Gossen MetraWatt METRAHIT 27I de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruiksaanwijzing
METRAHIT27
METRA HIT 27M: digitale multimeter en milli-ohmmeter
METRA HIT 27I: digitale multimeter, milli-ohmmeter en mega-ohmmeter
3-349-207-05
8/12.11
2 GMC-I Messtechnik GmbH
1Scherm (lcd)
2
ON|OFF
Knop voor AAN/UIT
Modusmenu: naar submenu's gaan/invoer bevestigen
METRA HIT 27I: achtergrondverlichting aan/uit
3
DATA|CLEAR
-knop voor de functie Meetwaarde opslaan, wissen en MIN/
MAX
Modusmenu: menuopties selecteren tegen de stroomrichting
in/verhogen van waarden
4
MAN|AUTO
-knop voor handmatig meetbereik selecteren
Modusmenu: menuopties selecteren met de stroomrichting
mee/verlagen van waarden
5
FUNC
-knop voor selecteren van functies, startknop ISO-meting
Modusmenu: verlaten van menuniveau en terug naar hoger
niveau/verlaten van parameterinvoer zonder
opslaan
6
Draaiknop
voor meetfuncties
7 Aansluitbussen *
8 Aansluiting voor netvoeding NA HIT 2x (alleen bij geplaatste accu's!)
* Massa-ingang
S- Sense – alleen voor 4-aderige meting bij /m/
m@1A
S+ Sense + alleen voor 4-aderige meting bij /m/
m@1A
V; ; C, M Meetingang
Pictogrammen op het digitale scherm
1 Hoofdweergave met komma- en polariteitsweergave
2 Nevenweergaven met komma- en polariteitsweergave
3 : Multimeter in continumodus,
in zendmodus knippert ON met de zendfrequentie
4 REM: Geheugenmodus, dooft na beëindigde
aansluitingscommunicatie door gebruik van een knop of
schakelaar
5 ZERO: Nulinstelling
6 MAN: Handmatige meetbereikomschakeling
7 Meeteenheid (indien knipperend, zie hfst. 11.2 op pagina 16 en hfst.
15 op pagina 26)
8 MIN/MAX: weergave van de kleine/grootste opgeslagen waarde met
tijdaanduiding
9 : Signaaltoon ingeschakeld, zoemer wordt bij deze functie
ingeschakeld
10 : Accuspanning te laag (< 3,3 V), accu's opladen
In de levering inbegrepen
1
2
3
4
5
6
8
7
7
max. 600 V !
Type 27M 27I 27AS
Artikelnummer M227A M227B M227C
Meetapparaat METRA HIT 27M 27I 27I
3x NiMH-accu's AA 
Meetkabelset KS17S 
Bedieningshandleiding 
Korte handleiding 
Rubberen beschermhoes GH18
inclusief draagriem

DKD-kalibratiebewijs 
Voeding NA HIT 2x 
Set Kelvin-klemmen KC4 (=2st.) 
Kelvinsonde KC27 (=2st.)
Draagkoffer HC30
USB-adapter, USB-kabel, software
METRAwin
10 en METRAwin
90-2
——
1
10
9
64 53
7
8
2
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Inhoud
Pagina Pagina
1 Veiligheidskenmerken en -voorzorgen .......................4
2 Inbedrijfstelling ..........................................................5
3 Meetfuncties en meetbereiken selecteren .................6
3.1 Automatisch het meetbereik selecteren .................................... 6
3.2 Handmatige meetbereikomschakeling ...................................... 6
3.3 Snelle metingen ...................................................................... 7
4 Drievoudige digitale weergave ...................................7
5 Meetwaarden opslaan ................................................8
5.1 Meetwaarden opslaan – knopfunctie “DATA” (Hold/Compare) .... 8
6 Minimale en maximale waarden opslaan “MIN/MAX”
met tijdsaanduiding ...................................................9
7 Spanningen en frequenties meten ...........................10
7.1 Spanningen meten [V] ........................................................... 10
7.1.1 Het nulpunt instellen in het meetbereik 3 V gelijkstroom .......... 10
7.1.2 Voorbijgaande overspanningen .............................................. 10
7.1.3 Spanningen meten boven 600 V ............................................ 10
7.2 Frequenties meten [Hz] ......................................................... 11
8 Weerstanden en dioden meten ................................11
8.1 Weerstanden meten [] (2-aderige meting) ........................... 11
8.1.1 Het nulpunt instellen in het meetbereik 300 en 3 k  
8.2 Doorgangstest bij weerstandsmeting ..................................... 12
8.3 Dioden meten ...................................................................... 12
9 Milli-ohmmeting (4-polige meting) ..........................13
9.1 Compenseren voor de weerstand van de toeleidingskabels ...... 13
9.1.1 Meten met de Kelvinsonde KC27 .......................................... 13
9.2 Compenseren voor de thermische spanning ........................... 13
9.3 Milli-ohmmeting met 200 mA of 20 mA gelijkstroom [m] ..... 14
9.4
Milli-ohmmeting met 1 A impuls-meetstroom [m
@1A] (automatische
correctie van de thermische spanning bij 3
300 m
) .............14
10 Temperaturen meten [C] ........................................14
11 Isolatieweerstanden meten [M@...V] ....................15
11.1 De meting voorbereiden ........................................................ 15
11.2 Isolatieweerstanden meten .................................................... 16
11.3 De meting beëindigen en ontladen ......................................... 16
12 Gebruik, van het startmenu InFO tot de bedrijfs-
en meetparameters ................................................. 17
12.1 Meetparameter bemonstering rAtE. ...................................... 17
12.2 Meetwaarden opslaan ........................................................... 17
12.2.1Geheugenmodus - knopfunctie DATA (zie ook hfst. 5.1) .......... 17
12.2.2Geheugenmodus – Menufunctie STORE ................................. 18
12.3 De geheugeninhoud oproepen – INFO MEMO/OCCUP ........ 18
12.4 Het geheugen wissen - MEMO CLEAr ................................ 18
12.5 Standaardinstellingen (”Default”-waarden inschakelen) ........... 18
12.6 Zenden over RS232-aansluiting ............................................. 19
13 Technische gegevens .............................................. 22
14 Onderhoud ............................................................... 25
14.1 Accu's en batterijen .............................................................. 25
14.2 Zekeringen ........................................................................... 26
14.3 Behuizing ............................................................................. 26
14.4 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval .............. 26
15 Multimetermeldingen .............................................. 26
16 Toebehoren .............................................................. 27
17 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en huurtoestellenservice ............ 27
18 Garantie ................................................................... 28
19 Productondersteuning ............................................. 28
20 Rekalibratie .............................................................. 28
4 GMC-I Messtechnik GmbH
1 Veiligheidskenmerken en -voorzorgen
U hebt een apparaat gekozen dat een zeer hoge mate aan
veiligheid biedt.
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de geldende Europese
en nationale EU-richtlijnen. Dit bevestigen wij met het CE-
kenmerk. De conformiteitsverklaring kan bij GMC-I
Messtechnik GmbH opgevraagd worden.
De METRA HIT27 is gefabriceerd en gecontroleerd conform
IEC 61010–1:2001 / DIN EN 61010–1:2001 / VDE 0411–
1:2002. Bij doelmatig gebruik garandeert dit zowel de
veiligheid van de gebruiker als die van het apparaat. De
veiligheid wordt echter niet gegarandeerd wanneer het
apparaat ondoelmatig gebruikt of onachtzaam behandeld
wordt.
Om de veiligheidstechnisch probleemloze toestand te behouden en
gebruik zonder gevaar te garanderen, is het noodzakelijk dat u voor
het gebruik van uw apparaat de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en
volledig leest en in alle opzichten navolgt.
Let op de volgende veiligheidsmaatregelen:
Het apparaat mag alleen door personen gebruikt worden
die in staat zijn aanrakingsgevaar te herkennen en
veiligheidsmaatregelen te treffen. Aanrakingsgevaar
bestaat overal waar spanningen op kunnen treden die
groter zijn dan 33 V (effectieve waarde).
Wanneer u metingen uitvoert waarbij aanrakingsgevaar
bestaat, werk dan zo mogelijk niet alleen. Betrek een
tweede persoon erbij.
!
Let op!
De maximaal toegelaten spanning tussen een willekeurige
aansluiting en de aarde bedraag 600 V categorie II.
!
Let op!
De nominale spanning van de installatie mag 600 V
niet overschrijden. Voer de spanningsmeting alleen in
de schakelaarstanden V of V~ uit. Verwisseling van
de multimeter-bussen met de Sense-bussen kan het
apparaat beschadigen en de gebruiker in gevaar
brengen.
!
Let op!
Aanrakingsgevaar!
Tijdens het meten van spanningen kunnen gevaarlijke
spanningen op de bussen aan de buitenkant
doorgelust worden naar de Sense-bussen. Raak
deze dus niet aan.
Houd er rekening mee dat op meetobjecten (bijv. op
defecte apparaten) onvoorziene spanningen kunnen
optreden. Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen
zijn.
Let erop dat de meetkabels onbeschadigd zijn, dus met
