Marantec Dynamic 1 211 - 218 de handleiding

Type
de handleiding
D1 - 211-218
geïntegreerde comfortbesturing C14 / C15
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Blz. 2
Opsteekmontage
1.1
Opsteekmontage direkt op de torsieveeras.
De aandrijving afhankelijk van de inbouwsituatie rechts of links op het vrije
asuiteinde steken.
1.2
De verstelbare draaimomentstrippen aan de
aandrijving en het deurframe/-rail vastschroeven.
De kleinste strip aan deurframe/-rail bevestigen.
A Draaimomentstrip aan deurframe/-rail
B Draaimomentstrip aan aandrijving
O
A
O
B
1
Blz. 3
1.3
Tussenconsole (U-profiel) en dempende elementen ann de lagerplaat van de torsie-
veeras vastschroeven.
1. Afstandsring op de torsieveeras schuiven, dan aandrijving op de torsieveeras
schuiven (let op de positie van de spie) en aan de tussenconsole (U-profiel)
vastschroeven. 2. Afstandsring op de torsieveeras schuiven en tegen de anndrijving
schuiven, dan alle schroeven op vastzitten controleren.
Blz. 4
2.1 Opsteek-montage
Steekas met afstandsring en as-kettingoverbrenging,
afhankelijk van de inbouwsituatie rechts of links, in
het asgat van de aandrijving steken en met
borgringen vastzetten.
Aansluitstuk van de as-kettingoverbrenging op de
torsieveeras schuiven en de schroeven aandraaien.
Draaimomentkonsole overeenkomstig afb. 2.3
samenbouwen en aan de tegenoverliggende zijde
van de as-kettingoverbrenging aan de aandrijving
monteren.
2.2 Doorsteek-montage
Steekas met afstandsring en as-kettingoverbrenging,
afhankelijk van de inbouwsituatie rechts of links, in
het asgat van de aandrijving steken en met
borgringen vastzetten.
Aansluitstuk van de as-kettingoverbrenging op de
torsieveeras schuiven en de schroeven aandraaien.
Draaimomentkonsole overeenkomstig afb. 2.3
samenbouwen en aan de tegenoverliggende zijde
van de as-kettingoverbrenging aan de aandrijving
monteren.
2.3
D met as-kettingoverbrenging
2
Blz. 5
C
A
D
B
G
F
E
D askettingaandrijving in kunststof huis
3
3.1
Uitvoering: AK, KU
Montage Askettingaandrijving
Adapter (D) met 4 schroeven (A) links of rechts naar-
gelang aanbouwzijde aan de aandrijving monteren.
Steekas (B) links of rechts naargelang aanbouwzijde
in de opening van de aandrijving brengen en met
borgring (E) vastzetten. Askettingaandrijving (F) met
console (C) volgens afbeeldingen 2 - 4 met schroe-
ven (G) aan de adapter (D) schroeven. Meergeleverde
schroeven B6,3x45 (G) gebruiken.
A Schroeven M10x20
B Steekas met borgring en pasveren
C Console
D Adapter
E Borgring
F Askettingaandrijving
G Plaatschroeven B6,3x45
Blz. 6
3.2
3.3
3.2 - 3.3
Montage Askettingaandrijving voor de looprail
Consoles volgens afbeelding samenschroeven, verbindingsschroeven nog niet vastdraaien. Console aan aandrijving en kozijn
schroeven (de kleine hoek aan het kozijn). Aandrijving met waterpas (V) uitlijnen. Alle schroeven vastdraaien.
X Aansluitzijde kozijn
Y Aansluitzijde aandrijving
Z Justeerpunten
V Waterpas
Blz. 7
3.4
3.4
Montage Askettingaandrijving naast de looprail
Consoles volgens afbeelding samenschroeven, verbindingsschroeven nog niet vastdraaien. Console aan aandrijving en kozijn
schroeven (de kleine hoek aan het kozijn). Aandrijving met waterpas (V) uitlijnen. Alle schroeven vastdraaien.
X Aansluitzijde kozijn
Y Aansluitzijde aandrijving
Z Justeerpunten
V Waterpas
Blz. 8
E
B
H
3.5
Bevestiging aan de muur
Uitvoering: AK-KU*, muurconsole M10
Steekas (B) overeenkomstig de montage links of
rechts in de holle as van de aandrijving steken en
met de borgring (E) vastzetten. Afstandsbus (H) op
de steekas steken en daarna de voorgemonteerde
AK-KU op het vrije einde van de steekas steken en
met de borgring vastzetten.
