1430
6. Aanhangsel
6.2 Storingshandleiding
Storing
Geen spanning.
Geen reaktie na het
geven van impuls.
Afstandsbesturing.
Krachtbegrenzing.
Deur laat zich alleen
openen.
Deur laat zich alleen
met dodemansbedie-
ning sluiten .
Aandrijving loopt
kortstondig.
Geen funktie.
Melding
Kontrolelampje Bedrijfsspanning
brandt niet.
Foutmelding 0 in de display.
Kontrolelampje Afstandsbesturing
knippert niet tijdens het geven.
van impuls m.b.v. handzender.
Foutmelding 10 in de display.
Foutmelding 15 in de display.
Foutmelding 24 in de display.
Kontrolelampje Afstandsbesturing
brandt niet bij het passeren van
het referentiepunt.
Foutmelding 13 in de display.
Rode kontrolelampje op opto-
sensorprintplaat brandt niet.
Foutmelding 9 in de display.
Foutmelding 29 of 30 in de
display.
Oorzaak
Spanning valt weg.
Noodhandketting niet in ruststand.
Aandrijving ontkoppeld.
Thermische beveiliging in de motor is aangesproken
Besturing is uitgeschschakeld.
(sleutelstand rode markering).
Ruststroomketen (bedieningselementen)
onderbroken.
Ruststroomketen (deurblad) onderbroken.
Elektronische antenne niet aangesloten.
Verkeerde handzendercodering geprogrammeerd.
Batterij leeg.
Krachtbegrenzing te gevoelig ingesteld.
Deur loopt te zwaar.
Programmeerschakelaar S20 op OFF, echter
geen fotocel aangesloten.
Programmeerschakelaar S20a op OFF, echter
geen fotocel aangesloten.
Referentiepuntschakelaar fout ingesteld.
Optosensor niet aangesloten.
Spiraalsnoer defekt.
Optosensoren niet in rubber profiel of defekt.
Rubber bodemprofiel is vervormd.
Toerentalsensor defekt.
Fout in de besturingsunit.
Werkwijze
Spanning kontroleren. De hoofdzekeringen in het elektrisch circuit,
de fijnzekering in de besturing en de netstekkerverbinding
kontroleren.
Noodhandketting in ruststand brengen (zie montagehandleiding
van de aandrijving).
Onderhoudsontkoppeling resp. snelontkoppeling inkoppelen.
Motor laten afkoelen.
Besturing inschakelen (sleutelstand blauwe markering).
Kortsluitstekker of bedieningselementstekker in aansluitbus X10
steken.
Stopknop aan de klemmen 12 en 13 aansluiten.
Slappekabel-, loopdeur- en vanginrichtingsschakelaar testen.
Antenne aansluiten (zie blz. 17).
Codering opnieuw programmeren(zie blz 17).
Nieuwe batterij (9V, IEC 6F22) plaatsen.
Krachtbegrenzing minder gevoelig instellen (zie blz. 11).
Onderhoud aan deur plegen (doorsmeren etc.).
Programmeerschakelaar S20 omschakelen of fotocel aansluiten.
Programmeerschakelaar S20a omschakelen of fotocel aansluiten.
Referentiepunt instellen (zie blz. 9).
Optosensor aansluiten (zie blz. 13).
Spiraalsnoer en de aansluitingen kontroleren.
Montage van de optosensoren kontroleren resp. defekte delen
vervangen.
Rubber bodemprofiel richten resp. vernieuwen.
Aandrijving laten kontroleren.
Besturing laten kontroleren.