Mitsubishi Electric SEZ-KA60 Installatie gids

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Installatie gids
Air-Conditioners
SEZ-KA35, KA50, KA60, KA71VA
English
Deutsch
Français
Nederlands
Español
Italiano
∂ÏÏËÓÈο
Português
Svenska
INSTALLATION MANUAL
For safe and correct use, please read this manual and outdoor unit installation manual thoroughly before
installing the air-conditioner unit.
FOR INSTALLER
INSTALLATIONSHANDBUCH
Aus Sicherheitsgründen und zur richtigen Anwendung vor Installation der Klimaanlage die vorliegende Bedie-
nungsanleitung und das Installationshandbuch gründlich durchlesen.
MANUEL D’INSTALLATION
Avant d’installer le climatiseur, lire attentivement ce manuel, ainsi que le manuel d’installation de l’appareil
extérieur pour une utilisation sûre et correct.
INSTALLATIONSMANUAL
Läs bruksanvisningen och utomhusenhetens installationshandbok noga innan luftkonditioneringen installeras så
att den används på ett säkert och korrekt sätt.
INSTALLATIEHANDLEIDING
Lees deze handleiding en de installatiehandleiding van het buitenapparaat zorgvuldig door voordat u met het
installeren van de airconditioner begint.
MANUALE DI INSTALLAZIONE
Per un uso sicuro e corretto, prima di installare il condizionatore d’aria leggere attentamente il presente
manuale ed il manuale d’installazione dell’unità esterna.
MANUAL DE INSTALACIÓN
Para un uso seguro y correcto, lea detalladamente este manual de instalación antes de montar la unidad de
aire acondicionado.
E°XEIPI¢IO O¢H°IøN E°KATA™TA™H™
°È· ÛˆÛÙ‹ Î·È ·ÛÊ·Ï‹ ¯Ú‹ÛË, ‰È·‚¿ÛÙ ÚÔÛÂÎÙÈο ·˘Ùfi ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ, ηıÒ˜ Î·È ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ
ÂÁηٿÛÙ·Û˘ Ù˘ Â͈ÙÂÚÈ΋˜ ÌÔÓ¿‰·˜, ÚÈÓ ·fi ÙËÓ ÂÁηٿÛÙ·ÛË Ù˘ ÌÔÓ¿‰·˜ ÎÏÈÌ·ÙÈÛÙÈÎÔ‡.
MANUAL DE INSTALAÇÃO
Para uma utilização segura e correcta, leia atentamente este manual e o manual de instalação da unidade
exterior antes de instalar o aparelho de ar condicionado.
FÜR INSTALLATEURE
POUR L’INSTALLATEUR
FÖR INSTALLATÖREN
VOOR DE INSTALLATEUR
PER L’INSTALLATORE
PARA EL INSTALADOR
PARA O INSTALADOR
°π∞ ∞À∆√¡ ¶√À ∫∞¡∂π ∆∏¡ ∂°∫∞∆∞™∆∞™∏
35
Inhoud
1. Veiligheidsvoorschriften ......................................................................... 35
2. De installatieplaats kiezen ..................................................................... 35
3. Installatieschema & Accessoires ........................................................... 36
4. Installatie van de binnenunit .................................................................. 37
5. Koelleidingwerk ...................................................................................... 37
6. Installatie van Draineerbuizen ............................................................... 39
7. Elektrische aansluitingen ....................................................................... 39
8. Installatie van het luchtfilter ................................................................... 42
9. Aanleg van kanalen ............................................................................... 44
10. Proefdraaien .......................................................................................... 44
1. Veiligheidsvoorschriften
Stel de aanleverende instantie op de hoogte of vraag om toestemming voor-
dat u het systeem aansluit op het elektriciteitsnet.
Lees “Veiligheidsvoorschriften” voordat u de airconditioner installeert.
Zorg dat u de waarschuwingen in acht neemt, omdat deze belangrijke infor-
matie over de veiligheid bevatten.
De symbolen hebben de volgende betekenis:
Waarschuwing:
Kan leiden tot de dood, ernstig letsel, enzovoort.
Voorzichtig:
Kan in een bepaalde omgeving bij onjuist gebruik leiden tot ernstig letsel.
Bewaar deze handleiding na het lezen, samen met de bedieningshandleiding,
op een handige plaats bij de klant.
: Geeft een onderdeel aan dat geaard moet worden.
Waarschuwing:
Lees de stickers die op het apparaat zitten zorgvuldig.
Waarschuwing:
De installatie moet door een vakman worden uitgevoerd.
Onvolledige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, een elektri-
sche schok, het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij
wie u de unit hebt aangeschaft of een gespecialiseerde installateur.
Installeer de unit degelijk op een plaats die berekend is op het gewicht van de
unit.
Als de unit op een te zwakke plaats wordt bevestigd, kan hij vallen en letsel
veroorzaken.
Gebruik de aangegeven kabels om de binnen- en buitenunits met elkaar te
verbinden. Sluit de draden stevig aan op de aansluitpunten van het klem-
bord, zodat de spanning op de draden niet wordt overgebracht op deze on-
derdelen.
Onvolledige verbinding of aansluiting kan brand veroorzaken.
Gebruik geen tussenkabel of verlengsnoer bij het aanleggen van de elektrici-
teit. Sluit niet meer dan één apparaat aan per stopcontact.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok als gevolg van een ondeug-
delijk contact, ondeugdelijke isolatie, overschrijding van de toegestane be-
lasting, enzovoort.
Controleer of er geen koelgas lekt nadat de unit is geïnstalleerd.
Voer de installatie veilig uit aan de hand van de installatiehandleiding.
Onvolledige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand,
elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage.
Voer de elektrische installatie uit volgens de aanwijzingen in de installatie-
handleiding en gebruik een aparte stroomkring.
Als het vermogen van de stroomkring niet toereikend is of de elektrische
installatie niet volledig is afgewerkt, kan dit leiden tot brand of een elektri-
sche schok.
Bevestig de beschermkap van de schakeldoos stevig aan de binnenunit. Be-
vestig het onderhoudspaneel stevig aan de buitenunit.
Als de beschermkap van de schakeldoos aan de binnenunit en/of het
onderhoudspaneel aan de buitenunit niet goed zijn bevestigd, kan dit leiden
tot brand, veroorzaakt door stof, water enzovoort.
Zorg dat u bij de installatie de meegeleverde of aangegeven onderdelen ge-
bruikt.
Het gebruik van ondeugdelijke onderdelen kan leiden tot letsel of waterlekkage
als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit, enzo-
voort.
Ventileer de kamer als er koelstof lekt wanneer de unit in werking is.
Als de koelstof met vuur in contact komt, komen er giftige gassen vrij.
Voorzichtig:
Aard de unit.
Verbind de aarddraad niet met een gasleiding, waterleidingafsluiter of een
aarddraad voor een telefoonaansluiting. Ondeugdelijke aarding kan leiden
tot een elektrische schok.
Installeer de unit niet in een ruimte waar een brandbaar gas lekt.
Als er gas lekt en dit zich in de ruimte rond de unit ophoopt, kan dit tot een
explosie leiden.
Installeer een aardlekschakelaar als de unit wordt geïnstalleerd in een voch-
tige ruimte.
Als er geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, kan dit leiden tot een elektri-
sche schok.
Voer de werkzaamheden aan het afvoer- en leidingstelsel zorgvuldig uit vol-
gens de installatiehandleiding.
Als er een defect optreedt in het afvoer- en leidingstelsel, kan dit leiden tot
waterlekkage uit de unit en waterschade aan meubilair en dergelijke.
Draai een optrompmoer aan met een momentsleutel zoals aangegeven in deze
handleiding.
Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan deze na verloop van tijd
breken en koelstoflekkage veroorzaken.
2. De installatieplaats kiezen
2.1. Binnenunit
Waar de luchtstroom niet wordt geblokkeerd.
Waar koele lucht over de gehele ruimte wordt verspreid.
Waar de unit niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
Op ten minste 1 meter afstand van uw televisie en radio. De unit kan storen op het
beeld of geluid van uw televisie of radio.
Zo ver mogelijk verwijderd van tl-buizen of gloeilampen, zodat de infrarode af-
standsbediening normaal kan worden gebruikt.
Waar u het luchtfilter gemakkelijk kan verwijderen en vervangen.
Waarschuwing:
Installeer de binnenunit aan een plafond dat berekend is op het gewicht van de
unit.
36
AB
1
2
3
Fig. 3-2
3.2. De accessoires van de binnenunit controleren
(Fig. 3-2)
Controleer of de binnenunit is geleverd met de volgende onderdelen en accessoires:
A Onderdelen voor de koelstofleidingen
1 Leidingbedekking (voor de aansluiting van de koelstofleiding)
Kleine diameter × 1
Grote diameter × 1
2 Banden voor de voorlopige bevestiging van de leidingbedekking × 4
B Onderdelen voor de afstandsbediening
3 De onderdelen in de kartonnen doos × 1
Controleer de inhoud en lees de bijbehorende uitleg.
C Onderdelen van het luchtfilter
4 De onderdelen in de zak × 1
Controleer de inhoud en lees de bijbehorende uitleg.
Maten van koelstof- en afvoerleidingen
Model SEZ-KA35VA SEZ-KA50VA SEZ-KA60VA SEZ-KA71VA
Koelstofpijp
Vloeistof
buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø9,52
Gas
buitendiameter ø9,52 buitendiameter ø12,7
buitendiameter ø15,88 buitendiameter ø15,88
Afvoerpijp Harde PVC pijp : buitendiameter ø26
C
4
3. Installatieschema & Accessoires
3.1. Binnenunit (Fig. 3-1)
1 Luchtinlaat (achterzijde) *Kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat
2 Schakeldoos
3 Hoogte ophangbout
5 Toegangsklep
6 Onderhoudsruimte (Het is nodig om ruimte voor onderhoud vrij te houden tussen de unit en
het plafond.)
7 Luchtinlaat (onderzijde) *Kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat
8 Ophangbout M10 of 3/8 (ter plaatse aan te schaffen)
9 Kanaalflens luchtuitlaat
0 Luchtuitlaat
(mm)
Fig. 3-1
42 930
7×100=700100
29
12,5 120
240
77,5
955
21525
H
J
I
G
J
50
27
1016
7×100=700
880
10040
(10)
50
60
350
38
680
50
1000
50
1070
150
77
450
150
600
700
2
1
3
0
3
5
6
9
24012,5
120
25 215
39
77,5
100 7×100=700
955
93051
J
J
SEZ-KA35/KA50/KA60/KA71VA
A Koelstofleiding (gas)
B Koelstofleiding (vloeistof)
C Ingang bedrading
D Aansluitblok
E Afvoerplug R1
F Kanaalflens luchtuitlaat
G Bevestig PLAAT (A) aan de achterzijde, wanneer de luchtinlaat aan de onderzijde komt.
H Verwijder de transportbescherm PLAAT (B) als de installatie is voltooid.
I PLAAT (B) × 2
J Grootte van inlaat
A
Afmetingen luchtinlaat (onderzijde)
PLAAT (A)
24-ø2,9 gaten
2×2-ø2,9 gaten
20 of meer
24-ø2,9 gaten
Afmetingen luchtinlaat (achterzijde)
9×2-ø2,9 gaten
8
3
2
5
7
A
(1070)
270
30
1100
2575
32,5
(10) 50
94 60
350
100
108
25
20
170
A
F
B
C
D
2
E
37
G
E
F
ab
b
ce
d
B
A
A
A
B
C
D
350
1070
Fig. 4-1
Fig. 4-3
Fig. 4-4
Fig. 4-2
5.1. Koelpijpen (Fig. 5-1)
Vervaardiging van leidingen
Koelstofleidingen van 3, 5, 7, 10 en 15 meter kunnen desgewenst worden gebruikt.
(1) Onderstaande tabel geeft de specificaties voor leidingen die in de handel verkrijg-
baar zijn.
(2) Controleer of de 2 koelleidingen goed geïsoleerd zijn zodat condensvorming wordt
voorkomen.
(3) De buigzaamheidsradius van de koelleiding moet 10 cm of meer zijn.
Voorzichtig:
Gebruik isolatie van de juiste dikte. Te dikke isolatie veroorzaakt plaatsgebrek
achter de binnenunit en te dunne isolatie kan leiden tot condensvorming.
Fig. 5-1
1 Binnenapparaat
2 Buitenapparaat
Leiding
Voor vloeistof
Voor gas
Voor vloeistof
Voor gas
Voor vloeistof
Voor gas
Voor vloeistof
Voor gas
Buitenste diameter
mm inch
6,35 1/4
9,52 3/8
6,35 1/4
12,7 1/2
6,35 1/4
15,88 5/8
9,52 3/8
15,88 5/8
Model
SEZ-
KA35VA
SEZ-
KA50VA
SEZ-
KA60VA
SEZ-
KA71VA
Isolatie-
materiaal
Heat resisting
foam plastic
0,045 specific
gravity
Dikte van
isolatie
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
Minimale
muurdikte
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
1,0 mm
0,8 mm
1,0 mm
4. Installatie van de binnenunit
4.1. Ophangconstructie (Zorg voor een voldoende ste-
vige constructie.)
4.1.1. Houten ophangconstructie (Fig. 4-1)
Gebruik dakbinten (huizen zonder verdieping) of vloerbinten (huizen met verdie-
ping) als versterkingsdelen.
Gebruik stevige binten van ten minste 6 cm wanneer de afstand tussen de binten
maximaal 90 cm is of binten van ten minste 9 cm wanneer de afstand tussen de
binten 90 tot 180 cm is.
A Plafond
B Spantbeen
C Bint
D Dakbint
4.1.2. Ophangconstructie voor gewapend beton (Fig. 4-2)
Zet de ophangbouten vast volgens de weergegeven methode of gebruik stalen of
houten balkankers en dergelijke om de ophangbouten te bevestigen.
E Gebruik inzetstukken van elk 100-150 kg (ter plaatse aan te schaffen)
F Ophangbouten M10 (ter plaatse aan te schaffen)
G Stalen wapeningsijzer
4.1.3. De ophangbouten bevestigen
Controleer de hoogte van de ophangbouten.
Gebruik ophangbouten ø10 (× 4, ter plaatse aan te schaffen).
Houd u aan de richtlijnen voor de lengte van de ophangbouten.
4.2. De unit ophangen (Fig. 4-3)
Direct ophangen:
Til de unit op, hang deze recht met de ophangbouten en zet de unit met dubbele
moeren vast.
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat (kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat).
c Pakking (ter plaatse aan te schaffen)
d Moeren (ter plaatse aan te schaffen)
e Ophangbouten (ter plaatse aan te schaffen)
4.3. De transportbescherming verwijderen (Fig. 4-4)
Verwijder de transportbescherming nadat de installatie is voltooid. De bescherming
is alleen nodig tijdens transport.
A 3 schroeven
B Transportbescherming
5. Koelleidingwerk
38
a
d
cb
ef
90°
d
c
b
a
5. Koelleidingwerk
b
a
a
b
e
b
c
d
c
A
5.3. Leidingen aansluiten (Fig. 5-7)
Breng een dun laagje koelolie aan op het verbindingsvlak van de leiding.
Voor de aansluiting moet u eerst het midden uitlijnen. Vervolgens draait u de
optrompmoer 3 tot 4 slagen aan.
Gebruik de onderstaande tabel met aandraaimomenten als richtlijn voor het
verbindingspunt op de aansluitzijde van de binnenunit en draai de aansluiting vast
met twee sleutels. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan dit het
getrompte deel beschadigen.
Buitendiameter koperen pijp
Buitendiameter flensmoer Aanhaalmoment
(mm) (mm) (N·m)
ø6,35 17 14 - 18
ø9,52 22 34 - 42
ø12,7 26 49 - 61
ø15,88 29 68 - 82
Waarschuwing:
De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk)
Verwijder de optrompmoer als volgt:
1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is.
2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sissende
geluid is gestopt).
3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de moer.
De buitenunit aansluiten
Sluit de leidingen aan op de leidingverbinding van de afsluitkraan van de buitenunit,
op dezelfde manier als bij de binnenunit.
Gebruik een momentsleutel of een moersleutel en gebruik hetzelfde aandraai-
moment als bij de binnenunit.
De koelstofleidingen isoleren (Fig. 5-8)
(1) Verwijder de beschermfolie van de meegeleverde leidingbedekking en wikkel dit
rond de koelstofleiding, waarbij de kant met de opening naar boven wijst.
(2) Zet beide uiteinden van de leidingbedekking vast met een bevestigingsband (zorg
dat de opening van de band naar boven wijst).
(3) Plak de verbindingspunten af met vinyl isolatietape.
Fig. 5-2
Fig. 5-3
Fig. 5-4
Fig. 5-5
Fig. 5-6
Fig. 5-7
Fig. 5-8
a
f
c
b
d
e
b
c
e
g
h
c
i
a Binnenunit (hoofdunit)
b 1 Leidingbedekking
c 2 Band
d Optrompverbinding
e Koelstofleiding en isolatiemateriaal
(ter plaatse aan te schaffen)
f Plaats de leidingbedekking zo, dat het
uiteinde goed contact maakt met de
hoofdunit. Bevestig het zo, dat er
geen ruimte overblijft.
g Laat geen ruimte over
h Beschermfolie
i Snijd het uiteinde van de band af
c
b
a
defgh
i
B
+0
-0,4
5.2. Optrompen
De belangrijkste oorzaak van gaslekken is een fout bij het optrompen.
Voer het optrompen op de volgende manier correct uit.
5.2.1. Leidingen snijden (Fig. 5-2)
Snijd de koperen leiding recht af met een pijpsnijder.
5.2.2. Bramen verwijderen (Fig. 5-3)
Verwijder zorgvuldig alle bramen uit de doorsnede van de buis/leiding.
Houd het uiteinde van de buis/leiding naar beneden om te voorkomen dat kopervijlsel
in de leiding vallen.
5.2.3. Moeren bevestigen (Fig. 5-4)
Verwijder de optrompmoeren die aan de binnen- en buitenunit zijn bevestigd en
bevestig deze aan de buis/leiding nadat de bramen zijn verwijderd.
(Het is niet mogelijk deze na het optrompen te bevestigen.)
5.2.4. Optrompen (Fig. 5-5)
Gebruik optrompgereedschap voor het optrompen (zie rechts).
Afmetingen
Leidingdiameter A (mm)
(mm)
Bij het gebruik van het gereedschap voor R410A
B (mm)
Type koppeling
6,35 0 - 0,5 9,1
9,52 0 - 0,5 13,2
12,7 0 - 0,5 16,6
15,88 0 - 0,5 19,7
Houd de koperen leiding stevig vast in de matrijs met de maat uit bovenstaande tabel.
5.2.5. Controleren (Fig. 5-6)
Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts.
Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze on-
deugdelijk is opgetrompt.
a Koperen leidingen
b Goed
c Niet goed
d Scheef
e Ongelijk
f Bramen
a Braam
b Koperen buis/leiding
c Opruimer
d Pijpsnijder
a Optrompmoer
b Koperen leiding
a Trompgereedschap
b Matrijs
c Koperen leiding
d Optrompmoer
e Span
a Rondom glad
b Binnenkant glimt overal, zonder krassen.
c Rondom even lang
d Te veel
e Scheef
f Kras op het opgetrompte vlak
g Gebarsten
h Ongelijk
i Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen
39
6. Installatie van Draineerbuizen
Fig. 6-1
6.1. De afvoerleidingen aansluiten (Fig. 6-1)
Afvoerleiding van de binnenunit
De afvoerleiding moet zo worden aangelegd dat de afvoeruitlaat lager is dan het
andere uiteinde, zoals in de afbeelding hier tegenover wordt weergegeven.
Plaats de stankafsluiter buiten de eenheid.
Controleer nadat de afvoerleiding is verbonden, of het water goed wordt afge-
voerd en dat verbindingen niet lekken.
A Aansluiting afvoerleiding 1 RP buitendraad
B Stankafsluiter
Aansluiting van de afvoerleiding aan de buitenunit
Wanneer een afvoerleiding benodigd is, moet u een afvoervat (leverbaar als optie)
gebruiken.
A
B
H
1
H
2
H1 : 50 mm of meer
H2 : 1/2 H1 or more
7. Elektrische aansluitingen
(1) SEZ-KA35, KA50, KA60, KA71VA
Fig. 7-1
A Binnenapparaat
B Buitenapparaat
C Afstandsbediening med draad
D Hoofdschakelaar/-zekering
E Aarde
Voor voeding
Voor voeding
A
C
B
D
S3
S3
S2
S1
S2S1
21
D
E
C
B
A A A
7.1. Voorzorgsmaatregelen (Fig. 7-1)
Elektrische specificatiesIngangscapaciteit hoofdschakelaar/-zekering (A)
Stroomtoevoer SEZ-KA35 SEZ-KA50 SEZ-KA60 SEZ-KA71
(1 fase ~/N, 230 V,
50 Hz)
10 20 20 20
De compressor werkt niet tenzij de de fasen voor de stroomvoorziening op de
juiste wijze zijn aangesloten.
D wordt meestal geaard met een niet op zekering gebaseerde onderbreker (aard-
lekschakelaar [ALS]).
De verbinding tussen de binnen- en buitenapparaten kan verlengd worden tot een
maximum van 50 meter, en de totale maximale verlenging inclusief kruisverbindingen
tussen kamers is 80 m.
Met de airconditioner zal een schakelaar met ten minste 3,5 mm contactscheiding
tussen de polen worden meegeleverd.
* Label iedere onderbreker, afhankelijk van zijn functie (verwarming, eenheid etc).
40
Fig. 7-2
2
145
3
4
5
8
9
0
6
7
7. Elektrische aansluitingen
7.2. Binnenbedrading aansluiten (Fig. 7-2)
Werkprocedure
1.Verwijder 2 schroeven om de kap van de schakeldoos te verwijderen.
2.Leg elke kabel via de bedradingsinlaat aan naar de schakeldoos. (Schaf de voedings-
kabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit apart aan en gebruik
het meegeleverde snoer voor de afstandsbediening.)
3.Sluit de voedingskabel, de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit en de
kabel van de afstandsbediening stevig aan op de aansluitblokken.
4.Zet de kabels vast met klemmen in de schakeldoos.
5.Plaats de kap van de schakeldoos terug.
Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
aan op de schakeldoos met bufferringen voor spankracht. (PG-aansluiting of ge-
lijkwaardig.)
Waarschuwing:
Zet de kap van de schakeldoos stevig vast. Als deze niet goed is bevestigd,
kan dit leiden tot brand of een elektrische schok, veroorzaakt door stof, wa-
ter enzovoort.
Gebruik de aangegeven verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
voor de aansluiting van de binnenunit en buitenunit en bevestig de kabel
stevig aan het aansluitblok zodat er geen kracht wordt uitgeoefend op het
aansluitgedeelte van het aansluitblok. Onvolledige aansluiting of bevestiging
van de kabel kan brand veroorzaken.
De bedrading van de ventilatormotor van de binnenunit is berekend op voe-
ding met een frequentie van 50 Hz. Als u voeding met een frequentie van 60
Hz gebruikt, moet de bedrading worden aangepast. Zie het bedradingsschema
voor meer informatie.
1 Ingang voor de aansluitkabel van de afstandsbediening
2 Ingang voor de aansluitkabel tussen het binnenapparaat en het buitenapparaat
3 Kabelklem
4 Aansluitblok voor afstandsbediening
5 Aansluitblok voor verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
6 Naar de afstandsbediening met kabel
7 Naar buitenunit
8 Bedieningseenheid van binnenunit
9 Voedingskaart
0 Aardingskabel
Fig. 7-3
12
6
5
2
4
3
7
L
N
1
Binnenunit aansluiting
Verbindingskabel binnen-
en buitenunit
3-aderige 1,5 mm
2
of meer
Buitenunit aansluiting
Aarddraad (groen/geel)
Voedingskabel
Leg de bedrading aan zoals aangegeven in het diagram links onderaan. (Schaf de
kabel ter plaatse aan) (Fig. 7-3)
Zorg dat er alleen kabels van de juiste polariteit worden gebruikt.
1 Aansluitkabel
Kabel, 3-aderig, 1,5 mm
2
, volgens ontwerp 245 IEC 57.
2 Aansluitblok voor binnenunit
3 Aansluitblok voor buitenunit
4 Sluit altijd een aardingsdraad aan (1-aderig, 1,5 mm
2
) die langer is dan de andere kabels.
5 Kabel voor afstandsbediening (niet-gepolariseerd)
Kabel, 2-aderig, 0,3 mm
2
De afstandsbediening is voorzien van een kabel van 10 m. Max. 500 m
6 Afstandsbediening med draad
7 Voedingskabel
Voorzichtig:
Zorg dat de kabels goed worden aangesloten.
Draai de aansluitblokschroeven stevig vast om te voorkomen dat deze lost-
rillen.
Trek na het aandraaien van de schroeven zachtjes aan de kabels om zeker te
zijn dat deze niet kunnen schuiven.
41
30
46
30
30120
83,5
A
B
C
7. Elektrische aansluitingen
7.3. Afstandsbediening
7.3.1. Voor de afstandsbediening med draad
1) Montageprocedure
(1) Kies een plaats waar u de afstandsbediening wilt monteren. (Fig. 7-4)
De temperatuursensors bevinden zich zowel op de afstandsbediening als op het
binnenapparaat.
s Koop de volgende onderdelen zelf:
Schakelkastje voor 2 delen
Dunne koperen geleidingsbuis
Borgmoeren en doorvoerbussen
A Zij-aanzicht van de afstandsbediening
B Minimale afstanden rond de afstandsbediening tot andere voorwerpen.
C Montagediepte
(2) Dicht de opening voor de afstandsbedieningskabel af met stopverf om te voorkomen
dat er dauwdruppels, water, kakkerlakken of wormen inkomen. (Fig. 7-5)
A Voor installatie in het schakelkastje:
B Voor directe montage op de muur kies dan voor één van de volgende methoden:
Boor een gat door de muur om de afstandsbedieningskabel door heen te halen
(om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant te leiden) en dicht daarna
het gat af met stopverf.
Leid de afstandsbedieningskabel door het eruit gehaalde bovenste gedeelte en dicht
daarna de eruit gehaalde uitsparing af met stopverf, net zoals hierboven is beschreven.
B-1. Om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant van de afstandsbedie-
ning te laten lopen:
B-2. Om de afstandsbedieningskabel door het bovenste gedeelte te laten lopen:
(3) Voor montage direct op de muur
F
A
H
C
D
E
G
I
I
I
H
B
B-1. B-2.
Fig. 7-5
A
AB TB6
B
Fig. 7-4
Fig. 7-6
J
H
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
A
B
DC
G
E
F
4
1
2
1
3 4
1 2
Fig. 7-7
7.4. Functie-instellingen
7.4.1 Instelling van de functies op het apparaat (de functies van het
apparaat selecteren)
1) FUNCTIE AUTO RESTART
Bedieningskaart van binnenunit
Dit model is uitgerust met de functie AUTO RESTART (automatisch opnieuw starten).
(DIP-schakelaar van de besturingskaart)
De werkingsmodus, ingestelde temperatuur en de ventilatorsnelheid worden opge-
slagen op de besturingskaart van binnenunit als de binnenunit wordt bediend met de
afstandsbediening. De functie Auto Restart wordt ingeschakeld zodra de stroom-
toevoer na een stroomstoring is hersteld. De unit start dan automatisch opnieuw op.
UIT : niet beschikbaar
AAN : beschikbaar (Begininstelling)
* Als de voeding terugkeert, zal de airconditioning 3 minuten later beginnen.
2) Andere functies
Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 7-7)
Het stroomvoltage wijzigen
Vergeet nooit om de voedingsspanning in te stellen op de plaatselijke netspanning.
1 Ga naar de modus functies instellen
Schakel de afstandsbediening uit.
Druk tegelijk op de toetsen A en B en houd deze ten minste twee secon-
den ingedrukt. FUNCTION gaat knipperen.
2 Gebruik de knop C om het koeleradres (3) op 00 in te stellen.
3 Druk op D en in de eenheidnummerweergave (4) begint [--] te knipperen.
4 Gebruik de toets C om het apparaatnummer (4) op 00 in te stellen.
5 Druk op de knop E MODE om het koeleradres/eenheidnummer toe te wijzen. In
de modusnummerweergave (1) zal kort [--] gaan knipperen.
6 Druk op de knoppen F om het modusnummer (1) op 04 in te stellen.
7 Druk op de toets G. Het huidige instellingsnummer (2) gaat knipperen.
Gebruik de toets F om het instellingsnummer aan te passen aan de gebruikte
voedingsspanning.
Voedingsspanning
240 V : Instellingsnummer = 1
220 V, 230 V : Instellingsnummer = 2
8 Druk op de toets MODE E, de modus en de instellingsnummers (1) en (2)
zullen continu gaan branden. De instelling kan nu worden bevestigd.
9 Druk tegelijkertijd op de knoppen FILTER A en TEST RUN B en houdt die ten-
minste twee seconden vast. De functieselectieweergave verdwijnt tijdelijk en het
bericht koelsysteem OFF verschijnt.
1
2
3
4
Modusnummer
Instellingsnummer
Koeleradres
Eenheidnummer
C Muur
D Geleidingsbuis
E Borgmoer
F Doorvoerbus
G Schakelkastje
H Afstandsbedieningskabel
I Dicht met stopverf af
J Houtschroef
2) Aansluitprocedure (Fig. 7-6)
1 Sluit de afstandsbedieningskabel aan op het aansluitblok.
A Aan het aansluitblok op de binnenunit
B TB6 (Geen polariteit)
2 Stel de hieronder getoonde hoofd/sub-schakelaar nr.1 in als u twee afstandsbe-
dieningen voor dezelfde groep gebruikt.
C Dip-schakelaars
3) Functiekeuze
Indien twee afstandsbedieningen zijn aangesloten, stelt u er een in als Main (Hoofd-
eenheid) en de andere als Sub (Sub-eenheid). Voor het instellen van de procedu-
res, verwijzen wij u naar Functiekeuze in de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
ON
OFF
15
2
SW3
34
Automatisch herstel van stroomuitval
42
7. Elektrische aansluitingen
Fig. 8-1
A
A
B
C
C
2
1
3
4
Fig. 8-2
Modus
Automatisch herstel van stroomuitval *1
(FUNCTIE AUTO RESTART)
Binnentemperatuurdetectie
LOSSNAY-verbinding
Stroomsterkte
Automatisch (uitsluitend voor PUHZ)
Instellingen
Niet beschikbaar
Beschikbaar
Binnenapparaat gemiddelde werking
Instellen met afstandsbediening van binnenapparaat
Interne sensor van afstandsbediening
Niet ondersteund
Ondersteund (binnenapparaat is niet voorzien van buitenluchttoevoer)
Ondersteund (binnenapparaat is voorzien van buitenluchttoevoer)
240 V
220 V, 230 V
De energiebesparingscyclus wordt automatisch ingeschakeld
De energiebesparingscyclus wordt automatisch uitgeschakeld
Modus
Filterteken
Ventilatorsnelheid
Aantal luchtuitlaten
Geïnstalleerde opties (hoge prestatiefilter)
Blad omhoog/omlaag
Luchtstroom bij energiebesparing
(bij verwarmen)
Instellingen
100 uur
2500 uur
Geen filtertekenindicator
Standaard (PLH/PLA)/Stil (PCH/PCA)
Hoog plafond
1
(PLH/PLA)/Standaard (PCH/PCA)
Hoog plafond
2
(PLH/PLA)/Hoog plafond (PCH/PCA)
4 richtingen
3 richtingen
2 richtingen
Niet ondersteund
Ondersteund
Geen bladen
Voorzien van bladen (Lamelinstelling 1)
Voorzien van bladen (Lamelinstelling 2)
Uitgeschake
ldIngeschakeld
Functietabel
Selecteer eenheidnummer 00
Selecteer eenheidnummers 01 tot en met 03 of alle nummers (AL [afstandsbediening met snoer]/07 [draadloze afstandsbediening])
Modusnummer
Instellingsnummer
Begininstelling
Instelling
01
1*1
2*1
1
02 2
3
1
03 2
3
04
1
2
05
1
2
Modusnummer
Instellingsnummer
Begininstelling
Instelling
1
07 2
3
1
08 2
3
1
09 2
3
10
1
2
11
1
2
3
12
1
2
*1 Bij dit model kan modus nr. 1 niet worden ingesteld met behulp van de afstandbediening. Stel deze modus in met behulp van schakelaar SW3-1 van het bedieningspaneel van het binnenapparaat.