goede isolatie, geen onderbrekingen in kabels en
stekkers enz.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning)
mag u met dit apparaat geen metingen uitvoeren.
Bijzonder voorzorg is geboden wanneer u in HF-
stroomkringen meet. Daar kunnen gevaarlijke
mengspanningen aanwezig zijn.
Metingen in vochtige omgevingsomstandigheden of met
een bedauwd apparaat zijn niet toegestaan.
Let er altijd op dat u het meetbereik niet meer dan
toelaatbaar overbelast. De grenswaarden vindt u in hfst.
13 op pagina 22.
Het apparaat mag u in sterkstroominstallaties alleen dan
gebruiken wanneer de stroomkring door een zekering of een
vermogensschakelaar op 20 A is beveiligd en de nominale
spanning van de installatie 600 V niet overstijgt.
De maximaal toegelaten externe spanning tussen de
aansluitingen 7 en de aarde bij alle schakelaarinstellingen
bedraagt bij fouten kortdurend 600 V
eff
. In het m-bereik
schakelt de zekering bij een externe spanning van > 3 V.
Houd er rekening mee dat op meetobjecten (bijv. defecte
apparaten, na het testen van de wikkelingsweerstand van
schakelbeveiligingen enz.) onvoorziene spanningen
kunnen optreden; zo kunnen bijv. condensatoren
gevaarlijke restladingen kennen. Controleer voor de
zekerheid altijd vooraf op spanningsvrijheid in de
schakelaarstanden V en V~.
Om grote schade in het apparaat te voorkomen bij
aanwezige externe spanning (binnen de toegelaten
grenswaarden) is de m-meetkring uitgerust met een
zekering F1,6A/1000V die deze meetkringen bij optreden
van hogere stroomsterktes in het geval van storing voor
de duur van de overbelasting hoogohmig maakt.
Steek de oplader niet in wanneer in het apparaat geen accu's
maar batterijen zitten.
Waarschuwing!
Het apparaat mag niet in explosiegevaarlijke zones
worden gebruikt of in intrinsiek veilige stroomkringen
worden ingeschakeld.
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Betekenis van de symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijk punt (Let op,
lees de documentatie)
Aarde
Opladeraansluiting voor het opladen van de
accu's (oplaadbare batterijen)
Doorgaande dubbele of versterkte isolatie
CAT I I Apparaat uit meetcategorie II
EG-conformiteitsverklaring
Het apparaat mag niet bij het huisvuil. Nadere
informatie over het WEEE-kenmerk vindt u op
het internet bij
www.gossenmetrawatt.com onder het
zoekwoord WEEE.
DKD-kalibratieteken (rode markering):
Reparatie, vervangen van onderdelen en afregelen
Wanneer u het apparaat opent, kunnen onderdelen die onder
spanning staan vrij komen te liggen. Voor reparatie,
vervangen van onderdelen of afregelen moet het apparaat uit
de meetkring worden verwijderd. Wanneer daarna een
reparatie of een afregeling aan het geopende apparaat onder
spanning onvermijdelijk is, mag dit alleen gedaan worden
door een vakkracht die vertrouwd is met de daaraan
verbonden gevaren.
Fouten en buitengewone belastingen
Wanneer u moet aannemen dat het apparaat niet meer
zonder gevaar kan worden gebruikt, dan moet u het buiten
bedrijf stellen en tegen per ongeluk opnieuw gebruiken
beveiligen. Op een gevaarloos gebruik kunt u niet meer
rekenen:
wanneer het apparaat of de testpunten beschadigd zijn,
wanneer het apparaat niet meer functioneert,
na langere tijd opslag onder ongunstige omstandigheden
(bijv. vochtigheid, stof, temperatuur), zie
Omgevingsvoorwaarden op pagina 24.
2 Inbedrijfstelling
Accu's of batterijen
Let voor de juiste plaatsing van de accu's of batterijen altijd
op hfst. 14.1.
Waarschuwing!
Wanneer batterijen zijn geplaatst (die niet geschikt
zijn voor opladen) mag de voeding niet worden
aangesloten: explosiegevaar!
!
Let op!
Bij geringe laadtoestand van de accu is het mogelijk
dat het apparaat vanwege de interne
spanningsbewaking:
- helemaal niet inschakelt,
- onmiddellijk weer uitschakelt,
- bij belasting in het m-bereik weer uitschakelt.
In dat geval vervangt u de accu's of laadt u ze op.
!
Let op!
Gebruik de oplader alleen voor het opladen van de accu's.
U mag geen oplader aansluiten waarvan de
uitgangsspanning 5 V overschrijdt. Anders bestaat
het gevaar dat de interne spanningsregeling van de
milli-ohmmeter kapot gaat.
Bij gebruik van een andere oplader dan de als toebehoren
leverbare NA HIT 2x, vervalt de aanspraak op garantie.
Het apparaat handmatig inschakelen
Druk vervolgens op de knop ON|OFF. Zo lang u de knop
ingedrukt houdt, worden alle segmenten van het
vloeistofkristalscherm (lcd) weergegeven. Het lcd is op
pagina 2 afgebeeld. Het inschakelen wordt met een korte
signaaltoon bevestigd. Wanneer u de knop loslaat, is het
apparaat gereed voor meten.
Het apparaat met een pc inschakelen
Na overdracht van een gegevensblok vanaf de pc schakelt
de multimeter in. Zie ook hfst. 12.6.
Automatisch inschakelen
De multimeter schakelt in de modus Zenden of Opslaan
automatisch in.
Opmerking
Elektrische ontladingen en hoogfrequente storingen
kunnen foutieve weergaven veroorzaken en het
verloop van de metingen blokkeren. Schakel het
apparaat uit en weer in, dan is het teruggesteld. Is dit
zonder resultaat, dan maakt u de accu's korte tijd los
van de aansluitcontacten.
!
+
Code
Registratienummer
Datum van de kalibratie (jaar - maand)
Duitse kalibratiedienst/kalibratielaboratorium
B0730
01-08
DKD-K-
19701
6 GMC-I Messtechnik GmbH
Instellen van tijd en datum
Zie hfst. 12 op pagina 17.
Het apparaat handmatig uitschakelen
Houd de knop ON|OFF zo lang ingedrukt tot op het
scherm OFF (uit) verschijnt.
Het uitschakelen wordt met twee korte signaaltonen
bevestigd.
Automatische uitschakeling van de multimeter (”SLAAPMODUS”)
Het apparaat schakelt automatisch uit wanneer ong. 10
minuten lang geen knop of draaiknop wordt gebruikt. Het
uitschakelen wordt met een korte signaaltoon bevestigd.
Zendmodus: hier wordt echter eerst gecontroleerd of de
opslagfrequentie is ingesteld op een waarde groter dan 10 s.
Na 10 minuten wordt het apparaat uitgeschakeld, maar 10 s
voor een nieuwe opslag wordt het apparaat weer
ingeschakeld. Daarna wordt het apparaat weer
uitgeschakeld.
In Zendmodus is het mogelijk het apparaat handmatig met de
knop ON|OFF in te schakelen. Na deze inschakeling gaat het
apparaat weer in “SLAAPMODUS”.
Wilt u het apparaat volledig uitschakelen, dan moet u het
eerst activeren en dan met de knop ON|OFF uitschakelen.
Daarmee beëindigt u ook de geheugen- of zendmodus.
Voor de zendmodus raden wij aan om het apparaat in
continumodus te zetten.
In de continumodus wordt niet automatisch uitgeschakeld.
Automatisch uitschakelen voorkomen
U kunt uw apparaat ook “CONTINU AAN” zetten.
Schakel het apparaat aan met de knop ON|OFF terwijl u
de knop FUNC ingedrukt houdt. De functie “CONTINU
AAN” wordt op het scherm met het pictogram
aangegeven.
Lcd-verlichting in- en uitschakelen (alleen METRA HIT 27I)
Druk, als het apparaat al ingeschakeld is, kort op de
knop ON| OFF.
Na ong. 2 minuten schakelt de verlichting automatisch uit.
Opmerking: Elektrische ontladingen en hoogfrequente
storingen kunnen foutieve weergaven veroorzaken en het
verloop van de metingen blokkeren. Schakel het apparaat uit
en weer in, dan is het teruggesteld. Is dit zonder resultaat,
dan maakt u de accu's of batterijen korte tijd los van de
aansluitcontacten.
Scheidt het apparaat van de meetkring voordat u het opent
en let op hfst. 14.1 "Accu's en batterijen"!
3 Meetfuncties en meetbereiken selecteren
3.1 Automatisch het meetbereik selecteren
De multimeter heeft een automatisch ingesteld meetbereik
voor alle meetbereiken, uitgezonderd temperatuurmeting,
diodetest en doorgangstest. Na inschakelen van de DMM
staat de automatische functie aan. Het apparaat selecteert
afhankelijk van de aangeboden meetgrootheid automatisch
het meetbereik dat de beste resolutie mogelijk maakt.
Bij omschakelen op frequentiemeting blijft het eerder
ingestelde spanningsmeetbereik behouden.
Het apparaat schakelt automatisch naar het volgende hogere
of lagere meetbereik voor de volgende meetgrootheden:
3.2 Handmatige meetbereikomschakeling
U kunt het automatisch instellen van het meetbereik
uitschakelen en de bereiken volgens de volgende tabel
handmatig selecteren en vastzetten.
Handmatig gebruik wordt uitgeschakeld wanneer u “lang”
(ong. 1 s) op de knop MAN|AUTO drukt, wanneer u de
draaiknop gebruikt of wanneer u het apparaat uit- en weer
inschakelt.
Tijdens de functie MIN/MAX is automatische selectie van het
meetbereik uitgeschakeld.
Meetbereiken Resolutie
Omschakeling naar het
volgende hogere bereik
bij(... D + 1 D)
Omschakeling naar het
volgende lagere bereik
bij (... D –1 D)
V~, V , Hz, m
30/300m@1A
4 ¾ 31 000 2 800
3m@1A, M@...V 3 ¾ 3 100 280
MAN|
AUTO
Functie
Bevestiging
Weergave
Signaal-
toon
kort
handmatige modus aan: gebruikte meetbereik wordt
vastgezet
MAN 1 x
kort
Schakelreeks bij:
V: 3V 30 V 300 V 600 V 3V
Hz: 300 Hz 3kHz 300 Hz 
:
30 M

300

3k

30 k

300k

3M

m:30m 300 m3  30 30 m
m@1A: 3 m30 m300 m3m
MAN 1 x
lang Terug naar automatische bereikselectie
2 x
GMC-I Messtechnik GmbH 7
3.3 Snelle metingen
Wilt u sneller meten dan mogelijk is met de automatische
selectie van het meetbereik, dan moet u een geschikt
meetbereik vastzetten. Snelle meting wordt gegarandeerd
door de volgende twee functies:
door handmatig het meetbereik te selecteren, d.w.z. door
selectie van het meetbereik met de beste resolutie,
zie hfst. 3.2.
of
•met de functie DATA, zie hfst. 5.1. Hierbij wordt na de
eerste meting automatisch het juiste meetbereik
vastgezet, zodat vanaf de tweede meetwaarde sneller
gemeten wordt.
Bij beide functies blijft het vastgezette meetbereik voor de
daarop volgende seriemetingen ingesteld.
4 Drievoudige digitale weergave
De drie digitale weergaven (een hoofd- en twee
nevenweergaven) geven de meetwaarde weer met de juiste
komma en het juiste voorteken. Daartoe worden de gekozen
meeteenheden weergegeven. Bij het meten van gelijke
groottes verschijnt een minteken voor de cijfers wanneer de
positieve pool van de meetgrootheid op de “”-ingang ligt.
Bij overschrijden van de meetbereikeindwaarde voor de
volgende meetgrootheden wordt “OL” (OverLoad)
weergegeven:
V AC, V DC, Hz, ,
, m, 30/300m@1A: 30999
3m@1A, , M@...V: 3099
De digitale weergave wordt voor individuele meetgrootheden
met verschillende tussenpozen bijgewerkt.
Terwijl de hoofdweergave onmiddellijk na inschakelen van de
multimeter verschijnt, moeten de beide nevenweergaven
geactiveerd worden door op de knop DATA |CLEAR te drukken.
(uitgezonderd positie M@...V, waarbij de nevenweergaven
onmiddellijk na het selecteren van de functie verschijnen)
Hierdoor wordt voorkomen dat een bij het begin van de
meting aanwezige (ongedefinieerde) toestand, bijv. leegloop,
voortdurend als maximale waarde wordt weergegeven.
Bij de volgende stroomdiagrammen wordt het kader van de
uitgangsweergave steeds met een dikkere omlijning
weergegeven.
23.000
MIN MAX
10.000 24.000
V
Nevenweergave MIN
Hoofdweergave
Nevenweergave MAX
8 GMC-I Messtechnik GmbH
5 Meetwaarden opslaan
De METRA HIT27 biedt twee principieel verschillende
mogelijkheden om gegevens op te slaan:
Meetwaarden opslaan – knopfunctie DATA:
bij elke bemonstering van een meetplaats wordt een
meetwaarde volgens een vast gedefinieerde voorwaarde
opgeslagen, zie hfst. 5.1.
Geheugenmodus – Menufunctie STORE:
Na activering van de menufunctie STORE worden alle
meetwaarden afhankelijk van de vooraf ingestelde
bemonsteringsfrequentie opgeslagen. Met dezelfde
menufunctie wordt het opslaan handmatig weer
beëindigd, zie hfst. 12.2.
De opgeslagen meetwaarden kunnen in beide gevallen via
het computerprogramma METRAwin
10 (vanaf versie 5.22)
uitgelezen worden. Voorwaarde is een pc die via een
verbindingskabel met de IR-adapter BD232, die op een
METRA HIT27 is gestoken, verbonden is.
5.1 Meetwaarden opslaan – knopfunctie “DATA” (Hold/Compare)
Met de functie DATA (Hold) kunt u de meetwaarden
automatisch “vasthouden”. Dit is bijv. bijzonder nuttig
wanneer voor het bemonsteren van de meetplaats met de
testpunten hun volledige waarnemingsvermogen nodig is.
Voordat u een meetreeks met de knopfunctie DATA start,
moet het huidige geheugen leeg zijn. Hierdoor wordt
gegarandeerd dat enerzijds voldoende geheugenruimte
beschikbaar is en anderzijds dat alleen de gegevens van de
laatste meetreeks in hun geheel worden uitgelezen.
Controleer hiertoe de huidige geheugeninhoud:
INFO MEMO/OCCUP
en wis het geheugen indien nodig: MEMO CLEAr.
Na het aanleggen van de meetwaarde en het voldoen aan de
“voorwaarde” volgens de volgende tabel, geeft het apparaat
de meetwaarde weer in de nevenweergave links en geeft 2x
een signaal. Tegelijkertijd verschijnt “MAN” en geeft daarmee
aan dat het meetbereik nu vast is ingesteld. U kunt nu de
testpunten van de meetplaats afnemen en de meetwaarde
van de nevenweergave aflezen. Wanneer de meetwaarde
daarbij de in de tabel genoemde grenswaarde onderschrijdt,
wordt het apparaat opnieuw geactiveerd voor een nieuwe
opslag en de weergave “data ” knippert. De meetwaarde
wordt in het niet-vluchtige geheugen opgeslagen, wat wordt
gesignaleerd door een signaaltoon.
Meetwaarden vergelijken (DATA Compare)
Wijkt de nieuw opgeslagen meetwaarde minder dan 0,33%
van het meetbereik af van de eerste meetwaarde, dan klinkt
tweemaal het signaal (DATA-Compare). Is de afwijking
> 0,33% van het meetbereik, dan klinkt slechts een kort
signaal.
1)
Opnieuw activeren door onderschrijden van de aangegeven
meetwaardegrenzen
2)
Bij eerste opslag van een meetwaarde als referentiewaarde dubbele
signaaltoon. Bij aansluitend vasthouden alleen dàn 2x, als de huidige,
vastgehouden waarde minder afwijkt dan 0,33% van het meetbereik,
afhankelijk van de resolutie.
Legenda
B = meetbereik, MW = meetwaarde
Zolang de functie DATA actief is, mag u de meetbereiken niet
handmatig veranderen.
De functie DATA wordt uitgeschakeld wanneer u “lang” (ong.
1 s) op de knop DATA | CLEAR drukt, wanneer u de draaiknop
gebruikt of wanneer u het apparaat uit- en weer inschakelt.
Functie
DATA
DATA
Voorwaarde Reactie op het apparaat
Meetfunctie Meetwaarde
Nevenweergave
Signaal
-toon
MW
DATA
Inschakelen kort
wordt
weergeg
even
kort
Opslaan
(gestabiliseerde
meetwaarde)
V, Hz > 10% v. B wordt
weerge
geven
kort
2x
2)
,
0 L
Opnieuw
activeren
1)
V, M, Hz < 10% v. B
opgesla
gen mw
knippert
,
0 L
Wisselen naar
functie MIN/
MAX
kort zie tabel hfst. 6
Verlaten lang
wordt
gewist
wordt
gewist
2x
Signaaltoon
30.000
20.000 data
V
30.000
MIN MAX
20.000 30.000
V
DATA
DATA
MAN
GMC-I Messtechnik GmbH 9
6 Minimale en maximale waarden opslaan “MIN/MAX”
met tijdsaanduiding
Voor het bewaken gedurende langere duur van
meetgrootheden kunnen de minimale en maximale waarden
in de nevenweergaven weergegeven worden.
Druk tweemaal op DATA | CLEAR: de huidige MIN- en MAX-
waarden verschijnen in de nevenweergaven.
Tijdens de functie MIN/MAX is automatische selectie van het
meetbereik uitgeschakeld.
Voor de weergave van de MIN-waarde en de tijd van
optreden drukt u opnieuw op DATA| CLEAR.
Voor de weergave van de MAX-waarde en de tijd van
optreden drukt u opnieuw op DATA| CLEAR.
De waarden MIN en MAX worden gewist wanneer u “lang”
(ong. 1 s) op de knop DATA | CLEAR drukt, wanneer u de
draaiknop gebruikt of wanneer u het apparaat uit- en weer
inschakelt.
Opmerking
Binnen 2 4 s, afhankelijk van de meetfunctie, na
het wisselen van meetbereik worden geen nieuwe
MIN/MAX-waarden berekend om de meetwaarden
zich te laten stabiliseren.
Functie MIN/
MAX
DATA
MIN- en MAX-
meetwaarden/
meettijden
Reactie op het apparaat
Weergave
Signaal-
toon
Hoofdweergave
Neven-
weergave
1. Opslaan
2 x
kort
worden
opgeslagen
huidige
meetwaarde
MIN en
MAX
1 x
2. Opslaan
en
weergeven
kort
worden
opgeslagen
t en MIN 1 x
kort t en MAX 1 x
3. Terug
naar 1.
kort
worden
opgeslagen
als 1. als 1. 1 x
Opheffen lang worden gewist wordt gewist
wordt
gewist
2 x
CLEAR
lang
MIN
MAX
tMIN
MIN
tMAX
MAX
huidige meetwaarde
huidige meetwaarde
huidige meetwaarde
huidige meetwaarde
DATA
kort
30.000
V
30.000
10.000 data
V
30.000
MIN MAX
10.000 30.000
V
30.000
MIN
09:20:05 10.000
V
30.000
MAX
09:20:05 30.000
V
DATA
DATA
DATA
DATA
MAN
MAN
MAN
knippert
10 GMC-I Messtechnik GmbH
7 Spanningen en frequenties meten
7.1 Spanningen meten [V]
Selecteer het bij de meetgrootheid horende
spanningstype V of V~/Hz met de draaiknop.
Sluit de meetkabels aan zoals afgebeeld. De aansluitbus
” moet daarbij op een potentiaal liggen dat zo dicht
mogelijk bij de aarde is.
Schakelaarstand V~/Hz: Telkens als u op de knop FUNC
drukt, wordt afwisselend tussen spannings- en
frequentiemeting overgeschakeld, wat wordt bevestigd
met een signaaltoon. De betreffende meetgrootheid
wordt op het lcd weergegeven.
Opmerking
In het bereik 600 V waarschuwt een periodieke toon
wanneer de meetwaarde de meetbereikeindwaarde
overschrijdt.
!
Let op!
Zorg ervoor dat geen , m-, M- of C-
meetfunctie ingeschakeld is wanneer u de multimeter
aansluit om spanningen te meten. Worden de
uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij
foutieve bediening overschreden, dan bestaat er
gevaar voor u en voor het apparaat.
7.1.1 Het nulpunt instellen in het meetbereik 3 V gelijkstroom
Selecteer het meetbereik 3 V .
Sluit de meetkabels aan op het apparaat en verbindt de
vrije uiteinden.
Druk vervolgens op de knop FUNC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een
signaaltoon, op het lcd worden “0.0000 V” en het pictogram
“ZERO” weergegeven. De spanning die op het moment van
drukken wordt gemeten, dient als referentiewaarde
(2000 Digit). Deze wordt automatisch van de daarna gemeten
waarden afgetrokken. Bij verandering van het meetbereik
(knop MAN| AUTO) blijft de functie ZERO (op scherm en in
geheugen) behouden.
De nulpuntinstelling kunt u wissen
door opnieuw de knop FUNC langere tijd ingedrukt te
houden, waarbij twee signaaltonen het wissen
bevestigen (ZERO dooft op het scherm),
door het apparaat uit te schakelen.
7.1.2 Voorbijgaande overspanningen
De multimeter is tegen voorbijgaande overspanningen tot
4 kV met 1,2/50 s stijg-/halfwaardetijd beveiligd. Wanneer
bij metingen, zoals aan transformatoren of motoren, rekening
moet worden gehouden met een langere impulsduur, raden
wij onze meetadapter KS30 aan. Deze beveiligt tegen
voorbijgaande overspanningen tot 6 kV met 10/1000 s stijg-
/halfwaardetijd. De continue belastbaarheid bedraagt
1200 V
eff
. Het extra-invloedeffect bij gebruik van de
meetadapter KS30 bedraag ong. -2%.
7.1.3 Spanningen meten boven 600 V
Spanningen boven 600 V kunt u meten met een
hoogspanningsmeetkop, bijv. HV3
1)
of HV30
2)
van GMC-I
Messtechnik GmbH. De massa-aansluiting moet daarbij altijd
worden geaard. Let daarbij op de noodzakelijke
veiligheidsvoorzorgen.
1)
HV3: 3 kV
2)
HV30: 30 kV, alleen voor gelijkstroomspanningen
FUNC FUNC
226.000
V
050.00
Hz
V~
Hz
– (+)
~
+ (–)
~
max. 600 V (3 kHz)
m
S+S–
VC
V: 0,1 mV 600 V
Hz: 1Hz
3kHz
Meetbereiken:
m
S+S–
VC
Spanningen meten boven 600 V met de
hoogspanningsmeetkop HV3
zwart
zwart
rood
x1000
x100
GMC-I Messtechnik GmbH 11
7.2 Frequenties meten [Hz]
Selecteer met de draaiknop de meetfunctie V~/Hz.
Sluit de meetgrootheid aan zoals bij het meten van
spanningen.
Door kort op de knop FUNC te drukken, gaat u naar de
frequentiemeting.
In de hoofdweergave wordt de frequentie
weergegeven.
U kunt vervolgens het meetbereik voor de frequentie
kiezen door op de knop MAN|AUTO te drukken. Het laatst
ingestelde spanningsmeetbereik blijft ingeschakeld.
U kunt terugschakelen van frequentiemeting naar
wisselspanningsmeting door 1x drukken op de knop
FUNC. Het apparaat bevestigt dit met een signaaltoon.
Opmerking
Frequentiemetingen zijn alleen bij een nuldoorgang
van het meetsignaal mogelijk (AC-koppeling).
8 Weerstanden en dioden meten
8.1 Weerstanden meten [] (2-aderige meting)
Controleer of het meetobject spanningsvrij is, zie hfst.
7.1. Externe spanningen vervalsen het meetresultaat en
beschadigen het apparaat.
Zet de draaiknop op “”.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Opmerking
Hoogohmige metingen in het bereik 3 M/30 M
Bij zeer hoogohmige weerstanden kan de capacitieve
invloed van de meetpersoon of de meetkabel de
meetwaarde vervalsen.
Gebruik daarom korte of afgeschermde meetkabels.
8.1.1 Het nulpunt instellen in het meetbereik 300 en 3 k
Bij het meten van kleine weerstandswaarden in de bereiken
300 en 3 k kunt u de weerstand van de toeleidingskabels
en overgangsweerstanden door nulpuntinstelling elimineren:
Sluit de meetkabels aan op het apparaat en verbindt de
vrije uiteinden.
Druk vervolgens op de knop FUNC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een
signaaltoon, op het lcd worden “000.00 ” of “0.0000 k” en
het pictogram “ZERO” weergegeven. De spanning die op het
moment van drukken wordt gemeten, dient als
referentiewaarde (max. 20 of 200 of 2000 Digit). Deze
wordt automatisch van de daarna gemeten waarden
afgetrokken. Bij verandering van het meetbereik (knop
MAN| AUTO) blijft de functie ZERO (op scherm en in geheugen)
behouden.
De nulpuntinstelling kunt u wissen:
door opnieuw de knop FUNC langere tijd ingedrukt te
houden, waarbij een signaaltoon tweemaal het wissen
bevestigt,
door het apparaat uit te schakelen.
0.L
k
FUNC
0.5435
diode
V
FUNC
000..0
short
FUNC
m
S+S–
VC
R
x
Spanningsval
: 10 m 30 M
totaal meetbereik:
+
12 GMC-I Messtechnik GmbH
8.2 Doorgangstest bij weerstandsmeting
Wanneer de functie “Signaaltoon “ is ingeschakeld en
uitsluitend in het meetbereik 0 - 310 geeft het apparaat in
het bereik 0 - ong. 10 een continue toon weer.
Het meetapparaat geeft overloop “0l” voor Rd > 310 aan.
Doorgangstest in-/uitschakelen (signaaltoon)
Zet de draaiknop op “//.
Druk zo vaak op de knop FUNC tot en “short” worden
weergegeven, vooropgesteld dat de aansluitbussen open
zijn (weergave 0.L).
Sluit de meetkabels aan op het testobject.
Door nogmaals op de knop FUNC te drukken, schakelt het
meetapparaat naar weerstandsmeting.
8.3 Dioden meten
Controleer of het meetobject spanningsvrij is, zie hfst.
7.1. Externe spanningen vervalsen het meetresultaat.
Zet de draaiknop op “//.
Door kort op de knop FUNC te drukken, gaat u naar de
diodetest, vooropgesteld dat de aansluitbussen open zijn
(weergave 0.L), de eenheid “V” en “diode” wordt
weergegeven.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Doorlaatrichting en kortsluiting
Het meetapparaat geeft de doorlaatspanning in Volt aan. Zo
lang de spanningsval de max. weergavewaarde van 3 V niet
overschrijdt, kunt u ook meerdere in serie geschakelde
elementen of referentiedioden testen.
Geblokkeerde richting of onderbreking
Het meetapparaat geeft overloop “.0l” bij de diodemeting
telkens voor Ud > 3,1 V aan. De meetstroom is altijd een
constante stroom van ong. 1 mA.
Opmerking
Parallel aan de diode liggende weerstanden en
halfgeleiderdelen vervalsen het meetresultaat.
GMC-I Messtechnik GmbH 13
9 Milli-ohmmeting (4-polige meting)
9.1 Compenseren voor de weerstand van de toeleidingskabels
De elektrische weerstand is een dipool die over het algemeen
ook alleen tweepolig wordt gemeten. Dat gebeurt doordat
een meetstroom van bepaalde grootte door het meetobject
wordt geleidt en de ontstane spanningsval wordt gemeten;
het quotiënt van beide geeft de gezochte weerstandswaarde.
Bepalend voor het meetresultaat zijn de beide
potentiaalpunten waartussen de spanning wordt gemeten.
Elke weerstand tussen deze beide punten draagt bij aan de
gemeten totale weerstand. Hierbij tellen
overgangsweerstanden evenzeer mee als de weerstand van
de toeleidingskabels. Moet dus een zeer laagohmige
weerstand gemeten worden, bijvoorbeeld de enkele milli-ohm
grote contactweerstand van een schakelbeveiliging, dan
moeten de potentiaalpunten van de spanningsmeting vanuit
het meetapparaat tot zo dicht mogelijk bij het meetobject
geleid worden. Daarom beschikt dit meetapparaat
gescheiden aansluitingen voor de stroomvoeding en de
spanningsmeting. Men noemt deze manier van vierpolig
contact leggen een aansluiting volgens Kelvin.
Een eenvoudige, correcte aansluiting wordt mogelijk gemaakt
door de als toebehoren leverbare Kelvinclip KC4 en
Kelvinsonde KC27.
9.1.1 Meten met de Kelvinsonde KC27
9.2 Compenseren voor de thermische spanning
Thermische spanningen die bij materiaal- en
temperatuuronderschrijdingen van de aansluitingen ontstaan,
kunnen het meetresultaat vervalsen. Het apparaat beschikt
daarom in de relevante bereiken over een automatische
compensatie voor thermische spanningen.
Opmerking
Wordt de meetstroom tijdens de 4-L-m-meting
onderbroken of is de zekering defect, dan knippert de
weergave met “leads open”.
Bij defecte zekering raadpleegt u hfst. 14.2.
VC
m
S+S–
rood
zwart
zwart
Meten van milli-ohm op
stroomrails, lasnaden,
spoelen tot ong. 1 H enz. met
Kelvinsonde KC27 (of
Kelvinclip KC4)
Lijn de geveerde punten zo veel
mogelijk naar binnen op het
meetobject uit, omdat deze over
de rode stekers met S
+
of S
-
(Sense) verbonden zijn.
01.180
m
FUNC
MAN
00.010
termoC
m
FUNC
01.170
m
FUNC
m
ZERO
MAN
MAN
Thermische
spanning
meten
Het voor
thermische
spanning
gecorrigeerde
meetresultaat
lang
30 m
*
/300 m
*
bij 200 mA
Meetbereiken:
MAN
FUNC
3 /30 bij 20 mA
*
m
S+S–
VC
R
x
Spanningsval Meetstroom
m
:
0,001 m
30
Totaal meetbereik:
+
Meetkabels,
KC27 of KC4
Opmerking:
Bij gebruik van KC27
of KC4 altijd de rode
steker op S
+
of S
14 GMC-I Messtechnik GmbH
9.3 Milli-ohmmeting met 200 mA of 20 mA gelijkstroom [m]
Controleer of het meetobject spanningsvrij is, zie hfst.
7.1. Externe spanningen vervalsen het meetresultaat.
Zet de draaiknop op “m”.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Een eenvoudige, correcte aansluiting wordt mogelijk gemaakt
door de als toebehoren leverbare Kelvinclip KC4 en
Kelvinsonde KC27.
De weerstand van de stroomaansluitingen moet < 1 zijn.
Selecteer evt. het gewenste meetbereik met de knop
MAN| AUTO: 30 m, 300 m, 3 of 30 .
Deze meetmethode is ook geschikt voor weerstanden met
een inductiviteit van maximaal 1 H.
Correctie van de thermische spanning in het meetbereik 30/300 m
Druk op de knop FUNC om de thermische spanning te
meten. Wacht tot de meetwaarde zich gestabiliseerd
heeft. Dit kan enkele seconden duren, afhankelijk van de
inductiviteit. Druk vervolgens opnieuw op de knop FUNC
om terug te keren naar milli-ohmmeting. De toekomstige
meetresultaten worden nu met de zojuist gemeten
waarde gecorrigeerd. Op het scherm wordt dit met
ZERO weergegeven.
Meten aan inductieve testobjecten
Spoelen van bijv. motoren, smoorders en
schakelbeveiligingen kennen hoge inductiviteiten. Elke
stroomverandering aan een inductiviteit, dus ook het aan- en
uitschakelen van de milli-ohmmeter of een bereikwijziging,
leidt tot een spanningsverandering. Deze kan een aanzienlijke
grootte hebben en in het ongunstigste geval leiden tot het
ontstaan van een vlamboog. De milli-ohmmeter is hiertegen
beveiligd met daarvoor bestemde spanningsafleiders.
9.4 Milli-ohmmeting met 1 A impuls-meetstroom [m@1A]
(automatische correctie van de thermische spanning bij 3
300
m
)
Controleer of het meetobject spanningsvrij is, zie hfst.
7.1. Externe spanningen vervalsen het meetresultaat.
Zet de draaiknop op “m@1A”.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld.
Een eenvoudige, correcte aansluiting wordt mogelijk gemaakt
door de als toebehoren leverbare Kelvinclip KC4 en
Kelvinsonde KC27.
De weerstand van de stroomaansluitingen moet <0,2 zijn.
Selecteer evt. het gewenste meetbereik met de knop
MAN|AUTO: 3 m, (30 m of 300 m
Er wordt automatisch gecorrigeerd voor thermische
spanning.
Opmerking
Bij deze meting moeten vanwege het hogere
stroomgebruik de NiMH-accu's geplaatst en de
voeding
NA HIT 2x
aangesloten zijn.
10 Temperaturen meten [C]
Temperaturen meten gebeurt met weerstands-
temperatuursensoren, die als toebehoren leverbaar zijn. De
meting gebeurt met tweepolige techniek. De
toeleidingsweerstand is standaard op een standaardwaarde
van 0,1 ingesteld.
Instellen van temperatuureenheid en sensor
Zet de draaiknop op “C”. Met FUNC gaat u naar het
selectiemenu voor temperatuureenheid en sensor
(sensortype), sensr en selCt worden weergegeven.
Door op de knop FUNC te drukken kunt u tussen de
temperatuureenheid C en F omschakelen.
Selecteer het sensortype (RTD) met de knoppen .
Sluit de sensor aan de beide bussen aan, zie afbeelding.
Opmerking
De ingestelde waarden voor temperatuureenheid en
sensor blijven ook na verlaten van de functie of
uitschakelen van het apparaat behouden.
0023.2
C
sensr
pt1000 selCt
C

Pt100
FUNC
C / F
FUNC
00.10
rlead temp


Toeleidings-
Weerstand
Pt1000 (TF220)
Ni100
Ni1000
0 50
+
pt1000
FUNC
RTD
GMC-I Messtechnik GmbH 15
Instellen van de toeleidingsweerstand
Na selectie van een weerstandsthermometer gaat u met
de knop naar de metingsweergave.
Door tegelijkertijd te drukken op de knoppen en
wordt het menu voor het instellen van de
toeleidingsweerstand weergegeven, Rlead en temp
worden weergegeven.
Met de knoppen selecteert u de decade, d.w.z. de
positie van het cijfer dat u wilt wijzigen en met de toetsen
stelt u het betreffende cijfer in.
U verlaat het menu na bevestiging van de laatste
cijferpositie met en komt zo terug in de
metingsweergave. De toeleidingsweerstand blijft
opgeslagen. De standaardwaarde is 0,1 . De
invoergrenzen liggen tussen 0 en 50 .
Opmerking
De ingestelde waarde voor de toeleidingsweerstand
blijft ook na verlaten van de functie of uitschakelen
van het apparaat behouden.
11 Isolatieweerstanden meten [M@...V]
(alleen METRA HIT 27I)
11.1 De meting voorbereiden
Opmerking
Hoogohmige metingen
Bij zeer hoogohmige weerstanden kan de
capacitieve invloed van de meetpersoon of de
meetkabel de meetwaarde vervalsen. Gebruik
daarom korte of afgeschermde meetkabels.
Bij het meten van hoogohmige isolatieweerstanden
mag u de meetkabels niet aanraken.
Zet de draaiknop op “M@50V, 100V, 250V of 500V”,
afhankelijk van de gewenste testspanning.
Sluit het testobject aan zoals afgebeeld op de volgende
pagina.
Opmerking
Externe spanning
De schakelaarstand M@...V mag alleen gebruikt
worden voor het meten van isolatieweerstanden (niet
voor het meten van spanningen).
Per ongeluk aangesloten externe spanning wordt in
deze schakelaarstand echter linksonder
weergegeven. Isolatieweerstanden mogen alleen op
spanningsvrije objecten worden gemeten.
Is in de installatie een externe spanning van 50 V aanwezig,
dan wordt het meten van de isolatieweerstand geblokkeerd.
Op het lcd-scherm wordt bovendien de externe spanning
weergegeven. Is er een spanning aanwezig die groter is dan
610 V, dan wordt deze bovendien akoestisch gesignaleerd.
m
S+S–
VC
RTD
zie hfds. 14
Meetbereik:
- - - - -
V
-000 250 V
M@
50... 500V
10.29
V
023 250 V
M
geselecteerde testspanning
Meetspanning
Testspanning afgeven
zolang knop ingedrukt
R
ISO
/restspanning
FUNC MAN
+
Continumeting
FUNC
Nominale
Testspanning
. 2% nauwkeurigheid
16 GMC-I Messtechnik GmbH
Opmerking
De meetkabels testen
De eerste test moet met kortgesloten meetkabels op
de testpunten worden uitgevoerd. Het apparaat
moet vrijwel nul aangeven. Hierdoor kan een
onderbreking van de meetkabels worden
vastgesteld.
!
Let op!
Raak de leidende uiteinden van de beide testpunten
niet aan wanneer het apparaat is ingeschakeld voor
het meten van isolatieweerstanden.
Er kan een stroom van 1,5 mA (in het meetapparaat
begrensd) over uw lichaam stromen; deze bereikt
weliswaar geen levensgevaarlijke waarden, de
elektrische schok is echter duidelijk merkbaar.
Meet u daarentegen een capacitief testobject, bijv. een
kabel, dan kan deze, afhankelijk van de gekozen nominale
spanning, tot ong. ±600 V opgeladen raken. Het aanraken
van het proefobject na het meten kan in dit geval
levensgevaarlijk zijn.
11.2 Isolatieweerstanden meten
Houd voor het meten van isolatieweerstanden de knop
FUNC zo lang ingedrukt tot de weergave stabiel is.
!
Let op!
Tijdens het meten knippert de geselecteerde en
afgegeven testspanning.
Pas op! Aanrakingsgevaar!
Tijdens de meting wordt in de weergave van de externe en
restspanning de huidige spanning op het testobject
weergegeven. Deze is enigszins kleiner dan de nominale
spanning.
Wanneer u de multifunctionele knop FUNC loslaat, beëindigt u
de meting van de isolatieweerstand.
Bij het meten van de isolatieweerstand is de automatische
instelling van het meetbereik actief. U kunt het meetbereik
niet handmatig instellen.
Opmerking
Bij het meten van isolatieweerstand worden de
accu's van het apparaat sterk belast. Houd de
multifunctionele knop FUNC slechts zo lang ingedrukt
als nodig voor het aflezen. Voer de hieronder
beschreven continumeting alleen uit wanneer dat
absoluut noodzakelijk is.
Gebruik uitsluitend NiMH-cellen.
Continumeting
Inschakelen: druk kort tegelijkertijd op de multifunctionele
knop FUNC en de knop MAN|AUTO. Dit wordt door een
signaaltoon bevestigd.
Uitschakelen: druk kort op de multifunctionele knop FUNC.
11.3 De meting beëindigen en ontladen
Na het beëindigen van de meting wordt een eventueel nog
aanwezige restspanning weergegeven die door
kabelcapaciteiten kan zijn ontstaan. Deze ladingen worden
over de interne weerstand van 2 M afgevoerd. Er moet
echter contact met het object blijven. Het dalen van de
spanning kunt u rechtstreeks op de externe of
restspanningsweergave volgen.
Verbreek de aansluiting pas wanneer de spanning < 25 V is.
m
S+S–
M
R
ISO
U
MESS
(50 - 500V)
: 10 k
3G
Meetbereik:
!
GMC-I Messtechnik GmbH 17
12 Gebruik, van het startmenu InFO tot de bedrijfs- en
meetparameters
Met het startmenu “1NF0 ” kunt u informatie oproepen,
opslaan inschakelen en de geheugeninhoud opvragen, de
aansluiting activeren en apparaatparameters instellen.
U gaat naar het startmenu “1NF0 ” door bij ingeschakeld
apparaat de knoppen FUNC en ON|OFF tegelijkertijd
ingedrukt te houden tot op het scherm “1NF0 ” verschijnt.
Door herhaald drukken op de knoppen  gaat u
vanuit het hoofdmenu “1NF0 ” naar de andere
hoofdmenu's “store”, mem0”, send”, set” en weer terug
naar “1NF0 ”.
Nadat u het gewenste hoofdmenu hebt gekozen, gaat u
door op te drukken, naar het bijbehorende
submenuniveau.
Door herhaald drukken op de knoppen  selecteert u
de gewenste parameter of de gewenste functie.
Om de bijbehorende parameter(s) in het submenu te
wijzigen, drukt u op .
Nadat u de cijferpositie hebt gekozen met de knoppen
 en de cijfers hebt ingesteld met de knoppen 
gaat u met naar de volgende cijferpositie en daarna
terug naar het hoofdmenu of het volgende submenu.
U gaat naar de meetmodus door net zo vaak op de knop
FUNC te drukken tot de meetweergave verschijnt.
Om de multimeter uit te schakelen, drukt u op de knop
ON|OFF tot de weergave dooft.
Een overzicht van de menustructuur vindt u op de volgende
pagina's.
12.1 Meetparameter bemonstering rAtE.
De bemonstering bepaalt het tijdsinterval waarna de
betreffende meetwaarde naar de aansluiting of naar het
meetwaardegeheugen wordt overgedragen.
Voor de verschillende meetgrootheden gelden bepaalde
grenswaarden voor de bemonstering, die niet onderschreden
kunnen worden, zie onderstaande tabel.
12.2 Meetwaarden opslaan
De METRA HIT27 biedt twee principieel verschillende
mogelijkheden om gegevens op te slaan:
Meetwaarden opslaan – knopfunctie DATA:
bij elke bemonstering van een meetplaats wordt een
meetwaarde volgens een vast gedefinieerde voorwaarde
opgeslagen, zie hfst. 5.1 en hfst. 12.2.1.
Geheugenmodus – Menufunctie STORE:
Na activering van de menufunctie STORE worden alle
meetwaarden afhankelijk van de vooraf ingestelde
bemonsteringsfrequentie opgeslagen. Met dezelfde
menufunctie wordt het opslaan handmatig weer
beëindigd.
De opgeslagen meetwaarden kunnen in beide gevallen via
het computerprogramma METRAwin
10 (vanaf versie 5.22)
uitgelezen worden. Voorwaarde is een pc die via een
verbindingskabel met de IR-adapter USB-HIT, die op een
METRA HIT27 is gestoken, verbonden is.
12.2.1 Geheugenmodus - knopfunctie DATA (zie ook hfst. 5.1)
Het apparaat beschikt over een op een kwartsklok
gesynchroniseerd meetwaardegeheugen (32 kB) dat
gemiddeld 1000 meetwaarden bevat. Het minimum ligt bij
800 meetwaarden. Het maximum ligt bij 1200 meetwaarden.
De gegevens worden opgeslagen en kunnen met
METRAwin
10 rechtstreeks naar de pc worden
overgedragen. Wanneer de accu's leeg raken en wanneer de
batterijen of de accu's worden verwisseld, moeten de tijd en
datum opnieuw worden ingesteld.
De meetwaarden worden in zogenaamde blokken
opgeslagen. Meetwaarden voor dezelfde meetfunctie worden
in hetzelfde blok opgeslagen.
Er kunnen alleen absolute waarden en absolute tijdstippen
worden opgeslagen, geen relatieve of -waarden en geen
relatieve tijdswaarden.
De geheugeninhoud kan uitsluitend met een pc, een IR-
adapter (USB-HIT) en de analysesoftware METRAwin
10
worden uitgelezen.
De opgeslagen meetgegevensblokken blijven ook behouden
als het apparaat geen voeding krijgt.
Voorbereidingen voor de geheugenmodus
Stel eerst de bemonstering voor de geheugenmodus in en
start dan de geheugenmodus.
De bemonstering kan ook tijdens de geheugenmodus
worden gewijzigd.
Selecteer vervolgens de gewenste meetfunctie en een
zinvol meetbereik.
Controleer voor langere meetwaardeopnamen het
oplaadniveau van de accu's, zie hfst. 14.1 op pagina 25.
Sluit evt. de voeding aan.
Meetgrootheid Bemonstering
V0.5s
V , 0.5 s
m
, C (Pt100, Pt1000) 0.5 s
Hz 1 s
m@1A 1,5 s
18 GMC-I Messtechnik GmbH
12.2.2 Geheugenmodus – Menufunctie STORE
Stel eerst de bemonstering voor de geheugenmodus in en
start dan de geheugenmodus.
De bemonstering kan ook tijdens de geheugenmodus
worden gewijzigd.
Selecteer vervolgens de gewenste meetfunctie en een
zinvol meetbereik.
Controleer voor langere meetwaardeopnamen het
oplaadniveau van de accu's, zie hfst. 14.1 op pagina 25.
Sluit evt. de voeding aan.
De geheugenmodus via menufuncties starten
Ga naar het “modusmenu”, zie menudiagram, en
selecteer daar het hoofdmenu StorE.
Door op te drukken, gaat u naar het startmenu voor de
geheugenmodus: StArt knippert. Door nog een keer op
te drukken, schakelt u de geheugenmodus in. REM
wordt weergegeven.
Ga naar de meetfunctie door 1x op de knop te
drukken.
Wanneer u een andere meetfunctie selecteert met de
draaiknop of de knop FUNC, wordt een nieuw geheugenblok
gemaakt. Het opslaan gaat dan automatisch verder. De
“SLAAPMODUS” blijft actief, d.w.z. bij hogere
bemonsteringsfrequenties schakelt het apparaat automatisch
in en uit, zie hfst. 2.
Wanneer het geheugen vol raakt, verschijnt de melding
“MEMO FULL” en klinkt een akoestisch signaal (een
periodieke reeks tonen). Deze kan uitgeschakeld worden
door op een willekeurige knop te drukken.
Weergave REM
Het pictogram REM geeft aan dat de geheugenmodus is
ingeschakeld via de menufunctie STORE.
Om de meetwaarden ook tijdens het opslaan te bekijken,
kunt u ze weergeven door op te drukken.
Wanneer de functie “DATA” is ingeschakeld, kunt u niet
tegelijkertijd de functie “STORE” starten.
De geheugenmodus via menufuncties stoppen
Selecteer het hoofdmenu StorE.
Druk op de knop , StOP knippert.
Druk nogmaals op de knop , de nevenweergaven
doven. De geheugenmodus is uitgeschakeld.
Met gaat u terug naar de meetfunctie.
U kunt de geheugenmodus ook stoppen door het
apparaat uit te schakelen.
12.3 De geheugeninhoud oproepen – INFO MEMO/OCCUP
Vanuit het menu “1NF0 ” kunt u de geheugeninhoud
oproepen. De hoofdweergave geeft de huidige
geheugeninhoud weer in procenten tussen 001% en 100%.
12.4 Het geheugen wissen - MEMO CLEAr
!
Let op!
Deze functie wist alle opgeslagen meetwaarden.
Tijdens de geheugenmodus kan deze functie niet worden
uitgevoerd, in plaats van CLEAr wordt bUSY
MEMO
weergegeven.
12.5 Standaardinstellingen (”Default”-waarden inschakelen)
U kunt alle eerder uitgevoerde wijzigingen ongedaan maken
en de standaardinstellingen weer activeren. Dit kan zinvol zijn
na software- of hardwareproblemen.
Houd tegelijkertijd de knoppen FUNC, MAN|AUTO en
DATA | CLEAR ingedrukt en schakel met ON|OFF het apparaat
aan.
GMC-I Messtechnik GmbH 19
12.6 Zenden over RS232-aansluiting
De METRA HIT27 is uitgerust met een bidirectionele
infraroodaansluiting voor het overdragen van meetwaarden
naar de pc. De waarden worden optisch met infrarood licht
door de behuizing overgedragen naar een
aansluitingsadapter (toebehoren USB-HIT) dat op het
instrument wordt gestoken. De USB-aansluiting van de
adapter maakt verbinding met de pc mogelijk over een
aansluitkabel.
Het stuurprogramma dat u moet installeren, wijst het
apparaat een virtuele COM-aansluiting toe. Het opbouwen
van een meerkanaalssysteem is met deze adapter niet
mogelijk.
Bovendien kunnen opdrachten en parameters van de pc naar
het instrument worden overgezet. Dit zijn o.a.:
Instellen en uitlezen van de meetparameters,
Selecteren van meetfunctie en -bereik,
Starten van het meten,
Uitlezen van de meetwaarden.
De aansluiting activeren
Het inschakelen van de aansluiting voor de zendmodus gaat
handmatig, zoals hieronder beschreven. In deze modus
verstuurt het apparaat voortdurend de meetgegevens over
de aangesloten aansluitingsadapter naar de pc.
Het activeren van de aansluiting voor de ontvangstmodus
(instrument ontvangt gegevens van de pc) gaat automatisch
door het aanspreken vanaf de pc.
De zendmodus via menufuncties starten
InFO SEnd StArt
De aansluitingsmodus wordt op het scherm weergegeven
doordat het pictogram knippert.
Automatisch in- en uitschakeling in de zendmodus
Wanneer het overdrachtsinterval 20 s of langer is, schakelt
het apparaat zichzelf tussen twee metingen automatisch uit
om de accu's of batterijen te sparen.
Uitzondering: continumodus.
Bij optreden van een gebeurtenis schakelt het scherm
automatisch weer in.
De aansluitingsparameters instellen
Addr – Adres
Sluit u meerdere instrumenten op de pc aan met de
aansluitingsadapter, dan heeft elk apparaat een eigen adres
nodig. Voor het eerste apparaat moet het adres 1 worden
ingesteld, voor het tweede apparaat het adres 2 enz. Sluit u
slechts één multimeter aan, dan moet een adres tussen 1 en
14 worden ingesteld. Het adres 15 wordt niet gebruikt voor
adressering, d.w.z. met deze instelling antwoordt het
apparaat altijd, onafhankelijk van het eigenlijke adres.
20 GMC-I Messtechnik GmbH
Hoofd- en submenu's
1nf0
mem0
send
Set
2x
FUNC ON



Clear
yes no

Selectie moet knipperen:
YES: geheugen wissen
no: niet wissen
Selectie
bevestigen
send
0ff/0n start/st0p
StArt knippert
drukken:
Zendmodus actief
StOP knippert
drukken:
Geen zendmodus
huidige
toestand
3.9
batt
V
8 01
mem0 oCCUp
t im e
12:58 :08
d a t e
15 08 .02
set
rate
andere submenu's
zie volgende pagina


Oplaadniveau
van de accu's
Huidige tijd Huidige datum
 
Menu Geheugen wissen (zie hfst. 12.4)
Modus Zenden (zie hfst. 12.6)
Apparaatparameters instellen (zie hfst. 12.1)
Informatie oproepen
!
Geheugeninhoud (zie
hfst. 12.3)
t C a l
15 08 .02
Kalibratiedatum
t a d J
15 08 .02
Afsteldatum
knippert knippert niet
Weergave “EMPT Y ”: geheugen leeg
 
store store
0ff/0n start/st0p
Menu Geheugenmodus
StArt knippert
drukken:
Geheugenmodus actief
StOP knippert
drukken:
Geheugenmodus inactief
REM wordt weergegeven REM wordt niet weergegeven

Tijdens de
geheugenmodus
kan het geheugen
niet worden gewist,
in plaats van CLEAr
wordt bUSY
weergegeven.
GMC-I Messtechnik GmbH 21
Submenu SEt voor de parameters rAtE, Addr, dAtE en tIME
set
rate
set
addr

set
tIme
set
00:10 :00 rate

Waarde
wijzigen
Bemonstering
bevestigen
00:00:01, 00:00:02, 00:00:05, 00:00:10, 00:00:20, 00:01:00
00:02:00, 00:05:00, 00:10:00, 00:20:00, 01:00:00; 0.50 = 500 ms
mogelijke instelwaarden
set
15 addr

Waarde
wijzigen
Apparaatadres instellen
Adres
bevestigen

set
13:15:21 t Ime

Waarde
wijzigen
Tijd instellen
Cijfer
bevestigen
set
13.08.02 date
Datum instellen

Positie
selecteren

Waarde
wijzigen
Cijfer
bevestigen

Positie
selecteren
mogelijke instelwaarden (DD:MM:JJ, DD=dag, MM=maand, JJ=jaar)
mogelijke instelwaarden (hh:mm:ss, hh=uur, mm=minuten, ss=seconden)
Cijfer
knippert
mogelijke instelwaarden (zie ook hfst. 12.6): 0 15
Bemonstering instellen (zie ook hfst. 12.1)
(hh:mm:ss, h = uren, m = minuten, s = seconden)
Vervolg van voorzijde
set
date

22 GMC-I Messtechnik GmbH
13 Technische gegevens
1)
Weergave: 3¾ posities in het bereik 3 m@1A, 30 m, , M@...V;
voor de opslag en overdracht van meetwaarden is ook een andere
bemonstering instelbaar in het menu rAtE
2)
Laagst meetbare frequentie bij sinusvormig meetsignaal, symmetrisch t.o.v.
nulpunt
3)
Bij 0 +40C
4)
Bij functie “Nulpuntinstelling” actief, weergave ZERO
Legenda
MW = meetwaarde, B = meetbereik, D = Digit, 2/4 L = 2/4-aderige meting
5)
Bereik 3 V~: U
E
=0,15 V
eff/rms
. . . 3 V
eff/rms
30 V~: U
E
=1,5 V
eff/rms
. . . 30 V
eff/rms
300 V~: U
E
=15V
eff/rms
. . . 300 V
eff/rms
600 V~: U
E
=30V
eff/rms
. . . 600 V
eff/rms
voor spanningen > 100 V: Vermogensbegrenzing van 1,8 · 10
6
V · Hz
6)
20 45 65 Hz 1 kHz sinus, invloeden zie pagina 23.
7)
Impulsmeetstroom met periode van T = 1 s
8)
Exclusief sensorafwijking
9)
Temperatuurwaarde wordt bepaald aan de hand van de karakteristiek uit
EN 60751
10)
Bij zeer hoogohmige weerstanden > 300 M kan de capacitieve invloed van de
meetpersoon of meetleiding de meetwaarde vervalsen.
Gebruik daarom korte of afgeschermde meetkabels.
11)
Bij overbelasting spreekt de ingebouwde zekering FF1,6A/100V aan.
Meetfunctie Meetbereik
Resolutie bij
meetbereikeindwaarde
Ingangsimpedantie
Intrinsieke onzekerheid van de hoogste
resolutie bij referentieomstandigheden
Overbelastbaarheid
3)
(...% v. MW. + ... D) (...% v. MW. + ... D)
4¾ 30000 / 3¾ 3000
1)
DC AC
6)
DC AC
6)
Waarde Tijd
V
3 V 100 V2,1M 2,1 M //<50pF 0,1+10
4)
0,2 + 10 (>500D)
600 V
DC
AC
eff
Sinus
continu
30 V 1 mV 2,1 M 2,1 M //<50pF 0,1+5 0,2+10 (>500D)
300 V 10 mV 2,1 M 2,1 M //<50pF 0,1+5 0,2+10 (>500D)
600 V 100 mV 2,1 M 2,1 M //<50pF 0,1+5 0,2+10 (>500D)
Leegloopspanning Meetstroom ong. (...% v. MW. + ... D)
m@1A(4
L)
3m 0,001 m 3,5 4 V 1 A
7)
1+10
0,6 V
)
continu30 m 0,001 m 3,5 4 V 1 A
7)
0,5 + 10
300 m 0,01 m 3,5 4 V 1 A
7)
0,5 + 10
m
(4 L)
30 m 0,01 m 3,5 4 V 200 mA
0,25 + 10
0,6 V
11)
4)
continu
300 m 0,01 m 3,5 4 V 200 mA
3 0,1 m 3,5 4 V 20 mA
30 1m 3,5 4 V 20 mA
(2 L)
300 10 m 3,5 4 V 1 mA 0,1 + 10
4)
600 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
3k 100 m 3,5 4 V 100 A0,1+5
4)
30 k 1 3,5 4 V 20 A0,1+5
300 k 10 3,5 4 V 20 A0,1+5
3M 100 3,5 4 V 10 A0,1+5
30 M 1k 3,5 4 V 10 A1,5+10
300 0,1 3V 1mA 1+5
3 V 0,1 mV 3 V 1 mA 1 + 5
Testspanning Meetstroom
M@
...V
30 M 0,01 M 50/100/250/500 V
< 1,5 mA
2+10
600 V
DC/AC
max. 10 s300 M 0,1 M 50/100/250/500 V 2 + 10
3000M
10)
1M 50/100/250/500 V 3 + 10
f
min
2)
(...% v. MW. + ... D)
Hz
300 Hz 0,01 Hz
1 Hz 0,05 + 5
5)
600 V AC continu
3kHz 0,1 Hz
Temperatuursens
or
Meetbereik Resolutie
Intrinsieke onzekerheid van de hoogste resolutie bij
referentieomstandigheden (...% v. MW. + ... D)
8)
C/F
Pt 100
9)
–200,0 +100,0 C
0,1 K
1 K + 5
600 V
DC
AC
eff
Sinus
max. 10 s
+100,0 +600,0 C 0,5 + 5
Pt 1000 200,0 +100,0 C1 K + 5
+100,0 +600,0 C 0,5 + 5
Ni 100 60,0 +180,0 C0,5+ 5
Ni 1000 60,0 +180,0 C0,5+ 5
GMC-I Messtechnik GmbH 23
Invloedgrootheden en invloedeffecten
1)
Met nulpuntinstelling
2)
Foutieve waarden gelden vanaf een weergave van 10% van het meetbereik
1)
Met nulpuntinstelling
Echttijdklok
Nauwkeurigheid 1 min/maand
Temperatuurinvloed 50 ppm/K
Referentievoorwaarde
Omgevingstemperatuur +23 C 2K
Relatieve vochtigheid 40 - 60%
Frequentie van de
meetgrootheid 45 - 65 Hz
Krommevorm van de
meetgrootheid Sinus, afwijking tussen effectieve
en gelijkrichtwaarde < 0,1%
Accuspanning 3,6 V 0,2 V
Insteltijd
Insteltijd (na handmatige moduskeuze)
* zonder parallelle capaciteit
Weergave
Lcd-weergaveveld (65 mm x 30 mm) met weergave van
maximaal 3 meetwaarden, meeteenheid, stroomtype en
verschillende speciale functies.
Weergave/cijferhoogte 7-segmentcijfers
Hoofdweergave: 12 mm
Nevenweergaven: 7 mm
Aantal posities 4¾ posities 30999 stappen
Overloopweergave 0. L” wordt weergegeven
Polariteitsweergave ”–” Voorteken wordt weergegeven
wanneer pluspool op “
Lcd-test na inschakelen van het apparaat
worden alle tijdens gebruik van de
METRA HIT27 aanstuurbare
segmenten kort geactiveerd
Achtergrondverlichting alleen METRA HIT 27I
Invloed-
grootheid
Invloedbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
1)
Invloedeffect
(...% v. MW. + D)/10 K
Tem pera tuu r
0 +21 C
en
+25+40 C
VDC 0,1 + 5
VAC 0,5 + 5
m@ 1 A 4L 1 + 5
m@ 200 mA 4L 1 + 5
300 300 k 2L 0,2 + 5
3M2L 0,5 + 5
30 M 2L 1 + 5
Isolatie 30 M
3
G
2 + 5
Hz 0,1 + 5
C (RTD) 0,5 + 10
Invloed-
grootheid
Frequentie
Meetgroothei
d/meetbereik
Invloedeffect
2)
(... % v. MW. + D)
Frequentie
V
AC
> 20 Hz ... 45 Hz
3 V tot 600,0 V 2 + 10
> 65 Hz ... 1 kHz
Invloed-
grootheid
Invloedbereik
Meetgrootheid/
meetbereik
1)
Invloedeffect
Relatieve
luchtvochtigh
eid
75 %
3 dagen
Apparaat uit
alle meetgrootheden
1x intrinsieke
onzekerheid
Invloed-
grootheid
Invloedbereik Meetbereik
Demping
dB
Gelijkfase-
stoorspanning
Storingsgrootte max. 600 V ~ V DC > 90 dB
Storingsgrootte max. 600 V ~
50 Hz, 60 Hz sinus
30 V ~ > 80 dB
300 V ~ > 70 dB
600 V ~ > 60 dB
Serie-
stoorspanning
Storingsgrootte V, telkens
nominale waarde van het
meetbereik, max. 600 V ~ , 50 Hz,
60 Hz sinus
V= > 60dB
Storingsgrootte max. 600 V DC V ~ > 60 dB
Meetgrootheid/
meetbereik
Insteltijd op het
digitale scherm
Sprongfunctie van de
meetgrootheid
V DC, V AC 1,5 s
van 0 naar 80% van de
meetbereikeindwaarde
m@ 1 A 4L 2 s
van tot 50% van de
meetbereikeindwaarde
m 1,5 s
300 ... 3M 2s
3G *5s
Doorgang < 50 ms
1,5 s
C Pt100 max. 3 s
>10 Hz 1,5 s
van 0 naar 50% van de
meetbereikeindwaarde
24 GMC-I Messtechnik GmbH
Voeding
Accu's 3 x 1,2 V NiMH-Accu'ss (AA-
formaat)
(2100 mAh)
Gebruiksduur met 2100 mAh NiMH-accuset
extra verbruik:
Aansluitingsmodus: 0,5 mA
Lcd-verlichting: 25 mA bij 3,6 V.
Bij onderschrijding van 2,7 V
schakelt het apparaat automatisch
uit.
Accutest Automatische weergave van het
pictogram “ ” wanneer de
accuspanning ong. 3,3 V
onderschrijdt
(bij m@1A < 3,1 V).
Accu opladen met oplader
NA HIT 2x
(Z218H); bijv.
accuset 2100 mAh:
oplaadtijd 20 u of met externe
NiMH-sneloplader Z206D:
oplaadtijd
ong. 2 uur
Zekering
Smeltzekering voor alle
m-meetbereiken FF (UR) 1,6 A/1000 V AC/DC;
6,3 mmx32 mm;
Schakelvermogen 10 kA bij
1000 V AC/DC
en ohmse belasting
Signaaltoon bij weergave > 610 V in het bereik
600 V (intervaltoon 250 ms aan/uit)
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse II volgens IEC/EN 61010-1:2001
/VDE 0411-1:2002
Meetcategorie II
Werkspanning 600 V
Vervuilingsgraad 2
Testspanning 3,5 kV~ volgens IEC/EN 61010-
1:2001/VDE 0411-1:2002
Elektromagnetische compatibiliteit EMC
Storingsemissie EN 61326-1:2006 Klasse B
Storingsimmuniteit
EN 61326-1:
2006
EN 61326-2-1:
2006
Gegevensaansluiting
Gegevensoverdracht bidirectioneel, optisch met
infrarood licht door de behuizing
(gegevens lezen en parameters
instellen)
Met aansluitingsadapter als toebehoren
BD232 IR naar RS232C, serieel,
volgens DIN 19241, te cascaderen
voor meerkanaalsgebruik
USB-HIT IR naar USB 1.1/USB 2.0,
éénkanaalsgebruik
Baudrate (MM PC) 9600 Baud
Omgevingsvoorwaarden
Nauwkeurigheidsbereik 0 C ... +40 C
Bedrijfstemperaturen 10 C ... +50 C
Opslagtemperaturen 25 C ... +70 C (zonder accu's
relatieve luchtvochtigheid 45% ... 75%,
Condensatie moet worden
uitgesloten
Hoogte boven zeeniveau tot 2000 m
Gebruikslocatie binnenshuis,
buiten: alleen binnen de
aangegeven
omgevingsvoorwaarden
Mechanische opbouw
Beschermingsgraad Behuizing: IP 54,
Aansluitbussen: IP20
Tabeluittreksel met betekenissen van IP-codes
Afmetingen 84 mm x 195 mm x 35 mm
Gewicht ong. 420 g met accu's
(zonder rubberen beschermhoes
GH18)
Meetfunctie Stroomsterkte
[mA]/3,6 V
Gebruiks-
duur [u]
V, H z , , , C70 30
m@1A 700 3
m@200mA 260 8
m@20mA 85 24
M
@ ... V / 1 M
100 21
Stand-by (MEM + klok)
0,15 ong. 1 jaar
IP XY (1e
cijfer X)
Bescherming tegen
binnendringen van
vaste vreemde deeltjes
IP XY (2e
cijfer Y)
Bescherming tegen
binnendringen van
water
0 niet beschermd 0 niet beschermd
1 50,0 mm
1 verticale druppels
2 12,5 mm
2Druppels (15 hellend)
3 2,5 mm
3 Sproeiwater
4 1,0 mm
4 Spuitend water
5 stofvrij 5 Straalwater
GMC-I Messtechnik GmbH 25
14 Onderhoud
!
Let op!
Maak het apparaat los van de meetkring voordat u
het apparaat opent om accu's, batterijen of
zekeringen te vervangen.
14.1 Accu's en batterijen
Waarschuwing!
Bij gebruik van batterijen mag de voeding niet
worden aangesloten: explosiegevaar!
Accu's verwijderen bij niet-gebruik
De geïntegreerde kwartklok heeft ook bij uitgeschakeld
apparaat voeding nodig en belast de accu. Bij langere tijd van
niet gebruik (bijv. vakanties) kunt u daarom het beste de
accu's verwijderen. Hierdoor voorkomt u diepontlading en
lekken van de accu's, wat onder ongunstige
omstandigheden tot beschadigingen zou kunnen leiden.
Het oplaadniveau en de toestand van de accu's controleren
In het menu “Info” kunt u informatie krijgen over het huidige
oplaadniveau van de accu's, zie hfst. 12 op pagina 17:
FUNC + ON|OFF  InF0 X.X V (bAtt).
Controleer vóór eerste ingebruikstelling of na opslag van het
apparaat of de accu's van het apparaat niet zijn gaan lekken.
Herhaal deze controle vervolgens met regelmatige, korte
tussenpozen.
Wanneer de accu is gaan lekken moet u voordat u het
apparaat weer in gebruik neemt, de elektrolyten
zorgvuldig met een vochtige doek volledig verwijderen en
een nieuwe accu plaatsen.
Wanneer op het scherm het teken “ ” verschijnt, dan dient
u zo spoedig mogelijk de accu's te vervangen of op te
laden. U kunt weliswaar nog verder gaan met meten,
maar u dient dan rekening te houden met verminderde
meetnauwkeurigheid. Lege accu's moeten ongeveer 20
uur met de oplader NA HIT 2x worden opgeladen. Zodra
u het apparaat op de oplader aansluit, start het opladen.
Wanneer de accu's diep ontladen zijn, kan het apparaat
niet worden ingeschakeld. Laat het apparaat ong. 30 min
met opgestoken, ingeschakelde oplader liggen en ga dan
te werk als hierboven beschreven.
!
Let op!
Lekken van accu's of batterijen moet te allen tijde
worden vermeden. De resulterende schade wordt
niet gedekt door de garantie.
Accu's opladen
Gebruik om de accu's in het apparaat op te laden alleen de
oplader NA HIT 2x (artikelnummer Z218H) van GMC-I
Messtechnik GmbH. Deze garandeert dankzij een
hooggeïsoleerde kabel uw veiligheid en een veilige elektrische
scheiding (secundaire nominale gegevens 5 V/600 mA). De
oplaadduur van de accuset (2100 mAh) in het apparaat is
ong. 20 u.
Voordat u de oplader op de oplaadbus aansluit, controleert u
de volgende punten:
De accu's zijn geplaatst, geen batterijen,
– het apparaat is met al zijn polen van de meetkring
gescheiden.
Gebruik de oplader zo mogelijk alleen om op te laden en niet
tijdens het meten, om invloeden te vermijden.
De accu's vervangen
Leg het apparaat op zijn voorkant, maak de beide
schroeven op de achterzijde los en til het onderstuk van
de behuizing weg waarbij u onderaan begint. Aan de
kopse bovenkant worden boven- en onderstuk van de
behuizing met vergrendelingshaken bij elkaar gehouden.
Neem de accu's uit het accuvak.
Plaat drie 1,2 V-NiMH-accu's in overeenstemming met
de aangegeven polariteitssymbolen in het accuvak.
Belangrijk bij het dichtmaken: Plaats eerst het
behuizingsonderstuk parallel (afbeelding), druk dan de
beide behuizingshelften eerst aan de onderkant aan (a)
en vervolgens aan de kopse bovenkant (b).
Bevestig het onderstuk weer met de beide schroeven.
!
Let op!
Het apparaat mag zonder geplaatst en
vastgeschroefd behuizingsonderstuk niet worden
gebruikt.
(b) (a)
26 GMC-I Messtechnik GmbH
14.2 Zekeringen
De zekering ligt in het meetpad Meetingang. Wanneer de
zekering defect is, zijn metingen in de bereiken m///
onjuist. De fout in het V-bereik bedraagt slechts 10%.
Verhelp na het aanspreken van een zekering eerst de oorzaak
van de overbelasting voordat u het apparaat weer
bedrijfsklaar maakt.
De ingebouwde zekering controleren
Zet de draaiknop op de meetfunctie .
Sluit de bussen “” en kort.
Weergave < 0,2 : zekering OK.
Weergave ong. 200 k :zekering defect of slecht
contact bij de zekering.
De zekering vervangen
Open het apparaat zoals bij het vervangen van de
accu's.
Neem de defecte zekering bijv. met een testpunt uit en
vervang deze door een nieuwe.
Tabel met toegelaten zekeringen:
* Deze zekeringen zijn per verpakking van tien stuks te verkrijgen bij onze
verkoopbedrijven en distributeurs.
!
Let op!
Let er altijd op dat u uitsluitend de voorgeschreven
zekeringen gebruikt.
Bij gebruik van een zekering met een andere
schakelkarakteristiek, andere nominale stroomsterkte
of ander schakelvermogen bestaat gevaar voor u en
voor beveiligingsdioden, weerstanden en andere
componenten.
Gebruik van gerepareerde zekeringen of kortsluiten
van de zekeringshouder is verboden.
14.3 Behuizing
Bijzonder onderhoud van de behuizing is niet nodig. Let op
een schoon oppervlak. Gebruik voor het schoonmaken en
licht bevochtigde doek. Vermijd het gebruik van
schoonmaak-, schuur- of oplosmiddelen.
De batterijen of accu's afvoeren
Voer batterijen of accu's die niet meer werken af op de juiste
manier, d.w.z. bij de daarvoor bestemde inzamelpunten.
14.4 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval
Het
apparaat
METRA HIT27
is een product uit categorie 9
volgens de Duitse wetgeving op elektrische apparaten
“ElektroG” (bewakings- en controle-instrumenten). Dit
apparaat valt niet onder RoHS-richtlijn.
Conform WEEE 2002/96/EG en “ElektroG”
voorzien wij onze elektrische en elektronische
apparaten (vanaf 8/2005) van het hiernaast
afgebeelde symbool volgens DIN EN 50419.
Deze apparaten mogen niet bij het normale huisvuil worden
gedaan.
Als u vragen heeft over de terugname van oude apparaten,
neem dan a.u.b. contact op met onze service-afdeling, kijk
voor het adres in het hoofdstuk Leveringsomvang –
Contactpersonen (hfst. 17).
Als u in uw apparaat of accessoires batterijen of accu’s
gebruikt die niet meer goed werken, dan moet u deze op de
juiste wijze en volgens de geldende nationalen richtlijnen
verwijderen.
Batterijen of accu’s kunnen schadelijke stoffen of zware
metalen bevatten zoals bijv. lood (Pb), Cd (cadmium) of kwik
(Hg).
Het symbool hiernaast geeft aan dat batterijen of
accu’s niet bij het huishoudelijk afval gedaan mogen
worden, maar moeten worden ingeleverd bij de
hiervoor bedoelde inzamelpunten.
15 Multimetermeldingen
De volgende meldingen worden zo nodig in de hoofd- of
nevenweergave weergegeven. Meldingen over zichtbare
segmenten zie Pictogrammen op het digitale scherm" op
pagina 2.
Knipperende meeteenheid
Bij elke METRA HIT27 worden alle meetfuncties in de fabriek
afgesteld volgens de technische specificaties. Wanneer een
meeteenheid knippert, betekent dat, dat de daar gemeten en
in de multimeter opgeslagen afstelconstante voor deze
functie niet meer ter beschikking staat. In dat geval kan het
meetresultaat van de specificatie afwijken. Wij raden aan om
het apparaat in te sturen naar onze reparatie- en
reserveonderdelenservice om opnieuw afgesteld te worden
(zie hfst. 17).
Type Afmetingen Artikelnummer
FF (UR) 1,6 A/1000 V AC/DC (10 kA) 6,3 mm x 32 mm Z109C *
Melding Functie Betekenis
0. L Meten Signalering van een overloop
leads
open
4-ader-m
Meetstroom onderbroken of zekering defect
Pb Cd Hg
GMC-I Messtechnik GmbH 27
16 Toebehoren
Aansluitingsadapters BD232 (zonder geheugen) maken
besturing op afstand van het instrument mogelijk en het
overdragen van meetgegevens van maximaal zes multimeters
naar de pc (in onlinemodus bij METRAwin
10).
Aansluitingsadapters USB-HIT zijn functioneel gelijk aan de
aansluitingsadapter BD232, maar hier gaat de bidirectionele
realisering tussen IR- en USB-aansluiting.
Het stuurprogramma dat u moet installeren, wijst het
apparaat een virtuele COM-aansluiting toe. Het opbouwen
van een meerkanaalssysteem is met deze adapter niet
mogelijk.
Software METRAwin
10
De software METRAwin
10 dient om meetgegevens op een
pc te verwerken en weer te geven. De meting kan handmatig
met instelbaar meetinterval of signaalafhankelijk gebeuren. De
opslag in ASCII-indeling kan door telkens twee
drempelwaarden per meetkanaal en via de systeemtijd
aangestuurd worden.
Hardware
: U hebt nodig:
een voor WINDOWS geschikte IBM-compatibele pc vanaf 200
MHz Pentium-processor met minstens 64 MB werkgeheugen
een VGA-monitor met een resolutie van min. 800 x 600
beeldpunten
–een harde schijf met minstens 40 MB vrije opslagruimte
een cd-rom-station
een MICROSOFT-compatibele muis
wanneer u iets wilt afdrukken, een printer die door
WINDOWS wordt ondersteund.
1 vrije seriële RS232-aansluiting COM1 - COM8 voor
gebruik van de BD232
of
1 USB-aansluiting voor het gebruik van de USB-HIT
Software
: U hebt nodig:
MS WINDOWS 98, ME, NT4.0, 2000, XP, VISTA (32/64-
bits) of 7 (32-bits).
Algemeen
Het voor onze meetapparaten verkrijgbare omvangrijke
aanbod aan toebehoren wordt regelmatig gecontroleerd op
conformiteit met de actueel geldende veiligheidsnormen en
zo nodig uitgebreid voor nieuwe gebruiksdoelen. U vindt het
voor uw meetapparaat geschikte actuele aanbod aan
toebehoren met afbeelding, bestelnummer, beschrijving en
afhankelijk van de omvang van de toebehoren met
gegevensblad en gebruiksaanwijzing op het internet onder
www.gossenmetrawatt.com.
(english Products Measuring Technology – Portable
Multimeters METRA HIT ... Accessories).
17 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum* en huurtoestellenservice
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Service GmbH
Servicecenter
Thomas-Mann-Straße 20
90471 Nürnberg • Duitsland
Telefoon +49 911 817718-0
Fax +49 911 817718-253
www.gmci-service.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
Neem in het buitenland contact op met de desbetreffende
vertegenwoordigingen of vestigingen.
* Kalibratielaboratorium voor elektrische meetgrootheden
DKD – K – 19701 geaccrediteerd volgens DIN EN ISO/IEC
17025
Geaccrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning,
gelijkstroomsterkte, gelijkstroomweerstand, wisselspanning,
wisselstroomsterkte, werkelijk wisselstroomvermogen, schijnbaar
wisselstroomvermogen, gelijkstroomvermogen, capaciteit,
frequentie en temperatuur
Vakkundige partners
GMC-I Messtechnik GmbH is gecertificeerd volgens
DIN EN ISO 9001.2008.
Ons DKD-kalibratielaboratorium is volgens DIN EN ISO/
IEC 17025:2005 onder het nummer DKD–K–19701
geaccrediteerd bij de „Physikalisch-Technische
Bundesanstalt“ resp. bij de „Deutsche Kalibrierdienst“.
Ona meettechnisch vakmanschap reikt van testrapport en
fabriekskalibatiecertificaat tot aan DKD-kalibatiecertificaat.
Een gratis meetmiddelmanagement rondt ons dienstengamma
af.
Een DKD-kalibratieplaats ter plekke vormt deel uit van onze
service-afdeling. Worden bij de kalibratie fouten vastgesteld,
dan kan ons vakpersoneel reparaties met originele
reserveonderdelen verrichten.
Als kalibratielaboratorium kalibreren wij natuurlijk ook
apparaten van andere fabrikanten.
Geschreven in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden • Een PDF-versie vindt u op het internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon +49 911 8602-111
Fax +49 911 8602-777
E-mail
www.gossenmetrawatt.com
Nadruk van DKD-kalibratiebewijs
Wanneer u een nadruk van het DKD-kalibratiebewijs voor uw
apparaat bestelt, vermeld dan de kengetallen uit het
bovenste en onderste veld van het kalibratieteken. Het
serienummer van uw apparaat hebben wij hiervoor niet
nodig.
18 Garantie
De garantietermijn voor alle meet- en kalibratieapparaten uit
de serie METRA HIT bedraagt 3 jaar na levering.
Voor de kalibratie geldt een garantietermijn van 12 maanden.
De garantie omvat productie- en materiaalfouten,
uitgezonderd zijn beschadigingen door niet doelmatig gebruik
of onjuiste bediening en alle gevolgkosten.
19 Productondersteuning
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline productondersteuning
Telefoon +49 911 8602-0
Fax +49 911 8602709
20 Rekalibratie
De meettaak en de belasting van uw meetapparaat
beïnvloedt de veroudering van de bouwelementen en kan
afwijkingen van de toegezegde nauwkeurigheid veroorzaken.
Als er hoge eisen aan de meetnauwkeurigheid worden
gesteld en als het apparaat op bouwplaatsen wordt gebruikt
waar het veel getransporteerd wordt en waar het blootgesteld
is aan grote temperatuurschommelingen adviseren wij een
betrekkelijk korte calibratie-interval van 1 jaar. Als uw
meetapparaat voornamelijk wordt gebruikt in laboratoria en
binnenshuis zonder dat het wordt blootgesteld aan sterke
klimatologische of mechanische belasting dan volstaat
doorgaans een calibratie-interval van 2 tot 3 jaar.
Bij de rekalibratie* in een geaccrediteerd kalibratie-
laboratorium (DIN EN ISO/IEC 17025) worden de afwijkingen
van uw meetapparaat tot terug te brengen normale waarden
gemeten en gedocumenteerd. De vastgestelde afwijkingen
kunt u bij daaropvolgende toepassing gebruiken om de
afgelezen waarden te corrigeren.
Graag stellen wij in ons kalibratielaboratorium DKD- of
fabriekskalibraties voor u op. Meer informatie hierover vindt u
op onze internetsite
www.gossenmetrawatt.com ( Services DKD Calibration
Center of FAQs Calibration questions and answers).
Als u uw meetapparaat regelmatig rekalibreert, voldoet u
daarmee aan de eisen van een
kwaliteitsmanagementsysteem volgens DIN EN ISO 9001.
* Het controleren van de specificatie of het afstellen is geen onderdeel van een
kalibratie. Onze producten worden wel vaak afgesteld als dit nodig is en
daarmee wordt het naleven van de specificatie bevestigd.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Gossen MetraWatt METRAHIT 27I de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor