilia Quick Shift) (if fit-
ted)
26. Left hand fairing lug
27. Engine oil radiator
28. Coolant radiator
29. Rear right turn indicator
30. Passenger seat
31. Right side fairing
32. Rider saddle
33. Sensor box (inertia sensor plat-
form) (if fitted)
34. Air filter
35. ECU
36. Right hand switch
37. Right rear-view mirror
38. Front brake fluid reservoir
39. Front brake lever
40. Instrument/indicator light panel
41. Front right headlamp
42. Front right turn indicator
43. Expansion tank cap
44. Coolant expansion tank
8. Koppelingshendel
9. Linker achteruitkijkspiegeltje
10. Linker schakelaar
11. Dop van de brandstoftank
12. Brandstoftank
13. Linker zijplaatje
14. Accu
15. Secundaire zekeringen
16. Hoofdzekeringen
17. Achterlicht
18. Nummerplaatlicht
19. Linker richtingaanwijzer achter-
aan
20. Slot van het zadel / documen-
tenruimte / gereedschapskit
21. Linker voetensteun passagier
22. Linker voetsteun bestuurder
23. Laterale standaard
24. Versnellingshendel
25. AQS (Aprilia Quick Shift) (indien
voorzien)
26. Beslag linkerzijbekleding
27. Olieradiator motor
28. Koelvloeistofradiator
29. Rechter richtingaanwijzer ach-
teraan
30. Zadel van de passagier
31. Rechter zijplaatje
32. Zadel van de bestuurder
33. Sensor box (inertie platform) (in-
dien voorzien)
34. Luchtfilter
35. ECU Unit
36. Rechter schakelaar
37. Rechter achteruitkijkspiegeltje
38. Vloeistoftank van de voorrem
39. Hendel van de voorrem
40. Groep instrumenten/indicatoren
22
2 Vehicle / 2 Voertuing
45. Right side fairing
46. Front tone wheel (if applicable)
47. Gear lever
48. Right hand rider footrest
49. Rear brake pump and fluid res-
ervoir
50. Rear tone wheel (if applicable)
51. Right hand passenger footrest
41. Rechter koplamp
42. Rechter richtingaanwijzer voor-
aan
43. Dop van het expansievat
44. Expansievat koelvloeistof
45. Rechter zijbekleding
46. Fonisch voorwiel (indien voor-
zien)
47. Versnellingshendel
48. Rechter voetsteun bestuurder
49. Pomp en remvloeistof tank ach-
teraan
50. Fonisch achterwiel (indien voor-
zien)
51. Rechter voetensteun passagier
23
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_03
Dashboard (02_03)
key:
1. Horn button
2. Turn indicator control
3. MODE Control
4. Clutch control lever
5. High beam flashing switch
6. Ignition switch /steering lock
7. Instruments and gauges
8. Throttle grip
9. Engine stop button
10. Starter button
11. Front brake lever
Legenda (02_03)
Legende:
1. Drukknop van de akoestische
melder
2. Commando van de richtingaan-
wijzers
3. Commando MODE
4. Bedieningshendel van de kop-
peling
5. Drukknop voor het knipperen
van het groot licht
6. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot
7. Instrumenten en indicatoren
24
2 Vehicle / 2 Voertuing
12. "+" button (if applicable)
13. "-" button (if applicable)
8. Gashandvat
9. Drukknop voor het stilleggen
van de motor
10. Startknop
11. Hendel van de voorrem
12. Toets "+" (waar aanwezig)
13. Toets "-" (waar aanwezig)
02_04
02_05
Analog instrument panel
(02_04, 02_05)
key:
1. Rpm indicator
2. Multifunctional digital display
3. Warning lights
Analoog instrumentenpaneel
(02_04, 02_05)
Legende:
1. Toerenteller
2. Digitaal multifunctioneel display
3. CONTROLELAMPEN
The instrument panel has an immobilizer
system which prevents start-up in case
Het dashboard heeft een immobilizersys-
teem dat de start belet wanneer het sys-
25
2 Vehicle / 2 Voertuing
the system does not identify a key which
has been stored before.
The vehicle is supplied with two keys al-
ready programmed. The instrument pan-
el accepts a maximum of four keys at the
same time: contact an Official Aprilia
Dealer to enable these keys or to disable
a key that has been lost. When the vehi-
cle is delivered and approximately ten
seconds after the key is set to ON, the
instrument panel requests a personal
five-digit code to be entered. This request
is no longer displayed once the personal
code is entered. For code entering pro-
cedure, see the CODE MODIFICATION
section
It is important to remember the per-
sonal code because:
the vehicle can be started if
the immobilizer system is
faulty
the instrument panel need not
be replaced should the igni-
tion switch be changed
new keys can be programmed
teem de sleutel niet herkent die eerder
werd opgeslagen.
Bij het voertuig worden twee reeds opge-
slagen sleutels geleverd. Het dashboard
aanvaardt tegelijkertijd maximum vier
sleutels: voor hun activering of voor het
desactiveren van een verloren sleutel,
moet men zich wenden tot een Officiële
Aprilia Dealer. Wanneer het voertuig
wordt overhandigd, zal ongeveer 10 se-
conden lang na het draaien van de sleutel
in positie ON het dashboard vragen om
een persoonlijke code van vijf cijfers in te
voeren. Deze vraag zal niet meer worden
weergegeven nadat de persoonlijke code
werd ingevoerd. Voor de procedure van
het invoeren van de code moet de para-
graaf WIJZIGING VAN DE CODE ge-
raadpleegd worden
Het is belangrijk om de persoonlijke
code te herinneren, omdat deze dient
voor het volgende:
het starten van het voertuig
wanneer de werking van het
immobilizersysteem defect is
het vermijdt de vervanging
van het dashboard wanneer
de ontstekingsschakelaar
moet vervangen worden
het opslaan van nieuwe sleu-
tels
26
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_06
Light unit (02_06)
key:
1. General warning light, red
2. Gear in neutral warning light,
green
3. a-PRC (Aprilia Performance
Ride Control) indicator light, or-
ange (if enabled)
4. Low fuel warning light, orange
5. Right turn indicator warning
light, green
6. ABS warning light (not enabled)
7. Gear shift warning light, red
8. Left turn indicator warning light,
green
9. High beam indicator light, blue.
Groep controlelampjes
(02_06)
Legende:
1. Controlelamp algemene War-
ning, rood
2. Controlelamp van de versnelling
in vrij, groen
3. Controlelamp a-PRC (Aprilia
Performance Ride Control),
oranje (waar actief)
4. Oranje controlelamp van de
brandstofreserve
5. Controlelamp van de rechter
richtingaanwijzer, groen
6. Controlelamp ABS (niet actief)
7. Controlelamp schakelen, rood
8. Controlelamp van de linker rich-
tingaanwijzer, groen
9. Controlelamp groot licht, blauw
02_07
Digital lcd display (02_07,
02_08, 02_09, 02_10, 02_11,
02_12, 02_13, 02_14, 02_15)
By turning the ignition key to
'KEY ON', the following indica-
tors on the instrument panel are
lit for two seconds:
- The 'Tuono V4' logo
- All warning lights
Digitaal display (02_07, 02_08,
02_09, 02_10, 02_11, 02_12,
02_13, 02_14, 02_15)
Door de ontstekingssleutel in
positie 'KEY ON' te draaien,
wordt op het dashboard het vol-
gende twee seconden lang
weergegeven:
- Het logo 'Tuono V4'
- Alle controlelampen
27
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_08
The rpm indicator pointer moves
and then goes back to its origi-
nal position.
De wijzer van de toerenteller
verplaatst zich en keert daarna
terug naar de beginpositie.
NOTE
EVERY TIME THE SELECTOR IS HELD
DOWN TO THE RIGHT OR LEFT, YOU
CAN GO FROM ONE CONFIGURA-
TION TO ANOTHER.
N.B.
BIJ ELKE LANGE DRUK OP DE SCHA-
KELAAR NAAR LINKS OF RECHTS
KAN OVERGEGAAN WORDEN VAN
DE ENE CONFIGURATIE NAAR DE
ANDERE.
02_09
ROAD - TRIP 1/TRIP 2 MODES (a-PRC)
1) Water temperature (displayed either in
°C or °F);
2) Gear selected;
3) Clock (in 24H format or in 12H format
with no AM/PM indication) or chronome-
ter (selectable from menu).
4) Map selected;
5) ALC (Aprilia Launch Control);
6) ATC (Aprilia Traction Control); The lev-
el is displayed in negative against a black
MODALITEIT ROAD - TRIP 1/TRIP 2 (a-
PRC)
1) Meting van de watertemperatuur (in C
° of in F°);
2) Versnelling ingeschakeld;
3) Klok (weergave in modaliteit H24 en
modaliteit H12 zonder aanduiding AM /
PM) of chronometer (selecteerbaar in het
menu).
4) Gekozen kaart;
5) ALC (Aprilia Launch Control);
28
2 Vehicle / 2 Voertuing
background when AWC (Aprilia Wheelie
Control) is active.
7) Speed (speedometer);
8) Information, if available, relative to
maps stored in ECU;
9) Service interval spanner symbol, if ap-
plicable.
10) Trip computer log or alarms stored.
6) ATC (Aprilia Traction Control); De
AWC (Aprilia Wheelie Control) is geacti-
veerd als het weergegeven nummer van
het niveau negatief is.
7) Snelheid (snelheidsmeter);
8) De eventuele indicatie van de lokali-
satie die in de regeleenheid aanwezig is;
9) Eventuele sleutel onderhoudsbeurt.
10) Dagboek van de reiscomputer of
eventuele alarmen.
02_10
RACE MODE (a-PRC)
1) Chronometer or Launch control;
2) Gear selected;
3) Information, if available, relative to
maps stored in ECU;
4) Map selected;
5) ATC (Aprilia Traction Control); The lev-
el is displayed in negative against a black
background when AWC (Aprilia Wheelie
Control) is active.
6) Speed (speedometer);
7) Water temperature (displayed either in
°C or °F);
MODALITEIT RACE (a-PRC)
1) Chronometer of Launch control;
2) Versnelling ingeschakeld;
3) De eventuele indicatie van de lokali-
satie die in de regeleenheid aanwezig is;
4) Gekozen kaart;
5) ATC (Aprilia Traction Control); De
AWC (Aprilia Wheelie Control) is geacti-
veerd als het weergegeven nummer van
het niveau negatief is.
6) Snelheid (snelheidsmeter);
7) Meting van de watertemperatuur (in C
° of in F°).
29
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_11
TRIP 1/TRIP 2 MODE (std)
1) Water temperature (displayed either in
°C or °F);
2) Gear selected;
3) Clock (in 24H format or in 12H format
with no AM/PM indication) or chronome-
ter (selectable from menu).
4) Map selected;
5) Speed (speedometer);
6) Information, if available, relative to
maps stored in ECU;
7) Service interval spanner symbol, if ap-
plicable.
8) Trip computer log or alarms stored.
MODALITEIT ROAD - TRIP 1/TRIP 2
(std)
1) Meting van de watertemperatuur (in C
° of in F°);
2) Versnelling ingeschakeld;
3) Klok (weergave in modaliteit H24 en
modaliteit H12 zonder aanduiding AM /
PM) of chronometer (selecteerbaar in het
menu).
4) Gekozen kaart;
5) Snelheid (snelheidsmeter);
6) De eventuele indicatie van de lokali-
satie die in de regeleenheid aanwezig is;
7) Eventuele sleutel onderhoudsbeurt.
8) Dagboek van de reiscomputer of even-
tuele alarmen.
02_12
RACE MODE (std)
1) Chronometer or Launch control;
2) Gear selected;
3) Information, if available, relative to
maps stored in ECU;
4) Map selected;
5) Speed (speedometer);
6) Water temperature (displayed either in
°C or °F);
MODALITEIT RACE (std)
1) Chronometer of Launch control;
2) Versnelling ingeschakeld;
3) De eventuele indicatie van de lokali-
satie die in de regeleenheid aanwezig is;
4) Gekozen kaart;
5) Snelheid (snelheidsmeter);
6) Meting van de watertemperatuur (in C
° of in F°).
30
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_13
Two kilometres after the low fuel warning
light turns on, the kilometres travelled
with low fuel are shown on the digital dis-
play.
2 km na de inschakeling van de contro-
lelamp van de brandstofreserve ver-
schijnt op het digitaal display de aandui-
ding van het aantal afgelegde km in
reserve.
Pressing the centre button of the MODE
control while the low fuel warning light is
active temporarily deactivates the warn-
ing light for 60 seconds.
At "KEY-ON" the indication of reserve
can have a delay of 60 seconds.
Wanneer de controlelamp van de brand-
stofreserve oplicht, gaat deze door op het
bediening MODE te drukken uit en na 60
seconden weer aan.
Bij "KEY-ON" kan de aanduiding van de
reserve 60 seconden later aangeduid
worden.
02_14
The instrument panel can display instan-
taneous fuel consumption
The instrument panel can display aver-
age fuel consumption since the last jour-
ney log reset
Upon entering reserve, the distance in
Km (or mi) travelled since entering re-
serve state is displayed instead of the trip
counter
Het dashboard kan momentele verbruik
weergeven.
Het dashboard kan het gemiddelde ver-
bruik vanaf de laatste reset van het reis-
verslag weergeven.
Bij aanvang van het reserveverbruik, ver-
schijnt in plaats van de hodometer het
aantal km (mi) dat vanaf het begin van de
reserve is afgelegd.
31
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_15
When a maintenance interval threshold is
exceeded, an icon with a spanner is
shown. This indicator may be reset once
the scheduled service has been comple-
ted by an authorised Aprilia Dealer or
service centre.
The "spanner" icon flashes for five sec-
onds when the key is turned to "KEY ON"
when there is less than 300 Km (186 mi)
remaining before the next scheduled
maintenance interval.
With the key set to "KEY OFF" the gen-
eral alarm warning light flashes to indi-
cate activation of the locking system. To
minimise battery consumption the light
stops flashing after 48 hours.
Wanneer de limieten van de onderhouds-
intervallenworden overschreden, ver-
schijnt een icoon met het symbool van de
Engelse sleutel. Wanneer de geprogram-
meerde onderhoudshandelingen bij de
Dealers en Erkende Aprilia Garages
worden uitgevoerd, kan deze aanduiding
geëlimineerd worden.
Wanneer de sleutel in de positie "KEY
ON" wordt gedraaid en er ontbreken min-
der dan 300 km (186 mi) tot het uitvoeren
van het geprogrammeerd onderhoud,
knippert de icoon "Engelse sleutel" vijf
seconden lang.
Met de sleutel in positie "KEY OFF" knip-
pert de controlelamp van het algemeen
alarm om de activering van het immobili-
zersysteem te melden. Om het verbruik
van de accu te verminderen houdt het
knipperen op na 48 uren.
02_16
Alarms (02_16, 02_17, 02_18,
02_19, 02_20)
In case of failure, a different icon is dis-
played according to the cause at the bot-
tom of the display.
Take your vehicle as soon as possible to
an Official Aprilia Dealer.
SERVICE ALARM
In case of failure found in the instrument
panel or in the electronic control unit, the
instrument panel signals the failure by
Alarmen (02_16, 02_17, 02_18,
02_19, 02_20)
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt, wordt op het onderste deel
van het display een icoon weergegeven
die verschilt afhankelijk van de oorzaak.
Men moet zich onmiddellijk tot een Offi-
ciële aprilia Dealer wenden.
ALARM SERVICE
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt door het dashboard of de
32
2 Vehicle / 2 Voertuing
displaying the SERVICE icon and the red
general warning light comes on.
elektronische centrale, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door de icoon
SERVICE weer te geven en door het op-
lichten van de rode controlelamp van het
algemeen alarm
02_17
If there is an immobilizer failure at igni-
tion, the instrument panel requests you to
enter a user code. If the code is entered
correctly, the instrument panel signals
the failure by displaying the SERVICE
icon and the red general warning light
comes on.
URGENT SERVICE ALARM
A serious failure is signalled by a fast
flashing (two flashes per second) of the
general warning light and by the UR-
GENT and SERVICE words alternately
being shown on the digital display. Take
your vehicle as soon as possible to an
Official Aprilia Dealer. In these cases,
the control unit activates a safety proce-
dure that limits the vehicle performance
so that the rider is able to reach an Official
Aprilia Dealer at low speed. According to
the type of failure, performance can be
limited in two ways: a) by reducing the
maximum torque produced; b) by keep-
ing the engine at idle speed but slightly
accelerated (during this operation, the
throttle control is disabled).
Wanneer bij de ontsteking een onregel-
matigheid van de immobilizer wordt ge-
detecteerd, vraagt het dashboard om de
code van de gebruiker in te voeren Wan-
neer de code correct wordt ingevoerd,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid door het symbool SERVICE weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
ALARM URGENT SERVICE
Een ernstige onregelmatigheid wordt ge-
meld door het snel knipperen (twee knip-
peringen per seconde) van de controle-
lamp van het algemeen alarm, en door de
afwisselende weergave van de opschrif-
ten URGENT en SERVICE op het digitaal
display. Men moet zich onmiddellijk tot
een Officiële aprilia Dealer wenden. In
deze gevallen activeert de centrale een
veiligheidsprocedure door de prestaties
van het voertuig te beperken, zodat met
beperkte snelheid de Officiële aprilia
Dealer kan bereikt worden. Naargelang
het type van onregelmatigheid kunnen de
prestaties op twee manieren beperkt
worden: a) door het maximum geleverde
koppel te verminderen; b) door de motor
aan een toerental te houden dat iets ho-
ger is dan het minimum (tijdens deze
33
2 Vehicle / 2 Voertuing
werking wordt het gascommando ge-
deactiveerd).
02_18
Oil failure
In case of failing oil pressure or oil pres-
sure sensor failure, the bulb and the red
general warning light turn on the instru-
ment panel.
Onregelmatigheid olie
In geval van een onregelmatigheid van
de oliedruk of de sensor van de oliedruk,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid met een ampul en het oplichten van
de rode controlelamp van het algemeen
alarm.
Engine overheating alarm
The engine overheating alarm is activa-
ted when the temperature reaches 115 °
C (239 °F). It is signalled when the gen-
eral red warning light turns on.
Alarm oververhitting van de motor
Het alarm van de overtemperatuur van
de motor wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur 115 °C (239 °F) bereikt. Dit
wordt gemeld door het oplichten van de
rode alarmcontrolelamp.
02_19
Electronic control unit disconnected
alarm
In case no connection is detected, the
disconnection icon is displayed on the in-
strument panel and the red general warn-
ing light turns on to signal this condition.
Alarm elektronische centrale niet ver-
bonden
Wanneer de afwezigheid van de verbin-
ding wordt gedetecteerd, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door het sym-
bool van het niet verbonden zijn weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
34
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_20
Turn indicator malfunction
When the instrument panel detects a fail-
ing turn indicator, the turn indicator warn-
ing light flashes twice as fast and the
problem is signalled on the digital display.
Storing Richtingaanwijzer
Wanneer het dashboard het stukgaan
van de richtingaanwijzers detecteert,
knippert de controlelamp van de richting-
aanwijzers eens zo snel, en verschijnt de
aanduiding op het digitaal display.
02_21
Mapping selection (02_21,
02_22, 02_23, 02_24)
The engine control unit has three differ-
ent user-selectable electronic throttle
management maps, which are indicated
as follows at the top left of the instrument
panel digital display (1) :
T is the TRACK mapping
S is the SPORT mapping
R is the ROAD mapping
The "T" engine management map is the
most responsive of all and is conceived
for track use.
CAUTION
ONLY EXPERT RIDERS, RIDING ON
ROADS WITH GOOD GRIP ARE AD-
VISED TO USE THIS MODE. IT IS NOT
RECOMMENDED FOR WET SURFA-
CES AND/OR ROADS WITH LOW
GRIP.
Selectie lokalisaties (02_21,
02_22, 02_23, 02_24)
De centrale voor de besturing van de mo-
tor bevat 3 verschillende "lokalisaties"
voor de besturing van de elektronische
gashendel, die als volgt links bovenaan
op het digitale display op het dashboard
(1) worden weergegeven:
T voor de lokalisatie TRACK
S voor de lokalisatie SPORT
R voor de lokalisatie ROAD
De lokalisatie "T" reageert het snelst is
bestemd om op het circuit te worden ge-
bruikt.
LET OP
HET GEBRUIK VAN DEZE MODALI-
TEIT WORDT AANGERADEN VOOR
ERVAREN MOTORRIJDERS EN OP
WEGEN MET EEN GOEDE WEGLIG-
GING. HET GEBRUIK OP NATTE WE-
35
2 Vehicle / 2 Voertuing
GEN EN/OF MET EEN SLECHTE WEG-
LIGGING WORDT AFGERADEN.
02_22
The "S" engine management map is tail-
ored for performance-oriented use. In
this mode the vehicle's performance in
first and second gear is reduced.
De lokalisatie "S" werd bedacht voor een
sportief gebruik. In deze modaliteit zijn de
prestaties van het voertuig in de eerste
en tweede versnelling beperkt.
02_23
The "R" engine management map is de-
signed for normal road use. The system
reduces the maximum torque supplied by
the engine and smoothly delivers it so as
to prevent loss of grip. In this mode, the
vehicle performance is limited, and there-
fore, the maximum speed cannot be
reached.
CAUTION
THIS IS NOT AN ANTI-SKID DEVICE.
BE EXTREMELY CAUTIOUS WHEN
RIDING ON ROADS WITH LOW GRIP.
De lokalisatie "R" werd bedacht voor een
gebruik op de weg. Het systeem vermin-
dert het maximale koppel dat geleverd
wordt door de motor maar geeft het op
een zachte manier, zodat een betere grip
verkregen wordt. In deze modaliteit wor-
den de prestaties van de motor beperkt,
en kan de maximum snelheid dus niet
bereikt worden.
LET OP
HET IS GEEN ANTI-SLIPMECHANIS-
ME, EN ER WORDT DUS AANGERA-
DEN OM ZEER GOED OP TE LETTEN
OP WEGEN MET EEN SLECHTE WEG-
LIGGING.
36
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_24
The rider may cycle through the different
engine maps by pressing the starter but-
ton, which may be used to select maps
once 5 seconds have elapsed after en-
gine start.
CAUTION
THE RIDER MAY USE THE STARTER
BUTTON TO SELECT MAPS EVEN
WITH THE VEHICLE IN MOTION, PRO-
VIDED THAT THE ENGINE IS RUN-
NING AND THE THROTTLE IS RE-
LEASED.
De overgang naar de verschillende loka-
lisaties gebeurt door middel van de in-
werkingstelling van de startknop die 5
sec na de start van de motor de functie
van Selectieknop voor de lokalisaties
aanneemt
LET OP
DE SELECTIEPROCEDURE VAN DE
LOKALISATIES IS EVENEENS ACTIEF
MET DE MOTOR IN WERKING, MAAR
ENKEL MET GESTARTE MOTOR EN
WANNEER GEEN GAS GEGEVEN
WORDT.
To change engine maps, proceed as fol-
lows.
Press the starter button once.
The symbol of engine map cur-
rently in use is displayed in neg-
ative against a black back-
ground.
Om de lokalisatie te wijzigen, moet als
volgt gehandeld worden:
het symbool van de actueel toe-
gepaste lokalisatie wordt "nega-
tief" op het display weergege-
ven als u voor de eerste keer op
de startknop drukt
37
2 Vehicle / 2 Voertuing
Press the button twice within 1.5
seconds; the next engine map is
displayed in negative against a
black background. To select this
engine map, press the starter
button within 1.5 seconds. Oth-
erwise, the next engine map in
the sequence will be displayed
in negative against a black
background. When the desired
map is shown, press the starter
button and the desired map will
be displayed normally. In any
case, do not "open" the throttle
during this operation. If the throt-
tle is opened, the activation
process for the new engine map
by the ECU is interrupted (the
map symbol is displayed nor-
mally and flashing) until the
throttle is closed again, allowing
the ECU to complete the proce-
dure.
CAUTION
IF THE THROTTLE IS OPENED WHILE
A NEW MAP IS DISPLAYED IN NEGA-
TIVE AGAINST A BLACK BACK-
GROUND (INDICATING THAT IT IS
STILL BEING ACTIVATED BY THE
ECU), THE NEW MAP SELECTED
WILL START TO FLASH (DISPLAYED
NORMALLY) BUT WILL NOT BE EF-
FECTIVELY APPLIED UNTIL THE
THROTTLE IS RELEASED AGAIN.
druk twee maal binnen 1,5 se-
conde op de knop; de volgende
lokalisatie zal "negatief" aange-
duid worden op het display.
Druk binnen 1,5 seconden op de
startknop als u deze lokalisatie
wenst te kiezen. In het omge-
keerde geval zal de volgende
lokalisatie van de sequentie ne-
gatief worden weergegeven.
Wanneer de gewenste lokalisa-
tie wordt weergegeven, moet op
de startknop gedrukt worden en
zal de gewenste lokalisatie "po-
sitief" worden weergegeven. Tij-
dens deze handeling mag de
gashendel in geen enkel geval
"geopend" worden. Als u de
gashendel opent wordt de aan-
vaarding door de elektronische
besturingsunit ECU van de nieu-
we lokalisatie onderbroken (de
lokalisatie knippert "in positief")
tot u de gashendel sluit, zodat
de ECU de handeling kan vol-
tooien.
LET OP
DE NIEUW GEKOZEN LOKALISATIE
BEGINT OP POSITIEF OP HET DIS-
PLAY TE KNIPPEREN ALS U HET
GASCOMMANDO BEDIENT TERWIJL
OP HET DISPLAY DE NIEUWE LOKA-
LISATIE NEGATIEF WORDT WEER-
GEGEVEN EN ZICH DUS NOG IN DE
FASE VAN DE AANVAARDING DOOR
DE CENTRALE BEVINDT. DE NIEUWE
LOKALISATIE WORDT PAS TOEGE-
38
2 Vehicle / 2 Voertuing
PAST ALS U HET GASCOMMANDO
LOSLAAT.
02_25
Control buttons (02_25)
Trip journal 1 and 2
There are two trip journals available.
Press and hold down the MODE control
to the left to select the TRIP JOURNAL 1;
icon "1" on the DIGITAL DISPLAY turns
on.
Press and hold down the MODE control
to the right to select the TRIP JOURNAL
2; icon "2" on the DIGITAL DISPLAY
turns on.
In each journal, each time the MODE
control is briefly pressed to the right or
left, the following information is displayed
in sequence:
1) ODOMETER;
2) TRIP ODOMETER;
3) JOURNEY TIME;
4) MAXIMUM SPEED;
5) AVERAGE SPEED;
6) AVERAGE FUEL CONSUMPTION;
7) INSTANTANEOUS FUEL CON-
SUMPTION;
8) MENU (only with vehicle at a standstill)
Commandoknoppen (02_25)
Boordjournaal 1 en 2
Er zijn twee boordjournaals aanwezig.
Met een lange druk op het Bediening MO-
DE naar links, wordt het BOORDJOUR-
NAAL 1 geselecteerd, en licht de icoon
"1" op het DIGITAAL DISPLAY op.
Met een lange druk op het bediening MO-
DE naar rechts, wordt het BOORDJOUR-
NAAL 2 geselecteerd, en licht de icoon
"2" op het DIGITAAL DISPLAY op.
In elk journaal wordt bij elke korte druk
van het bediening MODE naar rechts of
naar links achtereenvolgens de volgende
informatie weergegeven:
1) HODOMETER;
2) GEDEELTELIJKE HODOMETER;
3) TIJDSDUUR;
4) MAXIMUM SNELHEID;
5) GEMIDDELDE SNELHEID;
6) GEMIDDELD BRANDSTOFVER-
BRUIK;
7) ONMIDDELLIJK BRANDSTOFVER-
BRUIK;
39
2 Vehicle / 2 Voertuing
With the following options: TRIP ODOM-
ETER, TRAVELLING TIME, MAXIMUM
SPEED, MEAN SPEED, AVERAGE
FUEL CONSUMPTION, press and hold
down the central key to reset all the indi-
cations stored in the active TRIP JOUR-
NAL.
8) MENU (enkel wanneer het voertuig
stilstaat).
Bij de volgende trefwoorden: HODOME-
TER PARTIEEL, TIJDSDUUR, MAXI-
MUM SNELHEID, GEMIDDELDE SNEL-
HEID, GEMIDDELD BRANDSTOFVER-
BRUIK wist een korte druk op de centrale
toets alle aanduidingen die opgeslagen
werden in het actieve BOORDJOUR-
NAAL.
CHRONOMETER
To use the chronometer, select the
CHRONOMETER function from the
MENU of the instrument panel advanced
functions.
The chronometer appears at the top of
the digital display, replacing the clock.
With the vehicle in motion the chronom-
eter functioning is controlled by means of
the MODE control central button.
Press the central button briefly to start the
chronometer. Timekeeping starts when
the button is pressed. If the button is
pressed again within 15 seconds after
starting timekeeping, the chronometer is
reset. After that time, and if the button is
pressed again, the data is stored and the
next timekeeping begins.
Timekeeping is cancelled by pressing
and holding down the central button, or
when speed goes back to zero; the dis-
play shows the last timekeeping. Time-
CHRONOMETER
Om de chronometer te gebruiken, moet
de functie CHRONOMETER geselec-
teerd worden in het MENU van de ge-
avanceerde functies van het dashboard.
De chronometer verschijnt bovenaan op
het digitaal display, en vervangt de klok.
Wanneer het voertuig in beweging is,
wordt de werking van de chronometer ge-
controleerd door de centrale toets van
het bediening MODE.
De start van de chronometer wordt uitge-
voerd met een korte druk op de centrale
toets. De eerste druk doet de tijdmeting
starten. Wanneer men nog drukt tijdens
de eerste 15 seconden na het begin van
de tijdmeting, herbegint de chronometer
vanaf nul. Na deze periode zal bij een
volgende druk het gegeven opgeslagen
worden, en zal de volgende meting star-
ten.
40
2 Vehicle / 2 Voertuing
keeping starts again following the steps
described above.
Once 40 timekeeping sessions have
been acquired, acquisition stops and the
message "FULL" is shown on the digital
display. A new series of timekeeping can
be started again only after deleting pre-
vious times stored by means of the
MENU of the instrument panel advanced
functions.
Met een lange druk op de centrale toets
of wanneer de snelheid terugkeert naar
nul, wordt de meting geannuleerd, en op
het display verschijnt de laatste meting.
De sessie start weer zoals hierboven
werd beschreven.
De verwerving wordt beëindigd en op het
digitale display wordt het bericht "FULL"
weergegeven als 40 tellingen verworven
zijn. Een nieuwe sessie tijdmetingen kan
enkel hernomen worden wanneer de eer-
der uitgevoerde metingen gewist worden
met het MENU van de geavanceerde
functies van het dashboard.
02_26
Advanced functions (02_26,
02_27, 02_28, 02_29, 02_30,
02_31, 02_32, 02_33, 02_34,
02_35, 02_36)
MENU (a-PRC)
The configuration menu is accessible
with the vehicle at a standstill by pressing
and holding the MODE button, directly via
the menu screen page, and contains the
following functions:
- EXIT
- SETTINGS
- A-PRC SETTINGS
- CHRONOMETER
- CALIBRATION
Geavanceerde functies
(02_26, 02_27, 02_28, 02_29,
02_30, 02_31, 02_32, 02_33,
02_34, 02_35, 02_36)
MENU (a-PRC)
Het configuratiemenu dat u stilstaand
kunt betreden met een lange druk op de
bediening MODE op de menu weergave
bevat de volgende begrippen:
- EXIT
- INSTELLINGEN
- INSTELLINGEN a-PRC
- CHRONOMETER
- KALIBRATIE
- DIAGNOSTIEK
41
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_27
- DIAGNOSIS
- LANGUAGES
- TALEN
02_28
MENU (std)
- EXIT
- SETTINGS
- CHRONOMETER
- DIAGNOSIS
- LANGUAGES.
MENU (std)
- EXIT
- INSTELLINGEN
- CHRONOMETER
- DIAGNOSTIEK
- TALEN.
SETTINGS
The SETTINGS menu consists of the fol-
lowing options:
- EXIT
- TIME ADJUSTMENT
- GEAR SHIFT
- BACKLIGHTING
- CODE CHANGE
INSTELLINGEN
Het menu van de INSTELLINGEN be-
staat uit de volgende trefwoorden:
- EXIT
- REGELING VAN HET UUR
- SCHAKELEN
- ACHTERGRONDVERLICHTING
- WIJZIGING VAN DE CODE
42
2 Vehicle / 2 Voertuing
- CODE RESET
- °C / °F
- 12/24 h
The functions of the settings menu are
indicated in the following sections.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel goes back to the main menu.
- HERSTELLING VAN DE CODE
- °C/°F
- 12/24 h
De functies van het menu van de instel-
lingen worden aangeduid in de volgende
paragrafen.
Na het beëindigen van de handeling
keert het display terug naar het hoofdme-
nu.
TIME ADJUSTMENT
The clock can be set as follows. The main
screen shows the "Hour Adjustment"
control.
In this mode, the minute indicator is no
longer displayed leaving only the hour in-
dicator. Each time the MODE command
is pressed to the right, the hour value in-
creases; likewise, each time the MODE
command is pressed to the left, the hour
value decreases. Press the MODE com-
mand central part to store the set value
and to shift to minute adjustment.
The hour indicator is no longer displayed
when this function is activated; only the
minute indicator is shown. Each time the
MODE command is pressed to the right,
the minute value increases; likewise,
each time the MODE command is press-
ed to the left the minute value decreases.
REGELING VAN HET UUR
In deze modaliteit kan de klok ingesteld
worden. Het hoofdzakelijke beeldscherm
zal het bediening "Regeling uur" weerge-
ven.
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt,
verdwijnt de aanduiding van de minuten
en blijft enkel diegene van de uren zicht-
baar. Bij elke druk naar rechts van het
bediening MODE verhoogt de waarde
van de uren, en symmetrisch bij elke druk
naar links van het bediening MODE ver-
laagt de waarde van de uren. Een druk
op het centrale deel van het bediening
MODE slaat de ingestelde waarde op, en
er wordt overgegaan naar de regeling
van de minuten.
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt,
verdwijnt de aanduiding van de uren en
blijft enkel die van de minuten. Bij elke
druk naar rechts van het bediening MO-
DE verhoogt de waarde van de minuten,
en symmetrisch bij elke druk naar links
43
2 Vehicle / 2 Voertuing
Press the MODE command central part
to store the set value and to exit the clock
adjustment function.
van het bediening MODE verlaagt de
waarde van de minuten.
