Mitsubishi Electric SLZ-KA35 Installatie gids

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Installatie gids
Air-Conditioners
SLZ-KA25, KA35, KA50VAQ
KA25, KA35, KA50VAL
English
Deutsch
Français
Nederlands
Español
Italiano
∂ÏÏËÓÈο
Português
Svenska
INSTALLATION MANUAL
For safe and correct use, please read this manual and the outdoor unit installation manual thoroughly before
installing the air-conditioner unit.
FOR INSTALLER
INSTALLATIONSHANDBUCH
Aus Sicherheitsgründen und zur richtigen Anwendung vor Installation der Klimaanlage die vorliegende Bedie-
nungsanleitung und das Installationshandbuch gründlich durchlesen.
MANUEL D’INSTALLATION
Avant d’installer le climatiseur, lire attentivement ce manuel, ainsi que le manuel d’installation de l’appareil
extérieur pour une utilisation sûre et correct.
INSTALLATIONSMANUAL
Läs bruksanvisningen och utomhusenhetens installationshandbok noga innan luftkonditioneringen installeras så
att den används på ett säkert och korrekt sätt.
INSTALLATIEHANDLEIDING
Lees deze handleiding en de installatiehandleiding van het buitenapparaat zorgvuldig door voordat u met het
installeren van de airconditioner begint.
MANUALE DI INSTALLAZIONE
Per un uso sicuro e corretto, prima di installare il condizionatore d’aria leggere attentamente il presente
manuale ed il manuale d’installazione dell’unità esterna.
MANUAL DE INSTALACIÓN
Para un uso seguro y correcto, lea detalladamente este manual de instalación antes de montar la unidad de
aire acondicionado.
E°XEIPI¢IO O¢H°IøN E°KATA™TA™H™
°È· ÛˆÛÙ‹ Î·È ·ÛÊ·Ï‹ ¯Ú‹ÛË, ‰È·‚¿ÛÙ ÚÔÛÂÎÙÈο ·˘Ùfi ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ, ηıÒ˜ Î·È ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ
ÂÁηٿÛÙ·Û˘ Ù˘ Â͈ÙÂÚÈ΋˜ ÌÔÓ¿‰·˜, ÚÈÓ ·fi ÙËÓ ÂÁηٿÛÙ·ÛË Ù˘ ÌÔÓ¿‰·˜ ÎÏÈÌ·ÙÈÛÙÈÎÔ‡.
MANUAL DE INSTALAÇÃO
Para uma utilização segura e correcta, leia atentamente este manual e o manual de instalação da unidade
exterior antes de instalar o aparelho de ar condicionado.
FÜR INSTALLATEURE
POUR L’INSTALLATEUR
FÖR INSTALLATÖREN
VOOR DE INSTALLATEUR
PER L’INSTALLATORE
PARA EL INSTALADOR
PARA O INSTALADOR
°π∞ ∞À∆√¡ ¶√À ∫∞¡∂π ∆∏¡ ∂°∫∞∆∞™∆∞™∏
Русский
РУКОВОДСТВО ПО УСТАНОВКЕ
Для обеспечения безопасной и надлежащей эксплуатации внимательно прочтите данное руководство и
руководство по установке наружного прибора перед установкой кондиционера.
ДЛЯ УСТАНОВИТЕЛЯ
44
Inhoud
1. Veiligheidsvoorschriften ......................................................................... 44
2. De installatieplaats kiezen ..................................................................... 44
3. Installatieschema ................................................................................... 45
4. Het binnenapparaat installeren .............................................................. 45
5. Koelleidingwerk ...................................................................................... 47
6. Installatie van Draineerbuizen ............................................................... 48
7. Elektrische aansluitingen ....................................................................... 49
8. Het rooster installeren ............................................................................ 52
9. Proefdraaien .......................................................................................... 54
Lees “Veiligheidsvoorschriften” voordat u de airconditioner installeert.
Zorg dat u de waarschuwingen in acht neemt, omdat deze belangrijke infor-
matie over de veiligheid bevatten.
De symbolen hebben de volgende betekenis:
Waarschuwing:
Kan leiden tot de dood, ernstig letsel, enzovoort.
Voorzichtig:
Kan in een bepaalde omgeving bij onjuist gebruik leiden tot ernstig letsel.
Bewaar deze handleiding na het lezen, samen met de bedieningshandleiding,
op een handige plaats bij de klant.
: Geeft een onderdeel aan dat geaard moet worden.
Waarschuwing:
Lees de stickers die op het apparaat zitten zorgvuldig.
Waarschuwing:
De installatie moet door een vakman worden uitgevoerd.
Onvolledige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, een elektri-
sche schok, het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij
wie u de unit hebt aangeschaft of een gespecialiseerde installateur.
Installeer de unit degelijk op een plaats die berekend is op het gewicht van de
unit.
Als de unit op een te zwakke plaats wordt bevestigd, kan hij vallen en letsel
veroorzaken.
Gebruik de aangegeven kabels om de binnen- en buitenunits met elkaar te
verbinden. Sluit de draden stevig aan op de aansluitpunten van het klem-
bord, zodat de spanning op de draden niet wordt overgebracht op deze on-
derdelen.
Onvolledige verbinding of aansluiting kan brand veroorzaken.
Gebruik geen tussenkabel of verlengsnoer bij het aanleggen van de elektrici-
teit. Sluit niet meer dan één apparaat aan per stopcontact.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok als gevolg van een ondeug-
delijk contact, ondeugdelijke isolatie, overschrijding van de toegestane be-
lasting, enzovoort.
Controleer of er geen koelgas lekt nadat de unit is geïnstalleerd.
Voer de installatie veilig uit aan de hand van de installatiehandleiding.
Onvolledige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand,
elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage.
Voer de elektrische installatie uit volgens de aanwijzingen in de installatie-
handleiding en gebruik een aparte stroomkring.
Als het vermogen van de stroomkring niet toereikend is of de elektrische
installatie niet volledig is afgewerkt, kan dit leiden tot brand of een elektri-
sche schok.
Bevestig de beschermkap van de schakeldoos stevig aan de binnenunit. Be-
vestig het onderhoudspaneel stevig aan de buitenunit.
Als de beschermkap van de schakeldoos aan de binnenunit en/of het
onderhoudspaneel aan de buitenunit niet goed zijn bevestigd, kan dit leiden
tot brand, veroorzaakt door stof, water enzovoort.
Zorg dat u bij de installatie de meegeleverde of aangegeven onderdelen ge-
bruikt.
Het gebruik van ondeugdelijke onderdelen kan leiden tot letsel of waterlekkage
als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit, enzo-
voort.
Ventileer de kamer als er koelstof lekt wanneer de unit in werking is.
Als de koelstof met vuur in contact komt, komen er giftige gassen vrij.
Voorzichtig:
Aard de unit.
Verbind de aarddraad niet met een gasleiding, waterleidingafsluiter of een
aarddraad voor een telefoonaansluiting. Ondeugdelijke aarding kan leiden
tot een elektrische schok.
Installeer de unit niet in een ruimte waar een brandbaar gas lekt.
Als er gas lekt en dit zich in de ruimte rond de unit ophoopt, kan dit tot een
explosie leiden.
Installeer een aardlekschakelaar als de unit wordt geïnstalleerd in een voch-
tige ruimte.
Als er geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, kan dit leiden tot een elektri-
sche schok.
Voer de werkzaamheden aan het afvoer- en leidingstelsel zorgvuldig uit vol-
gens de installatiehandleiding.
Als er een defect optreedt in het afvoer- en leidingstelsel, kan dit leiden tot
waterlekkage uit de unit en waterschade aan meubilair en dergelijke.
Draai een optrompmoer aan met een momentsleutel zoals aangegeven in deze
handleiding.
Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan deze na verloop van tijd
breken en koelstoflekkage veroorzaken.
2. De installatieplaats kiezen
2.1. Binnenunit
Waar de luchtstroom niet wordt geblokkeerd.
Waar koele lucht over de gehele ruimte wordt verspreid.
Waar de unit niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
Op ten minste 1 meter afstand van uw televisie en radio. De unit kan storen op het
beeld of geluid van uw televisie of radio.
Zo ver mogelijk verwijderd van tl-buizen of gloeilampen, zodat de infrarode af-
standsbediening normaal kan worden gebruikt.
Waar u het luchtfilter gemakkelijk kan verwijderen en vervangen.
Waarschuwing:
Installeer de binnenunit aan een plafond dat berekend is op het gewicht van de
unit.
2.2. De draadloze afstandsbediening installeren
(Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
Installatieplaats
Waar u deze gemakkelijk kunt bedienen en goed kunt zien.
Buiten het bereik van kinderen.
Installatie
Kies een plaats ongeveer 1,2 meter boven de grond. Controleer of signalen van de
afstandsbediening vanaf die plaats worden opgevangen door de binnenunit (enkele
of dubbele pieptonen voor ontvangst). Bevestig vervolgens de houder voor de af-
standsbediening aan een pilaar of muur en plaats de draadloze afstandsbediening.
In ruimten met tl-licht is het mogelijk dat de signalen van de draadloze afstands-
bediening niet worden opgevangen.
1. Veiligheidsvoorschriften
Opmerking:
De term “Snoerafstandsbediening” in deze bedieningshandleiding is alleen van toepassing op de PAR-21MAA. Raadpleeg de installatiehandleiding of de
begininstellingenhandleiding die in de PAR-30MAA-verpakking zijn meegeleverd voor meer informatie over de PAR-30MAA.
45
3.1. Binnenunit (Fig. 3-1)
A Plafond
B Rooster
C Obstakel
D Minimaal 1000 mm
E Minimaal 500 mm (rondom)
Wanneer u de onderhoudsruimte voor E afmeet, moet u ten minste 700 mm vrijhouden.
Waarschuwing:
Bevestig het binnenapparaat tegen een plafond die sterk genoeg is om het
gewicht van het apparaat te dragen.
3.2. Buitenunit
Raadpleeg de installatiehandleiding van het buitenapparaat.
23520
650
650
(mm)
C
D
E
A
B
Fig. 3-1
3. Installatieschema
4. Het binnenapparaat installeren
4.1. Controleer de accessoires voor het binnenapparaat
(Fig. 4-1)
De volgende accessoires horen bij het binnenapparaat te zijn meegeleverd.
Nome dellaccessorio Q.ta
1 Mal voor installatie 1
2 Sluitring (met isolatie) 4
Sluitring (zonder isolatie) 4
3 Pijpisolatie (voor koppeling van koelleiding)
kleine diameter (vloeistof) 1
grote diameter (gas) 1
4 Band (breed) 6
Band (smal) 2
5 Schroef met ring (M5 × 25) voor montage van de gril 4
6 Aftapbus 1
7 Isolatie 1
8
Bevestigingsschroef voor
9
3,5 × 16 (zwart) (Voor SLZ-KA·VAL)
2
9 Houder voor afstandsbediening (Voor SLZ-KA·VAL) 1
0 Batterij (AAA) (Voor SLZ-KA·VAL) 2
A Draadloze afstandsbediening (Voor SLZ-KA·VAL) 1
Fig. 4-1
1
2
3
4
6
5
7
8
0
9
A
4.2. Plafondopeningen en posities voor installatie van
de ophangbouten (Fig. 4-2)
Gebruik de installatiemal (bovenzijde van de verpakking) en het meetplaatje (bij-
geleverd als accessoire bij de gril) en maak een opening in het plafond zodat het
hoofdapparaat geïnstalleerd kan worden zoals in de afbeelding getoond. (Het ge-
bruik van de mal en het meetplaatje worden getoond.)
* Controleer voordat u de installatiemal en het maatpapier gebruikt, de afmetin-
gen ervan omdat door fluctuaties in temperatuur en luchtvochtigheid deze ver-
anderd kunnen zijn.
* De afmetingen van de plafondopening kunnen aangepast worden binnen de
begrenzingen zoals in onderstaande tekening zijn aangegeven; u moet dus het
apparaat tegen de plafondopening centreren, waarbij u ervoor moet zorgen dat
de respectievelijke tegengestelde zijden aan alle kanten van de opening het-
zelfde is.
Gebruik M10 (3/8") ophangbouten.
* Ophangbouten moet u zelf kopen.
Hang het apparaat goed stevig op, waarbij u ervoor moet zorgen dat er geen ruimte
tussen de plafondplaat en het rooster zit, en tussen het apparaat en het rooster.
A Buitenkant van het apparaat
B Afstand bouten
C Plafondopening
D Buitenkant van rooster
E Rooster
F Plafond
G Minimaal 500 mm (rondom)
Wanneer u de onderhoudsruimte voor G
afmeet, moet u ten minste 700 mm vrij-
houden.
H Ruimte voor onderhoud
I Buitenluchttoevoer
J Hoek
K Schakeldoos
* De ruimte tussen het plafond en de unit moet 10 tot 15 mm bedragen.
* Laat ruimte vrij voor onderhoud aan de zijde met de schakeldoos.
Fig. 4-2
(mm)
46
4.5. Werkwijze om het apparaat op te hangen (Fig. 4-5)
Hang het apparaat op zoals op de tekening aangegeven.
1. Zet van te voren de verschillende onderdelen op de ophangbouten in de hierna
aangegeven volgorde: sluitringen (met isolatie), sluitringen (zonder isolatie) en
de dubbele moeren.
Doe de sluitring met isolatie er zo op dat de kant met de isolatie naar beneden wijst.
In het geval dat u bovensluitringen gebruikt om het apparaat op te hangen, dan
moeten de onderste sluitringen (met isolatie) en de dubbele moeren er later opge-
zet worden.
2. Hijs het apparaat op tot de juiste hoogte van de ophangbouten om de ophang-
plaat tussen de sluitringen te plaatsen en zet het dan stevig vast.
3. Als u het apparaat niet exact tegen het gat in het plafond kunt ophangen, dan
kunt u het verschuiven door middel van een gleuf in de ophangplaat. (Fig. 4-6)
Zorg dat stap A binnen het bereik 27 - 32 mm blijft. Als u niet binnen dit bereik
blijft, kan dit leiden tot beschadiging.
4.6. De exacte positie van het apparaat vaststellen en
de ophangbouten vastzetten (Fig. 4-7)
Gebruik de meetstok die aan de roosters vastzit om de onderkant van het apparaat
goed uit te lijnen ten opzichte van de opening in het plafond. Zorg dat deze uitlijning
nauwkeurig wordt uitgevoerd, aangezien er anders condensatievorming kan plaats-
vinden, door luchtlekkage, etc.
Controleer dat het apparaat horizontaal uitgelijnd is met gebruik van een waterpas
of met een met water gevuld vinyl buisje.
Als u er zeker van bent dat het apparaat goed is opgehangen, draait u de moeren
van de ophangbouten stevig aan om het apparaat vast te zetten.
De installatiemal kan ook worden gebruikt als bescherming om te voorkomen dat
er stof en vuil in het apparaat terechtkomen als de grillen er niet op bevestigd zijn of
als u aan het plafond werkt nadat het apparaat is geïnstalleerd.
* Zie voor fittingdetails de instructies op de installatiemal.
A Ophangbout (Ter plaatse aan te schaffen)
B Plafond
C Moer (Ter plaatse aan te schaffen)
D Sluitring (met isolatie) (Accessoire)
27
93
+5
0
A
B
A
C
D
E
F
C
B
G
Min. 30
Fig. 4-5
C
D
B
A
A Apparaat
B Plafond
C Installatiemal (Accessoire)
D Schroef met ring (Accessoire)
Fig. 4-7
Fig. 4-6
E Ophangplaat
F Sluitring (zonder isolatie) (Accessoire)
G Controle met behulp van het meetplaatje
A Apparaat
B Plafond
C Meetplaatje (Roosteraccessoire)
D Afmetingen opening plafond
4. Het binnenapparaat installeren
4.3. Installatie van toevoerkanaal (bij buitenlucht-
toevoer) (Fig. 4-3)
Voorzichtig:
Kanaalventilator en airconditioner koppelen
Als u een kanaalventilator gebruikt, moet u deze aan de airconditioner koppe-
len wanneer buitenlucht wordt aangezogen.
Laat de kanaalventilator niet alleen draaien. Dit kan leiden tot condensvorming.
Een kanaalflens maken (ter plaatse te vervaardigen)
De vorm van de kanaalflens zoals hiernaast is weergegeven, wordt aanbevolen.
De kanaalflens installeren
Snijd de toevoeropening uit. Gebruik geen geweld.
Bevestig de kanaalflens aan de toevoeropening van de binnenunit met drie 4 × 10
zelftappende schroeven, die apart moeten worden aangeschaft.
Het toevoerkanaal installeren (ter plaatse te vervaardigen)
Maak een kanaal dat om de kanaalflens past.
Wikkel het kanaal in warmte-isolerend materiaal als de ruimte boven het plafond
erg warm en vochtig is. Dit voorkomt condensvorming.
A Aanbevolen vorm van de kanaalflens
(dikte: minimaal 0,8)
B 3-ø5 gat
C Detailtekening van buitenluchttoevoer
D Binnenunit
E Plafond
F 3-ø2,8 braamgat
G ø73,4 toevoeropening
H Kanaalflens (ter plaatse vervaardigd)
I 4 × 10 Zelftappende schroef (ter plaatse
aangeschaft)
J Toevoerkanaal
A Apparaat
B Rooster
C Steun
A
B
C
J
H
I
D
E
F
G
*B
*B
1
2
Fig. 4-4
B
30
120
120
20
75
100
70
15
Fig. 4-3
D
H
I
J
A
(mm)
C
*B: Hoogte ophangbout (zie Fig. 4-2 B voor bijzonderheden)
4.4. Ophangconstructie (Zorg dat u een stevige construc-
tie maakt daar waar u het apparaat ophangt) (Fig. 4-4)
Het werk aan het plafond hangt af van de constructie van het gebouw. U moet
aannemers en binnenhuisarchitecten raadplegen voor details.
(1) De omvang van verwijdering van het plafond: Het plafond moet volledig horizon-
taal gehouden worden en de constructie van het plafond (draagconstructie: hou-
ten latten en lattenhouders) moet verstevigd worden om het plafond te bescher-
men tegen trillingen.
(2) Zaag de plafondconstructie door en verwijder het.
(3) Verstevig de uiteinden van de plafondconstructie waar u het doorgezaagd hebt en
maak een extra constructie om de uiteinden van de plafondplaten vast te zetten.
(4) Bevestig een afstandsblok tussen het plafond en het rooster wanneer u de unit
aan een hellend plafond bevestigt, zodat de unit horizontaal hangt.
1 Houten constructies
Gebruik bevestigingsbalken (voor laagbouw met alleen begane grond) of zwaar-
dere verdiepingsbalken (voor huizen met verdiepingen) als versteviging.
Balken voor ophanging van airconditioners moeten stevig zijn en de balkdoorsnede
moet tenminste 6 cm
zijn als de h.o.h. afstand tussen de balken niet meer dan 90
cm is. De balkdoorsnede moet tenminste 9 cm als de h.o.h. afstand tussen de
balken zoveel als 180 cm is. De lengte van de ophangbouten moet ø10 (3/8") zijn.
(De bouten moet u zelf kopen.)
2 Voor gewapend beton constructies
Zet de ophangbouten op de afgebeelde wijze vast, of gebruik stalen of houten han-
gers, enz. Om de ophangbouten te installeren:
D Plafond
E Plafondbalk
F Balk
G Dakbalk
H Gebruik schroefhulzen die 100 tot 150 kg
kunnen dragen (Deze moet u zelf kopen)
I M10 ophangbouten (3/8") (Deze moet u
zelf kopen)
J Bewapeningsstaal
47
5. Koelleidingwerk
5.1. Koelpijpen (Fig. 5-1)
Vervaardiging van leidingen
Koelstofleidingen van 3, 5, 7, 10 en 15 meter kunnen desgewenst worden gebruikt.
(1) Onderstaande tabel geeft de specificaties voor leidingen die in de handel verkrijg-
baar zijn.
(2) Controleer of de 2 koelleidingen goed geïsoleerd zijn zodat condensvorming wordt
voorkomen.
(3) De buigzaamheidsradius van de koelleiding moet 100 mm of meer zijn.
Voorzichtig:
Gebruik isolatie van de juiste dikte. Te dikke isolatie veroorzaakt plaatsgebrek
achter de binnenunit en te dunne isolatie kan leiden tot condensvorming.
Leiding
Voor vloeistof
Voor gas
Voor vloeistof
Voor gas
Voor vloeistof
Voor gas
Buitenste diameter
mm inch
6,35 1/4
9,52 3/8
6,35 1/4
9,52 3/8
6,35 1/4
12,7 1/2
Model
SLZ-KA25
SLZ-KA35
SLZ-KA50
Isolatie-
materiaal
Heat resisting
foam plastic
0,045 specific
gravity
Dikte van
isolatie
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
8 mm
A Binnenapparaat
B Buitenapparaat
A
B
ø6,35
Fig. 5-1
Minimale
muurdikte
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
0,8 mm
SLZ-KA25, KA35: ø9,52
SLZ-KA50: ø12,7
a
d
cb
ef
90°
d
c
b
a
b
a
a
b
e
b
c
d
c
A
c
b
a
defgh
i
5.2. Optrompen
De belangrijkste oorzaak van gaslekken is een fout bij het optrompen.
Voer het optrompen op de volgende manier correct uit.
5.2.1. Leidingen snijden (Fig. 5-2)
Snijd de koperen leiding recht af met een pijpsnijder.
5.2.2. Bramen verwijderen (Fig. 5-3)
Verwijder zorgvuldig alle bramen uit de doorsnede van de buis/leiding.
Houd het uiteinde van de buis/leiding naar beneden om te voorkomen dat kopervijlsel
in de leiding vallen.
5.2.3. Moeren bevestigen (Fig. 5-4)
Verwijder de optrompmoeren die aan de binnen- en buitenunit zijn bevestigd en
bevestig deze aan de buis/leiding nadat de bramen zijn verwijderd.
(Het is niet mogelijk deze na het optrompen te bevestigen.)
5.2.4. Optrompen (Fig. 5-5)
Gebruik optrompgereedschap voor het optrompen (zie rechts).
Afmetingen
Leidingdiameter A (mm)
(mm)
Bij het gebruik van het gereedschap voor R410A
B (mm)
Type koppeling
6,35 0 - 0,5 9,1
9,52 0 - 0,5 13,2
12,7 0 - 0,5 16,6
Houd de koperen leiding stevig vast in de matrijs met de maat uit bovenstaande
tabel.
5.2.5. Controleren (Fig. 5-6)
Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts.
Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze on-
deugdelijk is opgetrompt.
5.3. Plaats van de koelstof- en afvoerleidingen (Fig. 5-7)
A Afvoerleiding
B Plafond
C Rooster
D Koelstofleiding (vloeistof)
E Koelstofleiding (gas)
F Inlaat watervoorziening
G Hoofdunit
a Koperen leidingen
b Goed
c Niet goed
d Scheef
e Ongelijk
f Bramen
Fig. 5-2
Fig. 5-3
a Braam
b Koperen buis/leiding
c Opruimer
d Pijpsnijder
Fig. 5-4
Fig. 5-5
Fig. 5-6
a Optrompmoer
b Koperen leiding
a Trompgereedschap
b Matrijs
c Koperen leiding
d Optrompmoer
e Span
a Rondom glad
b Binnenkant glimt overal, zonder krassen.
c Rondom even lang
d Te veel
e Scheef
f Kras op het opgetrompte vlak
g Gebarsten
h Ongelijk
i Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen
B
+0
-0,4
Fig. 5-7
A
Gezien vanaf A
48
Breng een dun laagje koelolie aan op het verbindingsvlak van de leiding. (Fig. 5-9)
Voor de aansluiting moet u eerst het midden uitlijnen. Vervolgens draait u de
optrompmoer 3 tot 4 slagen aan.
Gebruik de onderstaande tabel met aandraaimomenten als richtlijn voor het
verbindingspunt op de aansluitzijde van de binnenunit en draai de aansluiting vast
met twee sleutels. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan dit het
getrompte deel beschadigen.
Buitendiameter koperen pijp
Buitendiameter flensmoer Aanhaalmoment
(mm) (mm) (N·m)
ø6,35 17 14 - 18
ø9,52 22 34 - 42
ø12,7 26 49 - 61
Waarschuwing:
De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk)
Verwijder de optrompmoer als volgt:
1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is.
2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sissende
geluid is gestopt).
3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de moer.
Fig. 5-9
6. Installatie van Draineerbuizen
6.1. Installatie van Draineerbuizen (Fig. 6-1)
Gebruik VP25 (PVC BUIS met een buitendiameter van ø32) voor draineerbuizen
en zorg voor een naar beneden lopend verval van tenminste 1/100.
Gebruik een lijm op polyvinylbasis voor de verbindingen van de leidingen.
Zie de afbeelding voor het leidingenwerk.
Gebruik de bijgeleverde afvoerslang om de aftakkingsrichting van de leiding te
veranderen.
C Ophangbeugel
K Ontluchter
L Verhoogd
M Stankafsluiter
1 Juist aangelegde leidingen
2 Onjuist aangelegde leidingen
A Isolatie (tenminste 9 mm)
B Naar beneden lopend verval (1/100 of meer)
Gegroepeerd leidingwerk (grouped piping)
D PVC BUIS met een buitendiameter van ø32
E Maak de bocht zo groot mogelijk
F Binnenapparaat
G Gebruik dikkere leidingen voor gegroepeerd leidingwerk.
H Naar beneden lopend verval (1/100 of meer)
I PVC BUIS met een buitendiameter van ø38 voor gegroepeerd leidingwerk. (met tenminste
9 mm isolatie erop)
J Tot 500 mm
Fig. 6-1
Max. 20m
1,52m
A
B
C
B
M
L
K
D
E
D
H
I
G
D
F
F
F
Max. 150 mm
J
F
1
2
5. Koelleidingwerk
5.4. Leidingen aansluiten (Fig. 5-8)
Binnenunit
1) Bij gebruik van in de handel verkrijgbare koperen leidingen:
Breng een dunne laag koelolie aan op de leiding en het verbindingsvlak voordat u
de optrompmoer aandraait.
Gebruik twee sleutels om de leidingaansluitingen vast te draaien.
Ontlucht de koelstofleidingen met koelgas (ontlucht niet de koelstof in de buiten-
eenheid).
Gebruik lekverklikker of sop om te controleren of er lekken achterblijven nadat de
aansluitingen zijn gemaakt.
Gebruik het meegeleverde isolatiemateriaal voor de koelstofleidingen om de aan-
sluitingen bij de binnenunit te isoleren. Plaats het isolatiemateriaal zoals hieronder
wordt weergegeven.
2) Warmte-isolatie voor koelstofleidingen:
1 Wikkel de meegeleverde grote leidingbedekking om de gasleiding, waarbij het
uiteinde van de bedekking de zijkant van de unit raakt.
2 Wikkel de meegeleverde kleine leidingbedekking rond de vloeistofleiding, waarbij
het uiteinde van de bedekking de zijkant van de unit raakt.
3 Zet beide uiteinden van de leidingbedekkingen met de meegeleverde banden
vast. (Bevestig de banden op 20 mm van de uiteinden van de leidingbedekking.)
Zorg dat de afsluitkraan op de buitenunit geheel is gesloten (de unit verlaat de fa-
briek met de kraan gesloten). Ontlucht het systeem via de dienstopening voor de
afsluitkraan op de buitenunit, nadat alle leidingaansluitingen tussen de binnen- en
buitenunit zijn voltooid.
Open de stang van de afsluitkraan van de buitenunit volledig, nadat bovenstaande
handelingen zijn voltooid. Hiermee is de aansluiting van het koelcircuit tussen de
binnen- en buitenunit gereed. De instructies voor de afsluitkraan zijn vermeld op de
buitenunit.
J
H
I
B,C
F
G
Fig. 5-8
A Koelstofleiding en isolatiemateriaal
(ter plaatse aan te schaffen)
B Leidingbedekking (groot) (accessoires)
C Leidingbedekking (klein) (accessoires)
D Koelstofleiding (gas)
E Koelstofleiding (vloeistof)
F Band (accessoire)
G Dwarsdoorsnede van de aansluiting
H Koelstofleiding
I Isolatiemateriaal
J Duwpunt
49
6. Installatie van Draineerbuizen
1. Sluit de aftapbus (meegeleverd met het apparaat) aan op de afvoeropening. (Fig. 6-2)
(Bevestig de buis met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met
behulp van een band.)
2. Installeer een ter plaatse aangeschafte afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø32)
(Bevestig de pijp met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met be-
hulp van een band.)
3. Isoleer de buis en de pijp (PVC-pijp, O.D. ø32 en aftapbus)
4. Controleer of de afvoer gelijkmatig stroomt.
5. Isoleer de afvoeropening met behulp van isolatiemateriaal en zet het materiaal
vervolgens stevig vast met een band. (Zowel het isolatiemateriaal als het band
zijn meegeleverd met het apparaat.)
A Hoofdunit
B Isolatiemateriaal
C Band (breed)
D Afvoeropening (transparant)
E Insteekmarge
F Overeenkomend
G
11
30 30
30
B
A
C
K
FL
H
DEE
I
J
C,K
(mm)
Fig. 6-2
7. Elektrische aansluitingen
7.2. Binnenunit (Fig. 7-2) (Fig. 7-3)
Werkprocedure
1.Verwijder 2 schroeven om de kap van de schakeldoos te verwijderen.
2.Leg elke kabel via de bedradingsinlaat aan naar de schakeldoos. (De voedings-
kabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit moeten ter plaatse
worden aangeschaft.)
3.Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
stevig aan op de aansluitblokken.
4.Zet de kabels vast met klemmen buiten de schakeldoos.
5.Plaats de kap van de schakeldoos terug.
Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
aan op de schakeldoos met bufferringen voor spankracht. (PG-aansluiting of ge-
lijkwaardig.)
Waarschuwing:
Zet de kap van de schakeldoos stevig vast. Als deze niet goed is bevestigd,
kan dit leiden tot brand of een elektrische schok, veroorzaakt door stof, wa-
ter enzovoort.
Gebruik de aangegeven verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit
voor de aansluiting van de binnen- en buitenunits en bevestig de kabel ste-
vig aan het aansluitblok zodat er geen spanning wordt uitgeoefend op het
aansluitgedeelte van het aansluitblok. Onvolledige aansluiting of bevestiging
van de kabel kan brand veroorzaken.
A Kap van schakeldoos
B Schakeldoos
C Ingang voor de aansluitkabel tussen het
binnenapparaat en het buitenapparaat
D Ingang voor de aansluitkabel van de af-
standsbediening
E Kabelklem
Fig. 7-2
F Aansluitblok voor verbindingskabel tussen
binnenunit en buitenunit
G Aansluiting voor de afstandsbediening met
kabel (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAQ)
H Bedieningseenheid van binnenunit
I Voedingskaart
J Aardingskabel
G Afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø32)
H Isolatiemateriaal (ter plaatse aangeschaft)
I Transparante PVC-pijp
J
PVC-pijp, O.D. ø32 (Helling van 1/100 of meer)
K Band (smal)
L Aftapbus
Voor voeding
Voor voeding
7.1. Voorzorgsmaatregelen (Fig. 7-1)
Elektrische specificaties Ingangscapaciteit hoofdschakelaar/-zekering (A)
Stroomtoevoer SLZ-KA25 SLZ-KA35 SLZ-KA50
(1 fase ~/N, 230 V,
50 Hz)
10 10 20
De compressor werkt niet tenzij de de fasen voor de stroomvoorziening op de
juiste wijze zijn aangesloten.
D wordt meestal geaard met een niet op zekering gebaseerde onderbreker (aard-
lekschakelaar [ALS]).
De verbinding tussen de binnen- en buitenapparaten kan verlengd worden tot een
maximum van 50 meter, en de totale maximale verlenging inclusief kruisverbindingen
tussen kamers is 80 m.
Met de airconditioner zal een schakelaar met ten minste 3,5 mm contactscheiding
tussen de polen worden meegeleverd.
* Label iedere onderbreker, afhankelijk van zijn functie (verwarming, eenheid etc).
D Aangesloten hoofd-
schakelaar/zekering
E Aarde
A Binnenapparaat
B Buitenapparaat
C Afstandsbediening
med draad
Fig. 7-1
D
E
C
B
A A A
A
C
B
D
S3
S3
S2
S1
S2S1
21
Fig. 7-3
S1S2S3 1 2
F
H
G
E
D
C
J
50
7. Elektrische aansluitingen
Fig. 7-4
12
6
5
2
4
3
7
L
N
1
Binnenunit aansluiting
Verbindingskabel binnen-
en buitenunit
3-aderige 1,5 mm
2
of meer
Buitenunit aansluiting
Aarddraad (groen/geel)
Voedingskabel
Leg de bedrading aan zoals aangegeven in het diagram links onderaan. (Schaf de
kabel ter plaatse aan) (Fig. 7-4)
Zorg dat er alleen kabels van de juiste polariteit worden gebruikt.
1 Aansluitkabel
Kabel, 3-aderig, 1,5 mm
2
, volgens ontwerp 245 IEC 57.
2 Aansluitblok voor binnenunit
3 Aansluitblok voor buitenunit
4 Sluit altijd een aardingsdraad aan (1-aderig, 1,5 mm
2
) die langer is dan de andere kabels.
5 Kabel voor afstandsbediening (niet-gepolariseerd)
Kabel, 2-aderig, 0,3 mm
2
De afstandsbediening is voorzien van een kabel van 10 m. Max. 500 m
6 Afstandsbediening med draad
7 Voedingskabel
Voorzichtig:
Zorg dat de kabels goed worden aangesloten.
Draai de aansluitblokschroeven stevig vast om te voorkomen dat deze lost-
rillen.
Trek na het aandraaien van de schroeven zachtjes aan de kabels om zeker te
zijn dat deze niet kunnen schuiven.
I
H
B
B
A
C
D
Fig. 7-5
7.3. Afstandsbediening
7.3.1. Draadloze afstandsbediening (Fig. 7-5)
1) Omgeving van de installatie
Omgeving waar de afstandsbediening niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
Omgeving waar geen warmtebron is.
Omgeving waar de afstandsbediening niet wordt blootgesteld aan koude (of warme) wind.
Omgeving waarin de afstandsbediening eenvoudig kan worden bediend.
Omgeving waarin de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen is.
2) Installatiemethode
1 Bevestig de houder voor de afstandsbediening op de gewenste plaats door mid-
del van de twee zelftappende schroeven.
2 Plaats het onderste gedeelte van de afstandsbediening in de houder.
Het signaal heeft een bereik van ongeveer 7 meter (in een rechte lijn), binnen een
hoek van 45 graden naar rechts of links van de middellijn van de ontvanger.
Bovendien kan het signaal niet worden ontvangen als dit wordt gestoord door tl-
verlichting of sterk zonlicht.
7.3.2. Afstandsbediening med draad
1) Montageprocedure
(1) Kies een plaats waar u de afstandsbediening wilt monteren. (Fig. 7-6)
De temperatuursensors bevinden zich zowel op de afstandsbediening als op het
binnenapparaat.
s Koop de volgende onderdelen zelf:
Schakelkastje voor 2 delen
Dunne koperen geleidingsbuis
Borgmoeren en doorvoerbussen
A Zij-aanzicht van de afstandsbediening
B Minimale afstanden rond de afstandsbediening tot andere voorwerpen
C Montagediepte
(2) Dicht de opening voor de afstandsbedieningskabel af met stopverf om te voorkomen
dat er dauwdruppels, water, kakkerlakken of wormen inkomen. (Fig. 7-7)
A Voor installatie in het schakelkastje:
B Voor directe montage op de muur kies dan voor één van de volgende methoden:
Boor een gat door de muur om de afstandsbedieningskabel door heen te halen
(om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant te leiden) en dicht daarna het
gat af met stopverf.
Leid de afstandsbedieningskabel door het eruit gehaalde bovenste gedeelte en dicht
daarna de eruit gehaalde uitsparing af met stopverf, net zoals hierboven is beschreven.
B-1. Om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant van de afstandsbedie-
ning te laten lopen:
B-2. Om de afstandsbedieningskabel door het bovenste gedeelte te laten lopen:
(3) Voor montage direct op de muur
C Muur
D Geleidingsbuis
E Borgmoer
F Doorvoerbus
G Schakelkastje
H Afstandsbedieningskabel
I Dicht met stopverf af
J Houtschroef
2) Aansluitprocedure (Fig. 7-8)
1 Sluit de afstandsbedieningskabel aan op het aansluitblok.
A Aan het aansluitblok op de binnenunit
B TB6 (Geen polariteit)
3) Functiekeuze
Indien twee afstandsbedieningen zijn aangesloten, stelt u er een in als Main (Hoofd-
eenheid) en de andere als Sub (Sub-eenheid). Voor het instellen van de procedu-
res, verwijzen wij u naar Functiekeuze in de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
A Draadloze afstandsbediening (accessoire)
B Wand
C Houder voor afstandsbediening (accessoire)
D Bevestigingsschroef (accessoire)
30
46
30
30120
83,5
A
B
C
F
A
H
C
D
E
G
I
I
B-1. B-2.
Fig. 7-7
A
AB TB6
B
Fig. 7-6
Fig. 7-8
J
H
51
7. Elektrische aansluitingen
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
A
B
DC
G
E
F
4
1
2
1
3 4
1 2
Fig. 7-9
1
2
3
4
7.4. Functie-instellingen
7.4.1. Instelling van de functies op het apparaat (de functies van het
apparaat selecteren)
1) FUNCTIE AUTO RESTART
Bedieningskaart van binnenunit
Dit model is uitgerust met de functie AUTO RESTART (automatisch opnieuw starten).
(DIP-schakelaar van de besturingskaart)
De werkingsmodus, ingestelde temperatuur en de ventilatorsnelheid worden opge-
slagen op de besturingskaart van binnenunit als de binnenunit wordt bediend met de
afstandsbediening. De functie Auto Restart wordt ingeschakeld zodra de stroom-
toevoer na een stroomstoring is hersteld. De unit start dan automatisch opnieuw op.
UIT : niet beschikbaar
AAN : beschikbaar (Begininstelling)
* Als de voeding terugkeert, zal de airconditioning 3 minuten later beginnen.
2) Andere functies
Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 7-9)
Het stroomvoltage wijzigen
Vergeet nooit om de voedingsspanning in te stellen op de plaatselijke netspanning.
1 Ga naar de modus functies instellen
Schakel de afstandsbediening uit.
Druk tegelijk op de toetsen A en B en houd deze ten minste twee secon-
den ingedrukt. FUNCTION gaat knipperen.
2 Gebruik de knop C om het koeleradres (3) op 00 in te stellen.
3 Druk op D en in de eenheidnummerweergave (4) begint [--] te knipperen.
4 Gebruik de toets C om het apparaatnummer (4) op 00 in te stellen.
5 Druk op de knop E MODE om het koeleradres/eenheidnummer toe te wijzen. In
de modusnummerweergave (1) zal kort [--] gaan knipperen.
6 Druk op de knoppen F om het modusnummer (1) op 04 in te stellen.
7 Druk op de toets G. Het huidige instellingsnummer (2) gaat knipperen.
Gebruik de toets F om het instellingsnummer aan te passen aan de gebruikte
voedingsspanning.
Voedingsspanning
240 V : Instellingsnummer = 1
220 V, 230 V : Instellingsnummer = 2
8 Druk op de toets MODE E, de modus en de instellingsnummers (1) en (2)
zullen continu gaan branden. De instelling kan nu worden bevestigd.
9 Druk tegelijkertijd op de knoppen FILTER A en TEST RUN B en houdt die ten-
minste twee seconden vast. De functieselectieweergave verdwijnt tijdelijk en het
bericht koelsysteem OFF verschijnt.
Modusnummer
Instellingsnummer
Koeleradres
Eenheidnummer
ON
OFF
15
2
SW3
34
Automatisch herstel van stroomuitval
Functietabel
Selecteer eenheidnummer 00
Modus
Automatisch herstel van stroomuitval *1
(FUNCTIE AUTO RESTART)
Binnentemperatuurdetectie
LOSSNAY-verbinding
Stroomsterkte
Instellingen
Niet beschikbaar
Beschikbaar
Binnenapparaat gemiddelde werking
Instellen met afstandsbediening van binnenapparaat
Interne sensor van afstandsbediening
Niet ondersteund
Ondersteund (binnenapparaat is niet voorzien van buitenluchttoevoer)
Ondersteund (binnenapparaat is voorzien van buitenluchttoevoer)
240 V
220 V, 230 V
Modusnummer
Instellingsnummer
Begininstelling
Instelling
01
1*1
2*1
1
02 2
3
1
03 2
3
04
1
2
Modus
Filterteken
Instellingen
100 uur
2500 uur
Geen filtertekenindicator
Selecteer eenheidnummers 01 tot en met 03 of alle nummers (AL)
Modusnummer
Instellingsnummer
Begininstelling
Instelling
1
07 2
3
*1 Bij dit model kan modus nr. 1 niet worden ingesteld met behulp van de afstandbediening. Stel deze modus in met behulp van schakelaar SW3-1 van het bedieningspaneel van het binnenapparaat.
52
8. Het rooster installeren
8.1. De roosteraccessoires controleren (Fig. 8-1)
Het rooster wordt geleverd met de volgende accessoires.
Accessoire naam
Hoeveelheid
Opmerking
1 Rooster 1 650 × 650 (mm)
2 Schroef met pakking 4 M5 × 0,8 × 25 (mm)
3 Meetapparaat 1
4 Sluiting 2
5 Band 2
Fig. 8-1
1
45
2 3
Fig. 8-3
B
A
C
1
1
D
E
2
F
G
F
B
1
Fig. 8-4
8.2. Voorbereidingen voor het bevestigen van het roos-
ter (Fig. 8-2)
Gebruik het bij deze kit meegeleverde meetapparaat om de positie van de unit ten
opzichte van het plafond te controleren. Als de unit niet correct aan het plafond is
geplaatst, kan er lucht ontsnappen, condensvorming ontstaan of is het mogelijk dat
de schoepen omhoog/omlaag niet correct functioneren.
Zorg dat de opening in het plafond binnen de volgende afmetingen valt:
576 × 576 - 620 × 620
Zorg ervoor dat stap A wordt uitgevoerd binnen 27 tot 32 mm. Als dit bereik wordt
overschreden, kunnen beschadigingen ontstaan.
A Hoofdunit
B Plafond
C Meetapparaat (accessoire)
D Afmetingen plafondopening
8.2.1. Verwijderen van de gril van de inlaatopening (Fig. 8-3)
Schuif de hendels in de richting die wordt aangegeven door de pijl 1 om de gril van
de inlaatopening te openen.
Maak de haak los waarmee de gril vastzit.
* Maak de haak van de gril voor de inlaatopening niet los.
Verwijder nu het scharnier van de gril van de inlaatopening zoals aangegeven door
de pijl 2, terwijl de gril in de geopende positie staat.
Fig. 8-2
8.3. Rooster installeren
Installeer het rooster zorgvuldig, aangezien er beperkingen zijn voor wat betreft de
bevestigingspositie van het rooster.
8.3.1. Voorbereidingen (Fig. 8-5)
Installeer de twee bijgeleverde schroeven met pakking in de hoofdunit (in de om-
geving van de hoek van de koelstofleiding en in de tegenoverliggende hoek) zoals
aangegeven in de afbeelding.
A Hoofdunit
B Gedetailleerde afbeelding van geïnstalleerde schroef met pakking (accessoire).
15~20
A
B
(mm)
Fig. 8-5
8.2.2. Verwijderen van het hoekpaneel (Fig. 8-4)
Verwijder de schroef uit de hoek van het hoekpaneel. Schuif het hoekpaneel in de
richting aangegeven door de pijl 1 om het paneel te verwijderen.
A Gril van inlaatopening
B Gril
C Hendels van gril van inlaatopening
D Haak van gril
E Opening voor de haak van de gril
F Hoekpaneel
G Schroef
53
8. Het rooster installeren
8.3.2. Tijdelijke installatie van het rooster (Fig. 8-6)
Lijn de schakeldoos van de hoofdunit en de ontvanger van het rooster uit. Bevestig
vervolgens het rooster tijdelijk door gebruik te maken van de belvormige gaten.
* Zorg ervoor dat de stroomdraden van het rooster niet klem komen te zitten
tussen het rooster en de hoofdunit.
A Hoofdunit
B Schakeldoos
C Schroef met pakking (voor tijdelijk gebruik)
D Schroef met pakking (accessoire)
E Rooster
F Belvormig gaatje
G Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
8.3.3. Het rooster bevestigen (Fig. 8-7)
Bevestig het rooster aan de hoofdunit door de twee hiervoor geïnstalleerde schroe-
ven (met ingesloten pakking) en de twee overige schroeven (met ingesloten pakking)
aan te draaien.
* Zorg ervoor dat er geen openingen ontstaan tussen de hoofdunit en het
rooster en ook niet tussen het rooster en het plafond.
A Plafond
B Hoofdunit
C Rooster
D Zorg dat er geen openingen ontstaan.
A
C
D
B
Fig. 8-6
Fig. 8-7
C
D
B
E
Fig. 8-8
8.4. Vastzetten van het op-/neergaande luchtuit-
stroomblad (Fig. 8-9)
De uitstroombladen van het apparaat kunnen in een gewenste stand worden vastgezet.
Zet deze uitstroombladen vast in de richting die de klant wenst.
De bediening van de deze uitstroombladen voor de verticale luchtuitstroomrichting en
de andere automatische regelingen kunnen niet via de afstandsbediening worden ge-
maakt. Bovendien kan het voorkomen dat de eigenlijke stand van deze uitstroom-
bladen niet dezelfde is als degene die op de afstandsbediening wordt aangegeven.
1 Schakel het apparaat uit met de hoofdschakelaar.
Let op! Als de ventilator draait, kunt u zich hieraan verwonden of een elektrische
schok oplopen.
2 Verbreek de aansluiting van het luchtuitstroomblad dat u wilt afstellen. (Druk de
knop in en schuif de aansluiting weg in de richting die door de pijl wordt aangege-
ven, zoals getoond in de afbeelding.) Nadat u de aansluiting heeft verwijderd,
dient u deze af te plakken met isolatieband.
3 Beweeg voorzichtig de schoepen omhoog/omlaag binnen het aangegeven bereik
om de richting van de luchtstroom aan te passen. (Fig. 8-10)
Aangegeven bereik
Richting van de luchtstroom
Horizontaal
30°
Omlaag
45°
Omlaag
55°
Omlaag
70°
(omhoog/omlaag)
A (mm) 21 25 28 30
De schoepen kunnen worden ingesteld tussen 21 en 30 mm.
Voorzichtig:
Stel de schoepen omhoog/omlaag niet buiten het aangegeven bereik in. An-
ders kan dit leiden tot condensvorming op het plafond of tot storingen aan de
unit.
C
B
A
D
B
AD
Fig. 8-9
A Knop
B Motor van uitstroomblad
C Uitstroombladen voor op-/neer-
gaande luchtuitstroom
D Aansluiting
E
F
A
Fig. 8-10
8.3.4. Draden aansluiten (Fig. 8-8)
Zorg ervoor dat de unit wordt aangesloten op de connector (wit: 10 polen/rood: 9
polen). Bevestig vervolgens de witte glazen buis die wordt meegeleverd met de
hoofdunit zodanig dat de buis de connector bedekt. Sluit de opening van de glazen
buis af met de band.
Zorg dat er geen speling is in de stroomdraden bij de sluiting van het rooster.
A Sluiting (accessoire)
B Witte glazen buis
C Connector voor de hoofdunit
D Connector voor het rooster
E Band (accessoire)
F Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
E Meten van de
standaardpositie van
het rooster
F Schoepen omhoog/
omlaag
54
C A B
9. Proefdraaien
9.1. Voordat u gaat proefdraaien
s Controleer nadat u het installeren van de binnen- en buitenunits en de lei-
dingen en elektrische bedrading hebt geïnstalleerd of de unit geen koelstof
lekt, de aansluitingen nog goed zijn aangesloten en de polariteit juist is.
s Meet de impedantie tussen de aansluitblokken voor de voedingskabel (L, N,
) op de units en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer
of deze gelijk of groter is dan 1,0 M
.
9.2. Test
9.2.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 9-1)
Meet de impedantie tussen het aansluitblok voor de voedingskabel op de buitenunit
en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer of deze gelijk of groter
is dan 1,0 M.
Controleer of de draden correct zijn aangesloten voordat u proefdraait.
Wanneer de draden niet correct zijn aangesloten, werkt de unit niet correct of kan
de zekering doorbranden waardoor de unit niet meer functioneert.
Voer de test uit volgens de volgende procedure.
Procedure
1 Druk minimaal 3 seconden op knop
B om het koelen te starten.
Inspecteer de aansluitingen van de verbindingskabel tussen binnenunit en buiten-
unit wanneer het bedieningslampje C elke halve seconde knippert.
Controleer of de schoepen goed werken wanneer koele lucht wordt uitgeblazen.
2 Druk nogmaals op de knop om de unit uit te schakelen.
3 Druk minimaal 3 seconden op knop
A om het verwarmen te starten.
Controleer dat warme lucht wordt uitgeblazen.
De ventilator van de binnenunit werkt mogelijk niet aan het begin van het verwar-
men om te voorkomen dat koude lucht wordt uitgeblazen. Wacht geduldig een
aantal minuten af totdat de temperatuur van de warmtewisselaar stijgt en de warme
lucht wordt uitgeblazen.
4 Druk nogmaals om het uit te schakelen.
De ontvangst van het (infrarode) signaal van de afstandsbediening controleren
Druk op de knop ON/OFF op de afstandsbediening en controleer dat er een elektro-
nisch geluid wordt weergegeven door de binnenunit. Druk nogmaals op de knop ON/
OFF om de airconditioner uit te schakelen.
Noodwerking (wanneer de draadloze afstandsbediening kwijt is)
De noodwerking kan worden gestart door te drukken op de knop B/A (koeling/ver-
warming). Nadat eenmaal op de knop is gedrukt, wordt de noodwerking van de unit
gestart met een vaste temperatuur van 24°C in de koelmodus of de verwarmmodus.
Opmerking:
De noodwerking stopt niet automatisch.
Hoewel de thermostaat tijdens de test wordt ingeschakeld, wordt de temperatuur
tijdens noodwerking ingesteld op 24°C en werkt de thermostaat volgens de kamer-
temperatuur.
De bedieningsopdrachten voor de test en de noodwerking worden doorgege-
ven door de afstandsbediening wanneer de binnenunit wordt ingeschakeld met
de afstandsbediening.
Wanneer de compressor wordt uitgeschakeld, wordt de herstartblokkering ingescha-
keld om te voorkomen dat de compressor binnen drie minuten wordt ingeschakeld.
Dit beschermt de airconditioner.
SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
Fig. 9-1
A Noodwerkingsschakelaar (verwarmen)
B Noodwerkingsschakelaar (koelen)
C Bedieningslampje
E
A
D
B
E
C
SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
Fig. 8-11
8.5. Het inlaatrooster installeren (Fig. 8-11)
Voer de procedure beschreven in 8.2. Voorbereidingen voor het bevestigen van
het rooster in omgekeerde volgorde uit voor de installatie van het inlaatrooster en
het hoekpaneel.
A Koelstofleidingen van de hoofdunit
B Afvoerleiding van de hoofdunit
C Hoekpaneel
* Kan in elke positie worden geïnstalleerd.
D Fabrieksinstellingen van hendels op inlaatrooster
* De klemmen kunnen in elk van de vier posities worden geïnstalleerd.
E Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
8.6. Controleren
Zorg dat er geen opening is tussen de unit en het rooster en ook niet tussen het
rooster en het plafond. Als er een opening ontstaat tussen de unit en het rooster of
tussen het rooster en het plafond, kan dit leiden tot condensvorming.
Zorg ervoor dat de kabels goed zijn aangesloten.
8. Het rooster installeren
55
Fig. 9-2
˚C
˚C
SIMPLE
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
TEST RUN
COOL, HEAT
A
F
C
EDB
M
IH G
A Knop ON/OFF
B Weergave TEST RUN
(proefdraaien)
C Temperatuurweergave
omgeving/vloeistofleiding
D ON/OFF-lampje
E Stroomweergave
F Weergave van foutcode
Weergave van resterende
looptijd van test
G Instellingsknop temperatuur
H Keuzeknop werkingsmodus
I Knop ventilatorsnelheid
M Knop TEST (test)
9. Proefdraaien
9.2.2. Afstandsbediening med draad (Fig. 9-2)
1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in.
2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. TEST RUN in het LCD-venster
3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. Controleer of er lucht wordt
uitgeblazen.
4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand
koelen (of verwarmen). Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen.
5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). Controleer of de luchtuitstroom-
snelheid verandert.
6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking.
7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF]-toets Stop
8 Leg een telefoonnummer vast.
Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan
in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er
zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een
fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
9.3. Zelfcontrole
9.3.1. Afstandsbediening med draad (Fig. 9-3)
1 Schakel de netspanning aan.
2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop.
3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling
wordt gebruikt.
4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen.
A CHECK-knop
B Koelvloeistofadres
C TEMP-knop
D IC: Binnenapparaat
OC: Buitenapparaat
E Controlecode
F Adres van het apparaat
Fig. 9-3
PAR-21MAA
ON/OFF
FILTER
CHECK
OPERATION
CLEAR
TEST
TEMP.
MENU
BACK DAY
MONITOR/SET
CLOCK
ON/OFF
ERROR CODE
C
B
A
E D
ERROR CODE
ERROR CODE
B
F
E
RESET
TOO
TOO
COOL
AUTO COOL
DRY
HEAT
FAN
VANE
SELECT
TIME
ON/OFF
TOO
WARM
TOO
COOL
h
9.3.2. Draadloze afstandsbediening (Fig. 9-4)
1 Zet de afstandsbediening aan.
2 Houd zowel MODE SELECT als TOO COOL op de afstandsbediening ingedrukt
en druk op RESET.
3 Laat RESET los.
4 Laat de beide andere toetsen los. Na drie seconden worden alle items in het
LCD-display getoond.
5 Verzend het signaal van de afstandsbediening door op ON/OFF (in werking/stop-
pen) op de afstandsbediening te drukken.
(Bij de bovenstaande procedure kan het werkingsindicatielampje gaan branden
om een foutmodus aan te geven.)
6 Verzend het signaal van de afstandsbediening door opnieuw op ON/OFF (in wer-
king/stoppen) te drukken om de zelfcontrole te stoppen.
Het werkingsindicatielampje gaat
branden, ongeacht het display
van de afstandsbediening.
werkingsindicatielampje
Fig. 9-4
56
9. Proefdraaien
[Uitgangspatroon A] Fouten gedetecteerd door het binnenapparaat
Pieptonen/knipperingen
Controlecode
Symptoom Opmerking
(aantal malen)
1 P1 Inlaatsensorfout
2
P2 Pijpsensorfout (TH2)
P9 Pijpsensorfout (TH5)
3 E6, E7 Communicatiefout binnen-/buitenapparaat
4 P4 Afvoersensorfout
5
P5 Afvoerpompfout
PA Geforceerde fout compressor
6 P6 Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting
7 EE Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten
8 P8 Pijptemperatuurfout
9 E4 Ontvangstfout signaal afstandsbediening
10 ––
11 ––
12 Fb Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.)
[Uitgangspatroon B] Fouten gedetecteerd door andere apparaten dan het binnenapparaat (buitenapparaat, enz.)
Pieptonen/knipperingen
Controlecode
Symptoom Opmerking
(aantal malen)
1 E9 Communicatiefout binnen-/buitenapparaat (zendfout) (buitenapparaat)
2 UP Overstroomonderbreking compressor
3 U3, U4 Thermistors van het buitenapparaat geopend/kortgesloten
4 UF Overstroomonderbreking compressor (bij vergrendelde compressor)
5 U2 Abnormaal hoge uitstoottemperatuur/49C-werking/onvoldoende koelstof
6 U1, Ud Abnormaal hoge druk (63H-werking)/oververhittingsbeveiliging aangesproken
7 U5 Abnormale temperatuur van het koellichaam
8 U8 Beveiligingsstop van de ventilator van het buitenapparaat
9 U6 Overstroomonderbreking compressor/afwijking van de voedingsmodule
10 U7 Te sterke verwarming door te lage afvoertemperatuur
11 U9, UH
Afwijking zoals te hoge of te lage spanning of afwijkend synchroon signaal naar
het netvoedingscircuit/stroomsensorfout
12 ––
13 ––
14 Andere Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat.)
*1 Er zijn geen fouten geregistreerd indien de signaalgever niet na de eerste twee pieptonen klinkt om te bevestigen dat het zelf-controlesignaal was ontvangen en het
werkingsindicatielampje niet is gaan branden.
*2 Als de signaalgever na de eerste twee piepsignalen drie maal achter elkaar een pieptoon geeft piep, piep, piep (0,4 + 0,4 + 0,4 s) om te bevestigen dat het startsignaal
van de zelfcontrole was ontvangen, is het aangegeven koelstofadres verkeerd.
Zie voor nadere informatie het
LED-display van de besturings-
kaart van het buitenapparaat.
Knipperpatroon
van het
werkings-
indicatielampje
Piep Piep Piep Piep Piep Piep Piep
Uit
Ongeveer 2,5 s
Aan
Ongeveer 3 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Uit
Ongeveer 2,5 s
Aan
Ongeveer 3 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
· · · Wordt herhaald
Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode
aan volgens de volgende tabel (bijvoorbeeld n=5 bij U2)
Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de
controlecode aan volgens de volgende tabel
n
e
1
e
2
e
3
e
1
e
2
e
De zelfcontrole
begint
(startsignaal
wordt
ontvangen)
Pieptonen
[Uitgangspatroon B]
Knipperpatroon
van het
werkings-
indicatielampje
Piep
Piep Piep Piep Piep Piep Piep
Uit
Ongeveer 2,5 s
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
Uit
Ongeveer 2,5 s
Aan
0,5 s.
Aan
0,5 s.
· · · Wordt herhaald
Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode
aan volgens de volgende tabel (bijvoorbeeld n=5 bij P5)
Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de
controlecode aan volgens de volgende tabel
n
e
1
e
2
e
3
e
1
e
2
e
De zelfcontrole
begint
(startsignaal
wordt
ontvangen)
Pieptonen
Zie de volgende tabellen voor uitleg over de controlecodes.
[Uitgangspatroon A]
Draadloze afstandsbedie-
ning
Afstandsbedie-
ning med draad
Draadloze afstandsbedie-
ning
Afstandsbedie-
ning med draad
57
F
SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
Fig. 9-5
9. Proefdraaien
9.4.2. Voor de afstandsbediening met kabel
(1) Verwijder het deksel van de waterinlaatopening en vul circa 1000 cc water bij,
bijvoorbeeld met behulp van een waterpomp. Let er hierbij goed op dat u geen
water morst in het mechanisme van de afvoerpomp.
(2) Controleer of er na het omschakelen van de afstandsbedieningsstand naar de
teststand (koelstand), water uit de afvoeruitgang komt.
(3) Installeer het deksel weer en isoleer de voedingsleiding, nadat u de afvoer heeft
gecontroleerd.
(4) Nadat u heeft gecontroleerd of het afvoersysteem goed functioneert, kunt u de
aftapplug weer aanbrengen.
A Steek het uiteinde van de pomp 3 tot 5 cm
naar binnen.
B Kap van watertoevoerinlaat
C Ongeveer 1000 cc
D Water
E Afvoerplug
F Noodwerkingsschakelaar (koelen)
9.4. Afvoerleidingen controleren
9.4.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 9-5)
Controleer tijdens het proefdraaien of het water goed wordt afgevoerd en er geen
water lekt uit de verbindingen.
Controleer dit tijdens de installatie, ook als de unit op dat moment niet hoeft te
koelen of drogen.
Controleer de afvoerleidingen ook voordat de plafondinstallatie wordt afgerond in
een nieuw gebouw.
(1) Verwijder de kap van de watertoevoerinlaat en voeg met bijvoorbeeld een water-
pomp ongeveer 1000 cc water toe. Let er hierbij goed op dat u geen water morst
in het mechanisme van de afvoerpomp.
(2) Schakel de noodwerkingsschakelaar (koelen) op het rooster in.
(3) Controleer dat water wordt afgevoerd via de afvoeruitlaat.
(4) Plaats de kap terug en isoleer de stroomvoeding nadat u de afvoerleidingen hebt
gecontroleerd.
(5) Plaats de afvoerplug terug nadat u het afvoersysteem hebt gecontroleerd.
Bij een draadloze afstandsbediening zoals hierboven beschreven, is het volgende van toepassing:
Er worden geen signalen van de afstandsbediening geaccepteerd.
De OPE-lamp knippert.
De zoemer maakt een kort piepend geluid.
PLEASE WAIT
PLEASE WAIT Foutcode
Schermberichten verschijnen niet terwijl
de bedieningsschakelaar is ingescha-
keld (bedieningslampje licht niet op).
Gedurende
ongeveer 2 minuten
na het inschakelen
Nadat ongeveer 2
minuten zijn
verstreken na het
inschakelen
Gedurende ongeveer 2 minuten na het inschakelen is het
gebruik van de afstandsbediening niet mogelijk vanwege het
opstarten van het systeem. (Juiste werking)
Het aansluitstuk voor het beschermingsapparaat van het
buitenapparaat is niet aangesloten.
Draai de fasebedrading om of open deze bij het aansluitblok
van het buitenapparaat.
Onjuiste bedrading tussen het binnen- en buitenapparaat
(onjuiste polariteit van S1, S2, S3)
Snoer van de afstandsbediening is te kort.
Draadloze afstandsbediening
De ononderbroken zoemergeluiden zijn afkomstig uit het ontvangstgedeelte van het binnenapparaat.
Het knipperen van het bedieningslampje.
Afstandsbediening met snoer
Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven.
Indien het apparaat niet op de juiste manier kan worden bediend nadat het bovenstaande proefdraaien is uitgevoerd, dient u de onderstaande tabel te raadplegen om de
oorzaak weg te nemen.
Symptoom
Oorzaak
Afstandsbediening met draad
Opmerking:
Bediening is niet mogelijk gedurende ongeveer 30 seconden na het annuleren van de functieselectie. (Juiste werking)
Raadpleeg de onderstaande tabel voor een beschrijving van de LEDs (LED 1, 2, 3) op het bedieningspaneel binnen.
LED1 (spanning voor microcomputer) Geeft aan of er spanning voor de bediening wordt geleverd. Zorg ervoor dat deze LED brandt.
LED2 (spanning voor afstandsbediening met kabel) Geeft aan of er spanning aan de afstandsbediening met kabel wordt geleverd.
LED3 (communicatie tussen binnen- en buitenapparaat) Geeft de toestand van de communicatie tussen de binnen- en buitenapparaten aan. Zorg ervoor dat
deze LED altijd knippert.

Documenttranscriptie

Air-Conditioners SLZ- KA25, KA35, KA50VAQ KA25, KA35, KA50VAL INSTALLATION MANUAL FOR INSTALLER For safe and correct use, please read this manual and the outdoor unit installation manual thoroughly before installing the air-conditioner unit. INSTALLATIONSHANDBUCH FÜR INSTALLATEURE Aus Sicherheitsgründen und zur richtigen Anwendung vor Installation der Klimaanlage die vorliegende Bedienungsanleitung und das Installationshandbuch gründlich durchlesen. MANUEL D’INSTALLATION Español PER L’INSTALLATORE Per un uso sicuro e corretto, prima di installare il condizionatore d’aria leggere attentamente il presente manuale ed il manuale d’installazione dell’unità esterna. E°XEIPI¢IO O¢H°IøN E°KATA™TA™H™ Nederlands PARA EL INSTALADOR Para un uso seguro y correcto, lea detalladamente este manual de instalación antes de montar la unidad de aire acondicionado. MANUALE DI INSTALLAZIONE Français VOOR DE INSTALLATEUR Lees deze handleiding en de installatiehandleiding van het buitenapparaat zorgvuldig door voordat u met het installeren van de airconditioner begint. MANUAL DE INSTALACIÓN Deutsch POUR L’INSTALLATEUR Avant d’installer le climatiseur, lire attentivement ce manuel, ainsi que le manuel d’installation de l’appareil extérieur pour une utilisation sûre et correct. INSTALLATIEHANDLEIDING English Italiano °π∞ ∞À∆√¡ ¶√À ∫∞¡∂π ∆∏¡ ∂°∫∞∆∞™∆∞™∏ °È· ÛˆÛÙ‹ Î·È ·ÛÊ·Ï‹ ¯Ú‹ÛË, ‰È·‚¿ÛÙ ÚÔÛÂÎÙÈο ·˘Ùfi ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ, ηıÒ˜ Î·È ÙÔ ÂÁ¯ÂÈÚ›‰ÈÔ ÂÁηٿÛÙ·Û˘ Ù˘ Â͈ÙÂÚÈ΋˜ ÌÔÓ¿‰·˜, ÚÈÓ ·fi ÙËÓ ÂÁηٿÛÙ·ÛË Ù˘ ÌÔÓ¿‰·˜ ÎÏÈÌ·ÙÈÛÙÈÎÔ‡. ∂ÏÏËÓÈο MANUAL DE INSTALAÇÃO PARA O INSTALADOR Para uma utilização segura e correcta, leia atentamente este manual e o manual de instalação da unidade exterior antes de instalar o aparelho de ar condicionado. INSTALLATIONSMANUAL FÖR INSTALLATÖREN Läs bruksanvisningen och utomhusenhetens installationshandbok noga innan luftkonditioneringen installeras så att den används på ett säkert och korrekt sätt. РУКОВОДСТВО ПО УСТАНОВКЕ Português Svenska ДЛЯ УСТАНОВИТЕЛЯ Для обеспечения безопасной и надлежащей эксплуатации внимательно прочтите данное руководство и руководство по установке наружного прибора перед установкой кондиционера. Русский Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. Veiligheidsvoorschriften ......................................................................... De installatieplaats kiezen ..................................................................... Installatieschema ................................................................................... Het binnenapparaat installeren .............................................................. Koelleidingwerk ...................................................................................... 44 44 45 45 47 6. 7. 8. 9. Installatie van Draineerbuizen ............................................................... Elektrische aansluitingen ....................................................................... Het rooster installeren ............................................................................ Proefdraaien .......................................................................................... 48 49 52 54 Opmerking: De term “Snoerafstandsbediening” in deze bedieningshandleiding is alleen van toepassing op de PAR-21MAA. Raadpleeg de installatiehandleiding of de begininstellingenhandleiding die in de PAR-30MAA-verpakking zijn meegeleverd voor meer informatie over de PAR-30MAA. 1. Veiligheidsvoorschriften • • Lees “Veiligheidsvoorschriften” voordat u de airconditioner installeert. Zorg dat u de waarschuwingen in acht neemt, omdat deze belangrijke informatie over de veiligheid bevatten. • De symbolen hebben de volgende betekenis: Waarschuwing: Kan leiden tot de dood, ernstig letsel, enzovoort. • Bewaar deze handleiding na het lezen, samen met de bedieningshandleiding, op een handige plaats bij de klant. : Geeft een onderdeel aan dat geaard moet worden. Waarschuwing: Lees de stickers die op het apparaat zitten zorgvuldig. Voorzichtig: Kan in een bepaalde omgeving bij onjuist gebruik leiden tot ernstig letsel. Waarschuwing: • De installatie moet door een vakman worden uitgevoerd. Onvolledige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij wie u de unit hebt aangeschaft of een gespecialiseerde installateur. • Installeer de unit degelijk op een plaats die berekend is op het gewicht van de unit. Als de unit op een te zwakke plaats wordt bevestigd, kan hij vallen en letsel veroorzaken. • Gebruik de aangegeven kabels om de binnen- en buitenunits met elkaar te verbinden. Sluit de draden stevig aan op de aansluitpunten van het klembord, zodat de spanning op de draden niet wordt overgebracht op deze onderdelen. Onvolledige verbinding of aansluiting kan brand veroorzaken. • Gebruik geen tussenkabel of verlengsnoer bij het aanleggen van de elektriciteit. Sluit niet meer dan één apparaat aan per stopcontact. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok als gevolg van een ondeugdelijk contact, ondeugdelijke isolatie, overschrijding van de toegestane belasting, enzovoort. • Controleer of er geen koelgas lekt nadat de unit is geïnstalleerd. Voorzichtig: • Aard de unit. Verbind de aarddraad niet met een gasleiding, waterleidingafsluiter of een aarddraad voor een telefoonaansluiting. Ondeugdelijke aarding kan leiden tot een elektrische schok. • Installeer de unit niet in een ruimte waar een brandbaar gas lekt. Als er gas lekt en dit zich in de ruimte rond de unit ophoopt, kan dit tot een explosie leiden. • Installeer een aardlekschakelaar als de unit wordt geïnstalleerd in een vochtige ruimte. Als er geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, kan dit leiden tot een elektrische schok. • Voer de installatie veilig uit aan de hand van de installatiehandleiding. Onvolledige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand, elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage. • Voer de elektrische installatie uit volgens de aanwijzingen in de installatiehandleiding en gebruik een aparte stroomkring. Als het vermogen van de stroomkring niet toereikend is of de elektrische installatie niet volledig is afgewerkt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok. • Bevestig de beschermkap van de schakeldoos stevig aan de binnenunit. Bevestig het onderhoudspaneel stevig aan de buitenunit. Als de beschermkap van de schakeldoos aan de binnenunit en/of het onderhoudspaneel aan de buitenunit niet goed zijn bevestigd, kan dit leiden tot brand, veroorzaakt door stof, water enzovoort. • Zorg dat u bij de installatie de meegeleverde of aangegeven onderdelen gebruikt. Het gebruik van ondeugdelijke onderdelen kan leiden tot letsel of waterlekkage als gevolg van brand, een elektrische schok, het vallen van de unit, enzovoort. • Ventileer de kamer als er koelstof lekt wanneer de unit in werking is. Als de koelstof met vuur in contact komt, komen er giftige gassen vrij. • Voer de werkzaamheden aan het afvoer- en leidingstelsel zorgvuldig uit volgens de installatiehandleiding. Als er een defect optreedt in het afvoer- en leidingstelsel, kan dit leiden tot waterlekkage uit de unit en waterschade aan meubilair en dergelijke. • Draai een optrompmoer aan met een momentsleutel zoals aangegeven in deze handleiding. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan deze na verloop van tijd breken en koelstoflekkage veroorzaken. 2. De installatieplaats kiezen 2.1. Binnenunit • • • • Waar de luchtstroom niet wordt geblokkeerd. Waar koele lucht over de gehele ruimte wordt verspreid. Waar de unit niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht. Op ten minste 1 meter afstand van uw televisie en radio. De unit kan storen op het beeld of geluid van uw televisie of radio. • Zo ver mogelijk verwijderd van tl-buizen of gloeilampen, zodat de infrarode afstandsbediening normaal kan worden gebruikt. • Waar u het luchtfilter gemakkelijk kan verwijderen en vervangen. Waarschuwing: Installeer de binnenunit aan een plafond dat berekend is op het gewicht van de unit. 2.2. De draadloze afstandsbediening installeren (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) • Installatieplaats • Waar u deze gemakkelijk kunt bedienen en goed kunt zien. • Buiten het bereik van kinderen. • Installatie Kies een plaats ongeveer 1,2 meter boven de grond. Controleer of signalen van de afstandsbediening vanaf die plaats worden opgevangen door de binnenunit (enkele of dubbele pieptonen voor ontvangst). Bevestig vervolgens de houder voor de afstandsbediening aan een pilaar of muur en plaats de draadloze afstandsbediening. 44 In ruimten met tl-licht is het mogelijk dat de signalen van de draadloze afstandsbediening niet worden opgevangen. 3. Installatieschema (mm) A B C D E 235 20 3.1. Binnenunit (Fig. 3-1) 650 D A 650 Plafond Rooster Obstakel Minimaal 1000 mm Minimaal 500 mm (rondom) Wanneer u de onderhoudsruimte voor E afmeet, moet u ten minste 700 mm vrijhouden. B C E Waarschuwing: Bevestig het binnenapparaat tegen een plafond die sterk genoeg is om het gewicht van het apparaat te dragen. Fig. 3-1 3.2. Buitenunit Raadpleeg de installatiehandleiding van het buitenapparaat. 4. Het binnenapparaat installeren 4.1. Controleer de accessoires voor het binnenapparaat (Fig. 4-1) 2 1 De volgende accessoires horen bij het binnenapparaat te zijn meegeleverd. 4 3 5 1 2 3 6 7 8 9 4 0 5 6 7 8 9 0 A A Nome dell’accessorio Mal voor installatie Sluitring (met isolatie) Sluitring (zonder isolatie) Pijpisolatie (voor koppeling van koelleiding) kleine diameter (vloeistof) grote diameter (gas) Band (breed) Band (smal) Schroef met ring (M5 × 25) voor montage van de gril Aftapbus Isolatie Bevestigingsschroef voor 9 3,5 × 16 (zwart) (Voor SLZ-KA·VAL) Houder voor afstandsbediening (Voor SLZ-KA·VAL) Batterij (AAA) (Voor SLZ-KA·VAL) Draadloze afstandsbediening (Voor SLZ-KA·VAL) Q.ta 1 4 4 1 1 6 2 4 1 1 2 1 2 1 Fig. 4-1 (mm) 4.2. Plafondopeningen en posities voor installatie van de ophangbouten (Fig. 4-2) • Gebruik de installatiemal (bovenzijde van de verpakking) en het meetplaatje (bijgeleverd als accessoire bij de gril) en maak een opening in het plafond zodat het hoofdapparaat geïnstalleerd kan worden zoals in de afbeelding getoond. (Het gebruik van de mal en het meetplaatje worden getoond.) * Controleer voordat u de installatiemal en het maatpapier gebruikt, de afmetingen ervan omdat door fluctuaties in temperatuur en luchtvochtigheid deze veranderd kunnen zijn. * De afmetingen van de plafondopening kunnen aangepast worden binnen de begrenzingen zoals in onderstaande tekening zijn aangegeven; u moet dus het apparaat tegen de plafondopening centreren, waarbij u ervoor moet zorgen dat de respectievelijke tegengestelde zijden aan alle kanten van de opening hetzelfde is. • Gebruik M10 (3/8") ophangbouten. * Ophangbouten moet u zelf kopen. • Hang het apparaat goed stevig op, waarbij u ervoor moet zorgen dat er geen ruimte tussen de plafondplaat en het rooster zit, en tussen het apparaat en het rooster. A B C D E F Buitenkant van het apparaat Afstand bouten Plafondopening Buitenkant van rooster Rooster Plafond G Minimaal 500 mm (rondom) Wanneer u de onderhoudsruimte voor G afmeet, moet u ten minste 700 mm vrijhouden. H Ruimte voor onderhoud I Buitenluchttoevoer J Hoek K Schakeldoos * De ruimte tussen het plafond en de unit moet 10 tot 15 mm bedragen. * Laat ruimte vrij voor onderhoud aan de zijde met de schakeldoos. Fig. 4-2 45 4. Het binnenapparaat installeren A (mm) C 25 D 120 30 10 B 120 20 70 92 E 27 F G 120 0 10 +5 0 120 15 208 0 75 D J H I A C B 2 J *B D D E F G E H F G I H Gebruik schroefhulzen die 100 tot 150 kg kunnen dragen (Deze moet u zelf kopen) I M10 ophangbouten (3/8") (Deze moet u zelf kopen) J Bewapeningsstaal Plafond Plafondbalk Balk Dakbalk *B: Hoogte ophangbout (zie Fig. 4-2 B voor bijzonderheden) Fig. 4-4 A E +5 0 27 G Min. 30 93 F C B A B C D Ophangbout (Ter plaatse aan te schaffen) Plafond Moer (Ter plaatse aan te schaffen) Sluitring (met isolatie) (Accessoire) F G H I 3-ø2,8 braamgat ø73,4 toevoeropening Kanaalflens (ter plaatse vervaardigd) 4 × 10 Zelftappende schroef (ter plaatse aangeschaft) J Toevoerkanaal • Het werk aan het plafond hangt af van de constructie van het gebouw. U moet aannemers en binnenhuisarchitecten raadplegen voor details. (1) De omvang van verwijdering van het plafond: Het plafond moet volledig horizontaal gehouden worden en de constructie van het plafond (draagconstructie: houten latten en lattenhouders) moet verstevigd worden om het plafond te beschermen tegen trillingen. (2) Zaag de plafondconstructie door en verwijder het. (3) Verstevig de uiteinden van de plafondconstructie waar u het doorgezaagd hebt en maak een extra constructie om de uiteinden van de plafondplaten vast te zetten. (4) Bevestig een afstandsblok tussen het plafond en het rooster wanneer u de unit aan een hellend plafond bevestigt, zodat de unit horizontaal hangt. 1 Houten constructies • Gebruik bevestigingsbalken (voor laagbouw met alleen begane grond) of zwaardere verdiepingsbalken (voor huizen met verdiepingen) als versteviging. • Balken voor ophanging van airconditioners moeten stevig zijn en de balkdoorsnede moet tenminste 6 cm zijn als de h.o.h. afstand tussen de balken niet meer dan 90 cm is. De balkdoorsnede moet tenminste 9 cm als de h.o.h. afstand tussen de balken zoveel als 180 cm is. De lengte van de ophangbouten moet ø10 (3/8") zijn. (De bouten moet u zelf kopen.) 