Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
Pagina
1.
Inleiding..............................................................................................................................................................75
2.
Verklaring van de symbolen................................................................................................................................75
3.
Doelmatig gebruik...............................................................................................................................................76
4.
Leveringsomvang...............................................................................................................................................76
5.
Benodigde accessoires.......................................................................................................................................77
6.
Veiligheidsinstructies..........................................................................................................................................78
a) Algemeen.....................................................................................................................................................78
b) Montage........................................................................................................................................................79
c) Gebruik.........................................................................................................................................................79
7.
Voorschriften voor batterijen en accu’s...............................................................................................................81
8.
Opbouwen van het modelvoertuig......................................................................................................................82
9.
Voltooiing van het modelvoertuig........................................................................................................................88
a) Inbouwen van de verlichtingsset..................................................................................................................88
b) Afstellen van de afstandsbediening en de rijregelaar...................................................................................89
c) Decoreren van de carrosserie......................................................................................................................89
10. Afstellen van het rijwerk......................................................................................................................................90
a) Wielvlucht instellen.......................................................................................................................................90
b) Afstelling van het wielspoor..........................................................................................................................91
c) Schokdempers instellen...............................................................................................................................92
11. Modelvoertuig in gebruik nemen.........................................................................................................................93
12. Onderhoud en verzorging...................................................................................................................................93
a) Algemeen.....................................................................................................................................................93
b) Voor resp. na elke rit.....................................................................................................................................94
c) Speling van tandflanken afstellen.................................................................................................................94
d) Slipkoppeling afstellen..................................................................................................................................95
13. Verwijdering........................................................................................................................................................96
a) Product.........................................................................................................................................................96
b) Batterijen / Accu’s.........................................................................................................................................96
14. Technische gegevens.........................................................................................................................................97
74
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van dit product.
Dit product voldoet aan alle wettelijke, nationale en Europese normen.
Om dit zo te houden en een veilig gebruik te garanderen, dient u als gebruiker de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing op te volgen.
Deze gebruiksaanwijzing behoort bij dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in over de ingebruikname en het gebruik. Houd hier rekening mee als u dit product doorgeeft aan derden. Bewaar deze gebruiksaanwijzing daarom voor later gebruik!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met een uitroepteken in een driehoek duidt op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die beslist opgevolgd moeten worden.
U ziet het pijl-symbool waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven.
75
3. Doelmatig gebruik
De Monstertruck is een elektrisch aangedreven modelvoertuig, dat met een geschikte radiografische afstandsbediening (niet in de leveringsomvang inbegrepen) draadloos wordt bestuurd. Er zijn voor de werking nog diverse
accessoires nodig, die niet bij de leveringsomvang zijn inbegrepen, maar die afzonderlijk moeten worden besteld
(zie hoofdstuk 5).
De modelauto is uitsluitend ontworpen voor privégebruik voor modelbouw met de daaraan gerelateerde bedrijfstijden.
Het model is uitsluitend bestemd voor gebruik buitenshuis.
Het product is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
Volg alle veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing. Deze bevatten belangrijke informatie voor de
omgang met het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een veilige werking van het model!
4. Leveringsomvang
• Voertuig-bouwset
• Verlichtingsset met twee witte en twee rode leds
• Montagehandleiding
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de meest recente gebruiksaanwijzing via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de instructies op de website.
76
5. Benodigde accessoires
De Monstertruck wordt als bouwpakket geleverd en moet voor het eerste gebruik in elkaar worden gezet. Daarvoor
is bij het bouwpakket een afzonderlijke montagehandleiding bijgevoegd, met veel tekeningen voor de bouwfasen. In
deze handleidingen worden ook belangrijke aanwijzingen en aanbevelingen voor het juist opbouwen van het model
gegeven.
Belangrijk!
De voor de betreffende bouwfase inbegrepen onderdelen zijn afzonderlijk verpakt. Open de plastic zakjes
pas als u de onderdelen voor de bouw nodig hebt.
Het bouwen kan met gewoon in de handel verkrijgbare gereedschappen, zoals schroevendraaier, punttang of zeskantsleutel worden uitgevoerd. Er moeten in ieder geval passende schroevendraaiers worden gebruikt, zodat de
schroefkoppen bij de montage niet worden beschadigd.
Praktische tip:
Het is handig om voor de montage van het voertuig een standaard voor modelauto's te gebruiken. Naast
eenvoudige montage kan de standaard later ook voor proefdraaien van het aandrijfmechaniek of voor
onderhoudsdoeleinden worden gebruikt.
Voor het gebruik zijn ook de volgende accessoires nodig, die niet bij de leveringsomvang zijn inbegrepen en
afzonderlijk moeten worden besteld:
• Afstandsbediening (zender en ontvanger)
• Stuurservo
• Rijregelaar
• Aandrijfmotor
• Rijaccu (racingpack)
• Batterijen of accu's voor de afstandsbediening (zie de gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening voor type en
benodigde aantal)
• Geschikte oplader voor zenderaccu's of rijaccu's
Voor een optimaal gebruik van het voertuig raden wij u bovendien de volgende onderdelen aan:
• Reservebanden (om versleten/beschadigde banden snel te kunnen vervangen)
• Persluchtspray (voor de reiniging)
• Borglak (om losgeraakte schroefverbindingen weer te fixeren)
• Transporttas
77
6. Veiligheidsinstructies
In geval van schade, die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de waarborg/garantie te vervallen. We zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
Wij zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd
gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de waarborg/
garantie te vervallen.
Verder zijn normale slijtage tijdens het gebruik (bijv. versleten banden of tandwielen) en schade als gevolg
van ongevallen (bijv. gebroken chassisdelen of wieldraagarmen) van de garantie en waarborg uitgesloten.
Geachte klant,
Deze veiligheidsvoorschriften zijn niet alleen voor de bescherming van het product, maar ook voor uw
eigen veiligheid en die van andere persone. Lees daarom dit hoofdstuk aandachtig door, voordat u het
product in gebruik neemt!
a) Algemeen
Let op, belangrijke aanwijzing!
Het gebruik van het model kan materiële schade en/of persoonlijk letsel veroorzaken. Zorg er dus
voor dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijvoorbeeld via een aansprakelijkheidsverzekering.
Als u al een aansprakelijkheidsverzekering hebt, controleer dan voordat u het model in gebruik
neemt of dit door uw verzekeringsmaatschappij wordt gedekt.
• Vanwege de veiligheid en de normering is het niet toegestaan dit product zelf te modificeren en/of aan
te passen.
• Het apparaat is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Laat verpakkingsmateriaal niet rondslingeren, dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Als u vragen hebt die niet door deze gebruiksaanwijzing kunnen worden beantwoord, kunt u contact met
ons (zie voor contactgegevens hoofdstuk 1) of met een andere specialist opnemen.
• De bediening en het gebruik van op afstand bedienbare modelvoertuigen moet geleerd worden! Als
u nog nooit zo'n voertuig hebt bestuurd, rijd dan uiterst voorzichtig en maak u eerst vertrouwd met de
reacties van het voertuig op de opdrachten van de afstandsbediening. Wees alstublieft geduldig!
• Neem bij het gebruik van het product geen risico’s! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is
uitsluitend afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Het beoogd gebruik van het voertuig vergt regelmatige onderhoudswerkzaamheden en/of reparaties. De
banden zijn bijvoorbeeld onderhevig aan slijtage of een rijfout kan ongevalschade veroorzaken.
• Gebruik voor de dan vereiste onderhouds- of reparatiewerkzaamheden alleen originele reserveonderdelen!
78
b) Montage
• Bij het opbouwen van het voertuig bestaat er gevaar op letsel door scherpe kanten, puntige onderdelen
en het ondeskundige gebruik van gereedschappen.
• Bij onjuist in elkaar zetten kunnen onderdelen van het voertuig worden beschadigd wat later leidt tot
slechtere rijprestaties. Ga daarom bij het in elkaar zetten nauwkeurig te werk.
• Bouw het voertuig uitsluitend op een voldoende groot, horizontaal, stabiel oppervlak op, bescherm het
oppervlak van bijv. een werkbank met een geschikte dikke onderlaag tegen krassen.
• Oefen bij het in elkaar zetten van onderdelen geen kracht uit; draai schroeven niet te vast! Let er echter
op dat schroeven, moeren enz. goed zijn vastgedraaid.
• Gebruik voor het in elkaar zetten geschikte, onberispelijke gereedschappen.
• Neem de tijd!
• Als u nog nooit zo'n voertuig in elkaar hebt gezet, laat u dan helpen door bijv. een collega in de modelbouw, die meer kennis heeft. Net aan heb begin van een „modelbouwcarrière“ kunnen enkele goede tips
en wat hulp van een professional veel problemen gemakkelijk uit de wereld helpen.
c) Gebruik
• Als u het model met een 27 of 40 MHz afstandsbediening bedient, zorg er dan voor iedere ingebruikname voor dat er zich binnen het bereik van de afstandsbediening geen andere modellen met dezelfde
frequentie worden gebruikt. Anders verliest u de controle over de op afstand bediende modelvoertuigen!
Gebruik altijd verschillende frequenties voor ieder model.
• Bij elk gebruik moeten de instellingen van de trim voor vooruit/achteruitrijden en voor de besturing gecontroleerd en indien nodig aangepast worden.
• Daarom mogen de wielen van het voertuig bij ingebruikname (inschakelen van de afstandsbediening
en van het voertuig) nog niet op de grond worden gezet. Zet het voertuig op een geschikte ondergrond,
zodat de wielen vrij kunnen draaien (pak de aandrijving niet beet!).
• Stel dan de trim juist af, zodat zich bij het volledig loslaten van de hendel voor vooruit-/achteruitrijden
(neutraalstand) de motor niet meer draait of de sturing recht staat (een precieze afstelling voor rechtuitrijden kan later tijdens het rijden worden uitgevoerd).
• Schakel bij de ingebruikname altijd eerst de afstandsbediening (zender) in. Pas daarna mag de accupack van het voertuig met de rijregelaar/ontvanger verbonden en het modelvoertuig ingeschakeld
worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van de rijregelaar/ontvanger en dus ook het modelvoertuig leiden!
• Een verkeerd gebruik kan ernstig persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben! Rijd alleen
zolang u direct zichtcontact met het voertuig hebt. Rijd daarom ook niet ‘s nachts.
• Rijd alleen wanneer uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol
of medicijnen kan, net zoals bij een echt voertuig, verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Denk eraan dat u met dit modelvoertuig niet op openbare straten en wegen mag rijden. Gebruik het
alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen.
• Rijd niet op mensen of dieren af!
79
• Rijd niet tijdens regen, door nat gras, water, modder of sneeuw. Het model is noch waterbestendig noch
waterdicht.
• Vermijd ook om bij zeer lage buitentemperaturen te rijden. Bij koude kan de elasticiteit van het kunststof
van de carrosserie en de delen van het chassis verminderen. Dan zullen ook kleine ongevallen beschadigingen aan het modelvoertuig veroorzaken.
• Rijd niet tijdens onweer, onder hoogspanningskabels of in de buurt van zendmasten.
• Neem bij het gebruik van het product geen risico’s! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is
uitsluitend afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Om het voertuig
af te zetten moet u steeds eerst het voertuig uitschakelen en de accupack van de rijregelaar/ontvanger
loskoppelen. Pas daarna mag de afstandsbediening uitgeschakeld worden.
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van
de afstandsbediening reageert.
• Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de rij-accu
zwak wordt, zal het voertuig langzamer worden of niet meer correct op de afstandsbediening reageren.
In zo´n geval moet u het gebruik onmiddellijk stopzetten. Vervang daarna de batterijen/accu's van de
afstandsbediening door nieuwe of laad de accu's in het voertuig of de afstandsbediening weer op.
• Zowel de motor als de aandrijving, alsmede de rijregelaar en het accupakket van het voertuig, worden
warm tijdens het gebruik. Neem voor iedere vervanging van de accu's of oplaadprocedure een pauze
van ten minste 5 - 10 minuten, totdat alle onderdelen weer voldoende zijn afgekoeld.
Raak de motor, de rijregelaar en de accu niet aan tot deze afgekoeld zijn. Gevaar voor brandwonden!
80
7. Voorschriften voor batterijen en accu’s
Het gebruik van batterijen en accu’s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan
toch tal van gevaren en problemen.
Houd daarom in ieder geval rekening met de volgende algemene informatie en veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van batterijen en accu´s.
• Houd batterijen en accu’s uit de buurt van kinderen.
• Laat batterijen en accu’s niet rondslingeren. Er bestaat dan gevaar dat ze door kinderen of huisdieren
worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met een arts!
• U mag batterijen/accu’s nooit kortsluiten, demonteren of in het vuur werpen. Er bestaat explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu’s kunnen bij contact met de huid chemische brandwonden
veroorzaken. Gebruik in dergelijke gevallen geschikte veiligheidshandschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar! Laad uitsluitend daarvoor bestemde accu's op (1,2 V); gebruik hiervoor geschikte opladers. Batterijen (1,5 V) zijn
bestemd voor eenmalig gebruik en moeten als ze leeg zijn volgens de voorschriften worden afgevoerd.
• Let bij het plaatsen van batterijen op de juiste polariteit (neem plus/+ en min/- in acht). Bij verkeerde
polariteit worden niet alleen de zender en de batterijen beschadigd. Er bestaat bovendien brand- en
explosiegevaar.
• Als u het model langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen uit de afstandsbediening nemen om beschadigingen door lekkende batterijen te voorkomen. Koppel de rij-accu los van
de rijregelaar.
• Laad accu's eens in de ca. 3 maanden, omdat er anders door zelfontlading een zogeheten diepontlading
kan optreden, waardoor de accu's onbruikbaar worden.
• Vervang steeds de volledige set batterijen of accu´s. Gebruik geen volle en halfvolle batterijen of accu’s
door elkaar. Gebruik steeds batterijen of accu’s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• U mag nooit batterijen en accu’s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de zender ofwel batterijen ofwel
accu’s.
• Laad de rijaccu nooit onmiddellijk na het gebruik op. Laat de rijaccu altijd eerst afkoelen, totdat deze
weer op kamer- of omgevingstemperatuur is.
• Laad alleen intacte en onbeschadigde rijaccu's op. Als de uitwendige isolatie van de accu is beschadigd
of als deze een andere vorm heeft of bol staat, mag de accu in geen geval worden opgeladen. In dit
geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
• Beschadig nooit de buitenwand van de rijaccu, snijd de plastic folie niet door en steek niet met scherpe
voorwerpen in de rijaccu. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Laat de rij-accu niet onbewaakt tijdens het opladen.
• Koppel de rijaccu van de oplaadkabel los als deze volledig is opgeladen.
81
8. Opbouwen van het modelvoertuig
Benodigde gereedschappen:
• Kruisschroevendraaier voor de juiste maat
• Zeskantsleutel 1,5 mm, 2 mm, 2,5 mm, 5 mm
• Punttang
• Combinatietang
• Steeksleutel 5,5 mm en 7 mm
• Schaar
• Pincet
• Werkonderlegger
Benodigde accessoires (neem bovendien hoofdstuk 5 in acht):
Voor het bouwen en de voltooiing van het modelvoertuig zijn nog de volgende bijbehorende componenten nodig, die
niet in de leveringsomvang van het model zijn inbegrepen:
• Afstandsbediening met zender en ontvanger (ten minste 2 kanalen)
• Stuurservo met 40 Ncm
• Elektromotor van maat 550
• Rijregelaar 40 A
• Rijaccu met passende oplader
Voor het monteren van een elektromotor met koolborstels, bevelen wij aan om de volgende componenten te
gebruiken:
• RC beginnersset, Conrad bestelnr. 209469
• Elektromotor „Turbo“, Conrad bestelnr. 1600331
• Rijregelaar „Brushed“, Conrad bestelnr. 1399921
Controleer de leveringsomvang van de onderdelen, voordat u met het opbouwen van het model begint. Er moeten
zich in totaal 18 dichtgelaste plastic zakjes in de leveringsomvang bevinden, die met de letters A - Q zijn gemerkt.
Per deel zijn in een grotere zak nog meerdere kleine zakjes opgenomen, die dan bijv. met A - 1, A - 2, A - 3 enz. zijn
gemerkt. Voor een beter overzicht zijn de onderdelen in veel zakjes nogmaals onderverdeeld en afzonderlijk verpakt.
Deze zakjes hebben dan bijv. het opschrift A - 3 - 1 of A - 3 - 2.
Belangrijk!
Houd naast deze handleiding ook de afzonderlijke montagehandleidingen bij de hand. Daarin wordt in 37
overzichtelijke afbeeldingen precies getoond hoe de modelauto moet worden gemonteerd. In het verdere
verloop van deze handleiding vindt u bovendien nog aanvullende informatie en praktische tips voor de
betreffende bouwfasen.
82
In de montagehandleiding vindt u linksboven altijd een schets van de benodigde schroeven met de betreffende afmetingen. Het getal tussen haakjes geeft het aantal van de betreffende schroeven aan. Rechtsboven in de afbeeldingen staat de aanduiding van het zakje met onderdelen, dat voor de betreffende
bouwfase nodig is. Open altijd alleen het zakje met onderdelen, dat voor de betreffende bouwfase nodig is,
om verwisseling te voorkomen.
Ga pas naar de volgende bouwfase en open de volgende zakjes als u alle onderdelen van de huidige
bouwfase hebt gemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 1:
Monteer de kunststof onderdelen volgens de tekening in afbeelding 1. Als er zich onduidelijkheden met betrekking
tot het opbouwen voordoen, dan kunt u in de volgende schetsen de juiste posities van de onderdelen controleren.
Montagehandleiding afbeelding 2:
De schroeven met verzonken kop moeten vlak op de onderkant van de aluminium plaat aansluiten en mogen niet
naar onderen uitsteken.
Montagehandleiding afbeelding 3:
Plaats vervolgens op iedere stalen pen een borgring. Gebruik daarvoor een kleine punttang. Schuif dan de beide
pennen volgens de tekening in de wieldraagarm en monteer telkens de tweede borgring.
Montagehandleiding afbeelding 4:
Let bij de montage van de onderste wieldraagarmophanging op de juiste installatiepositie. De gebogen zijden van de
beide wieldraagarmen moeten naar achteren naar de achterbumper zijn gericht.
Montagehandleiding afbeelding 5:
De afzonderlijke onderdelen van de slipkoppeling in afbeelding 5 dienen slechts voor een beter overzicht. De slipkoppeling (A) wordt al geassembleerd en vooraf afgesteld geleverd.
Montagehandleiding afbeelding 6:
Controleer voor het inbouwen de afstelling van de slipkoppeling. De afstand van de stelschroef tot de aandrukplaat
moet 7 mm bedragen.
Belangrijk!
De koploze schroef M3 x 3 moet op de afgevlakte plaats van de as aangrijpen.
Montagehandleiding afbeelding 7:
In afbeelding 7 worden de onderdelen van het al voorgemonteerde differentieel getoond.
Montagehandleiding afbeelding 8:
De tandflankspeling kan met behulp van de dunne vulringen (B) worden afgesteld. Daarvoor zijn in het bouwpakket
meerdere ringen inbegrepen. Selecteer de combinatie waarbij de tandwielen spelingsvrij in elkaar grijpen, zonder
daarbij te klemmen. Breng een beetje kogellagervet op de tandwielen aan, voordat u de behuizing van het differentieel
sluit.
83
Montagehandleiding afbeelding 9:
Let erop dat de schroeven, die van onderen worden gemonteerd, een verzonken kop hebben en daardoor goed
aansluiten op de chassisplaat.
Montagehandleiding afbeelding 10:
Van de schroeven, die van onderen in het chassis worden gedraaid, hebben 10 schroeven een verzonken kop en één
schroef een ronde kop. Let erop dat de schroef met de ronde kop op de juiste plaats wordt geplaatst.
De schroeven in het zakje C - 3 zijn nodig voor de montage van de afdekking van de cardanas. De afdekking wordt echter pas in een latere bouwfase gemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 11:
Trek beide koploze schroeven in afbeelding 11 alleen zover vast, dat de carrosseriehouder alleen maar is vastgezet.
De houder wordt later bij het aanpassen van de carrosserie in de hoogte afgesteld en vastgeschroefd. De beide
bovenste wieldraagarmen (C) zijn al voorgemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 12:
Bevestig vervolgens met beide korte schroeven (M3 x 10) de demperbrug aan de behuizing van het differentieel.
Trek de schroeven echter nog niet vast aan. U moet de lengte van de beide wieldraagarmen vergelijken, voordat de
bovenste wieldraagarm kan worden gemonteerd. De wieldraagarmen moeten exact even lang zijn, zodat later de
wielvlucht aan beide achterwielen gelijk is. Trek alle schroeven vast aan, zodra de wieldraagarmen zijn ingebouwd.
Montagehandleiding afbeelding 13:
Let er bij het opbouwen van de astap op, dat er een rechter (R) en een linker (L) astap is. Hierop moet bij de montage
in de volgende bouwfase worden gelet.
Montagehandleiding afbeelding 14:
Schroef vervolgens de astap aan de onderkant vast en hang daarna de cardanas in. Daarna kan de bovenste bevestigingsschroef worden gemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 15 en 16:
Beide afbeeldingen tonen de schematische opbouw van de schokdemper. De demper worden echter al volledig
voorgemonteerd geleverd.
Montagehandleiding afbeelding 17:
Let er bij het inbouwen van de schokdemper op dat de afstandsbus (D) tussen de schokdemper en de demperbrug
moet worden gemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 18:
Afbeelding 18 toont de montage van de afdekking van de cardanas. Let er daarbij op dat de schroef met verzonken
kop rechtsachter moet worden gemonteerd.
84
Montagehandleiding afbeelding 19:
Trek de drie schroeven M3 x 6 niet te vast aan, zodat deze niet te strak in de kunststof worden gedraaid.
Montagehandleiding afbeelding 20:
De aluminium plaat moet zo worden gemonteerd dat de schroeven met verzonken kop goed aansluiten en niet naar
onderen uitsteken.
Montagehandleiding afbeelding 21:
In afbeelding 21 wordt het bouwen van de voorste wieldraagarm getoond. Voor het indraaien van de kunststof inzetstukken (E) is in het bouwpakket een 5 mm zeskantsleutel inbegrepen. Draai de inzetstukken vervolgens met gevoel
vast. Draai daarna de inzetstukken zo ver los, totdat de kogeltappen (F) licht kunnen bewegen, zonder dat zich daarbij
speling in de lagers voordoet.
Belangrijk!
De wieldraagarm moeten volgens illustratie 21 en 22 worden gemonteerd, zodat deze passen voor de
rechter- (R) en linkerzijde (L). Aangezien de bovenste wieldraagarm korter is, zijn ook de opnamen van de
kogeltappen anders geplaatst (zie afbeelding 22).
Draai de kogeltappen zo ver in de wieldraagarm, dat er nog ong. twee tot drie slagen van de schroefdraad zichtbaar
zijn. De fijnafstelling vindt later bij de rijwerkafstelling plaats.
Montagehandleiding afbeelding 22:
Let er bij de montage van de opname van de wieldraagarmen op, dat het onderdeel volgens de tekening wordt
gemonteerd.
Montagehandleiding afbeelding 23:
De vier schroeven worden van onderen in de opname van de wieldraagarm geschroefd en vast aangetrokken. Daarna
worden de vier contramoeren van boven opgeschroefd en ook aangetrokken.
Montagehandleiding afbeelding 24:
In afbeelding 24 wordt het bouwen van de stuurstang incl. Servo-Saver (F) getoond. Het samenstel is in het bouwpakket al voorgemonteerd inbegrepen en hoeft alleen nog te worden ingebouwd.
Montagehandleiding afbeelding 25:
Bij het in elkaar zetten van de kegelwieleenheid mag de koploze schroef M4 x 4 alleen worden vastgezet. De exacte
positie van de cardanas-opname vindt later plaats, tijdens de bouwfase bij afbeelding 28.
Montagehandleiding afbeelding 26:
Trek beide koploze schroeven in afbeelding 26 alleen zo ver aan, dat de carrosseriehouder alleen is vastgezet. De
houder wordt later bij het aanpassen van de carrosserie in de hoogte afgesteld en vastgeschroefd.
Montagehandleiding afbeelding 27:
Het bouwen van het voorste differentieel vindt plaats volgens hetzelfde schema als bij het achterdifferentieel. Ook hier
moet de tandflankspeling weer met behulp van de vulringen (B) worden afgesteld.
85
Montagehandleiding afbeelding 28:
Plaats vervolgens de hoofdcardanas in de schacht. Daarna kan het voordifferentieel in het chassis worden geplaatst.
Let daarbij op de speling van de cardanas; deze moet zo gering mogelijk zijn. Plaats daarvoor ook een rubber bufferring op het achterdifferentieel en stel de cardanas-opname af (afbeelding 25). Draai daarna de koploze schroef in
de cardanas-opname vast.
De montage van de bovenste wieldraagarm en de voorste aandrijfassen vindt plaats volgens hetzelfde schema als
bij de achteras.
Montagehandleiding afbeelding 29:
Het inbouwen van de schokdemper aan de vooras vindt plaats volgens hetzelfde schema als bij de achteras.
Montagehandleiding afbeelding 30:
In afbeelding 30 wordt de montage van de spoorstangen getoond. Controleer of beide spoorstangen even lang zijn,
voordat deze worden gemonteerd. Alleen dan hebben beide wielen dezelfde spoorafstelling.
Montagehandleiding afbeelding 31:
De bij de stuurservo passende stuurhefboom moet voor het inbouwen van de servo worden geselecteerd. Al naar
gelang de vertanding van de servo-as kan een van de drie bijgevoegde hefbomen worden gemonteerd. Als alternatief
daarvoor kan ook een bij de servo bijgevoegde hefboom van de juiste lengte worden gebruikt.
Belangrijk!
De servohefboom moet onder een hoek van 90° worden gemonteerd, als de besturing op de zender in de
middelste stand staat. Neem daarvoor de afstandsbediening in bedrijf en controleer de middelste stand van
de stuurservo. De stuurstang wordt na het inbouwen van de servo vastgeklikt.
Montagehandleiding afbeelding 32:
In afbeelding 32 wordt de montage van de ontvangerkast getoond. Het deksel van de kast wordt met beide carrosserieklemmen gesloten. De M3 x 3 koploze schroef wordt in de sokkel van het antennebuisje geschroefd en borgt
later het buisje.
Montagehandleiding afbeelding 33:
Na de montage van de motorplaat kan het motortandwiel worden gemonteerd. Trek de koploze schroef M3 x 3 nog
niet volledig vast, aangezien het tandwiel eventueel nog op de motoras moet worden verschoven.
Montagehandleiding afbeelding 34:
Hang vervolgens de motorplaat onder in de bevestigingsschroef en monteer dan de bovenste schroef. Verschuif
indien nodig de motortandkrans zo ver op de motoras dat beide tandwielen over de volledige breedte in elkaar grijpen.
Schroef dan de motortandkrans vast.
Schuif een smalle strook papier tussen de beide tandwielen om de tandflankspeling af te stellen. Druk dan de motortandkrans tegen het hoofdtandwiel en draai de bovenste motorbevestigingsschroef vast. Draai het hoofdtandwiel met
de hand zo ver dat de strook papier eruit valt. De beide tandwielen moeten nu goed in elkaar grijpen, zonder daarbij
zwaar te lopen of te klemmen (zie ook afbeelding 8 in deze handleiding).
86
Montagehandleiding afbeelding 35:
Plak de bijgevoegde schuimstof stroken boven op de motor- en cardanasplaat, voordat u de kunststof afdekking van
de aandrijving monteert, zodat de afdekking er zonder spleet op ligt. De vier M3 x 3 koploze schroeven zorgen ervoor
dat de vier bovenste wieldraagarmschroeven vanzelf los kunnen draaien.
De beide kunststof clips (G) worden voor de bovenste wieldraagarm op de bevestigingsschroef vastgeklikt.
Als de clips achter worden ingezet, wordt de naloophoek verminderd, waardoor het rechtuitrijden minder
wordt ondersteund.
Montagehandleiding afbeelding 36:
In afbeelding 36 wordt de montage van de banden getoond.
Montagehandleiding afbeelding 37:
De plaats voor het inbouwen van de rijregelaar en de accu is in afbeelding 37 te zien. De rijregelaar wordt met dubbelzijdig plakband voor de motor bevestigd. De accu wordt door de bijgevoegde klittenbanden op zijn plaats gehouden.
Er zijn voor de accu nog aanvullende dunne schuimstofkussens als ondergrond bijgevoegd. De grote schuimstofblokken moeten zodanig in de accubak worden geplakt dat de accu bij het rijden niet kan verschuiven.
De ontvanger wordt in de ontvangerkast ondergebracht en met een beetje schuimstof tegen trillingen beschermd. De
kabels worden aan de met schuimstof beschermde kanten uit de ontvangerkast gevoerd.
Plaats de vier schuimstofschijven op de carrosseriehouder en zet de carrosserie erop. U kunt nu de carrosseriehouder in de door u gewenste hoogte afstellen en daarna met de koploze schroeven vastschroeven.
De carrosserie wordt later met vier carrosserieklemmen aan het voertuig bevestigd.
De laatste pagina van de montagehandleiding toont nog eenmaal alle onderdelen van het voertuig in het
overzicht.
87
9. Voltooiing van het modelvoertuig
a) Inbouwen van de verlichtingsset
Het bouwpakket bevat nog een verlichtingsset met twee witte (1) en twee rode leds (2). De leds zijn al volledig bekabeld en voorzien van een functieschakelaar. De verlichtingsset wordt net zoals de stuurservo of de rijregelaar op een
uitgang van de ontvanger van de afstandsbediening aangesloten.
Als de ontvanger geen vrije uitgang heeft voor het aansluiten van de verlichtingsleds, moet er een V-kabel
worden gebruikt (niet in de leveringsomvang inbegrepen).
Montage van de verlichtingsset
Voor de leds zijn al geschikte houders in de bumpers voorzien. De leds hoeven alleen vanaf de binnenkant van de
bumper te worden ingedrukt. Daarna houden kleine vergrendelingen de leds stevig vast in de bumper.
Sluit de verlichtingsset vervolgens voor testen op de ontvanger aan en neem de ontvanger in bedrijf. Daardoor
kunt u zien welke leds voor of achter moeten worden ingebouwd.
Verleg de kabel (3) zodanig in het model dat de aan-/
uitschakelaar goed kan worden bediend en de kabel het
functioneren van het model niet stoort en niet door trillingen of wrijving kan worden beschadigd. Gebruik de bijgevoegde zelfklevende kussentjes voor de schakelaar en
kleine kabelbinders voor de kabel.
Afbeelding 1
88
b) Afstellen van de afstandsbediening en de rijregelaar
Houd u zich bij het afstellen van de afstandsbediening en bij het programmeren van de rijregelaar strikt aan de
informatie van de fabrikant.
De sturing moet zo zijn afgesteld dat het model rechtuit rijdt, als op de zender het bedieningsorgaan voor het sturen
in de middelste stand staat. De stuuruitslag moet naar links en rechts even groot zijn en bij volle stuurhoek mogen de
besturing en de wielen nergens mechanisch aanlopen.
De rijregelaar moet zo zijn afgesteld dat de motor is uitgeschakeld als op de zender het bedieningsorgaan voor de
rijfunctie in de middelste stand staat. Bovendien moeten de rijfuncties, zoals volgas of remmen, door de rijregelaar
betrouwbaar worden herkend, zodat de motor overeenkomstig wordt aangestuurd.
c) Decoreren van de carrosserie
Bij het bouwpakket zijn verschillende stickers inbegrepen voor de ramen, schijnwerper, achterlichten en luchtinlaten.
De positie van de stickers kan gemakkelijk worden bepaald aan de hand van de vorm van de stickers. Bij onduidelijkheden kan indien nodig ook de illustratie op de verpakking of de illustraties in de Conrad-Shop worden geraadpleegd.
De resterende stickers, zoals het opschrift „New 1“ kunnen afzonderlijk op het model worden aangebracht.
89
10. Afstellen van het rijwerk
Het rijwerk moet voor de eerste proefrit worden gecontroleerd en indien nodig worden afgesteld.
De verklaring van de samenhang tussen het afstellen van de installatie van het chassis en het rijgedrag zijn erg
complex en gaan het kader van deze handleiding te buiten. Wij zullen daarom hier enkel de instelmogelijkheden
toelichten die ter beschikking staan.
Wij verwijzen u voor meer informatie naar daarop betrekking hebbende vaktijdschriften alsmede naar omvangrijke
technische boeken over dit thema.
a) Wielvlucht instellen
De wielvlucht geeft de hoek van de wielen met de verticale
as aan.
Bij een negatieve wielvlucht wijzen de bovenkanten van
de wielen naar binnen (zie afbeelding 2, illustratie A).
Bij een positieve wielvlucht wijzen de bovenkanten van de
wielen naar buiten (zie afbeelding 2, illustratie B).
De afstelling van de wielen bij de beide illustraties in afbeelding 2 is overdreven voorgesteld, om het onderscheid
tussen een negatieve en een positieve wielvlucht duidelijk
te tonen.
Afbeelding 2
Voor de afstelling op het modelvoertuig moeten zulke extreme afstellingen natuurlijk niet worden uitgevoerd.
Een negatieve wielvlucht bij de voorwielen verhoogt de zijwaartse grip van de wielen bij het rijden in bochten. De
besturing spreekt directer aan en de stuurkrachten worden geringer. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de
wielas gedrukt. Daarmee wordt axiale lagerspeling verminderd en het rijgedrag wordt rustiger.
Een negatieve wielvlucht op de achterwielen vermindert de neiging om met de achterkant van het voertuig uit de
bocht te vliegen. Daarentegen vermindert een positieve wielvlucht de zijwaartse grip van de banden en moet niet
worden gebruikt.
De afstelling aan de achteras vindt plaats door een wijziging in de lengte van de bovenste wieldraagarm (1). Aangezien de stelschroeven van de bovenste wieldraagarm
telkens een linker- en rechter draad hebben, moeten de
wieldraagarmen voor de afstelling niet worden gedemonteerd. Het is voldoende om de schroef naar links of rechts
te draaien, om de lengte van de wieldraagarm te wijzigen.
De schroef op de astap (2) kan indien nodig worden verwijderd en weer in een andere boring worden ingedraaid.
De fijnafstelling vindt dan weer plaats met de stelschroef
van de wieldraagarm.
Als u de modelauto op een vlakke plaat zet, kunt u met behulp van een voldoende grote driehoek of een winkelhaak
zeer gemakkelijk controleren of een wiel een positieve of
negatieve wielvlucht heeft.
90
Afbeelding 3
De afstelling aan de vooras vindt plaats door het verdraaien van de bovenste/onderste kogeltappen (1). De afstelling vindt plaats met een 2,5 mm zeskantsleutel (2). Let
erop dat de schroefdraad van de kogeltappen ten minste
tot 2/3 in de wieldraagarm blijft ingedraaid.
Controleer bij deze afstelling ook gelijk de speling van
de kogeltappen. Stel de kunststof inzetstukken (3) indien
nodig na met een 5 mm zeskantsleutel, in het geval de
kogeltappen te zwaar draaien of te veel speling in de lagers hebben.
De kogeltappen zijn met een voldoende lange
zeskantsleutel ook toegankelijk door de velgen.
In dit geval kan men zeer snel de gewijzigde
afstelling controleren.
Afbeelding 4
b) Afstelling van het wielspoor
Bij de spoorafstelling wordt de stand van het middenvlak
van het wiel ten opzichte van de rijrichting afgesteld.
Daarbij worden twee onderscheidingen gemaakt:
Bij toespoor wijzen de wielen licht naar binnen (zie afbeelding 5, illustratie A).
Bij uitspoor wijzen de wielen licht naar buiten (zie afbeelding 5, illustratie B).
De afstelling van de wielen bij de beide bovenstaande illustraties is overdreven voorgesteld, om het onderscheid
tussen toespoor en uitspoor duidelijk te tonen. Voor de
afstelling van het modelvoertuig moeten zulke extreme
afstellingen niet worden uitgevoerd!
Afbeelding 5
Als er toespoor wordt afgesteld, dan resulteert dit in een betere zijdelingse geleiding van de band en daarmee een
directere reactie van de besturing. Het rechtuitrijden wordt eveneens effectief ondersteund.
Als een verdere reactie van de sturing wordt gewenst, kan deze overeenkomstig door het afstellen van uitspoor
worden bereikt.
Een spoorhoek van 0° aan de vooras zorgt voor de beste rijeigenschappen op vrijwel iedere ondergrond. Een spoorhoek van meer dan 3° toe- of uitspoor leidt tot problemen bij de besturing en verminderde snelheid.
Voordat u de spoorstangen afstelt. Controleer de stand van de besturing of van de stuurstang (zie afbeelding 31 in de
montagehandleiding). Als de servohefboom onder een hoek van 90° t.o.v. de servo staat, moeten beide wielen gelijk
zijn gericht. Indien de wielen een lichte stuuruitslag naar links of rechts maken, stel dan vervolgens de stuurstang af.
Maak indien nodig de stuurstang op de servo los en stel deze af op de vereiste lengte.
91
De toe-/uitspoor aan de vooras kan door verdraaien van
de spoorstangen (1) worden afgesteld. Aangezien deze
ieder een linkse en rechtse schroefdraad hebben, moet
u de stangen niet demonteren voor het afstellen. Verdraai
altijd beide spoorstangen (linker en rechter voorwiel) gelijkmatig, omdat anders de eerder afgestelde stuurafstelling niet meer past.
Er bevindt zich een verder bevestigingspunt voor de
spoorstang in de astap. Dit dient voor het wijzigen van de
stuurhoek van het voorwiel (afstellen van de Ackermannhoek, aangezien het wiel in de binnenbocht een grotere
stuurhoek nodig heeft).
Het spoor van de achteras is vast ingesteld en kan niet
worden aangepast.
Afbeelding 6
c) Schokdempers instellen
Er bevinden zich verschillende montagepunten voor de
schokdemper boven aan de demperbruggen (1) en aan de
onderste wieldraagarmen (2). Al naar gelang de montage
kunnen hiermee de bodemvrijheid en de dempverhouding
worden afgesteld.
De uiteindelijke afstellingen zijn altijd afhankelijk van de
weg waarop het model bij voorkeur wordt gereden. Er
kunnen indien nodig verschillende afstellingen worden
uitgeprobeerd om zo praktische ervaringsgegevens over
het rijgedrag van het model te verzamelen.
Ervaren rijders van modelauto's gebruiken bovendien ook
nog de mogelijkheid om de schokdempers afzonderlijk af
te stellen. Daarvoor worden in de handel demperveren
van verschillende hardheid en schokdemperolie met verschillende viscositeit aangeboden.
92
Afbeelding 7
11. Modelvoertuig in gebruik nemen
Houdt u exact aan de hieronder beschreven benadering, zodat het voertuig bij de ingebruikname geen ongecontroleerde bewegingen maakt.
• De batterijen of accu's in de zender, alsmede de rijaccu, moeten volledig opgeladen zijn.
• Verwijder de vier carrosserieklemmen en til de carrosserie er naar boven toe af.
• Zet de opgeladen rijaccu in de accubak en zet deze vast met de klittenbanden.
• Schakel de zender van de afstandsbediening in.
• Sluit de rijaccu aan op de rijregelaar. Indien de rijregelaar over een aanvullende aan-/uitschakelaar beschikt, schakel deze dan in.
• Controleer de stuurfunctie en de rijfunctie. Zet daarvoor het model op een geschikte sokkel of service standaard,
zodat de wielen vrij kunnen bewegen.
• Zet de carrosserie weer op de houder en steek de carrosserieclips in de houder.
• Selecteer voor de eerste testrit een voldoende groot terrein, zodat het model in geval van een stuurfout niet gelijk
tegen een hindernis rijdt en daarbij schade oploopt.
• Begin voorzichtig, totdat u gewend bent aan het rijgedrag van het voertuig.
• Na het rijden moet eerst de rijaccu van de rijregelaar worden afgekoppeld en daarna moet de afstandsbediening
worden uitgeschakeld.
Belangrijk!
Schakel de zender nooit uit, als de rijaccu op het model is aangesloten of als het model is ingeschakeld.
12. Onderhoud en verzorging
a) Algemeen
De rijregelaar moet voor reinigen of onderhoud worden uitgeschakeld en de rijaccu moet volledig van de rijregelaar
worden gescheiden. Indien u zojuist met het voertuig hebt gereden dient u alle onderdelen (bijv. motor, rijregelaar
enz.) eerst volledig te laten afkoelen.
Maak het voertuig na het rijden schoon door stof en vuil te verwijderen met bijvoorbeeld een schone langharige
kwast en een stofzuiger. Persluchtspuiten kunnen ook van pas komen. Gebruik geen reinigingssprays of gewone
schoonmaakmiddelen. Daardoor kan de elektronica beschadigd raken. Bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen aan de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Was het voertuig nooit met water af, zoals bijv. met een hogedrukreiniger. Daardoor worden de motor, de rijregelaar
en ook de ontvanger beschadigd. Voor het afvegen van de carrosserie kunt u een zachte en iets bevochtigde doek
gebruiken. Wrijf niet te hard, anders ontstaan er krassen.
93
b) Voor resp. na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losraken.
Controleer daarom voor resp. na iedere rit de volgende punten:
• Vaste zit van de wielmoeren en alle schroefverbindingen van het voertuig
• Bevestiging van de rijregelaar, aan-/uitschakelaar, ontvanger
• Bevestiging van de banden op de velgen en de toestand van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig terecht komen)
Controleer het voertuig ook voor en na elk gebruik op beschadigingen. Indien u beschadigingen vaststelt mag het
voertuig niet meer gebruikt worden. Mochten versleten voertuigonderdelen (bijv. banden) of defecte onderdelen van
het voertuig (bijv. een gebroken draagarm) vervangen moeten worden, mag u alleen originele reserveonderdelen
gebruiken.
c) Speling van tandflanken afstellen
Het is bij het in elkaar zetten, onderhoud of reparaties noodzakelijk om de tandflankspeling tussen de motortandkrans
en het hoofdtandwiel te controleren of af te stellen. De tandwielen moeten goed in elkaar grijpen, maar mogen geen
speling vertonen of zelfs maar klemmen.
Ga als volgt te werk om de tandflankspeling af te stellen:
Verwijder de afdekking van de aandrijving en draai de bovenste bevestigingsschroef van de motor (1) los.
Schuif een smalle papierstrook (2) tussen de motortandkrans (3) en het hoofdtandwiel (4).
Druk de motortandkrans tegen het hoofdtandwiel en draai
de bovenste bevestigingsschroef van de motor weer vast.
Na het verwijderen van de papierstrook kan het hoofdtandwiel met de hand worden gedraaid. Beide tandwielen
moeten goed in elkaar grijpen, zonder daarbij op enige
plaats te klemmen.
Afbeelding 8
94
d) Slipkoppeling afstellen
De slipkoppeling beschermt de aandrijving en de motor tegen overbelasting bij het aanrijden, bijv. op een ondergrond
met bijzonder veel grip. Bovendien wordt door een overeenkomstige afstelling van de slipkoppeling vermeden dat
het voertuig door het hoge draaimoment een eventueel gebruikte borstelloze aandrijven bij het aanrijden omslaat.
De fabrikant heeft al een ideale afstelling geselecteerd, waardoor gewoonlijk geen wijzigingen nodig zijn. Door zeer
veelvuldig met vol vermogen aanrijden op een ondergrond met veel grip kan de voering van de slipkoppeling echter
verslijten, waardoor de slipkoppeling eventueel moet worden afgesteld. Ervaren rijders kunnen verder de slipkoppeling volgens de door u gewenste aanrijverhouding op een bepaalde ondergrond afzonderlijk afstellen.
Als u de instelling wilt veranderen, ga dan als volgt te werk:
Verwijder eerst de kunststof afdekking van de aandrijving.
Zet een 10 mm steeksleutel op de spanmoer (5) van de
slipkoppeling. Als de moer (van achteren in de rijrichting
gezien) naar rechts wordt gedraaid, veroorzaakt de drukveer (6) een hogere contactdruk op de koppelingsplaat
(7). Daardoor wordt het slippunt verder naar boven verlegd en wordt er meer aandrijfvermogen op de beide differentiëlen vereist.
Als de moer naar links wordt gedraaid, veroorzaakt de
drukveer minder contactdruk en de slipt de koppeling
eerder door.
Afbeelding 9
Opgelet, belangrijk!
Als de slipkoppeling te strak wordt afgesteld, bestaat het risico dat het model bij sneller accelereren op
een ondergrond met veel grip neigt om te slaan. Bovendien worden de aandrijflijn incl. differentiëlen en de
motor zeer zwaar belast. Dit leidt tot onnodig hoge slijtage van de onderdelen.
Als de koppeling te los wordt afgesteld, kan het motorvermogen niet volledig voor de aandrijving worden
gebruikt. De koppeling wordt door het vroege doorslippen zwaar belast en kan daarbij worden beschadigd.
Als er in dit bereik wijzigingen nodig zijn, dan moeten deze slechts in kleine stappen worden uitgevoerd. De
bruikbaarheid van de nieuwe afstelling kan met behulp van een testrit worden gecontroleerd.
95
13. Verwijdering
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil. Als het product niet meer
werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor afvalverwerking inleveren.
Verwijder batterijen/accu's die mogelijk in het apparaat zitten en gooi ze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen / Accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen
zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links
afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven.
Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu.
96
14. Technische gegevens
Schaal ���������������������������������������������������1:10
Geschikte types rijaccu's ����������������������2-cellige LiPo-rijaccu (nominale spanning 7,4 V)
6-cellige NiMH rij-accu (nominale spanning 7,2 V)
7-cellige NiMH rij-accu (nominale spanning 8,4 V)
De rijaccu moet worden geselecteerd overeenkomstig de mogelijkheden van de door u gebruikte rijregelaar. Neem beslist de gebruiksaanwijzing van de rijregelaar in acht.
Aandrijving ��������������������������������������������Naar keuze borstelloze elektromotor of een met koolborstels maat 550
Vierwielaandrijving via cardanas
Differentieel in voor- en achteras
Onderstel ����������������������������������������������Afzonderlijke wielophanging, dubbele draagarmen
Hydraulische schokdempers met spiraalveren
Spoor van de voorwielen instelbaar
Wielvlucht van de voor- en achterwielen instelbaar
Bandafmetingen (b x Ø) �����������������������70 x 125 mm
Lengte ��������������������������������������������������440 mm
Breedte �������������������������������������������������340 mm
Hoogte ��������������������������������������������������210 mm
Wielbasis ����������������������������������������������275 mm
Bodemvrijheid ���������������������������������������50 mm
Gewicht �������������������������������������������������1798 g
Geringe afwijkingen in afmetingen en gewicht kunnen om productietechnische redenen voorkomen.
97