8. Installatie van het luchtfilter
8.1. Controle van de meegeleverde onderdelen (Fig. 8-1)
Controleer of alle onderstaande onderdelen aanwezig zijn, voordat u met de instal-
latie begint.
1 Filter × 1
2 Filtergeleider × 1
3 Filtergeleider × 1
4 ST.-schroef, zelftappend (4 × 10) × 14
5 Klem × 2
6 Afdichting × 2
12
3
6
Uitsparing
Uitsparing
Gat
45
8.2. Installatie van de filtergeleider (Luchtinlaat aan
achterzijde) (Fig. 8-2)
Selecteer de richting van de luchtinlaat, A of B.
1. Verwijder de transportbescherming (Deze kunt u weggooien).
2. Bevestig de filtergeleider 2 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6).
Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig.
3. Bevestig de filtergeleider 3 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6).
Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig.
4. Afdichting 6
Verticale positie.
A Regelkast
B Afvoervat
C Luchtdichte afdichting
Op zelfde niveau als rand
43
Fig. 8-4
1
2
B
A
E
D
F
2
1
A
E
D
F
A
F
H
G
E
8. Installatie van het luchtfilter
A
A
5
4
C
C
4
3
5
6
2
1
Fig. 8-3
Fig. 8-5
8.3. Installatie van de filtergeleider (Luchtinlaat aan
onderkant) (Fig. 8-3)
1. Verwijder de transportbescherming (Deze kunt u weggooien).
2. Verplaats de plaat. (Gebruik hiervoor de verwijderde schroeven.)
3. Bevestig de filtergeleider 2 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6).
Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig.
4. Bevestig de filtergeleider 3 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6).
Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig.
5. Klem 5 (Bevestig klemmen 5 met schroef × 2)
Verticale positie.
6. Afdichting 6
Verticale positie.
A Regelkast
C Luchtdichte afdichting
Op zelfde niveau als rand
8.4. Installatiepunten voor het filter (Luchtinlaat aan
achterzijde) (Fig. 8-4)
1. Plaats het filter in geleider 2
2. Haak het filter in geleider 3
A Regelkast
B Afvoervat
D Filter
E Geleider 2
F Geleider 3
8.5. Installatiepunten voor het filter (Luchtinlaat aan
onderkant) (Fig. 8-5)
1. Plaats het filter in geleider 2
2. Haak het filter in geleider 3
3. Buig de klem om het filter zodat deze het filter vasthoudt.
A Regelkast
D Filter 1
E Geleider 2
F Geleider 3
G Buigen
H Klem 5
44
B C
N
A
M
E
P
H
G
L
JK
F
I
D O
Q
E
Gebruik het canvas kanaal om de binnenunit aan te sluiten op het kanaal. (Fig. 9-1)
Gebruik brandbestendige materialen voor de onderdelen van de kanalen.
Zorg dat het kanaal voldoende warmte-isolatie heeft.
A Schakeldoos
B Canvas kanaal
C Flens van luchtuitlaat
D Kanaal van luchtuitlaat
E Filter (accessoire)
F Rooster van luchtuitlaat
G Rooster van luchtinlaat
H Plafond
I Afvoervat
J Luchtinlaat
K Luchtuitlaat
L Laat ruimte vrij om voortdurend herstarten te voorkomen.
M Binnenunit
N Aansluiting van aarddraad
O Aarddraad
P 850 mm of meer
Q Veiligheidsnet (ter plaatse aan te schaffen)
Opmerkingen:
De ventilator en motor kunnen gevaarlijk zijn als deze worden aangeraakt
tijdens het draaien. Zorg daarom dat de binnenunit tenminste 850 mm van
het rooster voor de luchtinlaat G wordt bevestigd.
Bevestig een veiligheidsnet Q (ter plaatse aan te schaffen), als het niet
mogelijk is meer dan 850 mm tussen het rooster voor de luchtinlaat en de
binnenunit vrij te laten.
Verbind de kast van de airconditioner met het kanaal, zodat hiertussen geen
statische ladingen kunnen ontstaan.
Sluit een aarddraad O aan tussen de flens van de luchtuitlaat C en de
aansluitklem van de aarddraad N. Sluit vervolgens een andere aarddraad
O aan tussen de aansluitklem van de aarddraad N en het kanaal voor de
luchtuitlaat D.
Installeer een luchtfilter (ter plaatse aan te schaffen) en een kanaal voor de
luchtuitlaat.
9. Aanleg van kanalen
Bij aanzuiging van achteren
Bij aanzuiging van onderen
Fig. 9-1
10.1. Voordat u gaat proefdraaien
s Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en be-
drading, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
s Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand
tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 M bedraagt.
s Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1,0 M bedraagt.
Isolatieweerstand
Na de installatie of nadat de voeding van het apparaat langere tijd is uitgeschakeld,
daalt de isolatieweerstand tot onder 1 M door de ophoping van koelstof in de
compressor. Dit is geen storing. Volg de onderstaande procedures.
1. Haal de bedrading van de compressor los en meet vervolgens de isolatieweerstand
van de compressor.
2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 M, is de compressor defect of is de
weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor.
3. Sluit de bedrading van de compressor weer aan en schakel de voeding in. De
compressor zal nu beginnen met warmdraaien. Meet de isolatieweerstand op-
nieuw nadat de voeding gedurende de hieronder aangegeven periode is inge-
schakeld.
De isolatieweerstand daalt door de ophoping van koelstof in de compressor.
De weerstand stijgt tot boven 1 M nadat de compressor twee tot drie uur
heeft warmgedraaid.
(De tijd die de compressor nodig heeft om warm te draaien varieert afhankelijk
van de atmosferische omstandigheden en de ophoping van koelstof.)
Bij ophoping van koelstof in de compressor moet deze voor gebruik ten minste
12 uur warmdraaien om storingen te voorkomen.
4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 M, is de compressor niet defect.
Voorzichtig:
De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning
correct is.
Zet de netspanningschakelaar ruim twaalf uur voordat u de airconditioner
gaat gebruiken aan.
- Als u het apparaat meteen nadat u de netschakelaar heeft omgedraaid aanzet,
kunnen de interne onderdelen ernstig beschadigd worden. Gedurende het seizoen
waarin u het apparaat gebruikt, moet u de netschakelaar altijd aan laten staan.
10.Proefdraaien
45
10.Proefdraaien
10.2. Proefdraaien
De volgende 3 methodes zijn mogelijk.
10.2.1. Afstandsbediening met draad (Fig. 10-1)
1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in.
2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. TEST RUN in het LCD-venster
3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. Controleer of er lucht wordt
uitgeblazen.
4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand
koelen (of verwarmen). Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen.
5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). Controleer of de luchtuitstroom-
snelheid verandert.
6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking.
7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF]-toets Stop
8 Leg een telefoonnummer vast.
Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan
in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er
zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een
fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
10.3. Zelfcontrole
10.3.1. Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 10-2)
1 Schakel de netspanning aan.
2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop.
3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling
wordt gebruikt.
4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen.
Fig. 10-1
Fig. 10-2
˚C
˚C
SIMPLE
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
TEST RUN
COOL, HEAT
A
F
C
EDB
M
IH G
A Knop ON/OFF
B Weergave TEST RUN (proef-
draaien)
C Temperatuurweergave omgeving/
vloeistofleiding
D ON/OFF-lampje
E Stroomweergave
F Weergave van foutcode
Weergave van resterende looptijd
van test
G Instellingsknop temperatuur
H Keuzeknop werkingsmodus
I Knop ventilatorsnelheid
M Knop TEST (test)
A CHECK-knop
B Koelvloeistofadres
C TEMP-knop
D IC: Binnenapparaat
OC: Buitenapparaat
E Controlecode
F Adres van het apparaat
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
ERROR CODE
C
B
A
E D
ERROR CODE
ERROR CODE
B
F
E
Voor de beschrijving van elke controlecode raadpleegt u de onderstaande tabel.
Controlecode Symptoom Opmerking
P1 Inlaatsensorfout
P2 Pijpsensorfout (TH2)
P9 Pijpsensorfout (TH5)
E6, E7 Communicatiefout binnen-/buitenapparaat
P4 Afvoersensorfout
P5 Afvoerpompfout
PA Geforceerde fout compressor
P6 Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting
EE Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten
P8 Pijptemperatuurfout
E4, E5 Ontvangstfout signaal afstandsbediening
Fb Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.)
E0, E3 Transmissiefout afstandsbediening
E1, E2 Fout bedieningspaneel afstandsbediening
E9 Communicatiefout binnen-/buitenapparaat (zendfout) (buitenapparaat)
UP Overstroomonderbreking compressor
U3, U4 Thermistors van het buitenapparaat geopend/kortgesloten
UF Overstroomonderbreking compressor (bij vergrendelde compressor)
U2 Abnormaal hoge uitstoottemperatuur/49C-werking/onvoldoende koelstof
U1, Ud Abnormaal hoge druk (63H-werking)/oververhittingsbeveiliging aangesproken
U5 Abnormale temperatuur van het koellichaam
U8 Beveiligingsstop van de ventilator van het buitenapparaat
U6 Overstroomonderbreking compressor/afwijking van de voedingsmodule
U7 Te sterke verwarming door te lage afvoertemperatuur
U9, UH Afwijking zoals te hoge of te lage spanning of afwijkend synchroon signaal naar het netvoedingscircuit/
stroomsensorfout
Andere Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat.)
*1 Er zijn geen fouten geregistreerd indien de signaalgever niet na de eerste twee pieptonen klinkt om te bevestigen dat het zelf-controlesignaal was ontvangen en het
werkingsindicatielampje niet is gaan branden.