Een druk op het centrale deel van het be-
diening MODE slaat de ingestelde waar-
de op, en wordt de modaliteit van de
regeling van de klok verlaten.
02_29
GEAR SHIFT THRESHOLD
The gear shift threshold can be set in this
mode. The main screen page shows the
message "GEAR SHIFT THRESHOLD".
Each time the MODE command is press-
ed to the right, the threshold value in-
creases by 100 RPM; vice versa, each
time the MODE command is pressed to
the left, the threshold value decreases by
100 RPM.
After reaching either the highest or lowest
limit, the next time the command is press-
ed will produce no effect.
The procedure ends when the MODE
command is pressed at the central posi-
tion, which stores the set value, the point-
er goes back to zero and the instrument
panel goes back to the configuration
menu.
When the battery is first activated, the in-
strument panel is set to the run-in rev
value. Afterwards, the last set value is
displayed:
RUN-IN REVOLUTIONS: 8500
rpm
MAXIMUM REVOLUTIONS:
15000 rpm
SCHAKELLIMIET
In deze functie stelt men de waarde van
de schakellimiet in. Het hoofdscherm ver-
schijnt met de melding "SCHAKELLI-
MIET".
Bij elke druk naar rechts van het bedie-
ning MODE verhoogt de limietwaarde
met 100 RPM, en omgekeerd bij elke
druk naar links van het bediening MODE
verlaagt de limietwaarde met 100 RPM.
Bij het bereiken van de limiet, onderste of
bovenste, heeft elke volgende druk op de
schakelaar geen enkel effect.
De handeling eindigt met een druk op het
bediening MODE in de centrale positie,
waardoor de ingestelde waarde wordt
opgeslagen, de wijzer keert terug naar
nul, en het dashboard gaat terug naar de
pagina van het menu van de configuratie.
Bij de eerste aansluiting van de accu
wordt het dashboard ingesteld op de
waarde van de toeren van de proefperi-
ode, en bij de volgende aansluitingen
wordt het ingesteld op de laatst ingestel-
de waarde:
TOERENTAL VAN DE PROEF-
PERIODE: 8500 toeren/min
(rpm)
44
2 Vehicle / 2 Voertuing
If the set threshold value is exceeded, the
gear change warning light on the instru-
ment panel starts to flash. It turns off
when the value goes back below the
threshold limit.
MAXIMUM TOERENTAL:
15000 toeren/min (rpm)
Bij het overschrijden van de vastgestelde
waarde knippert de controlelamp van de
melding van het schakelen op het dash-
board, tot onder de limiet wordt terugge-
keerd.
02_30
02_31
BACKLIGHTING BRIGHTNESS
This function adjusts the backlighting
brightness to three levels. Each time the
MODE command is pressed to the right
or left, the following icons are shown:
LOW
MEAN
HIGH
Once the operation is finished, when the
MODE command is pressed at central
position, the instrument panel shows the
SETTINGS menu.
When the battery is detached, the display
is configured with the maximum level of
brightness.
INTENSITEIT VAN DE ACHTER-
GRONDVERLICHTING
Met deze functie kan de intensiteit van de
achtergrondverlichting ingesteld worden
op drie niveaus. Bij elke druk naar rechts
of links van het bediening MODE, kan de
gebruiker de volgende iconen lezen:
LOW
MEAN
HIGH
Op het einde van de handeling keert het
dashboard met een druk op het bedie-
ning MODE in centrale positie terug naar
het menu INSTELLINGEN.
Wanneer de accu wordt losgekoppeld,
wordt het display aan de maximum hel-
derheid geconfigureerd.
45
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_32
CODE CHANGE
This function is used to modify an old
code. Once you have entered this func-
tion, the following message is displayed:
"ENTER OLD CODE"
After recognising the old code, the new
code is requested and the display shows
the following message:
"ENTER NEW CODE"
Once the operation is finished, the dis-
play shows the DIAGNOSIS menu. If the
code has been used, this operation is not
allowed.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
If it is the first time a code is stored, only
the new code is requested.
CODE WIJZIGEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men over de oude code beschikt, en wan-
neer men deze wil wijzigen. In deze func-
tie verschijnt de melding:
"VOER DE OUDE CODE IN"
Na de herkenning van de oude code
wordt er gevraagd om de nieuwe code in
te voeren, en het display toont de volgen-
de melding:
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu DIAGNOS-
TIEK. Wanneer men deze met de code
heeft bereikt, wordt deze handeling niet
toegelaten.
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
46
2 Vehicle / 2 Voertuing
Wanneer voor de eerste keer wordt op-
geslagen, wordt enkel het invoeren van
de nieuwe code gevraagd.
CODE RESET
This function is used to set a new code
when the old one is not available; in this
case, at least two keys will have to be in-
serted in the ignition lock. After the first
key has been inserted, the second one is
requested with the following message:
"INSERT KEY II"
In between keys, the instrument panel re-
mains lit; if the key is not inserted within
20 seconds, the operation finishes. After
recognising the second key, the insertion
of the new code is required with the mes-
sage:
"ENTER NEW CODE"
Once the operation is finished, the dis-
play shows the DIAGNOSIS menu. If the
code has been used, this operation is not
allowed.
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
CODE RESETTEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men niet over de oude code beschikt en
wanneer men deze wil wijzigen, in dit ge-
val moet men minstens twee sleutels in
het startblok plaatsen. De eerste is reeds
geplaatst, en daarna wordt het plaatsen
van de tweede gevraagd met de melding:
"PLAATS DE TWEEDE SLEUTEL"
Tijdens de overgang van de ene naar de
andere sleutel blijft het dashboard opge-
licht, en wanneer de sleutel niet binnen
de 20 seconden wordt geplaatst wordt de
handeling beëindigd. Na de herkenning
van de tweede sleutel wordt de invoer
van de nieuwe code gevraagd met de
melding:
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu DIAGNOS-
TIEK. Wanneer men deze met de code
heeft bereikt, wordt deze handeling niet
toegelaten.
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
47
2 Vehicle / 2 Voertuing
°C/°F
Select the °C / °F option from the SET-
TINGS menu for this function.
This function selects the unit of measure-
ment for the coolant temperature: °C or °
F.
12H / 24H
Select the 12H / 24H option from the
SETTINGS menu for this function.
This menu selects the clock display mode
as 12h or 24h.
°C / °F
Om deze modaliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN °C / °F gese-
lecteerd worden.
Dit menu selecteert de meeteenheid van
de koelwatertemperatuur: °C of °F.
12H / 24H
Om deze modaliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN 12H / 24H ge-
selecteerd worden.
Dit menu selecteert de weergave 12H of
24H van de klok.
a-PRC SETTINGS (on vehicles with a-
PRC)
NOTE
THIS MODE CAN ONLY BE AC-
CESSED IF THE ATC (Aprilia Traction
Control) SYSTEM IS ACTIVE.
INSTELLINGEN a-PRC (indien aanwe-
zig)
N.B.
U KUNT DEZE MODALITEIT UITSLUI-
TEND BETREDEN ALS HET ATC (Apri-
lia Traction Control) SYSTEEM GEAC-
TIVEERD IS.
48
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_33
This mode allows the rider to set/activate
AWC (Aprilia Wheelie Control) level and
set ALC (Aprilia Launch Control) levels,
with the vehicle at a standstill.
After selecting the function A-PRC SET-
TINGS, press the MODE selector briefly
to access the AWC and ALC level set-
tings screen.
The AWC level is selected automatically
and displayed in negative against a black
background. Press the "+" and "-" buttons
briefly to increase or decrease the level
setting from "1" (minimum system inter-
vention) to "3" (maximum system inter-
vention).
To deactivate the system, set the mini-
mum level "1" then press and hold "-".
Press and hold "+" to activate again.
In deze modaliteit kunt u bij stilstaand
voertuig de AWC (Aprilia Wheelie Con-
trol) niveaus instellen/activeren en de
ALC (Aprilia Launch Control) niveaus in-
stellen.
U betreedt de weergave met de instellin-
gen van de AWC en ALC niveaus door
kort op de MODE schakelaar te drukken
als u voor INSTELLINGEN A-PRC geko-
zen heeft.
Het negatief weergegeven AWC niveau
wordt automatisch gekozen en kan met
een korte druk op de toetsen "+" en "-"
gewijzigd worden van een waarde
"1" (minimum ingreep) tot "3"(maximum
ingreep).
Houd de toets "-" lang ingedrukt om het
systeem op niveau "1" te deactiveren.
Houd de toets "+" lang ingedrukt om het
systeem te heractiveren.
02_34
To set the ALC level from the adjustment
screen (accessible from A-PRC SET-
TINGS), push the MODE selector briefly
to the left so that the ALC level is dis-
played in negative against a black back-
ground.
Press the "+" and "-" buttons briefly to in-
crease or decrease the ALC level setting
from "1" (minimum system intervention)
to "3" (maximum system intervention).
Verplaats de MODE schakelaar een
beetje naar links zodat de ALC negatief
wordt om het ALC niveau op het scherm
met instellingen (het scherm dat u be-
treedt vanaf de a-PRC INSTELLINGEN)
te kunnen instellen.
Het ALC niveau kan gewijzigd worden
met een korte druk op de toetsen "+" en
"-" van "1" (minimum ingreep) tot
"3" (maximum ingreep).
49
2 Vehicle / 2 Voertuing
CAUTION
TO GAIN FAMILIARITY WITH THE
AWC AND ALC SYSTEMS, PREFERA-
BLY USE LEVEL "3" TO START WITH.
AND THEN, ONCE YOU FEEL COM-
FORTABLE WITH THE SYSTEMS, TRY
THE OTHER LEVELS TO IDENTIFY
WHICH ARE THE BEST SUITED TO
YOUR RIDING STYLE AND FOR DIF-
FERENT ROAD AND WEATHER CON-
DITIONS.
LEVEL "1" IS RECOMMENDED FOR
USE BY EXPERT RIDERS IN IDEAL
ROAD SURFACE CONDITIONS.
LEVEL "2" IS AN INTERMEDIATE SET-
TING BETWEEN LEVEL "1" AND LEV-
EL "3".
THE a-PRC SETTING FUNCTION MAY
ALSO BE ACCESSED FROM THE
RACE DISPLAY MODE BY PRESSING
THE MODE SELECTOR BRIEFLY.
LET OP
WE RADEN U AAN OM IN HET BEGIN
DE WAARDE "3" IN TE STELLEN OM
MET HET SYSTEEM VERTROUWD TE
RAKEN. BEPAAL VERVOLGENS HET
NIVEAU DAT HET BESTE BIJ UW
RIJSTIJL PAST EN DAT GESCHIKT IS
VOOR HET WEGDEK EN DE OMGE-
VINGSOMSTANDIGHEDEN DIE U
KUNT TEGENKOMEN.
HET NIVEAU "1" IS GESCHIKT VOOR
ERVAREN GEBRUIKERS EN VOOR
EEN OPTIMALE WEGLIGGING.
HET NIVEAU "2" IS EEN INSTELLING
HALVERWEGE HET NIVEAU "1" EN
HET NIVEAU "3".
U KUNT DE MODALITEIT INSTELLIN-
GEN a-PRC OOK BETREDEN VANUIT
DE RACE WEERGAVE MODALITEIT
MET BEHULP VAN EEN KORTE DRUK
OP DE "MODE" SCHAKELAAR.
CHRONOMETER
Select the CHRONOMETER option from
the configuration menu to access the
chronometer function. When the CHRO-
NOMETER function is selected the
screen page shows the following options:
- EXIT
- CLOCK/CHRONOMETER
- DELETE TIMES
CHRONOMETER
Om de functie van de chronometer te be-
reiken, moet op het configuratiemenu het
trefwoord CHRONOMETER geselec-
teerd worden. Wanneer de functie
CHRONOMETER wordt geselecteerd,
verschijnt een beeldscherm met de vol-
gende opties:
- EXIT
50
2 Vehicle / 2 Voertuing
- KLOK / CHRONOMETER
- WISSEN METINGEN
CLOCK/CHRONOMETER
This function allows you to select which
function to have at the top of the display:
clock or chronometer.
KLOK / CHRONOMETER
Hiermee kan de functie geselecteerd
worden die bovenaan het display moet
weergegeven worden: klok of chronome-
ter.
02_35
View times
This option shows the stored chronome-
ter times. Press the MODE selector for a
couple of seconds to the right or left to
scroll the time screens; hold it down to
display the CHRONOMETER menu. If
the battery is removed, the stored times
are lost.
Visualiseer de metingen
Deze functie toont de verworven chrono-
metertijden. Met korte drukken op de
keuzeschakelaar MODE naar rechts en
links worden de pagina's van de metin-
gen overlopen, en met een lange druk
verschijnt op het display het menu
CHRONOMETER. Wanneer de accu
wordt losgekoppeld, verliest men de op-
geslagen tijden.
Delete times
This option deletes the stored chronom-
eter times. A deletion confirmation is re-
quested. Once the operation is finished,
the display goes back to the chronometer
menu.
Wis de metingen
Deze modaliteit elimineert de verworven
chronometertijden. De bevestiging voor
het wissen wordt gevraagd. Na het be-
eindigen van de handeling keert het dis-
play terug naar het menu CHRONOME-
TER.
51
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_36
CALIBRATION (on vehicles with a-
PRC)
Select the CALIBRATION function from
the configuration menu to access the
CALIBRATION function.
When the CALIBRATION function is se-
lected (with vehicle at a standstill), a
screen is shown with the following mes-
sage at the bottom of the display:
CALIBRATING
To calibrate the a-PRC (Aprilia Perform-
ance Ride Control) system, ride for ap-
proximately 10 seconds in a straight line
on a flat section of road in second gear
and at a speed of 40 +/- 2 km/h (24.85 +/-
1.24 mph), until the message CALIBRAT-
ING is no longer shown on the display.
NOTE
ONCE THE MESSAGE 'CALIBRATING'
CEASES TO BE DISPLAYED, STOP
THE VEHICLE, TURN THE IGNITION
SWITCH OFF AND LEAVE OFF FOR
AT LEAST 30 SECONDS TO COM-
PLETE THE CALIBRATION PROCE-
DURE.
THIS ALLOWS THE CALIBRATION TO
BE STORED IN THE MEMORY.
NOTE
THE CALIBRATION PROCEDURE IS
USED TO OPTIMISE a-PRC FUNC-
TIONALITY IN THE EVENT OF CHANG-
ING TYRE TYPE OR FINAL DRIVE
KALIBRATIE
(waar voorzien)
Om de functie KALIBRATIE te bereiken,
moet u in het configuratiemenu het begrip
CHRONOMETER kiezen.
Een scherm met de volgende beschrij-
ving aan de onderkant van het display
wordt weergegeven als u voor de functie
KALIBRATIE (bij stilstaand voertuig) ge-
kozen heef:
CALIBRATING
Rijd ongeveer 10 seconden lang in de
tweede versnelling met een snelheid van
40 +/- 2 km/h (24.85 +/- 1.24 mph) op een
vlakke en rechte weg tot op het display
het bericht KALIBRATIE verdwijnt om het
a-PRC systeem (Aprilia Performance Ri-
de Control) te kalibreren.
N.B.
BRENG HET VOERTUIG TOT STIL-
STAND EN SCHAKEL HET DASH-
BOARD MINSTENS 30 SECONDEN
LANG UIT OM DE PROCEDURE TE
VOLTOOIEN ALS HET BERICHT CALI-
BRATING VAN HET DASHBOARD
VERDWENEN IS.
OP DEZE MANIER WORDT DE KALI-
BRATIE IN HET GEHEUGEN VAN DE
REGELEENHEID OPGESLAGEN.
N.B.
DE KALIBRATIE IS NOODZAKELIJK
OM DE FUNCTIONERING VAN DE a-
PRC ALS HET SOORT BANDEN EN DE
52
2 Vehicle / 2 Voertuing
RATIO (PINION-SPROCKET COMBI-
NATION).
IF THE VEHICLE IS FITTED WITH
TYRES OTHER THAN THOSE INDICA-
TED IN THIS USE AND MAINTENANCE
MANUAL, THE LEVEL SETTINGS OF
THE SYSTEM MAY NEED TO BE
MODIFIED IN ORDER TO OBTAIN THE
SAME BEHAVIOUR AS BEFORE.
NOTE
TURN THE IGNITION SWITCH OFF TO
ABORT THE CALIBRATION PROCE-
DURE.
DURING CALIBRATION, ATC IS AU-
TOMATICALLY DEACTIVATED (IF
PREVIOUSLY ACTIVATED).
CAUTION
WHEN THE MOTORCYCLE IS IN RE-
SERVE, IT IS NOT POSSIBLE TO CAR-
RY OUT THE CALIBRATION PROCE-
DURE BECAUSE, DURING THIS
PHASE, ON THE INSTRUMENT PAN-
EL, THE MESSAGE CALIBRATING IS
REPLACED BY THE INDICATION OF
THE KILOMETRES TRAVELLED
SINCE ENTERING RESERVE STATE
DEFINITIEVE TRANSMISSIEVERHOU-
DING (RONDSEL-TANDENKROON)
GEWIJZIGD WORDT.
HET KAN NODIG BLIJKEN OM DE NI-
VEAUS VOOR DE INSTELLING VAN
HET SYSTEEM TE WIJZIGEN OM HET-
ZELFDE GEDRAG VAN HET ATC SYS-
TEEM TE KUNNEN WAARBORGEN
ALS U BANDEN GEBRUIKT MET SPE-
CIFICATIES DIE NIET VOLDOEN AAN
DEGENE DIE IN DEZE HANDLEIDING
VOOR GEBRUIK EN ONDERHOUD
VERMELD ZIJN.
N.B.
SCHAKEL HET DASHBOARD UIT ALS
U DE KALIBRATIE WENST TE ANNU-
LEREN.
DE ATC WORDT TIJDENS DE KALI-
BRATIE AUTOMATISCH GEDEACTI-
VEERD (ALS HET SYSTEEM EERDER
GEACTIVEERD WAS).
LET OP
WANNEER OP RESERVE WORDT GE-
REDEN, KAN DE HANDELING VAN DE
KALIBRATIE NIET UITGEVOERD
WORDEN OMDAT OP HET DASH-
BOARD, TIJDENS DEZE FASE, HET
OPSCHRIFT CALIBRATING WORDT
VERVANGEN MET DE AANDUIDING
VAN HET AFGELEGDE AANTAL KILO-
METER VANAF HET BEGIN VAN DE
RESERVE
53
2 Vehicle / 2 Voertuing
DIAGNOSIS
Open the configuration menu to display
the DIAGNOSIS option.
This menu interfaces with the systems
present on the vehicle and diagnoses
them. To enable this menu, enter an ac-
cess code available only from official
Aprilia dealers.
DIAGNOSTIEK
Wanneer het configuratiemenu wordt be-
reikt, is het mogelijk om het trefwoord
DIAGNOSTIEK weer te geven.
Dit menu wordt geïnterfaced met de sys-
temen die aanwezig zijn op de motor, en
voert hierop de diagnose uit. Om het te
activeren moet de toegangscode inge-
voerd worden, die enkel in het bezit is van
de erkende dealers van Aprilia.
LANGUAGES
Open the configuration menu to access
the LANGUAGES function. Select the
LANGUAGES option to choose the inter-
face language.
The options are:
- ITALIANO
- ENGLISH
- FRANÇAIS
- DEUTSCH
- ESPAÑOL
Once the operation is finished, the dis-
play goes back to the LANGUAGES
menu.
TALEN
Vanaf het configuratiemenu kan de func-
tie van de TALEN bereikt worden. Wan-
neer het trefwoord TALEN wordt gese-
lecteerd, kan de taal van de interface
gekozen worden
De opties zijn:
- ITALIANO
- ENGLISH
- FRANÇAIS
- DEUTSCH
- ESPAÑOL
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu TALEN
54
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_37
Ignition switch (02_37)
The ignition switch (1) is located on the
headstock upper plate.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
The lights go off when the ignition switch
is set to «OFF».
NOTE
THE KEY ACTIVATES THE IGNITION
SWITCH AND OPERATES THE
STEERING LOCK.
NOTE
THE HIGH AND LOW BEAM LIGHTS
TURN ON AUTOMATICALLY UPON
ENGINE START-UP.
Startschakelaar (02_37)
De ontstekingsschakelaar (1) bevindt
zich op de bovenste plaat van de kop van
de stuurinrichting.
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
Het uitgaan van de lichten gebeurt wan-
neer de ontstekingsschakelaar op
«OFF» wordt geplaatst.
N.B.
DE SLEUTEL ACTIVEERT DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR/HET
STUURSLOT.
N.B.
DE DIMLICHTEN / GROTE LICHTEN
GAAN AUTOMATISCH AAN NA DE
START VAN DE MOTOR.
LOCK: The steering is locked. It is not
possible to start the engine or switch on
the lights. The key can be extracted
OFF: The engine and lights cannot be set
to work. The key can be extracted.
ON: The engine can be started. The key
cannot be removed
PARKING: The steering is blocked. The
engine cannot be started. The lights of
the front and rear headlamps are activa-
ted. The ignition key can be extracted.
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. Het is
niet mogelijk om de motor te starten en
om de lichten te activeren. Het is mogelijk
om de sleutel te verwijderen.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge-
lijk om de sleutel te verwijderen.
ON: De motor kan gestart worden. Het is
niet mogelijk om de sleutel te verwijde-
ren.
PARKING: De stuurinrichting is geblok-
keerd. De motor kan niet gestart worden.
55
2 Vehicle / 2 Voertuing
Once the key has been extracted, the im-
mobilizer system is active (if present).
Het positielicht van het voorlicht en de
positielichten van het achterlicht worden
geactiveerd. Het is mogelijk om de sleutel
te verwijderen. Nadat de sleutel wordt
verwijderd, is het immobilizersysteem ac-
tief (indien aanwezig).
02_38
Locking the steering wheel
(02_38)
To lock the steering:
• Turn the handlebar completely to the
left.
• Turn the key to «OFF».
• Push in the key and turn it anticlockwise
(to the left), steer the handlebar slowly
until the key is set to «LOCK».
• Remove the key.
CAUTION
TO AVOID LOSING CONTROL OF THE
VEHICLE, NEVER TURN THE KEY TO
"LOCK" WHILE RIDING.
Stuurslot vergrendelen
(02_38)
Om het stuur te blokkeren:
• Draai het stuur volledig naar links.
• Draai de sleutel in positie «OFF».
• Druk op de sleutel en draai hem in te-
genwijzerzin (naar links) rond, stuur lang-
zaam tot de sleutel op «LOCK» wordt
geplaatst.
• Verwijder de sleutel.
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI-
TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN,
ZODAT MEN DE CONTROLE OVER
HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
56
2 Vehicle / 2 Voertuing
a-PRC setting buttons (02_39,
02_40)
(if applicable)
Knoppen regeling a-PRC
(02_39, 02_40)
(waar voorzien)
02_39
02_40
These allow the rider to adjust the set-
tings of the different functions of the a-
PRC system.
Maken het mogelijk om de diverse func-
ties van het a-PRC in te stellen.
57
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_41
Horn button (02_41)
Press it to activate the horn.
Drukknop claxon (02_41)
De akoestische melder wordt in werking
gesteld door op de drukknop te drukken.
02_42
Switch direction indicators
(02_42)
Move the switch to the left, to indicate a
left turn; move the switch to the right to
indicate a right turn. Pressing the switch
deactivates the turn indicator.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT WITH AR-
ROWS FLASHES QUICKLY, IT MEANS
THAT ONE OR BOTH TURN INDICA-
TORS LIGHT BULBS ARE BURNT
OUT.
Schakelaar richtingaanwijzers
(02_42)
Verplaats de schakelaar naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait.
Druk op de schakelaar om de richting-
aanwijzer te deactiveren.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE PIJLEN SNEL KNIPPERT, ZIJN
EEN OF BEIDE LAMPJES VAN DE
RICHTINGAANWIJZERS VERBRAND.
The turn indicators have a self-cancelling
function that implements the following
logic.
Het automatisch terugspringen van de
richtingaanwijzers is met de volgende lo-
gica uitgevoerd.
58
2 Vehicle / 2 Voertuing
With the vehicle at a standstill (speed =
zero), the turn indicators continue flash-
ing indefinitely.
With the vehicle in motion, the turn indi-
cators self-cancel when one the two fol-
lowing conditions is met:
After a time (t) = 40 sec.
After riding 500 m (0.31 mi).
If the vehicle speed reaches zero during
this period, the time and distance counts
are reset and start again from zero when
the vehicle starts moving once again.
Switching on the opposite side turn indi-
cators without pressing the switch in the
intermediate reset position causes both
the time and distance counters to reset
and recommence from zero.
Als het voertuig stil staat, en de snelheid
dus gelijk is aan nul, blijven de richting-
aanwijzers oneindig knipperen.
Als het voertuig in beweging is, springen
de richtingaanwijzers automatisch terug
wanneer één van de volgende twee toe-
standen bereikt wordt:
Na een tijd t = 40 sec.
Nadat 500 m (0.31 mi) is afge-
legd
Als tijdens dit tijdsverloop de snelheid tot
nul daalt, worden de meting van tijd en
afstand gewist, en begint de meting op-
nieuw wanneer het voertuig weer in be-
weging wordt gezet.
De overgang van de richtingaanwijzing
van de ene naar de andere kant zonder
een tussentijdse nulstellingsimpuls, zorgt
voor het wissen van de meting en het op-
nieuw starten van het meten van zowel
tijd als afstand.
02_43
High/low beam selector
(02_43)
Press the light switch to turn on the low
beam light; press it again to turn on the
high beam light.
Lichtschakelaar (02_43)
Wanneer op de schakelaar van de lichten
wordt gedrukt, wordt het dimlicht geacti-
veerd; wanneer er nogmaals wordt op
gedrukt, wordt het groot licht geactiveerd.
59
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_44
Passing button (02_44)
Uses the high beam flash in case of dan-
ger or emergency.
Releasing the switch deactivates the high
beam flash.
Knop die knippert voor groot
licht (02_44)
Hiermee kan men het knipperen van het
groot licht gebruiken, in geval van gevaar
of nood.
Wanneer men de drukknop loslaat, wordt
het knipperen van het groot licht gedeac-
tiveerd.
02_45
Start-up button (02_45)
With the key inserted in the ignition and
turned to ON, when the button is pushed
the starter motor will start the engine
AFTER A FEW SECONDS FROM THE
ENGINE START-UP, THE START-UP
BUTTON ASSUMES THE MAPPING
CHANGE FUNCTION.
Startknop (02_45)
Wanneer, met de sleutel in de ontsteking
en op ON gedraaid, op de knop wordt ge-
drukt, zal de startmotor de motor in werk-
ing stellen
DE STARTKNOP NEEMT ENKELE SE-
CONDEN NA DE START VAN DE MO-
TOR DE FUNCTIE VAN SELECTIEK-
NOP VAN DE LOKALISATIE AAN.
60
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_46
Engine stop switch (02_46)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch.
Press this switch to stop the engine.
Stopschakelaar motor (02_46)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar.
Druk op de schakelaar om de motor stil
te leggen.
System a-PRC (Aprilia
Performance Ride Control)
(if applicable)
Antiblokkeersysteem a-PRC
(Aprilia Performance Ride
Control)
(waar voorzien)
a-PRC system (Aprilia Performance
Ride Control)
Aprilia Performance Ride Control is an
engine torque control system that helps
improve performance and enhance safe-
ty for the rider.
a-PRC consists of four systems:
ATC: Aprilia Traction Control;
AWC: Aprilia Wheelie Control;
ALC: Aprilia Launch Control;
AQS: Aprilia Quick Shift.
a-PRC (Aprilia Performance Ride Con-
trol) systeem
Aprilia Performance Ride Control is een
systeem dat het koppel van de motor
controleert en zo de performance en de
veiligheid voor de bestuurder verbetert.
a-PRC bevat 4 systemen:
ATC: Aprilia Traction Control;
AWC: Aprilia Wheelie Control;
ALC: Aprilia Launch Control;
AQS: Aprilia Quick Shift.
61
2 Vehicle / 2 Voertuing
WARNING AND INDICATOR LIGHTS,
KEY
- Indicator light off: with system activa-
ted with vehicle in motion or system acti-
vated after exceeding 5 Km/h (3.1 mph)
after key-on;
- Indicator light continuously lit: with
system intentionally deactivated by rider
or in the event of a malfunction causing
deactivation;
- Indicator light flashing slowly: with
system active after key-on before ex-
ceeding 5 Km/h (3.1 mph) or in the case
of certain malfunctions causing ATC level
to be locked ("+" and "-" buttons disa-
bled);
- Indicator light flashing quickly: when
one of the a-PRC functions (ATC, AWC
and ALC) is actively invoking traction
control.
LEGENDA CONTROLELAMPEN
- Controlelamp uit: als het systeem tij-
dens het rijden geactiveerd is of als het
systeem geactiveerd wordt nadat de
snelheid van 5 km/h (3.1 mph) wordt
overschreden na de inschakeling van het
dashboard;
- Controlelamp aan: het systeem vrijwil-
lig uitgeschakeld door de bestuurder of
bij een defect die tot uitschakeling leidt;
- Controlelamp knippert (langzaam
knipperend): als het systeem ingescha-
keld is na het inschakelen van het dash-
board voordat de snelheid van 5 km/h
(3.1 mph) wordt overschreden of in het
geval van bepaalde defecten die leiden
tot bevriezing (dan worden de knoppen
"+" en "-" uitgeschakeld) van het ATC-ni-
veau;
- Controlelamp knippert (snel knippe-
rend): als een van de functies van het
systeem a-PRC (ATC, AWC e ALC) op
de tractiecontrole ingrijpt.
Aprilia Traction Control
Traction control: a system designed to
help the rider control wheelspin.
Aprilia Traction Control
Tractiecontrole: het is een systeem om
de bestuurder te helpen het slippen van
de wielen onder controle te houden.
62
2 Vehicle / 2 Voertuing
ATC is a system that monitors and, if nec-
essary, limits rear wheelspin under ac-
celeration to increase vehicle stability.
While ATC improves vehicle control, it
does not allow the physical handling lim-
its of the vehicle to be exceeded. The
rider is fully responsible for riding at a
suitable speed based on weather and
road conditions, always leaving an ap-
propriate safety margin.
Under no circumstances can ATC com-
pensate for any rider error or improper
use of the throttle.
THE TRACTION CONTROL SYSTEM
CANNOT PREVENT FALLS WHILE
CORNERING.
ACCELERATING SUDDENLY WHILE
THE VEHICLE IS INCLINED OR WITH
THE HANDLEBARS TURNED WILL
PUT THE VEHICLE IN AN UNSTABLE
STATE THAT IS EXTREMELY DIFFI-
CULT TO RECTIFY.
DO NOT SPEED RECKLESSLY. LIM-
ITS OF GRIP ARE DETERMINED BY
LAWS OF PHYSICS WHICH EVEN THE
ATC SYSTEM CANNOT OVERCOME.
De ATC is een systeem dat het slippen
van het achterwiel tijdens het versnellen
controleert en eventueel beperkt om de
stabiliteit van het voertuig te bevorderen.
Het ATC systeem verbetert de controle
van het voertuig en zorgt ervoor dat de
fysieke limieten van de wegligging van
het voertuig niet overschreden worden.
De bestuurder moet met een gepaste
snelheid rijden, moet rekening houden
met de weersinvloeden en de toestand
van het wegdek en moet voor een nood-
zakelijke veiligheidsmarge zorgen.
Het ATC systeem is niet in staat om in de
verschillende situaties beoordelingsfou-
ten en een onjuist gebruik van de ver-
snelling te compenseren.
DE TRACTIECONTROLE BEHOEDT
NIET VOOR HET VALLEN IN BOCH-
TEN.
EEN BRUUSKE VERSNELLING MET
HELLEND VOERTUIG OF ALS HET
STUUR GEDRAAID IS VEROOR-
ZAAKT EEN INSTABILITEIT DIE MOEI-
LIJK TE BEHEERSEN IS.
VOORKOM ONVOORZICHTIG RIJ-
DEN. DE WEGLIGGING VAN HET
VOERTUIG IS ONDERWORPEN AAN
BEPAALDE NATUURKUNDIGE WET-
TEN DIE DE ATC NIET KAN ELIMINE-
REN.
63
2 Vehicle / 2 Voertuing
The ATC system also responds optimally
and limits wheelspin during cornering.
This is made possible by the inertia sen-
sor platform, which provides the ECU
with precise information concerning the
inclination of the motorcycle.
ATC SYSTEM DEACTIVATED MAN-
UALLY
At key-on and after the initial instrument
panel check cycle, if the system is deac-
tivated, the a-PRC indicator light remains
lit constantly until the rider activates the
system again.
ATC SYSTEM ACTIVE
At key-on and after the initial instrument
panel check cycle, if the system was ac-
tive at the last key-off, the a-PRC indica-
tor light flashes until the vehicle exceeds
5 Km/h (3.1 mph), after which it extin-
guishes.
Het ATC systeem grijpt optimaal in tij-
dens het rijden in bochten en controleert
het slippen dus ook tijdens deze rijfase.
Dit is mogelijk dankzij de aanwezigheid
van het inertie platform dat de regeleen-
heid voorziet van nauwkeurige indicaties
betreffende de inclinatie van de motor-
fiets.
ATC SYSTEEM HANDMATIG GE-
DEACTIVEERD
De a-PRC controlelamp blijft branden tot
u het systeem activeert als bij het starten
van het voertuig na de controle van het
dashboard het systeem gedeactiveerd is.
ATC SYSTEEM GEACTIVEERD
De a-PRC controlelamp knippert na de
controle van het dashboard als het sys-
teem sinds het vorige gebruik geacti-
veerd gebleven is. De lamp blijft knippe-
ren tot de snelheid van 5 km/h (3.1 mph)
overschreden wordt. Boven deze snel-
heid wordt de lamp uitgeschakeld.
If the a-PRC indicator light remains con-
stantly lit, this means that a fault has been
detected and the ATC system has been
automatically deactivated.
In this case carry out the following oper-
ations:
- stop the vehicle;
Als de a-PRC controlelamp vast brandt is
er sprake van een storing. In dit geval
wordt de ATC automatisch gedeacti-
veerd.
In dit geval moeten de volgende hande-
lingen uitgevoerd worden:
- stop het voertuig;
- sleutel OFF-ON;
64
2 Vehicle / 2 Voertuing
- key OFF-ON;
- reactivate the system manually
- ride over 5 km/h (3.1 mph): the a-PRC
indicator light should extinguish;
- ATC system working correctly.
If the 'ATC system deactivated' indication
persists:
NOTE
SHOULD THIS OCCUR, CONTACT AN
aprilia Official Dealer.
- het systeem handmatig heractiveren
- overschrijd de snelheid van 5 km/h (3.1
mph): de controlelamp a-PRC moet uit-
gaan;
- de ATC functioneert.
Als de melding van de gedeactiveerde
ABS aanhoudt:
N.B.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële Aprilia Dealer.
THE ATC SYSTEM ACTS ON THE
REAR WHEEL ON THE BASIS OF IN-
FORMATION RECEIVED FROM TONE
WHEELS INSTALLED ON BOTH
WHEELS. ALWAYS CHECK THAT THE
TONE WHEELS ARE CLEAN, AND
REGULARLY CHECK THAT THE GAP
BETWEEN THE TONE WHEEL AND
THE SENSOR IS CONSTANT AROUND
THE ENTIRE CIRCUMFERENCE OF
THE TONE WHEEL ITSELF. SHOULD
THE WHEELS BE REMOVED AND RE-
FITTED, IT IS VERY IMPORTANT TO
CHECK THAT THE DISTANCE BE-
TWEEN TONE WHEEL AND SENSOR
IS THE ONE SPECIFIED. FOR CHECK-
ING AND ADJUSTMENT, CONTACT
AN Authorised APRILIA Workshop.
HET ATC SYSTEEM GRIJPT IN OP
HET ACHTERWIEL EN ONTVANGT IN-
FORMATIE VAN DE FONISCHE WIE-
LEN DIE OP DE BEIDE WIELEN GE-
MONTEERD ZIJN. HET IS BELANG-
RIJK DAT U TELKENS CONTRO-
LEERT OF DE FONISCHE WIELEN
SCHOON ZIJN. CONTROLEER TE-
VENS REGELMATIG OF DE AFSTAND
TOT DE SENSOR CONSTANT IS OVER
360 GRADEN. CONTROLEER OF DE
AFSTAND TUSSEN HET FONISCHE
WIEL EN DE SENSOR OVEREEN-
STEMT MET DE VOORZIENE WAAR-
DE ALS DE WIELEN GEDEMON-
TEERD EN WEER GEMONTEERD
WORDEN. WEND UT TOT EEN ER-
KENDE Aprilia GARAGE VOOR DE
CONTROLE EN DE AFSTELLING ER-
VAN.
65
2 Vehicle / 2 Voertuing
NOTE
PROLONGED ROTATION OF THE
REAR WHEEL WHILE THE FRONT
WHEEL IS STATIONARY (BURNOUT,
MOTORCYCLE ON CENTRE STAND
ETC.) MAY CAUSE THE SYSTEM TO
AUTOMATICALLY DEACTIVATE AND
THE a-PRC INDICATOR LIGHT TO
LIGHT CONSTANTLY.
TO REACTIVATE, TURN THE IGNI-
TION SWITCH OFF AND THEN ON
AGAIN AND SELECT THE REQUIRED
SETTING.
NOTE
a-PRC SYSTEM SENSORS, WITH
HIGH PRECISION OF READING THE
TONE WHEELS, CAN GENERATE,
WITH MOTORCYCLE AT STANDSTILL
AND RUNNING ENGINE, A km/h (mi)
SPEED INDICATION IN THE DIGITAL
DISPLAY.
SUCH PERFORMANCE IS NORMAL
AND DOES NOT CAUSE MALFUNC-
TIONING OF THE a-PRC SYSTEM.
Characteristic
Distance between tone wheel and
front sensor
0.3 - 2.00 mm (0.012 - 0.079 in)
Distance between tone wheel and rear
sensor
0.3 - 2.00 mm (0.012 - 0.079 in)
N.B.
ALS HET ACHTERWIEL LANG BLIJFT
DRAAIEN TERWIJL HET VOORWIEL
GEBLOKKEERD IS (BURNOUT, MO-
TOR OP CENTRALE STANDAARD,
ENZ). KAN HET SYSTEEM AUTOMA-
TISCH GEDEACTIVEERD WORDEN.
IN DIT GEVAL GAAT DE a-PRC LAMP
OP HET DASHBOARD BRANDEN.
SCHAKEL HET INSTRUMENTENPA-
NEEL UIT EN IN EN KIES VOOR DE
GEWENSTE INSTELLING OM HET
SYSTEEM TE HERSTELLEN.
N.B.
DE SENSOREN VAN HET SYSTEEM a-
PRC ZORGEN VOOR EEN UITERST
PRECIEZE LEZING VAN DE GELUIDS-
WIELEN, EN KUNNEN, WANNEER
HET VOERTUIG STILSTAAT EN DE
MOTOR DRAAIT, EEN AANDUIDING
VAN DE SNELHEID VAN ENKELE km/
h (mi) AANGEVEN OP HET DIGITALE
DISPLAY.
DIT IS EEN NORMAAL VERSCHIJN-
SEL, EN DUIDT NIET OP STORINGEN
VAN HET SYSTEEM a-PRC.
Technische kenmerken
Afstand tussen het fonische wiel en de
voorste sensor
0,3 - 2,00 mm (0.012 - 0.079 in)
Afstand tussen het fonische wiel en de
achterste sensor
66
2 Vehicle / 2 Voertuing
0,3 - 2,00 mm (0.012 - 0.079 in)
To activate the system, press and hold
the "+" setting button, the value "1" is
shown on the display.
When the ATC system is activated with
the vehicle at a standstill, the a-PRC in-
dicator light flashes until the vehicle rea-
ches a speed of 5 Km/h (3.1 mph).
Press the "+" and "-" buttons briefly to in-
crease or decrease the ATC level setting
from "1" (minimum system intervention)
to "8" (maximum system intervention).
NOTE
THIS IS ALSO POSSIBLE WITH THE
MOTORCYCLE IN MOTION.
NOTE
EACH TIME THE SET VALUE IS MODI-
FIED, THE NUMERICAL SYMBOL
FLASHES FOR APPROXIMATELY 2
SECONDS BEFORE THE NEW SET-
TING IS CONFIRMED.
CAUTION
TO GAIN FAMILIARITY WITH THE ATC
SYSTEM, PREFERABLY USE LEVEL
"8" TO START WITH, THEN TRY THE
OTHER LEVELS TO IDENTIFY WHICH
ARE THE BEST SUITED TO YOUR RID-
ING STYLE AND FOR DIFFERENT
ROAD AND WEATHER CONDITIONS.
Houd de "+" steltoets langdurig ingedrukt
om het systeem te activeren. Op het dis-
play wordt de waarde "1" weergegeven.
De a-PRC controlelamp knippert als het
ATC systeem geactiveerd wordt bij stil-
staand voertuig. De lamp blijft knipperen
tot de snelheid van 5 km/h (3.1 mph)
overschreden wordt.
Het ATC niveau kan gewijzigd worden
met een korte druk op de toetsen "+" en
"-" van "1" (minimum ingreep) tot
"8" (maximum ingreep).
N.B.
DEZE HANDELING KAN OOK WOR-
DEN UITGEVOERD ALS DE MOTOR-
FIETS RIJDT.
N.B.
HET NUMMER KNIPPERT ONGEVEER
2 SECONDEN LANG ALS U DE WAAR-
DE INSTELT ALVORENS DE INSTEL-
LING WORDT BEVESTIGD.
LET OP
WE RADEN U AAN OM IN HET BEGIN
HET ATC SYSTEEM IN TE STELLEN
OP HET NIVEAU "8" OM MET HET
SYSTEEM VERTROUWD TE RAKEN.
VERVOLGENS KUNT U DE INSTEL-
LING AANPASSEN AAN UW RIJSTIJL
EN AAN HET WEGDEK EN DE OMGE-
67
2 Vehicle / 2 Voertuing
LEVEL "1" IS RECOMMENDED FOR
USE BY EXPERT RIDERS IN IDEAL
ROAD SURFACE CONDITIONS.
ALL OTHER LEVELS ARE INTER-
MEDIATE SETTINGS BETWEEN LEV-
EL "1" AND LEVEL "8".
VINGSOMSTANDIGHEDEN DIE U
KUNT TEGENKOMEN.
HET NIVEAU "1" IS GESCHIKT VOOR
ERVAREN GEBRUIKERS EN VOOR
EEN OPTIMALE WEGLIGGING.
DE ANDERE NIVEAUS BEVINDEN
ZICH TUSSEN HET NIVEAU "1" EN
HET NIVEAU "8".
To deactivate the system, select the min-
imum level "1" then press and hold the "-"
setting button.
The a-PRC indicator light is constantly lit.
NOTE
THIS IS ALSO POSSIBLE WITH THE
MOTORCYCLE IN MOTION.
NOTE
WHEN THE BATTERY IS CONNECTED
FOR THE FIRST TIME, THE a-PRC IN-
DICATOR LIGHT IS CONSTANTLY LIT
(SYSTEM NOT ACTIVE)
NOTE
IF THE IGNITION SWITCH IS TURNED
OFF AND LEFT OFF FOR OVER 30
SECONDS, AT THE NEXT KEY-ON,
THE ATC SYSTEM MAINTAINS THE
PREVIOUSLY SELECTED SETTINGS.
Houd de steltoets "-" langdurig ingedrukt
als het systeem op "1" ingesteld is om het
systeem te deactiveren.
De a-PRC controlelamp brandt.
N.B.
DEZE HANDELING KAN OOK WOR-
DEN UITGEVOERD ALS DE MOTOR-
FIETS RIJDT.
N.B.
DE a-PRC CONTROLELAMP BRANDT
(HET SYSTEEM IS NIET GEACTI-
VEERD) ALS U DE ACCU VOOR HET
EERST AANSLUIT
N.B.
ALS HET INSTRUMENTENBORD VAN
DE MOTORFIETS LANGER DAN 30
SEC UITGESCHAKELD IS, ZAL BIJ DE
VOLGENDE INSCHAKELING HET
ATC-SYSTEEM DE EERDER GEKO-
ZEN INSTELLINGEN BEHOUDEN.
68
2 Vehicle / 2 Voertuing
Aprilia Wheelie Control
Wheelie control: a system designed to
help the rider control wheeling by reduc-
ing torque to gently lower the front wheel
to the ground.
CAUTION
WITH AWC DEACTIVATED AND ATC
ACTIVATED:
- WHEELING IS LIMITED TO A MAXI-
MUM DURATION OF 30 SECONDS.
AFTER THIS PERIOD, THE SYSTEM
BRINGS THE FRONT WHEEL BACK
TO THE GROUND.
- WHEELING IS NOT PERMITTED IF
THE MOTORCYCLE IS BANKED BY +/-
25° RELATIVE TO THE VERTICAL. IF
THIS ANGLE IS EXCEEDED, THE SYS-
TEM RETURNS THE FRONT WHEEL
TO THE GROUND.
Aprilia Wheelie Control
Wheeling controle: het is een systeem
dat bedacht is om de bestuurder te hel-
pen het fenomeen van het stiegeren te
beperken door het koppel te verlagen om
het voorwiel zo zacht mogelijk op de
grond te laten komen.
LET OP
BIJ EEN UITGESCHAKELDE AWC EN
DE INGESCHAKELDE ATC:
- LANGERE INSCHAKELING DAN 30
SECONDEN IS NIET TOEGESTAAN,
WANT NA DEZE TIJD WORDT HET
VOORWIEL DOOR HET SYSTEEM
NAAR DE GROND GETROKKEN;
- HET KAN NIET WORDEN INGESCHA-
KELD ALS DE MOTOR MEER DAN +/-
25° HELT TEN OPZICHTE VAN DE
LOODLIJN, BIJ EEN GROTERE HEL-
LINGSGRAAD WORDT HET VOOR-
WIEL DOOR HET SYSTEEM NAAR DE
GROND GETROKKEN.
TABLE OF RECOMMENDED SETTINGS
Engine map ATC AWC Road surface
Road 7 / 8 3 Wet road or poor grip conditions
Sport 4 / 6 2 Dry road, medium grip conditions
69
2 Vehicle / 2 Voertuing
Engine map ATC AWC Road surface
Track 1 / 3 - / 1 Dry road or track, excellent grip conditions
TABEL MET AANBEVOLEN INSTELLINGEN
Lokalisatie
ATC AWC Wegdek
Road 7 / 8 3 Nat wegdek of slechte wegligging
Sport 4 / 6 2 Droog wegdek, middelmatige wegligging
Track 1 / 3 - / 1 Droog wegdek of droog circuit, uitstekende wegligging
NOTE
THE TABLE IS ONLY INTENDED AS A
GUIDELINE FOR SETTING THE LEV-
ELS OF EACH CONTROL SYSTEM.
EACH RIDER MAY PERSONALISE
THE LEVELS TO THEIR OWN PREF-
ERENCE IN ACCORDANCE WITH
ABILITY, RIDING STYLE AND ROAD
CONDITIONS. FOR MORE INFORMA-
TION ON LEVEL SETTINGS, SEE THE
RELATIVE PARAGRAPHS FOR EACH
INDIVIDUAL FUNCTION.
N.B.
DE TABEL GEEFT UITSLUITEND
MAXIMUM INDICATIES VOOR HET IN-
STELLEN VAN DE NIVEAUS VAN DE
VERSCHILLENDE CONTROLES.
ELKE GEBRUIKER KAN DE NIVEAUS
NAAR WENS EN AAN DE HAND VAN
DE RIJSTIJL, DE CAPACITEIT EN HET
WEGDEK AANPASSEN. RAADPLEEG
DE PARAGRAFEN GEWIJD AAN DE
AFZONDERLIJKE FUNCTIES VOOR
OVERIGE INFORMATIE OVER DE NI-
VEAUS.
Aprilia Launch Control
Launch control: a system designed to
help the rider optimise acceleration dur-
ing standing starts.
Aprilia Launch Control
Gecontroleerde lancering: het is een
systeem dat bedacht is om de bestuurder
te helpen de acceleratie vanuit stilstand
te optimaliseren.
70
2 Vehicle / 2 Voertuing
CAUTION
ALC MUST BE USED WITH EXTREME
PRUDENCE AS THERE IS NO FUNC-
TION TO PREVENT THE MOTORCY-
CLE FROM FLIPPING IN ANY OF THE
THREE POSSIBLE LEVELS.
THE SYSTEM IS FOR EXPERT RIDERS
AND EXCLUSIVELY FOR TRACK USE.
RELEASE THE CLUTCH PROGRES-
SIVELY TO PREVENT EXCESS SLIP-
PAGE, WHICH COULD DAMAGE THE
MECHANICALS OF THE VEHICLE.
LET OP
HET ALC SYSTEEM DIENT HEEL
VOORZICHTIG GEBRUIKT TE WOR-
DEN AANGEZIEN HET GEEN SYS-
TEEM IS TEGEN OVER DE KOP
SLAAN IN ELK VAN DE DRIE MOGE-
LIJKE AANDRAAINIVEAUS.
HET SYSTEEM IS BESTEMD VOOR
ERVAREN GEBRUIKERS EN UITSLUI-
TEND VOOR GEBRUIK OP CIRCUIT.
LAAT DE KOPPELING DUS GELEIDE-
LIJK LOS ZODAT OVERMATIG SLIP-
PEN WORDT VERMEDEN WAAR-
DOOR DE ONDERDELEN VAN DE
MOTOR MOGELIJK BESCHADIGD
KUNNEN RAKEN.
ALC launch control is a specific function-
ing scenario for the traction control sys-
tem which takes into consideration the
fact that initial speed is zero. Once the
LAUNCH control function is activated
and the throttle is opened completely, the
engine speed increases to and is main-
tained at approximately 9,500 rpm, irre-
spective of the level set. The LAUNCH
function is automatically deactivated in
the event of any of the three following sit-
uations:
A gear higher than second is se-
lected;
Vehicle speed exceeds 145 Km/
h (90.10 mph).
ALC, gecontroleerde lancering. Dit is een
specifieke gebruiksconditie van de trac-
tiecontrole waarbij de beginsnelheid nul
is. Als de LAUNCH geactiveerd is, zal de
motor 9.500 toeren-min (rpm) maken als
de gashendel helemaal geopend wordt.
Het gebruik van de LAUNCH conditie is
mogelijk in het geval van een van de vol-
gende situaties:
U schakelt een versnelling in die
hoger is dan de tweede versnel-
ling;
Een vastgestelde snelheid bo-
ven 145 km/h (90.10 mi/h) wordt
overschreden.
Om het eerder in het menu geselecteer-
de ALC/systeem te activeren dient gelijk-
71
2 Vehicle / 2 Voertuing
To activate ALC in the level selected pre-
viously from the menu, with the vehicle
stationary, simultaneously press and
hold "+" and "-" for at least 3 seconds,
until the message "LAUNCH" (in ROAD
display mode) or "L" (in RACE display
mode) is shown on the digital display.
When ALC is activated, the ATC and
AWC systems are automatically deacti-
vated and remain so until the ALC func-
tion is exited ALC (message cleared from
digital display). Once the ALC function is
exited, the ATC and AWC systems re-
sume operation with the settings selected
previously.
CAUTION
DURING THE INITIAL STAGE OF ALC
FUNCTION (DURING CLUTCH RE-
LEASE), THE SYSTEM HELPS THE
RIDER KEEP THE FRONT WHEEL AS
CLOSE TO THE GROUND AS POSSI-
BLE.
DURING THE SECOND STAGE OF
ALC FUNCTION (WITH THE CLUTCH
LEVER COMPLETELY RELEASED),
THE OBJECTIVE OF THE SYSTEM IS
TO HELP THE RIDER MAXIMISE VEHI-
CLE ACCELERATION IN RELATION
TO THE ALC LEVEL SELECTED. DUR-
ING THE SECOND STAGE OF OPER-
ATION, THE SYSTEM ALLOWS THE
FRONT WHEEL TO LIFT FROM THE
GROUND TO MAXIMISE ACCELERA-
TION.
tijdig, bij snelheid nul, de knoppen "+" en
"-" langer dan 3 seconden ingedrukt te
worden, tot op de digitale display het
woord "LAUNCH" (in visualisatiemodus
RACE) of "L" (in de visualisatiemodus
ROAD).
Eenmaal geactiveerd wordt het ALC-,
ATC- en AWC-systeem automatisch ge-
deactiveerd tot het moment dat de ALC-
functie uitgeschakeld wordt (het woord
op de digitale display verdwijnt), op dit
punt gaan de ATC en AWC terug naar de
eerder ingestelde instellingen.
LET OP
IN DE EERSTE FASE VAN WERKING
AN HET ALC-SYSTEEM (OP HET MO-
MENT DAT DE KOPPELINGSHENDEL
WORDT LOSGELATEN). HET DOEL IS
DE BESTUURDER TE HELPEN HET
VOORWIEL ZO DICHT MOGELIJK BIJ
DE GROND TE HOUDEN.
IN DE TWEEDE FASE VAN DE WERK-
ING VAN HET ALC-SYSTEEM, (DE
KOPPELINGSHENDEL WORDT HELE-
MAAL LOSGELATEN), IS HET DOEL
DE BESTUURDER TE HELPEN DE AC-
CELERATIE MAXIMALISEREN VAN
DE MOTOR VOLGENS HET GESELEC-
TEERDE ALC-NIVEAU. IN DEZE
TWEEDE FASE VAN HET MAXIMALI-
SEREN VAN DE ACCELERATIE
STAAT HET SYSTEEM HET OPTILLEN
VAN HET VOORWIEL TOE.
72
2 Vehicle / 2 Voertuing
AWC and/or ALC can only be activated if
the ATC system is on. This means that
neither the wheelie control function nor
launch control can be selected unless the
traction control is on. The three systems
can therefore be set independently of one
another and can function simultaneously.
Uitsluitend als de ATC geactiveerd is
kunt u de AWC en/of de ALC activeren.
U kunt de wheeling controle of de lance-
ringsprocedure dus niet activeren als u
de tractiecontrole niet heeft ingescha-
keld. De 3 systemen kunnen afzonderlijk
van elkaar ingesteld worden en kunnen
tegelijkertijd ingrijpen.
Aprilia Quick Shift
A system that enables upshifts without
using the clutch and without changing the
throttle position.
This system uses the gear shift signal
from the gear lever to perform quicker
gear changes with a smaller drop in en-
gine speed than with a conventional gear
shift.
The system is only active above an en-
gine speed of approximately 4000 rpm.
CAUTION
THE CLUTCH MUST BE USED FOR
UPSHIFTS AT ENGINE SPEEDS BE-
LOW 4000 RPM.
CAUTION
THE SYSTEM IS ACTIVE ONLY DUR-
ING UPSHIFTS, WITH THE THROTTLE
OPEN.
THE SYSTEM IS NOT ACTIVE DURING
DOWNSHIFTS.
Aprilia Quick Shift
Dit systeem maakt het mogelijk om naar
een hogere versnelling over de schake-
len zonder dat u de koppeling gebruikt en
zonder dat u de stand van de gashendel
wijzigt.
Het systeem gebruikt het signaal van de
schakelsensor op de versnellingshendel
om sneller over te schakelen terwijl het
toerental minder afneemt dan wanneer u
traditioneel schakelt.
Het systeem is uitsluitend actief boven
een bepaald toerental van de motor: on-
geveer 4000 toeren/min (rpm).
LET OP
MAAK GEBRUIK VAN DE KOPPELING
OM NAAR EEN HOGERE VERSNEL-
LING OVER TE SCHAKELEN ALS HET
TOERENTAL VAN DE MOTOR LAGER
IS DAN 4000 toeren/min (rpm).
LET OP
HET SYSTEEM IS ALLEEN ACTIEF BIJ
HET INSCHAKELEN VAN DE VER-
73
2 Vehicle / 2 Voertuing
SNELLING BIJ EEN GEOPENDE GAS-
HENDEL.
HET SYSTEEM IS NIET ACTIEF ALS U
EEN HELLING OP RIJDT.
02_47
Immobilizer system operation
(02_47)
For enhanced theft protection, the vehi-
cle is equipped with an electronic immo-
bilizer system that is activated automati-
cally when the ignition key is removed.
Keep the second key in a safe place since
it is not possible to make a copy if it gets
lost.
This would imply replacing numerous
parts of the vehicle (besides the locks).
Each key in the grip has an electronic de-
vice - transponder - which modulates the
radio frequency signal emitted by a spe-
cial aerial inside the switch when the ve-
hicle is started.
The modulated signal is the "password"
by which the appropriate central unit rec-
ognises the key and only after this oc-
curs, it allows the engine start-up.
CAUTION
THE IMMOBILIZER SYSTEM CAN
MEMORISE UP TO FOUR KEYS.
De werking van het
immobilizersysteem (02_47)
Om de bescherming tegen diefstal te ver-
hogen, is het voertuig uitgerust met een
elektronisch blokkeersysteem van de
motor, dat automatisch wordt geacti-
veerd wanneer de ontstekingssleutel
wordt verwijderd.
Bewaar de tweede sleutel op een veilige
plaats, omdat wanneer ook de tweede
sleutel wordt verloren, het niet meer mo-
gelijk is om een kopie te maken.
Dit houdt in dat vele onderdelen van het
voertuig moeten vervangen worden
(naast de sloten).
Elke sleutel heeft in de handgreep een
elektronisch mechanisme - transponder -
die het verzonden radiofrequentiesignaal
moduleert bij de start, langs een in de
schakelaar ingebouwde speciale anten-
ne.
Het gemoduleerd signaal vormt het
"wachtwoord" waarmee de speciale cen-
trale de sleutel herkent, en enkel aan
74
2 Vehicle / 2 Voertuing
DATA STORAGE OPERATION CAN
ONLY BE PERFORMED AT AN Aprilia
official DEALER.
DATA STORAGE PROCEDURE CAN-
CELS THE EXISTING CODES. THERE-
FORE, IF A CUSTOMER WANTS TO
PROGRAM SOME NEW KEYS, S/HE
SHOULD GO TO THE DEALER TAK-
ING ALL THE KEYS S/HE WANTS TO
ENABLE.
deze voorwaarde de start van de motor
toestaat.
LET OP
HET IMMOBILIZERSYSTEEM KAN
VIER SLEUTELS OPSLAAN.
DE HANDELING VAN HET OPSLAAN
KAN ENKEL BIJ EEN Erkende Aprilia
Dealer UITGEVOERD WORDEN.
DE PROCEDURE VAN HET OPSLAAN
WIST DE EERDER INGESTELDE CO-
DES, DUS WANNEER DE KLANT
NIEUWE SLEUTELS WIL OPSLAAN,
MOET HIJ ZICH WENDEN TOT EEN
DEALER MET ALLE SLEUTELS DIE
MOETEN GEACTIVEERD WORDEN.
02_48
Opening the saddle (02_48,
02_49, 02_50, 02_51, 02_52,
02_53)
PASSENGER SEAT REMOVAL
Turn the key clockwise.
Zadel openen (02_48, 02_49,
02_50, 02_51, 02_52, 02_53)
VERWIJDERING VAN HET ZADEL
VAN DE PASSAGIER
Draai de sleutel met de klok
mee.
75
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_49
Remove the passenger seat by
raising first the end.
Zorg er voor dat het zadel van
de passagier makkelijk kan ver-
wijderd worden door eerst de
uiteinden op te heffen.
02_50
Complete removal by raising
and sliding the passenger seat.
Vervolledig de verwijdering door
het zadel van de passagier op te
heffen en weg te halen.
02_51
RIDER SADDLE REMOVAL
Using the Allen key located un-
der the tail fairing / passenger
saddle, unscrew and remove
the two screws fastening the
saddle and remove the saddle
from the vehicle.
VERWIJDERING VAN HET ZADEL
VAN DE BESTUURDER
Gebruik de zeshoekige sleutel
die zich onder het achterspat-
bord / passagierszadel bevindt,
de twee bevestigingsbouten van
het zadel losschroeven en uit-
nemen en het zadel van het
voertuig afhalen.
76
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_52
02_53
Refitting
Carry out the procedure descri-
bed above in reverse order.
After refitting and fastening the
saddle, place the Allen key in
the relative seat under the pas-
senger seat.
NOTE
AFTER REFITTING THE PASSENGER
SEAT, PAY SPECIAL ATTENTION TO
CORRECT AND COMPLETE POSI-
TIONING OF THE END.
CAUTION
BEFORE LOWERING AND LOCKING
THE SADDLE, CHECK THAT THE IG-
NITION KEY HAS NOT BEEN LEFT
THE IGNITION KEY IN THE GLOVE-
BOX /TOOL KIT.
Hermontage
Het hierboven beschrevene in
omgekeerde volgorde herhalen.
Nadat het zadel weer werd ge-
monteerd en bevestigd, moet de
zeskantsleutel in de hiervoor be-
stemde houder van het zadel
van de passagier gepositio-
neerd worden.
N.B.
NADAT HET ZADEL VAN DE PASSA-
GIER WEER WERD GEPOSITIO-
NEERD, MOET GECONTROLEERD
WORDEN DAT DE PLAATSING VAN
DE UITEINDEN CORRECT EN COM-
PLEET IS UITGEVOERD.
LET OP
VOORALEER MEN HET ZADEL OM-
LAAG BRENGT EN BLOKKEERT,
CONTROLEERT MEN OF MEN DE
SLEUTEL NIET VERGETEN IS IN DE
77
2 Vehicle / 2 Voertuing
DOCUMENTENRUIMTE / GEREED-
SCHAPSKIT.
02_54
Glove/tool kit compartment
(02_54)
The saddle must be removed in
order to access the glovebox /
toolkit.
The tool kit is hooked to the bot-
tom of the saddle.
Documentenvakje/
gereedschapskit (02_54)
Voor toegang tot de documen-
tenruimte / gereedschapskit
moet het zadel afgenomen wor-
den.
De gereedschapskit is onder het
zadel bevestigd.
02_55
Identification (02_55)
Write down the chassis and engine num-
ber in the specific space in this booklet.
The chassis number is handy when pur-
chasing spare parts.
CAUTION
CHANGING THE IDENTIFICATION
CODE IS A CRIME THAT MAY BE PUN-
ISHED WITH SERIOUS CRIMINAL
CHARGES. FURTHERMORE, THE
LIMITED WARRANTY FOR NEW VEHI-
CLES WILL BE CANCELLED IF THE
VEHICLE IDENTIFICATION NUMBER
Identificatie (02_55)
Het is een goede gewoonte om het fra-
menummer en het motornummer op de
speciale plaats in dit boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
LET OP
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIECODES IS EEN MISDRIJF DAT BE-
STRAFT KAN WORDEN MET ERNSTI-
GE BESCHULDIGINGEN. BOVENDIEN
ZAL DE BEPERKTE GARANTIE VOOR
78
2 Vehicle / 2 Voertuing
(VIN) HAS BEEN MODIFIED OR CAN-
NOT BE QUICKLY DETERMINED.
NIEUWE VOERTUIGEN GEANNU-
LEERD WORDEN ALS HET SERIE-
NUMMER VAN DE IDENTIFICATIE
VAN HET VOERTUIG (VIN) GEWIJ-
ZIGD WERD OF NIET ONMIDDELLIJK
KAN BEPAALD WORDEN.
CHASSIS NUMBER
The chassis number is stamped on the
right side of the headstock.
Chassis No. ....................
FRAMENUMMER
Het framenummer is gedrukt op de kop
van het stuur, rechter kant.
Frame nr....................
ENGINE NUMBER
The engine number is printed on the base
of the engine crankcase, left hand side.
Engine No. ....................
MOTORNUMMER
Het motornummer is gedrukt op het on-
derstel van de motorcarter, op de linker
kant.
Motor nr....................
79
2 Vehicle / 2 Voertuing
80
2 Vehicle / 2 Voertuing
Tuono V4
Chap. 03
Use
Hst. 03
Gebruik
81
Checks (03_01)
CAUTION
BEFORE RIDING, ALWAYS PERFORM
A PRELIMINARY CHECK OF THE VE-
HICLE TO ENSURE CORRECT AND
SAFE OPERATION. FAILURE TO DO
SO MAY LEAD TO SERIOUS PERSON-
AL INJURY OR DAMAGE TO THE VE-
HICLE. DO NOT HESITATE TO CON-
TACT AN OFFICIAL Aprilia DEALER IF
YOU DO NOT UNDERSTAND HOW
SOME CONTROLS WORK OR IF A
MALFUNCTION IS DETECTED OR
SUSPECTED. CHECKING TAKES
VERY LITTLE TIME BUT CONSIDERA-
BLY INCREASES SAFETY.
Controles (03_01)
LET OP
VÓÓR HET VERTREK VOERT MEN
VOOR EEN CORRECTE EN VEILIGE
WERKING STEEDS EEN VOORAF-
GAANDE CONTROLE VAN HET
VOERTUIG UIT. HET NIET UITVOE-
REN VAN DEZE HANDELINGEN KAN
ERNSTIGE LETSELS AAN UZELF OF
SCHADE AAN HET VOERTUIG VER-
OORZAKEN. AARZEL NIET OM ZICH
TE WENDEN TOT EEN Officiële Aprilia
Dealer, WANNEER MEN DE WERKING
VAN BEPAALDE COMMANDO'S NIET
BEGRIJPT OF WANNEER MEN ONRE-
GELMATIGHEDEN IN DE WERKING
MERKT OF VERMOEDT. DE NODIGE
TIJD VOOR EEN CONTROLE IS UI-
TERST BEPERKT, EN DE VEILIGHEID
KOMT OP DE EERSTE PLAATS.
03_01
This vehicle has been programmed to in-
dicate in real time any operation failure
stored in the electronic control unit mem-
ory.
Every time the ignition switch is turned to
"KEY ON", the alarm LED warning light
turns on for about three seconds on the
instrument panel.
Dit voertuig is voorzien voor het onmid-
dellijk ontdekken van eventuele onregel-
matigheden in verband met de werking,
die opgeslagen worden door de elektro-
nische centrale.
Telkens als de ontstekingsschakelaar op
"ON" wordt geplaatst, licht de controle-
lamp van de alarm LED op het dashboard
ongeveer drie seconden lang op.
82
3 Use / 3 Gebruik
CONTROLLI PRELIMINARI
Front and rear disc brake Check for proper operation. Check
brake lever empty travel and brake
fluid level. Check for leaks. Check
brake pads for wear. If necessary
top-up with brake fluid.
Throttle grip Check that the throttle functions
smoothly and can be fully opened
and closed in all steering positions.
Adjust and/or lubricate if
necessary.
Engine oil Check and/or top-up as required.
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
conditions. Check inflation
pressure, tyre wear and potential
damage.
Remove any possible strange
body that might be stuck in the
tread design.
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate the joints and adjust the
travel if necessary.
Clutch lever Check correct operation and empty
travel. Check the condition of the
cable on the handlebar and on the
engine. The cable must be
replaced if it shows any signs of
CONTROLLI PRELIMINARI
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de loze slag
van de commandohendels, het peil
van de vloeistof en eventuele
lekken. Controleer de slijtage van
de pastilles. Indien nodig vult men
remvloeistof bij.
Gashendel Controleer of hij zacht werkt en of
men hem volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur. Registreer en/of smeer
indien nodig.
Motorolie Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen uit het profiel
van het rijvlak.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer de bewegingsplaatsen en
regel de loop indien nodig.
Koppelingshendel Controleer de correcte werking en
de lege slag. Controleer de staat
van de kabel op het stuur en op de
83
3 Use / 3 Gebruik
fraying. Lubricate the joints if
necessary.
Steering Check that rotation is free and
smooth to the end of the stroke on
both sides, with no clearance or
slack.
Side stand Check that it slides smoothly and
that it snaps back to its rest position
upon spring tension. Lubricate
couplings and joints if necessary.
Check that the side stand safety
switch operates correctly.
Clamping elements Check that the clamping elements
are not loose.
Adjust or tighten them as required.
Fuel tank Check the coolant level and refill if
necessary.
Check the circuit for leaks or
obstructions.
Check that the tank cap closes
correctly.
Engine stop switch (ON - OFF) Check function.
Lights, warning lights, horn, rear
stop light switch and electrical
devices
Check function of horn and lights.
Replace bulbs or repair any faults
noted.
motor. Vervang de kabel als hij
beschadigd is. Smeer indien nodig
de bewegingsplaatsen.
Stuur Controleer of de rotatie vrij is tot
aan de eindslag op beide kanten,
homogeen en vloeiend is, en of
geen spelingen of lossingen
aanwezig zijn.
Laterale standaard Controleer of hij goed schuift, en of
de spanning van de veren hem in
de normale positie terugbrengt.
Smeer indien nodig de
koppelingen en de
bewegingsplaatsen.
Controleer de correcte werking van
de veiligheidsschakelaar van de
laterale standaard.
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
84
3 Use / 3 Gebruik
Tone wheels Check that the tone wheels are
perfectly clean and in good
conditions.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder, schakelaars
van het achterste stoplicht en
elektrische mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visuele
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij defecten.
Geluidswielen Controleer of de geluidswielen
perfect rein zijn en niet beschadigd
zijn.
03_02
Refuelling (03_02)
To refuel:
Lift the cover (1).
Introduce the key (2) in the fuel
tank cap lock (3).
Turn the key clockwise, pull and
open the fuel tank lid.
Characteristic
Fuel tank (reserve included)
17 l (3.74 UK gal)
Fuel tank reserve
3.6 l (0.79 UK gal)
Tanken (03_02)
Voor het tanken handelt men als volgt:
Hef het dekseltje (1) op.
Plaats de sleutel (2) in het slot
van de brandstofdop (3).
Draai de sleutel in wijzerszin,
trek aan het brandstofdeurtje,
en open het.
Technische kenmerken
Brandstoftank (inclusief de reserve)
17 l (3.74 UK gal)
Reserve van de brandstoftank
3,6 l (0.79 UK gal)
Refuel.
Voer het tanken uit.
85
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE FUEL.
WHEN USING A FUNNEL OR ANY
OTHER ELEMENT, MAKE SURE IT IS
PERFECTLY CLEAN.
DO NOT FILL THE TANK UP TO THE
RIM; FUEL MAXIMUM LEVEL MUST
ALWAYS BE BELOW THE LOWER
EDGE OF THE FILLER NECK (SEE
FIGURE).
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE BRANDSTOF
TOE.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT SCHOON WORDEN.
VUL DE TANK NIET VOLLEDIG; HET
MAXIMUM BRANDSTOFPEIL MOET
ONDER DE ONDERSTE RAND VAN DE
BUISVERBINDING BLIJVEN (RAAD-
PLEEG DE FIGUUR).
after refuelling:
The fuel cap may only be refitted
with the key (2) inserted.
Once the key (2) is inserted,
press the cap to close it again.
Remove the key (2).
Close the cover (1).
MAKE SURE THE CAP IS TIGHTLY
CLOSED.
nadat men heeft getankt:
De dop kan alleen gesloten wor-
den wanneer de sleutel (2) in-
gebracht is.
Sluit de dop weer door er op te
drukken, wanneer de sleutel (2)
aanwezig is.
Verwijder de sleutel (2).
H et dekseltje (1) weer sluiten.
86
3 Use / 3 Gebruik
CONTROLEER OF DE DOP CORRECT
GESLOTEN IS.
03_03
Rear shock absorbers
adjustment (03_03)
The rear suspension consists of a spring-
shock absorber unit linked to the frame
via uniball joints and to the swingarm via
a linkage system.
To adjust the rear shock absorbers, the
following adjustments can be performed:
Rebound damping, adjusting with the
knurled hand grip (1); compression
damping by adjusting the thumbscrew
with the knob (2); Spring preload by ad-
justing the ring nut (3) blocked in its seat
by the lock ring nut (4).
NOTE
THE VEHICLE HAS A HEIGHT AD-
JUSTABLE SUSPENSION. FOR USE
ON THE TRACK PLEASE OBSERVE
THE VALUES RECOMMENDED FOR
USE ON THE ROAD.
CAUTION
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN PARTICULAR RAINY OR DUSTY
Regulering achterdempers
(03_03)
De achterste ophanging bestaat uit een
groep veerschokdemper, die verbonden
is door middel van een uni-ball aan het
frame en door middel van hefsystemen
aan de achtervork.
Voor de regeling van de achterste schok-
dempers kan het volgende uitgevoerd
worden: Rem in extensie met behulp van
de regeling van de gekartelde knop (1);
rem in compressie met behulp van de re-
geling van de gekartelde bout met knop
(2); Voorbelasting van de veer met be-
hulp van de regeling van de moer (3) die
in de zit geblokkeerd wordt door middel
van de moerblokkering (4).
N.B.
HET VOERTUIG IS UITGERUST MET
EEN OPHANGING DIE REGELBAAR IS
IN DE HOOGTE. VOOR GEBRUIK OP
HET CIRCUIT MOETEN DE WAARDEN
GERESPECTEERD WORDEN DIE
AANBEVOLEN WORDEN VOOR GE-
BRUIK OP DE OPENBARE WEG.
87
3 Use / 3 Gebruik
CONDITIONS, OFF ROAD OR FOR
TRACK USE.
REAR SHOCK ABSORBER STAND-
ARD SETTING IS ADJUSTED TO MEET
SPORTING RIDING.
HOWEVER, THIS SET CAN BE ADJUS-
TED TO SPECIFIC NEEDS ACCORD-
ING TO VEHICLE USE.
RACING TRACK SETTINGS MUST BE
DONE ONLY FOR OFFICIAL COMPET-
ITIONS OR SPORTS EVENTS WHICH
ARE, IN ALL CASES, AWAY FROM
NORMAL ROAD TRAFFIC AND WITH
THE AUTHORISATION OF THE RELE-
VANT AUTHORITIES.
IT IS STRICTLY FORBIDDEN TO RIDE
A VEHICLE SET FOR RACING ON
ROADS AND MOTORWAYS.
TO COUNT THE NUMBER OF RELEA-
SES AND/OR REVOLUTIONS OF AD-
JUSTMENT SETTINGS (1 - 2) ALWAYS
START FROM THE MOST RIGID SET-
TING (WHOLE CLOCKWISE ROTA-
TION OF THE SETTING).
DO NOT FORCE THE SET SCREWS (1
- 2) TO TURN BEYOND THE END OF
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
DE STANDAARDINSTELLING VAN DE
ACHTERSTE SCHOKDEMPER IS ZO-
DANIG GEREGELD OM HET SPOR-
TIEF RIJDEN TE BEVREDIGEN.
HET IS ALLESZINS MOGELIJK OM
EEN AANGEPASTE REGELING UIT TE
VOEREN NAARGELANG HET GE-
BRUIK VAN HET VOERTUIG.
DE REGELINGEN VOOR GEBRUIK OP
CIRCUIT MOGEN UITSLUITEND UIT-
GEVOERD WORDEN VOOR GEORGA-
NISEERDE WEDSTRIJDEN OF SPOR-
TIEVE EVENEMENTEN, DIE ALLES-
ZINS IN EEN GESLOTEN CIRCUIT
MOETEN GEREDEN WORDEN, NIET
IN HET VERKEER, EN MET TOESTEM-
MING VAN DE RECHTSBEVOEGDE
AUTORITEITEN.
HET IS TEN STRENGSTE VERBODEN
OM REGELINGEN VOOR SPORTIEF
GEBRUIK UIT TE VOEREN, EN OM
MET HET VOERTUIG VOORZIEN VAN
88
3 Use / 3 Gebruik
THE STROKE ON BOTH SIDES SO AS
NOT DAMAGE THEM.
DEZE INRICHTING TE RIJDEN OP WE-
GEN EN AUTOSTRADES.
VOOR HET TELLEN VAN HET AAN-
TAL KLIKKEN EN/OF DRAAIEN VAN
HET REGELREGISTER (1 - 2), VER-
TREKT MEN STEEDS VAN DE HARD-
STE INSTELLING (VOLLEDIGE ROTA-
TIE VAN HET REGISTER IN WIJZER-
ZIN).
FORCEER DE ROTATIE VAN HET RE-
GELREGISTER NIET (1 - 2), NAAST DE
EINDELOOP IN TWEE RICHTINGEN,
VOOR HET VERMIJDEN VAN MOGE-
LIJKE BESCHADIGINGEN.
Using the specific spanner, un-
screw the locking ring nut (4).
Operate on the adjusting ring
nut (3) to adjust the spring pre-
loading (A).
Once the adjustment is done,
screw the ring nut (4).
Turn the (1) screw to adjust the
shock absorber hydraulic re-
bound damping.
Turn the knob (2) to adjust the
shock absorber hydraulic com-
pression damping.
Gebruik de speciale sleutel, en
draai gematigd de blokkeer-
moer (4) los.
Handel op de regelmoer (3) om
de voorbelasting van de veer (A)
te regelen.
Na de blokkering moet de moer
(4) gesloten worden.
Handel op de bout (1) voor het
regelen van de hydraulische
remming in extensie van de
schokdemper.
Druk op de knop (2) voor het re-
gelen van de hydraulische rem-
ming in compressie.
89
3 Use / 3 Gebruik
SET SPRING PRELOADING AND
SHOCK ABSORBER REBOUND
DAMPING ACCORDING TO THE VEHI-
CLE USE CONDITIONS.
IF THE SPRING PRELOADING IS IN-
CREASED, IT IS NECESSARY TO IN-
CREASE THE REBOUND DAMPING
ACCORDINGLY TO AVOID SUDDEN
JERKS WHEN RIDING.
CAUTION
ALWAYS OBSERVE THE RECOM-
MENDED ADJUSTMENT RANGE.
CAUTION
FOR THE CORRECT SETTING PA-
RAMETERS, READ THE PARAGRAPH
"SETTING THE REAR SHOCK AB-
SORBER" CAREFULLY.
Take your vehicle to an official Aprilia
dealer, if necessary.
TRY RIDING THE VEHICLE ON THE
STREET UNTIL THE OPTIMUM AD-
JUSTMENT IS OBTAINED.
REGISTREER DE VOORBELASTING
VAN DE VEER EN DE HYDRAULISCHE
REMMING IN EXTENSIE VAN DE
SCHOKDEMPER, OP BASIS VAN DE
GEBRUIKSCONDITIES VAN HET
VOERTUIG.
WANNEER MEN DE VOORBELAS-
TING VAN DE VEER VERHOOGT,
MOET MEN OOK DE HYDRAULISCHE
REMMING IN EXTENSIE VAN DE
SCHOKDEMPER VERHOGEN, VOOR
HET VERMIJDEN VAN PLOTSELINGE
STUITERINGEN TIJDENS HET RIJ-
DEN.
LET OP
RESPECTEER STEEDS HET AANBE-
VOLEN REGELINGSVELD.
LET OP
VOOR DE INSTELLINGSPARAME-
TERS, AANDACHTIG DE PARA-
GRAAF "INSTELLING ACHTERSTE
SCHOKDEMPERS" DOORLEZEN.
Indien nodig wendt men zich tot een
Officiële aprilia Dealer.
PROBEER HET VOERTUIG HER-
HAALDELIJK UIT OP DE WEG, TOT
MEN DE OPTIMALE REGELING VER-
KRIJGT.
90
3 Use / 3 Gebruik
03_04
Rear shock absorbers setting
(03_04)
SPORT SETTINGS MAY BE USED ON-
LY FOR OFFICIAL COMPETITIONS TO
BE CARRIED OUT ON TRACKS,
AWAY FROM NORMAL ROAD TRAF-
FIC AND WITH THE AUTHORISATION
OF THE RELEVANT AUTHORITIES.
Instelling achterste
schokdempers (03_04)
DE REGELINGEN VOOR SPORTIEF
GEBRUIK MOGEN UITSLUITEND UIT-
GEVOERD WORDEN VOOR GEORGA-
NISEERDE WEDSTRIJDEN OF SPOR-
TIEVE EVENEMENTEN, DIE ALLES-
ZINS IN EEN GESLOTEN CIRCUIT
MOETEN GEREDEN WORDEN, NIET
IN HET VERKEER, EN MET TOESTEM-
MING VAN DE RECHTSBEVOEGDE
AUTORITEITEN.
REAR SHOCK ABSORBER - STANDARD ADJUSTMENT
(FOR USE ON ROAD)
Length of (preloaded) spring (A) 145 mm (5.71 in)
Rebound adjustment, ring nut (1) open (**) 20 clicks from fully closed
(*)
Compression adjustment, knob (2) open (**) 2 clicks from fully closed
(*)
ACHTERSTE SCHOKDEMPER - STANDAARD REGELING
(VOOR GEBRUIK OP DE OPENBARE WEG)
Lengte van de veer (voorbelast)
(A)
145 mm (5.71 in)
Regeling in extensie, moer (1) vanaf helemaal gesloten (*),
openen (**) 20 klikken
Regeling in compressie, knop (2) vanuit de stand gesloten (*),
openen (**) 2 slag
91
3 Use / 3 Gebruik
REAR SHOCK ABSORBER - RACING ADJUSTMENT RANGE
(ONLY ON THE RACING TRACK)
Length of (preloaded) spring (A) 143.5 mm (5.65 in)
Rebound adjustment, ring nut (1) open (**) 9 -12 clicks from fully
closed (*)
Compression adjustment, knob (2) open (**) 0.5-1 turn from fully
closed (*)
ACHTERSTE SCHOKDEMPER - RANGE REGELING
RACING (ENKEL GEBRUIK OP CIRCUIT)
Lengte van de veer (voorbelast)
(A)
143,5 mm (5.65 in)
Regeling in extensie, moer (1) vanaf helemaal gesloten (*),
openen (**) 9 - 12 klikken
Regeling in compressie, knop (2) vanaf helemaal gesloten (*),
openen (**) 0,5 - 1 draai
(*) = clockwise
(**) = anticlockwise
(*) = rechtsom
(**) = linksom
03_05
Front fork adjustment (03_05)
Operating the front brake lever,
press the handlebar repeatedly
to send the fork fully down. The
stroke should be soft and there
should be no oil marks on the
stems.
Check the tightening of all the
elements and the correct oper-
ation of the front and rear sus-
pension joints.
CAUTION
PLEASE CONTACT AN Official Aprilia
Dealer TO HAVE THE FRONT FORK
Regulering voorvorken
(03_05)
Met de hendel van de voorrem
geactiveerd, drukt men herhaal-
delijk op het stuur, door de vork
te laten zakken. De loop moet
zacht zijn, en er mogen geen
oliesporen op de stangen zijn.
Controleer de sluiting van alle
onderdelen en de werking van
alle bewegingsplaatsen van de
voorste en achterste ophanging.
92
3 Use / 3 Gebruik
OIL CHANGED AND ITS OIL SEALS
REPLACED.
LET OP
VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE
VAN DE VOORVORK EN DE OLIE-
KEERRINGEN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële Aprilia Dealer
The front suspension consists of a hy-
draulic fork connected to the headstock
by means of two plates.
To adjust the settings for this vehicle,
each fork is equipped with an upper ad-
justment screw (1) to set the rebound
damping; an upper nut (3) to adjust the
spring preloading and a lower adjustment
screw (2) to modify the compression
damping.
TO PREVENT DAMAGE, DO NOT
FORCE THE ADJUSTER (1-2) ROTA-
TION BEYOND THE RESPECTIVE END
OF TRAVEL IN EITHER DIRECTION.
SET BOTH STEMS WITH THE SAME
SPRING PRELOAD AND DAMPING
TOLERANCES: RIDING THE VEHICLE
WITH A DIFFERENT ADJUSTMENT
FOR THE TWO STEMS REDUCES ITS
STABILITY. IF YOU INCREASE
SPRING PRELOAD, YOU ALSO NEED
TO INCREASE REBOUND DAMPING
TO PREVENT SUDDEN JERKS WHILE
RIDING.
De voorste ophanging bestaat uit een hy-
draulische vork, verbonden door middel
van twee platen aan de stuurinrichtings-
kop
Om de instellingen van dit voertuig te re-
gelen, is elke vork voorzien van een re-
gelbout (1) bovenaan om de rem in
extensie te regelen; een moer (3) boven-
aan voor de regeling van de voorbelas-
ting van de veer en een regelbout (2)
onderaan om de rem in compressie te re-
gelen.
FORCEER DE ROTATIE VAN HET RE-
GELREGISTER (1-2) NIET VERDER
DAN DE EINDSLAG IN DE TWEE RICH-
TINGEN, OM MOGELIJKE BESCHADI-
GINGEN TE VERMIJDEN. STEL BEIDE
STANGEN IN MET DEZELFDE IJKING
VAN DE VOORBELASTING VAN DE
VEER EN DE HYDRAULISCHE REM-
MING: WANNEER MEN MET HET
VOERTUIG RIJDT MET EEN VER-
SCHILLENDE INSTELLING VAN DE
STANGEN, VERMINDERT DIT DE STA-
BILITEIT VAN HET VOERTUIG. WAN-
NEER MEN DE VOORBELASTING
93
3 Use / 3 Gebruik
VAN DE VEER VERHOOGT, MOET
MEN OOK DE HYDRAULISCHE REM-
MING IN EXTENSIE VERHOGEN, OM
PLOTSELINGE STUITERINGEN TIJ-
DENS HET RIJDEN TE VERMIJDEN.
Standard front fork setting is adjusted to
suit most high and low speed riding con-
ditions, whether the vehicle is partially or
fully loaded.
However, the setting can be modified for
specific needs according to vehicle use.
RACING TRACK SETTINGS MUST BE
DONE ONLY FOR OFFICIAL COMPET-
ITIONS OR SPORTS EVENTS WHICH
ARE, IN ALL CASES, AWAY FROM
NORMAL ROAD TRAFFIC AND WITH
THE AUTHORISATION OF THE RELE-
VANT AUTHORITIES.
IT IS STRICTLY FORBIDDEN TO RIDE
A VEHICLE SET FOR RACING ON
ROADS AND MOTORWAYS.
De standaardinstelling van de voorvork is
zodanig geregeld om te voldoen aan de
meeste rijcondities aan lage snelheid, en
met weinig én met volle lading van het
voertuig.
Het is alleszins mogelijk om een aange-
paste regeling uit te voeren in functie van
het gebruik van het voertuig.
DE REGELINGEN VOOR GEBRUIK OP
CIRCUIT MOGEN UITSLUITEND UIT-
GEVOERD WORDEN VOOR GEORGA-
NISEERDE WEDSTRIJDEN OF SPOR-
TIEVE EVENEMENTEN, DIE ALLES-
ZINS IN EEN GESLOTEN CIRCUIT
MOETEN GEREDEN WORDEN, NIET
IN HET VERKEER, EN MET TOESTEM-
MING VAN DE RECHTSBEVOEGDE
AUTORITEITEN.
HET IS TEN STRENGSTE VERBODEN
OM REGELINGEN VOOR SPORTIEF
GEBRUIK UIT TE VOEREN, EN OM
MET HET VOERTUIG VOORZIEN VAN
DEZE INRICHTING TE RIJDEN OP WE-
GEN EN AUTOSTRADES.
94
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
FOR THE CORRECT SETTING PA-
RAMETERS, READ THE PARAGRAPH
"SETTING THE FRONT FORK" CARE-
FULLY.
Take your vehicle to an official Aprilia
dealer, if necessary.
LET OP
VOOR DE INSTELLINGSPARAME-
TERS, AANDACHTIG DE PARA-
GRAAF "INSTELLING VOORVORK"
DOORLEZEN.
Indien nodig wendt men zich tot een
Officiële aprilia Dealer.
03_06
03_07
Front fork setting (03_06,
03_07, 03_08)
TO COUNT THE CLICKS AND/OR
TURNS OF SET SCREWS (1 - 2 - 3) AL-
WAYS START FROM THE MOST RIGID
SETTING (SET SCREW FULLY
CLOCKWISE).
Instelling voorvork (03_06,
03_07, 03_08)
VOOR HET TELLEN VAN HET AAN-
TAL KLIKKEN EN/OF DRAAIEN VAN
HET REGELREGISTER (1 - 2 - 3), VER-
TREKT MEN STEEDS VAN DE HARD-
STE INSTELLING (VOLLEDIGE ROTA-
TIE VAN DE STELSCHROEF RECHTS-
OM).
95
3 Use / 3 Gebruik
03_08
FRONT FORK - STANDARD ADJUSTMENT (FOR USE ON
ROAD)
Rebound damping adjustment,
screw (1)
Unscrew (**) 10 clicks from fully
closed (*)
Compression damping
adjustment, screw (2)
Unscrew (**) 6 clicks from fully
closed (*)
Spring preloading, nut (3) screw (*) 5 turns from fully open (**)
Stems (A) (***) protrusion from top
plate (excluding cover)
2 notches/ 8 mm (2 notches/0.32
in)
VOORVORK - STANDAARD REGELING (VOOR GEBRUIK OP
DE OPENBARE WEG)
Hydraulische regeling in extensie,
bout (1)
vanaf alles gesloten (*), losdraaien
(**) 10 klikken
Hydraulische regeling in
compressie, bout (2)
Vanuit de stand helemaal gesloten
(*), losdraaien (**) 6 klikken
Voorbelasting van de veer, moer
(3)
vanaf alles open (*), vastdraaien
(**) voor 5 draaien
Uitsteking van de stangen (A) (***)
vanaf de bovenste plaat (exclusief
de dop)
2 strepen / 8 mm (2 streep / 0.32
in)
96
3 Use / 3 Gebruik
FRONT FORK - RACING ADJUSTMENT RANGE (ONLY TRACK
USE)
Rebound damping adjustment,
screw (1)
Unscrew (**) 7-10 clicks (*) from
fully closed
Compression damping
adjustment, screw (2)
Unscrew (**) 4-6 clicks (*) from fully
closed
Spring preloading, nut (3) Screw (*) 4-6 turns (**) from fully
open
Stems (A) (***) protrusion from top
plate (excluding cover)
2-3 notches/ 8-12 mm (2-3
notches/0.32-0.47 in)
VOORVORK - RANGE REGELING RACING (ENKEL GEBRUIK OP
CIRCUIT)
Hydraulische regeling in extensie,
bout (1)
Vanaf helemaal gesloten (*),
losdraaien (**) 7-10 klikken
Hydraulische regeling in
compressie, bout (2)
Vanaf helemaal gesloten (*),
losdraaien (**) 4-6 klikken
Voorbelasting van de veer, moer
(3)
Vanaf helemaal open (*),
vastdraaien (**) 4-6 draaien
Uitsteking van de stangen (A) (***)
vanaf de bovenste plaat (exclusief
de dop)
2 -3 strepen / 8 -12 mm (2 -3
strepen / 0.32 -0.47 in)
(*) - Clockwise
(**) - Anticlockwise
(***) - this type of adjustment may only be
made by an aprilia Official Dealer.
(*) - Met de klok mee
(**) - Tegen de klok in
(***) = voor dit type regeling uitsluitend
contact opnemen met een Erkende
Aprilia Dealer.
Steering shock absorber
adjustment (03_09)
(if applicable)
Regeling stuurdemper (03_09)
(waar voorzien)
97
3 Use / 3 Gebruik
03_09
The motorcycle has a non adjustable
steering damper. No adjustment can be
made.
Het voertuig is voorzien van een niet-re-
gelbare stuurschokdemper. Er kan dus
geen enkele regeling uitgevoerd worden.
03_10
Justering af greb til forbremse
(03_10)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the hand grip (2) may be ad-
justed with the set screw (3).
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the lever (1) is at the de-
sired distance.
Turn the adjuster screw anti-
clockwise to bring the lever (1)
closer to the hand grip (2).
Regulering voorremhendel
(03_10)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot de hendel (1) op de ge-
wenste afstand wordt geplaatst.
Door het register tegen de klok
in te draaien, komt de hendel (1)
dichter bij het handvat (2).
98
3 Use / 3 Gebruik
03_11
03_12
Clutch lever adjustment
(03_11, 03_12)
The clutch lever clearance (1) may be
adjusted with the adjuster screw (3).
Turn the adjuster screw (3) for-
ward to increase clutch lever
clearance (1) and check lever
function while using the hand
grip (2) as you would when rid-
ing the vehicle.
Check that clearance is be-
tween 1 and 3 mm (0.039 e 0.12
in).
CAUTION
WHENEVER MODIFYING THE
CLUTCH LEVER ANGLE, ALWAYS
ENSURE THAT THERE IS NO INTER-
FERENCE AT ALL BETWEEN THE
LEVER AND THE "-" BUTTON WHEN
THE LEVER IS PULLED COMPLETE-
LY. FAILURE TO DO SO MAY RESULT
IN a-PRC MALFUNCTIONS.
Regulering schakelhendel
(03_11, 03_12)
De speling van de hendel van de koppe-
ling (1) kan middels het register (3) afge-
steld worden.
Het register (3) in de bewe-
gingsrichting draaien om de
speling van de hendel (1) te ver-
groten, en de werking op het rij-
den controleren door het hand-
vat (2) te gebruiken zoals in
rijstand.
Controleer of de speling zich
tussen 1 en 3 mm (0.039 en 0.12
in) bevindt.
LET OP
WANNEER DE STANDAARD HOEK
VAN DE KOPPELINGSHENDEL MOET
GEWIJZIGD WORDEN, MOET GECON-
TROLEERD WORDEN WANNEER DE
HENDEL COMPLEET IS INGETROK-
KEN OF GEEN INTERFERENTIE AAN-
WEZIG IS MET DE TOETS "-". ZONIET
KUNNEN STORINGEN AAN HET a-
PRC SYSTEEM VEROORZAAKT
WORDEN.
Running in
Engine run-in is essential to ensure en-
gine long life and correct operation.
Twisty roads and gradients are ideal to
run-in engine, brakes and suspensions
Inrijden
Het inrijden van de motor is fundamen-
teel voor het garanderen van de duur en
de correcte werking. Rij indien mogelijk
op wegen met veel bochten en/of hellin-
99
3 Use / 3 Gebruik
effectively. Vary your riding speed during
the running in period. In this way, you al-
low for the work of components to be
"loaded" and then "unloaded", thus cool-
ing engine parts.
CAUTION
THE FULL PERFORMANCE OF THE
VEHICLE IS ONLY AVAILABLE AFTER
THE SERVICE AT THE END OF THE
RUN-IN PERIOD.
gen, waar de motor, de ophangingen en
de remmen worden onderworpen aan
een meer efficiëntere proefperiode. Wij-
zig de rijsnelheid tijdens de proefperiode.
Op deze manier kan men het werk van de
onderdelen "belasten" en vervolgens
"ontlasten", door de delen van de motor
af te koelen.
LET OP
ENKEL NADAT MEN DE SERVICE-
BEURT NA DE PROEFPERIODE
HEEFT UITGEVOERD, VERKRIJGT
MEN DE BESTE PRESTATIES VAN
HET VOERTUIG.
Follow the guidelines detailed below:
Do not twist the throttle grip
abruptly and completely when
the engine is working at a low
revs, either during or after run-
in.
During the first 100 Km (62
miles) use the brakes gently,
avoiding sudden or prolonged
braking. That is to permit the ad-
equate adjustment of the pad
friction material to the brake
discs.
It is recommended, during the
first 1000 km (621 mi), not to ex-
ceed 7500 rpm and 9500 rpm up
2000 km (1243 mi).
Men moet zich houden aan de volgen-
de indicaties:
Versnel niet bruusk en volledig
wanneer de motor aan een laag
regime werkt, tijdens en na de
proefperiode.
Tijdens de eerste 100 km (62
mijl) handelt men voorzichtig op
de remmen, en vermijdt men om
bruusk en lang te remmen. Dit
om een correcte stabilisatie van
het wrijvingsmateriaal van de
pastilles op de remschijven te
verkrijgen.
Er wordt aanbevolen om tijdens
de eerste 1000 km (621 mi) de
7500 toeren/min niet te over-
schrijden, en om tot 2000 km
(1243 mi) de 9500 toeren/min
niet te overschrijden.
100
3 Use / 3 Gebruik
AFTER THE SPECIFIED MILEAGE,
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
Aprilia Dealer FOR THE CHECKS IN-
DICATED IN THE "PERIODICAL MAIN-
TENANCE" TABLE IN THE SCHED-
ULED MAINTENANCE SECTION TO
AVOID INJURING YOURSELF, OTH-
ERS AND /OR DAMAGING THE VEHI-
CLE.
BIJ DE VOORZIENE KILOMETER-
STAND LAAT MEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer DE CONTROLES UIT-
VOEREN DIE VOORZIEN ZIJN IN DE
TABEL VAN HET "PERIODIEK ON-
DERHOUD" VAN HET DEEL GEPRO-
GRAMMEERD ONDERHOUD, OM LET-
SELS AAN ZICHZELF EN ANDEREN
EN/OF SCHADE AAN HET VOERTUIG
TE VOORKOMEN.
Starting up the engine (03_13,
03_14, 03_15, 03_16, 03_17)
This vehicle is extremely powerful and
must be used carefully and driven with
caution and respect for its power and
potential.
Do not carry objects in the top fairing
(between the handlebar and the instru-
ment panel) so that the handlebar can
turn freely and the instrument panel is
visible at all times.
EXHAUST FUMES CONTAIN CARBON
MONOXIDE, AN EXTREMELY HARM-
FUL SUBSTANCE IF INHALED.
Starten des motors (03_13,
03_14, 03_15, 03_16, 03_17)
Dit voertuig is zeer krachtig en moet
dus voorzichtig en zorgvuldig ge-
bruikt worden. Respecteer het vermo-
gen en de potentiële capaciteit van het
voertuig.
Plaats geen voorwerpen in het kapje
(tussen het stuur en het dashboard)
zodat de rotatie van het stuur en het
zicht op het dashboard niet gehinderd
worden.
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN UITERST
SCHADELIJKE STOF WANNEER ZE
WORDT INGEADEMD.
101
3 Use / 3 Gebruik
NEVER START THE ENGINE IN A
CLOSED OR INSUFFICIENTLY VENTI-
LATED SPACE.
FAILURE TO OBSERVE THIS WARN-
ING COULD LEAD TO UNCON-
SCIOUSNESS AND EVEN DEATH DUE
TO SUFFOCATION.
CAUTION
WITH THE SIDE STAND LOWERED,
THE ENGINE MAY ONLY BE STARTED
WITH THE GEARBOX IN NEUTRAL. IF
YOU ATTEMPT TO ENGAGE A GEAR
IN THIS CONDITION THE ENGINE
WILL STOP.
WITH THE SIDE STAND RETRACTED,
THE ENGINE MAY BE STARTED WITH
THE GEARBOX IN NEUTRAL OR WITH
GEAR ENGAGED AND THE CLUTCH
LEVER PRESSED.
DE MOTOR NIET STARTEN IN AFGE-
SLOTEN OF ONVOLDOENDE GEVEN-
TILEERDE RUIMTEN.
WANNEER MEN DIT ADVIES NIET OP-
VOLGT, KAN MEN FLAUWVALLEN EN
OOK STERVEN DOOR VERSTIKKING.
LET OP
MET DE LATERALE STANDAARD OM-
LAAG, KAN DE MOTOR ENKEL GE-
START WORDEN WANNEER DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ STAAT, EN
WANNEER MEN IN DIT GEVAL PRO-
BEERT OM TE SCHAKELEN, WORDT
DE MOTOR STILGELEGD.
MET DE LATERALE STANDAARD
OMHOOG, IS HET MOGELIJK OM DE
MOTOR TE STARTEN MET DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ OF WAN-
NEER ER GESCHAKELD IS EN WAN-
NEER DE KOPPELINGSHENDEL GE-
ACTIVEERD IS.
102
3 Use / 3 Gebruik
03_13
03_14
03_15
Get on the motorcycle, assum-
ing the correct driving posture.
Make sure that the side stand
has been fully retracted.
Operate the front or rear brake
(or both).
Operate the clutch lever (7) and
make sure that the transmission
(8) is in neutral. If the transmis-
sion is in neutral, the green col-
oured light "N" (9) will turn on.
Press the engine stop switch (1)
to "RUN", turn the ignition key
(3) to "ON".
Press the starter button (2) once
only.
At this stage:
The starting screen page will be
shown on the multifunction dis-
play for 2 seconds.
All warning lights (4) and the
backlighting will turn on for 2
seconds on the instrument pan-
el.
The rpm indicator (5) will go to
the end of the scale for 3 sec-
onds, then it will return to the
minimum value.
With the engine operating nor-
mally, the number of rpms at
which the engine is operating
will be displayed instantaneous-
ly.
Ga correct op het voertuig zit-
ten.
Controleer of de laterale stan-
daard volledig ingeklapt is.
Knijp de voorrem of de achter-
rem in (of beide).
Knijp de koppelingshendel (7) in
en controleer of de versnelling
(8) zich in de vrije positie be-
vindt. Als de versnellingsbak
zich in de vrije positie bevindt,
licht het groene licht "N" (9) op.
Druk op de schakelaar voor het
stilleggen van de motor (1) op
"RUN". Draai de ontstekings-
sleutel (3) op "ON".
Druk één keer op de startknop
(2).
Op dit moment gebeurt het volgende:
Het beeldscherm van de start
zal 2 seconden weergegeven
worden op het multifunctionele
display.
Op het dashboard lichten alle
controlelampen (4) en de retro-
verlichting 2 seconden op.
De toerenteller (5) zal het
schaalminimum 3 seconden be-
reiken, en zal daarna terugkeren
naar de minimum waarde.
Wanneer de motor normaal in
werking is, wordt het operatio-
nele toerental (t/min) van de mo-
tor onmiddellijk aangeduid.
103
3 Use / 3 Gebruik
03_16
IF THE LOW FUEL WARNING LIGHT
ON THE INSTRUMENT PANEL TURNS
ON, REFUEL THE VEHICLE AT ONCE.
INTENSE USE/ON THE TRACK IN RE-
SERVE CAN DAMAGE THE ENGINE.
THE OVERREVVING THRESHOLD IN
NEW VEHICLES IS SET TO 6000 RPM.
RAISE THE THRESHOLD GRADUAL-
LY AS YOU BECOME FAMILIAR WITH
THE VEHICLE AND RUNNING IN HAS
BEEN COMPLETED.
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE OPLICHT, MOET MEN
ONMIDDELLIJK BRANDSTOF TAN-
KEN.
INTENS GEBRUIK / GEBRUIK OP HET
CIRCUIT KAN SCHADE AAN DE MO-
TOR VEROORZAKEN.
OP EEN NIEUW VOERTUIG IS DE LI-
MIET VAN HET TE HOOG TOERENTAL
INGESTELD OP 6000 TOEREN/MIN
(RPM). OVERSCHRIJDT DE LIMIET
GELEIDELIJK AAN WANNEER U
MEER VERTROUWELIJKHEID
KRIJGT MET HET VOERTUIG EN NA-
DAT HET INGEREDEN IS.
104
3 Use / 3 Gebruik
03_17
AFTER A FEW SECONDS FROM THE
ENGINE START-UP, THE START-UP
BUTTON ASSUMES THE MAPPING
CHANGE FUNCTION.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED AND THE GENERAL
WARNING LIGHT IS ON, THE OIL
PRESSURE IN THE CIRCUIT IS TOO
LOW.
DE STARTKNOP NEEMT ENKELE SE-
CONDEN NA DE START VAN DE MO-
TOR DE FUNCTIE VAN SELECTIEK-
NOP VAN DE LOKALISATIE AAN.
WANNEER OP HET DISPLAY DE
ICOON VAN DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE EN DE ALGEMENE CON-
TROLELAMP WARNING VERSCHIJ-
NEN, IS DE OLIEDRUK IN HET
CIRCUIT ONVOLDOENDE.
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD. RIDE AT LOW
SPEED FOR SEVERAL KILOMETRES.
THIS WILL ALLOW THE ENGINE TO
WARM UP AND REDUCE POLLUTING
EMISSIONS AND FUEL CONSUMP-
TION.
IF THE WORD "SERVICE" OR "UR-
GENT SERVICE" IS SHOWN ON THE
(MULTIFUNCTION) DISPLAY DURING
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT. OM DE
EMISSIE VAN VERVUILENDE STOF-
FEN IN DE LUCHT EN HET BRAND-
STOFVERBRUIK TE BEPERKEN,
RAADT MEN AAN OM DE MOTOR OP
TE WARMEN, DOOR DE EERSTE KI-
LOMETERS AF TE LEGGEN AAN EEN
BEPERKTE SNELHEID.
WANNEER OP HET (MULTIFUNCTIO-
NEEL) DISPLAY HET OPSCHRIFT
"SERVICE" OF "URGENT SERVICE"
105
3 Use / 3 Gebruik
REGULAR ENGINE OPERATION, IT
MEANS THERE IS A MALFUNCTION.
VERSCHIJNT TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, WIL DIT
ZEGGEN DAT DE ELEKTRONISCHE
CENTRALE EEN ONREGELMATIG-
HEID HEEFT ONTDEKT.
Moving off / riding (03_18,
03_19, 03_20, 03_21)
CAUTION
WHEN TRAVELLING WITHOUT PAS-
SENGERS, MAKE SURE THE PAS-
SENGER FOOTRESTS ARE FOLDED
UP.
CAUTION
PASSENGERS MUST BE SUITABLY
INSTRUCTED ON HOW TO BEHAVE
TO PREVENT DANGEROUS SITUA-
TIONS WHEN RIDING.
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
Start / besturing (03_18, 03_19,
03_20, 03_21)
LET OP
WANNEER MEN ZONDER PASSA-
GIER REIST, CONTROLEERT MEN OF
DE VOETENSTEUNEN VAN DE PAS-
SAGIER GESLOTEN ZIJN.
LET OP
WANNEER MEN MET PASSAGIER
RIJDT, GEEFT MEN INLICHTINGEN
AAN DEZE PERSOON ZODAT DEZE
GEEN MOEILIJKHEDEN VEROOR-
ZAAKT TIJDENS DE MANOEUVRES.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
106
3 Use / 3 Gebruik
03_18
To start:
Turn on the engine.
Adjust the inclination of the rear-
view mirrors to ensure proper
visibility.
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
VIEW MIRRORS. THE MIRRORS ARE
CONVEX, SO OBJECTS MAY SEEM
FARTHER AWAY THAN THEY REAL-
LY ARE. THESE MIRRORS OFFER A
WIDE-ANGLE VIEW AND ONLY EXPE-
RIENCE HELPS YOU JUDGE THE DIS-
TANCE SEPARATING YOU AND THE
VEHICLE BEHIND.
Voor de start:
Start de motor.
Regel de achteruitkijkspiegels
zodat een goede zichtbaarheid
wordt verkregen
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
AAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES GEWOON TE RAKEN. HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK IS
ROND, DAAROM LIJKEN DE VOOR-
WERPEN VERDER DAN DAT ZE WER-
KELIJK ZIJN. DEZE SPIEGELTJES
BIEDEN EEN GROOTHOEKIG BEELD,
EN ENKEL ERVARING MAAKT HET IN-
SCHATTEN MOGELIJK VAN DE AF-
STAND VAN DE VOERTUIGEN DIE
VOLGEN.
03_19
With throttle grip (2) closed
(Pos. A) and engine at idle, op-
erate the clutch lever (3).
Push the gearbox lever (4)
downward to select the first
gear.
Release the clutch lever (activa-
ted during start-up).
CAUTION
WHEN TURNING OFF THE VEHICLE,
DO NOT RELEASE THE CLUTCH TOO
Met het gashandvat (2) gesloten
(Pos. A) en de motor aan het
minimum toerental, moet de
koppelingshendel (3) ingekne-
pen worden.
Druk de versnellingshendel (4)
naar beneden om de eerste ver-
snelling in te schakelen.
Laat de koppelingshendel los
(geactiveerd bij de start).
107
3 Use / 3 Gebruik
QUICKLY OR SUDDENLY, AS THIS
COULD CAUSE THE ENGINE TO STOP
OR THE VEHICLE TO REAR UP ON
THE BACK WHEEL. DO NOT ACCEL-
ERATE SUDDENLY WHEN RELEAS-
ING THE CLUTCH FOR THE SAME
REASON.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
UITGESCHAKELD, MAG DE KOPPE-
LING NIET TE SNEL OF PLOTSELING
LOSGELATEN WORDEN OMDAT DE
MOTOR ZOU KUNNEN STILGELEGD
WORDEN OF HET VOERTUIG ZOU
KUNNEN STEIGEREN. GEEF VOOR
DEZELFDE REDENEN NIET PLOTSE-
LING GAS WANNEER DE KOPPELING
WORDT LOSGELATEN.
03_20
Slowly release the clutch lever
(3) and at the same time accel-
erate by slightly twisting the
throttle grip (2) (Pos. B).
The vehicle starts moving forward.
For the first kilometres travelled,
limit the speed in order to warm
up the engine.
NOTE
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH AN
RPM LIMITER THAT IS PART OF THE
"RIDE-BY-WIRE" INJECTION SYS-
TEM.
Laat de hendel van de koppeling
(3) langzaam los en geef tege-
lijkertijd gas door aan het gas-
handvat (2) te draaien (Pos.B).
Het voertuig zal beginnen rijden.
De eerste kilometers beperkt
men de snelheid om de motor
op te warmen.
N.B.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
EEN BEGRENZER VAN HET TOEREN-
TAL DIE DEEL UITMAAKT VAN HET
INJECTIESYSTEEM "RIDE-BY-WIRE".
Accelerate gradually by twisting
the throttle grip (2) (Pos. B)
without exceeding the recom-
mended rpm.
Verhoog geleidelijk aan de snel-
heid door gradueel aan het gas-
handvat te draaien (2) (Pos.B),
zonder het aanbevolen toeren-
tal te overschrijden.
108
3 Use / 3 Gebruik
RIDE IN THE CORRECT GEAR AND
SPEED FOR THE CONDITIONS.
DO NOT OPERATE THE ENGINE AT A
TOO LOW RPM LEVEL.
RIJ AAN DE CORRECT SNELHEID IN
FUNCTIE VAN DE AANWEZIGE CON-
DITIES.
START DE MOTOR NIET MET EEN TE
LAAG TOERENTAL.
Release the throttle grip (2)
(Pos. A), operate the clutch lev-
er (3), lift the gearshift lever (4),
release the clutch lever (3) and
accelerate.
Repeat the last two operations
and engage a higher gear.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED DURING REGULAR
ENGINE OPERATION, IT MEANS
THAT THE ENGINE OIL PRESSURE IN
THE CIRCUIT IS TOO LOW.
IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE
AND CONTACT AN Aprilia Official
Dealer.
IT IS SUGGESTED TO DOWNSHIFT
FROM A HIGHER GEAR TO A LOWER
GEAR:
Laat het gashandvat los (2)
(Pos.A) en activeer de hendel
van de koppeling (3), breng de
commandohendel voor het
schakelen omhoog (4), laat de
hendel van de koppeling los (3)
en geef gas.
Herhaal de twee laatste hande-
lingen om over te gaan naar de
hogere versnellingen.
WANNEER OP HET DISPLAY HET LO-
GO VAN DE MOTOROLIE OPLICHT
TIJDENS DE NORMALE WERKING
VAN DE MOTOR, IS DE DRUK VAN DE
MOTOROLIE IN HET CIRCUIT ONVOL-
DOENDE.
IN DIT GEVAL MOET MEN DE MOTOR
STILLEGGEN EN MOET MEN ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
109
3 Use / 3 Gebruik
ER WORDT AANBEVOLEN OM VAN
EEN HOGERE NAAR EEN LAGERE
VERSNELLING TE SCHAKELEN:
When riding downhill and when
braking, in order to increase the
braking power by using engine
compression.
When going uphill, when the en-
gaged gear does not suit the
speed (high gear, moderate
speed) and the number of en-
gine revs falls.
CAUTION
DOWNSHIFT ONE GEAR AT A TIME;
WHEN SHIFTING TO A LOWER GEAR,
DOWNSHIFTING MORE THAN ONE
GEAR AT A TIME COULD OVERREV
THE ENGINE; THAT IS, THE MAXIMUM
RPM VALUE PERMITTED FOR THE
ENGINE COULD BE EXCEEDED.
NOTE
THE VEHICLE HAS AN ANTI-SLIPPER
CLUTCH THAT IS ABLE TO PREVENT
THE WHEEL LOCKING WHEN DOWN-
SHIFTING, ANY POSSIBLE PULSINGS
ON THE LEVER ARE A SIGN THAT
THE SYSTEM IS WORKING PROPER-
LY.
Wanneer men op een afdaling
rijdt en bij het remmen, gebruikt
men de compressie van de mo-
tor om de remactie te verhogen.
Wanneer men een helling oprijdt
en de geschakelde versnelling
is niet geschikt voor de snelheid
(hoge versnelling, gematigde
snelheid), het toerental van de
motor verlaagt.
LET OP
SCHAKEL TERUG MET ÉÉN VER-
SNELLING PER KEER; WANNEER
TWEE VERSNELLINGEN WORDT TE-
RUGGESCHAKELD, KAN EEN TE
HOOG TOERENTAL VAN DE MOTOR
BEREIKT WORDEN ZODAT DE MAXI-
MUM TOEGESTANE WAARDE VAN
HET TOERENTAL VAN DE MOTOR
WORDT OVERSCHREDEN.
N.B.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
EEN KOPPELING MET SCHOKBE-
SCHERMING ZODAT HET WIEL NIET
WORDT GEBLOKKEERD BIJ HET TE-
RUGSCHAKELEN; HET EVENTUEEL
SCHOKKEN VAN DE HENDEL HEEFT
TE MAKEN MET DE GOEDE WERKING
VAN HET SYSTEEM.
110
3 Use / 3 Gebruik
03_21
Release the hand grip (2)
(Pos.A).
If necessary, pull the brake lev-
ers gently and reduce speed.
Operate the clutch lever (3) and
lower the gearshift lever (4) to
engage a lower gear.
Release the brake levers when
it is operated.
Release the clutch lever (3) and
accelerate moderately.
CAUTION
STOP THE VEHICLE MAINLY USING
THE FRONT BRAKE. USE THE REAR
BRAKE TO BALANCE THE BRAKING
ONLY AND IN ANY CASE TOGETHER
WITH THE FRONT BRAKE.
IF THE COOLANT TEMPERATURE
SHOWN ON THE MULTIFUNCTIONAL
DIGITAL DISPLAY IS HIGHER THAN
115°C (239°F), STOP THE VEHICLE
AND LET THE ENGINE RUN AT 3000
rpm FOR ABOUT TWO MINUTES SO
THAT THE COOLANT FLOWS REGU-
LARLY IN THE SYSTEM; THEN SET
THE ENGINE STOP SWITCH TO "OFF"
AND CHECK THE COOLANT LEVEL.
IF THE TEMPERATURE INDICATION
CONTINUES FLASHING AFTER
CHECKING THE COOLANT LEVEL,
CONTACT AN Official Aprilia Dealer.
Laat het gashandvat (2)
(Pos.A) los.
Indien nodig activeert men ge-
matigd de remhendels en min-
dert men de snelheid van het
voertuig.
Activeer de hendel van de kop-
peling (3) en breng de comman-
dohendel voor het schakelen (4)
omlaag, om naar de lagere ver-
snelling te schakelen.
Laat de remhendels los indien
geactiveerd.
Laat de hendel van de koppeling
(3) los en geef gematigd gas.
LET OP
STOP HET VOERTUIG DOOR VOOR-
AL DE VOORREM TE GEBRUIKEN.
GEBRUIK DE ACHTERREM ENKEL
OM HET REMMEN TE BALANCEREN,
EN STEEDS SAMEN MET DE VOOR-
REM.
WANNEER OP HET MULTIFUNCTIO-
NEEL DIGITAAL DISPLAY EEN TEM-
PERATUUR VAN DE KOELVLOEI-
STOF VERSCHIJNT DIE HOGER IS
DAN 115°C (239°F), STOPT MEN HET
VOERTUIG EN LAAT MEN DE MOTOR
DRAAIEN AAN 3000 toeren/min (rpm)
VOOR ONGEVEER TWEE MINUTEN,
ZODAT DE KOELVLOEISTOF REGEL-
MATIG KAN CIRCULEREN IN DE IN-
STALLATIE; PLAATS DE SCHAKE-
111
3 Use / 3 Gebruik
DO TURN THE IGNITION KEY TO "KEY
OFF", BECAUSE THE COOLING FANS
WOULD STOP REGARDLESS OF THE
COOLANT TEMPERATURE, WHICH
WOULD CAUSE A FURTHER TEM-
PERATURE RISE.
IN MANY CASES THE ENGINE WILL
CONTINUE TO OPERATE WITH LIMI-
TED PERFORMANCE; IMMEDIATELY
CONTACT AN Official Aprilia Dealer.
IN ORDER TO AVOID CLUTCH OVER-
HEATING, SHUT THE ENGINE OFF AS
SOON AS POSSIBLE ONCE THE VE-
HICLE HAS STOPPED AND AT THE
SAME TIME THE GEAR IS ENGAGED
AND THE CLUTCH LEVER OPERAT-
ED.
ACTIVATING ONLY THE FRONT
BRAKE OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY REDUCES THE BRAK-
ING FORCE OF THE VEHICLE AND A
WHEEL COULD BECOME LOCKED
WITH A RESULTING LOSS OF GRIP.
WHEN STOPPING UPHILL, DECELER-
ATE COMPLETELY AND ONLY USE
THE BRAKES TO MAINTAIN THE VE-
HICLE IN THE STOPPED POSITION.
USING THE ENGINE TO KEEP THE
MOTORCYCLE STOPPED COULD
CAUSE THE CLUTCH TO OVERHEAT.
BRAKING CONTINUOUSLY WHEN
LAAR VOOR HET STILLEGGEN VAN
DE MOTOR OP "OFF" EN CONTRO-
LEER HET PEIL VAN DE KOELVLOEI-
STOF.
WANNEER NA DE CONTROLE VAN
HET PEIL VAN DE KOELVLOEISTOF
DE MELDING VAN DE TEMPERATUUR
BLIJFT KNIPPEREN, MOET MEN ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
PLAATS DE ONTSTEKINGSSLEUTEL
NIET OP "KEY OFF", OMDAT DE
KOELVENTILATOREN ONAFHANKE-
LIJK VAN DE TEMPERATUUR VAN DE
KOELVLOEISTOF ZOUDEN STOPPEN
MET DRAAIEN, ZODAT DE TEMPERA-
TUUR NOG ZOU VERHOGEN.
IN VEEL GEVALLEN BLIJFT DE MO-
TOR WERKEN, MAAR MET BEPERK-
TE PRESTATIES; NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET EEN Officiële
aprilia Dealer.
OM OVERVERHITTING VAN DE KOP-
PELING TE VERMIJDEN, MOET DE
MOTOR ZO VLUG MOGELIJK STILGE-
LEGD WORDEN; STOP HET VOER-
TUIG, SCHAKEL IN EEN VERSNEL-
LING EN ACTIVEER TEGELIJKERTIJD
DE HENDEL VAN DE KOPPELING.
ALS ENKEL DE VOORREM OF DE
ACHTERREM WORDT INGEKNEPEN,
112
3 Use / 3 Gebruik
DRIVING DOWNHILL COULD CAUSE
THE BRAKE PADS TO OVERHEAT,
WHICH REDUCES BRAKING AND LIM-
ITS BRAKING POWER.
IT IS RECOMMENDED TO USE THE
ENGINE COMPRESSION, DOWN-
SHIFTING AND USING BOTH BRAKES
INTERMITTENTLY.
WHEN DRIVING DOWNHILL, NEVER
RIDE WITH THE ENGINE TURNED
OFF.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR SURFACES WITH POOR GRIP
(SNOW, ICE, MUD, ETC.) USE MOD-
ERATE SPEED, AVOID SUDDEN
BRAKING OR MANOEUVRES THAT
MAY CAUSE TO A LOSS OF TRAC-
TION AND POSSIBLY TO A FALL OR
CRASH.
WORDT DE REMKRACHT VAN HET
VOERTUIG AANZIENLIJK VERMIN-
DERD EN KAN EEN WIEL GEBLOK-
KEERD WORDEN ZODAT DE WEG-
LIGGING VERMINDERT.
ALS OP EEN HELLING WORDT GE-
REMD, MOET HELEMAAL VER-
TRAAGD WORDEN EN MOGEN EN-
KEL DE REMMEN GEBRUIKT WOR-
DEN OM HET VOERTUIG TE DOEN
STILSTAAN.
ALS DE MOTOR WORDT GEBRUIKT
OM HET VOERTUIG TE DOEN STIL-
STAAN, KAN DE KOPPELING OVER-
VERHITTEN. WANNEER CONTINU
WORDT GEREMD WANNEER U NAAR
BENEDEN OP EEN HELLING RIJDT,
KUNNEN DE REMPASTILLES OVER-
VERHITTEN ZODAT HET REMVERMO-
GEN EN DE REMKRACHT WORDEN
VERMINDERD.
ER WORDT AANBEVOLEN OM DE
COMPRESSIE VAN DE MOTOR TE BE-
NUTTEN DOOR TERUG TE SCHAKE-
LEN EN INTERMITTEREND BEIDE
REMMEN TE GEBRUIKEN.
WANNEER NAAR BENEDEN OP EEN
HELLING WORDT GEREDEN, MAG DE
MOTOR NOOIT STILGELEGD WOR-
DEN.
WANNEER U ZICH OP EEN NATTE
ONDERGROND OF OP EEN ONDER-
GROND MET SLECHTE WEGLIGGING
(SNEEUW, IJS, MODDER, ENZ.) BE-
113
3 Use / 3 Gebruik
GEEFT, MOET MET EEN MATIGE
SNELHEID WORDEN GEREDEN EN
MAG NIET PLOTSELING GEREMD
WORDEN OF MOGEN GEEN SNELLE
MANOEUVRES UITGEVOERD WOR-
DEN ZODAT DE TRACTIE NIET
WORDT VERLOREN EN U EVENTU-
EEL ZOU KUNNEN VALLEN OF EEN
ONGEVAL ZOU KUNNEN VEROORZA-
KEN.
03_22
Stopping the engine (03_22)
Release the throttle grip (1)
(Pos. A), brake gradually and at
the same time "downshift" gears
to slow down.
Once the speed is reduced, before
stopping the vehicle:
Operate the clutch lever (2) so
that engine does not shut off.
When the vehicle is at a standstill:
Set the gearshift lever in neutral
(green "N" indicator light lit).
Release the clutch lever.
While at a temporary halt, keep
at least one of the vehicle
brakes held.
Stoppen van de motor (03_22)
Laat het gashandvat los (1)
(Pos.A), activeer geleidelijk de
remmen en "schakel" tegelijker-
tijd terug om snelheid te minde-
ren.
Wanneer men snelheid geminderd
heeft, voert men het volgende uit voor-
dat het voertuig volledig komt stil te
staan:
Activeer de hendel van de kop-
peling (2) zodat de motor niet
stilvalt.
Met het voertuig stil:
Plaats de hendel van de ver-
snelling in vrij (groene controle-
lamp "N" aan).
De koppelingshendel loslaten.
Tijdens een momentele pauze
houdt men minstens één rem in-
getrokken.
114
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
Parking
It is very important to select an adequate
parking spot, in compliance with road sig-
nals and the guidelines described below.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE VEHICLE FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE VEHICLE
AGAINST A WALL OR LAY IT ON THE
GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
Parkeren
De keuze van de parkeerzone is zeer be-
langrijk en moet de verkeerstekens en de
volgende aanduidingen respecteren.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
115
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
IF THE VEHICLE FALLS OR IS ON A
STEEP INCLINE FUEL CAN LEAK.
FUEL USED TO DRIVE INTERNAL
COMBUSTION ENGINES IS HIGHLY
FLAMMABLE AND CAN BECOME EX-
PLOSIVE UNDER CERTAIN CONDI-
TIONS.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
LET OP
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR, EN KAN EX-
PLOSIEF WORDEN IN BEPAALDE
OMSTANDIGHEDEN.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Catalytic silencer
The vehicle has a silencer with a "plati-
num - palladium - rhodium three-way"
metal catalytic converter.
This device oxidises the CO (carbon
monoxide) producing carbon dioxide,
and the UHC (unburned hydrocarbons)
producing water vapour and reduces
NOX (nitrogen oxide) producing oxygen
and nitrogen present in the exhaust
fumes.
Katalysator
Het voertuig is uitgerust met een knal-
demper met metalen katalysator van het
type "trivalent met platina - palladium -
rodium".
Dit mechanisme moet zorgen voor de
oxidatie van CO (koolmonoxide) zodat
het wordt omgezet in kooldioxide, van HC
(onverbrande koolwaterstoffen) zodat ze
worden omgezet in waterdamp en voor
de beperking van NOX (stikstofoxides)
door ze om te zetten in zuurstof en stik-
stof die aanwezig zijn in de uitlaatgassen.
116
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT PARK THE VEHICLE NEAR
DRY BRUSHWOOD OR IN PLACES
EASILY ACCESSIBLE BY CHILDREN
BECAUSE THE CATALYTIC CON-
VERTER REACHES HIGH TEMPERA-
TURES DURING VEHICLE OPERA-
TION; FOR THIS REASON, PAY
UTMOST ATTENTION AND DO NOT
TOUCH IT UNTIL IT HAS COMPLETE-
LY COOLED DOWN.
DO NOT USE LEADED PETROL AS IT
CAUSES IRREPARABLE DAMAGE TO
THE CATALYTIC CONVERTER.
VERMIJD OM HET VOERTUIG TE PAR-
KEREN IN DE BUURT VAN DROGE
STRUIKGEWASSEN OF VAN PLAAT-
SEN DIE BEREIKBAAR ZIJN DOOR
KINDEREN, OMDAT DE KATALYTI-
SCHE UITLAAT TIJDENS HET GE-
BRUIK ZEER HOGE TEMPERATUREN
BEREIKT; LET DUS ZEER GOED OP
EN VERMIJD EENDER WELK CON-
TACT, VÓÓR ZE HELEMAAL AFGE-
KOELD IS.
GEBRUIK GEEN BENZINE MET LOOD,
OMDAT ZO DE KATALYSATOR
WORDT VERNIETIGD.
Vehicle owners are warned that the law
may prohibit the following:
the removal of any device or el-
ement belonging to a new vehi-
cle or any other action by any-
one leading to render it non-
operating, if not for mainte-
nance, repair or replacement
reasons, in order to control
noise emission before the sale
or delivery of the vehicle to the
ultimate buyer or while it is used;
using the vehicle after that de-
vice or element has been re-
moved or rendered non-operat-
ing.
Men waarschuwt de eigenaar van het
voertuig dat de wet het volgende kan ver-
bieden:
de verwijdering en elke hande-
ling om eender welk toestel of
samenstellend element in een
nieuw voertuig niet-operationeel
te maken, door eender wie, be-
halve voor het onderhoud, de
herstelling of de vervanging, om
de lawaai-emissie te controle-
ren vóór de verkoop of levering
van het voertuig aan de koper of
wanneer het gebruikt wordt;
het gebruik van het voertuig na-
dat dit mechanisme of samen-
stellend element werd verwij-
117
3 Use / 3 Gebruik
Check the muffler/exhaust silencer and
the silencer pipes, make sure there are
no signs of rust or holes and that the ex-
haust system works properly.
If you not an increase in exhaust noise,
take your vehicle to an Official Aprilia
Dealer at once.
THIS MOTORCYCLE HAS A VALVE IN
THE EXHAUST SYSTEM THAT IS
CONTROLLED BY THE ELECTRONIC
CONTROL UNIT. WHEN THE MOTOR-
CYCLE IS STOPPED AND IS IN NEU-
TRAL, THIS VALVE CLOSES TO LIMIT
THE NOISE PRODUCED BY THE EX-
HAUST SILENCER.
IT IS STRICTLY FORBIDDEN TO TAM-
PER WITH THE EXHAUST SYSTEM
AND/OR THIS VALVE.
derd of niet-operationeel werd
gemaakt.
Controleer de uitlaat/knaldemper van de
uitlaat en de buizen van de knaldemper,
en controleer of er geen roest of boringen
zijn en of het uitlaatsysteem correct
werkt.
Wanneer het lawaai van het uitlaatsys-
teem verhoogt, contacteert men onmid-
dellijk een Officiële aprilia Dealer.
DIT VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
EEN KLEP IN DE UITLAATINSTALLA-
TIE DIE GECONTROLEERD WORDT
DOOR DE ELEKTRONISCHE CEN-
TRALE. WANNEER HET VOERTUIG
WORDT STILGELEGD EN ZICH IN
ZIJN VRIJ BEVINDT, WORDT DEZE
KLEP GESLOTEN ZODAT DE UIT-
LAAT NIET TE VEEL LAWAAI MAAKT.
HET IS VERBODEN OM AAN DE UIT-
LAATINSTALLATIE EN/OF AAN DEZE
KLEP TE KNOEIEN.
118
3 Use / 3 Gebruik
03_23
Stand (03_23)
If the side stand must be lowered for any
reason (for example after moving the ve-
hicle), proceed as described below:
Select an appropriate parking
area.
Grasp the left handgrip (1) and
place your right hand on the rear
upper part of the vehicle (2).
Lower the side stand with your
right foot, and extend it com-
pletely (3).
Tilt the motorcycle until the
stand touch the ground.
Turn the handlebar fully left-
wards.
MAKE SURE THAT THE GROUND ON
WHICH THE MOTORCYCLE IS
PARKED IS STABLE, EVEN AND FREE
OF OBSTACLES.
Standaard (03_23)
Als de laterale standaard voor eender
welke reden uitgeklapt moet worden (bij-
voorbeeld nadat het voertuig werd ver-
plaatst), moet als volgt gehandeld wor-
den:
Kies een geschikte parkeer-
plaats.
Neem het linker handgreep (1)
vast en hou de rechter hand op
het achterste bovenste deel van
het voertuig (2).
Duw op de laterale standaard
met de rechter voet naar bene-
den, en klap hem volledig uit (3).
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Draai het stuur volledig naar
links.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERPLAATS STABIEL EN
REGELMATIG IS EN GEEN OBSTA-
KELS BEVAT.
Suggestion to prevent theft
CAUTION
WHEN USING A DISC LOCKING DE-
VICE, PAY UTMOST ATTENTION TO
REMOVE IT BEFORE RIDING. FAIL-
Tips tegen diefstal
LET OP
WANNEER MEN EEN SCHIJFBLOK-
KERINGSMECHANISME GEBRUIKT,
LET MEN ZEER GOED OP OM HET TE
119
3 Use / 3 Gebruik
URE TO OBSERVE THIS WARNING
MAY CAUSE SERIOUS DAMAGE TO
THE BRAKING SYSTEM AND ACCI-
DENTS WITH CONSEQUENT PHYSI-
CAL INJURIES OR EVEN DEATH.
VERWIJDEREN VOORALEER MEN
MET HET VOERTUIG GAAT RIJDEN.
HET NIET RESPECTEREN VAN DEZE
WAARSCHUWING KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
REMINSTALLATIE EN ONGELUKKEN
VEROORZAKEN, MET LETSELS EN
ZELFS DE DOOD ALS GEVOLG.
NEVER leave the ignition key in the lock
and always use the steering lock. Park
the vehicle in a safe place such as a ga-
rage or a place with guards. Whenever
possible, use an additional anti-theft de-
vice. Make sure all vehicle documents
are in order and the road tax paid. Write
down your personal details and tele-
phone number on this page to help iden-
tifying the owner in case of vehicle
retrieval after a theft.
LAST NAME: ..................................
NAME: .........................................
ADDRESS: .................................
TELEPHONE No: ..........................
WARNING
IN MANY CASES, STOLEN VEHICLES
CAN BE IDENTIFIED BY DATA IN THE
USE / MAINTENANCE BOOKLET
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot. Parkeer het voertuig op een
veilige plaats, indien mogelijk in een ga-
rage of een bewaakte plaats. Gebruik in-
dien mogelijk een extra antidiefstalme-
chanisme. Controleer of de documenten
en de verkeersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevens en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ....................................
VOORNAAM: ..........................
ADRES: ....................................
TELEFOONNUMMER: ................
WAARSCHUWING
IN VEEL GEVALLEN WORDEN GE-
STOLEN VOERTUIGEN GEÏDENTIFI-
CEERD DOOR MIDDEL VAN DE GE-
120
3 Use / 3 Gebruik
GEVENS IN HET GEBRUIKS- EN
ONDERHOUDSBOEKJE.
03_24
03_25
Basic safety rules (03_24,
03_25, 03_26, 03_27, 03_28)
Follow the instructions given below atten-
tively to avoid injuring persons, damaging
property or the vehicle in the event of the
rider or the passenger falling off the ve-
hicle and/or the vehicle falling or over-
turning.
When getting on and off the vehicle,
make sure nothing is restricting your
movements; do not hold any objects in
your hands (helmet, gloves or goggles
not put on).
Always get on and off the vehicle on the
left side and with the side stand lowered.
Basis veiligheidsnormen
(03_24, 03_25, 03_26, 03_27,
03_28)
Schenk maximaal aandacht aan de vol-
gende veiligheidsaanduidingen, omdat
ze opgesteld zijn om letsels aan perso-
nen, schade aan voorwerpen of het voer-
tuig te vermijden, veroorzaakt door de
bestuurder of de passagier die vallen, en/
of van het vallen of omslaan van het voer-
tuig zelf.
Het op- en afstappen van het voertuig
moet gebeuren met een totale bewe-
gingsvrijheid en met handen die niet wor-
den gehinderd (voorwerpen, niet gedra-
gen helm of handschoenen of bril).
Men moet steeds opstappen en afstap-
pen aan de linker kant van het voertuig,
en enkel wanneer de laterale standaard
uitgeklapt is.
121
3 Use / 3 Gebruik
03_26
03_27
03_28
The stand has been designed to support
the weight of the vehicle and a minimum
load, without the added weight of rider
and passenger.
The purpose of the side stand is to pre-
vent the vehicle from falling or overturn-
ing while rider and passenger get on the
vehicle and get ready to ride; the stand
should not be used to support the weight
of rider and passenger.
While getting on and off, the vehicle may
become unstable due to its weight and it
may fall or overturn.
CAUTION
THE RIDER MUST GET ON THE VEHI-
CLE FIRST AND GET OFF LAST TO BE
ABLE TO CONTROL AND BALANCE
THE VEHICLE WHILE THE PASSEN-
GER IS GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE.
De standaard is ontworpen om het ge-
wicht van het voertuig met een minimum
last te steunen, zonder bestuurder en
passagier.
Het opstappen in de rijpositie wanneer
het voertuig op de laterale standaard
staat, is enkel toegestaan om de moge-
lijkheid te voorkomen dat het valt, en de
laterale standaard is niet voorzien om het
gewicht van de bestuurder en de passa-
gier te dragen.
Tijdens het op- of afstappen kan het ge-
wicht van het voertuig evenwichtsverlies
veroorzaken, met als gevolg de mogelijk-
heid op het vallen en het omslaan.
LET OP
DE BESTUURDER MOET STEEDS
EERST OP HET VOERTUIG STAPPEN
EN ALS LAATSTE AFSTAPPEN, EN
HIJ ZORGT VOOR HET EVENWICHT
EN DE STABILITEIT TIJDENS HET OP-
EN AFSTAPPEN VAN DE PASSAGIER
122
3 Use / 3 Gebruik
When getting on and off the vehicle, the
passenger must move carefully so as not
to cause a loss of stability for vehicle and
rider.
CAUTION
THE RIDER MUST INSTRUCT THE
PASSENGER ON HOW TO GET ON
AND OFF THE VEHICLE SAFELY.
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH
PASSENGER FOOTRESTS TO FACIL-
ITATE GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE. THE PASSENGER MUST AL-
WAYS USE THE LEFT FOOTREST TO
GET ON AND OFF THE VEHICLE.
NEVER ATTEMPT TO GET OFF THE
VEHICLE BY JUMPING OR STRETCH-
ING YOUR LEG TO REACH THE
GROUND. THESE ARE INCORRECT
PROCEDURES THAT COMPROMISE
VEHICLE STABILITY AND BALANCE.
CAUTION
ANY BAGS OR OBJECTS STRAPPED
TO THE REAR OF THE VEHICLE CAN
REPRESENT AN OBSTACLE WHILE
GETTING ON AND OFF.
SWING YOUR RIGHT LEG OVER THE
SEAT IN A CONTROLLED MOVEMENT
SO AS NOT TO HIT THE REAR PART
OF THE VEHICLE (TAIL FAIRING OR
LUGGAGE) AND COMPROMISE STA-
BILITY.
Bovendien moet de passagier voorzichtig
op- en afstappen om het voertuig en de
passagier niet uit evenwicht te brengen.
LET OP
DE PILOOT MOET DE PASSAGIER OP
DE HOOGTE BRENGEN VAN HOE
MEN MOET OP EN AFSTAPPEN.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
SPECIALE VOETENSTEUNEN VOOR
DE PASSAGIER, VOOR HET OP EN
AFSTAPPEN. DE PASSAGIER MOET
STEEDS DE LINKER VOETENSTEUN
GEBRUIKEN VOOR HET OP EN AF-
STAPPEN.
NIET AFSTAPPEN OF PROBEREN OM
AF TE STAPPEN DOOR VAN HET
VOERTUIG TE SPRINGEN OF HET
BEEN UIT TE STREKKEN OM DE
GROND TE RAKEN. IN BEIDE GEVAL-
LEN ZOUDEN HET EVENWICHT EN DE
STABILITEIT VAN HET VOERTUIG GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
LET OP
DE BAGAGE EN DE OP DE ACHTER-
KANT VAN HET VOERTUIG VASTGE-
MAAKTE DELEN KUNNEN HINDER-
LIJK ZIJN TIJDENS HET OP- EN
AFSTAPPEN.
