Transportmedia van de pompen
Grundfos pomp
De pomp is geschikt voor het circuleren van de vol-
gende media:
nZuiver, dunvloeibare, niet agressieve en niet
explosieve media zonder vaste of langvezelige
bestanddelen
nMinerale olievrije koelvloeistoffen
nOnthard water
De kinematische viscositeit van water is ϑ = 1
mm2/s (1 cSt) bij 20 °C. Als u de pomp voor het
transporteren van vloeistoffen met een andere vis-
cositeit gebruikt, wordt het transportvermogen van
de pomp verminderd.
Voorbeeld: Een water-glycol mengsel met 50% gly-
colaandeel heeft bij 20 °C een viscositeit van ca.
10 mm2/s (10 cSt). Dan is het transportvermogen
met ca. 15 % verminderd.
Er mogen aan het water geen toevoegingen
worden toegevoegd die de werking van de pomp
beïnvloeden.
Bij de vervaardiging van de pomp moet rekening
worden gehouden met de viscositeit van het trans-
portmedium.
Wilo pomp De pomp kan worden gebruikt voor het
transporteren van water- glycol mengsels met een
glycolaandeel van max. 50%.
Voorbeeld voor een water-glycol mengsel:
Maximale toegestane viscositeit: 10 tot 50 cSt. Dit
komt overeen met een water-ethyleenglycol
mengsel met een glycolaandeel van ca. 50 % bij
-10 °C.
De pomp wordt geregeld via een vermogensbe-
grenzende werking die beschermd tegen overbe-
lasting.
Het transporteren van glycolmengsels heeft
invloed op de MAX-karakteristiek omdat het trans-
portvermogen afhankelijk van het glycolgehalte en
de mediatemperatuur overeenkomstig wordt ver-
minderd.
Opdat de werking van glycol niet verminderd,
moeten temperaturen boven de voor het medium
aangegeven nominale temperatuur worden ver-
meden. Over het algemeen moet de bedrijfsduur
met hoge mediatemperaturen worden geminimali-
seerd.
Voor het toevoegen van het glycolmengsel moet
de installatie absoluut worden gereinigd en
gespoeld.
Om corrosie of uitval te vermijden, moet het glycol-
mengsel regelmatig worden gecontroleerd en evt.
worden vervangen. Moet het glycolmengsel verder
worden verdund, moeten de gegevens van de
fabrikant van de glycol in acht worden genomen.
7 Installatie
Algemene instructies
AANWIJZING!
De warmwaterbereiding moet voldoen aan de
geldende normen.
nVul het water in het onderste bufferreservoir
niet continu bij. Vermijd corrosieschade van het
reservoir.
nNeem bij de aanwezigheid van agressief water
in acht, dat speciale uitvoeringen van het
reservoir kunnen worden getest. (Neem con-
tact op met uw leverancier bij eventuele
vragen) .
nHet vullen van het onderste reservoir moet
worden uitgevoerd overeenkomstig de gel-
dende DIN 2035! Schade, die voortvloeit uit het
niet naleven hiervan, valt niet onder de
garantie.
nGebruik bij sterk kalkhoudend water een in de
handel verkrijgbaar ontkalkingsmiddel.
nVoor een beoogd gebruik van het dirnkwaterre-
servoir is een overeenkomstige drinkwaterkwa-
liteit vereist.
Apparaten met elektrisch aangedreven flensin-
bouwverwarmingen
Dergelijke apparaten zijn voorzien van een veilig-
heidstemperatuurbegrenzer, die bij een tempera-
tuur van max. 85 °C de overige verwarming van
het apparaat uitschakelt. Daarom moet de keuze
van de aansluitcomponenten (aansluitbuizen, cir-
culatie, veiligheidsklepcombinatie enz.) dusdanig
worden gemaakt dat de aansluitcomponenten bij
een eventuele storing van de temperatuurregelaar
de temperaturen van 85 °C in stand houden en
eventuele schadelijke gevolgen worden vermeden.
Aansluiting van gerecycled water (drukvast)
De warmwaterbereiders zijn drukvaste reservoirs
en kunnen drukvast worden aangesloten. Als de
leidingdruk hoger is dan de toegestane bedrijfs-
druk moet in de koudwatertoevoerleiding een druk-
reduceerklep worden ingebouwd, die ter plaatse
moet worden afgesteld. Er mogen uitsluitend druk-
vaste armaturen worden gebruikt.
In de koudwaterleiding zijn constructiegeteste vei-
ligheidsinrichtingen aangebracht (zie het volgende
schema).
Er moet een constructiegeteste veiligheidsgroep
conform DIN 1988 voor gesloten warmwaterberei-
ders in de wateraansluiting van de koudwaterlei-
ding (koudwatertoevoer) worden ingebouwd.
15