*2 Als de signaalgever na de eerste twee piepsignalen drie maal achter elkaar een pieptoon geeft piep, piep, piep (0,4 + 0,4 + 0,4 s) om te bevestigen dat het startsignaal
van de zelfcontrole was ontvangen, is het aangegeven koelstofadres verkeerd.
Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven.
Zie voor nadere informatie het
LED-display van de besturings-
kaart van het buitenapparaat.

Documenttranscriptie

Air-Conditioners SEZ-KA35, KA50, KA60, KA71VA INSTALLATION MANUAL FOR INSTALLER For safe and correct use, please read this manual and outdoor unit installation manual thoroughly before installing the air-conditioner unit. INSTALLATIONSHANDBUCH FÜR INSTALLATEURE Aus Sicherheitsgründen und zur richtigen Anwendung vor Installation der Klimaanlage die vorliegende Bedienungsanleitung und das Installationshandbuch gründlich durchlesen. MANUEL D’INSTALLATION Español PER L’INSTALLATORE Per un uso sicuro e corretto, prima di installare il condizionatore d’aria leggere attentamente il presente manuale ed il manuale d’installazione dell’unità esterna. E°XEIPI¢IO O¢H°IøN E°KATA™TA™H™ Nederlands PARA EL INSTALADOR Para un uso seguro y correcto, lea detalladamente este manual de instalación antes de montar la unidad de aire acondicionado. MANUALE DI INSTALLAZIONE Français VOOR DE INSTALLATEUR Lees deze handleiding en de installatiehandleiding van het buitenapparaat zorgvuldig door voordat u met het installeren van de airconditioner begint. MANUAL DE INSTALACIÓN Deutsch POUR L’INSTALLATEUR Avant d’installer le climatiseur, lire attentivement ce manuel, ainsi que le manuel d’installation de l’appareil extérieur pour une utilisation sûre et correct. INSTALLATIEHANDLEIDING English Italiano °π∞ ∞À∆√¡ ¶√À ∫∞¡∂π ∆∏¡ ∂°∫∞∆∞™∆∞™∏ °È· ÛˆÛÙ‹ Î·È ·ÛÊ·Ï‹ ¯Ú‹ÛË, ‰È·‚¿ÛÙ ÚÔÛÂÎÙÈο ·˘Ùfi ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ, ηıÒ˜ Î·È ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ ÂÁηٿÛÙ·Û˘ Ù˘ Â͈ÙÂÚÈ΋˜ ÌÔÓ¿‰·˜, ÚÈÓ ·fi ÙËÓ ÂÁηٿÛÙ·ÛË Ù˘ ÌÔÓ¿‰·˜ ÎÏÈÌ·ÙÈÛÙÈÎÔ‡. ∂ÏÏËÓÈο MANUAL DE INSTALAÇÃO PARA O INSTALADOR Para uma utilização segura e correcta, leia atentamente este manual e o manual de instalação da unidade exterior antes de instalar o aparelho de ar condicionado. INSTALLATIONSMANUAL Português FÖR INSTALLATÖREN Läs bruksanvisningen och utomhusenhetens installationshandbok noga innan luftkonditioneringen installeras så att den används på ett säkert och korrekt sätt. Svenska Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. Veiligheidsvoorschriften ......................................................................... De installatieplaats kiezen ..................................................................... Installatieschema & Accessoires ........................................................... Installatie van de binnenunit .................................................................. Koelleidingwerk ...................................................................................... 35 35 36 37 37 6. 7. 8. 9. 10. Installatie van Draineerbuizen ............................................................... Elektrische aansluitingen ....................................................................... Installatie van het luchtfilter ................................................................... Aanleg van kanalen ............................................................................... Proefdraaien .......................................................................................... 39 39 42 44 44 1. Veiligheidsvoorschriften • • • • Stel de aanleverende instantie op de hoogte of vraag om toestemming voordat u het systeem aansluit op het elektriciteitsnet. Lees “Veiligheidsvoorschriften” voordat u de airconditioner installeert. Zorg dat u de waarschuwingen in acht neemt, omdat deze belangrijke informatie over de veiligheid bevatten. De symbolen hebben de volgende betekenis: Waarschuwing: Kan leiden tot de dood, ernstig letsel, enzovoort. Waarschuwing: • De installatie moet door een vakman worden uitgevoerd. Onvolledige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij wie u de unit hebt aangeschaft of een gespecialiseerde installateur. • Installeer de unit degelijk op een plaats die berekend is op het gewicht van de unit. Als de unit op een te zwakke plaats wordt bevestigd, kan hij vallen en letsel veroorzaken. • Gebruik de aangegeven kabels om de binnen- en buitenunits met elkaar te verbinden. Sluit de draden stevig aan op de aansluitpunten van het klembord, zodat de spanning op de draden niet wordt overgebracht op deze onderdelen. Onvolledige verbinding of aansluiting kan brand veroorzaken. • Gebruik geen tussenkabel of verlengsnoer bij het aanleggen van de elektriciteit. Sluit niet meer dan één apparaat aan per stopcontact. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok als gevolg van een ondeugdelijk contact, ondeugdelijke isolatie, overschrijding van de toegestane belasting, enzovoort. • Controleer of er geen koelgas lekt nadat de unit is geïnstalleerd. Voorzichtig: • Aard de unit. Verbind de aarddraad niet met een gasleiding, waterleidingafsluiter of een aarddraad voor een telefoonaansluiting. Ondeugdelijke aarding kan leiden tot een elektrische schok. • Installeer de unit niet in een ruimte waar een brandbaar gas lekt. Als er gas lekt en dit zich in de ruimte rond de unit ophoopt, kan dit tot een explosie leiden. • Installeer een aardlekschakelaar als de unit wordt geïnstalleerd in een vochtige ruimte. Als er geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, kan dit leiden tot een elektrische schok. Voorzichtig: Kan in een bepaalde omgeving bij onjuist gebruik leiden tot ernstig letsel. • Bewaar deze handleiding na het lezen, samen met de bedieningshandleiding, op een handige plaats bij de klant. : Geeft een onderdeel aan dat geaard moet worden. Waarschuwing: Lees de stickers die op het apparaat zitten zorgvuldig. • Voer de installatie veilig uit aan de hand van de installatiehandleiding. Onvolledige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand, elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage. • Voer de elektrische installatie uit volgens de aanwijzingen in de installatiehandleiding en gebruik een aparte stroomkring. Als het vermogen van de stroomkring niet toereikend is of de elektrische installatie niet volledig is afgewerkt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok. • Bevestig de beschermkap van de schakeldoos stevig aan de binnenunit. Bevestig het onderhoudspaneel stevig aan de buitenunit. Als de beschermkap van de schakeldoos aan de binnenunit en/of het onderhoudspaneel aan de buitenunit niet goed zijn bevestigd, kan dit leiden tot brand, veroorzaakt door stof, water enzovoort. • Zorg dat u bij de installatie de meegeleverde of aangegeven onderdelen gebruikt. Het gebruik van ondeugdelijke onderdelen kan leiden tot letsel of waterlekkage als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit, enzovoort. • Ventileer de kamer als er koelstof lekt wanneer de unit in werking is. Als de koelstof met vuur in contact komt, komen er giftige gassen vrij. • Voer de werkzaamheden aan het afvoer- en leidingstelsel zorgvuldig uit volgens de installatiehandleiding. Als er een defect optreedt in het afvoer- en leidingstelsel, kan dit leiden tot waterlekkage uit de unit en waterschade aan meubilair en dergelijke. • Draai een optrompmoer aan met een momentsleutel zoals aangegeven in deze handleiding. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan deze na verloop van tijd breken en koelstoflekkage veroorzaken. 2. De installatieplaats kiezen 2.1. Binnenunit • • • • Waar de luchtstroom niet wordt geblokkeerd. Waar koele lucht over de gehele ruimte wordt verspreid. Waar de unit niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht. Op ten minste 1 meter afstand van uw televisie en radio. De unit kan storen op het beeld of geluid van uw televisie of radio. • Zo ver mogelijk verwijderd van tl-buizen of gloeilampen, zodat de infrarode afstandsbediening normaal kan worden gebruikt. • Waar u het luchtfilter gemakkelijk kan verwijderen en vervangen. Waarschuwing: Installeer de binnenunit aan een plafond dat berekend is op het gewicht van de unit. 35 3. Installatieschema & Accessoires A ■ SEZ-KA35/KA50/KA60/KA71VA 930 J (mm) Afmetingen luchtinlaat (onderzijde) G 215 H J PLAAT (A) 7×100=700 955 24-ø2,9 gaten 150 1016 450 2 77 39 77,5 100 7×100=700 955 J 24-ø2,9 gaten 600 50 150 1 930 J 215 51 25 5027 I 240 120 29 12,5 77,5 100 25 240 12,5 120 Afmetingen luchtinlaat (achterzijde) 42 700 350 1000 680 5 3 38 60 (10) 50 6 40 50 100 7×100=700 880 9×2-ø2,9 gaten 9 0 1070 3 20 of meer 7 B 32,5 D 20 2×2-ø2,9 gaten F 5 A C 100 94 60 25 75 170 1100 A 2 270 30 25 (10) 50 108 (1070) 3 8 350 E 2 Fig. 3-1 3.1. Binnenunit (Fig. 3-1) 1 2 3 5 6 7 8 9 0 Luchtinlaat (achterzijde) *Kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat Schakeldoos Hoogte ophangbout Toegangsklep Onderhoudsruimte (Het is nodig om ruimte voor onderhoud vrij te houden tussen de unit en het plafond.) Luchtinlaat (onderzijde) *Kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat Ophangbout M10 of 3/8 (ter plaatse aan te schaffen) Kanaalflens luchtuitlaat Luchtuitlaat A B 1 3 A B C D E F G H I J Koelstofleiding (gas) Koelstofleiding (vloeistof) Ingang bedrading Aansluitblok Afvoerplug R1 Kanaalflens luchtuitlaat Bevestig PLAAT (A) aan de achterzijde, wanneer de luchtinlaat aan de onderzijde komt. Verwijder de transportbescherm PLAAT (B) als de installatie is voltooid. PLAAT (B) × 2 Grootte van inlaat 3.2. De accessoires van de binnenunit controleren (Fig. 3-2) Controleer of de binnenunit is geleverd met de volgende onderdelen en accessoires: A Onderdelen voor de koelstofleidingen 1 Leidingbedekking (voor de aansluiting van de koelstofleiding) Kleine diameter × 1 Grote diameter × 1 2 Banden voor de voorlopige bevestiging van de leidingbedekking × 4 2 B Onderdelen voor de afstandsbediening 3 De onderdelen in de kartonnen doos × 1 Controleer de inhoud en lees de bijbehorende uitleg. C 4 C Onderdelen van het luchtfilter 4 De onderdelen in de zak × 1 Controleer de inhoud en lees de bijbehorende uitleg. Maten van koelstof- en afvoerleidingen Model Koelstofpijp Afvoerpijp Fig. 3-2 36 SEZ-KA35VA SEZ-KA50VA SEZ-KA60VA SEZ-KA71VA Vloeistof buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø6,35 buitendiameter ø9,52 Gas buitendiameter ø9,52 buitendiameter ø12,7 buitendiameter ø15,88 buitendiameter ø15,88 Harde PVC pijp : buitendiameter ø26 4. Installatie van de binnenunit 4.1. Ophangconstructie (Zorg voor een voldoende stevige constructie.) 35 0 4.1.1. Houten ophangconstructie (Fig. 4-1) • Gebruik dakbinten (huizen zonder verdieping) of vloerbinten (huizen met verdieping) als versterkingsdelen. • Gebruik stevige binten van ten minste 6 cm wanneer de afstand tussen de binten maximaal 90 cm is of binten van ten minste 9 cm wanneer de afstand tussen de binten 90 tot 180 cm is. 70 10 A B A B C D C D Fig. 4-1 Plafond Spantbeen Bint Dakbint 4.1.2. Ophangconstructie voor gewapend beton (Fig. 4-2) Zet de ophangbouten vast volgens de weergegeven methode of gebruik stalen of houten balkankers en dergelijke om de ophangbouten te bevestigen. G E Gebruik inzetstukken van elk 100-150 kg (ter plaatse aan te schaffen) F Ophangbouten M10 (ter plaatse aan te schaffen) G Stalen wapeningsijzer 4.1.3. De ophangbouten bevestigen E F • Controleer de hoogte van de ophangbouten. • Gebruik ophangbouten ø10 (× 4, ter plaatse aan te schaffen). • Houd u aan de richtlijnen voor de lengte van de ophangbouten. Fig. 4-2 c a e 4.2. De unit ophangen (Fig. 4-3) b d Direct ophangen: Til de unit op, hang deze recht met de ophangbouten en zet de unit met dubbele moeren vast. a b c d e Luchtuitlaat Luchtinlaat (kies voor de achterzijde of onderzijde als plaats voor de luchtinlaat). Pakking (ter plaatse aan te schaffen) Moeren (ter plaatse aan te schaffen) Ophangbouten (ter plaatse aan te schaffen) b Fig. 4-3 4.3. De transportbescherming verwijderen (Fig. 4-4) Verwijder de transportbescherming nadat de installatie is voltooid. De bescherming is alleen nodig tijdens transport. A 3 schroeven B Transportbescherming A B A Fig. 4-4 5. Koelleidingwerk 1 SEZ-KA35:ø6,35 SEZ-KA50:ø6,35 SEZ-KA60:ø6,35 SEZ-KA71:ø9,52 5.1. Koelpijpen (Fig. 5-1) 2 SEZ-KA35:ø9,52 SEZ-KA50:ø12,7 SEZ-KA60:ø15,88 SEZ-KA71:ø15,88 Vervaardiging van leidingen • Koelstofleidingen van 3, 5, 7, 10 en 15 meter kunnen desgewenst worden gebruikt. (1) Onderstaande tabel geeft de specificaties voor leidingen die in de handel verkrijgbaar zijn. 1 Binnenapparaat 2 Buitenapparaat Fig. 5-1 Model Leiding SEZKA35VA Voor vloeistof Voor gas Voor vloeistof Voor gas Voor vloeistof Voor gas Voor vloeistof Voor gas SEZKA50VA SEZKA60VA SEZKA71VA Buitenste diameter mm inch Minimale muurdikte Dikte van isolatie Isolatiemateriaal 6,35 9,52 6,35 12,7 6,35 15,88 9,52 15,88 1/4 3/8 1/4 1/2 1/4 5/8 3/8 5/8 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 1,0 mm 0,8 mm 1,0 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm Heat resisting foam plastic 0,045 specific gravity (2) Controleer of de 2 koelleidingen goed geïsoleerd zijn zodat condensvorming wordt voorkomen. (3) De buigzaamheidsradius van de koelleiding moet 10 cm of meer zijn. Voorzichtig: Gebruik isolatie van de juiste dikte. Te dikke isolatie veroorzaakt plaatsgebrek achter de binnenunit en te dunne isolatie kan leiden tot condensvorming. 37 5. Koelleidingwerk b a c d 90° e f a b c d e f Koperen leidingen Goed Niet goed Scheef Ongelijk Bramen a b c d Braam Koperen buis/leiding Opruimer Pijpsnijder 5.2. Optrompen • De belangrijkste oorzaak van gaslekken is een fout bij het optrompen. Voer het optrompen op de volgende manier correct uit. 5.2.1. Leidingen snijden (Fig. 5-2) • Snijd de koperen leiding recht af met een pijpsnijder. Fig. 5-2 b a c d 5.2.2. Bramen verwijderen (Fig. 5-3) • Verwijder zorgvuldig alle bramen uit de doorsnede van de buis/leiding. • Houd het uiteinde van de buis/leiding naar beneden om te voorkomen dat kopervijlsel in de leiding vallen. Fig. 5-3 a a Optrompmoer b Koperen leiding b 5.2.3. Moeren bevestigen (Fig. 5-4) • Verwijder de optrompmoeren die aan de binnen- en buitenunit zijn bevestigd en bevestig deze aan de buis/leiding nadat de bramen zijn verwijderd. (Het is niet mogelijk deze na het optrompen te bevestigen.) Fig. 5-4 a 5.2.4. Optrompen (Fig. 5-5) A a b c d e e b d b c c Trompgereedschap Matrijs Koperen leiding Optrompmoer Span Fig. 5-5 • Gebruik optrompgereedschap voor het optrompen (zie rechts). Afmetingen Leidingdiameter A (mm) (mm) Bij het gebruik van het gereedschap voor R410A Type koppeling 6,35 0 - 0,5 9,52 0 - 0,5 12,7 0 - 0,5 15,88 0 - 0,5 +0 B -0,4 (mm) 9,1 13,2 16,6 19,7 Houd de koperen leiding stevig vast in de matrijs met de maat uit bovenstaande tabel. 5.2.5. Controleren (Fig. 5-6) a B b d e f g • Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts. • Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze ondeugdelijk is opgetrompt. h a b c d e c i Fig. 5-6 Rondom glad Binnenkant glimt overal, zonder krassen. Rondom even lang Te veel Scheef f g h i Kras op het opgetrompte vlak Gebarsten Ongelijk Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen 5.3. Leidingen aansluiten (Fig. 5-7) • Breng een dun laagje koelolie aan op het verbindingsvlak van de leiding. • Voor de aansluiting moet u eerst het midden uitlijnen. Vervolgens draait u de optrompmoer 3 tot 4 slagen aan. • Gebruik de onderstaande tabel met aandraaimomenten als richtlijn voor het verbindingspunt op de aansluitzijde van de binnenunit en draai de aansluiting vast met twee sleutels. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan dit het getrompte deel beschadigen. Buitendiameter koperen pijp Buitendiameter flensmoer (mm) (mm) ø6,35 17 ø9,52 22 ø12,7 26 ø15,88 29 Fig. 5-7 g f c b h a d e c i c e a b c d e b f Fig. 5-8 38 g h i Binnenunit (hoofdunit) 1 Leidingbedekking 2 Band Optrompverbinding Koelstofleiding en isolatiemateriaal (ter plaatse aan te schaffen) Plaats de leidingbedekking zo, dat het uiteinde goed contact maakt met de hoofdunit. Bevestig het zo, dat er geen ruimte overblijft. Laat geen ruimte over Beschermfolie Snijd het uiteinde van de band af Aanhaalmoment (N·m) 14 - 18 34 - 42 49 - 61 68 - 82 Waarschuwing: De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk) Verwijder de optrompmoer als volgt: 1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is. 2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sissende geluid is gestopt). 3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de moer. De buitenunit aansluiten Sluit de leidingen aan op de leidingverbinding van de afsluitkraan van de buitenunit, op dezelfde manier als bij de binnenunit. • Gebruik een momentsleutel of een moersleutel en gebruik hetzelfde aandraaimoment als bij de binnenunit. De koelstofleidingen isoleren (Fig. 5-8) (1) Verwijder de beschermfolie van de meegeleverde leidingbedekking en wikkel dit rond de koelstofleiding, waarbij de kant met de opening naar boven wijst. (2) Zet beide uiteinden van de leidingbedekking vast met een bevestigingsband (zorg dat de opening van de band naar boven wijst). (3) Plak de verbindingspunten af met vinyl isolatietape. 6. Installatie van Draineerbuizen 6.1. De afvoerleidingen aansluiten (Fig. 6-1) Afvoerleiding van de binnenunit H2 H1 • De afvoerleiding moet zo worden aangelegd dat de afvoeruitlaat lager is dan het andere uiteinde, zoals in de afbeelding hier tegenover wordt weergegeven. • Plaats de stankafsluiter buiten de eenheid. • Controleer nadat de afvoerleiding is verbonden, of het water goed wordt afgevoerd en dat verbindingen niet lekken. A A Aansluiting afvoerleiding 1 RP buitendraad B Stankafsluiter Aansluiting van de afvoerleiding aan de buitenunit B H1 : 50 mm of meer H2 : 1/2 H1 or more Wanneer een afvoerleiding benodigd is, moet u een afvoervat (leverbaar als optie) gebruiken. Fig. 6-1 7. Elektrische aansluitingen (1) SEZ-KA35, KA50, KA60, KA71VA 7.1. Voorzorgsmaatregelen (Fig. 7-1) Elektrische specificatiesIngangscapaciteit hoofdschakelaar/-zekering (A) Stroomtoevoer SEZ-KA35 SEZ-KA50 SEZ-KA60 SEZ-KA71 (1 fase ~/N, 230 V, 10 20 20 20 50 Hz) A S1 S2 S3 • De compressor werkt niet tenzij de de fasen voor de stroomvoorziening op de juiste wijze zijn aangesloten. • D wordt meestal geaard met een niet op zekering gebaseerde onderbreker (aardlekschakelaar [ALS]). • De verbinding tussen de binnen- en buitenapparaten kan verlengd worden tot een maximum van 50 meter, en de totale maximale verlenging inclusief kruisverbindingen tussen kamers is 80 m. 12 B S1 S2 S3 C A B C D E D Met de airconditioner zal een schakelaar met ten minste 3,5 mm contactscheiding tussen de polen worden meegeleverd. * Label iedere onderbreker, afhankelijk van zijn functie (verwarming, eenheid etc). Binnenapparaat Buitenapparaat Afstandsbediening med draad Hoofdschakelaar/-zekering Aarde Voor voeding D Voor voeding A B E A A C Fig. 7-1 39 7. Elektrische aansluitingen 1 4 5 7.2. Binnenbedrading aansluiten (Fig. 7-2) Werkprocedure 1.Verwijder 2 schroeven om de kap van de schakeldoos te verwijderen. 2.Leg elke kabel via de bedradingsinlaat aan naar de schakeldoos. (Schaf de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit apart aan en gebruik het meegeleverde snoer voor de afstandsbediening.) 3.Sluit de voedingskabel, de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit en de kabel van de afstandsbediening stevig aan op de aansluitblokken. 4.Zet de kabels vast met klemmen in de schakeldoos. 5.Plaats de kap van de schakeldoos terug. • Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit aan op de schakeldoos met bufferringen voor spankracht. (PG-aansluiting of gelijkwaardig.) 2 0 Waarschuwing: • Zet de kap van de schakeldoos stevig vast. Als deze niet goed is bevestigd, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok, veroorzaakt door stof, water enzovoort. • Gebruik de aangegeven verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit voor de aansluiting van de binnenunit en buitenunit en bevestig de kabel stevig aan het aansluitblok zodat er geen kracht wordt uitgeoefend op het aansluitgedeelte van het aansluitblok. Onvolledige aansluiting of bevestiging van de kabel kan brand veroorzaken. 4 3 • De bedrading van de ventilatormotor van de binnenunit is berekend op voeding met een frequentie van 50 Hz. Als u voeding met een frequentie van 60 Hz gebruikt, moet de bedrading worden aangepast. Zie het bedradingsschema voor meer informatie. 6 9 7 8 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 Ingang voor de aansluitkabel van de afstandsbediening Ingang voor de aansluitkabel tussen het binnenapparaat en het buitenapparaat Kabelklem Aansluitblok voor afstandsbediening Aansluitblok voor verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit Naar de afstandsbediening met kabel Naar buitenunit Bedieningseenheid van binnenunit Voedingskaart Aardingskabel Fig. 7-2 • Leg de bedrading aan zoals aangegeven in het diagram links onderaan. (Schaf de kabel ter plaatse aan) (Fig. 7-3) Zorg dat er alleen kabels van de juiste polariteit worden gebruikt. Binnenunit aansluiting 1 2 2 Aarddraad (groen/geel) 4 5 1 Verbindingskabel binnenen buitenunit 3-aderige 1,5 mm2 of meer 6 3 L N Buitenunit aansluiting 7 1 Aansluitkabel Kabel, 3-aderig, 1,5 mm2, volgens ontwerp 245 IEC 57. 2 Aansluitblok voor binnenunit 3 Aansluitblok voor buitenunit 4 Sluit altijd een aardingsdraad aan (1-aderig, 1,5 mm2) die langer is dan de andere kabels. 5 Kabel voor afstandsbediening (niet-gepolariseerd) Kabel, 2-aderig, 0,3 mm2 De afstandsbediening is voorzien van een kabel van 10 m. Max. 500 m 6 Afstandsbediening med draad 7 Voedingskabel Voedingskabel Fig. 7-3 40 Voorzichtig: • Zorg dat de kabels goed worden aangesloten. • Draai de aansluitblokschroeven stevig vast om te voorkomen dat deze lostrillen. • Trek na het aandraaien van de schroeven zachtjes aan de kabels om zeker te zijn dat deze niet kunnen schuiven. 7. Elektrische aansluitingen B 7.3. Afstandsbediening A 7.3.1. Voor de afstandsbediening med draad 30 1) Montageprocedure (1) Kies een plaats waar u de afstandsbediening wilt monteren. (Fig. 7-4) De temperatuursensors bevinden zich zowel op de afstandsbediening als op het binnenapparaat. s Koop de volgende onderdelen zelf: Schakelkastje voor 2 delen Dunne koperen geleidingsbuis Borgmoeren en doorvoerbussen 30 30 83,5 46 C A E F I G H 120 C D Fig. 7-4 B-1. B-2. B H H I J I A Zij-aanzicht van de afstandsbediening B Minimale afstanden rond de afstandsbediening tot andere voorwerpen. C Montagediepte (2) Dicht de opening voor de afstandsbedieningskabel af met stopverf om te voorkomen dat er dauwdruppels, water, kakkerlakken of wormen inkomen. (Fig. 7-5) A Voor installatie in het schakelkastje: B Voor directe montage op de muur kies dan voor één van de volgende methoden: • Boor een gat door de muur om de afstandsbedieningskabel door heen te halen (om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant te leiden) en dicht daarna het gat af met stopverf. • Leid de afstandsbedieningskabel door het eruit gehaalde bovenste gedeelte en dicht daarna de eruit gehaalde uitsparing af met stopverf, net zoals hierboven is beschreven. B-1. Om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant van de afstandsbediening te laten lopen: B-2. Om de afstandsbedieningskabel door het bovenste gedeelte te laten lopen: (3) Voor montage direct op de muur C D E F Fig. 7-5 Muur Geleidingsbuis Borgmoer Doorvoerbus G H I J Schakelkastje Afstandsbedieningskabel Dicht met stopverf af Houtschroef 2) Aansluitprocedure (Fig. 7-6) 1 Sluit de afstandsbedieningskabel aan op het aansluitblok. A A Aan het aansluitblok op de binnenunit B TB6 (Geen polariteit) 2 Stel de hieronder getoonde hoofd/sub-schakelaar nr.1 in als u twee afstandsbedieningen voor dezelfde groep gebruikt. C Dip-schakelaars AB 3) Functiekeuze Indien twee afstandsbedieningen zijn aangesloten, stelt u er een in als “Main” (Hoofdeenheid) en de andere als “Sub” (Sub-eenheid). Voor het instellen van de procedures, verwijzen wij u naar “Functiekeuze” in de bedieningshandleiding van het binnenapparaat. TB6 B Fig. 7-6 2 7.4. Functie-instellingen 3 4 1 ⁄ 2 ⁄ 3 ⁄ 4 ⁄ 1 TEMP. F E G MENU BACK PAR-21MAA MONITOR/SET ON/OFF ON/OFF FILTER DAY CLOCK A CHECK TEST OPERATION CLEAR B Modusnummer Instellingsnummer Koeleradres Eenheidnummer 7.4.1 Instelling van de functies op het apparaat (de functies van het apparaat selecteren) 1) FUNCTIE AUTO RESTART Bedieningskaart van binnenunit Dit model is uitgerust met de functie AUTO RESTART (automatisch opnieuw starten). (DIP-schakelaar van de besturingskaart) De werkingsmodus, ingestelde temperatuur en de ventilatorsnelheid worden opgeslagen op de besturingskaart van binnenunit als de binnenunit wordt bediend met de afstandsbediening. De functie Auto Restart wordt ingeschakeld zodra de stroomtoevoer na een stroomstoring is hersteld. De unit start dan automatisch opnieuw op. SW3 C 1 D 2 3 4 4 5 ON OFF Automatisch herstel van stroomuitval UIT : niet beschikbaar AAN : beschikbaar (Begininstelling) * Als de voeding terugkeert, zal de airconditioning 3 minuten later beginnen. 1 1 Fig. 7-7 2 2) Andere functies Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 7-7) Het stroomvoltage wijzigen • Vergeet nooit om de voedingsspanning in te stellen op de plaatselijke netspanning. 1 Ga naar de modus functies instellen Schakel de afstandsbediening uit. Druk tegelijk op de toetsen A en B en houd deze ten minste twee seconden ingedrukt. FUNCTION gaat knipperen. 2 Gebruik de knop C om het koeleradres (3) op 00 in te stellen. 3 Druk op D en in de eenheidnummerweergave (4) begint [--] te knipperen. 4 Gebruik de toets C om het apparaatnummer (4) op 00 in te stellen. 5 Druk op de knop E MODE om het koeleradres/eenheidnummer toe te wijzen. In de modusnummerweergave (1) zal kort [--] gaan knipperen. 6 Druk op de knoppen F om het modusnummer (1) op 04 in te stellen. 7 Druk op de toets G. Het huidige instellingsnummer (2) gaat knipperen. Gebruik de toets F om het instellingsnummer aan te passen aan de gebruikte voedingsspanning. Voedingsspanning 240 V : Instellingsnummer = 1 220 V, 230 V : Instellingsnummer = 2 8 Druk op de toets MODE E, de modus en de instellingsnummers (1) en (2) zullen continu gaan branden. De instelling kan nu worden bevestigd. 9 Druk tegelijkertijd op de knoppen FILTER A en TEST RUN B en houdt die tenminste twee seconden vast. De functieselectieweergave verdwijnt tijdelijk en het bericht koelsysteem OFF verschijnt. 41 7. Elektrische aansluitingen Functietabel Selecteer eenheidnummer 00 Modus Automatisch herstel van stroomuitval *1 (FUNCTIE AUTO RESTART) Binnentemperatuurdetectie Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling Instellingen 1 *1 Niet beschikbaar 01 2 *1 Beschikbaar Binnenapparaat gemiddelde werking 1 02 2 Instellen met afstandsbediening van binnenapparaat 3 Interne sensor van afstandsbediening Niet ondersteund 1 03 2 Ondersteund (binnenapparaat is niet voorzien van buitenluchttoevoer) 3 Ondersteund (binnenapparaat is voorzien van buitenluchttoevoer) 1 240 V 04 2 220 V, 230 V De energiebesparingscyclus wordt automatisch ingeschakeld 1 05 2 De energiebesparingscyclus wordt automatisch uitgeschakeld LOSSNAY-verbinding Stroomsterkte Automatisch (uitsluitend voor PUHZ) Selecteer eenheidnummers 01 tot en met 03 of alle nummers (AL [afstandsbediening met snoer]/07 [draadloze afstandsbediening]) Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling Instellingen Modus 1 100 uur Filterteken 07 2 2500 uur 3 Geen filtertekenindicator 1 Standaard (PLH/PLA)/Stil (PCH/PCA) Ventilatorsnelheid 08 2 – Hoog plafond 1 (PLH/PLA)/Standaard (PCH/PCA) 3 Hoog plafond 2 (PLH/PLA)/Hoog plafond (PCH/PCA) 1 4 richtingen Aantal luchtuitlaten 09 2 – 3 richtingen 3 2 richtingen 1 – Niet ondersteund Geïnstalleerde opties (hoge prestatiefilter) 10 2 – Ondersteund 1 Geen bladen Blad omhoog/omlaag 11 2 – Voorzien van bladen (Lamelinstelling 1) 3 Voorzien van bladen (Lamelinstelling 2) 1 – Uitgeschake Luchtstroom bij energiebesparing 12 2 – ldIngeschakeld (bij verwarmen) Instelling Instelling *1 Bij dit model kan modus nr. 1 niet worden ingesteld met behulp van de afstandbediening. Stel deze modus in met behulp van schakelaar SW3-1 van het bedieningspaneel van het binnenapparaat. 8. Installatie van het luchtfilter 1 8.1. Controle van de meegeleverde onderdelen (Fig. 8-1) 2 Uitsparing 3 4 5 Gat • Controleer of alle onderstaande onderdelen aanwezig zijn, voordat u met de installatie begint. 1 2 3 4 5 6 Filter × 1 Filtergeleider × 1 Filtergeleider × 1 ST.