2 Voor gewapend beton constructies Zet de ophangbouten op de afgebeelde wijze vast, of gebruik stalen of houten hangers, enz. Om de ophangbouten te installeren: 4.5. Werkwijze om het apparaat op te hangen (Fig. 4-5) A C D B Een kanaalflens maken (ter plaatse te vervaardigen) • De vorm van de kanaalflens zoals hiernaast is weergegeven, wordt aanbevolen. De kanaalflens installeren • Snijd de toevoeropening uit. Gebruik geen geweld. • Bevestig de kanaalflens aan de toevoeropening van de binnenunit met drie 4 × 10 zelftappende schroeven, die apart moeten worden aangeschaft. Het toevoerkanaal installeren (ter plaatse te vervaardigen) • Maak een kanaal dat om de kanaalflens past. • Wikkel het kanaal in warmte-isolerend materiaal als de ruimte boven het plafond erg warm en vochtig is. Dit voorkomt condensvorming. 4.4. Ophangconstructie (Zorg dat u een stevige constructie maakt daar waar u het apparaat ophangt) (Fig. 4-4) A Apparaat B Rooster C Steun *B Voorzichtig: Kanaalventilator en airconditioner koppelen Als u een kanaalventilator gebruikt, moet u deze aan de airconditioner koppelen wanneer buitenlucht wordt aangezogen. Laat de kanaalventilator niet alleen draaien. Dit kan leiden tot condensvorming. A Aanbevolen vorm van de kanaalflens (dikte: minimaal 0,8) B 3-ø5 gat C Detailtekening van buitenluchttoevoer D Binnenunit E Plafond Fig. 4-3 1 4.3. Installatie van toevoerkanaal (bij buitenluchttoevoer) (Fig. 4-3) E Ophangplaat F Sluitring (zonder isolatie) (Accessoire) G Controle met behulp van het meetplaatje Hang het apparaat op zoals op de tekening aangegeven. 1. Zet van te voren de verschillende onderdelen op de ophangbouten in de hierna aangegeven volgorde: sluitringen (met isolatie), sluitringen (zonder isolatie) en de dubbele moeren. • Doe de sluitring met isolatie er zo op dat de kant met de isolatie naar beneden wijst. • In het geval dat u bovensluitringen gebruikt om het apparaat op te hangen, dan moeten de onderste sluitringen (met isolatie) en de dubbele moeren er later opgezet worden. 2. Hijs het apparaat op tot de juiste hoogte van de ophangbouten om de ophangplaat tussen de sluitringen te plaatsen en zet het dan stevig vast. 3. Als u het apparaat niet exact tegen het gat in het plafond kunt ophangen, dan kunt u het verschuiven door middel van een gleuf in de ophangplaat. (Fig. 4-6) • Zorg dat stap A binnen het bereik 27 - 32 mm blijft. Als u niet binnen dit bereik blijft, kan dit leiden tot beschadiging. Fig. 4-5 A B C D Apparaat Plafond Meetplaatje (Roosteraccessoire) Afmetingen opening plafond A B C D Apparaat Plafond Installatiemal (Accessoire) Schroef met ring (Accessoire) Fig. 4-6 A B C D Fig. 4-7 46 4.6. De exacte positie van het apparaat vaststellen en de ophangbouten vastzetten (Fig. 4-7) • Gebruik de meetstok die aan de roosters vastzit om de onderkant van het apparaat goed uit te lijnen ten opzichte van de opening in het plafond. Zorg dat deze uitlijning nauwkeurig wordt uitgevoerd, aangezien er anders condensatievorming kan plaatsvinden, door luchtlekkage, etc. • Controleer dat het apparaat horizontaal uitgelijnd is met gebruik van een waterpas of met een met water gevuld vinyl buisje. • Als u er zeker van bent dat het apparaat goed is opgehangen, draait u de moeren van de ophangbouten stevig aan om het apparaat vast te zetten. • De installatiemal kan ook worden gebruikt als bescherming om te voorkomen dat er stof en vuil in het apparaat terechtkomen als de grillen er niet op bevestigd zijn of als u aan het plafond werkt nadat het apparaat is geïnstalleerd. * Zie voor fittingdetails de instructies op de installatiemal. 5. Koelleidingwerk A Binnenapparaat B Buitenapparaat ø6,35 A B SLZ-KA25, KA35: ø9,52 SLZ-KA50: ø12,7 5.1. Koelpijpen (Fig. 5-1) Vervaardiging van leidingen • Koelstofleidingen van 3, 5, 7, 10 en 15 meter kunnen desgewenst worden gebruikt. (1) Onderstaande tabel geeft de specificaties voor leidingen die in de handel verkrijgbaar zijn. Model Fig. 5-1 Leiding Buitenste diameter mm inch Voor vloeistof Voor gas Voor vloeistof SLZ-KA35 Voor gas Voor vloeistof SLZ-KA50 Voor gas SLZ-KA25 6,35 9,52 6,35 9,52 6,35 12,7 Isolatiemateriaal Minimale Dikte van muurdikte isolatie 1/4 3/8 1/4 3/8 1/4 1/2 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 0,8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm 8 mm Heat resisting foam plastic 0,045 specific gravity (2) Controleer of de 2 koelleidingen goed geïsoleerd zijn zodat condensvorming wordt voorkomen. (3) De buigzaamheidsradius van de koelleiding moet 100 mm of meer zijn. Voorzichtig: Gebruik isolatie van de juiste dikte. Te dikke isolatie veroorzaakt plaatsgebrek achter de binnenunit en te dunne isolatie kan leiden tot condensvorming. b a c d 90° e f a b c d e f Koperen leidingen Goed Niet goed Scheef Ongelijk Bramen a b c d Braam Koperen buis/leiding Opruimer Pijpsnijder Fig. 5-2 c d a a Optrompmoer b Koperen leiding Fig. 5-4 A a b c d e e b d c a B • Snijd de koperen leiding recht af met een pijpsnijder. • Verwijder zorgvuldig alle bramen uit de doorsnede van de buis/leiding. • Houd het uiteinde van de buis/leiding naar beneden om te voorkomen dat kopervijlsel in de leiding vallen. 5.2.3. Moeren bevestigen (Fig. 5-4) 5.2.4. Optrompen (Fig. 5-5) • Gebruik optrompgereedschap voor het optrompen (zie rechts). b b c 5.2.1. Leidingen snijden (Fig. 5-2) • Verwijder de optrompmoeren die aan de binnen- en buitenunit zijn bevestigd en bevestig deze aan de buis/leiding nadat de bramen zijn verwijderd. (Het is niet mogelijk deze na het optrompen te bevestigen.) Fig. 5-3 a • De belangrijkste oorzaak van gaslekken is een fout bij het optrompen. Voer het optrompen op de volgende manier correct uit. 5.2.2. Bramen verwijderen (Fig. 5-3) b a 5.2. Optrompen Trompgereedschap Matrijs Koperen leiding Optrompmoer Span Afmetingen Leidingdiameter A (mm) Bij het gebruik van het gereedschap voor R410A (mm) Type koppeling 6,35 0 - 0,5 9,52 0 - 0,5 12,7 0 - 0,5 +0 B -0,4 (mm) 9,1 13,2 16,6 Houd de koperen leiding stevig vast in de matrijs met de maat uit bovenstaande tabel. Fig. 5-5 5.2.5. Controleren (Fig. 5-6) d • Vergelijk de opgetrompte leiding met de afbeelding rechts. • Snijd het opgetrompte stuk af en tromp de leiding opnieuw op wanneer deze ondeugdelijk is opgetrompt. b e f g h a b c d e c i Fig. 5-6 Rondom glad Binnenkant glimt overal, zonder krassen. Rondom even lang Te veel Scheef f Kras op het opgetrompte vlak g Gebarsten h Ongelijk i Voorbeelden van ondeugdelijk optrompen 5.3. Plaats van de koelstof- en afvoerleidingen (Fig. 5-7) A B C D E F G Afvoerleiding Plafond Rooster Koelstofleiding (vloeistof) Koelstofleiding (gas) Inlaat watervoorziening Hoofdunit Gezien vanaf A A Fig. 5-7 47 5. Koelleidingwerk 5.4. Leidingen aansluiten (Fig. 5-8) Binnenunit G A Koelstofleiding en isolatiemateriaal (ter plaatse aan te schaffen) B Leidingbedekking (groot) (accessoires) C Leidingbedekking (klein) (accessoires) D Koelstofleiding (gas) E Koelstofleiding (vloeistof) F Band (accessoire) G Dwarsdoorsnede van de aansluiting H Koelstofleiding I Isolatiemateriaal J Duwpunt F B,C J I H Fig. 5-8 1) Bij gebruik van in de handel verkrijgbare koperen leidingen: • Breng een dunne laag koelolie aan op de leiding en het verbindingsvlak voordat u de optrompmoer aandraait. • Gebruik twee sleutels om de leidingaansluitingen vast te draaien. • Ontlucht de koelstofleidingen met koelgas (ontlucht niet de koelstof in de buiteneenheid). • Gebruik lekverklikker of sop om te controleren of er lekken achterblijven nadat de aansluitingen zijn gemaakt. • Gebruik het meegeleverde isolatiemateriaal voor de koelstofleidingen om de aansluitingen bij de binnenunit te isoleren. Plaats het isolatiemateriaal zoals hieronder wordt weergegeven. 2) Warmte-isolatie voor koelstofleidingen: 1 Wikkel de meegeleverde grote leidingbedekking om de gasleiding, waarbij het uiteinde van de bedekking de zijkant van de unit raakt. 2 Wikkel de meegeleverde kleine leidingbedekking rond de vloeistofleiding, waarbij het uiteinde van de bedekking de zijkant van de unit raakt. 3 Zet beide uiteinden van de leidingbedekkingen met de meegeleverde banden vast. (Bevestig de banden op 20 mm van de uiteinden van de leidingbedekking.) Zorg dat de afsluitkraan op de buitenunit geheel is gesloten (de unit verlaat de fabriek met de kraan gesloten). Ontlucht het systeem via de dienstopening voor de afsluitkraan op de buitenunit, nadat alle leidingaansluitingen tussen de binnen- en buitenunit zijn voltooid. Open de stang van de afsluitkraan van de buitenunit volledig, nadat bovenstaande handelingen zijn voltooid. Hiermee is de aansluiting van het koelcircuit tussen de binnen- en buitenunit gereed. De instructies voor de afsluitkraan zijn vermeld op de buitenunit. • Breng een dun laagje koelolie aan op het verbindingsvlak van de leiding. (Fig. 5-9) • Voor de aansluiting moet u eerst het midden uitlijnen. Vervolgens draait u de optrompmoer 3 tot 4 slagen aan. • Gebruik de onderstaande tabel met aandraaimomenten als richtlijn voor het verbindingspunt op de aansluitzijde van de binnenunit en draai de aansluiting vast met twee sleutels. Wanneer u een optrompmoer te stevig aandraait, kan dit het getrompte deel beschadigen. Buitendiameter koperen pijp Buitendiameter flensmoer (mm) (mm) ø6,35 17 ø9,52 22 ø12,7 26 Aanhaalmoment (N·m) 14 - 18 34 - 42 49 - 61 Waarschuwing: De optrompmoer kan er afvliegen! (door interne druk) Verwijder de optrompmoer als volgt: 1. Draai de moer los totdat een sissend geluid hoorbaar is. 2. Verwijder de moer niet voordat het gas geheel is vrijgekomen (het sissende geluid is gestopt). 3. Controleer of het gas geheel is vrijgekomen en verwijder vervolgens de moer. Fig. 5-9 6. Installatie van Draineerbuizen 6.1. Installatie van Draineerbuizen (Fig. 6-1) Max. 20m 1 • Gebruik VP25 (PVC BUIS met een buitendiameter van ø32) voor draineerbuizen en zorg voor een naar beneden lopend verval van tenminste 1/100. • Gebruik een lijm op polyvinylbasis voor de verbindingen van de leidingen. • Zie de afbeelding voor het leidingenwerk. • Gebruik de bijgeleverde afvoerslang om de aftakkingsrichting van de leiding te veranderen. 1,5–2m C A B 2 1 2 A B K L Juist aangelegde leidingen Onjuist aangelegde leidingen Isolatie (tenminste 9 mm) Naar beneden lopend verval (1/100 of meer) C K L M Ophangbeugel Ontluchter Verhoogd Stankafsluiter Gegroepeerd leidingwerk (grouped piping) B D E F G H I M D F Max. 150 mm D E F D F G F H I Fig. 6-1 48 J PVC BUIS met een buitendiameter van ø32 Maak de bocht zo groot mogelijk Binnenapparaat Gebruik dikkere leidingen voor gegroepeerd leidingwerk. Naar beneden lopend verval (1/100 of meer) PVC BUIS met een buitendiameter van ø38 voor gegroepeerd leidingwerk. (met tenminste 9 mm isolatie erop) J Tot 500 mm 6. Installatie van Draineerbuizen (mm) K B D E E 30 30 30 H C,K J G A 11 C L I F 1. Sluit de aftapbus (meegeleverd met het apparaat) aan op de afvoeropening. (Fig. 6-2) (Bevestig de buis met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met behulp van een band.) 2. Installeer een ter plaatse aangeschafte afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø32) (Bevestig de pijp met behulp van PVC-plakband en zet deze stevig vast met behulp van een band.) 3. Isoleer de buis en de pijp (PVC-pijp, O.D. ø32 en aftapbus) 4. Controleer of de afvoer gelijkmatig stroomt. 5. Isoleer de afvoeropening met behulp van isolatiemateriaal en zet het materiaal vervolgens stevig vast met een band. (Zowel het isolatiemateriaal als het band zijn meegeleverd met het apparaat.) A B C D E F Fig. 6-2 G H I J K L Hoofdunit Isolatiemateriaal Band (breed) Afvoeropening (transparant) Insteekmarge Overeenkomend Afvoerpijp (PVC-pijp, O.D. ø32) Isolatiemateriaal (ter plaatse aangeschaft) Transparante PVC-pijp PVC-pijp, O.D. ø32 (Helling van 1/100 of meer) Band (smal) Aftapbus 7. Elektrische aansluitingen 7.1. Voorzorgsmaatregelen (Fig. 7-1) Elektrische specificaties Stroomtoevoer (1 fase ~/N, 230 V, 50 Hz) A S1 S2 S3 12 B S1 S2 S3 C A Binnenapparaat B Buitenapparaat C Afstandsbediening med draad D D Aangesloten hoofdschakelaar/zekering E Aarde Voor voeding Ingangscapaciteit hoofdschakelaar/-zekering (A) SLZ-KA25 SLZ-KA35 SLZ-KA50 10 10 20 • De compressor werkt niet tenzij de de fasen voor de stroomvoorziening op de juiste wijze zijn aangesloten. • D wordt meestal geaard met een niet op zekering gebaseerde onderbreker (aardlekschakelaar [ALS]). • De verbinding tussen de binnen- en buitenapparaten kan verlengd worden tot een maximum van 50 meter, en de totale maximale verlenging inclusief kruisverbindingen tussen kamers is 80 m. Met de airconditioner zal een schakelaar met ten minste 3,5 mm contactscheiding tussen de polen worden meegeleverd. * Label iedere onderbreker, afhankelijk van zijn functie (verwarming, eenheid etc). D Voor voeding A B E A A C Fig. 7-1 7.2. Binnenunit (Fig. 7-2) (Fig. 7-3) A Kap van schakeldoos B Schakeldoos C Ingang voor de aansluitkabel tussen het binnenapparaat en het buitenapparaat D Ingang voor de aansluitkabel van de afstandsbediening E Kabelklem F Aansluitblok voor verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit G Aansluiting voor de afstandsbediening met kabel (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAQ) H Bedieningseenheid van binnenunit I Voedingskaart J Aardingskabel Fig. 7-2 G S1 S2 S3 1 2 F Waarschuwing: • Zet de kap van de schakeldoos stevig vast. Als deze niet goed is bevestigd, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok, veroorzaakt door stof, water enzovoort. • Gebruik de aangegeven verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit voor de aansluiting van de binnen- en buitenunits en bevestig de kabel stevig aan het aansluitblok zodat er geen spanning wordt uitgeoefend op het aansluitgedeelte van het aansluitblok. Onvolledige aansluiting of bevestiging van de kabel kan brand veroorzaken. D C H J Werkprocedure 1.Verwijder 2 schroeven om de kap van de schakeldoos te verwijderen. 2.Leg elke kabel via de bedradingsinlaat aan naar de schakeldoos. (De voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit moeten ter plaatse worden aangeschaft.) 3.Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit stevig aan op de aansluitblokken. 4.Zet de kabels vast met klemmen buiten de schakeldoos. 5.Plaats de kap van de schakeldoos terug. • Sluit de voedingskabel en de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit aan op de schakeldoos met bufferringen voor spankracht. (PG-aansluiting of gelijkwaardig.) E Fig. 7-3 49 7. Elektrische aansluitingen • Leg de bedrading aan zoals aangegeven in het diagram links onderaan. (Schaf de kabel ter plaatse aan) (Fig. 7-4) Zorg dat er alleen kabels van de juiste polariteit worden gebruikt. Binnenunit aansluiting 1 2 2 1 Aansluitkabel Kabel, 3-aderig, 1,5 mm2, volgens ontwerp 245 IEC 57. 2 Aansluitblok voor binnenunit 3 Aansluitblok voor buitenunit 4 Sluit altijd een aardingsdraad aan (1-aderig, 1,5 mm2) die langer is dan de andere kabels. 5 Kabel voor afstandsbediening (niet-gepolariseerd) Kabel, 2-aderig, 0,3 mm2 De afstandsbediening is voorzien van een kabel van 10 m. Max. 500 m 6 Afstandsbediening med draad 7 Voedingskabel Aarddraad (groen/geel) 4 5 1 Verbindingskabel binnenen buitenunit 3-aderige 1,5 mm2 of meer 6 3 L N Buitenunit aansluiting 7 Voedingskabel Voorzichtig: • Zorg dat de kabels goed worden aangesloten. • Draai de aansluitblokschroeven stevig vast om te voorkomen dat deze lostrillen. • Trek na het aandraaien van de schroeven zachtjes aan de kabels om zeker te zijn dat deze niet kunnen schuiven. Fig. 7-4 7.3. Afstandsbediening 7.3.1. Draadloze afstandsbediening (Fig. 7-5) D B A B C D A Draadloze afstandsbediening (accessoire) Wand Houder voor afstandsbediening (accessoire) Bevestigingsschroef (accessoire) C Fig. 7-5 1) Omgeving van de installatie • Omgeving waar de afstandsbediening niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht. • Omgeving waar geen warmtebron is. • Omgeving waar de afstandsbediening niet wordt blootgesteld aan koude (of warme) wind. • Omgeving waarin de afstandsbediening eenvoudig kan worden bediend. • Omgeving waarin de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen is. 2) Installatiemethode 1 Bevestig de houder voor de afstandsbediening op de gewenste plaats door middel van de twee zelftappende schroeven. 2 Plaats het onderste gedeelte van de afstandsbediening in de houder. • Het signaal heeft een bereik van ongeveer 7 meter (in een rechte lijn), binnen een hoek van 45 graden naar rechts of links van de middellijn van de ontvanger. Bovendien kan het signaal niet worden ontvangen als dit wordt gestoord door tlverlichting of sterk zonlicht. B 7.3.2. Afstandsbediening med draad A 30 1) Montageprocedure (1) Kies een plaats waar u de afstandsbediening wilt monteren. (Fig. 7-6) De temperatuursensors bevinden zich zowel op de afstandsbediening als op het binnenapparaat. s Koop de volgende onderdelen zelf: Schakelkastje voor 2 delen Dunne koperen geleidingsbuis Borgmoeren en doorvoerbussen 30 30 83,5 46 C A E F I G H 120 C D Fig. 7-6 B B-1. B-2. H H I J I Fig. 7-7 A A Zij-aanzicht van de afstandsbediening B Minimale afstanden rond de afstandsbediening tot andere voorwerpen C Montagediepte (2) Dicht de opening voor de afstandsbedieningskabel af met stopverf om te voorkomen dat er dauwdruppels, water, kakkerlakken of wormen inkomen. (Fig. 7-7) A Voor installatie in het schakelkastje: B Voor directe montage op de muur kies dan voor één van de volgende methoden: • Boor een gat door de muur om de afstandsbedieningskabel door heen te halen (om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant te leiden) en dicht daarna het gat af met stopverf. • Leid de afstandsbedieningskabel door het eruit gehaalde bovenste gedeelte en dicht daarna de eruit gehaalde uitsparing af met stopverf, net zoals hierboven is beschreven. B-1. Om de afstandsbedieningskabel vanaf de achterkant van de afstandsbediening te laten lopen: B-2. Om de afstandsbedieningskabel door het bovenste gedeelte te laten lopen: (3) Voor montage direct op de muur C D E F G H I J Muur Geleidingsbuis Borgmoer Doorvoerbus Schakelkastje Afstandsbedieningskabel Dicht met stopverf af Houtschroef 2) Aansluitprocedure (Fig. 7-8) 1 Sluit de afstandsbedieningskabel aan op het aansluitblok. AB TB6 B Fig. 7-8 50 A Aan het aansluitblok op de binnenunit B TB6 (Geen polariteit) 3) Functiekeuze Indien twee afstandsbedieningen zijn aangesloten, stelt u er een in als “Main” (Hoofdeenheid) en de andere als “Sub” (Sub-eenheid). Voor het instellen van de procedures, verwijzen wij u naar “Functiekeuze” in de bedieningshandleiding van het binnenapparaat. 7. Elektrische aansluitingen 2 7.4. Functie-instellingen 3 4 1 ⁄ 2 ⁄ 3 ⁄ 4 ⁄ 1 TEMP. F MENU E G BACK PAR-21MAA MONITOR/SET ON/OFF ON/OFF FILTER DAY CLOCK C Modusnummer Instellingsnummer Koeleradres Eenheidnummer A CHECK TEST OPERATION CLEAR B 7.4.1. Instelling van de functies op het apparaat (de functies van het apparaat selecteren) 1) FUNCTIE AUTO RESTART Bedieningskaart van binnenunit Dit model is uitgerust met de functie AUTO RESTART (automatisch opnieuw starten). (DIP-schakelaar van de besturingskaart) De werkingsmodus, ingestelde temperatuur en de ventilatorsnelheid worden opgeslagen op de besturingskaart van binnenunit als de binnenunit wordt bediend met de afstandsbediening. De functie Auto Restart wordt ingeschakeld zodra de stroomtoevoer na een stroomstoring is hersteld. De unit start dan automatisch opnieuw op. SW3 D 1 4 2 3 4 5 ON OFF Automatisch herstel van stroomuitval 1 UIT : niet beschikbaar AAN : beschikbaar (Begininstelling) 2 * Als de voeding terugkeert, zal de airconditioning 3 minuten later beginnen. 1 2) Andere functies Voor de afstandsbediening med draad (Fig. 7-9) Het stroomvoltage wijzigen • Vergeet nooit om de voedingsspanning in te stellen op de plaatselijke netspanning. 1 Ga naar de modus functies instellen Schakel de afstandsbediening uit. Druk tegelijk op de toetsen A en B en houd deze ten minste twee seconden ingedrukt. FUNCTION gaat knipperen. 2 Gebruik de knop C om het koeleradres (3) op 00 in te stellen. 3 Druk op D en in de eenheidnummerweergave (4) begint [--] te knipperen. 4 Gebruik de toets C om het apparaatnummer (4) op 00 in te stellen. 5 Druk op de knop E MODE om het koeleradres/eenheidnummer toe te wijzen. In de modusnummerweergave (1) zal kort [--] gaan knipperen. 6 Druk op de knoppen F om het modusnummer (1) op 04 in te stellen. 7 Druk op de toets G. Het huidige instellingsnummer (2) gaat knipperen. Gebruik de toets F om het instellingsnummer aan te passen aan de gebruikte voedingsspanning. Voedingsspanning 240 V : Instellingsnummer = 1 220 V, 230 V : Instellingsnummer = 2 8 Druk op de toets MODE E, de modus en de instellingsnummers (1) en (2) zullen continu gaan branden. De instelling kan nu worden bevestigd. 9 Druk tegelijkertijd op de knoppen FILTER A en TEST RUN B en houdt die tenminste twee seconden vast. De functieselectieweergave verdwijnt tijdelijk en het bericht koelsysteem OFF verschijnt. Fig. 7-9 Functietabel Selecteer eenheidnummer 00 Modus Automatisch herstel van stroomuitval *1 (FUNCTIE AUTO RESTART) Binnentemperatuurdetectie LOSSNAY-verbinding Stroomsterkte Instellingen Niet beschikbaar Beschikbaar Binnenapparaat gemiddelde werking Instellen met afstandsbediening van binnenapparaat Interne sensor van afstandsbediening Niet ondersteund Ondersteund (binnenapparaat is niet voorzien van buitenluchttoevoer) Ondersteund (binnenapparaat is voorzien van buitenluchttoevoer) 240 V 220 V, 230 V Selecteer eenheidnummers 01 tot en met 03 of alle nummers (AL) Modus Instellingen Filterteken 100 uur 2500 uur Geen filtertekenindicator Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling 1 *1 01 2 *1 1 02 2 3 1 03 2 3 1 04 2 Instelling Modusnummer Instellingsnummer Begininstelling 1 07 2 3 Instelling *1 Bij dit model kan modus nr. 1 niet worden ingesteld met behulp van de afstandbediening. Stel deze modus in met behulp van schakelaar SW3-1 van het bedieningspaneel van het binnenapparaat. 51 8. Het rooster installeren 8.1. De roosteraccessoires controleren (Fig. 8-1) 1 • Het rooster wordt geleverd met de volgende accessoires. 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Accessoire naam Rooster Schroef met pakking Meetapparaat Sluiting Band Hoeveelheid Opmerking 1 650 × 650 (mm) 4 M5 × 0,8 × 25 (mm) 1 2 2 Fig. 8-1 8.2. Voorbereidingen voor het bevestigen van het rooster (Fig. 8-2) • Gebruik het bij deze kit meegeleverde meetapparaat om de positie van de unit ten opzichte van het plafond te controleren. Als de unit niet correct aan het plafond is geplaatst, kan er lucht ontsnappen, condensvorming ontstaan of is het mogelijk dat de schoepen omhoog/omlaag niet correct functioneren. • Zorg dat de opening in het plafond binnen de volgende afmetingen valt: 576 × 576 - 620 × 620 • Zorg ervoor dat stap A wordt uitgevoerd binnen 27 tot 32 mm. Als dit bereik wordt overschreden, kunnen beschadigingen ontstaan. Fig. 8-2 A B C D A Hoofdunit Plafond Meetapparaat (accessoire) Afmetingen plafondopening B 1 8.2.1. Verwijderen van de gril van de inlaatopening (Fig. 8-3) • Schuif de hendels in de richting die wordt aangegeven door de pijl 1 om de gril van de inlaatopening te openen. • Maak de haak los waarmee de gril vastzit. * Maak de haak van de gril voor de inlaatopening niet los. • Verwijder nu het scharnier van de gril van de inlaatopening zoals aangegeven door de pijl 2, terwijl de gril in de geopende positie staat. 1 E C 2 D Fig. 8-3 G 8.2.2. Verwijderen van het hoekpaneel (Fig. 8-4) B F F • Verwijder de schroef uit de hoek van het hoekpaneel. Schuif het hoekpaneel in de richting aangegeven door de pijl 1 om het paneel te verwijderen. 1 A B C D Gril van inlaatopening Gril Hendels van gril van inlaatopening Haak van gril E Opening voor de haak van de gril F Hoekpaneel G Schroef Fig. 8-4 15~20 (mm) A B 8.3. Rooster installeren • Installeer het rooster zorgvuldig, aangezien er beperkingen zijn voor wat betreft de bevestigingspositie van het rooster. 8.3.1. Voorbereidingen (Fig. 8-5) • Installeer de twee bijgeleverde schroeven met pakking in de hoofdunit (in de omgeving van de hoek van de koelstofleiding en in de tegenoverliggende hoek) zoals aangegeven in de afbeelding. A Hoofdunit B Gedetailleerde afbeelding van geïnstalleerde schroef met pakking (accessoire). Fig. 8-5 52 8. Het rooster installeren 8.3.2. Tijdelijke installatie van het rooster (Fig. 8-6) • Lijn de schakeldoos van de hoofdunit en de ontvanger van het rooster uit. Bevestig vervolgens het rooster tijdelijk door gebruik te maken van de belvormige gaten. * Zorg ervoor dat de stroomdraden van het rooster niet klem komen te zitten tussen het rooster en de hoofdunit. A B C D E F G Hoofdunit Schakeldoos Schroef met pakking (voor tijdelijk gebruik) Schroef met pakking (accessoire) Rooster Belvormig gaatje Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) 8.3.3. Het rooster bevestigen (Fig. 8-7) D B A Fig. 8-6 C • Bevestig het rooster aan de hoofdunit door de twee hiervoor geïnstalleerde schroeven (met ingesloten pakking) en de twee overige schroeven (met ingesloten pakking) aan te draaien. * Zorg ervoor dat er geen openingen ontstaan tussen de hoofdunit en het rooster en ook niet tussen het rooster en het plafond. A B C D Plafond Hoofdunit Rooster Zorg dat er geen openingen ontstaan. Fig. 8-7 8.3.4. Draden aansluiten (Fig. 8-8) • Zorg ervoor dat de unit wordt aangesloten op de connector (wit: 10 polen/rood: 9 polen). Bevestig vervolgens de witte glazen buis die wordt meegeleverd met de hoofdunit zodanig dat de buis de connector bedekt. Sluit de opening van de glazen buis af met de band. • Zorg dat er geen speling is in de stroomdraden bij de sluiting van het rooster. E B A B C D E F Sluiting (accessoire) Witte glazen buis Connector voor de hoofdunit Connector voor het rooster Band (accessoire) Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) D C Fig. 8-8 8.4. Vastzetten van het op-/neergaande luchtuitstroomblad (Fig. 8-9) A B C D A Knop B Motor van uitstroomblad C Uitstroombladen voor op-/neergaande luchtuitstroom D Aansluiting B D A De uitstroombladen van het apparaat kunnen in een gewenste stand worden vastgezet. • Zet deze uitstroombladen vast in de richting die de klant wenst. De bediening van de deze uitstroombladen voor de verticale luchtuitstroomrichting en de andere automatische regelingen kunnen niet via de afstandsbediening worden gemaakt. Bovendien kan het voorkomen dat de eigenlijke stand van deze uitstroombladen niet dezelfde is als degene die op de afstandsbediening wordt aangegeven. 1 Schakel het apparaat uit met de hoofdschakelaar. Let op! Als de ventilator draait, kunt u zich hieraan verwonden of een elektrische schok oplopen. 2 Verbreek de aansluiting van het luchtuitstroomblad dat u wilt afstellen. (Druk de knop in en schuif de aansluiting weg in de richting die door de pijl wordt aangegeven, zoals getoond in de afbeelding.) Nadat u de aansluiting heeft verwijderd, dient u deze af te plakken met isolatieband. 3 Beweeg voorzichtig de schoepen omhoog/omlaag binnen het aangegeven bereik om de richting van de luchtstroom aan te passen. (Fig. 8-10) Fig. 8-9 Aangegeven bereik E A F E Meten van de standaardpositie van het rooster F Schoepen omhoog/ omlaag Richting van de luchtstroom Horizontaal 30° (omhoog/omlaag) A (mm) 21 Omlaag 45° Omlaag 55° Omlaag 70° 25 28 30 • De schoepen kunnen worden ingesteld tussen 21 en 30 mm. Voorzichtig: Stel de schoepen omhoog/omlaag niet buiten het aangegeven bereik in. Anders kan dit leiden tot condensvorming op het plafond of tot storingen aan de unit. Fig. 8-10 53 8. Het rooster installeren D A 8.5. Het inlaatrooster installeren (Fig. 8-11) E B • Voer de procedure beschreven in “8.2. Voorbereidingen voor het bevestigen van het rooster” in omgekeerde volgorde uit voor de installatie van het inlaatrooster en het hoekpaneel. A Koelstofleidingen van de hoofdunit B Afvoerleiding van de hoofdunit C Hoekpaneel * Kan in elke positie worden geïnstalleerd. D Fabrieksinstellingen van hendels op inlaatrooster * De klemmen kunnen in elk van de vier posities worden geïnstalleerd. E Ontvanger (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) 8.6. Controleren C • Zorg dat er geen opening is tussen de unit en het rooster en ook niet tussen het rooster en het plafond. Als er een opening ontstaat tussen de unit en het rooster of tussen het rooster en het plafond, kan dit leiden tot condensvorming. • Zorg ervoor dat de kabels goed zijn aangesloten. E SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) Fig. 8-11 9. Proefdraaien 9.1. Voordat u gaat proefdraaien s Controleer nadat u het installeren van de binnen- en buitenunits en de leidingen en elektrische bedrading hebt geïnstalleerd of de unit geen koelstof lekt, de aansluitingen nog goed zijn aangesloten en de polariteit juist is. s Meet de impedantie tussen de aansluitblokken voor de voedingskabel (L, N, ) op de units en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer Ω. of deze gelijk of groter is dan 1,0 MΩ C A B A Noodwerkingsschakelaar (verwarmen) B Noodwerkingsschakelaar (koelen) C Bedieningslampje SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) Fig. 9-1 9.2. Test 9.2.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 9-1) Meet de impedantie tussen het aansluitblok voor de voedingskabel op de buitenunit en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer of deze gelijk of groter is dan 1,0 MΩ. • Controleer of de draden correct zijn aangesloten voordat u proefdraait. Wanneer de draden niet correct zijn aangesloten, werkt de unit niet correct of kan de zekering doorbranden waardoor de unit niet meer functioneert. • Voer de test uit volgens de volgende procedure. Procedure 1 Druk minimaal 3 seconden op knop B om het koelen te starten. Inspecteer de aansluitingen van de verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit wanneer het bedieningslampje C elke halve seconde knippert. • Controleer of de schoepen goed werken wanneer koele lucht wordt uitgeblazen. 2 Druk nogmaals op de knop om de unit uit te schakelen. A om het verwarmen te starten. 3 Druk minimaal 3 seconden op knop Controleer dat warme lucht wordt uitgeblazen. • De ventilator van de binnenunit werkt mogelijk niet aan het begin van het verwarmen om te voorkomen dat koude lucht wordt uitgeblazen. Wacht geduldig een aantal minuten af totdat de temperatuur van de warmtewisselaar stijgt en de warme lucht wordt uitgeblazen. 4 Druk nogmaals om het uit te schakelen. De ontvangst van het (infrarode) signaal van de afstandsbediening controleren Druk op de knop ON/OFF op de afstandsbediening en controleer dat er een elektronisch geluid wordt weergegeven door de binnenunit. Druk nogmaals op de knop ON/ OFF om de airconditioner uit te schakelen. Noodwerking (wanneer de draadloze afstandsbediening kwijt is) De noodwerking kan worden gestart door te drukken op de knop B/A (koeling/verwarming). Nadat eenmaal op de knop is gedrukt, wordt de noodwerking van de unit gestart met een vaste temperatuur van 24°C in de koelmodus of de verwarmmodus. Opmerking: • De noodwerking stopt niet automatisch. • Hoewel de thermostaat tijdens de test wordt ingeschakeld, wordt de temperatuur tijdens noodwerking ingesteld op 24°C en werkt de thermostaat volgens de kamertemperatuur. De bedieningsopdrachten voor de test en de noodwerking worden doorgegeven door de afstandsbediening wanneer de binnenunit wordt ingeschakeld met de afstandsbediening. Wanneer de compressor wordt uitgeschakeld, wordt de herstartblokkering ingeschakeld om te voorkomen dat de compressor binnen drie minuten wordt ingeschakeld. Dit beschermt de airconditioner. 54 9. Proefdraaien F E D B 9.2.2. Afstandsbediening med draad (Fig. 9-2) TEST RUN COOL, HEAT C ˚C ˚C SIMPLE TEMP. MENU BACK ON/OFF FILTER DAY MONITOR/SET PAR-21MAA ON/OFF CHECK TEST OPERATION CLOCK HG CLEAR I M A A Knop ON/OFF B Weergave TEST RUN (proefdraaien) C Temperatuurweergave omgeving/vloeistofleiding D ON/OFF-lampje E Stroomweergave F Weergave van foutcode Weergave van resterende looptijd van test G Instellingsknop temperatuur H Keuzeknop werkingsmodus I Knop ventilatorsnelheid M Knop TEST (test) 1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in. 2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. ➡ “TEST RUN” in het LCD-venster 3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. ➡ Controleer of er lucht wordt uitgeblazen. 4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand koelen (of verwarmen). ➡ Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen. 5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). ➡ Controleer of de luchtuitstroomsnelheid verandert. 6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking. 7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF]-toets ➡ Stop 8 Leg een telefoonnummer vast. Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnenapparaat. Fig. 9-2 B E D 9.3. Zelfcontrole 9.3.1. Afstandsbediening med draad (Fig. 9-3) ERROR CODE ERROR CODE B TEMP. E ON/OFF C MENU MONITOR/SET BACK ON/OFF A B C D FILTER DAY CHECK TEST ERROR CODE PAR-21MAA OPERATION CLOCK CLEAR F A 1 Schakel de netspanning aan. 2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop. 3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling wordt gebruikt. 4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen. CHECK-knop Koelvloeistofadres TEMP-knop IC: Binnenapparaat OC: Buitenapparaat E Controlecode F Adres van het apparaat Fig. 9-3 9.3.2. Draadloze afstandsbediening (Fig. 9-4) TO O TO O CO OL CT FAN AUTO COOL HEAT DRY VANE SELE TIME ET RES werkingsindicatielampje h ON/OFF TOO WARM 1 Zet de afstandsbediening aan. 2 Houd zowel MODE SELECT als TOO COOL op de afstandsbediening ingedrukt en druk op RESET. 3 Laat RESET los. 4 Laat de beide andere toetsen los. Na drie seconden worden alle items in het LCD-display getoond. 5 Verzend het signaal van de afstandsbediening door op ON/OFF (in werking/stoppen) op de afstandsbediening te drukken. (Bij de bovenstaande procedure kan het werkingsindicatielampje gaan branden om een foutmodus aan te geven.) 6 Verzend het signaal van de afstandsbediening door opnieuw op ON/OFF (in werking/stoppen) te drukken om de zelfcontrole te stoppen. TOO COOL Het werkingsindicatielampje gaat branden, ongeacht het display van de afstandsbediening. Fig. 9-4 55 9. Proefdraaien • Zie de volgende tabellen voor uitleg over de controlecodes. [Uitgangspatroon A] Pieptonen Knipperpatroon van het werkingsindicatielampje Piep De zelfcontrole begint (startsignaal wordt ontvangen) Uit Ongeveer 2,5 s Piep Piep Piep Piep Piep Piep 1e 2e 3e ne 1e 2e Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Uit Ongeveer 2,5 s Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode aan volgens de volgende tabel (bijvoorbeeld n=5 bij “P5”) Aan 0,5 s. · · · Wordt herhaald Aan 0,5 s. Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode aan volgens de volgende tabel [Uitgangspatroon B] Pieptonen Knipperpatroon van het werkingsindicatielampje Piep Uit De zelfcontrole Ongeveer 2,5 s begint (startsignaal wordt ontvangen) [Uitgangspatroon A] Aan Ongeveer 3 s. Afstandsbediening med draad Pieptonen/knipperingen (aantal malen) Controlecode 1 Piep Piep Piep Piep 2e 3e ne 1e 2e Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Aan 0,5 s. Uit Ongeveer 2,5 s Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode aan volgens de volgende tabel (bijvoorbeeld n=5 bij “U2”) Aan Ongeveer 3 s. Aan 0,5 s. · · · Wordt herhaald Aan 0,5 s. Het aantal knipperingen/pieptonen in het patroon geeft de controlecode aan volgens de volgende tabel Symptoom P1 P2 P9 E6, E7 P4 P5 PA P6 EE P8 E4 – – Fb 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Opmerking Inlaatsensorfout Pijpsensorfout (TH2) Pijpsensorfout (TH5) Communicatiefout binnen-/buitenapparaat Afvoersensorfout Afvoerpompfout Geforceerde fout compressor Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten Pijptemperatuurfout Ontvangstfout signaal afstandsbediening – – Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.) Fouten gedetecteerd door andere apparaten dan het binnenapparaat (buitenapparaat, enz.) Draadloze afstandsbediening Afstandsbediening med draad Pieptonen/knipperingen (aantal malen) Controlecode 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Piep 1e Fouten gedetecteerd door het binnenapparaat Draadloze afstandsbediening [Uitgangspatroon B] Piep Symptoom E9 UP U3, U4 UF U2 U1, Ud U5 U8 U6 U7 11 U9, UH 12 13 14 – – Andere Communicatiefout binnen-/buitenapparaat (zendfout) (buitenapparaat) Overstroomonderbreking compressor Thermistors van het buitenapparaat geopend/kortgesloten Overstroomonderbreking compressor (bij vergrendelde compressor) Abnormaal hoge uitstoottemperatuur/49C-werking/onvoldoende koelstof Abnormaal hoge druk (63H-werking)/oververhittingsbeveiliging aangesproken Abnormale temperatuur van het koellichaam Beveiligingsstop van de ventilator van het buitenapparaat Overstroomonderbreking compressor/afwijking van de voedingsmodule Te sterke verwarming door te lage afvoertemperatuur Afwijking zoals te hoge of te lage spanning of afwijkend synchroon signaal naar het netvoedingscircuit/stroomsensorfout – – Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat.) Opmerking Zie voor nadere informatie het LED-display van de besturingskaart van het buitenapparaat. *1 Er zijn geen fouten geregistreerd indien de signaalgever niet na de eerste twee pieptonen klinkt om te bevestigen dat het zelf-controlesignaal was ontvangen en het werkingsindicatielampje niet is gaan branden. *2 Als de signaalgever na de eerste twee piepsignalen drie maal achter elkaar een pieptoon geeft “piep, piep, piep (0,4 + 0,4 + 0,4 s)” om te bevestigen dat het startsignaal van de zelfcontrole was ontvangen, is het aangegeven koelstofadres verkeerd. 56 9. Proefdraaien • Draadloze afstandsbediening De ononderbroken zoemergeluiden zijn afkomstig uit het ontvangstgedeelte van het binnenapparaat. Het knipperen van het bedieningslampje. • Afstandsbediening met snoer Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven. • Indien het apparaat niet op de juiste manier kan worden bediend nadat het bovenstaande proefdraaien is uitgevoerd, dient u de onderstaande tabel te raadplegen om de oorzaak weg te nemen. Symptoom Oorzaak Afstandsbediening met draad • Gedurende ongeveer 2 minuten na het inschakelen is het Gedurende ongeveer 2 minuten gebruik van de afstandsbediening niet mogelijk vanwege het opstarten van het systeem. (Juiste werking) na het inschakelen PLEASE WAIT PLEASE WAIT → Foutcode Nadat ongeveer 2 minuten zijn verstreken na het Schermberichten verschijnen niet terwijl inschakelen de bedieningsschakelaar is ingeschakeld (bedieningslampje licht niet op). • Het aansluitstuk voor het beschermingsapparaat van het buitenapparaat is niet aangesloten. • Draai de fasebedrading om of open deze bij het aansluitblok van het buitenapparaat. • Onjuiste bedrading tussen het binnen- en buitenapparaat (onjuiste polariteit van S1, S2, S3) • Snoer van de afstandsbediening is te kort. Bij een draadloze afstandsbediening zoals hierboven beschreven, is het volgende van toepassing: • Er worden geen signalen van de afstandsbediening geaccepteerd. • De OPE-lamp knippert. • De zoemer maakt een kort piepend geluid. Opmerking: Bediening is niet mogelijk gedurende ongeveer 30 seconden na het annuleren van de functieselectie. (Juiste werking) Raadpleeg de onderstaande tabel voor een beschrijving van de LED’s (LED 1, 2, 3) op het bedieningspaneel binnen. LED1 (spanning voor microcomputer) Geeft aan of er spanning voor de bediening wordt geleverd. Zorg ervoor dat deze LED brandt. LED2 (spanning voor afstandsbediening met kabel) Geeft aan of er spanning aan de afstandsbediening met kabel wordt geleverd. LED3 (communicatie tussen binnen- en buitenapparaat) Geeft de toestand van de communicatie tussen de binnen- en buitenapparaten aan. Zorg ervoor dat deze LED altijd knippert. 9.4. Afvoerleidingen controleren 9.4.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 9-5) F • Controleer tijdens het proefdraaien of het water goed wordt afgevoerd en er geen water lekt uit de verbindingen. • Controleer dit tijdens de installatie, ook als de unit op dat moment niet hoeft te koelen of drogen. • Controleer de afvoerleidingen ook voordat de plafondinstallatie wordt afgerond in een nieuw gebouw. (1) Verwijder de kap van de watertoevoerinlaat en voeg met bijvoorbeeld een waterpomp ongeveer 1000 cc water toe. Let er hierbij goed op dat u geen water morst in het mechanisme van de afvoerpomp. (2) Schakel de noodwerkingsschakelaar (koelen) op het rooster in. (3) Controleer dat water wordt afgevoerd via de afvoeruitlaat. (4) Plaats de kap terug en isoleer de stroomvoeding nadat u de afvoerleidingen hebt gecontroleerd. (5) Plaats de afvoerplug terug nadat u het afvoersysteem hebt gecontroleerd. A Steek het uiteinde van de pomp 3 tot 5 cm naar binnen. B Kap van watertoevoerinlaat C Ongeveer 1000 cc SLP-2ALW (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL) Fig. 9-5 D Water E Afvoerplug F Noodwerkingsschakelaar (koelen) 9.4.2. Voor de afstandsbediening met kabel (1) Verwijder het deksel van de waterinlaatopening en vul circa 1000 cc water bij, bijvoorbeeld met behulp van een waterpomp. Let er hierbij goed op dat u geen water morst in het mechanisme van de afvoerpomp. (2) Controleer of er na het omschakelen van de afstandsbedieningsstand naar de teststand (koelstand), water uit de afvoeruitgang komt. (3) Installeer het deksel weer en isoleer de voedingsleiding, nadat u de afvoer heeft gecontroleerd. (4) Nadat u heeft gecontroleerd of het afvoersysteem goed functioneert, kunt u de aftapplug weer aanbrengen. 57
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144

Mitsubishi Electric SLZ-KA35 Installatie gids

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Installatie gids