Voorgemonteerd muurconsole M10 aan de aandrijving
bevestigen. AK-KU* met aandrijving op de veeras
steken (afstelveer plaatsen) en schroeven vastdraaien.
Aandrijving naar de muur draaien, richten,
bevestigingsgaten voor de M10 markeren en boren.
Aandrijving monteren en alle schroeven vastdraaien.
B Steekas met borgring en afstelveren
E Borgring
H Afstandsbus
*AK-KU = askettingaandrijving in kunststof huis
Blz. 9
4
Instellen van het referentiepunt
4.1 4.2
4.1
Na het bedraden zoals aangegeven in het aparte aansluitschema, allereerst proefdraaien:
De deur m.b.v. de noodhandkettingtakel tot de helft omhoog hijsen of bij de uitvoering snel-ontkoppeling de aandrijving van
de deur ontkoppelen en de deur met de hand tot de helft omhoog trekken. Vervolgens drukknop Open indrukken. De deur
moet nu verder omhoog gaan. Indien de draairichting van de aandrijving verkeerd is kan dit veranderd worden door de fasen
te verwisselen.
Nu de deur met de hand in de eindpositie Dicht zetten. Het doorzichtige kapje van de aandrijving verwijderen en de rode
nullasthendel (A) omhoog klappen (stand X) en de meeneemflens (B) zijdelings wegtrekken in de richting van de schakelnok.
Draai het kartelwiel (C) van de schakelspindel net zo lang rond, met de wijzers van de klok mee, totdat de schakelnok (G)
ca. 5 mm stopt voor de afgeschuinde borst van de messing spindel.
4.2
Vergrendel de meeneemflens door deze terug te schuiven en borg deze met behulp van de rode hendel zodanig dat duidelijk
een klik te horen is (stand Z).
De deur moet nu met de hand helemaal geopend worden.Met behulp van het kartelwiel (E), de instelspindel van de referentie-
puntschakelaar (F) zolang ronddraaien, totdat de referentiepuntschakelaar door de schakelnok (G) aangesproken wordt. Draai
vervolgens het gekartelde wiel (E) nu éen tot twee keer rond, tegen de wijzers van de klok in.
Monteer aansluitend het doorzichtige kapje weer op de aandrijving.
A Nullasthendel E Kartelwiel instelspindel
B Meeneemflens F Referentiepuntschakelaar
C Kartelwiel schakelspindel G Schakelnok
Blz. 10
Bij het bedienen van de noodhandkettingtakel wordt de
aandrijving elektrisch uitgeschakeld.
Attentie! Na bediening van de noodhandketting gebeurt
automatisch de terugstelling, en de aandrijving
is elektrisch ingeschakeld.
Vervolgens de noodhandketting altijd borgen met behulp van
een draadeind en vleugelmoer overeenkomstig onderstaande
afbeelding.
Wanneer men de uiteinden van de noodhandketting met de
meegeleverde kettingschalm verbindt, moet men erop letten,
dat de ketting niet in gedraaide positie aan elkaar gezet
wordt.
Met een gedraaide ketting kunnen er bij gebruik van de
noodhandkettingtakel storingen optreden.
Uitvoering met noodhandkettingtakel: I= deur Dicht ; II= deur Open
5
Blz. 11
Trekkoord met rode knop naar beneden trekken. Dan het strak getrokken koord
overeenkomstig de kleine afbeelding om het draadeind draaien en met de vleu-
gelmoer borgen. In gekoppelde toestand dient het uiteinde van het trekkoord
eveneens zoals in de kleine afbeelding aangegeven te worden geborgd echter
zonder dat er spanning op het koord staat.
Attentie! Plaatselijke voorschriften i.v.m. veerbreuk- of valbeveiligingen
in acht nemen.
Ontkoppelen uitsluitend bij gesloten deur.
Attentie! Ontkoppelen uitsluitend bij gesloten deur door
vakkundig personeel.
Attentie! Ontkoppelen uitsluitend door vakkundig personeel laten uitvoeren en bij gesloten deur.
Ontkoppelen geschiedt als volgt:
Borgschroef (B) verwijderen, zeskant (A) met ringsleutel sleutelwijdte 17 in de richting van de pijl draaien en vervolgens
borgschroef (B) in tapgat (C) draaien.
Uitvoering onderhoudsontkoppeling
7
Uitvoering snelontkoppeling
6
Blz. 12
8.1 - 8.2 Montage aan verticale deurrail
Verdeelkastje met montageplaat op halve deurhoogte aan de deurrail bevestigen overeenkomstig afb. 9.1 of 9.2.
De aanwezige bout verwijderen en met behulp van de meegeleverde bout en vlakke moer vastzetten.
Vervolgens de verbindingskabel naar de besturing aansluiten.
8.3 Montage aan de wand
Verdeelkastje met montageplaat en hoekprofiel aan de wand monteren.
Vervolgens de verbindingskabel naar de besturing aansluiten.
Een van de kabelwartels aan de onderzijde gebruiken.
A Bevestigingsprofiel verticale deurrail.
B Bevestigingsstrip van deurrail
C Verdeelkastje
D Deurrail
E Spiraalkabel
F Montageplaat
Montage van het verdeelkastje aan verticale deurrail / wand met
aansluitunit op deurblad, bij C 14 / C 15.
(alleen bij aansluiting veiligheidscontactlijst of aansluiteenheid slappekabelbeveiliging op deurblad)
8
O
A
O
F
O
D
O
E
O
C
O
D
O
E
O
A
O
B
O
F
O
C
8.1 8.2
O
E
8.3
O
C
Blz. 13
Montage en bekabeling van verdeelkastjes op deurblad
(indien voorhanden)
O
H
9
O
E
O
K
O
G
O
G
O
K
O
E
O
G
O
K
O
E
O
H
O
D
C2
O
E
O
K
O
G
C1
B2
B1
O
H
F1
O
A
O
B
O
C
O
A
F2
135 mm
O
D
O
J
O
E
O
G
O
I
O
E
O
G
F2
F1
9.1 Besturingskant: van binnenuit gezien rechts
O
H
O
E
O
K
O
G
O
G
O
K
O
E
O
G
O
K
O
E
O
H
O
D
B2
O
E
O
K
O
G
B1
C2
C1
O
H
F2
O
A
O
B
O
C
O
A
F1
135 mm
O
D
O
I
O
E
O
G
O
J
O
E
O
G
F1
F2
9.2 Besturingskant: van binnenuit gezien links
Blz. 14
9.3 Zoals bij 9.1, echter zonder verdeelkastje aan andere zijde deurblad
O
H
O
K
O
E
O
K
O
E
O
H
O
D
B2
B1
O
H
F1
O
A
O
B
O
J
O
I
O
E
F2
F1
F2
O
H
O
E
O
K
O
H
B2
O
E
O
K
B1
O
H
O
B
O
A
F1
135 mm
O
D
O
I
O
E
O
J
F1
F2
F2
9.4 Zoals bij 9.2, echter zonder verdeelkastje aan andere zijde deurblad
Blz. 15
Attentie:
Werkzaamheden uitsluitend aan een complete deur met gespannen torsieveren verrichten!
De maat 135 mm moet absoluut aangehouden worden.
Bij brede eindstijlen, verdeelkastje
O
B en
O
C met montageplaat
O
A op de eindstijl vastschroeven.
Bij deuren met loopdeur en/of > 5500mm, het verdeelkastje zonder montageplaat
O
A evt. direct op het deurblad schroeven.
De elektronische prinplaat aan de besturinskant plaatsen en de verdeling aan de andere zijde.
Attentie:
Borgpen van de slappekabelbeveiliging of vanginrichting aan beide zijden verwijderen.
Veiligheidscontact
O
D in de behuizing van de slappekabelbeveiliging of vanginrichting plaatsen en vastschroeven.
Attentie:
Systeemkabels van de veiligheidsschakelaars moeten altijd aan de onderkant van de behuizingen worden ingevoerd!
Buitenste kabelwartels van beide behuizingen verwijderen, kabelwartels over de systeemkabel van de schakelaars schuiven,
systeemkabel door de rubberen afdichtingen steken en de moeren weer vast aandraaien.
Indien een veiligheidscontactlijst aanwezig is, dan openingen in het rubberbodemprofiel overeenkomstig afb. 10.1 of 10.2 uits-
nijden. Vervolgens de optosensor-ontvanger aan de besturingskant plaatsen en de optosensor-zender aan de andere zijde. De
aansluitkabel door de geprepareerde opening van de bovenste kamer van het rubberbodemprofiel schuiven naar buiten laten
komen.
De verbindingskabel
O
G door de bovenste kamer van het rubberbodemprofiel schuiven en door de geprepareerde opening
in het rubberprofiel naar buiten laten komen. De kabelwartels aan de onderzijde verwijderen, kabelwartels over de systeemka-
bel schuiven, door de rubberen afdichting steken en de moeren weer vast aandraaien.
Nu de stekkers op beide zijden overeenkomstig de opgedrukte symbolen erin steken.
Attentie:
Niet benutte kabelwartels moeten met behulp van ronde afdichtplaatjes afgedicht worden!
De afdichtdeksels van beide behuizingen goed bevestigen.
A Montageplaat
B1* Behuizing voor elektronica optosensor
B2* Behuizing voor aansluitunit
C1* Verdeelkastje optosensor
C2* Verdeelkastje aansluitunit
D Veiligheidscontact slappekabelbeveiliging
E Aansluitkabel slappekabelbeveiliging
F1 Optosensor-ontvanger aansluitkabel
F2 Optosensor-zender aansluitkabel
G Verbindingskabel optosensor
H Spiraalkabel optosensor
H Spiraalkabel naar verdeelkastje
I Optosensor-ontvanger
J Optosensor-zender
K Bevestigingsbout voor massa-contact (altijd met deurblad goed contact maken!)
* indien voorhanden
Blz. 16
10.1 Beschermingsgraad IP 54
10.2 Beschermingsgraad IP 65
Ongevalbeveiliging met optosensor
(indien voorhanden)
10
Blz. 17
Aandrijving in beide richtingen zonder funktie:
- Spanning controleren.
- De hoofdzekeringen in de elektrische verdeling, de fijnzekeringen in de besturing en de
netvoedingsaansluiting controleren.
- De bedrading van de eindschakelaars en de aandrijving controleren.
- Ruststroomketen, d.w.z. Stop-knop, loopdeurkontakt en slappekabelbeveiliging controleren.
Aandrijving in richting deur Dicht zonder zelfhoudend kontakt:
- De veiligheidskontaktlijst (type Optosensor) wordt voor elke sluitbeweging van de deur, op funktie getest.
Indien bij deze test geen testsignaal afgegeven wordt, (lichtstraal onderbroken, kabelbreuk) dan schakelt
de besturing automatisch over op dodemansbediening bij de eerstvolgende sluitbeweging.
Dus deur Dicht zonder zelfhoudend kontakt.
Onderstaande controles verrichten, indien een zelfhoudend kontakt niet aanwezig is:
- Zelfhoudend kontakt voor richting deur Dicht? ( Denk ook aan juiste stand programmeerschakelaar )
- Optosensor niet aangesloten.
- Draadbreuk of defekt bij klemaansluiting van spiraalsnoer.
- De aandrijving schakelt na ca. 1 sec. in richting deur Open of in richting deur Dicht uit
(de krachtbegrenzing treedt in werking).
- Controleer of de deur licht loopt.
Inbedrijfstelling:
In industriële situaties moeten elektrisch bediende ramen, deuren en bedrijfsdeuren voor de eerste inbedrijfstelling en
indien nodig, doch tenminste eenmaal per jaar door een deskundige worden gecontroleerd (met schriftelijk bewijs)!
De onderloopbeveiling type Optosensor als volgt testen:
- Zender of ontvanger van de Optosensor uit het rubber afsluitprofiel nemen.
- De deur automatisch Open en Dicht laten gaan.
- De eerstvolgende sluitbeweging moet zonder zelhoudend kontakt plaatsvinden (zgn. dodemansbediening).
Onderhoud:
De D-aandrijvingen zijn praktisch vrij van onderhoud. Het is echter van belang dat alle bewegende delen van
de deur en de aandrijving regelmatig gecontroleerd worden.
Onderhoud van het loopdeurkontakt:
Kontroleren of beide in serie geschakelde magneetkontakten afzonderlijk schakelen.
Hiertoe telkens een kontakt met brug overbruggen en de loopdeur bedienen.
De besturing van de aandrijving moet hierdoor uitgeschakeld worden.
Wij behouden ons het recht voor om technische wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande berichtgeving.
Datum: 04.2002
#61 605
1 - NL/KD 36062 - M - 0.5 - 0995
EN 50081
EN 50082
Controle en onderhoud
11
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17

Marantec Dynamic 1 211 - 218 de handleiding

Type
de handleiding