-schroef, zelftappend (4 × 10) × 14 Klem × 2 Afdichting × 2 Uitsparing 6 Fig. 8-1 8.2. Installatie van de filtergeleider (Luchtinlaat aan achterzijde) (Fig. 8-2) 2 A 1 B 3 A C 4 C Fig. 8-2 42 ■ Selecteer de richting van de luchtinlaat, A of B. 1. Verwijder de transportbescherming (Deze kunt u weggooien). 2. Bevestig de filtergeleider 2 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6). Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig. 3. Bevestig de filtergeleider 3 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6). Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig. 4. Afdichting 6 Verticale positie. A Regelkast B Afvoervat C Luchtdichte afdichting Op zelfde niveau als rand 8. Installatie van het luchtfilter A 8.3. Installatie van de filtergeleider (Luchtinlaat aan onderkant) (Fig. 8-3) 2 1. Verwijder de transportbescherming (Deze kunt u weggooien). 2. Verplaats de plaat. (Gebruik hiervoor de verwijderde schroeven.) 3. Bevestig de filtergeleider 2 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6). Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig. 4. Bevestig de filtergeleider 3 zoals aangegeven in de afbeelding (schroef × 6). Bevestig geleiders 2 3 zorgvuldig. 5. Klem 5 (Bevestig klemmen 5 met schroef × 2) Verticale positie. 6. Afdichting 6 Verticale positie. 1 4 A Regelkast C Luchtdichte afdichting Op zelfde niveau als rand 5 4 5 A 3 C C 6 Fig. 8-3 A 8.4. Installatiepunten voor het filter (Luchtinlaat aan achterzijde) (Fig. 8-4) E 1. Plaats het filter in geleider 2 2. Haak het filter in geleider 3 1 D 2 B A B D E F Regelkast Afvoervat Filter Geleider 2 Geleider 3 F Fig. 8-4 8.5. Installatiepunten voor het filter (Luchtinlaat aan onderkant) (Fig. 8-5) A 1. Plaats het filter in geleider 2 2. Haak het filter in geleider 3 3. Buig de klem om het filter zodat deze het filter vasthoudt. A D E F G H 1 Regelkast Filter 1 Geleider 2 Geleider 3 Buigen Klem 5 2 F E D H A G F E Fig. 8-5 43 9. Aanleg van kanalen Bij aanzuiging van achteren B C A N D O Gebruik het canvas kanaal om de binnenunit aan te sluiten op het kanaal. (Fig. 9-1) Gebruik brandbestendige materialen voor de onderdelen van de kanalen. Zorg dat het kanaal voldoende warmte-isolatie heeft. E M K P H I L J F G Bij aanzuiging van onderen E Q Fig. 9-1 A B C D E F G H I J K L M N O P Q Schakeldoos Canvas kanaal Flens van luchtuitlaat Kanaal van luchtuitlaat Filter (accessoire) Rooster van luchtuitlaat Rooster van luchtinlaat Plafond Afvoervat Luchtinlaat Luchtuitlaat Laat ruimte vrij om voortdurend herstarten te voorkomen. Binnenunit Aansluiting van aarddraad Aarddraad 850 mm of meer Veiligheidsnet (ter plaatse aan te schaffen) Opmerkingen: • De ventilator en motor kunnen gevaarlijk zijn als deze worden aangeraakt tijdens het draaien. Zorg daarom dat de binnenunit tenminste 850 mm van het rooster voor de luchtinlaat G wordt bevestigd. Bevestig een veiligheidsnet Q (ter plaatse aan te schaffen), als het niet mogelijk is meer dan 850 mm tussen het rooster voor de luchtinlaat en de binnenunit vrij te laten. • Verbind de kast van de airconditioner met het kanaal, zodat hiertussen geen statische ladingen kunnen ontstaan. • Sluit een aarddraad O aan tussen de flens van de luchtuitlaat C en de aansluitklem van de aarddraad N. Sluit vervolgens een andere aarddraad O aan tussen de aansluitklem van de aarddraad N en het kanaal voor de luchtuitlaat D. • Installeer een luchtfilter (ter plaatse aan te schaffen) en een kanaal voor de luchtuitlaat. 10.Proefdraaien 10.1. Voordat u gaat proefdraaien s Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en bedrading, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is. s Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 MΩ bedraagt. s Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading (laagspanningscircuit). Waarschuwing: U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan 1,0 MΩ bedraagt. Isolatieweerstand Na de installatie of nadat de voeding van het apparaat langere tijd is uitgeschakeld, daalt de isolatieweerstand tot onder 1 MΩ door de ophoping van koelstof in de compressor. Dit is geen storing. Volg de onderstaande procedures. 1. Haal de bedrading van de compressor los en meet vervolgens de isolatieweerstand van de compressor. 2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 MΩ, is de compressor defect of is de weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor. 44 3. Sluit de bedrading van de compressor weer aan en schakel de voeding in. De compressor zal nu beginnen met warmdraaien. Meet de isolatieweerstand opnieuw nadat de voeding gedurende de hieronder aangegeven periode is ingeschakeld. • De isolatieweerstand daalt door de ophoping van koelstof in de compressor. De weerstand stijgt tot boven 1 MΩ nadat de compressor twee tot drie uur heeft warmgedraaid. (De tijd die de compressor nodig heeft om warm te draaien varieert afhankelijk van de atmosferische omstandigheden en de ophoping van koelstof.) • Bij ophoping van koelstof in de compressor moet deze voor gebruik ten minste 12 uur warmdraaien om storingen te voorkomen. 4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 MΩ, is de compressor niet defect. Voorzichtig: • De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning correct is. • Zet de netspanningschakelaar ruim twaalf uur voordat u de airconditioner gaat gebruiken aan. - Als u het apparaat meteen nadat u de netschakelaar heeft omgedraaid aanzet, kunnen de interne onderdelen ernstig beschadigd worden. Gedurende het seizoen waarin u het apparaat gebruikt, moet u de netschakelaar altijd aan laten staan. 10.Proefdraaien F E C D B TEST RUN COOL, HEAT ˚C ˚C SIMPLE TEMP. ON/OFF MENU BACK ON/OFF PAR-21MAA A FILTER DAY MONITOR/SET CHECK TEST OPERATION CLOCK CLEAR A Knop ON/OFF B Weergave TEST RUN (proefdraaien) C Temperatuurweergave omgeving/ vloeistofleiding D ON/OFF-lampje E Stroomweergave F Weergave van foutcode Weergave van resterende looptijd van test G Instellingsknop temperatuur H Keuzeknop werkingsmodus I Knop ventilatorsnelheid M Knop TEST (test) I M HG Fig. 10-1 B E D ERROR CODE B E 10.2. Proefdraaien De volgende 3 methodes zijn mogelijk. 10.2.1. Afstandsbediening met draad (Fig. 10-1) 1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in. 2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. ➡ “TEST RUN” in het LCD-venster 3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. ➡ Controleer of er lucht wordt uitgeblazen. 4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand koelen (of verwarmen). ➡ Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen. 5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). ➡ Controleer of de luchtuitstroomsnelheid verandert. 6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking. 7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF]-toets ➡ Stop 8 Leg een telefoonnummer vast. Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnenapparaat. 10.3. Zelfcontrole 10.3.1. Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 10-2) ERROR CODE TEMP. ON/OFF ERROR CODE C MENU BACK MONITOR/SET PAR-21MAA ON/OFF FILTER DAY CLOCK CHECK TEST OPERATION F CLEAR A B C D CHECK-knop Koelvloeistofadres TEMP-knop IC: Binnenapparaat OC: Buitenapparaat E Controlecode F Adres van het apparaat A 1 Schakel de netspanning aan. 2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop. 3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling wordt gebruikt. 4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen. Fig. 10-2 • Voor de beschrijving van elke controlecode raadpleegt u de onderstaande tabel. Controlecode P1 P2 P9 E6, E7 P4 P5 PA P6 EE P8 E4, E5 Fb E0, E3 E1, E2 E9 UP U3, U4 UF U2 U1, Ud U5 U8 U6 U7 U9, UH Andere Symptoom Inlaatsensorfout Pijpsensorfout (TH2) Pijpsensorfout (TH5) Communicatiefout binnen-/buitenapparaat Afvoersensorfout Afvoerpompfout Geforceerde fout compressor Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten Pijptemperatuurfout Ontvangstfout signaal afstandsbediening Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.) Transmissiefout afstandsbediening Fout bedieningspaneel afstandsbediening Communicatiefout binnen-/buitenapparaat (zendfout) (buitenapparaat) Overstroomonderbreking compressor Thermistors van het buitenapparaat geopend/kortgesloten Overstroomonderbreking compressor (bij vergrendelde compressor) Abnormaal hoge uitstoottemperatuur/49C-werking/onvoldoende koelstof Abnormaal hoge druk (63H-werking)/oververhittingsbeveiliging aangesproken Abnormale temperatuur van het koellichaam Beveiligingsstop van de ventilator van het buitenapparaat Overstroomonderbreking compressor/afwijking van de voedingsmodule Te sterke verwarming door te lage afvoertemperatuur Afwijking zoals te hoge of te lage spanning of afwijkend synchroon signaal naar het netvoedingscircuit/ stroomsensorfout Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat.) Opmerking Zie voor nadere informatie het LED-display van de besturingskaart van het buitenapparaat. *1 Er zijn geen fouten geregistreerd indien de signaalgever niet na de eerste twee pieptonen klinkt om te bevestigen dat het zelf-controlesignaal was ontvangen en het werkingsindicatielampje niet is gaan branden. *2 Als de signaalgever na de eerste twee piepsignalen drie maal achter elkaar een pieptoon geeft “piep, piep, piep (0,4 + 0,4 + 0,4 s)” om te bevestigen dat het startsignaal van de zelfcontrole was ontvangen, is het aangegeven koelstofadres verkeerd. Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven. 45
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102

Mitsubishi Electric SEZ-KA60 Installatie gids

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Installatie gids