IN ELK GEVAL MOET MEN EEN GOED
GECONTROLEERDE BEWEGING VAN
HET RECHTER BEEN VOORZIEN EN
UITVOEREN, DIE DE ACHTERKANT
VAN HET VOERTUIG MOET VERMIJ-
123
3 Use / 3 Gebruik
DEN EN OVERTREFFEN (ACHTER-
STUK EN BAGAGE), ZONDER DAT
HET VOERTUIG UIT EVENWICHT
WORDT GEBRACHT.
GETTING ON THE VEHICLE
Grip the handlebar correctly and
get on the vehicle without rest-
ing your weight on the side
stand
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
OPSTAPPEN
Grijp het stuur correct vast en
stap op het voertuig zonder uw
gewicht op de laterale stan-
daard te laten rusten.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground,
straighten and balance the ve-
hicle keeping it upright in riding
position.
CAUTION
THE RIDER MUST NOT EXTRACT OR
ATTEMPT TO EXTRACT THE PAS-
SENGER FOOTRESTS WHILE SEAT-
ED, BECAUSE THIS MIGHT COMPRO-
Laat beide voeten op de grond
steunen, plaats het voertuig
recht vooruit, en houd het in
evenwicht.
LET OP
DE BESTUURDER IN DE RIJPOSITIE
MAG OF MAG NIET PROBEREN OM
DE VOETENSTEUN VAN DE PASSA-
GIER UIT TE KLAPPEN, DIT ZOU HET
EVENWICHT EN DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG KUNNEN SCHADEN.
124
3 Use / 3 Gebruik
MISE VEHICLE STABILITY AND
BALANCE.
Have the passenger fold out the
two passenger footrests.
Give instructions as necessary
to help the passenger mount the
vehicle.
Lift and retract the side stand
completely with the left foot.
GETTING OFF THE VEHICLE
Select an appropriate parking
spot.
Stop the vehicle.
Stop the engine.
MAKE SURE THAT THE GROUND ON
WHICH THE MOTORCYCLE IS
PARKED IS STABLE, EVEN AND FREE
OF OBSTACLES.
De twee voetensteunen van de
passagier door de passagier la-
ten afnemen.
De passagie aanwijzingen ge-
ven hoe het voertuig te bestij-
gen.
Met de linkervoet de laterale
standaard helemaal laten in-
klappen.
AFSTAPPEN
De parkeerzone kiezen.
Het voertuig stilleggen.
Leg de motor stil.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERPLAATS STABIEL EN
REGELMATIG IS EN GEEN OBSTA-
KELS BEVAT.
With the left shoe heel, lower
and extend the side stand com-
pletely.
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
Met de linker hiel duwt men te-
gen de laterale standaard, en
klapt men deze volledig uit.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
125
3 Use / 3 Gebruik
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground
and keep the vehicle balanced
in the upright position.
Give instructions as necessary
to help the passenger dismount
the vehicle.
RISK OF FALLING AND OVERTURN-
ING.
MAKE SURE THE PASSENGER HAS
GOT OFF THE VEHICLE.
DO NOT REST YOUR WEIGHT ON THE
SIDE STAND.
Beide voeten op de grond zet-
ten, en het voertuig in de rijstand
in evenwicht houden.
De passagier aanwijzingen ge-
ven hoe van het voertuig te stap-
pen.
GEVAAR OP VALLEN OF OMSLAAN.
CONTROLEER OF DE PASSAGIER
VAN HET VOERTUIG IS GESTAPT.
LAAT HET EIGEN GEWICHT NIET OP
DE LATERALE STANDAARD RUS-
TEN.
Tilt the motorcycle until the
stand touch the ground.
Grasp the handlebar firmly and
get off the vehicle.
Turn the handlebar fully left-
wards.
Return the passenger footrests
to position.
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Grijp het stuur correct vast, en
stap van het voertuig.
Draai het stuur volledig naar
links.
Plaats de voetensteun van de
passagier in positie.
126
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
127
3 Use / 3 Gebruik
128
3 Use / 3 Gebruik
Tuono V4
Chap. 04
Maintenance
Hst. 04
Onderhoud
129
Foreword
WARNING
THIS VEHICLE IS DESIGNED TO DE-
TECT IN REAL TIME ANY MALFUNC-
TIONS, STORED BY THE ECU AND
WHICH CAN BE READ BY MEANS OF
THE DIAGNOSIS SYSTEM SUPPLIED
TO THE Aprilia Official Dealer.
Premisse
WAARSCHUWING
DIT VOERTUIG KAN ONMIDDELLIJK
EVENTUELE ONREGELMATIGHEDEN
VAN DE WERKING OPSPOREN, DIE
GEMEMORISEERD WORDEN DOOR
DE ELEKTRONISCHE CENTRALE EN
GELEZEN KUNNEN WORDEN MET
HET DIGANOSESYSTEEM WAAR-
OVER DE Officiële aprilia Dealers BE-
SCHIKKEN.
04_01
Engine oil level check (04_01)
Check the engine oil level frequently.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN PARTICULAR RAINY OR DUSTY
CONDITIONS, OFF ROAD OR FOR
TRACK USE.
ENGINE OIL LEVEL MUST BE
CHECKED WHEN THE ENGINE IS
WARM.
Controle van het peil van de
motorolie (04_01)
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
130
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT IDLE THE ENGINE WITH THE
VEHICLE AT A STANDSTILL TO
WARM THE ENGINE AND BRING THE
OIL TO OPERATING TEMPERATURE.
PREFERABLY CHECK THE OIL AF-
TER A JOURNEY OF AFTER TRAVEL-
LING APPROXIMATELY 15 Km (10
miles) IN EXTRAURBAN CONDITIONS
(ENOUGH TO WARM UP THE ENGINE
OIL TO OPERATING TEMPERATURE).
DE CONTROLE VAN HET PEIL VAN
DE MOTOROLIE MOET UITGEVOERD
WORDEN BIJ WARME MOTOR.
LET OP
OM DE MOTOR OP TE WARMEN EN
DE MOTOROLIE OP WERKTEMPERA-
TUUR TE BRENGEN, LAAT MEN DE
MOTOR NIET WERKEN AAN HET MI-
NIMUM TOERENTAL WANNEER HET
VOERTUIG STIL STAAT.
DE CORRECTE PROCEDURE VOOR-
ZIET HET UITVOEREN VAN DE CON-
TROLE NA EEN REIS, OF NADAT MEN
ONGEVEER 15 km (10 mijl) HEEFT AF-
GELEGD BUITEN DE STAD (VOL-
DOENDE OM DE MOTOROLIE OP
TEMPERATUUR TE BRENGEN).
Shut off the engine and wait for
a few seconds.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Ensure that the vehicle is on a
level surface.
Check via the inspection glass
in the crankcase, on the right-
hand side of the vehicle, that the
oil level is near the upper mark-
ing.
- Upper marking = Max. level
De motor afzetten en een paar
seconden wachten.
Houd het voertuig in verticale
positie met de twee wielen op de
grond.
Controleren of de ondergrond
plat is.
Controleer langs het daarvoor
bestemde inspectievenstertje
op de carter, op de rechter zijde
van het voertuig, of het oliepeil
zich nabij de bovenste streep
bevindt.
131
4 Maintenance / 4 Onderhoud
- Lower marking = Min. level
CAUTION
NEVER ALLOW THE OIL LEVEL TO
DROP BELOW THE MINIMUM LEVEL
OR FILL ABOVE THE MAXIMUM LEV-
EL; IF YOU DO NOT COMPLY WITH
THE MINIMUM AND MAXIMUM OIL
LEVELS THE ENGINE COULD BE SE-
RIOUSLY DAMAGED
- Bovenste streep = Maximum peil
- Onderste streep = Minimum peil
LET OP
HET OLIEPEIL MAG NOOIT ONDER
HET MINIMUM PEIL DALEN EN MAG
NOOIT HET MAXIMUM PEIL OVER-
SCHRIJDEN; ALS DE MINIMUM EN
MAXIMUM OLIEPEILEN NIET GERES-
PECTEERD WORDEN, KAN DE MO-
TOR ERNSTIG BESCHADIGD WOR-
DEN
04_02
Engine oil top-up (04_02)
If necessary, top up the engine oil level
as follows:
Unscrew and remove the cap.
CAUTION
USE RECOMMENDED OIL ONLY. RE-
FER TO THE RECOMMENDED PROD-
UCTS TABLE.
Het bijvullen van motorolie
(04_02)
Indien nodig moet het oliepeil van motor
op de volgende manier hersteld worden:
Draai de dop los en verwijder
hem.
LET OP
ALLEEN DE IN DE PRODUCTENTA-
BEL AANGERADEN MOTOROLIE GE-
BRUIKEN.
Add the quantity of oil necessary
to reach the correct level.
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE OIL.
WHEN USING A FUNNEL OR ANY
Bijvullen met de benodigde hoe-
veelheid motorolie om het juiste
niveau te bereiken.
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN TOE AAN DE OLIE.
132
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OTHER ELEMENT, MAKE SURE IT IS
PERFECTLY CLEAN.
WANNEER MEN EEN TRECHTER OF
IETS ANDERS GEBRUIKT, MOET DE-
ZE PERFECT REIN ZIJN.
Tyres
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
CHECK TYRE INFLATION PRESSURE
REGULARLY AT AMBIENT TEMPER-
ATURE.
MEASUREMENTS MAY BE INCOR-
RECT IF TYRES ARE WARM.
CHECK PRESSURE MAINLY BEFORE
AND AFTER LONG TRIPS.
IF THE TYRE PRESSURE IS TOO
HIGH, UNEVENNESS IN THE ROAD
SURFACE WILL NOT BE CUSHIONED
AND WILL BE TRANSMITTED TO THE
HANDLEBAR, RESULTING IN AN UN-
PLEASANTLY HARSH RIDE AND
POOR ROAD HOLDING, ESPECIALLY
WHEN CORNERING.
AN UNDERINFLATED TYRE, ON THE
OTHER HAND, WILL EXTEND THE
CONTACT PATCH TO INCLUDE A
LARGER PORTION OF THE TYRE
SIDEWALLS. WHEN THIS IS THE
CASE, THE TYRE MIGHT SLIP ON OR
Banden
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPANNING VAN DE BANDEN BIJ DE
OMGEVINGSTEMPERATUUR.
WANNEER DE BANDEN WARM ZIJN,
IS DE METING NIET CORRECT.
VOER DE METING UIT VOORAL VÓÓR
EN NA EEN LANGE REIS.
WANNEER DE BANDENSPANNING
TE HOOG IS, WORDT DE ONEFFEN-
HEID VAN HET TERREIN NIET GE-
DEMPT EN DUS NAAR DE STUURIN-
RICHTING OVERGEBRACHT, ZODAT
HET RIJCOMFORT VERMINDERT EN
DE WEGLIGGING IN BOCHTEN VER-
SLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN VAN DE BANDEN
MEER, EN KAN HET ZIJN DAT DE
BAND OP DE VELG SLIPT OF LOS-
KOMT, MET ALS GEVOLG DAT MEN
133
4 Maintenance / 4 Onderhoud
BECOME DETACHED FROM THE
WHEEL RIM, LEADING TO LOSS OF
CONTROL OVER THE VEHICLE.
TYRES MAY EVEN DETACH FROM
THE WHEEL RIMS UNDER VERY
HARD BRAKING.
THE VEHICLE MAY EVEN SKID IN A
BEND.
INSPECT TREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
TYRES MAY COMPROMISE TRAC-
TION AND HANDLING.
REPLACE TYRES WHEN WORN OR IF
THERE IS A PUNCTURE IN THE
TREAD AREA BIGGER THAN 5 mm
(0.197 in).
BALANCE WHEELS AFTER A TYRE IS
MENDED. USE ONLY TYRE SIZES IN-
DICATED BY THE MANUFACTURER.
CHECK THAT THE INFLATION
VALVES HAVE THEIR CAPS FITTED
TO AVOID UNEXPECTED FLAT
TYRES. REPLACEMENT, REPAIR,
MAINTENANCE AND BALANCING OP-
ERATIONS ARE HIGHLY IMPORTANT
AND SO THEY SHOULD BE CARRIED
OUT USING THE SPECIFIC TOOLS
AND WITH THE ADEQUATE KNOWL-
EDGE.
IT IS THEREFORE ESSENTIAL TO
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
Aprilia Dealer OR SPECIALISED TYRE
WORKSHOP TO CARRY OUT THE OP-
DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG
VERLIEST.
WANNEER MEN BRUUSK REMT,
KUNNEN DE BANDEN UIT DE VEL-
GEN KOMEN.
IN BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN.
CONTROLEER DE STAAT VAN HET
RIJOPPERVLAK EN DE SLIJTAGE,
OMDAT SLECHTE BANDENCONDI-
TIES DE WEGLIGGING EN DE BE-
DIENBAARHEID VAN HET VOERTUIG
KUNNEN SCHADEN.
VERVANG DE BAND WANNEER HIJ
VERSLETEN IS, OF WANNEER ER
EEN EVENTUEEL GAT IS IN DE ZONE
VAN HET RIJVLAK DAT GROTER IS
DAN 5 mm (0,197 in).
NADAT MEN DE BAND HEEFT LATEN
HERSTELLEN, LAAT MEN DE WIELEN
BALANCEREN. GEBRUIK UITSLUI-
TEND DE MAAT VAN BANDEN DIE
WORDT AANGEDUID DOOR HET
HUIS.
CONTROLEER OF DE VENTIELEN
VOOR HET OPBLAZEN STEEDS HUN
DOPJES HEBBEN, OM HET PLOTSE-
LING LEEGLOPEN VAN DE BANDEN
TE VERMIJDEN. DE HANDELINGEN
VAN HET VERVANGEN, HERSTEL-
LEN, ONDERHOUD EN BALANCEREN
ZIJN ZEER BELANGRIJK, EN MOE-
TEN DUS UITGEVOERD WORDEN
134
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ERATIONS ABOVE. NEW TYRES MAY
BE COATED WITH A SLIPPERY COAT-
ING: RIDE WITH CAUTION DURING
THE FIRST KILOMETRES. DO NOT
APPLY UNSUITABLE LIQUIDS ON
TYRES. WHEN TYRES ARE OLD, THE
MATERIAL MAY HARDEN AND NOT
PROVIDE ADEQUATE ROAD HOLD-
ING, EVEN IF TYRES ARE STILL WITH-
IN THE WEAR LIMIT.
SHOULD THIS OCCUR, REPLACE
THE TYRES.
WARNING
ONLY USE TYRES RECOMMENDED
BY Aprilia. THE USE OF DIFFERENT
TYRES, EVEN IF THEY ARE OF THE
SAME SIZE, CANNOT GUARANTEE
BIKE RIDING PERFORMANCE.
MET GESCHIKTE GEREEDSCHAP-
PEN EN MET DE NODIGE ERVARING.
DAAROM WORDT AANGERADEN OM
ZICH TE WENDEN TOT EEN Officiële
aprilia Dealer OF EEN BANDENSPE-
CIALIST VOOR HET UITVOEREN VAN
DE VOORAFGAANDE HANDELIN-
GEN. WANNEER DE BANDEN NIEUW
ZIJN, KUNNEN ZE BEDEKT ZIJN MET
EEN GLADDE LAAG: DE EERSTE KI-
LOMETERS MOET MEN VOORZICH-
TIG RIJDEN. SMEER DE BANDEN
NIET IN MET ONGESCHIKTE VLOEI-
STOFFEN. WANNEER DE BANDEN
OUD ZIJN, EN OOK AL ZIJN ZE NIET
VERSLETEN, KUNNEN ZE VERHAR-
DEN EN DUS DE WEGLIGGING NIET
GARANDEREN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN.
WAARSCHUWING
GEBRUIK ENKEL BANDEN DIE AAN-
BEVOLEN WORDEN DOOR aprilia.
ALS ANDERE BANDEN WORDEN GE-
BRUIKT, OOK AL HEBBEN ZE DE-
ZELFDE MAAT, KAN HET ZIJN DAT
DE RIJPRESTATIES VAN HET VOER-
TUIG NIET GEGARANDEERD WOR-
DEN.
Minimum tread depth:
front and rear 2 mm (0.079 in) (USA 3 mm
- 0.118 in) or more if so required by ap-
Minimum dieptelimiet van het rijvlak:
vooraan en achteraan 2 mm (0.079 in)
(USA 3 mm - 0.118 in) en alleszins niet
135
4 Maintenance / 4 Onderhoud
plicable legislation in the country where
the vehicle is used.
minder dan voorgeschreven door de van
kracht zijnde wetgeving van het land
waar het voertuig wordt gebruikt.
Cooling fluid level
Do not use the vehicle if the coolant is
below the minimum level.
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH YOUR EYES OR SKIN
MAY CAUSE IRRITATION. IF THE FLU-
ID GETS IN CONTACT WITH THE
EYES OR SKIN, RINSE REPEATEDLY
WITH PLENTY OF WATER AND SEEK
MEDICAL ADVICE. IF SWALLOWED,
INDUCE VOMITING, RINSE MOUTH
AND THROAT WITH PLENTY OF WA-
TER AND SEEK MEDICAL ADVICE IM-
MEDIATELY.
Peil koelvloeistof
Gebruik het voertuig niet wanneer het
peil van de koelvloeistof zich onder het
minimum peil bevindt.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HET WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. WANNEER DE VLOEISTOF IN
CONTACT ZOU KOMEN MET DE HUID
EN DE OGEN, SPOELT MEN LANG
MET VEEL WATER, EN RAADPLEEGT
MEN EEN ARTS. WANNEER HET
WORDT INGESLIKT, MOET MEN
OVERGEVEN, DE MOND EN DE KEEL
SPOELEN MET VEEL WATER, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN.
Coolant solution is 50% water and 50%
antifreeze fluid.
De oplossing van de koelvloeistof be-
staat uit 50% water en 50% antivries.
136
4 Maintenance / 4 Onderhoud
This is the ideal mixture for most operat-
ing temperatures and provides good cor-
rosion protection.
It is advisable to use the same mixture
even in hot weather as this minimises
loss due to evaporation and the need of
frequent top-ups.
Less water evaporation means fewer
mineral salts depositing in the radiators,
which helps preserve the efficiency of the
cooling system.
Dit mengsel is ideaal voor de meeste
werkingstemperaturen, en garandeert
een goede bescherming tegen corrosie.
Het is een goede gewoonte om hetzelfde
mengsel ook tijdens het warme seizoen
te gebruiken, omdat op deze manier ver-
lies door verdamping en het frequent bij-
vullen wordt vermeden.
Op deze manier verminderen de bezink-
sels van mineraalzouten, die in de radia-
tor door het verdampte water werden
gelaten, en verandert de efficiëntie van
de koelinstallatie niet.
If the external temperature drops below 0
°C (32 °F), check the cooling system fre-
quently and add more antifreeze fluid if
needed (up to 60% max.).
Use distilled water in the coolant mixture
to avoid damaging the engine.
CAUTION
DO NOT UNSCREW THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS HOT,
SINCE COOLANT IS UNDER PRES-
SURE AND VERY HOT. CONTACT
WITH SKIN OR CLOTHES MAY CAUSE
SEVERE BURNS AND/OR INJURIES.
In geval de buitentemperatuur minder
dan 0 °C (32 °F) bedraagt, moet men het
koelcircuit frequent controleren en voegt
men indien noodzakelijk een hogere con-
centratie antivries toe (tot een maximum
van 60%).
Voor de koeloplossing gebruikt men ge-
destilleerd water, om de motor niet te
beschadigen.
LET OP
DRAAI DE DOP NIET VAN DE RADIA-
TOR WANNEER DE MOTOR WARM
STAAT, OMDAT DE KOELVLOEISTOF
EEN HOGE TEMPERATUUR HEEFT
EN ONDER DRUK STAAT. BIJ CON-
TACT MET DE HUID OF DE KLEDING
137
4 Maintenance / 4 Onderhoud
KAN HET ERNSTIGE LETSELS/SCHA-
DE VEROORZAKEN.
04_03
Coolant check (04_03)
Shut off the engine and wait until
it cools off.
Keep the vehicle upright on a
level surface with both wheels
on the ground.
Looking through the relative slit
on the inner right hand fairing,
check that the liquid level in the
expansion tank is between the
"FULL" and "LOW" markings.
WARNING
STOP THE ENGINE AND WAIT FOR IT
TO COOL DOWN BEFORE CHECKING
OR TOPPING UP COOLANT LEVEL.
Controle van de koelvloeistof
(04_03)
Leg de motor stil en wacht tot hij
afgekoeld is.
Hou het voertuig rechtop met de
twee wielen op een vlakke on-
dergrond.
Controleer of, gezien vanaf de
linkerkant van het voertuig, mid-
dels de hiervoor bestemde
spleet op de rechter binnenbe-
kleding, het vloeistofniveau in
het expansievat zich tussen de
aangegeven niveaus
"FULL" (maximum) en "LOW"
minimum bevindt.
WAARSCHUWING
VOER DE HANDELINGEN VAN DE
CONTROLE EN HET BIJVULLEN VAN
DE KOELVLOEISTOF UIT WANNEER
DE MOTOR UITGESCHAKELD IS EN
KOUD STAAT.
Coolant top-up
Remove the right side fairing.
Remove the expansion tank
cap.
Bijvulling van de koelvloeistof
Verwijder de rechter zijbekle-
ding.
De dop van het expansievat ver-
wijderen.
138
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Top-up with recommended liq-
uid to the "FULL" marking on the
expansion tank, visible from the
left hand side through the slit in
the inner right hand fairing.
Met de aanbevolen vloeistof vul-
len totdat de streep "FULL" van
het expansievat bereikt wordt,
zichtbaar op de linkerkant door
de spleet op de rechter binnen-
bekleding.
Checking the brake oil level
Brake fluid check
Rest the vehicle on its stand.
For the front brake, turn the han-
dlebar fully to the right.
For the rear brake, keep the ve-
hicle upright so that the fluid in
the reservoir is at the same level
with the plug.
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the "MIN"
reference mark:
MIN = minimum level
MAX = maximum level
If the fluid does not reach at least the
"MIN" reference mark:
Check brake pads and disc for
wear.
If the pads and/or the disc do not
need replacing, top-up the fluid.
Controle van het oliepeil van
de remmen
Controle van de remvloeistof
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voor de voorrem moet het stuur
volledig naar rechts gedraaid
worden.
Voor de achterrem moet het
voertuig in verticale positie ge-
houden worden zodat de vloei-
stof in de tank parallel met de
dop is.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt:
MIN = minimum peil.
MAX = maximum peil
Wanneer de vloeistof minstens de "MIN"
referentie niet bereikt:
Controleer de slijtage van de
rempastilles en van de schijf.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf niet moeten vervangen
139
4 Maintenance / 4 Onderhoud
worden, voert men het bijvullen
uit.
Braking system fluid top up
(04_04, 04_05)
RISK OF BRAKE FLUID SPILLS. DO
NOT OPERATE THE BRAKE LEVER
WITH BRAKE FLUID RESERVOIR CAP
LOOSENED OR REMOVED.
CAUTION
AVOID PROLONGED AIR EXPOSURE
OF THE BRAKE FLUID. BRAKE FLUID
IS HYGROSCOPIC AND ABSORBS
MOISTURE WHEN IN CONTACT WITH
AIR. LEAVE THE BRAKE FLUID RES-
ERVOIR OPEN ONLY FOR THE TIME
NEEDED TO COMPLETE THE TOP-
PING UP PROCEDURE.
TO AVOID SPILLING BRAKE FLUID
WHILE TOPPING-UP, KEEP THE FLU-
ID LEVEL IN THE RESERVOIR PAR-
ALLEL TO THE RESERVOIR EDGE (IN
HORIZONTAL POSITION). DO NOT
ADD ADDITIVES OR OTHER SUB-
STANCES TO THE FLUID. IF A FUN-
Bijvullen van de remvloeistof
(04_04, 04_05)
GEVAAR OP HET UITSTROMEN VAN
REMVLOEISTOF. ACTIVEER DE REM-
HENDEL NIET, WANNEER DE DOP
VAN DE VLOEISTOFTANK GELOST
OF VERWIJDERD IS.
LET OP
VERMIJDT DAT DE REMVLOEISTOF
LANG WORDT BLOOTGESTELD AAN
DE LUCHT. DE REMVLOEISTOF IS HY-
GROSCOPISCH, EN ABSORBEERT
VOCHTIGHEID WANNEER HET IN
CONTACT KOMT MET DE LUCHT.
LAAT DE TANK VAN DE REMVLOEI-
STOF ENKEL OPEN VOOR DE TIJD
DIE NODIG IS VOOR HET BIJVULLEN.
OM GEEN VLOEISTOF VAN DE REM-
INSTALLATIE TE MORSEN TIJDENS
HET BIJVULLEN, RAADT MEN AAN
OM DE VLOEISTOF IN DE TANK PA-
140
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NEL OR ANY OTHER ELEMENT IS
USED, MAKE SURE THAT IT IS PER-
FECTLY CLEAN.
BRAKE FLUID IS HIGHLY CORRO-
SIVE - AVOID CONTACT WITH THE
SKIN, EYES AND BIKE PARTS.
WHEN TOPPING UP, PROTECT THE
AREAS NEAR THE TANK WITH AB-
SORBENT MATERIAL.
Recommended products
AGIP BRAKE 4
Brake fluid
As an alternative to the recommended
fluid, other fluids that meet or exceed the
required specifications may be used.
SAE J1703, NHTSA 116 DOT 4, ISO
4925 Synthetic fluid
RALLEL MET DE RAND VAN DE TANK
TE HOUDEN (IN HORIZONTALE POSI-
TIE). VOEG GEEN ADDITIEVEN OF
ANDERE STOFFEN TOE AAN DE
VLOEISTOF. WANNEER MEN EEN
TRECHTER OF IETS ANDERS GE-
BRUIKT, MOET DEZE PERFECT REIN
ZIJN.
DE REMVLOEISTOF IS ZEER CORRO-
SIEF, VERMIJDT DUS CONTACT MET
DE HUID EN DE OGEN EN MET DELEN
VAN HET VOERTUIG ZELF.
WANNEER WORDT BIJGEVULD MOE-
TEN DE ZONES RONDOM DE TANK
BESCHERMD WORDEN MET ABSOR-
BEREND MATERIAAL.
Aanbeloven producten
AGIP BRAKE 4
remvloeistof
In plaats van de aanbevolen vloeistof kan
men vloeistoffen gebruiken met confor-
me of hogere prestaties dan de specifie-
ken. Synthetische vloeistof SAE J1703,
NHTSA 116 DOT 4, ISO 4925
141
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_04
Front braking system
Use a short crosshead screw-
driver to undo the screws (1) of
the front braking system (2) fluid
reservoir.
Lift and remove the cover (3) to-
gether with the screws (1) and
the gasket (4).
Top up the reservoir (2) with rec-
ommended brake fluid to above
the "MIN" level marking.
CAUTION
TOP-UP TO MAXIMUM LEVEL MARK
ONLY WHEN BRAKE PADS ARE NEW.
FILLING UP TO THE MAXIMUM LEVEL
WITH WORN PADS IS NOT ADVISED,
AS THIS WILL CAUSE FLUID SPILL-
AGE WHEN REPLACING THE BRAKE
PADS.
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IF THE FREE STROKE OF THE BRAKE
PEDAL OR THE BRAKE LEVER IS
TOO LONG, OR IN THE CASE OF
LEAKS, IT MAY BE NECESSARY TO
BLEED AIR FROM THE SYSTEM.
SHOULD THIS OCCUR, CONTACT AN
Official Aprilia Dealer.
Installatie van de voorrem
Gebruik een korte kruiskop-
schroevendraaier om de bouten
(1) van de vloeistoftank van de
voorste reminstallatie (2) los te
draaien.
Hef het deksel op (3) compleet
met bouten (1) en pakking (4),
en verwijder het.
De tank (2) bijvullen met de aan-
bevolen remvloeistof, totdat het
minimumniveau, aangegeven
met "MIN" overschreden wordt.
LET OP
MEN MAG ENKEL BIJVULLEN TOT
AAN HET MAXIMUM PEIL WANNEER
ER NIEUWE PASTILLES AANWEZIG
ZIJN. MEN RAADT AAN OM NIET BIJ
TE VULLEN TOT AAN HET MAX PEIL
WANNEER DE PASTILLES VERSLE-
TEN ZIJN, OMDAT DE VLOEISTOF
ZAL UITSTROMEN WANNEER DE
REMPASTILLES ZULLEN VERVAN-
GEN WORDEN.
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
ALS DE VRIJE LOOP VAN HET REM-
PEDAAL OF VAN DE REMHENDEL TE
LANG IS, OF IN GEVAL VAN LEKKEN,
MOET DE LUCHT UIT HET SYSTEEM
GEVOERD WORDEN.
142
4 Maintenance / 4 Onderhoud
IN DIT GEVAL MOET EEN Officiële
Aprilia Dealer GECONTACTEERD
WORDEN.
04_05
Rear braking system
Unscrew and remove the upper
nut (5) from the rear brake
pump.
Top up the reservoir with the
recommended brake fluid to
reach the correct level on the
sight glass (6).
CAUTION
TOP-UP TO MAXIMUM LEVEL MARK
ONLY WHEN BRAKE PADS ARE NEW.
FILLING UP TO THE MAXIMUM LEVEL
WITH WORN PADS IS NOT ADVISED,
AS THIS WILL CAUSE FLUID SPILL-
AGE WHEN REPLACING THE BRAKE
PADS.
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IF THE FREE STROKE OF THE BRAKE
PEDAL OR THE BRAKE LEVER IS
TOO LONG, OR IN THE CASE OF
LEAKS, IT MAY BE NECESSARY TO
BLEED AIR FROM THE SYSTEM.
SHOULD THIS OCCUR, CONTACT AN
Official Aprilia Dealer.
Installatie van de achterrem
De bovenste moer (5) van de
achterste rempomp losschroe-
ven.
De tank met de aanbevolen
remstof bijvullen, totdat het juis-
te niveau op het controlevenster
(6) bereikt is.
LET OP
MEN MAG ENKEL BIJVULLEN TOT
AAN HET MAXIMUM PEIL WANNEER
ER NIEUWE PASTILLES AANWEZIG
ZIJN. MEN RAADT AAN OM NIET BIJ
TE VULLEN TOT AAN HET MAX PEIL
WANNEER DE PASTILLES VERSLE-
TEN ZIJN, OMDAT DE VLOEISTOF
ZAL UITSTROMEN WANNEER DE
REMPASTILLES ZULLEN VERVAN-
GEN WORDEN.
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
ALS DE VRIJE LOOP VAN HET REM-
PEDAAL OF VAN DE REMHENDEL TE
LANG IS, OF IN GEVAL VAN LEKKEN,
MOET DE LUCHT UIT HET SYSTEEM
GEVOERD WORDEN.
143
4 Maintenance / 4 Onderhoud
IN DIT GEVAL MOET EEN Officiële
Aprilia Dealer GECONTACTEERD
WORDEN.
04_06
04_07
Battery removal (04_06,
04_07)
Make sure that the ignition
switch is set to "OFF".
Remove the rider saddle.
Unscrew and remove the two
screws (1) using the spanner
supplied in the tool kit.
Remove the secondary fuse box
(2).
Remove the battery retainer (3).
Undo and remove the screw (4)
of the negative terminal (-).
Move the negative lead (5)
aside.
Move the rubber cap that pro-
tects the positive clamp (+).
Undo and remove the screw (6)
of the positive terminal (+).
Move the positive lead (7) aside.
PAY MAXIMUM ATTENTION AND
PREVENT ALL CONTACT BETWEEN
THE BATTERY POLES AND ANY MET-
Verwijdering van de accu
(04_06, 04_07)
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie ''OFF''
bevindt.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Draai de twee bouten (1) los met
behulp van de sleutel die zich in
de gereedschapskit bevindt, en
verwijder ze.
De doos met secundaire zeke-
ringen (2) uitnemen.
De accublokkering (3) verwijde-
ren.
Draai de bout (4) los en verwij-
der ze van de negatieve klem
(-).
Verplaats de negatieve kabel (5)
zijdelings.
Verplaats het rubberen be-
schermingskapje van de positie-
ve klem (+).
Draai de bout (6) los en verwij-
der ze van de positieve klem (+).
Verplaats de positieve kabel (7)
zijdelings.
144
4 Maintenance / 4 Onderhoud
AL OBJECT TO PREVENT THE RISK
OF SHORT-CIRCUITS.
LET OP DAT DE POLEN VAN DE ACCU
NIET IN CONTACT KOMEN MET ELK-
AAR EN MET EENDER WELK META-
LEN VOORWERP ZODAT GEEN
KORTSLUITING WORDT VEROOR-
ZAAKT.
Hold the battery (8) firmly and lift
it out of its compartment.
Put the battery away on a level
surface, in a cool and dry place.
Refit the rider saddle.
Grijp de accu (8) stevig vast, en
verwijder ze uit haar plaats door
ze op te heffen.
Plaats de accu op een vlakke
ondergrond, in een koele en
droge plaats.
Herplaats het zadel van de be-
stuurder.
Use of a new battery (04_08,
04_09)
CHECK THAT THE BATTERY LEADS
AND TERMINALS ARE:
- IN GOOD CONDITION (NOT CORRO-
DED OR COVERED BY DEPOSITS);
- COVERED BY NEUTRAL GREASE
OR PETROLEUM JELLY.
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (04_08, 04_09)
CONTROLEER OF DE TERMINALS
VAN DE KABELS EN DE KLEMMEN
VAN DE ACCU:
- IN GOEDE CONDITIES VERKEREN
(EN GEEN CORROSIE VERTONEN OF
BEDEKT ZIJN MET AFZETTINGEN);
- BEDEKT ZIJN MET NEUTRAAL VET
OF VASELINE.
145
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
04_08
04_09
Remove the saddle if refitted.
Place the battery (8) in its hous-
ing.
Fasten the positive cable (7) to
the positive terminal (+), tighten-
ing the screw (6).
The positive cable (7) must be positioned
to the side of the battery (8).
Place the protective rubber cap
on the positive clamp (+).
Fasten the negative cable (5) to
the negative terminal (+), tight-
ening the screw (4).
The negative cable (5) must be posi-
tioned to the side of the battery (8).
Fit the battery retainer (3).
Fit the secondary fuse box (2).
Tighten the two screws (1) using
the spanner supplied in the tool
kit.
Fit and fasten the rider's saddle
as described in the paragraph
"opening the saddle".
Als het zadel weer op zijn plaats
is gezet, dit verwijderen.
Plaats de accu (8) op zijn plaats.
De positieve kabel (7) plaatsen
en vastmaken aan de positieve
klem (+) door de bout (6) vast te
draaien.
De positieve kabel (7) moet naast de ac-
cu (8) worden geplaatst.
Plaats het rubberen bescher-
mingskapje op de positieve
klem (+).
De negatieve kabel (5) plaatsen
en vastmaken aan de negatieve
klem (-) door de bout (4) vast te
draaien.
De negatieve kabel (5) moet naast de ac-
cu (8) worden geplaatst.
De accublokkering (3) plaatsen.
De doos met secundaire zeke-
ringen (2) plaatsen.
Draai de twee bouten (1) vast
met behulp van de sleutel die
zich in de gereedschapskit be-
vindt.
146
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Het bestuurderszadel plaatsen
en vastmaken zoals beschreven
in de paragraaf "opening zadel".
Checking the electrolyte level
WARNING
THE MOTORCYCLE IS SUPPLIED
WITH A BATTERY THAT DOES NOT
REQUIRE MAINTENANCE OTHER
THAN OCCASIONALLY CHECKING
THE CHARGING LEVEL.
Controle van het elektrolytpeil
WAARSCHUWING
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
EEN ACCU DIE GEEN ONDERHOUD
BEHOEFT, BEHALVE EEN OCCASIO-
NELE CONTROLE VAN HET PEIL.
Charging the battery
Remove the battery.
Get an adequate battery charg-
er.
Set the battery charger for the
recharge type indicated.
Connect the battery to the bat-
tery charger.
CAUTION
WHEN RECHARGING OR USING THE
BATTERY, BE CAREFUL TO HAVE
THE ROOM ADEQUATELY AIRED. DO
NOT BREATH GASES RELEASED
WHEN THE BATTERY IS RECHARG-
ING.
Opladen van de accu
Verwijder de accu.
Voorzie een geschikte accula-
der.
Voorzie de acculader voor het
aangegeven type van lading.
Verbindt de accu aan de accu-
lader.
LET OP
TIJDENS HET LADEN OF HET GE-
BRUIK, VOORZIET MEN HET LOKAAL
VAN EEN GESCHIKTE VENTILATIE
EN VERMIJDT MEN HET INADEMEN
VAN DE GASSEN DIE VRIJKOMEN
147
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TIJDENS HET OPLADEN VAN DE AC-
CU.
Switch on the battery charger.
Characteristic
RECHARGE MODES:
Recharge - Ordinary
Electric Current - 1.0 A
Time - 8-10 hours
Recharge - Fast
Electric Current - 10 A
Time - 1 hour
Schakel de acculader aan.
Technische kenmerken
MODALITEIT VAN OPLADEN
Opladen - Normaal
Elektrische stroom - 1,0 A
Duur - 8-10 uur
Lading - Snel
Elektrische stroom - 10 A
Duur - 1 uur
Long periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS INACTIVE LON-
GER THAN FIFTEEN DAYS, DISCON-
NECT THE 30A FUSE TO AVOID BAT-
TERY DETERIORATION DUE TO
CURRENT CONSUMPTION BY THE
MULTIFUNCTION COMPUTER.
CAUTION
REMOVING THE 30A FUSE RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
Länger stillegen
WANNEER HET VOERTUIG INACTIEF
BLIJFT VOOR LANGER DAN VIJFTIEN
DAGEN, MAAKT MEN DE ZEKERING
VAN 30A LOS, OM HET VERVAL VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN ALS GE-
VOLG VAN STROOMVERBRUIK
DOOR DE MULTIFUNCTIONELE COM-
PUTER.
148
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GESTELD: DIGI-
TALE KLOK, REISINFORMATIE EN
CHRONOMETINGEN.
If the vehicle is inactive longer than fifteen
days, it is necessary to recharge the bat-
tery to avoid sulphation.
Remove the battery.
In winter or when the vehicle is out of use
for prolonged periods, check charge level
frequently (about once a month) to pre-
vent deterioration.
Recharge it fully with an ordina-
ry charge.
If the battery is still on the vehicle, dis-
connect the cables from the terminals.
Wanneer het voertuig langer dan vijftien
dagen inactief blijft, moet men de accu
opladen om sulfatering te vermijden.
Verwijder de accu.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Laad ze volledig op door gebruik
te maken van een normale la-
ding.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
149
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_10
Fuses (04_10, 04_11, 04_12,
04_13)
Check fuses in case of failure or irregular
functioning of an electrical component or
engine starting failure.
Check the secondary fuses first and then
the main 30A fuse.
CAUTION
DO NOT REPAIR FAULTY FUSES.
NEVER USE A FUSE THAT IS DIFFER-
ENT THAN WHAT IS SPECIFIED TO
PREVENT DAMAGES TO THE ELEC-
TRICAL SYSTEM OR SHORT CIR-
CUITS, WITH THE RISK OF FIRE.
CAUTION
A FUSE THAT BLOWS FREQUENTLY
MAY INDICATE A SHORT CIRCUIT OR
OVERLOAD. IF THIS OCCURS, CON-
SULT AN APRILIA Official Dealer.
Zekeringen (04_10, 04_11,
04_12, 04_13)
Wanneer men het niet of onregelmatig
werken van een elektrisch onderdeel of
het niet starten van de motor opmerkt,
moet men de zekeringen controleren.
Controleer eerst de secundaire zekerin-
gen en vervolgens de hoofdzekering van
30A.
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN.
GEBRUIK NOOIT EEN ANDERE VER-
MOGENSZEKERING DAN DIEGENE
DIE GESPECIFICEERD WORDT OM
SCHADE AAN DE ELEKTRISCHE IN-
STALLATIE OF EEN KORTSLUITING
MET RISICO OP BRAND TE VERMIJ-
DEN.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële Aprilia Dealer.
150
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_11
04_12
04_13
To check:
Set the ignition switch to "OFF"
to avoid an accidental short cir-
cuit.
Remove the rider saddle.
Open the cover of the auxiliary
fuse box (1).
Take out one fuse at a time and
check whether the filament (2) is
broken.
Before replacing the fuse, find
and solve, whenever possible,
the problem that caused it to
blow.
If the fuse is damaged, replace
it with one of the same current
rating.
Remove the rider saddle.
To check the main fuses, carry
out the same operations descri-
bed above for auxiliary fuses.
NOTE
IF THE SPARE FUSE IS USED, RE-
PLACE IT WITH ONE OF THE SAME
TYPE IN THE CORRESPONDING FIT-
TING.
CAUTION
REMOVING THE 30A FUSE RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
Voor de controle:
Plaats de ontstekingsschake-
laar op "OFF" om een toevallige
kortsluiting te vermijden.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Open het dekseltje van de doos
(1) van de secundaire zekerin-
gen.
Verwijder de zekeringen één
voor één, en controleer of de
draad (2) onderbroken is.
Vooraleer men de zekering ver-
vangt, zoekt men indien moge-
lijk de oorzaak van het pro-
bleem.
Vervang de zekering indien be-
schadigd, met een andere met
dezelfde elektrische stroom-
sterkte.
Verwijder het zadel van de be-
stuurder.
Voer ook voor de hoofdzekerin-
gen de handelingen uit die eer-
der werden beschreven voor de
secundaire zekeringen.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GESTELD: DIGI-
151
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TALE KLOK, REISINFORMATIE EN
TIJDMETINGEN.
AUXILIARY FUSES DISTRIBUTION
A) 5A fuse Stop and running lights relay
B) 5A fuse Instrument panel, turn indicators,
speed, instrument panel diagnosis,
tone wheel ECU (a-PRC)
C) 15A fuse Control unit
D) 7.5A fuse Control unit
E) 15A fuse High beam/low beam, horn.
F) 15A fuse Coils, injectors, fuel pump, oxygen
sensor and secondary air valve
G) 15A fuse Fans.
Auxiliary fuses are placed in the central part of the motorcycle, under
the rider saddle.
SCHIKKING VAN DE SECUNDAIRE ZEKERINGEN
A) zekering van 5A Relais lichten, stop, positielichten
B) Zekering van 5A Dashboard, richtingaanwijzers,
snelheid, diagnostiek dashboard,
regeleenheid fonische aflezing (a-
PRC)
C) zekering van 15A Centrale
D) zekering van 7,5A Centrale
E) zekering van 15A Groot licht/dimlichten, claxon
F) zekering van 15A Bobines, injectoren, benzinepomp,
lambdasonde, secundaire lucht
G) zekering 15A Ventilatoren.
De secundaire zekeringen bevinden zich in het centrale deel van het
voertuig, onder het zadel van de bestuurder.
CAUTION
THREE OF THE FUSES ARE SPARES
(H).
LET OP
DRIE ZEKERINGEN ZIJN RESERVE-
ZEKERINGEN (H).
152
4 Maintenance / 4 Onderhoud
MAIN FUSES DISTRIBUTION
L) 30A fuse Battery recharge and vehicle
current consumers, injection
current consumers (red and red/
white cables), fan relay.
Main fuses are placed in the rear part of the motorcycle, under the
passenger seat.
SCHIKKING VAN DE HOOFDZEKERINGEN
L) zekering 30A Oplading van de accu en ladingen
van het voertuig, injectieladingen
(rode en rood/witte kabels), relais
schroeven.
De hoofdzekeringen bevinden zich in het achterste deel van het
voertuig, onder het zadel van de passagier.
CAUTION
THERE IS ONE SPARE FUSE (I).
LET OP
ÉÉN ZEKERING IS EEN RESERVEZE-
KERING (I).
04_14
Lamps (04_14, 04_15, 04_16,
04_17)
It is not necessary to remove the wind-
shield to replace the high / low beam light
bulbs.
In the front headlight assembly there are:
one LED daylight running light
(1);
two high/low beam light bulbs
(2).
Front turning indicators (3) are placed on
the side fairing.
For replacement:
Lampjes (04_14, 04_15, 04_16,
04_17)
Voor de vervanging van de lampen van
de grote lichten / dimlichten moet het kap-
je zelf niet verwijderd worden.
De voorste optische groep bevat:
een led positielicht (1);
twee lampjes groot licht/dimlicht
(2).
Op de zijbekledingen zijn de voorste rich-
tingaanwijzers (3) aanwezig.
Voor de vervanging:
153
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Rest the vehicle on its stand.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
04_15
HIGH/LOW BEAM LIGHT BULBS
Remove the cover (4) by turning
it anticlockwise
LAMPJES VAN HET GROOT LICHT/
DIMLICHT
Verwijder de bedekking (4) door
ze in tegenwijzerszin te draaien
04_16
Remove the connector (5).
Verwijder de connector (5).
154
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_17
Release the retainer (6);
Remove the bulb (7);
Replace with a new bulb of the
same type.
Koppel de blokkering (6) los;
Verwijder het lampje (7).
Het lampje met zelfde type
lampje vervangen.
04_18
Headlight adjustment (04_18,
04_19, 04_20)
NOTE
IN COMPLIANCE WITH LOCAL LEGIS-
LATION, SPECIFIC PROCEDURES
MUST BE FOLLOWED WHEN ALIGN-
ING THE LIGHTS.
Afstellen van de koplamp
(04_18, 04_19, 04_20)
N.B.
OP BASIS VAN WAT WORDT VOOR-
GESCHREVEN DOOR DE VAN
KRACHT ZIJNDE WETGEVING IN HET
LAND VAN GEBRUIK VAN HET VOER-
TUIG, MOETEN ER VOOR DE CON-
TROLE VAN DE RICHTING VAN DE
LICHTBUNDEL SPECIFIEKE PROCE-
DURES AANGENOMEN WORDEN.
155
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_19
To quickly and easily check the alignment
of the front light, place the vehicle on a
level surface 10 m (32.8 ft) away from a
vertical wall. Turn on the dipped beam
light, sit on the vehicle and check that the
light beam projected onto the wall is a lit-
tle below the level of the headlight (about
9/10 of the total height).
To carry out vertical adjustment of the
light beam:
Rest the vehicle on its stand.
Working from the rear side of the
windshield, use a crosshead
screwdriver to operate on the
specific central screws (1).
SCREW it (clockwise) to raise
the light beams; UNDO the
screw (anticlockwise) to lower
the light beam.
With these screws, it is possible
to adjust the inclination of the
front headlight assembly.
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM VER-
TICAL DIRECTION IS CORRECT.
Voor een snelle controle van de correcte
richting van de lichtbundel vooraan
plaatst men het voertuig op 10 m (32.8 ft)
afstand van een verticale wand en con-
troleert men of het terrein vlak is. Ont-
steek het dimlicht, ga op het voertuig
zitten en controleer of de lichtbundel die
op de wand wordt geprojecteerd zich iets
onder de horizontale lijn van de koplamp
bevindt (ongeveer 9/10 van de totale
hoogte).
Voor het uitvoeren van de verticale re-
geling van de lichtbundel:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel vanaf de achterkant van
het kapje met een kruisschroe-
vendraaier op de daarvoor be-
stemde centrale bouten (1).
Door haar VAST TE DRAAIEN
(in wijzerszin) wordt de lichtbun-
del verhoogd; Door LOS TE
DRAAIEN (in tegenwijzerszin)
wordt de lichtbundel verlaagd.
Met deze bouten wordt de hel-
ling van de voorste optische
groep geregeld.
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE VERTI-
CALE RICHTING VAN DE LICHTBUN-
DEL.
156
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_20
In order to carry out horizontal adjust-
ment of the light beam:
Rest the vehicle on its stand.
Working from the rear left hand
side of the top fairing, adjust
both screws simultaneously with
a short cross headed screwdriv-
er (2) and (3):
- Tightening the left hand screw (2) while
simultaneously loosening the right hand
screw (3), the light beam moves to the
right.
- Loosening the left hand screw (2) while
simultaneously tightening the right hand
screw (3), the light beam moves to the
left.
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM HOR-
IZONTAL DIRECTION IS CORRECT.
Voor het uitvoeren van de horizontale
regeling van de lichtbundel:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel vanaf de linker achter-
kant van het kapje met een korte
kruisschroevendraaier tegelij-
kertijd op de beide bouten (2) en
(3):
- Door de linker bout (2) vast te schroeven
en tegelijkertijd de rechter bout (3) los te
schroeven, verplaatst de lichtbundel zich
naar rechts.
- Door de linker bout (2) los te schroeven
en tegelijkertijd de rechter bout (3) vast te
schroeven, verplaatst de lichtbundel zich
naar links.
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE HORI-
ZONTALE RICHTING VAN DE LICHT-
BUNDEL.
157
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_21
Front direction indicators
(04_21)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove screw (1).
Remove glass (2).
Press bulb (3) slightly and turn it
anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
WARNING
IF PARABOLE (4) STICKS OUT OF ITS
FITTING, INSERT IT AGAIN PROPER-
LY.
Richtingaanwijzers voor
(04_21)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zitting.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
WAARSCHUWING
WANNEER DE PARABOOL (4) UIT
HAAR ZITTING KOMT, MOET ZE
WEER CORRECT GEPLAATST WOR-
DEN.
Rear optical unit
This vehicle has a LED taillight; have it
replaced at an Official Aprilia Dealer.
Lampenset achter
De motor is uitgerust met een LED ach-
terlicht, dus voor de vervanging wordt
aangeraden om zich te wenden tot een
Officiële aprilia Dealer.
158
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_22
Rear turn indicators (04_22)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove screw (1).
Remove glass (2).
Press bulb (3) slightly and turn it
anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
Richtingaanwijzers achter
(04_22)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zitting.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
04_23
Number plate light (04_23)
Rest the vehicle on its stand.
Unscrew and remove the screw.
Take out the license plate light
bulb holder.
Slide off and replace the bulb
with another of the same type.
Kentekenverlichting (04_23)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los en verwijder
deze.
Verwijder de lamphouder van
het nummerplaatlicht.
Verwijder en vervang het lampje
met een ander van hetzelfde ty-
pe.
159
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Brake light
This vehicle has a LED taillight; have it
replaced at an Official Aprilia Dealer.
Remlicht
De motor is uitgerust met een LED ach-
terlicht, dus voor de vervanging wordt
aangeraden om zich te wenden tot een
Officiële aprilia Dealer.
Rear-view mirrors (04_24,
04_25)
Park the vehicle on its centre
stand on safe and level ground.
Move the protection casing (1)
(if applicable).
HOLD THE REAR-VIEW MIRROR (4)
TO AVOID DROPPING IT BY ACCI-
DENT.
Achteruitkijkspiegels (04_24,
04_25)
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard en op een vlak
en stevig terrein.
Hef de beschermkap (1) op
(waar voorzien).
ONDERSTEUN DE ACHTERUITKIJK-
SPIEGEL (4) ZODAT HET NIET TOE-
VALLIG KAN VALLEN.
04_24
Keep the screw (2) blocked and
completely unscrew the nut (3).
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Houd de bout (2) geblokkeerd,
en los de moer (3) volledig.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
160
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Remove the rear-view mirror
(4).
CAUTION
REPEAT THE PROCEDURE TO RE-
MOVE THE OTHER MIRROR.
AFTER REFITTING, ADJUST THE
REAR-VIEW MIRRORS CORRECTLY
AND TIGHTEN THE NUTS IN ORDER
TO ENSURE STABILITY.
Verwijder het achteruitkijkspie-
geltje (4).
LET OP
HERHAAL DEZE HANDELINGEN
VOOR DE VERWIJDERING VAN HET
ANDERE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJE.
NA DE HERMONTAGE STELT MEN DE
ACHTERUITKIJKSPIEGELTJES COR-
RECT AF, EN SLUIT MEN DE MOEREN
ZODANIG DAT DE STABILITEIT
WORDT VERZEKERD.
04_25
After refitting:
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
Na de hermontage:
Regel de inclinatie van de ach-
teruitkijkspiegeltjes op correcte
wijze.
161
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_26
Front and rear disc brake
(04_26, 04_27, 04_28)
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
Schijfrem voor en achter
(04_26, 04_27, 04_28)
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
04_27
To perform a quick pad wear check:
Rest the vehicle on its stand.
Carry out a visual inspection of
brake disc and pads as follows:
- inspect the front brake callipers from
above and behind (1);
- inspect the rear brake calliper (2) from
below and behind;
CAUTION
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET INTO CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voer een visuele controle uit
tussen de schijf en de pastilles,
door te handelen als volgt:
- van boven achteraan voor de voorste
remtangen (1);
- van onder achteraan voor de achterste
remtang (2).
LET OP
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
162
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
04_28
If the friction material thickness (even of
one front (3) or rear (4) pad) is reduced
to a value of about 1.5 mm (0.06 in) (or
even if one of the wear indicators is not
very visible), contact an Official Aprilia
Dealer to have the calliper pads replaced.
USE ORIGINAL PADS ONLY.
IF NON ORIGINAL PADS ARE USED
THE PERFORMANCE OF THE BRAK-
ING SYSTEM COULD BE COMPRO-
MISED AND/OR DAMAGED.
Wanneer de dikte van het wrijvingsmate-
riaal (ook slechts van de pastille vooraan
(3) of achteraan (4)) verminderd is tot een
waarde van ongeveer 1,5 mm (0.06
inch) (of wanneer ook slechts één van de
slijtage-indicators zichtbaar is), laat men
alle pastilles van de remtangen vervan-
gen, door zich te wenden tot een Officiële
aprilia Dealer.
GEBRUIK ENKEL ORIGINELE PAS-
TILLES.
ALS ANDERE PASTILLES GEBRUIKT
WORDEN, KUNNEN DE PRESTATIES
GESCHAAD WORDEN EN/OF KAN DE
REMINSTALLATIE BESCHADIGD
WORDEN.
163
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_29
Periods of inactivity (04_29)
Take some measures to avoid the side
effects of not using the scooter. Besides,
it is necessary to carry out general repairs
and checks before garaging the motorcy-
cle as one can forget to do so afterwards.
Proceed as follows:
Remove the battery.
Wash and dry the vehicle.
Polish the painted surfaces.
Inflate the tyres.
Set the vehicle in a room with no
heating or humidity, with mini-
mum temperature variations
and not exposed to sun rays.
Wrap and tie a plastic bag
around the exhaust pipe open-
ing to keep moisture out.
NOTE
PLACE A SUITABLE SUPPORT UN-
DER THE VEHICLE TO KEEP BOTH
WHEELS OFF THE GROUND.
Stilstand van het voertuig
(04_29)
Men moet enkele voorzorgsmaatregelen
treffen om de effecten van het niet ge-
bruiken van het voertuig tegen te gaan.
Bovendien moet men de herstellingen en
de algemene controle vóór het opbergen
uitvoeren, anders kan men vergeten om
dit vervolgens uit te voeren.
Handel als volgt:
Verwijder de accu.
Was en droog het voertuig.
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
Blaas de banden op.
Plaats het voertuig in een niet
verwarmd lokaal, zonder voch-
tigheid, beschermd tegen zon-
nestralen, en waar temperatuur-
verschillen miniem zijn.
Plaats een plastic zakje op de
uitlaat en bindt dit vast, zodat er
geen vochtigheid in kan komen.
N.B.
PLAATS HET VOERTUIG ZODANIG
DAT BEIDE BANDEN VAN DE GROND
ZIJN, DOOR GEBRUIK TE MAKEN
VAN EEN DAARVOOR BESTEMDE
STEUN.
Put the vehicle on the front
stand (optional) and on the back
stand (optional).
Plaats het voertuig op de daar-
voor bestemde standaard voor-
aan (optional) en achteraan (op-
tional).
164
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Cover the vehicle (do not use
plastic or waterproof materials).
Bedek het voertuig, maar ge-
bruik geen plastic of ondoor-
dringbaar materiaal.
After storage
NOTE
TAKE THE PLASTIC BAGS OFF THE
EXHAUST PIPE OPENING.
NA HET OPBERGEN
N.B.
VERWIJDER DE PLASTIC ZAKJES
VAN DE UITEINDEN VAN DE UITLAAT.
Uncover and clean the vehicle.
Check the battery for correct
charge and install it.
Refill the fuel tank.
Carry out the pre-ride checks.
CAUTION
TEST RIDE THE VEHICLE AT MODER-
ATE SPEED FOR A FEW KILOMETRES
IN AN AREA AWAY FROM TRAFFIC.
Verwijder de bedekking en rei-
nig het voertuig.
Controleer de staat van lading
van de accu, en installeer ze.
Tank brandstof.
Voer de voorbereidende contro-
les uit.
LET OP
VOER EEN TESTRONDE VAN ENKE-
LE KILOMETERS UIT AAN EEN GE-
MATIGDE SNELHEID IN EEN VER-
KEERSVRIJE ZONE.
165
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Cleaning the vehicle (04_30,
04_31, 04_32)
Clean the motorcycle frequently if ex-
posed to adverse conditions, such as:
Air pollution (cities and industrial
areas).
Salinity and humidity in the at-
mosphere (seashore areas, hot
and wet weather).
Special environmental/season-
al conditions (use of salt, anti-
icing chemical products on the
roads in winter).
Always clean off any smog and
pollution residue, tar stains, in-
sects, bird droppings, etc. from
the bodywork.
Avoid parking the vehicle under
trees. During some seasons,
resins, fruits or leaves contain-
ing aggressive chemical sub-
stances that may damage the
paintwork may fall from trees.
CAUTION
BEFORE WASHING THE VEHICLE,
COVER THE ENGINE AIR INTAKES
AND THE EXHAUST PIPES.
Reinigen van het voertuig
(04_30, 04_31, 04_32)
Reinig het voertuig regelmatig wan-
neer het wordt gebruikt in de volgende
zones of condities:
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
mische ijswerende producten
op wegen in de winterperiode).
Vermijd vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen achterblij-
ven, resten van industriële en
vervuilende stoffen, teervlek-
ken, dode insecten, uitwerpse-
len van vogels, enz.
Parkeer het voertuig niet onder
bomen. In sommige seizoenen
kan er uit de bomen hars, fruit of
bladeren vallen die chemische
stoffen bevatten die schadelijk
zijn voor de lak.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
WAST, DICHT MEN DE INLATEN VAN
DE AANZUIGLUCHT VAN DE MOTOR
EN DE UITLAATOPENINGEN VAN DE
UITLAAT.
166
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
CLEAN THE INSTRUMENT PANEL
WITH A SOFT, DAMP CLOTH.
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR MOTORCY-
CLE, BRAKING EFFICIENCY MAY BE
TEMPORARILY AFFECTED DUE TO
THE PRESENCE OF WATER ON THE
FRICTION SURFACES OF THE BRAK-
ING CIRCUIT. CALCULATE A LON-
GER BRAKING DISTANCE IN ORDER
TO AVOID ACCIDENTS. BRAKE RE-
PEATEDLY TO RESTORE NORMAL
OPERATION. CARRY OUT THE PRE-
LIMINARY CHECKS.
LET OP
REINIG HET DASHBOARD MET EEN
ZACHTE EN VOCHTIGE DOEK.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
04_30
To clean off dirt and mud deposited from
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 - 4% parts
of shampoo). Then rinse with plenty of
water, and dry with a chamois leather. To
clean the engine outer parts, use de-
greasing detergent, brushes and old
cloths. Anodised or painted aluminium
parts such as forks, wheel rims, frame,
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich hebben afgezet op de gelakte
oppervlakken, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, en de modder en
het vuil verwijderen met een zachte
spons voor carrosserie die doordrenkt is
in veel water en shampoo (2 ÷ 4% delen
shampoo in water). Spoel vervolgens
overvloedig met water en droog af met
een zeem. Om de externe delen van de
167
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_31
04_32
footrests etc. should be washed using
water and mild soap. Using aggressive
detergents may damage the surface
treatment of these components.
TO CLEAN THE HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING THE
SURFACE GENTLY AND RINSING
FREQUENTLY WITH PLENTY OF WA-
TER. REMEMBER TO CLEAN THE VE-
HICLE CAREFULLY BEFORE APPLY-
ING SILICON WAX POLISH. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
CAUTION
DO NOT USE WATER (OR LIQUIDS)
AT TEMPERATURES OVER 40°C (104°
F) WHEN CLEANING THE VEHICLE
PLASTIC PARTS. DO NOT AIM HIGH
PRESSURE AIR/WATER JETS OR
STEAM JETS DIRECTLY TO THE FOL-
LOWING PARTS: WHEEL HUBS, CON-
TROLS ON THE RIGHT AND LEFT
motor te reinigen, gebruikt men een ont-
vettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken. De delen in elektrolytisch geoxi-
deerd of gelakt aluminium, zoals de vor-
ken, de velgen, het frame, de voetsteu-
nen enz., moeten gewassen worden met
neutrale zeep en water. Het gebruik van
te agressieve reinigingsmiddelen kan de
oppervlaktebehandeling van deze onder-
delen aantasten.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJFT MEN ZACHTJES OP
DE OPPERVLAKKEN EN SPOELT
MEN FREQUENT MET VEEL WATER.
MEN HERINNERT DAT HET OPPOET-
SEN MET SILICONENWAS UITGE-
VOERD MOET WORDEN NADAT MEN
HET VOERTUIG ZORGVULDIG HEEFT
GEWASSEN. POETS MATTE LAKKEN
NIET OP MET SCHURENDE PASTA'S.
HET WASSEN MAG NOOIT WORDEN
UITGEVOERD IN DE ZON, VOORAL
NIET IN DE ZOMER WANNEER DE
CARROSSERIE NOG WARM IS, OM-
DAT DE SHAMPOO DIE VOOR HET
SPOELEN OPDROOGT DE LAK KAN
BESCHADIGEN.
168
4 Maintenance / 4 Onderhoud
SIDE OF THE HANDLEBAR, BEAR-
INGS, BRAKE PUMPS, INSTRUMENTS
AND GAUGES, EXHAUST SILENCER,
IGNITION SWITCH/STEERING LOCK.
DO NOT USE ALCOHOL OR SOL-
VENTS TO CLEAN ANY RUBBER OR
PLASTIC SADDLE COMPONENTS:
USE WATER AND MILD SOAP.
CAUTION
DO NOT USE SOLVENTS OR PETROL
BY-PRODUCTS (ACETONE, TRI-
CHLOROETHYLENE, TURPENTINE,
PETROL, THINNERS) TO CLEAN THE
SADDLE. USE INSTEAD DETER-
GENTS WITH SURFACE ACTIVE
AGENTS NOT EXCEEDING 5% (NEU-
TRAL SOAP, DEGREASING DETER-
GENTS OR ALCOHOL).
DRY THE SADDLE WELL AFTER
CLEANING.
LET OP
GEBRUIK GEEN WATER (OF VLOEI-
STOFFEN) MET EEN TEMPERATUUR
HOGER DAN 40°C (104°C) VOOR DE
REINIGING VAN DE PLASTIC DELEN
VAN HET VOERTUIG. RICHT DE WA-
TERSTRALEN OF PERSLUCHT OF
DAMP NIET OP DE VOLGENDE DE-
LEN: DE NAVEN VAN DE WIELEN, DE
COMMANDO'S OP DE RECHTER EN
LINKER KANT VAN HET STUUR, DE
KUSSENTJES, DE REMPOMPEN, DE
INSTRUMENTEN EN DE INDICATO-
REN, DE UITLAAT VAN DE KNALDEM-
PER, DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR / STUURSLOT. VOOR DE
REINIGING VAN DE RUBBEREN EN
PLASTIC DELEN EN VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN ALCOHOL OF OP-
LOSMIDDELEN GEBRUIKEN; GE-
BRUIK DAARENTEGEN WATER EN
NEUTRALE ZEEP.
LET OP
VOOR DE REINIGING VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN OPLOSMIDDELEN
OF PETROLEUMDERIVATEN GE-
BRUIKEN (ACETON, TRICHLOORE-
THYLEEN, TERPENTIJN, BENZINE,
OPLOSMIDDELEN). MEN MAG REINI-
GINGSMIDDELEN GEBRUIKEN DIE
MAXIMUM 5% CAPILLAIR ACTIEVE
DELEN BEVATTEN (NEUTRALE
169
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT APPLY PROTECTIVE WAX
ON THE SADDLE AS IT MAY BECOME
SLIPPERY.
ZEEP, ONTVETTENDE REINIGINGS-
MIDDELEN OF ALCOHOL).
DROOG HET ZADEL ZORGVULDIG
NA DE REINIGING.
LET OP
BRENG OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS AAN OM TE VER-
MIJDEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
After washing lubricate the following
components:
drive chain;
lever controls;
pedal controls;
clutch cable;
start-up block.
Na de reiniging moeten de volgende on-
derdelen gesmeerd worden:
aandrijfketting;
commandohendels;
pedaalbedieningen;
koppelingskabel;
startblok.
170
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_33
Transport (04_33)
Before transporting the vehicle, empty
the fuel tank well and make sure it is per-
fectly dry.
During transport, the vehicle must be well
anchored and upright, and first gear must
be engaged to avoid fuel and oil leaks.
IN CASE OF FAILURE, DO NOT HAVE
THE VEHICLE TOWED. ASK FOR
ROAD ASSISTANCE SERVICE.
Vervoer (04_33)
Vooraleer men het voertuig vervoert,
moet men de brandstoftank zorgvuldig
ledigen, en controleren of deze goed
droog is.
Tijdens de verplaatsing moet het voertuig
in verticale positie blijven, goed veran-
kerd zijn en in de eerste versnelling ge-
plaatst worden, om eventuele lekken van
brandstof en olie te vermijden.
IN GEVAL VAN EEN DEFECT MAG
MEN HET VOERTUIG NIET SLEPEN,
MAAR MOET MEN EEN HULPDIENST
CONTACTEREN.
04_34
Chain backlash check (04_34)
To check the clearance:
Shut off the engine.
Rest the vehicle on its stand.
Engage neutral gear.
Check that vertical oscillation at
a point between the pinion and
the sprocket on the lower
branch of the chain is around 30
mm (1.18 in).
Move the vehicle forward so as
to check the chain vertical oscil-
lation in other positions too.
clearance should remain con-
stant at all wheel rotation pha-
ses.
Controle van de speling van de
ketting (04_34)
Voor de controle van de speling:
Leg de motor stil.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de hendel van de ver-
snellingsbak in vrij.
Controleer of de verticale
schommeling, in een punt tus-
sen het rondsel en de kroon in
de onderste vertakking van de
ketting, minstens 30 mm (1.18
in) bedraagt.
Verplaats het voertuig vooruit,
zodat de verticale schommeling
171
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Adjust clearance if it is uniform but higher
or lower than 30 mm (1.18 in).
CAUTION
IF CLEARANCE IS GREATER IN SOME
POSITIONS, THIS MEANS THAT
SOME ELEMENTS OF THE CHAIN
ARE CRUSHED OR SEIZED. IN THIS
CASE, THE TRANSMISSION CHAIN
MUST BE REPLACED.
TO AVOID RISK OF SEIZURE, LUBRI-
CATE THE CHAIN ON A REGULAR
BASIS.
van de ketting ook in andere po-
sities kan gecontroleerd wor-
den; de speling moet tijdens alle
fasen van de rotatie van het wiel
constant blijven.
Wanneer de speling uniform is, maar
meer of minder dan 30 mm (1.18 in) be-
draagt, voert men de regeling uit.
LET OP
ALS DE SPELING IN BEPAALDE PO-
SITIES GROTER IS, ZIJN ENKELE
ELEMENTEN VAN DE KETTING VER-
PLETTERD OF AFGESLAAN. IN DIT
GEVAL MOET DE TRANSMISSIEKET-
TING VERVANGEN WORDEN.
OM TE VOORKOMEN DAT DE SCHA-
KELS KUNNEN AFSLAAN, SMEERT
MEN REGELMATIG DE KETTING.
04_35
Chain backlash adjustment
(04_35, 04_36)
If you need to adjust chain tension after
the check:
Place the vehicle on its rear
service stand (optional).
Loosen the nut (1) completely.
Loosen both lock nuts (4).
Use the adjuster screws (5) to
set the chain clearance, ensur-
ing that the references (2-3)
match on both sides of the vehi-
cle.
Tighten both lock nuts (4).
Regeling van de speling van
de ketting (04_35, 04_36)
Wanneer het na de controle nodig is om
de spanning van de ketting te regelen,
handelt men als volgt:
Het voertuig op de hiervoor be-
stemde achter steunstandaard
(optional) plaatsen.
Los de blokkeermoer (1) volle-
dig.
Los de twee tegenmoeren (4).
Handel op de registers (5) en re-
gel de speling van de ketting,
door langs beide kanten van het
172
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_36
Tighten the nut (1).
Check chain clearance.
NOTE
WHEEL CENTRING IS CARRIED OUT
USING THE IDENTIFIABLE FIXED
REFERENCES (2-3) INSIDE THE
CHAIN TENSIONER PAD MOUNTS ON
THE SWINGARM ARMS, IN FRONT OF
THE WHEEL AXLE.
Locking torques (N*m)
Rear wheel nut
120 Nm (88.5 lbf ft)
voertuig te controleren of dezelf-
de referenties (2 - 3) overeen-
komen.
Sluit de twee tegenmoeren (4).
Sluit de moer (1).
Controleer de speling van de
ketting.
N.B.
VOOR HET CENTREREN VAN HET
WIEL ZIJN ER VASTE REFERENTIES
(2-3) VOORZIEN, DIE MEN IN DE ZIT-
TEN VAN DE SLEDEN VAN DE KET-
TINGSPANNER OP DE ARMEN VAN
DE VORK VINDT, VÓÓR DE WIELPIN.
Aandraaikoppels (N*m)
Moer achterwiel
120 Nm (88,5 lbf ft)
Checking wear of chain, front
and rear sprockets
Also check the following parts and make
sure that the chain, pinion and sprocket
do not have:
Damaged rollers.
Loosened pins.
Dry, rusty, flattened or jammed
chain links.
Excessive wear.
Missing sealing rings.
Excessively worn or damaged
pinion or sprocket teeth.
Controle van het gebruik van
de ketting, het tandrad en
kroon
Controleer bovendien de volgende delen,
en controleer of de ketting, het rondsel en
de kroon geen:
Beschadigde rollen hebben.
Geloste pinnen hebben.
Droge, verroeste, samenge-
drukte of afgeslagen schakels
hebben.
Excessieve slijtage vertonen.
Ontbrekende dichtingsringen
hebben.
173
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
IF THE CHAIN ROLLERS ARE DAM-
AGED, THE PINS ARE LOOSENED
AND/OR THE SEAL RINGS ARE MISS-
ING OR DAMAGED, THE WHOLE
CHAIN APPARATUS (PINION,
SPROCKET AND CHAIN) SHOULD BE
REPLACED.
Excessief versleten of bescha-
digde rondsel- of kroontanden
hebben.
LET OP
WANNEER DE ROLLEN VAN DE KET-
TING BESCHADIGD, DE PINNEN GE-
LOST EN/OF DE DICHTINGSRINGEN
BESCHADIGD OF AFWEZIG ZIJN,
MOET MEN DE VOLLEDIGE GROEP
VAN DE KETTING VERVANGEN
(RONDSEL, KROON EN KETTING).
CAUTION
LUBRICATE THE CHAIN ON A REGU-
LAR BASIS, PARTICULARLY IF YOU
FIND DRY OR RUSTY PARTS. FLAT-
TENED OR JAMMED CHAIN LINKS
SHOULD BE LUBRICATED AND
GOOD OPERATING CONDITIONS RE-
STORED. IF REPAIR IS NOT POSSI-
BLE, CONTACT AN Official Aprilia
Dealer TO HAVE IT REPLACED.
LET OP
SMEER DE KETTING REGELMATIG,
VOORAL WANNEER MEN DROGE OF
VERROESTE DELEN OPMERKT. DE
SAMENGEDRUKTE OF AFGESLA-
GEN SCHAKELS MOETEN GE-
SMEERD WORDEN EN OPNIEUW IN
WERKCONDITIES GEBRACHT WOR-
DEN. WANNEER DIT NIET MOGELIJK
ZOU ZIJN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL
ZORGEN VOOR DE VERVANGING.
Chain lubrication and cleaning
Never wash the chain with high pressure
air/water jets or steam jets or highly flam-
mable solvents.
Wash the chain with fuel oil or
kerosene. Maintenance opera-
Smering en reiniging van de
ketting
Was de ketting absoluut niet met water-
stralen, dampstralen, waterstralen onder
hoge druk, en met oplosmiddelen met ho-
ge ontvlambaarheidsgraad.
174
4 Maintenance / 4 Onderhoud
tions should be more frequent if
there are signs of quick rust.
Lubricate the chain whenever necessary.
After washing and drying the
chain, lubricate it with spray
grease for sealed chains.
THE TRANSMISSION CHAIN HAS
RUBBER O-RING GASKETS BE-
TWEEN THE SIDE PLATES OF THE
CHAIN ITSELF THAT ARE USED TO
HOLD THE GREASE. UTMOST AT-
TENTION IS REQUIRED WHEN AD-
JUSTING, LUBRICATING, WASHING
OR REPLACING THE CHAIN.
CHAIN LUBRICANTS AVAILABLE ON
THE MARKET CAN CONTAIN SUB-
STANCES THAT DAMAGE THE
CHAIN'S RUBBER O-RING GASKETS.
NEVER USE THE VEHICLE JUST AF-
TER LUBRICATING THE CHAIN, AS
THE LUBRICANT WOULD BE
SPRAYED OUTWARD AND SPREAD
OUT IN THE SURROUNDING AREA.
Was de ketting met nafta of ke-
rosine. Wanneer de ketting vlug
verroest, moet men de onder-
houdshandelingen eerder uit-
voeren.
smeer de ketting elke keer dit nodig is.
Nadat de ketting gewassen en
gedroogd is, smeert men ze met
vetspray voor verzegelde ket-
tingen.
DE TRANSMISSIEKETTING HEEFT
RUBBEREN O-RINGPAKKINGEN
TUSSEN DE LATERALE PLATEN VAN
DE KETTING ZELF, DIE DIENEN OM
HET VET TEGEN TE HOUDEN. LET
ZEER GOED OP TIJDENS DE HANDE-
LINGEN VAN DE REGELING, DE SME-
RING, DE REINIGING EN DE VERVAN-
GING VAN DE KETTING.
SMEERMIDDELEN VOOR DE KET-
TING DIE VERKRIJGBAAR ZIJN IN DE
HANDEL KUNNEN STOFFEN BEVAT-
TEN DIE SCHADELIJK ZIJN VOOR DE
RUBBEREN O-RINGPAKKINGEN VAN
DE KETTING ZELF.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET ON-
MIDDELLIJK NADAT DE KETTING
WERD GESMEERD, OMDAT HET
SMEERMIDDEL NAAR DE OMSTAAN-
DE ZONE ZOU KUNNEN GESPROEID
WORDEN.
175
4 Maintenance / 4 Onderhoud
176
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Tuono V4
Chap. 05
Technical data
Hst. 05
Technische
gegevens
177
DIMENSIONS
Max. length 2,065 mm (81.30 in)
Max. width 820 mm (32.28 in)
Max. height (at handlebar) 1,090 mm (42.91 in)
Saddle height 826 mm (32.52 in)
Wheelbase 1,445 mm (56.89 in)
Minimum ground clearance 125 mm (4.92 in)
Kerb weight 193 kg (425 lb)
Kerb weight 204 kg (449 lb)
Full loaded weight (rider only) 279 kg (615 lb)
AFMETINGEN
Max lengte 2065 mm (81.30 inch)
Max breedte 820 mm (32.28 in)
Max. breedte (bij de besturing) 1090 mm (42.91 in)
Hoogte tot het zadel 826 mm (32.52 in)
hartafstand 1445 mm (56.89 in)
Minimum vrije hoogte vanaf de
grond
125 mm (4.92 inch)
Leeg gewicht 193 kg (425 lb)
Gewicht per versnellingsorde 204 kg (449 lb)
Gewicht bij maximale belasting
(zonder bestuurder)
279 kg (615 lb)
ENGINE
Model V4
Type 65° longitudinal V-4, 4-stroke, 4
valves per cylinder, double
overhead camshafts.
Engine capacity 999 cm³ (60.96 cu.in)
MOTOR
Model V4
Type 4 cilinders 4-takt in V 65° in de
lengte met 4 kleppen per cilinder,
dubbele as met nokken in de kop.
Cilinderinhoud 999 cc (60.96 cu in)
178
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Bore / stroke 78 mm / 52.26 mm (3.07 in / 2.06
in)
Compression ratio 13 : 1
Engine idle speed 1,500 ± 100 rpm
Engine revs at maximum speed 12,300 ± 100 rpm
Clutch Multiplate wet clutch with
mechanical control lever on left
side of the handlebar Anti-
juddering and slipper clutch
systems
Electric starter
TIMING SYSTEM Morse chain on intake camshaft,
cam to cam gear, bucket tappets
and valve clearance adjustments
with calibrated pads
Acceptable values with control
clearance between cam and valve
intake: 0.10 - 0.15 mm (0.0039 -
0.0059 in)
exhaust: 0.20 - 0.25 mm (0.0079 -
0.0098 in)
Lubrication system Wet sump with oil radiator
Oil pump Dual trochoidal pump (lubrication +
cooling)
Oil filter With external cartridge filter
Boring/slag 78 mm / 52,26 mm (3.07 in / 2.06
in)
Compressieverhouding 13: 1
Toerental van de motor bij het
minimumtoerental
1500 ± 100 toeren/min (rpm)
Toerental van de motor bij het
maximum toerental
12300 ± 100 toeren/min (rpm)
Koppeling Multischijf in oliebad met
mechanische bediening op de
linkerkant van het stuur. Anti-
juddering en slagwerend systeem
Start Elektrisch
Distributie Morseketting op aanzuigas,
raderwerk cam to cam, klepstoters
en regeling van de klepspeling met
gekalibreerde remblokken.
De waarden hebben een
controlespeling tussen de kam en
de klep
aanzuiging: 0,10 - 0,15 mm
(0.0039 - 0.0059 in)
uitlaat: 0,20 - 0,25 mm (0.0079 -
0.0098 in)
Smeersysteem Vochtige carter met olieradiator
Oliepomp Dubbele trochoidale pomp
(smering + koeling)
Oliefilter Met extern filterelement
179
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Cooling Fluid
Cooling system 3-way thermostatic valve, cooling
radiator with electric fan and
expansion tank
Coolant pump Centrifugal bearingless aspirating
pump with integrated ceramic
gasket
Air filter Paper
Alternatively:
Air filter In cotton
Koeling Met vloeistof
Koelinstallatie 3-wegs thermostatische klep,
koelradiator met elektroschroef en
expansievat.
Koelpomp Afzuigcentrifuge zonder
kussentjes en integrale
keramische houder
Luchtfilter Papier
Als alternatief:
Luchtfilter In katoen
CAPACITY
Fuel tank (reserve included) 17 l (3.74 UK gal)
Fuel tank reserve 3.6 l (0.79 UK gal)
Engine oil oil and filter change 4 l (0.88 UK
gal)
Coolant 2.6 l (0.57 UK gal)
Seats 2
Maximum weight capacity 197 kg (434 lb)
CAPACITEIT
Brandstoftank (inclusief de
reserve)
17 l (3.74 UK gal)
Reserve van de brandstoftank 3,6 l (0.79 UK gal)
Motorolie olieverversing en oliefilter 4 l (0.88
Uk gal)
Koelvloeistof 2,6 l (0.57 UK gal)
Plaatsen 2
Maximaal vervoerbaar gewicht 197 kg (434 lb)
180
5 Technical data / 5 Technische gegevens
GEAR RATIOS
Primary drive ratio 44 / 73 (with gears)
1st gear ratio 15 /39 (secondary)
2nd gear ratio 16 /33 (secondary)
3rd gear ratio 20 / 34 (secondary)
4th gear ratio 22 /32 (secondary)
5th gear ratio 26 /34 (secondary)
6th gear ratio 27 /33 (secondary)
Final drive gear ratio 16 / 42
TRANSMISSIEVERHOUDINGEN
Primaire transmissieverhouding 73 / 44 (met raderwerken)
Transmissieverhouding 1°
versnelling
15 / 39 (secundair)
Transmissieverhouding 2°
versnelling
16 / 33 (secundair)
Transmissieverhouding 3°
versnelling
20 / 34 (secundair)
Transmissieverhouding 4°
versnelling
22 / 32 (secundair)
Transmissieverhouding 5°
versnelling
26 / 34 (secundair)
Transmissieverhouding 6°
versnelling
27 / 33 (secundair)
Eindtransmissieverhouding 16 / 42
DRIVE CHAIN
Type 525
With sealed master link
Model Regina 110 links
TRANSMISSIEKETTING
Type 525
Met verzegelde koppelingsschakel
Model Regina 110 schakels
181
5 Technical data / 5 Technische gegevens
TRACTION CONTROL
a-PRC system (on vehicles with a-
PRC)
(Aprilia Performance Ride
Control), which includes traction
control, wheelie control, launch
control and clutchless gear shift
functions.
TRACTIECONTROLE
Systeem a-PRC (waar aanwezig) (Aprilia Performance Ride Control)
systeem met de tractiecontrole,
wheeling controle, launch control
en schakelen zonder het gebruik
van de koppeling.
FUEL SYSTEM
Fuel Premium unleaded petrol,
minimum octane rating 95 (NORM)
and 85 (NOMM)
VOEDING
Brandstof Loodvrije superbenzine, met een
minimum octaangehalte van 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
FUEL SYSTEM
Throttle body diameter 48 mm (1.89 in)
Type Electronic injection (multipoint), 2
throttle bodies motorised (ride by
wire), 2 dynamic air intakes.
Selectable multimap.
VOEDINGSSYSTEEM
Diameter smoorklephuis 48 mm (1.89 in)
Type Elektronische injectie (multipoint),
2 gemotoriseerde smoorkleppen
(ride by wire), 2 dynamische
luchtinlaten. Selecteerbare
Multimap.
182
5 Technical data / 5 Technische gegevens
CHASSIS
Type Aluminium, dual beam chassis with
pressed and cast sheet elements.
Steering rake 27°
Trail 107 mm (4.21 in)
FRAME
Type Aluminium frame met dubbele balk
met gegoten elementen en gedrukt
in staalplaat.
Hellingshoek van het stuur 27°
Voorloop 107 mm (4.21 in)
SUSPENSION
Front fork Sachs upside-down stanchions
with adjustable hydraulic damping
and 43mm (1.69 in) diam.
stanchions.
Front wheel travel 120 mm (4.72 in)
Rear shock absorber Sachs piggyback shock absorber
with progressive APS system and
adjustable spring preload and
hydraulic compression and
rebound damping.
Rear wheel travel 130 mm (5.12 in)
OPHANGINGEN
Voorvork Sachs met omgekeerde stangen,
regelbaar met hydraulische
werking, stangen diameter 43 mm
(1.69 in)
Verplaatsing van het voorwiel 120 mm (4.72 in)
Achterste schokdemper Met progressieve krukstang met
APS-systeem. Schokdemper
Sachs met piggy-back, regelbare
voorbelasting van de veer,
hydraulische rem in compressie en
extensie.
Verplaatsing van het achterwiel 130 mm (5.12 in)
183
5 Technical data / 5 Technische gegevens
BRAKES
Front Double floating disc, Ø 320 mm
(12.60 in), radially-mounted
calliper with four Ø 32 mm (1.26 in)
pistons and two calliper pads
Brake pipe in metal braid.
Rear disc type -220 mm diam. (8.66
inches), 2-piston callipers - 32 mm
diam. (1.25 inches) - pump with
built-in tank and metal braid pipe.
REMMEN
Vooraan Met dubbele zwevende schijf -
diam. 320 mm (12.60 in), tangen
met radiaalbevestiging met vier
zuigertjes - diam. 32 mm (1.26 in)
en twee pastilles per tang.
Remleiding van gevlochten
metaal.
Achteraan Met schijf - Ø 220 mm (8.66 in),
tang met dubbele zuiger - Ø 32 mm
(1.25 in) - pomp met geïntegreerd
reservoir en buis in metalen vlecht.
WHEEL RIMS
Front wheel rim 3.50 x 17"
Rear wheel rim 6.00 x 17"
WIELVELGEN
Velg van het voorwiel 3,50 x 17"
Velg van het achterwiel 6,00 x 17"
TYRES
Tyre model Pirelli DIABLO Rosso Corsa
Michelin Power Pure
Metzeler RACETEC K3
Pirelli Diablo Super Corsa SP
BANDEN
Model van de banden Pirelli DIABLO Rosso Corsa
Michelin Power Pure
Metzeler RACETEC K3
Pirelli DIABLO Super Corsa SP
184
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Front tyre 120/70 ZR17 (58W)
Inflation pressure 1 passenger: 2.3 bar (230 kPa)
(33.36 PSI)
2 passengers: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
Rear tyre 190/55 ZR17 (75W)
200/55 ZR17 (78W) (*)
190/50 ZR17 (73W)
(*) With these dimensions use
only Pirelli Diablo Supercorsa
SP tyres.
Inflation pressure 1 passenger: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
2 passengers: 2.8 bar (280 kPa)
(40.61 PSI)
Voorband 120/70 ZR17 (58W)
Bandenspanning 1 passagier: 2,3 bar (230 Kpa)
(33.36 PSI)
2 passagiers: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
Achterband 190/55 ZR17 (75W)
200/55 ZR17 (78W) (*)
190/50 ZR17 (73W)
(*) Gebruik voor deze
specificatie uitsluitend Pirelli
Diablo Supercorsa SP banden.
Bandenspanning 1 passagier: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
2 passagiers: 2,8 bar (280 Kpa)
(40.61 PSI)
ELECTRICAL SYSTEM
Spark plugs NGK-R CR9EKB
NGK-R CR10E (for competition
use)
Electrode gap 0.7 - 0.8 mm (0.027 - 0.031 in)
Battery YUASA YT12A-BS, 12 V 9.5 Ah
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Bougies NGK-R CR9EKB
NGK-R CR10E (voor sportief
gebruik)
Afstand van de elektroden 0,7 - 0,8 mm (0.027 - 0.031 in)
Accu YUASA YT12A-BS, 12 V 9,5 Ah
185
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Coils Stick coil
Recharging system Flywheel with rare earth magnets
Alternator 450 W
Main fuses 30 A
Auxiliary fuses 5A - 7.5A - 15A
bobines Stick coil
Systeem voor opnieuw opladen Vliegwiel met permanente
magneten op zeldzame
aardmaterialen
Generator 450 W
Hoofdzekeringen 30 A
Secundaire zekeringen 5A - 7,5A - 15A
BULBS
Low-/ high beam light 12 V - 55 W H7
Front daylight running light LED
Turn indicators 12V - 10W (White light)
Rear daylight running light / stop
light
LED
License plate light 12V - 5W
LAMPJES
Groot licht / dimlicht 12V - 55W H7
Voorste positielicht LED
Richtingaanwijzers 12V - 10W (Wit licht)
Achterste positielicht / stoplicht LED
Nummerplaatlicht 12V - 5W
WARNING LIGHTS
High beam light LED
Right turn indicator LED
CONTROLELAMPEN
Groot licht LED
Rechter richtingaanwijzer LED
186
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Left turn indicator LED
General warning LED
Gear in neutral LED
Side stand down LED
Fuel reserve LED
ABS NOT ENABLED
Linker richtingaanwijzer LED
Algemene Warning LED
Versnellingsbak in vrij LED
Laterale standaard uitgeklapt LED
Brandstofreserve LED
ABS NIET ACTIEF
05_01
Kit equipment (05_01, 05_02)
An Allen key is located under the
passenger seat, used to remove
the saddle fastener screws in or-
der to remove the saddle and
allow access to the toolkit com-
partment.
To remove the passenger seat,
see the section Vehicle / Sad-
dle opening.
Bijgeleverd gereedschap
(05_01, 05_02)
Onder het zadel van de passa-
gier bevindt zich een zeskant-
sleutel waarmee de bevesti-
gingsbouten van het zadel
verwijderd kunnen worden om
zo toegang te krijgen tot de ge-
reedschapsruimte.
Raadpleeg het deel Voertuig/
Opening zadel om het zadel
van de passagier te verwijderen.
187
5 Technical data / 5 Technische gegevens
05_02
The tools supplied are:
1. A toolkit pouch
2. Cross headed screwdriver with
non reversible handle
3. 17 mm (0.67 in) open ended
spanner
4. 8 - 10 mm (0.31 - 0.39 in) open
ended spanner
5. Bent 3 mm (0.12 in) Allen key
6. Bent 5 mm (0.67 in) Allen key
7. Wrench for preload adjustment
ring nut
8. Wrench extension
9. Fuse removal pincers
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
1. Gereedschapstas
2. Kruiskopschroevendraaier met
niet omkeerbaat handvat
3. Vorksleutel 17 mm (0.67 in);
4. Vorksleutel 8 - 10 mm (0.31 -
0.39 in)
5. Zeshoekssleutel mannelijk ge-
bogen 3 mm (0.12 in)
6. Zeshoekssleutel mannelijk ge-
bogen 5 mm (0.67 in)
7. Moersleutel voor regeling voor-
belasting
8. Verlengstuk voor sleutel
9. Tangetje voor het verwijderen
van zekeringen
188
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Tuono V4
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland
onderhoud
189
Scheduled maintenance table
Correct maintenance is fundamental for
ensuring the longevity of your vehicle and
maintaining optimum functionality and
performance.
To this end, Aprilia offers a set of checks
and maintenance services (at the own-
er's expense), that are summarised in the
table shown on the following page. Any
minor faults must be reported without de-
lay to an Authorised Aprilia Dealer or
Sub-Dealer without waiting until the next
scheduled service to solve it.
All scheduled services must be carried
out at the specified intervals and mileage,
as soon as the predetermined mileage is
reached. Carrying out scheduled serv-
ices on time is essential for the validity of
your warranty. For further information re-
garding Warranty procedures and
''Scheduled Maintenance'', please refer
to the ''Warranty Booklet''.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN PARTICULAR RAINY OR DUSTY
CONDITIONS, OFF ROAD OR FOR
TRACK USE.
Tabel gepland onderhoud
Een aangepast onderhoud is van door-
slaggevend belang voor een langere le-
vensduur van het voertuig in optimale
werkcondities met optimale prestaties.
Daarom heeft Aprilia een serie van con-
troles en onderhoudshandelingen tegen
betaling voorzien, die men vindt in het
samenvattend kader op de volgende pa-
gina. Het is een goede gewoonte om
eventuele kleine onregelmatigheden bij
de werking onmiddellijk mee te delen aan
een Officiële Aprilia Dealer of Verko-
per zonder te wachten, om ze te verhel-
pen, tot het uitvoeren van de volgende
servicebeurt.
Het is absoluut noodzakelijk om de ser-
vicebeurten uit te voeren aan de voorge-
schreven kilometerintervals en tijden,
wanneer de voorziene kilometerstand
wordt bereikt Een stipte uitvoering van de
servicebeurten is noodzakelijk voor het
correcte gebruik van de garantie. Voor
alle andere informatie in verband met de
toepassingswijzen van de Garantie en de
uitvoering van het "Geprogrammeerd
Onderhoud", raadpleegt men het "Garan-
tieboekje".
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
190
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
I: INSPECT AND CLEAN, ADJUST, LU-
BRICATE OR REPLACE IF NECESSA-
RY
C: CLEAN, R: REPLACE, A: ADJUST, L:
LUBRICATE
(1) Check at each engine start
(2) Check and clean and adjust or re-
place, if necessary, before every journey.
(3) Check and clean and adjust or re-
place, if necessary, every 1000 Km (621
mi)
(4) Replace every 2 years
(5) Replace every 4 years
(6) Every 5000 Km (3107 mi) if the vehicle
is used for racing
(7) Every 10000 Km (6213 mi) if the ve-
hicle is used for racing
I: CONTROLEREN EN REINIGEN, RE-
GELEN, SMEREN OF VERVANGEN IN-
DIEN NODIG
C: REINIGEN, R: VERVANGEN, A: RE-
GELEN, L: SMEREN
(1) Bij elke keer starten controleren
(2) Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig vóór elke reis
(3) Elke 1000 km (621 mi) controleren en
reinigen, regelen of vervangen.
(4) Elke 2 jaar vervangen
(5) Elke 4 jaar vervangen
(6) Elke 5000 km (3107 mijl) in geval van
sportief gebruik
(7) Elke 10000 km (6213 mijl) in geval van
sportief gebruik
ROUTINE MAINTENANCE TABLE
Km x 1000 1 10 20 30 40
Rear shock absorber (6) I I
Set up (6) I I I I I
191
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Km x 1000 1 10 20 30 40
Cylinder equalisation I I I I
Spark plug (6) I R I R
Drive chain (3) I - L I - L I - L I - L I - L
Clutch cable L L L L L
Control cables and controls (6) I I I I I
Sprocket - pinion (6) I I I I
Rear suspension bearings - linkages I I
Steering bearings and steering clearance (6) I I I I
Wheel bearings (6) I I I I
Control unit diagnosis I I I I
Brake discs (6) I I I I I
Air filter (6) I R I R
Engine oil filter (6) R R R R R
Engine oil filter (on rose pipe) C
Fork I I
General vehicle operation (6) I I I I I
Valve clearance (7) A A
Cooling system (6) I I I I
Brake systems (6) I I I I I
Light circuit I I I I I
Stand switch I I I I
Safety switches I I I I I
192
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Km x 1000 1 10 20 30 40
Stop switches I I I I
Brake fluid (4) I I I I I
Coolant (4) I I I I I
Fork oil (7) R R
Engine oil (6) R R R R R
Light aiming I I I I
Fork oil seals (6) I R I R
Anti-vibration buffers I I
Tyres - pressure/wear (2) I I I I I
Wheels (6) I I I I I
Tightening torques (6) I I I I I
Tightening of clutch cover, flywheel and oil sump screws I I I I I
Fault warning light on instrument panel (1)
Fuel lines (5) I I I I
Clutch wear (7) I I
Brake pad wear (2) I I I I I
TABEL VAN HET PERIODIEK ONDERHOUD
Km x 1000 1 10 20 30 40
Achterste schokdemper (6) I I
Inrichting (6) I I I I I
Uitbalancering cilinders I I I I
193
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Km x 1000 1 10 20 30 40
Bougie (6) I R I R
Transmissieketting (3) I - L I - L I - L I - L I - L
Kabel koppeling L L L L L
Transmissie- en commandokabels (6) I I I I I
Kroon - rondsel (6) I I I I
Kussentjes - stangenstelsels achterste ophanging I I
Kussentjes en speling van het stuur (6) I I I I
Kussentjes wielen (6) I I I I
Diagnose van centrale I I I I
Remschijven (6) I I I I I
Luchtfilter (6) I R I R
Filter van de motorolie (6) R R R R R
Filter motorolie (op zuigkorf) C
Vork I I
Algemene werking van het voertuig (6) I I I I I
Kleppenspeling (7) A A
Koelinstallatie (6) I I I I
Remsystemen (6) I I I I I
Installatie lichten I I I I I
Schakelaar standaard I I I I
Veiligheidsschakelaars I I I I I
Stop schakelaars I I I I
194
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Km x 1000 1 10 20 30 40
Remvloeistof (4) I I I I I
Koelvloeistof (4) I I I I I
Olie voor de vork (7) R R
Motorolie (6) R R R R R
Regeling van de lichten I I I I
Oliekeerring voor de vork (6) I R I R
Flexibele koppeling I I
Banden - druk/slijtage (2) I I I I I
Wielen (6) I I I I I
Sluiting bouten (6) I I I I I
Sluiting bouten koppelingsbedekking, vliegwiel en
oliecarter
I I I I I
Waarschuwingslampje dashboardstoringen (1)
Brandstofleidingen (5) I I I I
Slijtage koppeling (7) I I
Slijtage remblokken (2) I I I I I
RECOMMENDED PRODUCTS TABLE
Product Description Specifications
ENI i-RIDE PG RACING 5W-40 Engine oil Use branded oils with performance equivalent
to or exceeding JASO MA, MA2 - API SJ
195
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Description Specifications
(5W-40) specifications; API SG - ACEA A3
(5W-40)
AGIP MP GREASE Grease for bearings, joints, couplings and
leverages
As an alternative to the recommended product,
use top brand grease for roller bearings with an
operating temperature range of -30°C...+140°
C (-22°F...+284°F), a drop point of 150°C...
230°C (302°F...446°F), high corrosion
protection qualities and good water and rust
resistance.
AGIP PERMANENT SPEZIAL Coolant Ready for use mixed biodegradable coolant
with "long life" technology and characteristics
(red). Freezing protection up to -40°C.
Compliant with CUNA 956-16 standard.
AGIP BRAKE 4 Brake fluid As an alternative to the recommended fluid,
other fluids that meet or exceed the required
specifications may be used. SAE J1703,
NHTSA 116 DOT 4, ISO 4925 Synthetic fluid
AGIP ARNICA SA 32 Fork oil SAE 0W - ISO VG 32
TABEL VAN DE AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product Beschrijving Kenmerken
ENI i-RIDE PG RACING 5W-40 Motorolie Gebruik merkolie met prestaties conform aan
of hoger dan de specificaties JASO MA, MA2 -
API SJ (5W-40); API SG - ACEA A3 (5W-40)
AGIP MP GREASE Vet voor kussentjes, koppelingen,
knooppunten en hefsystemen
In plaats van het aanbevolen product, gebruikt
men merkvet voor draaiende kussentjes, met
bruikbaar temperatuurbereik -30°C...+140°C
(-22°F...+284°F), druppelpunt 150°C...230°C
(302°F...446°F), hoge roestwerende
196
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Beschrijving Kenmerken
bescherming, goede weerstand tegen water
en oxidatie.
AGIP PERMANENT SPEZIAL Koelvloeistof Biologisch afbreekbare koelvloeistof,
gebruiksklaar, met "long life" technologie en
kenmerken (rood). Verzekert een bescherming
tegen vriestemperaturen tot -40°. Beantwoordt
aan de norm CUNA 956-16.
AGIP BRAKE 4 remvloeistof In plaats van de aanbevolen vloeistof kan men
vloeistoffen gebruiken met conforme of hogere
prestaties dan de specifieken. Synthetische
vloeistof SAE J1703, NHTSA 116 DOT 4, ISO
4925
AGIP ARNICA SA 32 Olie van de vork SAE 0W - ISO VG 32
197
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
198
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
TABLE OF CONTENTS
A
a-PRC setting buttons: 57
Advanced functions: 41
Alarms: 32
B
Battery: 15, 144, 145, 147
Brake: 14, 139, 160, 162
C
Chain: 171174
Clutch: 14, 99
Clutch fluid: 14
Clutch lever: 99
coolant: 12, 138
Coolant: 12, 138
D
Disc brake: 162
Display: 27
E
Engine oil: 13, 130, 132
Engine stop: 61
F
Fork: 92, 95
Fuel: 11
Fuses: 150
G
Gearbox oil: 13
H
Headlight: 155
Horn: 58
I
Identification: 78
Immobilizer: 74
Instrument panel: 25
M
Maintenance: 129, 189, 190
Maintenance Table: 190
Mirrors: 160
R
rear-view mirrors: 160
S
Saddle: 75
Scheduled maintenance:
190
Shock absorber: 97
Shock absorbers: 87, 91
Stand: 16, 119
Start-up: 60
Stop switch: 61
T
Technical data: 177
Turn indicators: 159
Tyres: 133
199
200
TREFWOORDENREGISTER
A
ACCU: 15, 144, 145, 147
Achteruitkijkspiegels: 160
Alarmen: 32
B
Banden: 133
Brandstof: 11
C
Claxon: 58
D
Display: 27
I
Identificatie: 78
K
Katalysator: 116
Ketting: 171174
Knoppen regeling a-PRC: 57
Koelvloeistof: 12, 136, 138
Koplamp: 155
M
Motorolie: 13, 130, 132
O
Onderhoud: 129, 189, 190
R
Remvloeistof: 140
Richtingaanwijzers: 58, 158,
159
S
Schijfrem: 162
Schokdempers: 91
Selectie lokalisaties: 35
Standaard: 16, 119
Start: 106
Stopschakelaar: 61
Stuurdemper: 97
Stuurslot: 56
T
Technische gegevens: 177
V
Veiligheidsnormen: 121
Z
Zadel: 75
Zekeringen: 150
201
THE VALUE OF SERVICE
As a result of continuous technical updates and specific mechanic training programs for Aprilia products, only Aprilia Official Network mechanics know this vehicle fully and have the special tools
necessary to carry out maintenance and repair operations correctly.
The reliability of the vehicle also depends on its mechanical conditions. Checking the vehicle before riding, its regular maintenance and the use of Original aprilia Spare Parts only are essential factors!
For further information contact the nearest Official Dealer and/or Service Centre, or consult the Yellow Pages or search directly on the inset map in our Official Website:
www.aprilia.com
Only by requesting Aprilia Original Spare Parts can you be sure of purchasing products that were developed and tested during the actual vehicle design stage. All aprilia Original Spare Parts undergo
quality control procedures to guarantee full reliability and duration.
The descriptions and illustrations given in this publication are not binding; While the basic characteristics as described and illustrated in this booklet remain unchanged, Aprilia reserves the right, at any
time and without being required to update this publication beforehand, to make any changes to components, parts or accessories, which it considers necessary to improve the product or which are
required for manufacturing or construction reasons.
Not all versions/models shown in this publication are available in all countries. The availability of individual versions/models should be confirmed with the official Aprilia sales network.
© Copyright 2011 - Aprilia. All rights reserved. Reproduction of this publication in whole or in part is prohibited. aprilia - After sales service.
The Aprilia trademark is the property of Piaggio & C. S.p.A.
DE WAARDE VAN DE ASSISTENTIE
Dankzij de voortdurende technische actualiseringen en de specifieke trainingsprogramma´s van de Aprilia producten, kennen enkel de onderhoudsmonteurs van het Officiële Netwerk van Aprilia
grondig dit voertuig, en beschikken ze over de nodige speciale uitrusting voor een correcte uitvoering van de handelingen van het onderhoud en de herstellingen.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de mechanische condities van het voertuig. De controle vóór het rijden, het regelmatig onderhoud en het exclusief gebruik van de Originele
Reserveonderdelen van aprilia zijn essentiële factoren!
Voor informatie in verband met de dichtstbijzijnde Officiële dealer en/of Servicecentrum, raadpleegt men de Gouden Gids of zoekt men rechtstreeks op de geografische kaart op onze Officiële Website:
www.aprilia.com
Enkel wanneer men Originele Aprilia Reserveonderdelen aanvraagt, zal men een product krijgen dat reeds bestudeerd en getest werd tijdens de ontwerpfase van het voertuig. De Originele aprilia
Reserveonderdelen worden systematisch onderworpen aan kwaliteitscontroleprocedures, voor het garanderen van de volledige betrouwbaarheid en de duur.
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend; Aprilia houdt zich derhalve het recht voor om, met behoud van de essentiële eigenschappen van het model dat hierin is beschreven
en geïllustreerd, op elk moment wijzigingen aan te brengen aan de organen, de onderdelen of de levering van accessoires naar gelang zij dit nodig acht om het product te verbeteren, of om te voldoen
aan vereisten van constructieve of commerciële aard, zonder verplicht te zijn om tijdig deze uitgave bij te werken.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet gecontroleerd worden via het officiële verkoopsnetwerk van Aprilia.
© Copyright 2011 - Aprilia. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is verboden. aprilia - Dienst na verkoop.
Het merk aprilia is eigendom van Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203

APRILIA Tuono V4 Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen