10
fig.13
fig.14
fig.12
de vloer te vergroten (afb.11B). Als voor de afvoer van de
verbrandingsproducten een elektroventilator wordt gebruikt,
zal de ventilatieopening moeten worden aangepast aan de
maximale capaciteit van de luchtverplaatsing ervan. De
capaciteit van de elektroventilator dient voldoende te zijn
om per uur een luchtverversing van 3÷5 maal het volume
van de ruimte te garanderen. Bij een intensief en langdurig
gebruik van het apparaat kan een extra ventilatie
noodzakelijk blijken die kan worden verkregen door
bijvoorbeeld het openen van een raam of een verbetering
van de afzuigcapaciteit van de elektroventilator, indien
aanwezig. De gassen van een vloeibaar gemaakt
gasmengsel (LPG) zijn zwaarder dan lucht en blijven laag
hangen. De ruimtes waarin gasflessen met LPG staan
moeten dan ook openingen naar buiten hebben ter hoogte
van de vloer, zodat eventueel gelekte gassen van onderen
afgevoerd kunnen worden. Zet geen LPG gasflessen (ook
als deze leeg zijn) in ondergrondse ruimtes; in de ruimte is
het verstandig alleen de gasfles te laten staan die op dat
moment in gebruik is, waar u de gasfles uit de buurt van
warmtebronnen moet neerzetten waardoor de temperatuur
van de gasfles eventueel op kan lopen tot meer dan 50 °C.
Gas-toevoer
• De aansluiting van het apparaat op de gasleiding of -fles
moet worden uitgevoerd in overeenstemming met
voorschriften van de van toepassing zijnde normen en
uitsluitend na te hebben gecontroleerd of het apparaat is
afgesteld op het soort gas waarmee het zal worden gevoed.
• Dit apparaat is vooraf ingesteld om te functioneren met
het soort gas dat staat vermeld op het plaatje op de
kookplaat. Indien de beschikbare gassoort niet
overeenstemt met de gassoort waar het apparaat op
ingesteld is, moet u de betreffende inspuiters (die bij de
levering inbegrepen zijn) verwisselen waarbij u de
aanwijzingen die in de paragraaf "Ombouw van het
apparaat op een andere gassoort" zijn opgenomen in acht
moet nemen.
• Om zeker te zijn van de goede werking van het apparaat,
om de energie op adequate wijze te kunnen benutten en
om ervoor te zorgen dat het apparaat lang meegaat moet
u zich ervan verzekeren dat de voedingsdruk overeenstemt
met de waarden die in de tabel 1 "Kenmerken van de
branders en inspuiters" staan.
• Als dit niet het geval is moet u op de gastoevoerleiding
een speciale drukregelaar monteren in overeenstemming
met de geldende normen.
Verbind aan de ½"G cylindrische schroefbout "F" (afb.12)
aan de achterkant van het apparaat, gebruik makend van
een stijve metalen buis met aansluitingen (afb.12-D) die
voldoet aan de norm, of een flexiebele metalen buis met
aansluitingen (fig.12-C), die voldoet aan de norm, waarvan
de maximum uitgestrekte lengte niet meer mag zijn dan 2000
mm.
Verder moet worden gecontroleerd of de aanvoerleiding niet
met bewegende delen in aanraking kan komen die tot
beschadigingen of het afklemmen ervan zouden kunnen
leiden. Als u gebruik maakt van een rubberen slang dan
moet u de speciale slanghouder voor vloeibaar gas (afb.
12-A) of voor aardgas (afb. 12-B) met de afdichting "G" (bij
de levering inbegrepen) gebruiken. Bevestig de twee
uiteinden van de slang met de betreffende klemschroeven
"E" volgens. De slang moet voldoen aan de normen en
speciaal voor het soort gas dat u gebruikt. Bovendien:
• moet de slang zo kort mogelijk zijn, met een lengte van
maximaal 1,5 meter;
• mag de slang geen bochten en geen knelpunten verto-
nen;
• mag de slang niet in aanraking komen met de achter-
wand van het apparaat of in ieder geval niet met delen
die een temperatuur van 50°C kunnen bereiken;
• mag de slang niet over openingen of gleuven lopen die
bestemd zijn voor het afvoeren van de verbrandings-
gassen van de oven;
• mag de slang niet in aanraking komen met scherpe de-
len of scherpe hoeken;
• moet de slang over de gehele lengte makkelijk te inspec-
teren zijn zodat u probleemloos kunt controleren of de
slang in goede staat verkeert;
• de slang moet voor de datum die op de slang staat ver-
vangen worden.
Belangrijk: Om de aansluiting met vloeibaar gas
(flessengas) tot stand te brengen moet er een
drukregelaar tussen geplaatst worden die aan de
geldende normen voldoet.
Als de installatie is voltooid moeten het gascircuit, de interne
verbindingen en de kraantjes met behulp van zeepsop op
lekkages worden gecontroleerd (nooit met een vlam). Ga
ook na of de druk van de gasleiding voldoende is voor het
voeden van het apparaat als alle branders tegelijk aan zijn.
Aanpassing aan de verschillende soorten gas
(gebruikdsaanwijzing)
Voor het aanpassen van de kookplaat aan een soort gas dat
verschilt van het gas waarvoor het fornuis gebruiksklaar is
(aangegeven op het etiket aan de bovenkant van de
kookplaat of op de verpakking) moeten de straalpijpjes van
de branders worden vervangen door als volgt te werk te gaan:
• verwijder de roosters en branders van hun plaats.
• schroef de straalpijpjes los (afb.13) met een steeksleutel
van 7mm en vervang ze met die geschikt zijn voor het
nieuwe type gas (zie tabel 1 "Kenmerken van de branders
en straalpijpjes".
• monteer de onderdelen weer op de omgekeerde manier.
Aan het einde van deze handelingen moet u het oude eti-
ket dat de gasinstelling aangeeft vervangen met het etiket
dat correspondeert met het nieuwe gas dat u gaat gebrui-
ken, verkrijgbaar bij onze Technische Dienst .
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE