HP HP Officejet J6400 All-in-One Serie Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Podręcznik użytkownika
HP Officejet J6400 All-in-One Serie
Gebruikershandleiding
HP Officejet J6400 All-in-One Serie
Gebruikershandleiding
Copyright informatie
© 2008 Copyright Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Kennisgeving van Hewlett-
Packard Company
De informatie in dit document kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Alle rechten voorbehouden.
Reproductie, aanpassing of vertaling
van dit materiaal is verboden zonder
voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard,
met uitzondering van wat is
toegestaan onder de wet op de
auteursrechten.
De garantie voor HP-producten en
services is vastgelegd in de
garantieverklaringen bij de
betreffende producten. Niets in dit
document mag worden opgevat als
aanvullende garantiebepaling. HP kan
niet aansprakelijk worden gehouden
voor technische of redactionele fouten
of omissies in de verklaringen.
Handelsmerken
Windows en Windows XP zijn in de
V.S. geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation. Windows
Vista een gedeponeerd handelsmerk
of handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde staten en/
of andere landen.
Secure Digital-
geheugenkaart wordt ondersteund
door het product. Het SD-logo is een
handelsmerk van de eigenaar.
Veiligheidsinformatie
Volg altijd de standaard
veiligheidsvoorschriften bij het gebruik
van dit product. Op deze manier
beperkt u het risico van verwondingen
door brand of elektrische schokken.
1. Zorg dat u alle instructies in de bij
het apparaat behorende documentatie
hebt gelezen en begrepen.
2. Sluit dit product uitsluitend aan op
een geaard stopcontact. Als u niet
zeker weet of een stopcontact geaard
is, kunt u advies inwinnen bij een
erkende elektricien.
3. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het product
zijn aangegeven.
4. Trek de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact voordat u dit
apparaat gaat reinigen.
5. Plaats of gebruik dit product niet in
de buurt van water of wanneer u nat
bent.
6. Installeer het product op een stevig,
stabiel oppervlak.
7. Zet het product op een veilige
plaats waar niemand op het netsnoer
kan trappen of erover kan struikelen
en het netsnoer niet wordt beschadigd.
8. Als het product niet naar behoren
werkt, raadpleeg dan
Onderhoud en
problemen oplossen.
9. Dit product bevat geen onderdelen
die door de gebruiker kunnen worden
onderhouden. Laat
onderhoudswerkzaamheden over aan
erkende onderhoudsmonteurs.
10. Gebruik alleen de externe
netadapter/batterij die bij het apparaat
is geleverd.
Toegankelijkheid
Uw apparaat beschikt over een aantal
functies die de printer toegankelijk
maken voor gebruikers met bepaalde
handicaps.
Visuele handicap
De software van het apparaat is
geschikt voor gebruikers met een
visuele handicap of verminderd zicht
dankzij de toegankelijkheidsopties en -
functies van uw besturingssysteem.
Bovendien zijn er ondersteunende
technieken beschikbaar voor
gebruikers met een visuele beperking,
zoals schermlezers, braillelezers en
spraakherkenningstechnologie.
Speciaal voor gebruikers die
kleurenblind zijn, zijn de gekleurde
knoppen en tabbladen in de software
en op het bedieningspaneel van het
apparaat voorzien van korte tekst of
pictogramlabels die de functie ervan
aangegeven.
Mobiliteit
Om gebruikers met een beperkte
mobiliteit te helpen, kunnen de
softwarefuncties van het apparaat
worden uitgevoerd met behulp van
het toetsenbord. De software
ondersteunt ook Windows-
toegankelijkheidsopties, zoals
plaktoetsen, schakeltoetsen,
filtertoetsen en muistoetsen. De
deuren, knoppen, papierlades en
papiergeleiders van het apparaat
kunnen door gebruikers met beperkte
kracht en beperkt bereik worden
bediend.
Ondersteuning
Meer informatie over de
toegankelijkheid van dit product en
HP's streven naar optimale
producttoegankelijkheid vindt u op de
website van HP op
www.hp.com/
accessibility.
Voor informatie over de
toegankelijkheid op Mac OS gaat u
naar de website van Apple op
www.apple.com/accessibility.
Inhoudsopgave
1 Aan de slag
Andere bronnen over het product zoeken .................................................................................9
De onderdelen van het apparaat kennen ................................................................................10
Vooraanzicht .....................................................................................................................11
Ruimte voor printerbenodigdheden ................................................................................... 11
Achteraanzicht ..................................................................................................................12
Knoppen en lampjes op bedieningspaneel .......................................................................12
Informatie over verbindingen ............................................................................................14
Het apparaat uitschakelen ......................................................................................................14
2 Het apparaat gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken ..........................................................................15
Bedieningspaneel, berichttypen ..............................................................................................16
Statusberichten .................................................................................................................16
Waarschuwingen ..............................................................................................................16
Foutberichten ....................................................................................................................16
Kritieke foutberichten ........................................................................................................16
De instellingen van het apparaat wijzigen ...............................................................................17
Gebruik het HP Solution Center (Windows) ............................................................................17
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken ...........................................................................18
Originelen plaatsen .................................................................................................................19
Een origineel op de glasplaat leggen ................................................................................19
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen ..................................20
Afdrukmateriaal selecteren .....................................................................................................21
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal ...................................................................21
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal ...................................23
Ondersteunde formaten kennen .................................................................................23
Informatie over ondersteunde papiersoorten en gewichten ........................................26
Minimummarges instellen .................................................................................................27
Afdrukmateriaal plaatsen ........................................................................................................27
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat ...............................................................29
Afdrukken zonder randen .......................................................................................................30
Snelkiescodes installeren .......................................................................................................31
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen ......................................................31
Snelkiescodes installeren ...........................................................................................32
Een groep snelkiesnummers instellen ........................................................................32
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken ...........................................................33
Een lijst van snelkiescodes bekijken ...........................................................................34
De duplexeenheid installeren .................................................................................................34
3 Afdrukken
Afdrukinstellingen ...................................................................................................................35
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows) .................35
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows) ......................36
Instellingen wijzigen (Mac OS) .......................................................................................... 36
1
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) .............................................................. 36
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken .............................................................................36
Dubbelzijdig afdrukken .....................................................................................................37
Een afdruktaak annuleren .......................................................................................................38
4 Kopiëren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel van het apparaat .........................................................39
De kopieerinstellingen wijzigen ...............................................................................................40
Het aantal kopieën instellen ....................................................................................................40
Het papierformaat voor kopiëren instellen ..............................................................................40
De kopieerpapiersoort instellen ..............................................................................................41
De snelheid of kwaliteit van het kopiëren wijzigen ..................................................................42
Het formaat van een origineel aanpassen zodat het op papier van Letter- of A4-formaat
past .........................................................................................................................................42
Een document van het formaat Legal kopiëren op Letter-papier ............................................43
De kopie lichter of donkerder maken ......................................................................................44
Wazige gedeelten van de kopie verbeteren ............................................................................44
Lichte gedeelten van de kopie verbeteren ..............................................................................45
Een kopieertaak annuleren .....................................................................................................45
5 Scannen
Een origineel scannen ............................................................................................................46
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding) ........................................................................................................................47
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen ........................................................47
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver .............................................................47
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma ................................ 48
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma .........................................................48
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma .............................................................48
Een gescand origineel bewerken ............................................................................................49
Een gescande foto of afbeelding bewerken ......................................................................49
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition). ....................................................................................................49
Scaninstellingen wijzigen ........................................................................................................50
Een scantaak annuleren .........................................................................................................50
6 Werken met geheugenapparaten
Een geheugenkaart plaatsen ..................................................................................................51
DPOF-foto's afdrukken ...........................................................................................................52
Foto's bekijken ........................................................................................................................52
Foto's weergeven met de computer ..................................................................................53
Een indexvel afdrukken vanuit het bedieningspaneel van het apparaat .................................53
Foto's opslaan op uw computer ..............................................................................................53
2
7 Fax
Een fax verzenden ..................................................................................................................54
Een gewone fax verzenden ..............................................................................................55
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon ............................................................55
Een fax verzenden met handsfree kiezen .........................................................................56
Een fax verzenden vanuit het geheugen ..........................................................................57
Een later verzendtijdstip voor een fax instellen .................................................................57
Een fax verzenden naar meerdere ontvangers .................................................................58
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat ................................................................................................................ 59
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf de HP Photosmart Studio-
software (Mac OS) ......................................................................................................59
Een kleurenorigineel of fotofax verzenden ........................................................................60
De faxresolutie en de instellingen voor Licht./Donkerder wijzigen ..................................60
De faxresolutie wijzigen ..............................................................................................60
De Licht./Donkerder-instelling wijzigen .....................................................................61
Nieuwe standaardinstellingen instellen .......................................................................62
Fax verzenden in foutcorrectiemodus ...............................................................................62
Een fax ontvangen ..................................................................................................................63
Een fax handmatig ontvangen ..........................................................................................63
Backup-faxontvangst instellen ..........................................................................................64
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken ..............................................65
Een fax opvragen voor ontvangst .....................................................................................66
Faxen doorsturen naar een ander nummer ......................................................................66
Het papierformaat voor ontvangen faxen instellen ............................................................ 67
Automatische verkleining voor binnenkomende faxen instellen ........................................68
Ongewenste faxnummers blokkeren ................................................................................68
De modus voor ongewenste faxnummers instellen ....................................................69
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers ................................. 69
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers ...............................70
Faxen ontvangen op de computer (Fax naar pc) ..............................................................70
Fax naar pc activeren .................................................................................................70
Instellingen van Fax naar pc wijzigen .........................................................................71
Faxinstellingen wijzigen ..........................................................................................................72
Het faxkopschrift instellen .................................................................................................72
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden) ..................................................73
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen ..............................................73
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen ..........................................73
Foutcorrectiemodus fax instellen ......................................................................................74
Het kiessysteem instellen .................................................................................................74
Opties opnieuw kiezen instellen ........................................................................................ 75
De faxsnelheid instellen ....................................................................................................75
Faxen via the Internet .............................................................................................................76
Installatie testfax .....................................................................................................................76
Rapporten gebruiken ..............................................................................................................77
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken ....................................................................77
Foutrapporten voor faxen afdrukken .................................................................................78
Het faxlogboek afdrukken en bekijken ..............................................................................79
Een fax annuleren ..................................................................................................................79
Inhoudsopgave
3
8 Configureren en beheren
Het apparaat beheren .............................................................................................................80
Het apparaat controleren ..................................................................................................81
Het apparaat beheren .......................................................................................................82
Beheertools voor het apparaat gebruiken ...............................................................................82
Werkset (Windows) ...........................................................................................................82
De Werkset openen ....................................................................................................83
Tabbladen in de Werkset ............................................................................................83
Geïntegreerde webserver .................................................................................................84
De ingebouwde webserver openen ............................................................................84
Pagina's geïntegreerde webserver .............................................................................85
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) ................................................................................85
Het HP Printerhulpprogramma openen .......................................................................85
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma .............................................................. 86
De diagnostische zelftestpagina begrijpen .............................................................................86
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen .................................................................................87
Kanaalbereikdefinities .......................................................................................................89
Netwerkopties configureren ....................................................................................................89
Basisnetwerkinstellingen wijzigen .....................................................................................89
De wizard Draadloze installatie gebruiken ..................................................................90
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken .................................................................90
De draadloze radio in- en uitschakelen .......................................................................90
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen .....................................................................90
De verbindingssnelheid instellen ................................................................................91
IP-instellingen bekijken ...............................................................................................91
IP-instellingen wijzigen ...............................................................................................91
Het apparaat configureren voor faxen ....................................................................................92
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen) ...................................................................92
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen ............................................94
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren ...............................................................95
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen) .................97
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL .............................................................. 98
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-
lijn ...............................................................................................................................99
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn ...................................... 99
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn ........................................................................101
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail ...............................................102
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen) .......................................................................................103
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem ......106
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat .......................110
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat .............................................................111
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail .............................................................115
Seriële faxinstallatie ........................................................................................................117
4
Het apparaat configureren (Windows) ..................................................................................118
Rechtstreekse verbinding ...............................................................................................118
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze) ....119
Sluit het apparaat aan voordat u de software installeert ...........................................119
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ..................................................120
Netwerkverbinding ..........................................................................................................120
Het apparaat installeren op een netwerk ..................................................................121
De software van het apparaat installeren op clientcomputers ................................... 121
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen ...................................................122
Het apparaat configureren (Mac OS) ....................................................................................122
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding ...........................122
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ........................................................123
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie ........................................................124
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen .....................................................125
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel van het
apparaat met de wizard ..................................................................................................126
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows) ...............127
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS) .............................................128
Draadloze communicatie uitschakelen ...........................................................................128
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk ........................128
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk ....................128
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen .......................................................... 129
Overige richtlijnen .....................................................................................................129
De software verwijderen en opnieuw installeren ...................................................................129
9 Onderhoud en problemen oplossen
Werken met printcartridges ...................................................................................................132
Ondersteunde printcartridges .........................................................................................132
De printcartridges hanteren ............................................................................................133
De printcartridges vervangen ..........................................................................................133
De printcartridges uitlijnen ..............................................................................................137
De printcartridges reinigen ..............................................................................................138
De contactpunten van de printcartridge reinigen ............................................................139
Het gedeelte rondom de inktsproeiers reinigen ..............................................................140
Printerbenodigdheden bewaren ......................................................................................142
Het toestel reinigen ...............................................................................................................143
De glasplaat van de scanner reinigen .............................................................................144
De buitenkant reinigen ....................................................................................................144
De automatische documentinvoer reinigen .....................................................................144
Algemene tips en bronnen voor het oplossen van problemen ..............................................147
Problemen met het afdrukken oplossen ...............................................................................148
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld ...............................................................149
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding .....................................................149
Het apparaat reageert niet (drukt niet af) ........................................................................149
Het afdrukken duurt lang ................................................................................................150
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt ................................................150
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten ........................................................150
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst .................................................................151
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................152
Inhoudsopgave
5
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten .....................................................152
Algemene problemen met afdrukken van slechte kwaliteit .............................................152
Er worden vreemde tekens afgedrukt .............................................................................153
De inkt wordt uitgesmeerd ..............................................................................................154
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig ...........................................................154
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof ..........................................................................155
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt ............................................................................155
De verkeerde kleuren worden afgedrukt .........................................................................155
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar .....................................................................156
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd .................................................................................156
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen ...................................................156
Problemen met de papierinvoer oplossen ............................................................................156
Problemen met het kopiëren oplossen .................................................................................158
Er kwam geen kopie uit ..................................................................................................158
Kopieën zijn blanco .........................................................................................................159
Documenten ontbreken of zijn vervaagd ........................................................................159
Het formaat is verkleind ..................................................................................................159
De kopieerkwaliteit is slecht ............................................................................................160
Er verschijnen defecten in de kopieën ............................................................................160
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................161
Er verschijnen foutberichten ...........................................................................................161
Scanproblemen oplossen .....................................................................................................161
Scanner reageerde niet ..................................................................................................161
Scannen duurt te lang .....................................................................................................162
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst ...................................162
Tekst kan niet worden bewerkt .......................................................................................163
Er verschijnen foutmeldingen .........................................................................................163
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht ..........................................................163
Er verschijnen defecten in de scans ...............................................................................165
Faxproblemen oplossen .......................................................................................................165
De faxtest is mislukt ........................................................................................................166
Netwerkproblemen oplossen ................................................................................................179
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ................................................................181
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen .................................................................182
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen ..............................................................183
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart .............................................. 183
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................183
Installatieproblemen oplossen ..............................................................................................183
Suggesties voor hardware-installatie ..............................................................................184
Suggesties voor software-installatie ...............................................................................185
Storingen verhelpen .............................................................................................................. 185
Papierstoringen verhelpen ..............................................................................................186
Papierstoringen voorkomen ............................................................................................187
A HP-benodigdheden en -accessoires
Afdrukbenodigdheden online bestellen .................................................................................188
Benodigdheden ....................................................................................................................188
Ondersteunde printcartridges .........................................................................................188
HP-afdrukmateriaal .........................................................................................................188
6
B Ondersteuning en garantie
Elektronische ondersteuning krijgen .....................................................................................189
Garantie ................................................................................................................................190
Telefonische ondersteuning van HP krijgen .........................................................................191
Voordat u belt .................................................................................................................191
Wat te doen bij problemen ..............................................................................................191
Telefonische ondersteuning van HP ...............................................................................192
Periode voor telefonische ondersteuning ..................................................................192
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning .................................................192
Telefonisch contact opnemen ...................................................................................193
Na de periode van telefonische ondersteuning .........................................................193
Opties voor aanvullende garantie ...................................................................................193
HP Quick Exchange Service (Japan) ..............................................................................194
HP Korea customer support ...........................................................................................194
Het apparaat klaarmaken voor verzending ...........................................................................195
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel van het apparaat ..................................195
Verwijder de printcartridges voor verzending ..................................................................197
De duplexeenheid verwijderen ........................................................................................ 197
De uitvoerlade verwijderen .............................................................................................198
Het apparaat verpakken .......................................................................................................198
C Specificaties van het apparaat
Fysieke specificaties .............................................................................................................200
Productkenmerken en -mogelijkheden .................................................................................200
Specificaties processor en geheugen ...................................................................................201
Systeemvereisten .................................................................................................................201
Netwerkprotocolspecificaties ................................................................................................202
Specificaties van de geïntegreerde webserver .....................................................................202
Afdrukspecificaties ................................................................................................................203
Kopieerspecificaties ..............................................................................................................203
Faxspecificaties ....................................................................................................................203
Scanspecificaties ..................................................................................................................204
Omgevingsspecificaties ........................................................................................................204
Elektrische specificaties ........................................................................................................204
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO
7779) ....................................................................................................................................205
Geheugenkaartspecificaties .................................................................................................205
D Wettelijk verplichte informatie
FCC statement .....................................................................................................................207
Notice to users in Korea .......................................................................................................207
VCCI (Class B) compliance statement for users in Japan ....................................................208
Notice to users in Japan about the power cord .....................................................................208
Toxic and hazardous substance table ..................................................................................208
LED indicator statement .......................................................................................................
208
Noise emission statement for Germany ................................................................................209
Notice to users of the U.S. telephone network: FCC requirements ....................................... 210
Notice to users of the Canadian telephone network .............................................................211
Notice to users in the European Economic Area ..................................................................212
Notice to users of the German telephone network ................................................................212
Australia wired fax statement ................................................................................................212
Inhoudsopgave
7
Wettelijke informatie inzake draadloze producten ................................................................. 213
Exposure to radio frequency radiation ............................................................................213
Notice to users in Brazil ..................................................................................................213
Notice to users in Canada ..............................................................................................213
Notice to users in Taiwan ...............................................................................................214
European Union regulatory notice ..................................................................................215
Wettelijk verplicht modelnummer ..........................................................................................215
Declaration of conformity ......................................................................................................216
Programma voor milieubehoud .............................................................................................217
Papiergebruik .................................................................................................................217
Kunststof .........................................................................................................................217
Veiligheidsinformatiebladen ............................................................................................217
Kringloopprogramma ......................................................................................................217
recyclingprogramma van HP Inkjet-onderdelen ..............................................................217
Afvoer van afgedankte apparatuur door gebruikers in particuliere huishoudens in de
Europese Unie ................................................................................................................218
Energy Star®-vermelding ...............................................................................................219
Index...........................................................................................................................................220
8
1 Aan de slag
In deze handleiding vindt u details over het gebruik van het apparaat en het oplossen
van problemen.
Andere bronnen over het product zoeken
De onderdelen van het apparaat kennen
Het apparaat uitschakelen
Andere bronnen over het product zoeken
Voor productinformatie en hulpmiddelen voor het oplossen van problemen die niet in
deze handleiding zijn opgenomen, zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
Bron Beschrijving Locatie
Installatieposter
Bevat geïllustreerde
installatieaanwijzingen.
Een gedrukte versie van het
document is bij het apparaat
meegeleverd.
Leesmij-bestand en release-
info
Deze bieden de laatste
informatie en tips voor het
oplossen van problemen.
Staat op de Starter-cd.
Werkset (Microsoft
®
Windows
®
)
Biedt informatie over de
status van de cartridges en
geeft toegang tot services
voor onderhoud.
Raadpleeg
Werkset
(Windows) voor meer
informatie.
De Werkset wordt normaal
als optie samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
Bevat hulpmiddelen voor het
configureren van
afdrukinstellingen, het
kalibreren van het apparaat,
het reinigen van de
cartridges, het afdrukken van
de configuratiepagina, het
online bestellen van
benodigdheden en het
zoeken van hulp op de
website.
Raadpleeg
HP
Printerhulpprogramma (Mac
OS) voor meer informatie.
Het HP
Printerhulpprogramma wordt
normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
Bedieningspaneel van het
apparaat
Geeft status-, fout- en
waarschuwingsinformatie
over de werking.
Raadpleeg Knoppen en
lampjes op bedieningspaneel
voor meer informatie.
Logs en rapporten Biedt informatie over
gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden.
Raadpleeg Het apparaat
controleren voor meer
informatie.
Aan de slag 9
Bron Beschrijving Locatie
Diagnostische zelftestpagina
Apparaatgegevens:
Naam van product
Modelnummer
Serienummer
Versienummer van
de firmware
Het aantal afgedrukte
pagina's uit de lades en
accessoires
Inktniveaus
Raadpleeg De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
HP-websites Biedt de meest recente
printersoftware en product-
en ondersteuningsinformatie.
www.hp.com/support
www.hp.com
Telefonische ondersteuning
van HP
Bevat contactinformatie van
HP. Gedurende de
garantieperiode is deze
ondersteuning vaak kosteloos.
Ga voor meer informatie naar
Telefonische ondersteuning
van HP krijgen.
Help bij de HP-
beeldbewerkingssoftware
Biedt informatie over het
gebruik van de software.
Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware
gebruiken voor meer
informatie.
De onderdelen van het apparaat kennen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Vooraanzicht
Ruimte voor printerbenodigdheden
Achteraanzicht
Knoppen en lampjes op bedieningspaneel
Informatie over verbindingen
Hoofdstuk 1
(vervolg)
10 Aan de slag
Vooraanzicht
1 Automatische documentinvoer (ADF)
2 Bedieningspaneel van het apparaat
3 Geheugenkaartsleuven
4 Verlengstuk van uitvoerlade
5 Uitvoerlade
6 Invoerlade
7 Scannerglasplaat
8 Scannerklep
Ruimte voor printerbenodigdheden
1 Toegangsklep wagen
2 Inktpatronen
De onderdelen van het apparaat kennen 11
Achteraanzicht
1 Duplexeenheid
2 Duplexeenheid
3 Ethernet-poort
4 Stroomaansluiting
5 1-Line (fax), 2-EXT (telefoon)
6 USB (Universal Serial Bus)-poort achteraan
7 Documentinvoerlade
Knoppen en lampjes op bedieningspaneel
In het volgende diagram en de bijbehorende tabel vindt u een kort overzicht van de
functies op het bedieningspaneel van het apparaat.
Label Naam en beschrijving
1 Scannen naar: hiermee wordt het menu Scannen naar geopend. Hiermee kunt u een
bestemming voor de scan selecteren.
2 START SCANNEN: hiermee start u een scantaak en verzendt u deze naar de bestemming
die u hebt geselecteerd met de knop Scannen naar.
3 FOTO'S AFDRUKKEN: hiermee selecteert u de fotofunctie. Met deze knop drukt u foto’s van
een geheugenkaart af.
Hoofdstuk 1
12 Aan de slag
Label Naam en beschrijving
4
START KOPIËREN, zwart: hiermee start u een kopieertaak in zwart-wit.
5
START KOPIËREN, Kleur: hiermee start u een kopieertaak in kleur.
6 Installatie: hiermee wordt het menu Instellingen weergegeven. Met dit menu kunt u
rapporten genereren en andere onderhoudsinstellingen wijzigen, en het menu Help openen.
Het onderwerp dat u in het menu Help selecteert, wordt geopend in een Help-venster op het
scherm van de computer.
7
Vorige: hiermee gaat u een niveau hoger in het menu.
8
Pijl naar links: hiermee worden de waarden op het display verlaagd.
9
OK: hiermee selecteert u een menu of instelling op het display.
10
Pijl naar rechts: hiermee worden de waarden op het display verhoogd.
11
Annuleren: hiermee stopt u een taak, verlaat u een menu of verlaat u de instellingen.
12
Snelkiezen: hiermee selecteert u een snelkiesnummer.
13 START FAXEN, Zwart: hiermee start u het faxen van een zwart-witdocument.
14 START FAXEN, Kleur: hiermee start u het faxen van een kleurendocument.
15
Snelkiesknoppen: toegang krijgen tot de eerste vijf snelkiesnummers.
16 Aan/uit: hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Het lampje van de knop Aan brandt als het
apparaat aanstaat. Het lampje knippert wanneer een taak wordt uitgevoerd.
Als het apparaat is uitgeschakeld, ontvangt het toch nog een minimale hoeveelheid stroom.
Als u de stroomtoevoer naar het apparaat volledig wilt afsluiten, schakelt u het apparaat uit
en haalt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
17 Lampje voor Automatisch beantwoorden: wanneer dit brandt, beantwoordt het apparaat
automatisch binnenkomende telefoonoproepen. Wanneer deze knop uit staat, beantwoordt
het apparaat geen binnenkomende faxoproepen.
18 Automatisch antwoorden: wanneer deze knop verlicht is, beantwoordt het apparaat
automatisch binnenkomende telefoonoproepen. Wanneer deze knop uit staat, beantwoordt
het apparaat geen binnenkomende faxoproepen.
19 De naam en de functie van de knop hangen af van het land/de regio waar het apparaat is
verkocht.
Resolutie: hiermee wordt de resolutie bijgesteld voor de fax die u verzendt.
Faxnummerblokkering: hiermee wordt het menu Installatie faxnummerblokkering geopend,
waarmee u ongewenste faxoproepen kunt beheren. Om deze functie te kunnen gebruiken,
moet u een abonnement op een beller-id-service hebben.
20 Opnieuw kiezen/pauze: hiermee kiest u het laatst gekozen nummer of voegt u een pauze
van drie seconden in voor een faxnummer.
21
Het menu Faxen: hiermee wordt het faxmenu geopend.
22
Toetsenblok: hiermee voert u waarden in.
23 Waarschuwingslampje: wanneer het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat er
zich een fout heeft voorgedaan die moet worden verholpen.
24 Scherm: hierop worden menu's en berichten weergegeven.
(vervolg)
De onderdelen van het apparaat kennen 13
Label Naam en beschrijving
25 Informatie over de printercassette: Hiermee wordt aangegeven wanneer de cartridge moet
worden nagekeken.
26
Kwaliteit: hiermee selecteert de kopieerkwaliteit Beste, Normaal of Snel.
27
Het menu Kopiëren: hiermee wordt het menu Kopiëren geopend.
28
Het menu Foto: hiermee wordt het menu Foto's geopend, waarin u opties kunt selecteren.
Informatie over verbindingen
Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten
computers voor de
beste prestaties
Ondersteunde
softwarefuncties
Instructies bij de
installatie
USB-aansluiting
Eén computer die via
een USB-kabel is
aangesloten op de
snelle USB 2.0-poort
aan de achterzijde van
het apparaat.
Alle functies worden
ondersteund.
Zie de installatieposter
voor uitgebreide
instructies.
Ethernet-verbinding (via
kabel)
Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
zijn aangesloten via een
hub of een router.
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in de
Beknopte handleiding
en raadpleeg
vervolgens
Netwerkopties
configureren in deze
handleiding voor
verdere instructies.
Printers delen
Maximaal vijf computers.
De hostcomputer moet
altijd aanstaan, anders
kunnen de andere
computers niet op het
apparaat afdrukken.
Alle functies die op de
hostcomputer aanwezig
zijn, worden
ondersteund. Alleen
afdrukken wordt vanaf
de andere computers
ondersteund.
Volg de instructies in het
gedeelte Het apparaat
delen op een lokaal
gedeeld netwerk.
802.11 draadloos Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
zijn aangesloten via een
hub of een router.
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in het
gedeelte Het apparaat
installeren voor
draadloze communicatie.
Het apparaat uitschakelen
De printer beschikt over twee uitstanden. Bij "zacht uitschakelen" wordt zeer weinig
energie gebruikt en kan sneller worden opgestart dan bij het starten na "hard
uitschakelen". Na "hard uitschakelen" wordt geen stroom gebruikt. Beide standen
kunnen alleen worden uitgeschakeld met de aan/uit-knop.
Hoofdstuk 1
(vervolg)
14 Aan de slag
2 Het apparaat gebruiken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken
Bedieningspaneel, berichttypen
De instellingen van het apparaat wijzigen
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Afdrukmateriaal plaatsen
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
Afdrukken zonder randen
Snelkiescodes installeren
De duplexeenheid installeren
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken
In de volgende gedeelten wordt een kort overzicht gegeven van de hoofdmenu's die
op het scherm van het bedieningspaneel verschijnen. Om een menu weer te geven,
drukt u op de menuknop voor de gewenste functie.
Het menu Scannen: hiermee wordt een lijst met bestemmingen weergegven.
Voor sommige bestemmingen moet de HP Photosmart-software worden geladen.
Het menu Kopiëren: menuopties zijn:
Het aantal kopieën selecteren
Verkleinen of vergroten
Materiaalsoort- en formaat selecteren
Het menu Faxen: hiermee kunt u een fax of snelkiesnummer invoeren of het
menu Faxen weergeven. Menuopties zijn:
Resolutie aanpassen
Lichter of donkerder maken
Faxen later verzenden
Nieuwe standaardinstellingen instellen
Het menu Foto: menuopties zijn:
Afdrukopties selecteren
Speciale functies gebruiken
Bewerken
Overdragen naar een computer
Een voorbeeldvel selecteren
Het apparaat gebruiken 15
Bedieningspaneel, berichttypen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Statusberichten
Waarschuwingen
Foutberichten
Kritieke foutberichten
Statusberichten
Statusberichten geven de actuele status van het apparaat weer. Ze stellen u op de
hoogte van de normale werking en vereisen geen handeling om te worden opgelost.
Ze veranderen naargelang de status van het apparaat verandert. Wanneer het
apparaat klaar is en geen taken uitvoert en er nog geen af te handelen
waarschuwingsberichten zijn, verschijnt het statusbericht KLAAR als de printer
aanstaat.
Waarschuwingen
Waarschuwingen stellen u op de hoogte van gebeurtenissen waar u aandacht aan
dient te besteden, maar die de werking van het apparaat niet belemmeren. Een
voorbeeld van een waarschuwing is "Inkt bijna op". Deze berichten verschijnen totdat
de situatie is opgelost.
Foutberichten
Foutberichten melden u dat er een handeling moet worden verricht, zoals
afdrukmateriaal toevoegen of een storing verhelpen. Deze berichten gaan gewoonlijk
samen met een rood, knipperend waarschuwingslampje. Voer de nodige handelingen
uit om verder af te drukken.
Als in het foutbericht een foutcode wordt weergegeven, drukt u op de knop Aan/uit om
het apparaat uit te schakelen en schakelt u het ervolgens weer in. In de meeste
gevallen lost deze handeling het probleem op. Wanneer het bericht blijft verschijnen,
moet uw apparaat misschien hersteld worden. Ga voor meer informatie naar
Ondersteuning en garantie.
Kritieke foutberichten
Kritieke foutberichten wijzen u op een defect in het apparaat. Sommige van deze
berichten kunnen worden opgelost door op de knop Aan/uit te drukken, het apparaat
uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen. Als een kritieke fout aanhoudt, is
reparatie noodzakelijk. Raadpleeg
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Hoofdstuk 2
16 Het apparaat gebruiken
De instellingen van het apparaat wijzigen
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen op deze plaatsen:
Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat.
Vanaf het HP Solution Center (Windows) of HP Apparaatbeheer (Mac OS). Ga
voor meer informatie naar
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken.
Opmerking Als u de instellingen configureert in het HP Solution Center of in HP
Apparaatbeheer, kunt u de instellingen die vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat zijn geconfigureerd (zoals de scaninstellingen) niet zien.
Instellingen wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de menuknop voor de functie
die u gebruikt (bijvoorbeeld het menu Kopiëren).
2. Om bij de optie te komen die u wilt wijzigen, gebruikt u een van de volgende
methoden:
Druk op een knop op het bedieningspaneel en gebruik vervolgens de pijl naar
rechts of naar links om de waarde aan te passen.
Selecteer de optie uit het menu op het afleesvenster van het bedieningspaneel.
3. Selecteer de gewenste waarde en druk vervolgens op OK.
Instellingen wijzigen vanuit het HP Solution Center (Windows)
Zie
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken.
Instellingen van de HP-beeldbewerkingssoftware (Mac OS) wijzigen
1. Klik in het Dock op het pictogram Apparaatbeheer.
2. Selecteer het apparaat in het vervolgmenu Apparaten.
3. In het menu Informatie en instellingen, klikt u op een item dat u wilt veranderen.
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
Op een computer met Windows is het HP Solution Center de plaats waar u toegang
krijgt tot de HP Photosmart-software. Met het HP Solution Center kunt u de
afdrukinstellingen wijzigen, benodigdheden bestellen en de help op het scherm
raadplegen.
Welke functies beschikbaar zijn in het HP Solution Center hangt af van de apparaten
die u hebt geïnstalleerd. In het HP Solution Center worden alleen pictogrammen
getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde
apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze
functie niet in het HP Solution Center.
Als het HP Solution Center op de computer geen pictogrammen bevat, is er mogelijk
een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem
oplossen door de HP Photosmart-software via het Configuratiescherm van Windows
volledig te verwijderen en de software vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij het
apparaat geleverde Help op het scherm voor meer informatie.
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
17
Zie De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie over het
HP Solution Center.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
Met de HP-beeldbewerkingssoftware krijgt u toegang tot veel functies die niet
beschikbaar zijn vanaf het bedieningspaneel van het apparaat.
De software is tijdens de installatie op uw computer geïnstalleerd. Zie de bij het
apparaat geleverde installatiedocumentatie voor meer informatie.
Toegang tot de HP beeldbewerkingssoftware verschilt per besturingssysteem (OS).
Als u bijvoorbeeld op een pc met Windows werkt, start u de HP-
beeldbewerkingssoftware in het venster HP Photosmart-software. Als u op een pc met
Macintosh werkt, start u de HP-beeldbewerkingssoftware in het venster
HP Photosmart Studio. In alle gevallen gebruikt u dit punt als startpunt voor de HP-
beeldbewerkingssoftware en -services.
De HP Photosmart-software openen op een computer met Windows
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Dubbelklik op het Windows-bureaublad op het pictogram HP Photosmart-
software.
Dubbelklik op het pictogram van de HP Digital Imaging Monitor in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk van Windows.
Klik op de knop Start op de taakbalk, wijs Programma's of Alle programma's
aan, selecteer HP en klik op HP Photosmart-software.
2. Als u meer dan één HP-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u het tabblad met
de naam van uw product.
Opmerking Op een Windows-computer zijn de beschikbare functies in het
HP Photosmart-software afhankelijk van de apparaten die zijn geïnstalleerd. In
de software worden alleen pictogrammen getoond die zijn gekoppeld aan het
geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde apparaat niet is uitgerust met
een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze functie niet in de
software.
Tip Als het HP Photosmart-software op de computer geen pictogrammen
bevat, is er mogelijk een probleem opgetreden tijdens de installatie van de
software. U kunt dit probleem oplossen door de HP Photosmart-software via
het Configuratiescherm van Windows volledig te verwijderen en de software
vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij het apparaat geleverde
installatieposter voor meer informatie.
Hoofdstuk 2
18 Het apparaat gebruiken
De HP Photosmart Studio-software openen op een computer met Macintosh
1. Klik op het pictogram HP Photosmart Studio in het Dock.
Het venster HP Photosmart Studio verschijnt.
2. Klik op Apparaten op de HP Photosmart Studio-taakbalk.
Het venster HP Apparaatbeheer wordt weergegeven.
3. Selecteer uw apparaat in het vervolgkeuzemenu Apparaat.
Hiermee kunt u scannen, documenten importeren en onderhoud uitvoeren, zoals
het controleren van het inktniveau in de cartridges.
Opmerking Welke functies beschikbaar zijn in de HP Photosmart Studio-
software op een computer met Macintosh, hangt af van het geselecteerde
apparaat.
Tip Wanneer de HP Photosmart Studio-software is geopend, kunt u de
snelkoppelingen in het Dock-menu openen als u de muisknop ingedrukt houdt
op het pictogram van HP Photosmart Studio in het Dock.
Originelen plaatsen
U kunt een te kopiëren of te scannen origineel op de glasplaat van de scanner of in de
automatische documentinvoer plaatsen. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie over het laden van afdrukmateriaal in de hoofdlade.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een origineel op de glasplaat leggen
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen
Een origineel op de glasplaat leggen
U kunt originelen van maximaal A4- of Letter-formaat kopiëren of scannen door ze op
de glasplaat te leggen.
Opmerking Veel van de speciale functies werken niet juist als de glasplaat en
klep niet schoon zijn. Raadpleeg
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Een origineel op de glasplaat van de scanner plaatsen
1. Til de scannerklep op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat.
Tip Raadpleeg de gegraveerde geleiders langs de glasplaat voor meer hulp
bij het plaatsen van originelen.
Originelen plaatsen 19
3. Sluit de klep.
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen
U kunt een enkel- of dubbelzijdig document met een enkele pagina of meerdere
pagina's van A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door het document in
de invoerlade te plaatsen.
Let op Geen foto's laden in de ADF; daarmee kunnen uw foto's beschadigd raken.
Opmerking Dubbelzijdige documenten van Legal-formaat kunnen niet worden
gescand, gekopieerd of gefaxt met de ADI. Bepaalde functies, zoals de
kopieerfunctie Aanpassen aan pagina, werken niet wanneer u originelen in de
ADF plaatst. U moet de originelen op de glasplaat leggen.
De documentinvoerlade kan maximaal 35 vellen standaardpapier bevatten.
Een origineel in de documentinvoerlade plaatsen
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de invoerlade. Plaats de
pagina's zodat de bovenkant van het document eerst wordt ingevoerd. Schuif het
materiaal in de automatische documentinvoer totdat u een pieptoon hoort of een
bericht op het uitleesvenster ziet dat aangeeft dat de geplaatste pagina's werden
gedetecteerd.
Tip Raadpleeg het diagram in de documentinvoerlade voor hulp bij het laden
van originelen in de automatische documentinvoer.
Hoofdstuk 2
20 Het apparaat gebruiken
2. Schuif de breedtegeleiders naar binnen tot deze tegen de linker- en rechterrand
van het medium komen.
Opmerking Verwijder alle originelen uit de documentinvoerlade voordat u de klep
van het apparaat optilt.
Afdrukmateriaal selecteren
Het apparaat is geschikt voor gebruik met de meeste soorten afdrukmateriaal. Wij
raden u aan om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Ga
naar de website van HP op
www.hp.com om meer te weten over afdrukmateriaal van
HP.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
Minimummarges instellen
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden.
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Plaats slechts één papiersoort tegelijkertijd in een lade.
Plaats papier met de afdrukzijde naar beneden en tegen de rechter- en achterkant
van de lade. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Afdrukmateriaal selecteren
21
Plaats niet te veel papier. Ga voor meer informatie naar Informatie over de
specificaties van ondersteund afdrukmateriaal.
Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te
voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
Formulieren die uit meerdere delen bestaan
Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet
goed absorbeert
Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
Kaarten en enveloppen
Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen,
sluitingen of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke,
onregelmatige of gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of
anderszins beschadigd zijn.
Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
Laad enveloppen met de flappen naar boven.
Afdrukmateriaal voor foto's
Gebruik de modus Beste voor het afdrukken van foto’s. In deze modus neemt het
afdrukken meer tijd in beslag omdat meer computergeheugen vereist is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Transparanten
Plaats transparanten met de ruwe kant naar beneden en de plakstrip wijzend naar
de achterzijde van het apparaat.
Gebruik de modus Normaal om af te drukken op transparanten. De droogtijd in
deze modus is langer. Daarom wordt de volgende pagina pas in de uitvoerlade
uitgevoerd wanneer de inkt helemaal droog is.
Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Speciaal papierformaat
Gebruik alleen speciaal papierformaat dat wordt ondersteund door het apparaat.
Wanneer de toepassing speciaal papierformaat ondersteunt, stelt u het
papierformaat eerst in de toepassing in voordat u het document gaat afdrukken.
Anders stelt u het formaat in met de printerdriver. Mogelijk moet u de opmaak van
bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen afdrukken op
speciaal papierformaat.
Hoofdstuk 2
22 Het apparaat gebruiken
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
Met de tabellen Ondersteunde formaten kennen en Informatie over ondersteunde
papiersoorten en gewichten kunt u bepalen welke media goed zijn voor uw apparaat
en welke functies bij uw papier zullen functioneren.
Ondersteunde formaten kennen
Informatie over ondersteunde papiersoorten en gewichten
Ondersteunde formaten kennen
Papierformaat Invoerlade
Duplexeenheid ADF
Standaardformaten afdrukmateriaal
U.S. Letter (216 x 279 mm; 8,5 x 11
inches)
U.S. Legal (216 x 356 mm; 8,5 x 14
inches)
A4 (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7 inches)
U.S. Executive (184 x 267 mm; 7,25 x
10,5 inches)
B5 (JIS) (182 x 257 mm; 7,17 x 10,12
inches)
B5 (ISO) (176 x 250 mm; 6,9 x 9,8
inches)
B7 (88 x 125mm)
A5 (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3 inches)
A4 zonder rand (210 x 297 mm; 8,3 x
11,7 inches)
A5 zonder rand (148 x 210 mm; 5,8 x
8,3 inches)
B5 zonder rand (182 x 257 mm; 7,17 x
10,12 inches)
HV (101 x 180 mm)
Kabinetformaat (120 x 165 mm)
13 x 18 cm
Kabinet zonder rand (120 x 165 mm)
Zonder rand 13 x 18 mm
Enveloppen
Envelop U.S. #10 (105 x 241 mm; 4,12
x 9,5 inches)
Afdrukmateriaal selecteren
23
Papierformaat Invoerlade
Duplexeenheid ADF
Envelop DL (110 x 220 mm; 4,3 x 8,7
inches)
Envelop C6 (114 x 162 mm; 4,5 x 6,4
inches)
Japanse envelop Chou #3 (120 x 235
mm; 4,7 x 9,3 inches)
Japanse envelop Chou #4 (90 x 205
mm; 3,5 x 8,1 inches)
Kaarten
Systeemkaart (76,2 x 127 mm; 3 x 5
inches)
Systeemkaart (102 x 152 mm; 4 x 6
inches)
Systeemkaart (127 x 203 mm; 5 x 8
inches)
Kaart A6 (105 x 148,5 mm; 4,13 x 5,83
inches)
Kaart A6 zonder rand (105 x 148,5
mm; 4,13 x 5,83 inches)
Hagaki** (100 x 148 mm; 3,9 x 5,8
inches)
Ofuku hagaki**
Hagaki zonder rand (100 x 148 mm)**
Fotoafdrukmateriaal
Fotopapier (102 x 152 mm; 4 x 6
inches)
Fotopapier (5 x 7 inches)
Fotopapier (8 x 10 inches)
Fotopapier (10 x 15 cm)
Foto L (89 x 127 mm; 3,5 x 5 inches)
2L (178 x 127 mm; 7,0 x 5,0 inches)
Fotopapier zonder rand (102 x 152
mm; 4 x 6 inches)
Fotopapier zonder rand (5 x 7 inches)
Fotopapier zonder rand (8 x 10 inches)
Hoofdstuk 2
(vervolg)
24 Het apparaat gebruiken
Papierformaat Invoerlade
Duplexeenheid ADF
Fotopapier zonder rand (8,5 x 11
inches)
Fotopapier zonder rand (10 x 15 cm)
Foto L zonder rand (89 x 127 mm; 3,5
x 5 inches)
2L zonder rand (178 x 127 mm; 7,0 x
5,0 inches)
B5 zonder rand (182 x 257 mm; 7,2 x
10,1 inches)
Zonder rand B5 (88 x 125 mm)
Zonder rand 4 x 6 tab (102 x 152 mm)
Zonder rand 10 x 15 cm tab
Zonder rand 4 x 8 tab
HV zonder rand (101 x 180 mm)
Dubbel A4 zonder rand (210 x 594 mm)
4 x 6 tab (102 x 152 mm)
10 x 15 cm tab
4 x 8 tab / 10 x 20 cm tab
Ander afdrukmateriaal
Speciaal papierformaat van 76,2 tot
216 mm breed en 127 tot 610 mm lang
(3 tot 8.5 inches breed en 5 tot 24
inches lang)
Speciaal formaat afdrukmateriaal
(ADF) van 127 tot 216 mm breed en
241 tot 305 mm lang (5 tot 8,5 inches
breed en 9,5 tot 12 inches lang)
Panorama (4 x 10 inches, 4 x 11
inches en 4 x 12 inches)
Panorama zonder rand (4 x 10 inches,
4 x 11 inches en 4 x 12 inches)
** Het apparaat is alleen compatibel met gewoon en inkjet-hagaki van Japan Post. Het
is niet compatibel met foto-hagaki van Japan Post.
(vervolg)
Afdrukmateriaal selecteren
25
Informatie over ondersteunde papiersoorten en gewichten
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Invoerlade Papier
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 250 vellen
gewoon papier
(25 mm of 1 inch
gestapeld)
Transparanten Maximaal 70 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Afdrukmateriaal voor foto's
280 g/m
2
(75 lb bankpost)
Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Etiketten Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Enveloppen
75 tot 90 g/m
2
(envelop met 20 to 24
lb bankpost)
Maximaal 30 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Kaarten
Maximaal 200 g/m
2
(steekkaart 110 lb)
Maximaal 80 kaarten
Duplexeen
heid
Papier
60 tot 105 g/m
2
(16 tot 28 lb bankpost)
Niet van toepassing
Uitvoerlade
Alle ondersteunde
afdrukmaterialen
Maximaal 150 vellen
gewoon papier (tekst
afdrukken)
ADF Papier
60 tot 90 g/m
2
)
(16 tot 24 lb bankpost)
Gewoon papier: 35 vel
Legal en speciaal
papier: 20 vel
Hoofdstuk 2
26 Het apparaat gebruiken
Minimummarges instellen
De documentmarges moeten overeenkomen met (of groter zijn dan) deze ingestelde
marges in de oriëntatie Staand.
Afdrukmateriaal (1)
Linkermarge
(2)
Rechtermarg
e
(3)
Bovenmarge
(4)
Ondermarge
*
U.S. Letter
U.S. Legal
A4
U.S. Executive
U.S. Statement
8,5 x 13 inch
B5
A5
Kaarten
Speciaal papierformaat
Afdrukmateriaal voor foto's
3,0 mm
(0,12 inch)
3,0 mm
(0,12 inch)
3,0 mm -
enkelzijdig
afdrukken
14 mm
(0,55 inch) -
dubbelzijdig
afdrukken
3,0 mm
(0,12 inch)
14 mm
(0,55 inch) -
dubbelzijdig
afdrukken
Enveloppen 3,0 mm
(0,12 inch)
3,0 mm
(0,12 inch)
3,0 mm
(0,12 inch)
14,0 mm
(0,55 inch)
* Om deze marge-instelling op een computer met Windows te verkrijgen, klikt u op het
tabblad Geavanceerd in de printerdriver en selecteert u Minimaliseren van marges.
Afdrukmateriaal plaatsen
Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal in het apparaat.
Afdrukmateriaal plaatsen
27
Lade 1 vullen (hoofdlade)
1. Trek de uitvoerlade naar boven.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel goed tegen de rechter- en achterkant van de
lade ligt en niet over de lijnmarkering in de lade hangt.
Opmerking Vul nooit papier bij als het apparaat nog aan het afdrukken is.
3. Stel de materiaalgeleider in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt
geplaatst en laat de uitvoerlade vervolgens zakken.
4. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Hoofdstuk 2
28 Het apparaat gebruiken
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Functies.
4. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op de knop Aangepast.
b. Typ een naam voor het nieuwe aangepaste formaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en vervolgens klikt u op
Opslaan.
d. Klik tweemaal op OK om het dialoogvenster met eigenschappen of voorkeuren
te sluiten. Open het dialoogvenster opnieuw.
e. Selecteer het nieuwe aangepaste formaat.
5. Een papiersoort selecteren:
a. Klik op Meer in de vervolgkeuzelijst Soort.
b. Klik op het gewenste type afdrukmateriaal en klik dan op OK.
6. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
8. Druk het document af.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer het HP-apparaat in de vervolgkeuzelijst.
4. Selecteer het papierformaat.
5. Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op Speciale papierformaten beheren in het vervolgkeuzemenu
Papierformaat.
b. Klik op Nieuw en typ een naam voor het formaat in het vak Naam
papierformaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en stelt u indien nodig de
marges in.
d. Klik op Klaar of OK en klik vervolgens op Opslaan.
6. Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling en selecteer dan het nieuwe
aangepaste formaat.
7. Klik op OK.
8. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
29
9. Open het paneel Papierverwerking.
10. Klik in Bestemming papierformaat op het tabblad Aanpassen aan
papierformaat en selecteer dan het speciale papierformaat.
11. Wijzig eventueel andere instellingen en klik dan op OK of Afdrukken.
Afdrukken zonder randen
Bij afdrukken zonder randen kunt u afdrukken tot aan de randen van bepaalde
afdrukmaterialen en van bepaalde formaten daarvan.
Opmerking Open het bestand in een softwaretoepassing en bepaal het formaat
van de afbeelding. Zorg ervoor dat dit formaat overeenstemt met het formaat van
het afdrukmateriaal waarop u de afbeelding gaat afdrukken.
In Windows kunt u kunt deze functie ook openen vanuit het tabblad Snel
afdrukopties instellen. Open de printerdriver, selecteer het tabblad Snel
afdrukopties instellen en selecteer uit het vervolgmenu de snelkoppeling voor
deze afdruktaak.
Opmerking Afdrukken zonder rand wordt niet ondersteund voor gewone formaten.
Een document zonder rand afdrukken (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Open vanuit de toepassing de printerdriver:
a. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
b. Klik op Eigenschappen of Installatie.
4. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit .
5. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
6. Vink het selectievakje Afdrukken zonder rand aan.
7. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
8. Selecteer het soort afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Soort.
Opmerking Afdrukken zonder rand wordt niet ondersteund voor gewone
formaten.
9. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Printkwaliteit.
U kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale afdrukkwaliteit tot
maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input-
dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op OK.
11. Druk het document af.
12. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Hoofdstuk 2
30 Het apparaat gebruiken
Een document zonder rand afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Selecteer het HP-apparaat in de vervolgkeuzelijst.
4. Klik op Bestand en klik vervolgens op Pagina-instelling.
5. Selecteer het formaat zonder randen en klik vervolgens op OK.
6. Klik op Bestand en vervolgens op Afdrukken.
7. Open het paneel Papiersoort/Kwaliteit.
8. Klik op het Tabblad papieren selecteer vervolgens het soort afdrukmateriaal uit de
vervolgkeuzelijst Papiersoort.
Opmerking Afdrukken zonder rand wordt niet ondersteund voor gewone
formaten.
9. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Kwaliteit. U
kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale tot maximaal 4800 x
1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input-
dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
10. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal. Wanneer u op dikker materiaal of
fotopapier afdrukt, selecteert u de handmatige invoeroptie.
11. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
12. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Snelkiescodes installeren
U kunt veelgebruikte faxnummers installeren als snelkiescodes. Hiermee kunt u snel
nummers via het bedieningspaneel van het apparaat kiezen. De eerste vijf gegevens
voor elk van deze bestemmingen zijn gekoppeld aan de vijf snelkeuzeknoppen op het
bedieningspaneel van het apparaat.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen
U kunt faxnummers of groepen faxnummers instellen als snelkiescodes.
Snelkiescodes 1 tot 3 zijn gekoppeld aan de drie overeenstemmende snelkiesknoppen
op het bedieningspaneel van het apparaat.
Zie
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Snelkiescodes installeren
Een groep snelkiesnummers instellen
Snelkiescodes installeren 31
Snelkiescodes installeren
HP Photosmart-software (Windows): open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
HP Apparaatbeheer (Mac OS): open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel van het apparaat: druk op Installatie en selecteer vervolgens
de optie Installatie Snelkiezen.
Een code toevoegen of wijzigen: selecteer Individuele snelkiescode of
Groepssnelkiescode en ga met de pijlknoppen naar een ongebruikte
codenummer, of typ een nummer in op het toetsenblok. Typ het nieuwe
faxnummer in en druk op OK. Vergeet niet om eventuele pauzes en andere
noodzakelijke nummers in te voeren, zoals het kengetal, een toegangscode
voor nummers buiten een PBX-systeem (meestal een 9 of 0) of een kengetal
voor internationaal bellen. Typ de naam in en druk op OK.
Een of alle nummers verwijderen: selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op
de pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en
druk vervolgens op OK.
Een groep snelkiesnummers instellen
Als u regelmatig informatie stuurt naar dezelfde groep faxnummers kunt u dit
gemakkelijker maken door een snelkiescode voor een groep te installeren. De
snelkiescode voor een groep kan gekoppeld worden aan een snelkeuzeknop op het
bedieningspaneel van het apparaat.
Hoofdstuk 2
32 Het apparaat gebruiken
Een lid van een groep moet mee op de snelkieslijst staan voordat u dat lid kunt
toevoegen aan een snelkiesgroep. U kunt maximaal 20 faxnummers toevoegen aan
elke groep (met maximaal 50 tekens per faxnummer).
HP Photosmart-software (Windows): open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
HP Apparaatbeheer (Mac OS): open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
Bedieningspaneel van het apparaat: druk op Installatie en selecteer vervolgens
de optie Snelkiesinstellingen.
Een groep toevoegen: selecteer Groepssnelkiezen, selecteer een niet-
toegewezen snelkiesnummer en druk op OK. Markeer een snelkiescode met
de pijlknoppen en druk vervolgens op OK om de snelkiescode te selecteren.
Herhaal deze stap voor alle snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze
groep. Wanneer u klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u
op OK. Gebruik het schermtoetsenbord om de naam van een snelkiesgroep in
te voeren en selecteer Gereed.
Nummers toevoegen aan een groep: selecteer Groepssnelkiezen, selecteer
de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om
een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er
verschijnt een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle
snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent,
selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer Gereed in
het scherm Groepsnaam.
Een groep verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op de
pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en druk
vervolgens op OK.
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken
U kunt een lijst met alle geïnstalleerde snelkiescodes afdrukken of bekijken. Elke code
in de lijst bevat de volgende informatie:
Het snelkiesnummer (de eerste vijf codes zijn gekoppeld aan de vijf
overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel van het apparaat)
De naam die gekoppeld is aan het faxnummer of de groep faxnummers
Voor de lijst met faxsnelkiescodes: het faxnummer (of alle faxnummers voor een
groep)
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een lijst van snelkiescodes bekijken
Snelkiescodes installeren 33
Een lijst van snelkiescodes bekijken
HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
HP Photosmart-software (Windows): Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Bedieningspaneel: Druk op de knop Setup, selecteer Snelkiesinstellingen en
selecteer vervolgens de optie Snelkieslijst afdrukken.
De duplexeenheid installeren
U kunt automatisch op beide zijden van een vel papier afdrukken. Zie Afdrukken aan
beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) voor informatie over het gebruik van de
duplexeenheid.
Zo installeert u de duplexeenheid.
1. Als u de duplexeenheid voor het eerst installeert, verwijdert u de tape en het
karton waarmee de achterkant van het apparaat wordt beschermd.
2. Schuif de duplexeenheid in het apparaat totdat deze vastklikt. Druk bij de
installatie niet op de knoppen aan weerszijden van de duplexeenheid, maar
gebruik de knoppen alleen om de eenheid uit de printer te verwijderen.
Hoofdstuk 2
34 Het apparaat gebruiken
3 Afdrukken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Afdrukinstellingen
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
Een afdruktaak annuleren
Afdrukinstellingen
U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een
toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang
op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de
standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie
over de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een
specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing
raadplegen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
Instellingen wijzigen (Mac OS)
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
De instellingen wijzigen
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen,
Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk
van de software die u gebruikt.)
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik op OK, Afdrukken of een gelijkaardige taak.
Afdrukken 35
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
De instellingen wijzigen
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
– of –
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik vervolgens op OK.
Instellingen wijzigen (Mac OS)
De instellingen wijzigen
1. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
2. Wijzig de gewenste instellingen (zoals papierformaat) en klik vervolgens op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken om de printerdriver te openen.
4. Wijzig de gewenste instellingen (zoals het type afdrukmateriaal) en klik vervolgens
op OK of Afdrukken.
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
U kunt op beide zijden van het afdrukmateriaal afdrukken. Dit kan handmatig, of
automatisch met de duplexeenheid.
Opmerking Het printerstuurprogramma ondersteunt geen dubbelzijdig afdrukken.
Voor dubbelzijdig afdrukken moet een HP-accessoire voor automatisch
dubbelzijdig afdrukken op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Stel opties in voor dubbelzijdig afdrukken in uw toepassing of in het
printerstuurprogramma.
Bedruk nooit beide zijden van transparanten, enveloppen, fotopapier, glanzend
afdrukmateriaal of papier dat lichter is dan 60 g/m
2
of zwaarder dan 105 g/m
2
. Bij
deze materiaaltypen kunnen papierstoringen optreden.
Hoofdstuk 3
36 Afdrukken
Bij verschillende afdrukmaterialen is het bij dubbelzijdig afdrukken vereist dat het
materiaal in een bepaalde richting wordt ingevoerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor
papier met briefhoofd, voorbedrukt papier en papier met een watermerk of
voorgeperforeerd papier. Wanneer u afdrukt vanuit Windows, wordt de voorkant
van het afdrukmateriaal eerst afgedrukt. Plaats het afdrukmateraal met de
afdrukzijde naar beneden.
Wanneer één kant van het afdrukmateriaal is afgedrukt, wordt bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken het materiaal in het apparaat vastgehouden om de inkt te
laten drogen. Wanneer de inkt droog is, wordt het afdrukmateriaal opnieuw
ingevoerd in het apparaat en wordt de andere kant afgedrukt. Wanneer beide
zijden van het afdrukmateriaal zijn afgedrukt, wordt het afdrukmateriaal uitgevoerd
in de uitvoerlade. Pak het afgedrukte materiaal pas nadat het afdrukken is voltooid.
U kunt op beide zijden van ondersteunde, speciale afdrukmateriaalformaten
afdrukken door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat te
voeren. Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund
afdrukmateriaal voor meer informatie.
Dubbelzijdig afdrukken
Opmerking U kunt handmatig dubbelzijdig afdrukken door eerst de oneven
genummerde pagina’s af te drukken, de pagina’s om te draaien en vervolgens de
even genummerde pagina’s af te drukken.
Automatisch afdrukken op beide zijden van een pagina (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Ga voor meer informatie
naar
De duplexeenheid installeren.
3. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
4. Klik op het tabblad Functies.
5. Selecteer de keuzelijst Dubbelzijdig afdrukken. Controleer bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken of Automatische is geselecteerd.
6. Om het formaat van elke pagina automatisch te laten aanpassen aan de lay-out
van het document op het scherm, moet u het selectievakje Lay-out behouden
inschakelen. Als u deze optie uitschakelt, kunnen pagina's op ongewenste
plaatsen worden afgebroken.
7. Schakel het selectievakje Voorkant boven in of uit, afhankelijk van de
bindrichting. Zie de afbeeldingen in de printerdriver voor voorbeelden.
8. Kies desgewenst een boeklay-out in de keuzelijst Boeklay-out.
9. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
10. Druk het document af.
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
37
Automatisch afdrukken op beide zijden van een pagina (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg
De
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
4. Selecteer Aantal en pagina's in het de vervolgkeuzelijst.
5. Selecteer de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
6. Selecteer de bindrichting door te klikken op het bijbehorende pictogram.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op Afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op een van de volgende manieren annuleren.
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op
(de knop Annuleren). Hiermee
verwijdert u de taak die op dat moment wordt uitgevoerd. Dit is niet van invloed op
afdruktaken in de wachtrij.
Windows: dubbelklik op het printerpictogram dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt weergegeven. Selecteer de afdruktaak en druk op de knop Delete op het
toetsenbord.
Mac OS: dubbelklik op de printer in het printerinstallatieprogramma. Selecteer de
afdruktaak, klik op Vasthouden en klik dan op Verwijderen.
Hoofdstuk 3
38 Afdrukken
4 Kopiëren
U kunt kleuren- en zwart-witkopieën van hoge kwaliteit maken op allerlei
papiersoorten- en formaten.
Opmerking Kopiëren vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware is alleen
beschikbaar op Mac OS. Zie de Help-informatie van de software voor meer
informatie.
Opmerking Als er een fax aankomt terwijl u een document kopieert, wordt de fax
opgeslagen in het geheugen van het apparaat totdat het kopiëren is voltooid.
Hierdoor wordt het aantal faxpagina's in het geheugen mogelijk kleiner.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
De kopieerinstellingen wijzigen
Het aantal kopieën instellen
Het papierformaat voor kopiëren instellen
De kopieerpapiersoort instellen
De snelheid of kwaliteit van het kopiëren wijzigen
Het formaat van een origineel aanpassen zodat het op papier van Letter- of A4-
formaat past
Een document van het formaat Legal kopiëren op Letter-papier
De kopie lichter of donkerder maken
Wazige gedeelten van de kopie verbeteren
Lichte gedeelten van de kopie verbeteren
Een kopieertaak annuleren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
U kunt vanaf het bedieningspaneel van het apparaat kopieën van hoge kwaliteit maken.
Een kopie maken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat. Ga voor
meer informatie naar
Originelen plaatsen.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op START KOPIËREN, zwart om een kopieertaak in zwart-wit te starten.
Druk op START KOPIËREN, Kleur om een kopieertaak in kleur te starten.
Opmerking Als het origineel in kleur is, krijgt u met START KOPIËREN,
zwart een zwart-witkopie van het kleurenorigineel en met START KOPIËREN,
Kleur een kleurenkopie.
Kopiëren 39
De kopieerinstellingen wijzigen
U kunt de kopieerinstellingen aanpassen aan vrijwel elke taak.
Wanneer u kopieerinstellingen wijzigt, gelden de wijzigingen alleen voor de huidige
kopieertaak. U moet de standaardinstellingen wijzigen als de instellingen voor alle
toekomstige kopieertaken moeten gelden.
De huidige instellingen opslaan als standaardinstellingen voor toekomstige taken
1. Breng de nodige wijzigingen aan in de instellingen van het Het menu Kopiëren.
2. Druk op Het menu Kopiëren en druk vervolgens op de pijlknoppen totdat Nieuwe
standaardinstellingen verschijnt.
3. Selecteer Ja met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het aantal kopieën instellen
U stelt het gewenste aantal kopieën in met behulp van de optie Aantal kopieën op het
bedieningspaneel van het apparaat.
Het aantal kopieën instellen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat Aantal
kopieën wordt weergegeven.
4. Druk op
of gebruik het toetsenblok om het aantal kopieën in te voeren, tot aan
het maximum.
Tip Als u een van de pijlknoppen ingedrukt houdt, wordt het aantal kopieën
met stappen van vijf verhoogd, zodat u gemakkelijker een groot aantal kopieën
kunt instellen.
5. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
Het papierformaat voor kopiëren instellen
U kunt het papierformaat instellen op het apparaat. Het geselecteerde papierformaat
moet overeenkomen met het formaat van het papier in de invoerlade.
Het papierformaat instellen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat
Kopieerpapierformaat wordt weergegeven.
2. Druk op
totdat het gewenste papierformaat verschijnt.
3. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Hoofdstuk 4
40 Kopiëren
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
De kopieerpapiersoort instellen
U kunt de papiersoort instellen op het apparaat.
Het papiertype voor kopieën instellen vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat
Papiersoort wordt weergegeven.
2. Druk op
totdat de gewenste papiersoort wordt weergegeven.
3. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Raadpleeg de volgende tabel om vast te stellen welke instelling van de papiersoort u
moet kiezen, gebaseerd op het papier dat in de invoerlade is geplaatst.
Papiersoort Instelling op het bedieningspaneel
van het apparaat
Kopieer- of briefhoofdpapier Gewoon papier
HP helderwit papier Gewoon papier
HP Premium Plus Fotopapier, Glanzend Premium foto
HP Premium Plus Fotopapier, Mat Premium foto
HP Premium Plus Fotopapier van 10 x 15 cm (4 x 6
inch)
Premium foto
HP Premium of Premium Plus Inkjet Transparantfilm Transparant
Ander transparantpapier Transparant
Gewoon Hagaki Gewoon papier
Inkjet Hagaki Premium inkjet
L (alleen Japan) Premium foto
2L Premium Foto
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
De kopieerpapiersoort instellen
41
De snelheid of kwaliteit van het kopiëren wijzigen
Het apparaat heeft drie opties die de kopieersnelheid en -kwaliteit beïnvloeden.
Beste (3 sterren): hiermee maakt u op elke papiersoort afdrukken van de hoogste
kwaliteit en voorkomt u het streepeffect dat soms in effen vlakken optreedt. Met
Beste wordt trager gekopieerd dan met de andere instellingen voor afdrukkwaliteit.
Normaal (2 sterren): hiermee maakt u afdrukken van hoge kwaliteit. Dit is de
standaardinstelling en de aanbevolen instelling voor het meeste kopieerwerk. Met
Normaal is sneller dan Beste en is de standaardinstelling.
Met Snel (1 ster) wordt sneller gekopieerd dan met Normaal. De kwaliteit van de
tekst is vergelijkbaar met die van de instelling Normaal, maar afbeeldingen zijn
mogelijk van een mindere kwaliteit. Met de instelling Snel wordt minder inkt
verbruikt, waardoor de levensduur van de printcartridges wordt verlengd.
De kopieerkwaliteit wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het gebied Kopiëren op Kwaliteit totdat de gewenste kwaliteitsinstelling
wordt verlicht.
4. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
Het formaat van een origineel aanpassen zodat het op
papier van Letter- of A4-formaat past
Als de afbeelding of tekst op het origineel het hele vel papier vult zonder marges vrij te
laten, gebruikt u Aanpassen aan pagina of Volledige pagina 91% om het origineel te
verkleinen zodat tekst of afbeeldingen niet aan de randen van het vel papier worden
afgesneden.
Hoofdstuk 4
42 Kopiëren
Tip U kunt Aanpassen aan pagina ook gebruiken om een kleine foto te
vergroten tot het afdrukgebied van een volledige pagina. Om dit te kunnen doen
zonder de verhoudingen van het origineel te veranderen of de randen bij te snijden
zal het apparaat de witte randen rond het papier mogelijk niet overal even breed
maken.
Het formaat van een document aanpassen vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het gebied Kopiëren op de knop Verkleinen/Vergroten.
4. Houd
ingedrukt tot Volledige pagina 91% verschijnt.
5. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
Een document van het formaat Legal kopiëren op Letter-
papier
Met behulp van de instelling Legal > Ltr 72% kunt u een kopie van een document in
het formaat Legal verkleinen naar een formaat dat op Letter-papier past.
Opmerking Het percentage in het voorbeeld, Legal > Ltr 72% komt mogelijk niet
overeen met het percentage dat op het display wordt weergegeven.
Een document van Legal-formaat kopiëren op Letter-papier
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het gebied Kopiëren op de knop Verkleinen/Vergroten.
Een document van het formaat Legal kopiëren op Letter-papier
43
4. Houd ingedrukt tot Legal > Ltr 72% verschijnt.
5. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
De kopie lichter of donkerder maken
U kunt met de optie Licht./Donkerder het contrast van de kopie aanpassen.
Het contrast van de kopie wijzigen op het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat Licht./
Donkerder wordt weergegeven.
4. Kies één van de volgende opties:
Druk op
om de kopie donkerder te maken.
Druk op
om de kopie lichter te maken.
5. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Opmerking Kopieerfuncties kunnen ook worden uitgevoerd met de HP
Photosmart-software (Windows) of HP Photosmart Studio-software (Mac OS).
Raadpleeg de Help bij de software voor meer informatie.
Wazige gedeelten van de kopie verbeteren
U kunt de functie Verbeteringen gebruiken om de kwaliteit van tekstdocumenten aan
te passen door randen van zwarte tekst te verscherpen of foto's aan te passen door
de lichte kleuren te verbeteren die anders wit worden weergegeven.
Gemengd is de standaardoptie van de verbeteringsfunctie. Met de optie Gemengd
kunt u de randen van de meeste originelen scherper maken.
Een wazig document kopiëren vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat
Verbeteringen wordt weergegeven.
4. Druk op
totdat de instelling Tekst wordt weergegeven.
5. Druk op START KOPIËREN, zwart of START KOPIËREN, Kleur.
Schakel de verbeteringsinstelling Tekst uit door Foto of Geen te selecteren als een
van de volgende verschijnselen optreedt:
Op sommige plaatsen in de kopieën komen rond de tekst losse, gekleurde stippen
voor.
Grote, zwarte lettertypen zien er vlekkerig uit.
Dunne, gekleurde objecten of lijnen bevatten zwarte gedeelten.
Horizontale korrelstructuren of witte banden zijn zichtbaar in lichtgrijze en
gemiddeld grijze gebieden.
Hoofdstuk 4
44 Kopiëren
Lichte gedeelten van de kopie verbeteren
Met de instelling Foto kunt u lichte kleuren, die anders wit zouden lijken, duidelijker
zichtbaar maken. U kunt de instelling Foto ook gebruiken om de volgende problemen,
die zich kunnen voordoen als u kopieert met de instelling Tekst, geheel of gedeeltelijk
te voorkomen:
Op sommige plaatsen in de kopieën komen rond de tekst losse, gekleurde stippen
voor.
Grote, zwarte lettertypen zien er vlekkerig uit.
Dunne, gekleurde objecten of lijnen bevatten zwarte gedeelten.
Horizontale korrelstructuren of witte banden zijn zichtbaar in lichtgrijze en
gemiddeld grijze gebieden.
Een overbelichte foto kopiëren vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats het origineel met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat.
3. Druk in het vak Kopiëren meerdere malen op Het menu Kopiëren totdat
Verbeteringen wordt weergegeven.
4. Druk op
totdat de verbeteringsinstelling Foto wordt weergegeven.
5. Druk op START KOPIËREN, Kleur.
Een kopieertaak annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel van het apparaat om het kopiëren te
onderbreken.
Een kopieertaak annuleren
45
5 Scannen
U kunt originelen scannen en die naar verschillende bestemmingen sturen, zoals naar
een map op het netwerk of naar een programma op een computer. U kunt het
bedieningspaneel van het apparaat, de HP-beeldbewerkingssoftware en TWAIN-
compatibele of WIA-compatibele programma's gebruiken op een computer.
Scanfuncties zijn alleen beschikbaar nadat u de software hebt geïnstalleerd.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een origineel scannen
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma
Een gescand origineel bewerken
Scaninstellingen wijzigen
Een scantaak annuleren
Een origineel scannen
U kunt een scantaak starten vanaf een computer of vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat. In dit gedeelte wordt alleen uitgelegd hoe u vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat kunt scannen.
Opmerking Ook met HP Photosmart-software kunt u een afbeelding scannen,
inclusief panoramische afbeeldingen. Met deze software kunt u een gescande
afbeelding bewerken en speciale projecten maken met behulp van gescande
afbeeldingen. Raadpleeg de online Help bij HP Photosmart-software die bij de
software wordt geleverd voor informatie over het scannen vanaf de computer en
over het aanpassen, draaien, bijsnijden, scherper maken en vergroten of
verkleinen van scans.
Als u de scanfuncties wilt gebruiken, moet uw apparaat op de computer zijn
aangesloten en zijn ingeschakeld. Voordat u gaat scannen moet ook de
printersoftware op uw computer zijn geïnstalleerd en gestart. Als u wilt controleren of
de printersoftware op een Windows-pc draait, kijkt u of het pictogram voor het
apparaat in het systeemvak in de rechterbenedenhoek van het scherm naast de tijd
wordt weergegeven. Om dit te controleren op een computer met Mac OS, opent u het
HP Apparaatbeheer en klikt u op Afbeelding scannen. Als de scanner beschikbaar is,
wordt de toepassing HP ScanPro gestart. Als dat niet het geval is, verschijnt een
bericht dat meldt dat geen scanner werd gedetecteerd.
Opmerking Als u het pictogram van de HP Digital Imaging-monitor in het
systeemvak van Windows afsluit, kan het gebeuren dat uw apparaat een aantal
scanfuncties verliest en dat het foutbericht Geen verbinding wordt weergegeven.
Als dit gebeurt, kunt u de volledige functionaliteit herstellen door de computer
opnieuw op te starten of door HP Photosmart-software opnieuw te starten.
46 Scannen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding)
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding)
Volg de onderstaande stappen als uw apparaat via een USB-kabel rechtstreeks is
aangesloten op een computer.
Als de scan klaar is, wordt het door u geselecteerde programma geopend en wordt
hiermee het gescande document weergegeven.
Vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware een scan verzenden naar een
programma op een computer
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Ga voor meer informatie
naar
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen.
Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat (rechtstreekse verbinding) een
scan naar een programma op een computer verzenden
1. Laad het origineel op de scannerglasplaat. Ga voor meer informatie naar
Originelen plaatsen.
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
3. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware) en druk vervolgens op OK.
4. Druk op START SCANNEN.
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen
U kunt de gescande afbeelding als een JPEG-afbeelding verzenden naar de
geheugenkaart die momenteel is geplaatst.
Scannen naar een opslagapparaat
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat of in de ADF.
2. Het geheugenapparaat insteken.
3. Druk op Scannen naar.
4. Druk op de pijlknoppen om Geheugenapparaat te markeren en druk op OK.
Het apparaat scant de afbeelding en slaat het bestand op naar de geheugenkaart.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
Webscan is een functie van de geïntegreerde webserver, die u in staat stelt om foto's
en documenten met behulp van een webbrowser vanaf uw apparaat naar uw
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver 47
computer te scannen. Deze functie is beschikbaar ook al is op uw computer geen
software van het apparaat geïnstalleerd.
Klik op het tabblad Informatie, klik op Webscan in het linkerdeelvenster, maak uw
keuzes voor het Type afbeelding en Documentformaat en klik dan op Scannen
of Voorbeeld.
Zie
Geïntegreerde webserver voor meer informatie over de geïntegreerde webserver.
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel
programma
Het apparaat is TWAIN-compatibel en WIA-compatibel en werkt met programma's die
TWAIN-compatibele en WIA-compatibele scanapparaten ondersteunen. Als uw
TWAIN-compatibele of WIA-compatibele programma geopend is, krijgt u toegang tot
de scanfunctie en kunt u een afbeelding rechtstreeks scannen in het programma.
TWAIN wordt ondersteund in alle Windows- en Mac OS-besturingssystemen.
Bij Windows-besturingssystemen wordt WIA alleen ondersteund bij rechtstreekse
verbindingen onder Windows XP en Vista. WIA wordt niet ondersteund in Mac OS.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma
Meestal is een softwareprogramma TWAIN-compatibel als het commando's heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen van of
Scanner. Raadpleeg de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet
zeker weet of het programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's
luiden.
Start met scannen in het TWAIN-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma
Meestal is een softwareprogramma WIA-compatibel als het commando's heeft als
Afbeelding/Van scanner of camera in het menu Invoegen of Bestand. Raadpleeg
de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet zeker weet of het
programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's luiden.
Start met scannen in het WIA-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Hoofdstuk 5
48 Scannen
Een gescand origineel bewerken
U kunt een gescande afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software. U kunt
een gescand document ook bewerken met de software voor OCR (Optical Character
Recognition).
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een gescande foto of afbeelding bewerken
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition).
Een gescande foto of afbeelding bewerken
U kunt een gescande foto of afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software.
Met deze software kunt u onder meer de helderheid, het contrast en de
kleurverzadiging aanpassen. U kunt de afbeelding ook draaien met de HP Photosmart-
software.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition).
Met OCR-software kunt u gescande tekst importeren voor bewerking in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma. Hiermee kunt u brieven, krantenknipsels en vele andere
documenten bewerken.
U kunt bepalen met welk tekstverwerkingsprogramma u het bestand wilt bewerken.
Als het tekstverwerkingspictogram ontbreekt of niet actief is, is er ofwel geen
tekstverwerkingsprogramma op de computer geïnstalleerd, of heeft de
scannersoftware het programma bij de installatie niet herkend. Zie de Help op het
scherm bij de HP-beeldbewerkingssoftware voor informatie over hoe een koppeling
kan worden gemaakt naar een tekstverwerkingsprogramma.
De OCR-software ondersteunt het scannen van tekst in kleur niet. Tekst in kleur wordt
altijd omgezet in zwart-wit voordat het voor OCR wordt doorgezonden. Daardoor staat
alle tekst in het finale document in zwart-wit, ongeacht wat de oorspronkelijke kleur
was.
Door de complexiteit van bepaalde tekstverwerkingsprogramma's en van de manier
waarop ze met het apparaat communiceren, is het soms beter om naar Wordpad te
scannen (een bijprogramma van Windows) en de tekst vervolgens in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma te kopiëren.
Een gescand origineel bewerken
49
Scaninstellingen wijzigen
Scaninstellingen wijzigen
HP Apparaatbeheer (Mac OS): open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Scanvoorkeuren.
Windows: open de software van het apparaat, selecteer Instellingen, selecteer
Scaninstellingen- en voorkeuren en kies vervolgens de gewenste opties en
voorkeuren.
Een scantaak annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel van het apparaat om een scantaak te
annuleren.
Hoofdstuk 5
50 Scannen
6 Werken met geheugenapparaten
Bij het apparaat wordt een geheugenkaartlezer geleverd die diverse types
geheugenkaarten voor digitale camera's kan lezen. U kunt een indexvel afdrukken
waarop u de op de geheugenkaart opgeslagen foto's in miniatuur kunt zien.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een geheugenkaart plaatsen
DPOF-foto's afdrukken
Foto's bekijken
Een indexvel afdrukken vanuit het bedieningspaneel van het apparaat
Foto's opslaan op uw computer
Een geheugenkaart plaatsen
Als u een digitale camera hebt waarbij de foto's worden opgeslagen op een
geheugenkaart, kunt u deze geheugenkaart in het apparaat plaatsen en zo de foto's
afdrukken of opslaan.
Let op Als u een geheugenkaart probeert te verwijderen terwijl deze wordt
gelezen, kan dit de bestanden op de kaart beschadigen. U kunt een kaart alleen
veilig verwijderen als het fotolampje niet knippert. Plaats bovendien nooit meer dan
één geheugenkaart tegelijk omdat ook hierdoor de bestanden op de kaarten
kunnen worden beschadigd.
Het apparaat ondersteunt de volgende geheugenkaarten. Elk type geheugenkaart kan
alleen in de daarvoor bestemde sleuf worden geplaatst.
1
xD
2 Memory Stick, MagicGate Memory Stick, Memory Stick Duo en Memory Stick Pro,
Memory Stick Micro (hiervoor moet een afzonderlijke adapter worden aangeschaft)
3 Secure Digital, High Capacity Secure Digital (HCSD), MultimediaCard (MMC), Secure
MMC.
Reduced-Size MultiMediaCard RS - MMC/MMCmobile, MMCmicro, miniSD, microSD
(voor al deze kaarten moet een afzonderlijke adapter worden aangeschaft)
4 CompactFlash (Type I en II)
Werken met geheugenapparaten 51
Een geheugenkaart plaatsen
1. Houd de geheugenkaart met het etiket naar boven en de contactpunten in de
richting van het apparaat.
2. Plaats de geheugenkaart in de desbetreffende kaartsleuf.
DPOF-foto's afdrukken
Met de camera geselecteerde foto's zijn de foto's die u met uw digitale camera hebt
gemarkeerd als foto's die moeten worden afgedrukt. Afhankelijk van de camera, kan
de camera de paginalay-out, het aantal kopieën en andere afdrukinstellingen
identificeren.
Het apparaat ondersteunt de DPOF-indeling 1.1 (Digital Print Order Format). Dit
betekent dat u de foto's niet opnieuw hoeft te selecteren als u ze wilt afdrukken.
Als u foto's wilt afdrukken die met de camera zijn geselecteerd, gelden de
afdrukinstellingen van het apparaat niet. De DPOF-instellingen voor paginalay-out en
aantal kopieën krijgen dan voorrang op die van het apparaat.
Opmerking Niet alle digitale camera's bieden u de mogelijkheid om foto's die u
wilt afdrukken van een markering te voorzien. Raadpleeg de bij uw digitale camera
geleverde documentatie om te weten of uw camera de DPOF-bestandsindeling 1.1
ondersteunt.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de DPOF-norm
1. De geheugenkaart vervolgens in de juiste sleuf op het apparaat plaatsen.
2. Als u daarom wordt gevraagd, voert u een van de volgende handelingen uit:
Druk op OK om alle foto's met DPOF-markering af te drukken.
Het apparaat drukt alle foto's met DPOF-markering af.
Markeer Nee met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hiermee drukt u de DPOF-bestanden niet af.
Foto's bekijken
U kunt foto's bekijken met de HP Photosmart-software.
Hoofdstuk 6
52 Werken met geheugenapparaten
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Foto's weergeven met de computer
Foto's weergeven met de computer
U kunt foto's weergeven en bewerken met de HP Photosmart-software die bij het
apparaat werd geleverd.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Een indexvel afdrukken vanuit het bedieningspaneel van
het apparaat
Opmerking Vanaf het apparaat kunt u alleen toegang krijgen tot JPEG- en TIFF-
beeldbestanden. Als u andere bestandstypen wilt afdrukken, brengt u de
bestanden van de geheugenkaart over naar de computer en gebruikt u de HP
Photosmart-software.
Een indexval afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat.
2. Druk op de knop Het menu Foto.
3. Druk herhaaldelijk op de rechterpijltoets om Indexvel te selecteren.
4. Druk op OK.
Foto's opslaan op uw computer
Nadat u foto's hebt gemaakt met uw digitale camera, kunt u ze meteen afdrukken of
opslaan op de computer. Als u de foto's op de computer wilt opslaan, kunt u de
geheugenkaart uit de camera halen en deze kaart in de juiste geheugenkaartsleuf van
het apparaat plaatsen.
Foto's opslaan
Opmerking Volg deze aanwijzingen alleen als u een netwerkverbinding gebruikt.
Als u een USB-verbinding gebruikt, wordt automatisch een dialoogvenster
weergegeven op de computer als u de geheugenkaart in het apparaat plaatst.
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat.
2. Druk op Het menu Foto.
3. Selecteer Foto-overdracht met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijlknoppen en selecteer Ja.
5. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en selecteer
vervolgens de naam van uw computer.
6. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Foto's opslaan op uw computer
53
7
Fax
U kunt het apparaat gebruiken voor het verzenden en ontvangen van faxen, inclusief
kleurenfaxen. U kunt het verzenden van faxen op een later tijdstip plannen en
snelkiesnummers instellen om snel en gemakkelijk faxen te verzenden naar
veelgebruikte nummers. Op het bedieningspaneel van het apparaat kunt u ook een
aantal faxopties instellen, zoals de resolutie en het contrast tussen licht en donker op
de faxen die u verzendt.
Als het apparaat rechtstreeks is aangesloten op een computer, kunt u met de HP-
beeldbewerkingssoftware faxprocedures uitvoeren die niet beschikbaar zijn vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat. Zie
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
voor meer informatie.
Opmerking Voordat u gaat faxen, moet u controleren of u het apparaat goed
hebt ingesteld. Dit hebt u mogelijk tijdens de installatie al gedaan met behulp van
het bedieningspaneel van het apparaat of de met de bij het apparaat geleverde
software. U kunt controleren of de fax correct is ingesteld door de faxinstallatietest
vanaf het bedieningspaneel van het apparaat uit te voeren. Om de faxtest uit te
voeren, drukt u op Installeren, selecteert u Tools, Faxtest uitvoeren en drukt dan
op OK.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Faxinstellingen wijzigen
Faxen via the Internet
Installatie testfax
Rapporten gebruiken
Een fax annuleren
Een fax verzenden
U kunt op verschillende manieren een fax verzenden. Via het bedieningspaneel van
het apparaat kunt u met het apparaat een zwart-wit- of kleurenfax verzenden. U kunt
ook handmatig een fax verzenden vanaf een aangesloten telefoon. U kunt op deze
wijze eerst met de geadresseerde spreken voordat u de fax verzendt.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een gewone fax verzenden
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon
Een fax verzenden met handsfree kiezen
Een fax verzenden vanuit het geheugen
Een later verzendtijdstip voor een fax instellen
Een fax verzenden naar meerdere ontvangers
Een kleurenorigineel of fotofax verzenden
54
Fax
De faxresolutie en de instellingen voor Licht./Donkerder wijzigen
Fax verzenden in foutcorrectiemodus
Een gewone fax verzenden
Het verzenden van een fax in zwart-wit van een of meer pagina's gaat eenvoudig met
het bedieningspaneel van het apparaat.
Opmerking Als u een afgedrukte bevestiging wilt van faxen die goed zijn
verzonden, schakelt u faxbevestiging in voordat u faxen gaat verzenden.
Tip U kunt een fax ook handmatig verzenden via een telefoon of met behulp van
handsfree kiezen. Met deze functies kunt u de kiessnelheid zelf bepalen. Deze
functies zijn ook nuttig als u de kosten van het gesprek met een telefoonkaart wilt
betalen en u tijdens het kiezen op kiestonen moet reageren.
Een gewone fax verzenden vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
Tip Druk op Opnieuw kiezen/pauze als u een pauze wilt invoegen in het
faxnummer, of druk meerdere keren op de knop Symbolen (*) tot er een
streepje (-) op het display verschijnt.
3. Druk op START FAXEN, Zwart.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
Tip Als u van de ontvanger te horen krijgt dat de kwaliteit van de door u
verzonden fax niet goed is, kunt u de resolutie of het contrast van de fax
wijzigen.
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon
Als u een fax handmatig verzendt, kunt u de ontvanger bellen voordat u de fax
verzendt. Dit komt van pas als u de ontvanger wilt melden dat u hem of haar een fax
wilt toesturen voordat u deze daadwerkelijk gaat verzenden. Als u een fax handmatig
verzendt, kunt u de kiestonen, telefonische aanwijzingen en andere geluiden horen via
de handset van de telefoon. Op deze manier kunt u eenvoudig een telefoonkaart
gebruiken voor het verzenden van een fax.
Afhankelijk van de wijze waarop de ontvanger het faxapparaat heeft ingesteld, kan de
ontvanger de telefoon opnemen of kan het faxapparaat de oproep beantwoorden. Als
een persoon de telefoon beantwoordt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u de
Een fax verzenden
55
fax verzendt. Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, kunt u de fax direct naar
het apparaat verzenden wanneer u de faxtonen van het ontvangende apparaat hoort.
Een fax handmatig via een telefoon verzenden
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Kies het nummer met behulp van het toetsenblok op de telefoon die op het
apparaat is aangesloten.
Opmerking Gebruik niet het toetsenblok op het bedieningspaneel van het
apparaat als u handmatig een fax wilt verzenden. Kies dan het nummer van de
ontvanger met de toetsen op de telefoon.
3. Als de ontvanger de telefoon opneemt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u
de fax verzendt.
Opmerking Als een faxapparaat de oproep beantwoordt, hoort u de faxtonen
van het ontvangende apparaat. Ga verder met de volgende stap om de fax te
verzenden.
4. Druk op START FAXEN, Zwart of op START FAXEN, Kleur als u gereed bent om
de fax te verzenden.
Opmerking Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Fax verzenden en
drukt u vervolgens nogmaals op START FAXEN, Zwart of START FAXEN,
Kleur.
Als u een gesprek voerde met de ontvanger voor het verzenden van de fax, zegt u
tegen de ontvanger dat Start moet worden ingedrukt op het ontvangende
faxapparaat wanneer de faxtonen hoorbaar worden.
Tijdens het verzenden van de fax is geen geluid hoorbaar over de telefoonlijn. Op
dat moment kunt u de telefoonverbinding verbreken. Als u verder wil gaat met uw
gesprek, blijft u aan de lijn totdat de fax is verzonden.
Een fax verzenden met handsfree kiezen
Met behulp van handsfree kiezen kunt u een nummer vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat kiezen, zoals u dat bij een gewone telefoon ook zou doen. Als u een fax
verzendt met behulp van handsfree kiezen, kunt u de kiestonen, telefonische
aanwijzingen en andere geluiden horen via de luidsprekers van het apparaat. Hierdoor
kunt u reageren op aanwijzingen tijdens het kiezen en de kiessnelheid zelf bepalen.
Tip Als u de pincode van de belkaart niet snel genoeg invoert, begint het
apparaat de faxtonen misschien te vroeg te verzenden, waardoor uw PIN-code niet
wordt herkend door de belkaartservice. Als dat het geval is, kunt u een
snelkiesnummer maken om de PIN-code voor uw belkaart op te slaan.
Opmerking Zorg dat het volume is ingeschakeld; anders hoort u geen kiestoon.
Hoofdstuk 7
56
Fax
Een fax verzenden met behulp van handsfree kiezen via het bedieningspaneel
van het apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische documentinvoer,
hoort u een kiestoon.
3. Als u de kiestoon hoort, voert u het nummer in met behulp van het toetsenblok op
het bedieningspaneel van het apparaat.
4. Volg de eventuele aanwijzingen op het scherm.
Tip Als u een belkaart gebruikt om een fax te verzenden en u hebt uw
pincode als snelkiesnummer opgeslagen, drukt u op Snelkiezen als u om een
pincode wordt gevraagd. U kunt ook op een one-touch snelkiesknop drukken
om het snelkiesnummer te kiezen waaronder u uw pincode hebt opgeslagen.
Uw fax wordt verzonden als het ontvangende faxapparaat reageert.
Een fax verzenden vanuit het geheugen
U kunt een zwart-witfax naar het geheugen scannen en vervolgens de fax vanuit het
geheugen verzenden. Deze functie is handig wanneer het faxnummer dat u probeert
te bereiken bezet of tijdelijk niet beschikbaar is. Het apparaat scant de originelen naar
het geheugen en ze worden verzonden van zodra het apparaat verbinding kan maken
met het ontvangende faxapparaat. Nadat het apparaat de pagina's naar het geheugen
heeft gescand, kunt u de originelen meteen uit de documentinvoerlade verwijderen.
Opmerking U kunt alleen een zwart-witfax vanuit het geheugen verzenden.
Een fax verzenden vanuit het geheugen
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk in het gebied Fax op Het menu Faxen.
De vraag Nummer invoeren verschijnt.
3. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
4. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Hoe faxen
wordt weergegeven.
5. Druk op
totdat Scannen & faxen wordt weergegeven en druk op OK.
6. Druk op START FAXEN, Zwart.
Het apparaat scant de originelen naar het geheugen en de fax wordt verzonden
als het ontvangende faxapparaat beschikbaar is.
Een later verzendtijdstip voor een fax instellen
U kunt een zwart-witfax binnen de volgende 24 uren laten verzenden. Hierdoor kunt u
een zwart-witfax bijvoorbeeld later op de avond verzenden, wanneer het minder druk
is op de telefoonlijnen of wanneer lagere telefoontarieven gelden. Het apparaat
verzendt de fax automatisch op het opgegeven tijdstip.
Een fax verzenden
57
U kunt slechts de verzending van één fax plannen. U kunt echter wel faxen op de
gewone wijze blijven verzenden wanneer de verzending van een fax is gepland.
Opmerking U kunt uitsluitend zwart-witfaxen verzenden vanwege de beperkte
geheugenruimte.
Een faxbericht plannen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Hoe faxen
wordt weergegeven.
3. Druk op
totdat Fax later verzenden wordt weergegeven en druk op OK.
4. Typ de verzendtijd met het numerieke toetsenblok en druk op OK. Druk wanneer u
dit wordt gevraagd op 1 voor AM of op 2 voor PM.
5. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
6. Druk op START FAXEN, Zwart.
Het apparaat scant alle pagina's en de geplande tijd wordt op het display
weergegeven. De fax wordt op het geplande tijdstip verzonden.
Een geplande fax annuleren
1. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Hoe faxen
wordt weergegeven.
2. Druk op
totdat Fax later verzenden wordt weergegeven en druk op OK.
Als er een fax is gepland, wordt de vraag Annuleren weergegeven op het display.
3. Druk op 1 om Ja te selecteren.
Opmerking U kunt de geplande fax ook annuleren door op Annuleren op het
bedieningspaneel van het apparaat te drukken zodra de geplande tijd op het
display wordt weergegeven.
Een fax verzenden naar meerdere ontvangers
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf de HP Photosmart Studio-
software (Mac OS)
Hoofdstuk 7
58
Fax
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat
U kunt een fax tegelijkertijd naar meerdere ontvangers verzenden door afzonderlijke
snelkiesnummers onder te brengen in een groep snelkiesnummers.
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden met behulp van een
groepssnelkiescode
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk enkele malen op Snelkiezen totdat de gewenste groep snelkiesnummers
wordt weergegeven.
Tip U kunt ook door de snelkiesnummers bladeren door op of te drukken
of u kunt de code van het gewenste snelkiesnummer invoeren met behulp van
het toetsenblok op het bedieningspaneel van het apparaat.
3. Druk op START FAXEN, Zwart.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische documentinvoer,
verzendt het het document naar elk nummer in de groep snelkiesnummers.
Opmerking U kunt alleen faxen in zwart-wit verzenden naar een groep
snelkiesnummers vanwege de beperkte geheugenruimte. Het apparaat scant
de fax naar het geheugen en kiest het eerste nummer. Zodra er verbinding is,
verzendt het de fax en kiest het het volgende nummer. Als een nummer bezet
is of er wordt niet opgenomen, volgt het apparaat de instellingen voor
Opnieuw zenden bij in gesprek en Opnieuw zenden bij geen antwoord. Als
er geen verbinding tot stand kan worden gebracht, wordt het volgende nummer
gekozen en wordt er een foutrapport gegenereerd.
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf de HP Photosmart Studio-
software (Mac OS)
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden met de software
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Selecteer HP Apparaatbeheer uit de Dock.
Het venster HP Device Manager wordt weergegeven.
3. Kies in het pop-upmenu Apparaten de HP All-in-One en dubbelklik op Fax
verzenden.
Het afdrukvenster wordt geopend.
4. In het pop-upmenu Printer kiest u HP All-in-One (Fax).
5. Kies Faxontvangers in het pop-upmenu.
6. Voer de gegevens van de ontvanger in en klik vervolgens op Voeg toe aan
ontvangers.
Opmerking U kunt meerdere ontvangers toevoegen vanuit het
Telefoonboek of vanuit het Adresboek. Om een ontvanger vanuit het
Adresboek te selecteren, klikt u op Open adresboek, en klikt en sleept u de
ontvanger vervolgens naar het gedeelte Faxontvangers.
Een fax verzenden
59
7. Voeg de volgende ontvangers toe door telkens opnieuw op Voeg toe aan
ontvangers te klikken tot alle ontvangers in de Ontvangerslijst worden
weergegeven.
8. Klik op Fax nu verzenden.
Een kleurenorigineel of fotofax verzenden
Met het apparaat kunt u een kleurenorigineel of foto faxen. Als het ontvangende
faxapparaat volgens het apparaat alleen zwart-witfaxen ondersteunt, zal het de fax in
zwart-wit verzenden.
Het is aan te raden om voor kleurenfaxen alleen kleurenoriginelen te gebruiken.
Een kleurenorigineel of fotofax verzenden met het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk in het gebied Fax op Het menu Faxen.
De vraag Nummer invoeren verschijnt.
3. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
4. Druk op START FAXEN, Kleur.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische documentinvoer,
verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
Opmerking Als het ontvangende faxapparaat alleen zwart-witfaxen
ondersteunt, zal de HP All-in-One de fax automatisch in zwart-wit verzenden.
Er verschijnt een bericht zodra de fax is verzonden, waarin wordt aangegeven
dat de fax in zwart-wit is verzonden. Druk op OK om het bericht te verwijderen.
De faxresolutie en de instellingen voor Licht./Donkerder wijzigen
U kunt de instellingen voor Resolutie en Licht./Donkerder wijzigen voor documenten
die u faxt.
Opmerking Deze instellingen hebben geen invloed op de kopieerinstellingen. De
instellingen van resolutie en lichter/donkerder voor kopiëren zijn onafhankelijk van
de instellingen voor faxen. Ook hebben de instellingen die u met het
bedieningspaneel van het apparaat wijzigt, geen invloed op faxen die u via de
computer verzendt.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De faxresolutie wijzigen
De Licht./Donkerder-instelling wijzigen
Nieuwe standaardinstellingen instellen
De faxresolutie wijzigen
De instelling voor Resolutie beïnvloedt de overdrachtssnelheid en -kwaliteit van zwart-
witfaxen. Als het ontvangende faxapparaat de door u gekozen resolutie niet
Hoofdstuk 7
60
Fax
ondersteunt, verzendt de HP All-in-One faxen met de hoogste resolutie die door het
ontvangende apparaat wordt ondersteund.
Opmerking U kunt de resolutie voor faxen alleen wijzigen als u zwartwitfaxen
verzendt. Het apparaat gebruikt de resolutie Fijn voor het verzenden van alle
kleurenfaxen.
De volgende resolutie-instellingen zijn beschikbaar voor het verzenden faxen: Fijn,
Zeer fijn, Foto en Standaard.
Fijn: biedt tekst van hoge kwaliteit en is geschikt voor het faxen van de meeste
documenten. Dit is de standaardinstelling. Bij het verzenden van faxen in kleur
gebruikt het apparaat altijd de instelling Fijn.
Zeer fijn: biedt de beste faxkwaliteit wanneer u documenten met zeer fijne details
per fax verzendt. Als u Zeer fijn kiest, moet u er rekening mee houden dat het
faxproces meer tijd in beslag neemt en dat u alleen zwartwitfaxen kunt verzenden
met deze resolutie. Als u een kleurenfax wilt verzenden, wordt deze verzonden
met de instelling Fijn.
Foto: biedt de beste kwaliteit bij het verzenden van foto's in zwart-wit. De
transmissie van een fax duurt langer als u Foto selecteert. Bij het faxen van foto's
in zwart-wit is het aan te raden om Foto te kiezen.
Standaard: biedt de snelst mogelijke faxtransmissie met de laagste kwaliteit.
Wanneer u het faxmenu afsluit, keert deze optie terug naar de standaardinstelling,
tenzij u de wijzigingen als standaardinstelling opgeeft.
De resolutie wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk in het gebied Fax op Het menu Faxen.
De vraag Nummer invoeren verschijnt.
3. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
4. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Resolutie
wordt weergegeven.
5. Druk op
om de gewenste resolutie te selecteren en druk op OK.
6. Druk op START FAXEN, Zwart.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische documentinvoer,
verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
De Licht./Donkerder-instelling wijzigen
U kunt het contrast van een fax lichter of donkerder maken dan het origineel. Deze
functie is handig als u een vervaagd, verbleekt of handgeschreven document wilt
faxen. U kunt het origineel donkerder maken door het contrast aan te passen.
Opmerking De instelling Licht./Donkerder is alleen van toepassing op zwart-
witfaxen, niet op kleurenfaxen.
Wanneer u het faxmenu afsluit, keert deze optie terug naar de standaardinstelling,
tenzij u de wijzigingen als standaardinstelling opgeeft.
Een fax verzenden
61
De instelling Licht./Donkerder wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Laad de originelen. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk in het gebied Fax op Het menu Faxen.
De vraag Nummer invoeren verschijnt.
3. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
4. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Licht./
Donkerder wordt weergegeven.
5. Druk op
om de fax lichter te maken of op om de fax donkerder te maken. Druk
daarna op OK.
De indicator verschuift naar links of rechts als u op een pijl drukt.
6. Druk op START FAXEN, Zwart.
Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische documentinvoer,
verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
Nieuwe standaardinstellingen instellen
U kunt de standaardwaarde voor de Resolutie en de instelling Licht./Donkerder
wijzigen met het bedieningspaneel van het apparaat.
Nieuwe standaardinstellingen instellen met het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Wijzig de instellingen voor Resolutie en Licht./Donkerder.
2. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Nwe stand.
inst. wordt weergegeven.
3. Druk op
totdat Ja wordt weergegeven en druk op OK.
Fax verzenden in foutcorrectiemodus
De Foutcorrectiemodus (ECM) voorkomt gegevensverlies als gevolg van slechte
telefoonverbindingen, door transmissiefouten te detecteren en automatisch een
verzoek in te dienen om het foutieve gedeelte opnieuw te verzenden. Uw
telefoonkosten blijven gelijk, en kunnen bij goede verbindingen zelfs lager uitvallen. Bij
slechte verbindingen brengt ECM een langere verzendtijd en hogere kosten met zich
mee, maar worden de gegevens betrouwbaarder verzonden. De standaardinstelling is
Aan. Schakel ECM alleen uit als met ECM uw telefoonkosten aanzienlijk hoger
uitvallen en een slechtere faxkwaliteit geen probleem is.
Als u ECM uitschakelt, moet u met het volgende rekening houden. Als u ECM
uitschakelt
De kwaliteit en transmissiesnelheid van verzonden en ontvangen faxen worden
beïnvloed.
•De Faxsnelheid wordt automatisch ingesteld op Normaal.
U kunt geen faxen in kleur meer verzenden of ontvangen.
Hoofdstuk 7
62
Fax
De ECM-instelling wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op Installatie.
2. Druk op 5, en vervolgens op 6.
Hiermee selecteert u Geavanceerde faxinstellingen en vervolgens
Foutcorrectiemodus.
3. Druk op
om Aan of Off (Uitschakelen) te selecteren.
4. Druk op OK.
Een fax ontvangen
U kunt automatisch of handmatig faxen ontvangen. Als u de optie Automatisch
antwoorden uitschakelt, moet u de faxen handmatig ontvangen. Als u de optie
Automatisch antwoorden inschakelt (dit is de standaardinstelling), beantwoordt het
apparaat automatisch de binnenkomende oproepen en worden faxen ontvangen na
het aantal belsignalen dat in de instelling Hoe vaak overgaan is opgegeven. (De
standaardinstelling voor Hoe vaak overgaan is vijf belsignalen.)
Als u een faxbericht op papier van Legal-formaat ontvangt, terwijl het apparaat niet is
ingesteld op het gebruik van dat papierformaat, wordt het faxbericht automatisch
verkleind zodat het op het beschikbare papier past. Als u de functie Automatische
verkleining hebt uitgeschakeld, drukt het apparaat de fax op twee pagina's af.
Opmerking Als er een fax aankomt terwijl u een document kopieert, wordt de fax
opgeslagen in het geheugen van het apparaat totdat het kopiëren is voltooid.
Hierdoor wordt het aantal faxpagina's in het geheugen mogelijk kleiner.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Een fax handmatig ontvangen
Backup-faxontvangst instellen
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken
Een fax opvragen voor ontvangst
Faxen doorsturen naar een ander nummer
Het papierformaat voor ontvangen faxen instellen
Automatische verkleining voor binnenkomende faxen instellen
Ongewenste faxnummers blokkeren
Faxen ontvangen op de computer (Fax naar pc)
Een fax handmatig ontvangen
Wanneer u aan de telefoon bent, kan uw gesprekspartner u een fax sturen terwijl u
met elkaar spreekt. Dit wordt ook wel handmatig faxen genoemd. Volg de instructies in
dit gedeelte om een fax handmatig te ontvangen.
Opmerking U kunt de handset opnemen om te praten of om te luisteren of er
faxtonen weerklinken.
U kunt faxen handmatig vanaf een telefoon ontvangen als deze:
Rechtstreeks op het apparaat is aangesloten (op de 2-EXT-poort)
Op dezelfde telefoonlijn, maar niet rechtstreeks op het apparaat is aangesloten
Een fax ontvangen
63
Een fax handmatig ontvangen
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en of er papier in de invoerlade is
geplaatst.
2. Verwijder eventuele originelen uit de documentinvoerlade.
Opmerking U kunt alleen faxen ontvangen als de automatische
documentinvoer leeg is. Als de documentinvoer documenten bevat, kan de fax
niet worden ontvangen.
3. Stel de instelling Hoe vaak overgaan in op een hoog getal zodat u de
binnenkomende oproepen kunt beantwoorden voordat het apparaat de oproep
beantwoordt. U kunt ook de instelling Automatisch antwoorden uitschakelen
zodat het apparaat binnenkomende oproepen niet automatisch beantwoordt.
4. Als u momenteel een gesprek voert met de verzender, zegt u tegen de verzender
dat Start moet worden ingedrukt op hun faxapparaat.
5. Wanneer u de faxtonen van een verzendend faxapparaat hoort, gaat u als volgt te
werk:
a. Druk op START FAXEN, Zwart of op START FAXEN, Kleur op het
bedieningspaneel van het apparaat.
b. Als dit wordt gevraagd, selecteert u Faxen ontvangen.
c. Zodra het apparaat de fax begint te ontvangen, kunt u de telefoon ophangen of
aan de lijn blijven. De telefoonlijn is tijdens de faxtransmissie stil.
Backup-faxontvangst instellen
Afhankelijk van uw voorkeuren en beveiligingseisen kunt u het apparaat instellen om
alle ontvangen faxen op te slaan, alleen de faxen op te slaan die zijn ontvangen terwijl
het apparaat door een fout niet functioneerde of om geen van de ontvangen faxen op
te slaan.
De volgende modi voor Backup-faxontvangst zijn beschikbaar:
Aan Dit is de standaardinstelling. Wanneer Backup-faxontvangst is
ingesteld op Aan, slaat het apparaat alle ontvangen faxen op in het
geheugen. Hierdoor kunt u maximaal de acht laatst afgedrukte faxen
opnieuw afdrukken, mits deze nog in het geheugen zijn opgeslagen.
Opmerking Als het geheugen van het apparaat vol raakt, worden de
oudste, afgedrukte faxberichten overschreven bij ontvangst van nieuwe
faxen. Als het geheugen vol raakt met niet-afgedrukte faxen, stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u een fax ontvangt die te groot is, bijvoorbeeld een
zeer gedetailleerde kleurenfoto, wordt deze mogelijk niet in het
geheugen opgeslagen.
Alleen bij fouten Faxen worden alleen in het geheugen van het apparaat opgeslagen als
het apparaat de faxen door een fout niet kan afdrukken (bijvoorbeeld als
het papier in het apparaat op is). Het apparaat blijft inkomende faxen
opslaan zolang er geheugen beschikbaar is. Als het geheugen vol raakt,
stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Wanneer de fout is opgelost, worden de faxen die in het geheugen zijn
opgeslagen automatisch afgedrukt en vervolgens uit het geheugen
verwijderd.
Hoofdstuk 7
64
Fax
Off (Uitschakelen) Faxen worden nooit opgeslagen in het geheugen. Het kan bijvoorbeeld
zijn dat u Backup-faxontvangst wilt uitschakelen omwille van de
veiligheid. Als er een fout optreedt waardoor het apparaat niet kan
afdrukken (bijvoorbeeld als het papier in het apparaat op is), stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u het apparaat uitschakelt terwijl Backup-faxontvangst is
ingeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen verwijderd,
waaronder ook eventuele niet-afgedrukte faxen die u mogelijk hebt ontvangen
terwijl het apparaat niet functioneerde vanwege een fout. In dit geval moet u
contact opnemen met de verzender(s) zodat deze de niet-afgedrukte faxen
opnieuw kunnen verzenden. Druk Faxlogboek af als u een lijst wilt hebben van
alle faxen die u hebt ontvangen. Het Faxlogboek wordt niet verwijderd als het
apparaat is uitgeschakeld.
Opmerking Als u Fax naar pc inschakelt, stelt u Backup-faxontvangst in op Aan.
Als u Backup-faxontvangst instelt op Alleen bij fouten of op Uit, wordt bij de backup-
faxontvangst geprobeerd kleurenfaxen te behouden.
Backup-faxontvangst vanaf het bedieningspaneel van het apparaat instellen
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Backup-faxontvangst.
3. Selecteer met de pijl naar rechts Aan, Alleen bij fouten of Off (Uitschakelen).
4. Druk op OK.
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken
Als u de modus voor Backup-faxontvangst instelt op Aan, worden de ontvangen
faxen in het geheugen opgeslagen, ongeacht of er een fout was in het apparaat of niet.
Opmerking Als het geheugen vol raakt, worden de oudste, afgedrukte
faxberichten overschreven wanneer er nieuwe faxen worden ontvangen. Als geen
van de opgeslagen faxen is afgedrukt, ontvangt het apparaat geen nieuwe faxen
meer totdat u de faxen in het geheugen hebt afgedrukt of eruit hebt verwijderd. Het
kan ook zijn dat u met het oog op beveiliging of privacy de faxen uit het geheugen
wilt verwijderen.
Afhankelijk van de grootte van de faxberichten kunt u maximaal de acht laatste
ontvangen berichten afdrukken, voorzover nog aanwezig in het geheugen. Het kan
bijvoorbeeld nodig zijn om faxen opnieuw af te drukken als u de vorige afdruk kwijt
bent.
Faxen in het geheugen opnieuw afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Druk op Installatie.
(vervolg)
Een fax ontvangen
65
3. Selecteer Hulpmiddelen en vervolgens Faxen in het geheugen opnieuw
afdrukken.
De faxen worden afgedrukt in omgekeerde volgorde als die waarin ze zijn
ontvangen waarbij de meest recent ontvangen fax het eerst wordt afgedrukt, enz.
4. Druk op Annuleren als u wilt stoppen met het opnieuw afdrukken van de faxen in
het geheugen.
Alle faxen uit het geheugen verwijderen vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
Schakel het apparaat uit door op de knop Aan/uit te drukken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen
verwijderd uit het geheugen.
Een fax opvragen voor ontvangst
Dankzij de opvraagfunctie kan de HP All-in-One een ander faxapparaat vragen een
fax te verzenden die in de wachtrij staat. Als u de functie Opvragen voor ontvangst
gebruikt, wordt het aangewezen faxapparaat door de HP All-in-One aangeroepen en
wordt het faxbericht aangevraagd. Het opgegeven faxapparaat moet zijn ingesteld
voor opvragen en er moet een fax klaar zijn voor ontvangst.
Opmerking De HP All-in-One ondersteunt geen beveiligingscodes voor
wachtwoorden. Met deze beveiligingsfunctie moet het ontvangende faxapparaat
een beveiligingscode geven aan het opgevraagde apparaat voordat het de fax kan
ontvangen. Zorg dat er geen beveiligingscode is ingesteld voor het opgevraagde
apparaat (of dat de standaard beveiligingscode is gewijzigd), anders kan de HP All-
in-One de fax niet ontvangen.
Opvragen voor ontvangst van een fax vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Druk in het gebied Fax meerdere malen op Het menu Faxen totdat Hoe faxen
wordt weergegeven.
2. Druk op
totdat Opvragen voor ontvangst wordt weergegeven en druk op OK.
3. Voer het faxnummer van het andere faxapparaat in.
4. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
Opmerking Als u op START FAXEN, Kleur drukt terwijl de afzender de fax in
zwart-wit heeft verzonden, zal het apparaat de fax in zwart-wit afdrukken.
Faxen doorsturen naar een ander nummer
U kunt het apparaat instellen om faxen door te sturen naar een ander faxnummer. Een
fax die in kleur is ontvangen wordt in zwart-wit doorgestuurd.
Hoofdstuk 7
66
Fax
Het verdient aanbeveling te controleren of het nummer waarnaar u de fax doorstuurt
een werkende faxlijn is. Stuur een testfax naar het nummer om na te gaan of het
faxapparaat de faxen kan doorsturen naar dit nummer.
Faxen doorsturen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Fax alleen in zwart-wit
doorsturen.
3. Druk op de pijl naar rechts totdat Aan-doorsturen of Aan-Afdrukken &
doorsturen wordt weergegeven en druk op OK.
Kies Aan-doorsturen als u de fax naar een ander nummer wilt doorsturen
zonder een reservekopie af te drukken op het apparaat.
Opmerking Als het apparaat de fax niet kan doorsturen naar het
opgegeven faxapparaat (als dit bijvoorbeeld is uitgeschakeld), drukt het
apparaat de fax af. Als u het apparaat instelt op het afdrukken van
foutrapporten voor ontvangen faxen, wordt ook een foutrapport afgedrukt.
Kies Aan-Afdrukken & doorsturen om een reservekopie van de ontvangen
fax af te drukken terwijl u de fax naar een ander nummer doorstuurt.
4. Als de prompt verschijnt, voert u het nummer in van het apparaat waarmee de
doorgestuurde faxen worden ontvangen.
5. Voer bij de aanwijzing een startdatum en -tijd, evenals een stopdatum en -tijd in.
6. Druk op OK.
Op het bedieningspaneel van het apparaat verschijnt Fax doorsturen.
Als het apparaat geen stroom meer krijgt wanneer Fax doorsturen is ingesteld,
slaat het de instelling Fax doorsturen en het telefoonnummer op. Als de
stroomvoorziening wordt hersteld, is de instelling voor Fax doorsturen nog steeds
Aan.
Opmerking U kunt het doorsturen van faxen uitschakelen door op Annuleren
op het bedieningspaneel van het apparaat te drukken wanneer het bericht Fax
doorsturen op het display wordt weergegeven. U kunt ook Off (Uitschakelen)
selecteren in het menu Enkel zwart-wit fax doorsturen.
Het papierformaat voor ontvangen faxen instellen
U kunt het papierformaat selecteren voor het ontvangen van faxen. Het geselecteerde
papierformaat moet overeenkomen met het formaat van het papier in de invoerlade.
Faxen kunnen alleen worden afgedrukt op papier van A4-, Letter- of Legal-formaat.
Opmerking Als een onjuist papierformaat in de invoerlade is geplaatst terwijl een
fax wordt ontvangen, zal de fax niet worden afgedrukt en verschijnt er een
foutbericht op het display. Plaats papier van A4-, Letter- of Legal-formaat en druk
op OK om de fax af te drukken.
Een fax ontvangen
67
Het papierformaat voor ontvangen faxen instellen vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Basis faxinstallatie en daarna Formaat faxpapier.
3. Druk op
om een optie te selecteren en druk op OK.
Automatische verkleining voor binnenkomende faxen instellen
De instelling Automatische verkleining bepaalt wat de HP All-in-One doet als er een
fax binnenkomt die te groot is voor het standaardpapierformaat. Deze instelling is
standaard ingeschakeld, dus de afbeelding van de binnenkomende fax wordt, indien
mogelijk, dusdanig verkleind dat deze op een pagina past. Als deze functie is
uitgeschakeld, wordt alle informatie die niet op de eerste pagina past, op een tweede
pagina afgedrukt. Automatische verkleining is handig als u een fax op Legal-formaat
ontvangt als er papier van Letter-formaat in de invoerlade is geplaatst.
Automatische verkleining instellen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstellingen en daarna Automatische verkleining.
3. Druk op
om Off (Uitschakelen) of Aan te selecteren.
4. Druk op OK.
Ongewenste faxnummers blokkeren
Als u via uw telefoonbedrijf gebruikmaakt van een service voor nummerherkenning,
kunt u bepaalde faxnummers blokkeren, zodat het apparaat geen faxen afdrukt die
afkomstig zijn van deze nummers. Bij een binnenkomende faxoproep vergelijkt het
apparaat het nummer met de door u ingestelde lijst van ongewenste faxnummers om
vast te stellen of de oproep moet worden geblokkeerd. Als het nummer overeenkomt
met een nummer in de lijst met geblokkeerde nummers, wordt de fax niet afgedrukt.
(Het maximumaantal faxnummers dat u kunt blokkeren verschilt per model.)
Opmerking Deze functie wordt niet in alle landen/regio's ondersteund. Als de
functie niet wordt ondersteund in uw land/regio, wordt het item
Faxnummerblokkering ingesteld niet weergegeven in het menu Basis
faxinstallatie.
Opmerking Als er geen telefoonnummers in de lijst met beller-ID's staan, wordt
verondersteld dat de gebruiker zich niet op deze service heeft geaboneerd bij de
telefoonmaatschappij.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers
Hoofdstuk 7
68
Fax
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Standaard is de modus Ongewenste faxnummers blokkeren ingesteld op Aan. Als u
via uw telefoonbedrijf geen nummerherkenningsservice hebt aangevraagd of als u
deze functie niet wilt gebruiken, kunt u deze instelling uitschakelen.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Druk op de knop Faxnummerblokkering, selecteer de optie Ongewenste faxen
blokkeren en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers
U kunt op twee manieren een nummer aan de lijst met ongewenste nummers
toevoegen. U kunt nummers selecteren in de beller-ID-lijst of u kunt nieuwe nummers
invoeren. De nummers in de lijst met ongewenste nummers worden geblokkeerd als
de modus Ongewenste faxnummers blokkeren is ingesteld op Aan.
Een nummer in de lijst met beller-ID's selecteren
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer selecteren.
4. Blader met de pijl naar rechts door de nummers waar u faxen van hebt ontvangen.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt blokkeren, drukt u op OK om
dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een selecteren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Handmatig een nummer invoeren dat moet worden geblokkeerd
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer invoeren.
4. Voer met het toetsenblok een faxnummer in dat moet worden geblokkeerd en druk
vervolgens op OK.
Zorg ervoor dat u het faxnummer invoert zoals het op het uitleesvenster van het
bedieningspaneel wordt weergegeven en niet zoals het in het kopschrift van de
ontvangen fax wordt weergegeven. Deze nummers kunnen verschillend zijn.
5. Wanneer de vraag Nog een invoeren?
wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Een fax ontvangen
69
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers
Als u een faxnummer niet meer wilt blokkeren, kunt u het desbetreffende nummer uit
de lijst met ongewenste nummers verwijderen.
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Verwijder nr uit ongewenste nrs.
4. Druk de pijl naar rechts om door de nummers te bladeren die u hebt geblokkeerd.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt verwijderen, drukt u op OK
om dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een wissen? wordt weergegeven, doet u het volgende:
Als u nog een nummer wilt verwijderen uit de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Faxen ontvangen op de computer (Fax naar pc)
Gebruik Fax naar pc om op de computer automatisch faxen te ontvangen en faxen
rechtstreeks op te slaan. Met Fax naar pc kunt u eenvoudig digitale versies van uw
faxen opslaan en hebt u niet meer met grote stapels papier te maken. Ontvangen
faxen worden opgeslagen als TIFF (Tagged Image File Format). Als de fax is
ontvangen, krijgt u een melding met een koppeling naar de map waarin de fax is
opgeslagen.
Voor de bestandsnamen wordt de volgende methode gebruikt:
XXXX_YYYYYYYY_ZZZZZZ.tif, waarbij X de informatie over de afzender is, Y de
datum en Z het tijdstip waarop de fax is ontvangen.
Opmerking Fax naar pc is alleen beschikbaar voor het ontvangen van zwart-
witfaxen. Kleurenfaxen worden afgedrukt in plaats van opgeslagen op de computer.
Opmerking Fax naar pc wordt alleen ondersteund in Windows.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Fax naar pc activeren
Instellingen van Fax naar pc wijzigen
Fax naar pc activeren
Gebruik de wizard Fax naar pc om Fax naar pc te activeren. De wizard Fax naar pc
kan worden gestart vanuit het Solution Center.
Opmerking Als u Fax naar pc inschakelt, controleert u of Backup-faxontvangst in
ingesteld op "Aan".
Hoofdstuk 7
70
Fax
Vereisten voor Fax naar pc:
Het beheerdersprogramma, de computer waarmee de functie Fax naar pc is
geactiveerd, moet altijd aan staan. Er kan maar één computer fungeren als de
beheerderscomputer voor Fax naar pc.
De computer of server van de doelmap, als deze anders is dan de
beheerderscomputer voor Fax naar pc, moet altijd aan staan. De doelcomputer
moet ook actief zijn. Faxen worden niet opgeslagen als de computer in de
slaapstand staat.
De HP Digital Imaging-monitor in de taakbalk van Windows moet altijd aan staan.
Er moet papier in de invoerlade zitten.
De wizard Fax naar pc starten vanuit het Solution Center
1. Open het Solution Center. Zie
Gebruik het HP Solution Center (Windows) voor
meer informatie.
2. Selecteer Instellingen en daarna Wizard Fax naar pc instellen.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om Fax naar pc in te stellen.
Instellingen van Fax naar pc wijzigen
U kunt de instellingen van Fax naar pc op elk gewenst moment vanaf uw computer
bijwerken vanuit de pagina Faxinstellingen in het Solution Center. U kunt Fax naar pc
uitschakelen en het afdrukken van faxen uitschakelen vanuit het bedieningspaneel
van het apparaat.
Instellingen voor Fax naar pc wijzigen vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
1. Druk op de knop Installeren, selecteer Basisfaxinstellingen en vervolgens Fax
naar pc.
2. Selecteer de instelling die u wilt wijzigen. U kunt de volgende instellingen wijzigen:
View PC hostname(Hostnaam pc weergeven): De naam weergeven van de
computer die is ingesteld voor het beheren van Fax naar pc.
Turn Off (Uitschakelen): Fax naar pc uitschakelen.
Opmerking Het Solution Center gebruiken om Fax naar pc in te schakelen.
Disable Fax Print (Afdrukken van faxen uitschakelen): Kies deze optie als u
faxen wilt afdrukken zodra ze worden ontvangen. Als u afdrukken uitschakelt,
worden kleurenfaxen nog wel afgedrukt.
Fax naar pc-instellingen wijzigen vanuit het Solution Center
1. Open het Solution Center. Zie
Gebruik het HP Solution Center (Windows) voor
meer informatie.
2. Selecteer Instellingen en daarna Faxinstellingen.
Een fax ontvangen
71
3. Selecteer de tab Instellingen voor Fax naar pc.
4. Voer alle gewenste wijzigingen in de instellingen door. Druk op OK.
Opmerking De oorspronkelijke instellingen worden overschreven door de
wijzigingen die u aanbrengt.
Faxinstellingen wijzigen
Als u de stappen hebt voltooid in de bij het apparaat geleverde Aan-de-slaggids, kunt
u in de volgende stappen de basisinstellingen wijzigen of andere faxopties
configureren.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het faxkopschrift instellen
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden)
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen
Foutcorrectiemodus fax instellen
Het kiessysteem instellen
Opties opnieuw kiezen instellen
De faxsnelheid instellen
Het faxkopschrift instellen
Het faxkopschrift is de regel tekst met uw naam en faxnummer die wordt afgedrukt
boven aan elke fax die u verstuurt. HP raadt aan het faxkopschrift in te stellen met de
software die u met het apparaat hebt geïnstalleerd. U kunt het faxkopschrift ook
instellen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, zoals hier wordt beschreven.
Opmerking In sommige landen/regio's is de informatie in het faxkopschrift
wettelijk vereist.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Faxkopschrift.
3. Voer met de nummertoetsen uw naam of de naam van uw bedrijf in en druk op OK.
4. Voer met behulp van het numerieke toetsenblok het faxnummer in en druk
vervolgens op OK.
Hoofdstuk 7
72
Fax
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden)
De antwoordmodus bepaalt of binnenkomende oproepen door het apparaat worden
beantwoord.
Schakel de instelling Automatisch antwoorden in als u wilt dat het apparaat
faxen automatisch beantwoordt. Alle binnenkomende oproepen en faxen worden
door het apparaat beantwoord.
Schakel de optie Automatisch antwoorden uit als u faxen handmatig wilt
ontvangen. U moet zelf aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen te
beantwoorden, anders kan het apparaat geen faxberichten ontvangen.
De antwoordmodus via het bedieningspaneel van het apparaat instellen op
handmatig of automatisch
Druk op Automatisch antwoorden om het lampje aan of uit te zetten, zoals dit in
de installatie is opgegeven.
Wanneer het Automatisch antwoorden-lampje brandt, beantwoordt het apparaat
de oproepen automatisch. Wanneer het lampje niet brandt, beantwoordt het
apparaat de oproepen niet.
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen
Als u de optie Automatisch antwoorden inschakelt, kunt u opgeven na hoeveel
belsignalen de binnenkomende oproep automatisch moet worden beantwoord.
De instelling Hoe vaak overgaan is belangrijk als er een antwoordapparaat is
aangesloten op dezelfde telefoonlijn als het apparaat omdat het antwoordapparaat de
telefoon moet beantwoorden voordat het apparaat dat doet. Het aantal beltonen dat u
instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal belsignalen
voordat het antwoordapparaat opneemt.
Stel het antwoordapparaat bijvoorbeeld in op een klein aantal belsignalen en het
apparaat op het hoogste aantal belsignalen. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het antwoordapparaat de oproep en
bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat faxsignalen detecteert, zal het de fax
ontvangen. Als de oproep een gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het
binnenkomende bericht opnemen.
Aantal belsignalen voordat wordt opgenomen instellen via het bedieningspaneel
van het apparaat
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Aantal beltonen voor opnemen.
3. Typ het toepasselijke aantal belsignalen met behulp van het toetsenblok of wijzig
het aantal belsignalen met de pijl naar rechts of naar links.
4. Druk op OK om de instelling te accepteren.
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen
Veel telefoonmaatschappijen bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het
mogelijk is om op één telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken. Als u zich op
deze service abonneert, wordt er aan elk telefoonnummer een ander belpatroon
Faxinstellingen wijzigen
73
toegekend. U kunt het apparaat instellen voor het beantwoorden van binnenkomende
oproepen die een bepaald belpatroon hebben.
Als u het apparaat verbindt met een telefoonlijn met specifieke belsignalen, moet u de
telefoonmaatschappij verzoeken om verschillende belpatronen toe te wijzen aan
binnenkomende gespreksoproepen en faxoproepen. Het is raadzaam om voor een
faxnummer dubbele of drievoudige belsignalen aan te vragen. Als het apparaat het
specifieke belpatroon detecteert, beantwoordt het de oproep en ontvangt het de fax.
Als deze service niet beschikbaar is, gebruikt u het standaard belpatroon Alle beltonen.
Opmerking De HP-fax kan geen faxen ontvangen als het hoofdtelefoonnummer
van de haak is.
Het belpatroon voor een specifieke beltoon wijzigen vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat
1. Controleer of het apparaat is ingesteld om faxoproepen automatisch te
beantwoorden.
2. Druk op Installatie.
3. Druk op Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens op Specifieke beltoon.
4. Druk op de knop naar rechts om een optie te selecteren en druk op OK.
Wanneer de telefoon rinkelt met het belpatroon dat is toegewezen aan de faxlijn,
beantwoordt het apparaat de oproep en ontvangt de fax.
Foutcorrectiemodus fax instellen
Gewoonlijk controleert het apparaat de signalen op de telefoonlijn wanneer een fax
wordt verzonden of ontvangen. Wanneer het een foutsignaal detecteert tijdens de
transmissie en als de foutcorrectie is ingeschakeld, kan het apparaat vragen om een
gedeelte van de fax opnieuw te verzenden.
Schakel deze foutcorrectie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of
ontvangen van een fax en fouten tijdens de transmissie wilt accepteren. Het
uitschakelen van deze functie kan nuttig zijn wanneer u een fax wilt verzenden naar of
ontvangen van een ander land of een andere regio of als u via een satellietverbinding
belt.
De foutcorrectiemodus instellen
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op Het menu Faxen, open het menu
Geavanceerde faxinstallatie en gebruik vervolgens de optie Foutcorrectiemodus.
Het kiessysteem instellen
Stel de toonkeuze- of pulskeuzemodus in met deze procedure. De standaardinstelling
is Toon. Wijzig deze instelling niet tenzij u weet dat uw telefoonlijn niet werkt met
toonkeuze.
Opmerking De optie pulskeuze is niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Hoofdstuk 7
74
Fax
Het kiessysteem instellen
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op Installatie, druk op
Basisinstallatie fax en gebruik vervolgens de optie Toon- of pulskeuze.
Opties opnieuw kiezen instellen
Wanneer het apparaat geen fax heeft kunnen verzenden omdat de ontvangende fax
niet opneemt of in gesprek was, probeert het apparaat om het nummer opnieuw te
kiezen op basis van de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek en Geen antwoord
opnieuw kiezen. Schakel de opties in of uit via de volgende procedure.
Opnieuw kiezen bij in gesprek: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als het een bezettoon krijgt. De
fabrieksinstelling van deze functie is AAN.
Geen antwoord opnieuw kiezen: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als de ontvangende fax niet
antwoordt. De fabrieksinstelling van deze functie is UIT.
De opties opnieuw bellen instellen
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op Installatie, druk op
Geavanceerde faxinstallatie en gebruik vervolgens de opties Opnieuw kiezen
bij in gesprek of Geen antwoord opnieuw kiezen.
De faxsnelheid instellen
U kunt de faxsnelheid instellen die wordt gebruikt voor de communicatie tussen het
apparaat en andere faxapparaten tijdens het verzenden en ontvangen van faxen. De
standaard faxsnelheid is Snel.
Als u een van de volgende opties gebruikt, is het wellicht nodig om de faxsnelheid te
verlagen:
Een Internet-telefoonservice
Een PBX-systeem
Fax over Internet-protocol (FoIP)
Een ISDN-service
Als er tijdens het verzenden en ontvangen van faxen problemen optreden, moet u de
instelling Faxsnelheid mogelijk instellen op Normaal of Langzaam. In de volgende
tabel ziet u een lijst van de beschikbare faxsnelheden.
Instelling faxsnelheid Faxsnelheid
Snel v.34 (33600 baud)
Normaal v.17 (14400 baud)
Langzaam v.29 (9600 baud)
Faxinstellingen wijzigen
75
De faxsnelheid instellen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op Instellingen.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en druk vervolgens op Faxsnelheid.
3. Selecteer een optie met behulp van de pijltoetsen en druk vervolgens op OK.
Faxen via the Internet
U kunt zich abonneren op een goedkope telefoonservice die u de mogelijkheid biedt
faxen met uw apparaat te ontvangen en te verzenden via internet. Deze methode
wordt Fax over Internet-protocol (FoIP) genoemd. U maakt waarschijnlijk gebruik van
een FoIP-service (aangeboden door uw telefoonservice) als u:
samen met het faxnummer een speciale toegangscode kiest, of
een IP-converter hebt om verbinding te maken met Internet; deze biedt ook
analoge telefoonpoorten voor de faxlijn.
Opmerking U kunt uitsluitend faxen verzenden en ontvangen door een
telefoonsnoer aan te sluiten op de 1-LINE-poort op het apparaat. Dit houdt in dat
uw internetverbinding via een converter moet lopen (die ook reguliere analoge
telefoonstekkers heeft voor faxverbindingen) of via uw telefoonmaatschappij.
Sommige internetfaxservices werken niet goed als het apparaat faxen verzendt en
ontvangt op hoge snelheid (33600 bps). Als u bij het verzenden en ontvangen van
faxen met een internetfaxservice problemen ondervindt, moet u een lagere
faxsnelheid gebruiken. Dit is mogelijk door de instelling Faxsnelheid te wijzigen van
Hoog (standaard) naar Normaal. Zie
De faxsnelheid instellen voor informatie over het
wijzigen van deze instelling.
Als u vragen heeft over internetfaxen, kunt u contact opnemen met uw
ondersteuningsafdeling voor internetfaxservices.
Installatie testfax
U kunt uw faxinstallatie testen om de status van het apparaat te controleren en om na
te gaan of het correct is geïnstalleerd om te faxen. Voer deze test uit nadat u het
apparaat hebt geïnstalleerd om te faxen. De test doet het volgende:
Test de faxhardware
Controleert of het juiste type telefoonsnoer is aangesloten op het apparaat
Controleert of het telefoonsnoer op de juiste poort is aangesloten
Controleert de aanwezigheid van een kiestoon
Controleert op de aanwezigheid van een actieve telefoonlijn
Controleert de status van de telefoonlijnverbinding
Hoofdstuk 7
76
Fax
Het apparaat drukt een verslag af met het testresultaat. Als de test mislukt, bekijkt u
het verslag voor informatie over hoe u het probleem kunt oplossen en voert de test
opnieuw uit.
Faxinstallatie testen
1. Stel het apparaat in op faxen volgens uw specifieke installatie-instructies voor thuis
of op kantoor.
2. Zorg ervoor dat de printcartridges zijn geïnstalleerd en dat volledige vellen papier
in de invoerlade zijn geplaatst voor u met de test begint.
3. Druk vanaf het bedieningspaneel van het apparaat op Installeren.
4. Selecteer Tools en selecteer vervolgens Faxtest uitvoeren.
Het apparaat geeft de status van de test weer op het scherm en drukt een rapport
af.
5. Bekijk het rapport.
Controleer of de faxinstellingen in het rapport juist zijn als er nog steeds sprake
is van problemen met faxen, terwijl de test is geslaagd. Een lege of onjuiste
faxinstelling kan faxproblemen veroorzaken.
Als de test is mislukt, kunt u in het rapport informatie vinden over het oplossen
van de aangetroffen problemen.
Rapporten gebruiken
U kunt het apparaat zodanig instellen dat foutrapporten en bevestigingsrapporten
automatisch worden afgedrukt voor elk faxbericht dat u verzendt en ontvangt. Als het
nodig is kunt u systeemrapporten ook handmatig afdrukken. Deze rapporten geven
nuttige informatie over het apparaat.
Standaard is het apparaat zodanig ingesteld dat er alleen een rapport wordt afgedrukt
als zich een probleem voordoet bij het verzenden of ontvangen van een fax. Na het
verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken
Foutrapporten voor faxen afdrukken
Het faxlogboek afdrukken en bekijken
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken
Als u een afgedrukte bevestiging nodig hebt van faxen die goed zijn verzonden, volgt
u onderstaande instructies om de faxbevestiging in te schakelen voordat u faxen gaat
verzenden. Selecteer Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen.
De standaardinstelling voor faxbevestiging is Off (Uitschakelen). Dit betekent dat er
geen bevestigingsrapport wordt afgedrukt voor elke fax die u verzendt of ontvangt. Na
Rapporten gebruiken
77
het verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Faxbevestiging inschakelen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en vervolgens op Faxbevestiging.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Off
(Uitschakelen)
Er wordt geen bevestigingsrapport afgedrukt wanneer u faxberichten
verzendt en ontvangt. Dit is de standaardinstelling.
Bij Fax
verzenden
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt.
Bij Fax
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
ontvangt.
Verzenden &
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt of ontvangt.
Tip Als u Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen kiest en de fax
scant om deze vanuit het geheugen te verzenden, kunt u een afbeelding van
de eerste pagina van de fax opnemen in het rapport Verzendrapport. Druk op
Installatie, op Faxbevestiging en druk dan nogmaals op Bij verzenden fax.
Selecteer Aan in het menu Afbeelding op verzendrapport.
Foutrapporten voor faxen afdrukken
U kunt het apparaat zodanig configureren dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt als er tijdens de transmissie of ontvangst een fout optreedt.
Het apparaat instellen op het automatisch afdrukken van faxfoutrapporten
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en druk vervolgens op Foutrapport fax.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Verzenden &
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het faxen. Dit is de
standaardinstelling.
Off
(Uitschakelen)
Er worden geen faxfoutrapporten afgedrukt.
Bij Fax
verzenden
Afdrukken als er een fout optreedt bij het overbrengen.
Bij Fax
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het ontvangen.
Hoofdstuk 7
78
Fax
Het faxlogboek afdrukken en bekijken
De logs geven een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
U kunt een log afdrukken van faxen die door het apparaat werden ontvangen en
verzonden. Elk item in het log bevat de volgende informatie:
Datum en tijd van verzending
Type (ontvangen of verzonden)
Faxnummer
Duur
Aantal pagina’s
Resultaat (status) van de overdracht
Het faxlog vanaf de HP-beeldbewerkingssoftware bekijken
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg
De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen over de HP-
beeldbewerkingssoftware.
Het log geeft een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel van het apparaat en
vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
De fax-log afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Druk op Installatie op het bedieningspaneel van het apparaat.
2. Druk de pijlknoppen naar beneden naar Rapport afdrukken en druk vervolgens
op OK.
3. Ga met de pijlknoppen naar Faxlog en druk vervolgens op OK.
4. Druk opnieuw op OK om het log af te drukken.
Een fax annuleren
U kunt op elk moment een fax dat u aan het verzenden of ontvangen bent, annuleren.
Een fax annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel van het apparaat om een faxtaak die
u aan het verzenden of ontvangen bent, te stoppen. Als het apparaat niet stopt
met faxen, drukt dan nogmaals op Annuleren.
Het apparaat drukt de pagina's die al aan het afdrukken waren verder af en
annuleert dan de rest van het faxbericht. Dit kan even duren.
Een nummer dat u aan het kiezen bent, annuleren
Druk op Annuleren om het nummer dat u op dat moment aan het kiezen bent, te
annuleren.
Een fax annuleren 79
8 Configureren en beheren
Deze sectie is bedoeld voor de beheerder of persoon die verantwoordelijk is voor het
beheer van het apparaat. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende
onderwerpen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het apparaat beheren
Beheertools voor het apparaat gebruiken
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
Netwerkopties configureren
Het apparaat configureren voor faxen
Het apparaat configureren (Windows)
Het apparaat configureren (Mac OS)
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie
De software verwijderen en opnieuw installeren
Het apparaat beheren
Hieronder worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt beheren.
Zie
Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het activeren en
gebruiken van deze hulpmiddelen.
Opmerking Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden
worden toegepast.
Windows
Bedieningspaneel van het apparaat
Printerdriver
Werkset
Mac OS
Bedieningspaneel van het apparaat
HP Printerprogramma
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het apparaat controleren
Het apparaat beheren
80 Configureren en beheren
Het apparaat controleren
Dit onderdeel bevat aanwijzingen voor het controleren van het apparaat.
Gebruik dit hulpmiddel… om de volgende informatie te verkrijgen....
Bedieningspaneel van het apparaat Informatie over de status van huidige taken,
de bedrijfsstatus van het apparaat en de
status van cartridges.
Werkset (Windows) Informatie over de cartridge: Klik op het
tabblad Geschatte inktniveaus om
informatie te zien over het inktniveau. Blader
vervolgens naar de knop Cartridgedetails.
Klik op de knop Cartridgedetails om
informatie te zien over vervangende
inktcartridges en vervaldata.*
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) Inktpatrooninformatie: Open het
deelvenster Informatie en ondersteuning en
klik op Status benodigdheden.*
* De waarschuwingen en indicatoren voor het inktniveau geven alleen schattingen
voor planningsdoelen. Overweeg om een nieuwe cartridge aan te schaffen op het
moment dat het bericht verschijnt dat de inkt bijna op is, zodat u vertragingen bij het
afdrukken voorkomt. U hoeft de cartridges pas te vervangen als de afdrukkwaliteit niet
meer acceptabel is.
Het apparaat beheren 81
Het apparaat beheren
Dit onderdeel bevat informatie over het beheren van het apparaat en het wijzigen van
instellingen.
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Bedieningspaneel
Taal en land/regio: druk op Installatie en
open het menu Voorkeuren. Als u uw land/
regio niet ziet staan, druk dan 99 en zoek uw
land/regio in de keuzelijst.
Volume van het bedieningspaneel van het
apparaat: Druk op Installatie en open het
menu Voorkeuren.
Geluidsvolume fax: druk op Installatie en
selecteer Geluidsvolume fax.
Afdrukken van automatische rapporten:
druk op Installatie en open het menu
Geavanceerde faxinstallatie.
Het kiessysteem instellen: druk op
Installatie en open het menu Basisinstallatie
fax.
Installatie opties opnieuw kiezen: druk op
Installatie en open het menu Geavanceerde
faxinstallatie.
De datum en tijd instellen: druk op
Installatie, druk op Tools en vervolgens op
Datum en tijd.
Werkset (Windows)
Onderhoudstaken voor het apparaat uitvoeren:
open het tabblad Services.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Lade-instellingen wijzigen: klik op
Papierverwerking in het deelvenster
Printerinstellingen.
Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: open het deelvenster Informatie
en ondersteuning en klik vervolgens op de
optie voor de taak die u wilt uitvoeren.
Beheertools voor het apparaat gebruiken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Werkset (Windows)
Geïntegreerde webserver
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Werkset (Windows)
De Werkset geeft informatie over het onderhoud van het apparaat.
Opmerking Als de computer aan de systeemvereisten voldoet, kunt u de
Werkset vanaf de Starter-cd installeren door voor de volledige installatie te kiezen.
Hoofdstuk 8
82 Configureren en beheren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De Werkset openen
Tabbladen in de Werkset
De Werkset openen
Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Werkset.
Klik met de rechtermuisknop op de HP Digital Imaging-monitor in de taakbalk, wijs
Modelnaam printer aan en klik op Werkset printer weergeven.
Tabbladen in de Werkset
De Werkset bevat de volgende tabbladen.
Tabblad Inhoud
Geschat inktniveau
Informatie over het inktniveau: toont het
geschatte inktniveau voor elke patroon.
Opmerking De waarschuwingen en
indicatoren voor het inktniveau geven alleen
schattingen voor planningsdoelen. Overweeg
om een nieuwe cartridge aan te schaffen op
het moment dat het bericht verschijnt dat de
inkt bijna op is, zodat u vertragingen bij het
afdrukken voorkomt. U hoeft de cartridges pas
te vervangen als de afdrukkwaliteit niet meer
acceptabel is.
Kopen: geeft toegang tot een website waar u
online printerbenodigdheden kunt bestellen
voor het apparaat.
Een cartridge kiezen: toont telefoonnummers
die u kunt opbellen om benodigdheden voor
het apparaat te bestellen. Er zijn niet voor alle
landen/regio's telefoonnummers beschikbaar.
Cartridgedetails: toont bestelnummer van de
geïnstalleerde inktpatronen.
Services
Diagnosepagina afdrukken: hiermee kunt u
de diagnostische zelftestpagina van het
apparaat afdrukken. Deze pagina bevat
informatie over het apparaat en de
benodigdheden. Zie
De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.
Testpagina afdrukken: hiermee kunt u het
zelftestrapport van het apparaat afdrukken.
Deze pagina bevat informatie over het
apparaat en de cartridges. Zie
De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
Cartridges uitlijnen: hulp bij het uitlijnen van
de cartridges. Zie
De printcartridges uitlijnen
voor meer informatie.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 83
Tabblad Inhoud
Cartridges reinigen: hulp bij het reinigen van
de cartridges. Zie
De printcartridges reinigen
voor meer informatie.
Kleur kalibreren: hiermee kunt u de
afgedrukte kleuren kalibreren.
Geïntegreerde webserver
Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de geïntegreerde webserver
gebruiken om informatie over de status te bekijken, instellingen te wijzigen en het
apparaat vanaf de computer te beheren.
Opmerking Zie Specificaties van de geïntegreerde webserver voor een overzicht
van systeemvereisten voor de ingebouwde webserver.
Sommige instellingen zijn alleen toegankelijk nadat een wachtwoord voor de
ingebouwde webserver is opgegeven.
U kunt de geïntegreerde webserver openen en gebruiken zonder verbinding met
internet, maar sommige functies zijn dan niet beschikbaar.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De ingebouwde webserver openen
Pagina's geïntegreerde webserver
De ingebouwde webserver openen
U kunt de geïntegreerde webserver op de volgende manieren openen:
Opmerking Als u de geïntegreerde webserver wilt openen vanuit de printerdriver
(Windows) of het HP Printerhulpprogramma (Mac OS), moet het apparaat zijn
aangesloten op een netwerk en een IP-adres hebben.
Webbrowser: Typ in een ondersteunde webbrowser op uw computer het IP-adres
dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de
webbrowser: http://123.123.123.123
Het IP-adres van het apparaat staat vermeld op de diagnostische zelftestpagina.
Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Als de ingebouwde webserver wordt weergegeven, kunt u deze toevoegen aan de
favorieten zodat u er in het vervolg eenvoudig naartoe kunt gaan.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Op het tabblad Printerinstellingen klikt u
op Extra instellingen en vervolgens op de knop Geïntegreerde webserver openen.
Hoofdstuk 8
84 Configureren en beheren
Pagina's geïntegreerde webserver
De geïntegreerde webserver bevat pagina's die u kunt gebruiken om productinformatie
te bekijken en apparaatinstellingen te wijzigen. De pagina's bevatten ook koppelingen
naar andere e-services.
Pagina's/knoppen Inhoud
Informatiepagina Deze pagina bevat statusinformatie over het
apparaat, de inktbenodigdheden en het inktgebruik
en een gebeurtenissenlogboek (bijvoorbeeld met
fouten).
Pagina Instellingen Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Pagina netwerken Deze pagina bevat informatie over de
netwerkstatus en de netwerkinstellingen die voor
het apparaat zijn geconfigureerd. Deze pagina's
worden alleen weergegeven als het apparaat is
aangesloten op een netwerk. Raadpleeg
Netwerkopties configureren voor meer informatie.
Pagina Bluetooth Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Knoppen Ondersteuning en
Benodigdheden bestellen
Via Ondersteuning hebt u toegang tot een aantal
ondersteuningsservices.
Met Benodigdheden bestellen maakt u online
verbinding om benodigdheden te bestellen.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Het HP Printerhulpprogramma bevat hulpmiddelen voor het configureren van
afdrukinstellingen, het kalibreren van het apparaat, het online bestellen van
benodigdheden en het zoeken van helpinformatie op internet.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het HP Printerhulpprogramma openen
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
Het HP Printerhulpprogramma openen
Zo opent u het HP Printerhulpprogramma vanop het bureaublad
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Applicaties en dubbelklik vervolgens op Hulpprogramma’s.
3. Dubbelklik op het Printerinstallatieprogramma.
4. Selecteer het HP-apparaat en klik op de knop Hulpprogramma.
5. Selecteer het HP-apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 85
Het HP Printerhulpprogramma openen vanuit HP Apparaatbeheer
1. Klik op HP Apparaatbeheer in het Dock.
2. Selecteer Printer onderhouden in het menu Informatie en instellingen.
3. Selecteer het HP-apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
Deelvenster Informatie en ondersteuning
Status benodigdheden: dit venster bevat informatie over de geïnstalleerde
printcartridges.
Info over benodigdheden: toont de opties voor het vervangen van de
printcartridges.
Apparaatgegevens: bevat informatie over het model en serienummer. Deze
pagina bevat informatie over het apparaat en de benodigdheden.
Reinigen: hulp bij het reinigen van de printcartridges.
Uitlijnen: hulp bij het uitlijnen van de printcartridges.
HP-ondersteuning: deze pagina geeft toegang tot de HP-website waar u
ondersteuning vindt voor het apparaat, het apparaat kunt registreren,
benodigdheden kunt bestellen en informatie vindt over het retourneren en recyclen
van gebruikte printerbenodigdheden.
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
Gebruik de diagnostische zelftestpagina voor het volgende:
Informatie bekijken over uw apparaat en de status van de cartridges
Help bij het oplossen van problemen
De diagnostische zelftestpagina bevat ook een log met recente gebeurtenissen.
Hoofdstuk 8
86 Configureren en beheren
Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst de diagnostische zelftestpagina af te
drukken.
1. Printerinformatie: Geeft informatie over het apparaat (zoals productnaam,
modelnummer, serienummer en versie van de firmware) en het aantal pagina's dat
vanuit de lades en accessoires wordt afgedrukt.
2. Sproeiertestpatroon: Ontbrekende lijnen geven problemen met de cartridges
aan. Reinig of vervang de cartridges.
3. Gekleurde balken en vakken: Ongelijkmatige, vervaagde of vage gekleurde
balken of vakken geven aan dat de inkt bijna op is. Controleer de inktniveaus.
4.
Gebeurtenissen: toont recente gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
Een diagnostische zelftestpagina afdrukken
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op Installatie, selecteer Rapport
afdrukken, Zelftestrapport en druk dan op OK.
Werkset (Windows): open het tabblad Services en klik op Testpagina afdrukken.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): klik op Apparaatgegevens in het
deelvenster Informatie en ondersteuning en klik vervolgens op
Configuratiepagina afdrukken.
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
Als het apparaat met een netwerk is verbonden, kunt u een netwerkconfiguratiepagina
afdrukken, waarop u de netwerkinstellingen voor het apparaat kunt bekijken. U kunt de
netwerkconfiguratiepagina gebruiken om problemen met de netwerkverbinding te
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
87
helpen oplossen. Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst deze pagina af te
drukken.
Netwerkconfiguratiepagina
1. Algemene informatie: Informatie over de huidige status en het type actieve
verbinding van het netwerk en andere informatie, zoals de URL van de
geïntegreerde webserver.
2. 802.3 bekabeld: Informatie over de actieve vaste netwerkverbinding, zoals het IP-
adres, het subnetmasker, de standaard-gateway en het hardwareadres van het
apparaat.
3. 802.11 draadloos: Informatie over de actieve draadloze netwerkverbinding, zoals
het IP-adres, de communicatiemodus, de naam van het netwerk, het verificatietype
en de signaalsterkte.
4. mDNS: Hier wordt informatie weergegeven over de actieve mDNS-verbinding
(Multicast Domain Name System). mDNS-services worden meestal gebruikt bij
kleine netwerken voor IP-adressen en het herleiden van namen (via UDP-poort
5353), als er geen conventionele DNS-server wordt gebruikt.
5. SLP: Hier wordt informatie weergegeven over de huidige SLP-verbinding (Service
Location Protocol). SLP wordt gebruikt door netwerkbeheertoepassingen voor het
beheer van apparaten. Het apparaat ondersteunt het SNMPv1-protocol op IP-
netwerken.
De netwerkconfiguratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het
apparaat
Als het apparaat een uitleesscherm met twee regels heeft: Druk op de knop
Installatie, selecteer Netwerkinstallatie, Netwerkinstellingen afdrukken en druk
dan op OK.
Als het apparaat een kleurenscherm heeft: Druk op de knop Installatie, selecteer
Netwerk, Netwerkinstellingen bekijken en Netwerkconfiguratiepagina
afdrukken en druk dan op OK.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Kanaalbereikdefinities
Hoofdstuk 8
88 Configureren en beheren
Kanaalbereikdefinities
De onderstaande lijst vermeldt draadloze kanaalbereikdefinities voor 802.11.
Het eerste cijfer geeft het landnummer aan
Landnummer 0: Kanalen 1-11:
high-power 802.11b
low-power 802.11g
Landnummer 1: Kanalen 1-13:
low-power 802.11b
low-power 802.11g
Landnummer 2: Kanalen 1-14:
low-power 802.11b
low-power 802.11g
Opmerking 802.11g is niet toegestaan op kanaal 14.
Het tweede cijfer geeft de compatibiliteit van
de adhocmodus aan
0: Nominale status adhocaansluiting
1: Adhoc verschijnt altijd aangesloten
Het derde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de infrastructuurmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Het vierde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de adhocmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Netwerkopties configureren
U kunt de netwerkinstellingen voor het apparaat beheren via het bedieningspaneel
van het apparaat, zoals is beschreven in het volgende gedeelte. Voor geavanceerde
instellingen kunt u de geïntegreerde webserver gebruiken. De geïntegreerde
webserver is een configuratie- en statushulpmiddel dat u kunt openen via een
bestaande netwerkverbinding met het apparaat. Zie
Geïntegreerde webserver voor
meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Basisnetwerkinstellingen wijzigen
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen
Basisnetwerkinstellingen wijzigen
Het bedieningspaneel van het apparaat stelt u in staat om een draadloze verbinding in
te stellen en te beheren en om een verscheidenheid aan netwerkbeheertaken uit te
voeren. Deze taken omvatten onder meer het weergeven van de netwerkinstellingen,
het herstellen van de standaardwaarden van het netwerk, het inschakelen van de
draadloze radio en het wijzigen van de netwerkinstellingen.
Netwerkopties configureren 89
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De wizard Draadloze installatie gebruiken
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken
De draadloze radio in- en uitschakelen
De wizard Draadloze installatie gebruiken
De wizard Draadloze installatie biedt u een eenvoudige methode voor het installeren
en het beheren van een draadloze verbinding met het apparaat. Zie
Het apparaat
installeren voor draadloze communicatie voor meer informatie over het installeren van
een draadloze verbinding en de wizard Draadloze installatie.
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken
U kunt een overzicht van de netwerkinstellingen weergeven op het bedieningspaneel
van het apparaat, maar u kunt ook een gedetailleerde netwerkconfiguratiepagina
afdrukken. Op de netwerkconfiguratiepagina worden alle belangrijke
netwerkinstellingen, zoals het IP-adres, de verbindingssnelheid, DNS en mDNS
weergegeven. Zie
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor informatie over het
wijzigen van de netwerkinstelling.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u de instellingen voor vaste (Ethernet-)netwerkinstellingen wilt weergeven,
selecteert u Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Samenvatting
vaste verbinding weergeven.
Als u de instellingen voor draadloze netwerkinstellingen wilt weergeven,
selecteert u Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Samenvatting
draadloze verbinding weergeven.
Als u de netwerkconfiguratiepagina wilt afdrukken, selecteert u
Netwerkinstellingen bekijken en vervolgens Netwerkconfiguratiepagina
afdrukken.
De draadloze radio in- en uitschakelen
De draadloze radio is standaard ingeschakeld, zoals wordt aangegeven met behulp
van het blauwe lampje aan de voorkant van het apparaat. De radio moet zijn
ingeschakeld om de verbinding met een draadloos netwerk te behouden. Als het
apparaat echter is verbonden met een vast netwerk of als u een USB-verbinding
gebruikt, wordt de radio niet gebruikt. In dit geval wilt u de radio mogelijk uitschakelen.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer Draadloze radio en vervolgens Ja als u de radio wilt inschakelen of Nee
als u de radio wilt uitschakelen.
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen
De geavanceerde netwerkinstellingen worden voornamelijk beschreven voor
referentiedoeleinden. Het is echter raadzaam deze instellingen niet te wijzigen, tenzij u
Hoofdstuk 8
90 Configureren en beheren
een ervaren gebruiker bent. De geavanceerde instellingen omvatten de
verbindingssnelheid, de IP-instellingen en de geheugenkaartbeveiliging.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De verbindingssnelheid instellen
IP-instellingen bekijken
IP-instellingen wijzigen
De verbindingssnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen waarmee gegevens via het netwerk worden verzonden.
De standaardinstelling is Automatisch.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer Geavanceerde installatie en vervolgens Verbindingssnelheid.
4. Druk op het getal naast de verbindingssnelheid van uw netwerkhardware:
1. Automatisch
2. 10-Full
3. 10-Half
4. 100-Full
5. 100-Half
IP-instellingen bekijken
Kleurenscherm: Om het IP-adres van het apparaat vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat te bekijken, drukt u op de knop Installatie, selecteert Netwerk,
Netwerkinstellingen bekijken en selecteert vervolgens Overzicht vaste
verbinding weergeven of Overzicht draadloze verbinding weergeven.
Uitleesvenster met 2 regels: Als u het IP-adres van het apparaat wilt bekijken,
moet u de netwerkconfiguratiepagina afdrukken. Raadpleeg
De
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
IP-instellingen wijzigen
De standaard-IP-instelling is Automatisch (het IP-adres wordt automatisch ingesteld).
Als u een ervaren gebruiker bent, kunt u echter het IP-adres, het subnetmasker of de
standaardgateway handmatig wijzigen.
Let op Wees voorzichtig als u handmatig een IP-adres toewijst. Als u tijdens de
installatie een ongeldig IP-adres opgeeft, kunnen de netwerkonderdelen geen
verbinding maken met het apparaat.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer achtereenvolgens Geavanceerde instellingen, IP-instellingen en
Handmatige IP-instellingen.
Netwerkopties configureren 91
4. Druk op het cijfer naast de IP-instelling:
1. IP-adres
2. Subnetmasker
3. Standaardgateway
5. Voer de wijzigingen in en druk op OK.
Het apparaat configureren voor faxen
Nadat u alle stappen uit de beknopte gebruikershandleiding hebt uitgevoerd, kunt u
met behulp van de instructies in dit gedeelte het installeren van de fax voltooien.
Bewaar de beknopte gebruikershandleiding zorgvuldig, zodat u deze in de toekomst
kunt raadplegen.
In dit gedeelte leest u hoe u het apparaat kunt instellen, zodat u een fax kunt
verzenden zonder dat er problemen ontstaan met de reeds aanwezige apparatuur en
services die van dezelfde telefoonlijn gebruikmaken als het apparaat.
Tip U kunt ook de wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-
programma (Mac OS) gebruiken om snel een aantal belangrijke faxopties in te
stellen, zoals de antwoordmodus en de informatie van het faxkopschrift. U kunt de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS)
openen vanuit de software die u bij het apparaat hebt geïnstalleerd. Nadat u de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS) hebt
uitgevoerd, volgt u de procedures in dit gedeelte om de installatie van de fax te
voltooien.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen)
Seriële faxinstallatie
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen)
Voordat u begint met het installeren van het apparaat voor het uitvoeren van faxtaken,
moet u bepalen welk soort telefoonsysteem in uw land/regio wordt gebruikt. De
Hoofdstuk 8
92 Configureren en beheren
instructies voor het instellen van de fax verschillen, afhankelijk van de vraag of u een
serieel of een parallel telefoonsysteem hebt.
Als uw land/regio niet in de onderstaande tabel voorkomt, gebruikt u waarschijnlijk
een serieel telefoonsysteem. Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, kan het
type connector op uw gedeelde apparatuur voor telefonie (modems, telefoon en
antwoordapparaten) niet fysiek worden aangesloten op de "2-EXT"-poort op het
apparaat. In dit geval moet alle apparatuur worden aangesloten op de
telefoonaansluiting.
Opmerking In sommige landen/regio's waar seriële telefoonsystemen worden
gebruikt, is het telefoonsnoer dat bij het apparaat is meegeleverd soms
voorzien van een extra stekker. Hiermee kunt u ook andere telecomapparaten
op dezelfde telefoonaansluiting aansluiten waarop ook het apparaat is
aangesloten.
Als uw land/regio in de tabel voorkomt, hebt u waarschijnlijk een parallel
telefoonsysteem. In een parallel telefoonsysteem kunt u gedeelde
telefoonapparatuur met de telefoonlijn verbinden via de "2-EXT"-poort op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Wij raden u in dat geval aan om het apparaat aan te sluiten op de
telefoonaansluiting met het tweeaderige telefoonsnoer dat bij het apparaat
werd geleverd.
Tabel 8-1 Landen/regio's met een parallel telefoonsysteem
Argentinië Australië Brazilië
Canada Chili China
Colombia Griekenland India
Indonesië Ierland Japan
Korea Latijns-Amerika Maleisië
Mexico Filippijnen Polen
Portugal Rusland Saoedi-Arabië
Singapore Spanje Taiwan
Thailand V.S. Venezuela
Vietnam
Als u niet zeker weet welk type telefoonsysteem u gebruikt (serieel of parallel), kunt u
dat navragen bij uw telefoonmaatschappij.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen)
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL
Het apparaat configureren voor faxen
93
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen)
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een computermodem
en een antwoordapparaat
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een computermodem
voor inbellen en voicemail
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen
Als u probleemloos faxberichten wilt kunnen verzenden, moet u weten welke
apparaten en services de telefoonlijn delen met het apparaat. Dit is belangrijk omdat u
mogelijk enkele bestaande kantoorapparaten rechtstreeks met het apparaat moet
verbinden en omdat u misschien enkele faxinstellingen moet wijzigen om goed te
kunnen faxen.
Lees eerst de vragen in dit deel door en noteer uw antwoorden om te bepalen op
welke manier u het apparaat het beste kunt instellen voor thuis of op kantoor. Zoek
vervolgens op basis van de antwoorden die u hebt genoteerd, in de tabel hieronder de
aanbevolen instelling op.
Zorg ervoor dat u de volgende vragen leest en beantwoordt in de volgorde waarin ze
hieronder voorkomen.
1. Hebt u een DSL-service (Digital Subscriber Line) bij uw telefoonmaatschappij?
(DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL. U hoeft de overige vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
2. Beschikt u over een telefooncentrale (PBX) of een ISDN-aansluiting?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn. U hoeft de overige
vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Hoofdstuk 8
94 Configureren en beheren
3. Bent u via uw telefoonmaatschappij geabonneerd op een service voor specifieke
belsignalen die uit meerdere telefoonnummers met verschillende belsignalen
bestaat?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar
Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op dezelfde lijn. U hoeft de overige vragen niet te
beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Weet u niet zeker of u een specifiek belsignaal hebt? Veel telefoonmaatschappijen
bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het mogelijk is om op één
telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken.
Als u zich op deze service abonneert, heeft elk telefoonnummer een ander
belsignaal. U kunt bijvoorbeeld enkele, dubbele of drievoudige belsignalen voor
verschillende nummers hebben. U kunt bijvoorbeeld een telefoonnummer met een
enkel belsignaal toewijzen aan uw gespreksoproepen, en een ander
telefoonnummer met een dubbel belsignaal aan uw faxoproepen. Hierdoor hoort u
het verschil tussen gespreks- en faxoproepen als de telefoon overgaat.
4. Ontvangt u gespreksoproepen op hetzelfde telefoonnummer dat u gaat gebruiken
voor het ontvangen van faxoproepen met het apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
5. Hebt u een computermodem die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het
apparaat?
Weet u niet zeker of u een computermodem gebruikt? Als u een van de volgende
vragen met Ja beantwoordt, maakt u gebruik van een computermodem:
Kunt u rechtstreeks vanuit computertoepassingen faxberichten verzenden en
ontvangen via een inbelverbinding?
Verzendt en ontvangt u e-mailberichten op uw computer via een
inbelverbinding?
Maakt u verbinding met Internet door middel van een inbelverbinding?
Ga door met de volgende vraag.
6. Hebt u een antwoordapparaat dat gespreksoproepen beantwoordt op hetzelfde
telefoonnummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van faxoproepen op het
apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
7. Bent u geabonneerd op een voicemailservice van uw telefoonmaatschappij en
gebruikt u daarvoor hetzelfde nummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van
faxoproepen op het apparaat?
Nadat u de vragen hebt beantwoord, gaat u naar het volgende deel waarin u de
faxinstellingen kunt selecteren die het beste bij uw situatie passen.
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren
Nu u alle vragen hebt beantwoord over apparatuur en services die de telefoonlijn met
het apparaat delen, kunt u de geschiktste instellingen voor thuis of kantoor kiezen.
Kies in de eerste kolom van de tabel de combinatie van apparaten en services die bij
u thuis of in uw kantoor wordt gebruikt. Zoek op basis van uw telefoonsysteem
vervolgens de juiste instelling op in de tweede of derde kolom van de tabel. Voor elke
situatie vindt u in de volgende gedeelten stapsgewijze instructies.
Het apparaat configureren voor faxen
95
Als u alle vragen in het vorige gedeelte hebt beantwoord en u geen van de
beschreven apparaten of services gebruikt, kiest u "Geen" in de eerste kolom van de
tabel.
Opmerking Als uw thuis- of kantoorinstallatie in dit gedeelte niet wordt genoemd,
stelt u het apparaat in als een gewone analoge telefoon. Sluit het ene uiteinde van
het telefoonsnoer dat is meegeleverd in de doos aan op de telefoonaansluiting en
het andere uiteinde op de poort met het label 1-LINE achter op het apparaat. Als u
een ander telefoonsnoer gebruikt, zult u mogelijk problemen ondervinden met het
verzenden en ontvangen van faxen.
Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Geen
(U hebt alle vragen met Nee
beantwoord.)
Situatie A: Aparte faxlijn (er
worden geen
gespreksoproepen ontvangen)
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
DSL-aansluiting
(U hebt alleen op vraag 1 Ja
geantwoord.)
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
PBX-systeem of ISDN-
aansluiting
(U hebt alleen op vraag 2 Ja
geantwoord.)
Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-
telefoonsysteem of een ISDN-
lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Abonnement op specifieke
belsignalen
(U hebt alleen op vraag 3 Ja
geantwoord.)
Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op
dezelfde lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen
(U hebt alleen op vraag 4 Ja
geantwoord.)
Situatie E: Gedeelde
telefoon-/faxlijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen en
voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4 en
7 met Ja beantwoord.)
Situatie F: Gedeelde
gespreks-/faxlijn met voicemail
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Computermodem voor inbellen
(U hebt alleen op vraag 5 Ja
geantwoord.)
Situatie G: Gedeelde faxlijn
met computermodem (er
komen geen
gespreksoproepen binnen)
N.v.t.
Gespreksoproepen en
computermodem voor inbellen
(U hebt alleen de vragen 4 en
5 met Ja beantwoord.)
Situatie H: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met computermodem
N.v.t.
Gespreksoproepen en
antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4 en
6 met Ja beantwoord.)
Situatie I: Gedeelde lijn voor
gesprekken/fax met
antwoordapparaat
N.v.t.
Hoofdstuk 8
96 Configureren en beheren
Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 6 met Ja beantwoord.)
Situatie J: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem en
een antwoordapparaat
N.v.t.
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 7 met Ja beantwoord.)
Situatie K: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem
voor inbellen en voicemail
N.v.t.
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen)
Als u een aparte telefoonlijn hebt waarop u geen gespreksoproepen ontvangt en er
geen andere apparatuur op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 8-1 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een aparte faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
3. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
4. Voer een faxtest uit.
(vervolg)
Het apparaat configureren voor faxen
97
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL
Als u via uw telefoonmaatschappij gebruikmaakt van een DSL-service, en geen
andere toestellen verbindt met het apparaat, kunt u aan de hand van de instructies in
dit gedeelte een DSL-filter verbinden met de telefoonaansluiting en het apparaat. Het
DSL-filter haalt het digitale signaal weg dat storingen veroorzaakt in de communicatie
tussen het apparaat en de telefoonlijn, zodat het apparaat probleemloos via de
telefoonlijn kan communiceren. (DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Opmerking Als u over een DSL-lijn beschikt en u geen DSL-filter gebruikt, kunt u
met het apparaat geen faxberichten verzenden en ontvangen.
Afbeelding 8-2 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 DSL-filter (of ADSL-filter) en het door de DSL-provider geleverde snoer
3 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat installeren met een DSL-lijn
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de open poort op de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of
op kantoor gebruikt.
Aangezien er slechts één telefoonsnoer wordt geleverd, hebt u voor deze
installatie mogelijk extra snoeren nodig.
Hoofdstuk 8
98 Configureren en beheren
3. Maak met een extra telefoonsnoer een verbinding van de DSL-filter naar de
wandcontactdoos.
4. Voer een faxtest uit.
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn
Als u een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt, dient u het volgende
te doen:
Sluit het apparaat aan op de poort die voor fax- en telefoongebruik is bedoeld als u
een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt. Zorg ook dat, indien
mogelijk, de adapter is ingesteld op het juiste switchtype voor uw land/regio.
Opmerking Bij sommige ISDN-systemen kunt u de poorten configureren voor
specifieke telefoonapparatuur. U kunt bijvoorbeeld een poort toewijzen aan een
telefoon en Groep 3-faxapparaat en een andere voor meerdere doelen. Als u
steeds problemen ondervindt wanneer u bent verbonden met de fax-/
telefoonpoort van uw ISDN-converter, kunt u proberen om het apparaat aan te
sluiten op de multifunctionele poort. Die kan gemarkeerd zijn als "multi-combi"
of iets dergelijks.
Als u gebruik maakt van een telefooncentrale (PBX), stelt u de wisselgesprektoon
in op 'uit'.
Opmerking Veel digitale PBX-telefooncentrales hebben een
wisselgesprektoon die standaard is ingeschakeld. De wisselgesprektoon stoort
de faxtransmissie en u kunt geen faxen verzenden of ontvangen met het
apparaat. Raadpleeg de documentatie die bij het PBX-telefoonsysteem is
geleverd voor instructies voor het uitschakelen van de wisselgesprektoon.
Als u een PBX-telefooncentrale hebt, draait u het nummer van een buitenlijn
voordat u het faxnummer draait.
Zorg dat u het meegeleverde snoer gebruikt om het apparaat op de
telefoonaansluiting aan te sluiten. Als u dat niet doet, zult u mogelijk geen faxen
kunnen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de
telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt. Als het meegeleverde
telefoonsnoer te kort is, kunt u een verbindingsstuk kopen in een elektronicawinkel
en het snoer verlengen.
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn
Als u een abonnement hebt op de service voor specifieke belsignalen (via uw
telefoonmaatschappij) en u één telefoonlijn wilt gebruiken voor verschillende
Het apparaat configureren voor faxen
99
telefoonnummers waarvan elk een ander belpatroon heeft, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 8-3 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een service voor specifieke belsignalen
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
3. Wijzig de instelling Specifiek belsignaal, zodat deze overeenstemt met het
patroon dat de telefoonmaatschappij aan uw faxnummer heeft toegekend.
Opmerking Het apparaat staat standaard ingesteld op het beantwoorden van
alle belpatronen. Als het belpatroon dat u voor Specifiek belsignaal instelt niet
overeenstemt met het belpatroon dat de telefoonmaatschappij aan uw
faxnummer heeft toegewezen, bestaat de kans dat het apparaat zowel
gespreks- als faxoproepen beantwoordt of dat het apparaat helemaal niet
reageert.
4. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
5. Voer een faxtest uit.
Het apparaat beantwoordt automatisch binnenkomende oproepen met het belpatroon
dat u hebt opgegeven (met de instelling Specifiek belsignaal) na het aantal
belsignalen dat u hebt geselecteerd (met de instelling Hoe vaak overgaan).
Vervolgens begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te
sturen en ontvangt het de fax.
Hoofdstuk 8
100 Configureren en beheren
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn
Als u zowel gespreks- als faxoproepen op hetzelfde telefoonnummer ontvangt en
geen andere kantoorapparatuur (of voicemail) op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt
u het apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 8-4 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3 Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een parallel telefoonsysteem hebt, verwijdert u de witte plug van de poort
met het label 2-EXT achter op het apparaat en sluit u vervolgens een telefoon
aan op deze poort.
Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, moet u de telefoon direct op de
apparaatkabel aansluiten met de seriestekker.
Het apparaat configureren voor faxen
101
3. Nu kunt u instellen hoe u wilt dat oproepen door het apparaat worden beantwoord,
automatisch of handmatig:
Als u het apparaat instelt op het automatisch beantwoorden van oproepen,
verloopt het beantwoorden van alle binnenkomende oproepen en het
ontvangen van faxen automatisch. Het apparaat zal in dat geval geen
onderscheid kunnen maken tussen binnenkomende oproepen en faxberichten.
Wanneer u vermoedt dat de oproep een gespreksoproep is, moet u deze
beantwoorden voordat het apparaat de oproep beantwoordt. Stel het apparaat
in op automatisch beantwoorden van binnenkomende oproepen door de
instelling Automatisch antwoorden in te schakelen.
Als u het apparaat instelt op handmatig antwoorden bij faxen, moet u
aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen op te nemen, omdat het
apparaat anders geen faxen kan ontvangen. Stel het apparaat in op het
handmatig beantwoorden van binnenkomende oproepen door de instelling
Automatisch antwoorden uit te schakelen.
4. Voer een faxtest uit.
Als u de telefoon opneemt voordat het apparaat reageert en u faxtonen hoort van een
faxapparaat dat een fax verzendt, moet u de faxoproep handmatig beantwoorden.
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail
Als u op hetzelfde telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en u via
uw telefoonmaatschappij bent geabonneerd op een voicemailservice, stelt u het
apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Opmerking Als u een voicemailservice hebt op hetzelfde telefoonnummer dat u
voor faxen gebruikt, kunt u niet automatisch faxen ontvangen. U moet de faxen
handmatig ontvangen, wat betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Als u uw faxen liever automatisch
ontvangt, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij voor een abonnement
op een service voor specifieke belsignalen of om een aparte telefoonlijn aan te
vragen voor het faxen.
Afbeelding 8-5 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Hoofdstuk 8
102 Configureren en beheren
Instellen van het apparaat met voicemail
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
3. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen. U moet de handmatige fax starten
voordat de voicemail opneemt.
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen)
Als u een faxlijn gebruikt waarop geen gespreksoproepen binnenkomen, maar waarop
wel een computermodem is aangesloten, stelt u het apparaat in zoals in dit gedeelte is
beschreven.
Opmerking Als u een computermodem hebt om in te bellen, deelt deze
inbelmodem de telefoonlijn met het apparaat. U kunt de modem en het apparaat
dan niet tegelijk gebruiken. U kunt met het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl
u met de computermodem een e-mailbericht verzendt of surft op het internet.
Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde telefoonlijn faxt en een computermodem voor inbellen hebt, volg dan
deze aanwijzingen om het apparaat te installeren.
Afbeelding 8-6 Achteraanzicht van het apparaat
Het apparaat configureren voor faxen
103
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3 Computer met modem
Het apparaat instellen met een computermodem voor inbellen
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
7. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Hoofdstuk 8
104 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Als u een DSL-lijn hebt en die gebruikt om te faxen, volg dan deze aanwijzingen om
uw fax te installeren.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
Verbind het ene uiteinde van de bijgeleverde telefoonaansluiting met
de 1-LINE-poort op de achterzijde van het apparaat. Verbind het
andere uiteinde van het snoer met de DSL/ADSL-filter.
4 Computer
5 DSL/ADSL-computermodem
Opmerking U moet een parallelle splitter aanschaffen. Een parallelle splitter
heeft een RJ-11-poort aan de voorkant en twee RJ-11-poorten aan de achterkant.
Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle
splitters met twee RJ-11-poorten aan de achterzijde.
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van het
apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met de achterzijde van het apparaat, kunt u waarschijnlijk
niet faxen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u
mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
3. Verbind de DSL-filter met de parallelle splitter.
4. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
Het apparaat configureren voor faxen
105
5. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
6. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem
Stel het apparaat in zoals in dit gedeelte is beschreven als u op hetzelfde
telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en als u tevens een
computermodem op deze telefoonlijn hebt aangesloten.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt met
het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl u met de computermodem een e-
mailbericht verzendt of surft op het internet.
Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
Gedeelde gespreks-/faxlijn met DSL/ADSL-computermodem
Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde lijn faxt en telefoongesprekken maakt, volg dan deze aanwijzingen
voor het installeren van de fax.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 8-7 Voorbeeld van een parallelle splitter
Hoofdstuk 8
106 Configureren en beheren
Als de computer beschikt over een telefoonpoort, kunt u het apparaat configureren
op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 8-8 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Het bijgeleverde telefoonsnoer is aangesloten op de 1-LINE-poort op
de achterzijde van het apparaat
3 Parallelle splitter
4 Computer
5 Telefoon
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn installeren als een computer met een
telefoonpoort
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Haal het snoer uit
de wandcontactdoos en sluit het aan op de parallelle splitter.
3. Verbindt een telefoonsnoer vanaf de parallelle splitter met de poort met het label 2-
EXT op de achterzijde van het apparaat.
4. Verbind een telefoon met de parallelle splitter.
5. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
Het apparaat configureren voor faxen
107
6. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het HP-apparaat geen faxen
ontvangen.
7. Nu kunt u instellen hoe u wilt dat oproepen door het apparaat worden beantwoord,
automatisch of handmatig:
Als u het apparaat instelt op het automatisch beantwoorden van oproepen,
verloopt het beantwoorden van alle binnenkomende oproepen en het
ontvangen van faxen automatisch. Het apparaat zal in dat geval geen
onderscheid kunnen maken tussen binnenkomende oproepen en faxberichten.
Wanneer u vermoedt dat de oproep een gespreksoproep is, moet u deze
beantwoorden voordat het apparaat de oproep beantwoordt. Stel het apparaat
in op automatisch beantwoorden van binnenkomende oproepen door de
instelling Automatisch antwoorden in te schakelen.
Als u het apparaat instelt op handmatig antwoorden bij faxen, moet u
aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen op te nemen, omdat het
apparaat anders geen faxen kan ontvangen. Stel het apparaat in op het
handmatig beantwoorden van binnenkomende oproepen door de instelling
Automatisch antwoorden uit te schakelen.
8. Voer een faxtest uit.
Opmerking Als uw computer achteraan beschikt over twee telefoonpoorten,
hoeft u geen parallelle splitter te hebben. U kunt de telefoon dan aansluiten op de
OUT-poort op de computermodem voor inbellen.
Als u de telefoon opneemt voordat het apparaat reageert en u faxtonen hoort van een
faxapparaat dat een fax verzendt, moet u de faxoproep handmatig beantwoorden.
Als u op uw telefoonlijn gesprekken voert, faxt en een computermodem voor inbellen
hebt, volg dan deze aanwijzingen om de fax te installeren.
Gedeelde gespreks-/faxlijn met DSL/ADSL-computermodem
Volg deze instructies als uw computer beschikt over een DSL/ADSL-modem
Hoofdstuk 8
108 Configureren en beheren
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
4 Bij het apparaat geleverde telefoonsnoer
5 DSL/ADSL-modem
6 Computer
7 Telefoon
Opmerking U moet een parallelle splitter aanschaffen. Een parallelle splitter
heeft een RJ-11-poort aan de voorkant en twee RJ-11-poorten aan de achterkant.
Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle
splitters met twee RJ-11-poorten aan de achterzijde.
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
Opmerking Telefoons die elders thuis of op kantoor hetzelfde
telefoonnummer delen met de DSL-dienst, moeten met extra DSL-filters zijn
verbonden, anders krijgt u ruis als u telefoongesprekken voert.
2. Met het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer verbindt u het ene uiteinde met
de DSL-filter en het andere uiteinde met de poort met het label 1-LINE aan de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op
kantoor reeds gebruikt.
3. Als u een parallel telefoonsysteem hebt, verwijdert u de witte plug van de poort
met het label 2-EXT achter op het apparaat en sluit u vervolgens een telefoon aan
op deze poort.
4. Verbind de DSL-filter met de parallelle splitter.
5. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
6. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
7. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Het apparaat configureren voor faxen
109
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat
Als u op hetzelfde telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en u
ook een antwoordapparaat gebruikt dat gespreksoproepen beantwoordt op dit
telefoonnummer, stelt u het apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 8-9 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Met het bijgeleverde telefoonsnoer verbindt u de 1-LINE-poort aan de
achterzijde van het apparaat
3 Antwoordapparaat
4 Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn met antwoordapparaat
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
Hoofdstuk 8
110 Configureren en beheren
4. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
7. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.)
8. Voer een faxtest uit.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat
Als u op hetzelfde telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en u
ook een computermodem en een antwoordapparaat op deze telefoonlijn hebt
aangesloten, stelt u het HP-apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het HP-
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt
bijvoorbeeld niet het HP-apparaat gebruiken om te faxen terwijl u de
computermodem gebruikt om een e-mailbericht te verzenden of te surfen op
internet.
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het HP-apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter
aanschaffen, zoals deze hierna is afgebeeld. (Een parallelle splitter heeft een
RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik
Het apparaat configureren voor faxen
111
geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met
twee RJ-11-poorten aan de achterzijde.)
Afbeelding 8-10 Voorbeeld van een parallelle splitter
Als de computer is voorzien van een telefoonpoort, kunt u het HP-apparaat
configureren op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 8-11 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Telefoonsnoer dat is verbonden met de parallelle splitter
3 Parallelle splitter
4 Telefoon (optioneel)
5 Antwoordapparaat
6 Computer met modem
7 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn installeren als een computer met een
telefoonpoort
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het HP-
apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
Hoofdstuk 8
112 Configureren en beheren
3. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een fax verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
verzenden met het apparaat.
4. Gebruik het meegeleverde telefoonsnoer van het HP-apparaat om een verbinding
te maken tussen de telefoonaansluiting en de aansluiting 1-LINE op de achterzijde
van het HP-apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
6. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
7. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
8. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
9. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het HP-apparaat in het maximale
aantal belsignalen dat voor uw HP-apparaat mogelijk is. (Het maximum aantal
belsignalen varieert per land/regio.)
10. Voer een faxtest uit.
Opmerking Als u een computer met twee telefoonpoorten gebruikt, hebt u
geen parallelle splitter nodig. U kunt het antwoordapparaat aansluiten op de
OUT-poort aan de achterzijde van de computer.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Het apparaat configureren voor faxen
113
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
4 Het bijgeleverde telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort aan
de achterzijde van het apparaat
5 DSL/ADSL-modem
6 Computer
7 Antwoordapparaat
8 Telefoon (optioneel)
Opmerking U moet een parallelle splitter aanschaffen. Een parallelle splitter
heeft een RJ-11-poort aan de voorkant en twee RJ-11-poorten aan de achterkant.
Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle
splitters met twee RJ-11-poorten aan de achterzijde.
Hoofdstuk 8
114 Configureren en beheren
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL/ADSL-filter aanschaffen bij uw DSL/ADSL-provider.
Opmerking Telefoons die elders thuis of op kantoor hetzelfde
telefoonnummer delen met de DSL/ADSL-dienst moeten met extra DSL/ADSL-
filters zijn verbonden, anders krijgt u ruis als u telefoongesprekken voert.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de DSL/ADSL--filter en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van
het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL/
ADSL--filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of
op kantoor gebruikt.
3. Verbind de DSL/ADSL-filter met de splitter.
4. Koppel het antwoordapparaat los van de wandcontactdoos en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
5. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
6. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
7. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
8. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is.
Opmerking Het maximale aantal belsignalen varieert per land/regio.
9. Voer een faxtest uit.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Als u op dezelfde telefoonlijn telefoneert, faxt en een DSL-computermodem hebt, volg
dan deze aanwijzingen om de fax te installeren.
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail
Stel het apparaat in volgens de instructies in dit gedeelte als u op dezelfde lijn
gespreks- als faxoproepen ontvangt, terwijl u tegelijkertijd een computermodem voor
inbellen hebt aangesloten en een voicemailservice van uw telefoonmaatschappij hebt
ingesteld.
Het apparaat configureren voor faxen
115
Opmerking Als u een voicemailservice hebt op hetzelfde telefoonnummer dat u
voor faxen gebruikt, kunt u niet automatisch faxen ontvangen. U moet de faxen
handmatig ontvangen, wat betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Als u uw faxen liever automatisch
ontvangt, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij voor een abonnement
op een service voor specifieke belsignalen of om een aparte telefoonlijn aan te
vragen voor het faxen.
Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het apparaat, kunt u de
modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt bijvoorbeeld het apparaat
niet gebruiken om te faxen wanneer u de computermodem gebruikt om een e-
mailbericht te verzenden of te surfen op internet.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 8-12 Voorbeeld van een parallelle splitter
Als de computer is voorzien van twee telefoonpoorten, kunt u het apparaat
configureren op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 8-13 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Hoofdstuk 8
116 Configureren en beheren
3 Parallelle splitter
4 Computer met modem
5 Telefoon
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn instellen als een computer met twee
telefoonpoorten
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Sluit een telefoon aan op de telefoonuitgang achter op het computermodem.
4. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
6. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
7. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen.
Seriële faxinstallatie
Raadpleeg de faxconfiguratiewebsite voor uw land/regio voor informatie over hoe u
het apparaat installeert om te faxen met een serieel telefoonsysteem.
Oostenrijk www.hp.com/at/faxconfig
Duitsland www.hp.com/de/faxconfig
Zwitserland (Frans) www.hp.com/ch/fr/faxconfig
Zwitserland (Duits) www.hp.com/ch/de/faxconfig
Verenigd Koninkrijk www.hp.com/uk/faxconfig
Finland www.hp.fi/faxconfig
Denemarken www.hp.dk/faxconfig
Het apparaat configureren voor faxen
117
Zweden www.hp.se/faxconfig
Noorwegen www.hp.no/faxconfig
Nederland www.hp.nl/faxconfig
België (Nederlands) www.hp.be/nl/faxconfig
België (Frans) www.hp.be/fr/faxconfig
Portugal www.hp.pt/faxconfig
Spanje www.hp.es/faxconfig
Frankrijk www.hp.com/fr/faxconfig
Ierland www.hp.com/ie/faxconfig
Italië www.hp.com/it/faxconfig
Het apparaat configureren (Windows)
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 of hoger moet op het
computersysteem zijn geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen
uitvoeren.
Bovendien moet u beheerdersbevoegdheden hebben om een
printerstuurprogramma te kunnen installeren onder Windows 2000, Windows XP of
Windows Vista.
Het is aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
Sluit het apparaat aan voordat u de software installeert.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Rechtstreekse verbinding
Netwerkverbinding
Rechtstreekse verbinding
Met een USB-kabel kunt u het apparaat rechtstreeks met uw computer verbinden.
Opmerking Als u de apparaatsoftware installeert en het apparaat verbindt met
een computer met Windows, kunt u met USB-kabels extra apparaten op dezelfde
computer aansluiten zonder dat u de apparaatsoftware opnieuw moet installeren.
Het wordt aanbevolen om bij het installeren van het apparaat eerst de software te
installeren en daarna het apparaat aan te sluiten, omdat het installatieprogramma
voorziet in de meest eenvoudige installatieprocedure. Als u de kabel eerst hebt
aangesloten, raadpleegt u
Sluit het apparaat aan voordat u de software installeert.
Hoofdstuk 8
(vervolg)
118 Configureren en beheren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze)
Sluit het apparaat aan voordat u de software installeert
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze)
Software installeren
1. Sluit alle toepassingen af die nog open zijn.
2. Plaats de Starter CD in het cd-rom-station. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
3. Klik in het cd-menu op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Wanneer dit wordt gevraagd, zet u het apparaat aan en sluit u deze met een USB-
kabel aan op de computer. De wizard Nieuwe Hardware gevonden verschijnt op
het beeldscherm van de computer en het pictogram van het apparaat wordt in de
printermap aangemaakt.
Opmerking U mag de USB-kabel ook op een later tijdstip aansluiten wanneer u
het apparaat nodig hebt.
U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel van een
eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Sluit het apparaat aan voordat u de software installeert
Als u het apparaat verbindt voordat u de apparaatsoftware installeert, verschijnt de
wizard Nieuwe Hardware gevonden op het beeldscherm.
Opmerking Als u het apparaat hebt ingeschakeld, mag u deze niet uitschakelen
of loskoppelen terwijl het installatieprogramma actief is. Als u dat wel doet, kan de
installatie niet worden voltooid.
Het apparaat aansluiten
1. In het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden, waarin methodes worden
weergegeven om een printerdriver te zoeken, selecteert u de optie Geavanceerd
en klikt u op Volgende.
Opmerking Laat de wizard Nieuwe hardware gevonden dus niet
automatisch zoeken naar het printerstuurprogramma.
2. Schakel het selectievakje in van de optie waarmee u kunt aangeven dat u de
locatie van het stuurprogramma zelf wilt opgeven en zorg ervoor dat de andere
selectievakjes zijn uitgeschakeld.
3. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Als het cd-menu verschijnt, sluit u het.
4. Blader naar de hoofdmap van de Starter-cd (bijvoorbeeld D) en klik vervolgens op
OK.
5. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm.
Het apparaat configureren (Windows)
119
6. Klik op Voltooien om de wizard Nieuwe hardware gevonden te sluiten. Het
installatieprogramma wordt automatisch gestart door de wizard (dit kan even
duren).
7. Voltooi de installatie.
Opmerking U kunt het apparaat ook delen met andere computers door middel
van een eenvoudig type netwerk dat een lokaal gedeeld netwerk wordt genoemd.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer informatie.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
In een lokaal gedeeld netwerk is het apparaat rechtstreeks aangesloten op de USB-
poort van een geselecteerde computer (de server) en wordt het gedeeld door andere
computers (clients).
Opmerking Wanneer u een rechtstreeks aangesloten apparaat deelt, moet u de
computer met de hoogste versie van het besturingssysteem als server gebruiken.
Als u bijvoorbeeld een computer met Windows XP hebt en een andere computer
met een lagere versie van Windows, kunt u de computer met Windows XP het
beste als server gebruiken.
Gebruik deze configuratie alleen in kleine groepen of wanneer de printer niet veel
wordt gebruikt. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers
op het apparaat afdrukken.
Alleen de afdrukfunctie wordt gedeeld. De functies scannen en kopiëren worden
niet gedeeld.
Het apparaat delen
1. Klik op Start, kies Instellingen en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
– of –
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat, klik op
Eigenschappen en klik dan op het tabblad Delen.
3. Klik op de optie voor het delen van het apparaat en geef een gedeelde naam op.
4. Als u het apparaat wilt delen met clientcomputers met andere Windows-versies,
klikt u op Extra drivers om voor het gemak van deze gebruikers het
stuurprogramma van hun Windows-versie te installeren. De Starter-cd moet in uw
cd-romstation zijn geplaatst.
Netwerkverbinding
Als het apparaat netwerkmogelijkheden heeft, kan het worden gedeeld in een
netwerkomgeving door het rechtstreeks aan te sluiten op het netwerk. Dit type
verbinding heeft als voordeel dat het apparaat via de ingesloten webserver kan
worden beheerd vanaf elke computer binnen het netwerk.
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 of hoger moet op het
computersysteem zijn geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen
uitvoeren.
Hoofdstuk 8
120 Configureren en beheren
Kies de installatieoptie voor het type netwerk waarover u beschikt:
Client/server-netwerk: Als een computer in uw netwerk uitsluitend fungeert als
afdrukserver, installeert u de apparaatsoftware op deze server en vervolgens op
de clientcomputers. Zie
Het apparaat installeren op een netwerk en De software
van het apparaat installeren op clientcomputers voor meer informatie. Met deze
methode kunt u niet de volledige functionaliteit van het apparaat delen.
Clientcomputers kunnen alleen afdrukken op het apparaat.
Peer-to-peer-netwerk: Als u een peer-to-peer-netwerk hebt (een netwerk zonder
een computer die uitsluitend fungeert als afdrukserver), installeert u de software op
de computers waarvoor het apparaat wordt gebruikt. Raadpleeg
Het apparaat
installeren op een netwerk voor meer informatie.
Op beide typen netwerken kunt u met behulp van de wizard Printer toevoegen in
Windows verbinding maken met een netwerkprinter. Raadpleeg
De printerdriver
toevoegen met Printer toevoegen voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het apparaat installeren op een netwerk
De software van het apparaat installeren op clientcomputers
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen
Het apparaat installeren op een netwerk
Voer de onderstaande stappen uit om de apparaatsoftware te installeren in de
volgende netwerkomgevingen:
Een peer-to-peer-netwerk (een netwerk zonder een computer die uitsluitend fungeert
als printserver).
1. Verwijder de beschermklep van de netwerkpoort van het apparaat en sluit het
apparaat aan op het netwerk.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt automatisch
gestart. Als het cd-menu niet automatisch wordt gestart, gaat u naar het cd-
romstation van de computer en dubbelklikt u op Setup.exe.
3. Klik in het cd-menu op Installeren en volg vervolgens de aanwijzingen op het
scherm.
4. Selecteer in het scherm Verbindingstype de optie Vast/draadloos netwerk en
klik vervolgens op Volgende.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Opmerking Zie De software van het apparaat installeren op clientcomputers en
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk als u het apparaat wilt delen
met Windows-clientcomputers.
De software van het apparaat installeren op clientcomputers
Nadat drivers voor de printers zijn geïnstalleerd op de computer die fungeert als
afdrukserver, kunnen de afdrukfuncties worden gedeeld. Afzonderlijke Windows-
gebruikers die het apparaat via het netwerk willen benaderen, moeten de software op
hun computers (clients) installeren.
Het apparaat configureren (Windows)
121
Een clientcomputer kan op de volgende manieren verbinding maken met het apparaat:
In de map Printers dubbelklikt u op het pictogram Printer toevoegen en volgt u de
aanwijzingen voor een netwerkinstallatie. Raadpleeg
De printerdriver toevoegen
met Printer toevoegen voor meer informatie.
Blader naar het apparaat op het netwerk en sleep het naar de map Printers.
Voeg het apparaat toe en installeer de software vanaf het INF-bestand op het
netwerk. Op de Starter-cd zijn de INF-bestanden opgeslagen in de basismap van
de cd.
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Dubbelklik op Printer toevoegen en klik vervolgens op Volgende.
3. Selecteer Netwerkprinter of Netwerkprintserver.
4. Klik op Volgende.
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
Voer het netwerkpad of de wachtrijnaam in van het gedeelde apparaat en klik
vervolgens op Volgende. Klik op Diskette wanneer het programma dit vraagt om
het apparaatmodel te selecteren.
Klik op Volgende en zoek het apparaat in de lijst met gedeelde printers.
6. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te
voltooien.
Het apparaat configureren (Mac OS)
U kunt het apparaat aansluiten op een enkele Macintosh met behulp van een USB-
kabel, maar u kunt het ook delen met andere gebruikers op een netwerk.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding
De software voor een rechtstreekse verbinding installeren
1. Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
2. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram van de cd
op het bureaublad en dubbelklik op het installatiepictogram. U kunt ook de map
Installer op de Starter-cd zoeken.
Hoofdstuk 8
122 Configureren en beheren
3. Klik op Software installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Deel het apparaat, indien nodig, met andere Macintosh-gebruikers.
Directe verbinding: Deel het apparaat met andere Macintosh-gebruikers.
Raadpleeg
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk voor meer
informatie.
Netwerkverbinding: Afzonderlijke Macintosh-gebruikers die het apparaat via
het netwerk willen gebruiken, moeten de apparaatsoftware op hun computers
installeren.
De software voor een netwerkverbinding installeren
1. Verwijder de beschermklep van de netwerkpoort van het apparaat en sluit het
apparaat aan op het netwerk.
2. Plaats de Starter-cd in het cd-station. Het cd-menu wordt automatisch gestart. Als
het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op de cd op het
bureaublad.
3. Klik in het cd-menu op Installeren en volg vervolgens de aanwijzingen op het
scherm.
4. Selecteer in het scherm Verbindingstype de optie Vast/draadloos netwerk en
klik vervolgens op Volgende.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk
Wanneer het apparaat rechtstreeks is aangesloten, kunt u het met andere computers
delen door middel van een eenvoudig soort netwerk dat Printer delen wordt genoemd.
Gebruik Printer delen alleen in kleine groepen of wanneer de printer niet veel wordt
gebruikt. De aangesloten computer gaat trager werken als veel gebruikers op het
apparaat afdrukken.
Voor het delen van het apparaat in een Macintosh-omgeving is ten minste het
volgende vereist:
De Macintosh-computers moeten in het netwerk communiceren via TCP/IP en
moeten een IP-adres hebben. (AppleTalk wordt niet ondersteund.)
Het gedeelde apparaat moet verbonden zijn met een ingebouwde USB-poort op
de Macintosh-hostcomputer.
Op de hostcomputer en de clientcomputers die het gedeelde apparaat gebruiken,
moet het stuurprogramma of PPD voor het apparaat geïnstalleerd zijn. (U kunt de
software voor het delen van het apparaat en de bijbehorende Help-bestanden
installeren via het installatieprogramma.)
Voor meer informatie over het delen van een USB-apparaat raadpleegt u de
ondersteuningsinformatie op de Apple-website (
www.apple.com) of de Mac Help op
de computer.
Opmerking Printer delen wordt ondersteund in Mac OS 10.3 en hoger.
Het apparaat configureren (Mac OS)
123
Het apparaat delen met computers met Mac OS
1. Schakel het delen van de printer in op alle Macintosh-computers (host en clients)
die zijn aangesloten op de printer. Voer, afhankelijk van uw versie van het
besturingssysteem, een van de volgende handelingen uit:
Mac OS 10.3: open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen en
schakel vervolgens het selectievakje naast Mijn printers met andere
computers delen in.
Mac OS 10.4: open Systeemvoorkeuren, klik op Afdrukken & Faxen, klik op
het tabblad Delen, schakel het selectievakje naast Deze printers met andere
computers delen in en selecteer vervolgens de te delen printer.
2. Om af te drukken van de andere Macintosh-computers op het netwerk (de clients),
doet u het volgende:
a. Klik op Bestand en selecteer vervolgens Pagina-instellingen in het document
dat u wilt afdrukken.
b. In het vervolgmenu naast Formatteren voor selecteert u Gedeelde printers
en vervolgens selecteert u het apparaat.
c. Selecteer het Papierformaat en klik vervolgens op OK.
d. Klik in het document op Bestand en selecteer vervolgens Afdrukken.
e. In het vervolgmenu naast Printer selecteert u Gedeelde printers en
vervolgens het apparaat.
f. Bepaal eventueel nog andere instellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie
U kunt het apparaat op een van de volgende manieren instellen op draadloze
communicatie:
Installatiemethode Infrastructuur
draadloze
communicatie
Ad hoc
draadloze
communicatie*
USB-kabel
Zie
De printer installeren in een draadloos netwerk
(Mac OS) of Daadloze communicatie installeren
met het installatieprogramma (Windows) voor meer
informatie.
Bedieningspaneel van het apparaat
* Een ad-hocnetwerk kan worden geïnstalleerd met het hulpprogramma voor
draadloze verbindingen op Starter-cd.
Hoofdstuk 8
124 Configureren en beheren
Opmerking Zie Problemen met draadloze verbindingen oplossen als er
problemen optreden.
Als u het apparaat wilt gebruiken voor draadloze communicatie, moet u het
installatieprogramma minstens eenmaal uitvoeren vanaf de Starter-cd en een
draadloze verbinding maken.
Het apparaat mag niet via een netwerkkabel op het netwerk aangesloten zijn.
Het apparaat voor verzending moet ingebouwde 802.11-voorzieningen of een
ingebouwde 802.11 draadloze kaart hebben.
Het apparaat en de computers die deze gebruiken moeten zich allemaal op
hetzelfde subnet bevinden.
Voordat u de apparaatsoftware installeert, wilt u wellicht de instellingen van uw
netwerk kennen. Deze informatie is te verkrijgen via de systeembeheerders of door de
volgende taken uit te voeren:
De naam van het netwerk of de SSID (Service Set Identifier) en de
communicatiemodus (infrastructuur of ad hoc) van het configuratieprogramma voor
het draadloze toegangspunt van het netwerk (WAP) of de netwerkkaart van uw
computer.
Het type codering dat het netwerk gebruikt, zoals Wired Equivalent Privacy (WEP).
Zoek het beveiligingswachtwoord of de coderingssleutel van het draadloze
apparaat op.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel van het
apparaat met de wizard
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows)
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS)
Draadloze communicatie uitschakelen
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen
Netwerknaam (SSID)
Standaard zoekt het apparaat naar de naam van het draadloze netwerk of de SSID
met de naam 'hpsetup'. Uw netwerk heeft misschien een andere SSID.
Communicatiemethode
Er zijn twee mogelijke communicatiemodi:
Ad hoc: In een netwerk in ad-hocmodus is het apparaat ingesteld op de ad-
hoccommunicatiemethode en communiceert het rechtstreeks en zonder WAP met
andere draadloze apparaten.
Alle apparaten in het netwerk in ad-hocmodus moeten aan de volgende
voorwaarden voldoen:
802.11-compatibel zijn
Ad hoc moet de communicatiemethode zijn
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie
125
Dezelfde netwerknaam (SSID) hebben
Op hetzelfde subnet en kanaal zitten
Dezelfde 802.11-beveiligingsinstellingen hebben
Infrastructuur (aanbevolen): In een netwerk in infrastructuurmodus is het
apparaat ingesteld op de infrastructuurcommunicatiemethode en communiceert
het met andere apparaten op het netwerk, draadloos én bedraad, via een WAP.
WAP's werken normaal gesproken als routers of gateways in kleine netwerken.
Beveiligingsinstellingen
Opmerking Zie De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor de beschikbare
instellingen voor het apparaat.
Ga naar
www.weca.net/opensection/pdf/whitepaper_wi-fi_security4-29-03.pdf voor
meer informatie over beveiliging van draadloze communicatie.
Netwerkverificatie: De standaardinstelling van het apparaat staat op 'Open',
waardoor voor verificatie en codering geen beveiliging nodig is. De andere
mogelijke waarden zijn 'Openen en vervolgens gedeeld', 'Gedeeld' en 'WPA-PSK'
(Wi-Fi
®
Protected Access Pre-Shared Key).
WPA maakt het verzenden van gegevens en de toegang tot bestaande en
toekomstige Wi-Fi netwerken veiliger. Alle bekende zwakke punten van WEP, het
originele landelijke beveiligingsmechanisme in de 802.11-standaard, worden
hiermee verholpen.
WPA2 is de tweede generatie van WPA-beveiliging en biedt bedrijven en klanten
die Wi-Fi gebruiken een hoge mate van zekerheid dat alleen geautoriseerde
gebruikers toegang kunnen krijgen tot hun draadloze netwerken.
Gegevenscodering:
Wired Equivalent Privacy (WEP) biedt beveiliging door gegevens die via
radiogolven van het ene draadloze apparaat naar het andere worden
verzonden te coderen. Apparaten op een WEP-netwerk maken gebruik van
zogenoemde WEP-sleutels om gegevens te coderen. Als uw netwerk van
WEP gebruikmaakt, moet u weten welke WEP-sleutels worden gebruikt.
WPA maakt voor codering gebruik van Temporal Key Integrity Protocol (TKIP)
en maakt gebruik van 802.1X-verificatie met een van de standaardtypen
Extensible Authentication Protocol (EAP) die momenteel beschikbaar zijn.
WPA2 levert een nieuw coderingsschema, de Advanced Encryption Standard
(AES). AES wordt gedefinieerd in CCM (counter cipher-block chaining)-modus
en ondersteunt de Independent Basic Service Set (IBSS) voor meer veiligheid
tussen klantnetwerken in ad-hocmodus.
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel van
het apparaat met de wizard
De wizard Draadloze installatie biedt u een eenvoudige methode voor het installeren
en het beheren van een draadloze verbinding met het apparaat.
Opmerking Om deze methode te kunnen gebruiken, moet u een draadloos
netwerk geïnstalleerd hebben en toepassen.
Hoofdstuk 8
126 Configureren en beheren
1. De hardware van het apparaat installeren (zie de beknopte gebruikershandleiding
of de installatieposter die bij uw apparaat werd geleverd).
2. Druk op de knop Installeren op het bedieningspaneel van het apparaat.
3. Druk op een pijlknop om Netwerk te verplaatsen en druk vervolgens op OK.
4. Druk op een pijlknop om Wizard te verplaatsen en druk vervolgens op OK.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows)
Voor deze methode moet u een draadloos netwerk geïnstalleerd hebben en toepassen.
1. Installeer de hardware van het apparaat (zie de installatieposter).
2. Verwijder de beschermklep van de netwerkpoort van het apparaat.
3. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem worden uitgevoerd.
4. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
5. Klik in het cd-menu op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
6. Selecteer in het scherm Verbindingstype de optie Draadloos en klik vervolgens
op Volgende.
Opmerking Als u het apparaat niet kunt terugvinden, kunt u tijdelijk
communiceren met het apparaat via een netwerkkabel en zo de draadloze
instellingen ervan configureren.
Voer de volgende stappen uit om het apparaat tijdelijk op de computer aan te
sluiten als u er niet in slaagt om draadloze communicatie tot stand te
brengen.
a. Sluit het apparaat tijdelijk via een USB-kabel aan op het netwerk.
b. Volg de aanwijzingen op het scherm en koppel de kabel los als u daarom
wordt gevraagd.
7. In het scherm Netwerknaam selecteren (SSID) klikt u op Een gedetecteerde
draadloze netwerknaam (SSID) selecteren om een draadloos netwerk te
selecteren of klikt u op Een draadloos netwerk opgeven om een nieuwe
netwerknaam in te voeren.
8. Als u liever een nieuwe netwerknaam invoert, voert u deze in op het
bedieningspaneel van het apparaat en drukt u vervolgens op Gereed.
Opmerking Als de door u ingevoerde SSID niet wordt teruggevonden, zult u
gevraagd worden om beveiligingsgegevens te verstrekken. Als het netwerk
geen gebruik maakt van encryptie, zal het installatieprogramma proberen om
de SSID te verifiëren voordat het verdergaat.
9. Als het apparaat geen verbinding kan maken met de netwerknaam, voert u de
juiste WEP-sleutel of het juiste WPA-wachtwoord in op het toetsenblok als u
daarom wordt gevraagd en drukt u vervolgens op Gereed.
Opmerking Zorg ervoor dat u de USB-kabel loskoppelt als u gereed bent.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie
127
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS)
1. Installeer de hardware van het apparaat (zie de installatieposter).
2. Controleer of een AirPort-kaart op de computer is geïnstalleerd.
3. Sluit alle toepassingen die op het computersysteem worden uitgevoerd.
4. Open de AirPort Setup Assistant vanuit de map Hulpprogramma's. Raadpleeg
de AirPort-documentatie voor details over de installatie op draadloze netwerken.
5. Voor ad-hocnetwerken klikt u op het pictogram AirPort op de menubalk en
selecteert u 'hpsetup' onder Computer to Computer Networks. Voor draadloze
netwerken klikt u op het pictogram AirPort en vervolgens op Overige om aan te
sluiten op een netwerk.
6. Plaats de installatie-cd in het cd-romstation. Het cd-menu wordt nu automatisch
geopend. Als het cd-menu niet automatisch wordt geopend, dubbelklikt u op het
installatiepictogram op de Starter-cd.
7. Klik in het cd-menu op Software installeren en volg de aanwijzingen op het
scherm.
8. Op het scherm Verbindingstype selecteert u de optie voor een draadloos netwerk
en klikt u vervolgens op Gereed.
9. Volg de aanwijzingen op het scherm in het Installatieprogramma voor
netwerkprinter, dat automatisch wordt gestart, om de printerdriver te installeren.
Draadloze communicatie uitschakelen
Bedieningspaneel van het apparaat: Druk op Installatie, selecteer Menu
Netwerk, selecteer Draadloze radio en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Druk op de draadloos-knop aan de voorkant van het apparaat.
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk
De volgende tips helpen de kans op storing in een draadloos netwerk te verminderen:
Houd de draadloze apparatuur verwijderd van grote metalen voorwerpen zoals
archiefkasten en van elektromagnetische apparaten zoals magnetrons en
draadloze telefoons, omdat deze radiosignalen kunnen verstoren.
Gebruik de draadloze apparatuur niet in de buurt van grote gebouwen en objecten,
omdat deze radiogolven kunnen absorberen en de signalen kunnen verzwakken.
Plaats de WAP bij een netwerk in infrastructuurmodus op een centrale locatie die
zichtbaar is vanaf de draadloze apparatuur op het netwerk.
Houd alle draadloze apparaten op het netwerk onderling binnen bereik.
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
Overige richtlijnen
Hoofdstuk 8
128 Configureren en beheren
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
MAC-filter is een beveiligingsfunctie waarbij WAP wordt geconfigureerd met een lijst
met MAC-adressen (ook wel hardwareadressen genoemd) van apparaten die via de
WAP toegang mogen krijgen tot het netwerk.
Als de WAP niet over het hardwareadres beschikt van een apparaat dat toegang tot
het netwerk probeert te krijgen, wordt de toegang tot het netwerk door de WAP
geweigerd.
Als de WAP MAC-adressen filtert, moet het MAC-adres van het apparaat aan de WAP-
lijst met geaccepteerde MAC-adressen worden toegevoegd.
1. Druk de netwerkconfiguratiepagina af. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor informatie over de netwerkconfiguratiepagina.
2. Open het configuratieprogramma van de WAP en voeg het hardware-adres van
het apparaat aan de lijst met geaccepteerde MAC-adressen toe.
Overige richtlijnen
Volg de volgende richtlijnen om de veiligheid van een draadloos netwerk te
waarborgen:
Gebruik een wachtwoord van ten minste 20 willekeurige tekens. In een WPA-
wachtwoord kunt u maximaal 63 tekens gebruiken.
Vermijd in een wachtwoord veelvoorkomende woorden of woordgroepen,
eenvoudige opeenvolgingen van tekens (zoals alleen enen) en persoonsgebonden
gegevens. Gebruik altijd willekeurige reeksen die zijn samengesteld uit
hoofdletters en kleine letters, cijfers en, indien toegestaan, speciale tekens zoals
leestekens.
Verander het wachtwoord regelmatig.
Verander het standaardwachtwoord dat de fabrikant heeft ingesteld en waarmee
de beheerder toegang heeft tot het toegangspunt of de draadloze router. Met
sommige routers kunt u ook de beheerdersnaam wijzigen.
Plaats het toegangspunt of de router in het midden van een ruimte en niet bij een
venster.
Schakel indien mogelijk draadloze toegang voor het beheer uit. Als u dat doet,
moet u de router met een bekabelde Ethernet-verbinding aansluiten wanneer u
configuratiewijzigingen wilt doorvoeren.
Schakel indien mogelijk de toegang voor beheer via internet op de router uit. Met
Extern bureaublad kunt u een gecodeerde verbinding maken met een computer
die achter de router werkt en configuratiewijzigingen aanbrengen vanaf de lokale
computer waartoe u via internet toegang hebt.
Om te vermijden dat u per ongeluk toegang krijgt tot het draadloos netwerk van
anderen, schakelt u de instelling uit waarmee automatisch verbinding wordt
gemaakt met niet-gekozen netwerken. Deze optie is in Windows XP standaard
uitgeschakeld.
De software verwijderen en opnieuw installeren
U moet de software mogelijk verwijderen en opnieuw installeren als de installatie
onvolledig is of als u de USB-kabel op de computer hebt aangesloten voordat er een
De software verwijderen en opnieuw installeren 129
bericht werd weergegeven waarin u werd gevraagd om de USB-kabel op de computer
aan te sluiten. Verwijder de toepassingsbestanden van het apparaat niet zomaar van
de computer. Verwijder deze bestanden op de juiste manier met het hulpprogramma
om de installatie te verwijderen dat bij het apparaat is meegeleverd.
Er zijn drie manieren om de software te verwijderen van een Windows-computer en er
is één manier om de software te verwijderen van een Macintosh-computer.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 1
1. Koppel het apparaat los van de computer. Sluit het apparaat pas op de computer
aan nadat u de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
2. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
3. Klik op de taakbalk van Windows achtereenvolgens op Start, Programma's of
Alle programma's, selecteer HP, selecteer Officejet J6400 serie en klik
vervolgens op Verwijderen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Als u wordt gevraagd of u gedeelde bestanden wilt verwijderen, klikt u op Nee.
Andere programma’s die deze bestanden gebruiken, kunnen namelijk slecht gaan
functioneren als deze bestanden worden verwijderd.
6. Start de computer opnieuw op.
7. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren. Volg de instructies op het scherm. Zie ook
De
software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
8. Nadat de software is geïnstalleerd, sluit u het apparaat aan op de computer.
9. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat in te schakelen.
Nadat u het apparaat hebt aangesloten en ingeschakeld, kan het zijn dat u enkele
minuten moet wachten totdat alle Plug and Play-gebeurtenissen zijn voltooid.
10. Volg de instructies op het scherm.
Als de installatie van de software is voltooid, wordt het pictogram HP Digital Imaging-
monitor in het systeemvak van Windows weergegeven.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 2
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Klik in de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen, klik op
Bedieningspaneel en vervolgens op Programma's toevoegen/verwijderen.
– of –
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op
Programma's en functies.
2. Selecteer HP Officejet Pro All-in-One Series en klik vervolgens op Wijzigen/
verwijderen of Verwijderen/wijzigen.
Volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los van de computer.
Hoofdstuk 8
130 Configureren en beheren
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
6. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 3
Opmerking Gebruik deze methode als Verwijderen niet beschikbaar is in het
menu Start van Windows.
1. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van uw computer en
start vervolgens de installatie opnieuw.
2. Koppel het apparaat los van de computer.
3. Selecteer Verwijderen en volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking Het is belangrijk dat u het apparaat loskoppelt voordat u de
computer opnieuw opstart. Sluit het apparaat pas op de computer aan nadat u
de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
5. Start de installatie van het apparaat nogmaals.
6. Kies Installeren.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Macintosh-computer
1. Start HP Apparaatbeheer.
2. Klik op Informatie en instellingen.
3. Selecteer in het vervolgmenu HP AiO-software verwijderen.
Volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw nadat de software is verwijderd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren.
6. Open de cd-rom op het bureaublad en dubbelklik op HP All-in-One Installer.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook
De software installeren voor
een netwerk of rechtstreekse verbinding.
De software verwijderen en opnieuw installeren 131
9 Onderhoud en problemen
oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Werken met printcartridges
Het toestel reinigen
Algemene tips en bronnen voor het oplossen van problemen
Problemen met het afdrukken oplossen
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Problemen met de papierinvoer oplossen
Problemen met het kopiëren oplossen
Scanproblemen oplossen
Faxproblemen oplossen
Netwerkproblemen oplossen
Problemen met draadloze verbindingen oplossen
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
Installatieproblemen oplossen
Storingen verhelpen
Werken met printcartridges
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Ondersteunde printcartridges
De printcartridges hanteren
De printcartridges vervangen
De printcartridges uitlijnen
De printcartridges reinigen
De contactpunten van de printcartridge reinigen
Het gedeelte rondom de inktsproeiers reinigen
Printerbenodigdheden bewaren
Ondersteunde printcartridges
De verkrijgbaarheid van cartridges varieert per land/regio. De cartridges zijn mogelijk
in verschillende formaten verkrijgbaar.
132 Onderhoud en problemen oplossen
Het nummer van de cartridge is terug te vinden op de volgende plaatsen:
Op het label van de printcartridge die u gaat vervangen.
Windows: In de Werkset klikt u, als u over tweerichtingscommunicatie beschikt,
op het tabblad Geschatte inktniveaus, bladert u naar de knop Cartridgedetails
button en klikt u vervolgens op Cartridgedetails.
Mac OS: Vanaf het Hulpprogramma van de HP-printer klikt u op Info
benodigdheden in het paneel Informatie en ondersteuning en vervolgens op
Informatie detailhandel benodigdheden.
De printcartridges hanteren
Voordat u een printcartridge vervangt of reinigt, moet u eerst de namen van de
onderdelen kennen en weten hoe u met de printcartridges moet omgaan.
1 Koperkleurige contactpunten
2 Plastic tape met roze treklipje (moet voorafgaande aan de installatie worden verwijderd)
3 Inktsproeiers onder tape
Houd de printcartridges bij de zwarte plastic zijkanten met het HP-label naar boven
vast. Raak de koperkleurige contactpunten en de inktsproeiers niet aan.
Opmerking Hanteer de printcartridges met zorg. Door cartridges te laten vallen
of er hard tegenaan te stoten kunnen tijdelijke afdrukproblemen of zelfs
permanente schade ontstaan.
De printcartridges vervangen
Als de inkt bijna op is, volgt u deze instructies.
Werken met printcartridges 133
Opmerking Op het display verschijnt een melding als de inkt in de printcartridge
bijna op is. U kunt de inktniveaus ook controleren vanuit de Werkset van de printer
(Windows),of het HP Printerhulpprogramma (Mac OS).
Opmerking Tijdens het afdrukproces wordt de inkt van de printcartridges op
verschillende manieren gebruikt, onder meer voor de initialisatieprocedure die het
apparaat en de printcartridges voorbereidt op het afdrukken. Na gebruik blijft er
ook wat inkt in de printcartridge achter. Zie voor meer informatie
www.hp.com/go/
lnkusage.
De waarschuwingen en indicatoren voor het inktniveau geven alleen schattingen voor
planningsdoelen. Overweeg om een nieuwe cartrdige aan te schaffen op het moment
dat het bericht verschijnt dat de inkt bijna op is, zodat u vertragingen bij het afdrukken
voorkomt. U hoeft de cartridges pas te vervangen als de afdrukkwaliteit niet meer
acceptabel is.
Om printcartridges voor het apparaat te bestellen, gaat u naar
www.hpshopping.com.
Selecteer desgevraagd uw land/regio, volg de aanwijzingen om uw product te
selecteren en klik vervolgens op een van de koppelingen voor bestellingen op de
pagina.
De printcartridges vervangen
1. Zorg dat het apparaat aanstaat.
Let op Als het apparaat is uitgeschakeld wanneer u de toegangsklep voor de
printcartridges omhoog tilt, kunt u de printcartridges in het apparaat niet
vervangen. Als de printcartridges niet op de goede positie zitten wanneer u de
cartridges wilt verwijderen, kan het apparaat beschadigd raken.
2. Open het vak met de printcartridge.
De wagen met printcartridges beweegt geheel naar de rechterkant van het
apparaat.
3. Wacht tot de wagen met printcartridges stilstaat en druk voorzichtig op een
printcartridge om deze te ontgrendelen.
Als u de driekleurencartridge vervangt, verwijdert u de printcartridge uit de sleuf
aan de linkerkant.
Hoofdstuk 9
134 Onderhoud en problemen oplossen
Als u de zwarte of grijze printcartridge of de fotocartridge vervangt, verwijdert u de
printcartridge uit de sleuf aan de rechterkant.
4. Verwijder de printcartridge uit de sleuf door deze naar u toe te trekken.
5. Als u de zwarte printcartridge wilt verwijderen om een fotoprintcartridge te
installeren, bergt u de zwarte of grijze fotocartridge op in de cartridgebeschermer
of in een luchtdichte kunststof verpakking.
6. Haal de nieuwe printcartridge uit de verpakking en verwijder voorzichtig de plastic
tape door aan het roze treklipje te trekken. Zorg dat u van de cartridge zelf alleen
het zwarte plastic aanraakt.
1 Koperkleurige contactpunten
2 Plastic tape met roze treklipje (moet voorafgaande aan de installatie worden verwijderd)
3 Inktsproeiers onder tape
Let op Raak de koperkleurige contactpunten en de inktsproeiers niet aan.
Bevestig ook geen nieuwe tape op de cartridges. Als u dat wel doet, kan dat
leiden tot verstoppingen, problemen met de inkt en slechte elektrische
verbindingen.
Werken met printcartridges 135
7. Houd de cartridge met het HP-logo naar boven en plaats de nieuwe cartridge in de
lege cartridgesleuf. Druk de cartridge stevig in de sleuf totdat deze vast klikt.
Als u een driekleurencartridge installeert, schuift u deze in de linkersleuf.
Als u een zwarte of grijze cartridge of een fotocartridge installeert, schuift u deze in
de rechtersleuf.
8. Sluit het vak met de printcartridges.
Wanneer u een nieuwe printcartridge hebt geplaatst, drukt het apparaat een
pagina voor het uitlijnproces af.
9. Zorg dat er gewoon wit papier in de invoerlade is geplaatst en druk op OK als u
daarom wordt gevraagd.
10. Het apparaat drukt een testpagina af, lijnt de printkop uit en kalibreert de printer. U
kunt deze pagina opnieuw gebruiken of bij het oud papier doen.
Er wordt een bericht weergegeven of de actie is mislukt of geslaagd.
Opmerking Wanneer bij het uitlijnen van de printer gekleurd papier in de
invoerlade is geplaatst, mislukt de uitlijning. Plaats ongebruikt, gewoon wit
papier in de invoerlade en probeer vervolgens opnieuw uit te lijnen.
11. Druk op OK om door te gaan.
Hoofdstuk 9
136 Onderhoud en problemen oplossen
De printcartridges uitlijnen
Telkens wanneer u een cartridge installeert of vervangt, verschijnt op het
bedieningspaneel van de HP All-in-One een bericht waarin u wordt gevraagd de
cartridges uit te lijnen. Ook kunt u op elk gewenst moment de printcartridges uitlijnen
vanaf het bedieningspaneel van het paneel of via de software die u met het apparaat
hebt geïnstalleerd. Als u de printcartridges uitlijnt, weet u zeker dat de afdrukkwaliteit
optimaal is.
Opmerking Als u een printcartridge die u eerder hebt verwijderd, opnieuw
installeert, zal het apparaat geen bericht weergeven over het uitlijnen van de
printcartridge. Het onthoudt de uitlijningswaarden voor die printcartridge, zodat u
de printcartridge niet opnieuw hoeft uit te lijnen.
Printcartridges uitlijnen via het bedieningspaneel van het apparaat als hierover
een bericht wordt weergegeven
1. Zorg ervoor dat ongebruikt, gewoon wit papier van Letter- of A4-formaat in de
invoerlade is geplaatst en druk op OK.
2. Het apparaat drukt een testpagina af en wordt gekalibreerd. U kunt deze pagina
opnieuw gebruiken of bij het oud papier doen.
Opmerking Als bij het uitlijnen van de printcartridges gekleurd papier in de
invoerlade is geplaatst, mislukt de uitlijning. Plaats ongebruikt, wit
standaardpapier in de invoerlade en probeer vervolgens opnieuw uit te lijnen.
Als het uitlijnen weer mislukt, kan het zijn dat de sensor of de printcartridge
defect is. Neem contact op met HP-ondersteuning. Ga naar
www.hp.com/
support. Kies wanneer dit wordt gevraagd uw land/regio en klik vervolgens op
Neem contact op met HP als u contact wilt opnemen met de technische
ondersteuning.
Printcartridges op elk moment vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
uitlijnen
1. Plaats ongebruikt, wit standaardpapier van A4-, Letter- of Legal-formaat in de
invoerlade.
2. Druk op Installatie.
3. Selecteer Tools en daarna Printcartridges uitlijnen.
4. Het apparaat drukt een testpagina af en wordt gekalibreerd. U kunt deze pagina
opnieuw gebruiken of bij het oud papier doen.
Werken met printcartridges 137
Printcartridges uitlijnen vanuit de HP Photosmart-software (Windows)
1. Plaats ongebruikt, wit standaardpapier van A4-, Letter- of Legal-formaat in de
invoerlade.
2. Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Toolbox.
Opmerking U kunt Printer Werkset ook openen vanuit het dialoogvenster
Afdrukeigenschappen. Klik in het dialoogvenster Afdrukeigenschappen op
het tabblad Services en klik vervolgens op Dit apparaat heeft onderhoud
nodig.
De functie Printer Werkset wordt weergegeven.
3. Klik op het tabblad Apparaatservice.
4. Klik op Printcartridges uitlijnen.
Het apparaat drukt een testpagina af en wordt gekalibreerd. U kunt deze pagina
opnieuw gebruiken of bij het oud papier doen.
Printcartridges uitlijnen vanuit de HP Photosmart Studio-software (Mac OS)
1. Plaats ongebruikt, wit standaardpapier van A4-, Letter- of Legal-formaat in de
invoerlade.
2. HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Open het HP Printerhulpprogramma. Ga
voor meer informatie naar
HP Printerhulpprogramma (Mac OS). Klik op Uitlijnen
en volg de aanwijzingen op het scherm.
De printcartridges reinigen
Gebruik deze functie als er witte lijnen door een van de gekleurde lijnen lopen of als
een kleur troebel is. Reinig inktpatronen niet onnodig omdat u daarmee inkt verspilt en
de levensduur van de inktsproeiers verkort.
De printcartridges reinigen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat
1. Plaats ongebruikt, wit standaardpapier van A4-, Letter- of Legal-formaat in de
invoerlade.
2. Druk op Installatie.
3. Druk op 6 en vervolgens op 1.
Hiermee selecteert u Tools en vervolgens Printcartridges reinigen.
Het apparaat drukt een pagina af die u opnieuw kunt gebruiken of kunt weggooien.
Als na het schoonmaken de kopieer- of afdrukkwaliteit nog steeds onvoldoende is,
maakt u de contactpunten van de printcartridge schoon voordat u de betreffende
printcartridge terugplaatst.
Hoofdstuk 9
138 Onderhoud en problemen oplossen
De printcartridges reinigen vanuit de HP Photosmart-software
1. Plaats ongebruikt, wit standaardpapier van A4-, Letter- of Legal-formaat in de
invoerlade.
2. Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Werkset.
Opmerking U kunt Printer Werkset ook openen vanuit het dialoogvenster
Afdrukeigenschappen. Klik in het dialoogvenster Afdrukeigenschappen op
het tabblad Services en klik vervolgens op Dit apparaat heeft onderhoud
nodig.
De functie Printer Werkset wordt weergegeven.
3. Klik op het tabblad Apparaatservice.
4. Klik op Printcartridges reinigen.
5. Volg de aanwijzingen totdat u tevreden bent met de kwaliteit van de afdrukken en
klik vervolgens op Gereed.
Als na het schoonmaken de kopieer- of afdrukkwaliteit nog steeds onvoldoende is,
maakt u de contactpunten van de printcartridge schoon voordat u de betreffende
printcartridge terugplaatst.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
1. Open het HP Printerprogramma. Ga voor meer informatie naar
HP
Printerhulpprogramma (Mac OS).
2. Klik op Reinigen en volg de aanwijzingen op het scherm.
De contactpunten van de printcartridge reinigen
Maak de contactpunten van een printcartridge alleen schoon als er herhaaldelijk
meldingen op het display verschijnen waarin u wordt gevraagd een cartridge te
controleren, terwijl u de printcartridges al hebt gereinigd of uitgelijnd.
Voordat u de contactpunten van een printcartridge reinigt, verwijdert u de
printcartridge en controleert u dat niets op de contactpunten van de printcartridge zit.
Vervolgens plaatst u de printcartridge opnieuw. Reinig de contactpunten van de
printcartridge wanneer u meldingen blijft krijgen dat u de printcartridges moet
controleren.
Zorg dat u het volgende bij de hand hebt:
Schuimrubberen veegstokjes, pluisvrije doek of ander zacht materiaal dat niet
loslaat of vezels achterlaat.
Tip Koffiefilterzakjes zijn pluisvrij en prima geschikt voor het reinigen van
printcartridges.
Gedistilleerd water, gefilterd water of bronwater (water uit de kraan kan deeltjes
bevatten waardoor de printcartridges kunnen worden beschadigd).
Let op Gebruik geen metaalpoetsmiddelen of alcohol om de contactpunten
van printcartridges te reinigen. Hierdoor kan de printcartridge of de HP All-in-
One beschadigd raken.
Werken met printcartridges 139
De contactpunten van de printcartridge reinigen
1. Zet het apparaat aan en open de klep voor de printcartridge.
De wagen met printcartridges beweegt geheel naar de rechterkant van het
apparaat.
2. Wacht tot de wagen met printcartridges stilstaat en koppel vervolgens de stekker
los van de achterkant van het apparaat.
Opmerking De datum en tijd zijn mogelijk gewist, afhankelijk van hoe lang de
HP All-in-One geen stroom heeft ontvangen. Als u de stekker weer aansluit,
moet u de datum en de tijd wellicht opnieuw instellen.
3. Druk voorzichtig op de printcartridge om deze te ontgrendelen en trek de cartridge
naar u toe uit de houder.
4. Controleer de contactpunten van de printcartridge op aangekoekte inkt en vuil.
5. Dompel een schoon schuimrubberen veegstokje of pluisvrij doekje in het
gedistilleerde water en knijp het overtollige vocht eruit.
6. Houd de printcartridge vast aan de zijkanten.
7. Reinig alleen de koperkleurige contactpunten. Laat de printcartridges circa tien
minuten drogen.
1 Koperkleurige contactpunten
2 Inktsproeiers (niet schoonmaken)
8. Schuif de printcartridge terug in de sleuf. Duw de printcartridge naar voren totdat
hij vastklikt.
9. Herhaal indien nodig deze procedure voor de andere printcartridge.
10. Sluit voorzichtig de klep voor de printcartridge en sluit het netsnoer aan op de
achterkant van het apparaat.
Het gedeelte rondom de inktsproeiers reinigen
Als het apparaat wordt gebruikt in een stoffige omgeving, kan zich een kleine
hoeveelheid vuil in het apparaat opstapelen. Dut vuil kan bestaan uit stof, haar en
vezels van tapijten en kleren. Als er vuil op de printcartridges terechtkomt, kan dat
Hoofdstuk 9
140 Onderhoud en problemen oplossen
leiden tot inktstrepen en vlekken op de bedrukte pagina's. Het probleem van de
inktstrepen kan worden opgelost door het gebied rond de inktsproeiers te reinigen
zoals hier wordt beschreven.
Opmerking Reinig het gebied rond de inktsproeiers alleen als de inkt in uw
afdrukken er streperig en vlekkerig blijft uitzien terwijl u de printcartridges al hebt
gereinigd met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat of met de
software die u bij de HP All-in-One hebt geïnstalleerd.
Zorg dat u het volgende bij de hand hebt:
Schuimrubberen veegstokjes, pluisvrije doek of ander zacht materiaal dat niet
loslaat of vezels achterlaat.
Tip Koffiefilterzakjes zijn pluisvrij en prima geschikt voor het reinigen van
printcartridges.
Gedistilleerd water, gefilterd water of bronwater (water uit de kraan kan deeltjes
bevatten waardoor de printcartridges kunnen worden beschadigd).
Let op Raak de koperkleurige contactpunten en de inktsproeiers niet aan. Als
u deze delen aanraakt kan dit leiden tot verstoppingen, inktfouten en slechte
elektronische verbindingen.
Het gedeelte rondom de inktsproeiers reinigen
1. Zet het apparaat aan en open de klep voor de printcartridge.
De wagen met printcartridges beweegt geheel naar de rechterkant van het
apparaat.
2. Wacht tot de wagen met printcartridges stilstaat en koppel vervolgens de stekker
los van de achterkant van het apparaat.
Opmerking De datum en tijd zijn mogelijk gewist, afhankelijk van hoe lang de
HP All-in-One geen stroom heeft ontvangen. Als u de stekker weer aansluit,
moet u de datum en de tijd wellicht opnieuw instellen.
3. Druk voorzichtig op de printcartridge om deze te ontgrendelen en trek de cartridge
naar u toe uit de houder.
Opmerking Verwijder de twee printcartridges niet tegelijk. Verwijder en reinig
de printcartridges een voor een. Laat een printcartridge niet langer dan een
half uur buiten het apparaat liggen.
4. Plaats de printcartridge op een vel papier met de inktsproeiers naar boven.
5. Bevochtig een schuimrubberen veegstokje met gedestilleerd water.
Werken met printcartridges 141
6. Reinig de voorkant en de randen van het gedeelte rondom de inktsproeiers met
het stokje, zoals hieronder wordt weergegeven.
1 Inktsproeierplaat (niet schoonmaken)
2 Voorkant en randen van gedeelte met inktsproeiers
Let op Maak de inktsproeierplaat niet schoon.
7. Schuif de printcartridge terug in de sleuf. Duw de printcartridge naar voren totdat
hij vastklikt.
8. Herhaal indien nodig deze procedure voor de andere printcartridge.
9. Sluit voorzichtig de klep voor de printcartridge en sluit het netsnoer aan op de
achterkant van het apparaat.
Printerbenodigdheden bewaren
De cartridgebeschermer is ontworpen om een cartridge veilig te bewaren en om
uitdroging te voorkomen wanneer de cartridge niet wordt gebruikt. Wanneer u een
cartridge uit de printer verwijdert met de bedoeling om deze later weer te gebruiken,
bewaart u de cartridge in de beschermer. Bewaar de zwarte cartridge bijvoorbeeld in
een beschermer als u deze verwijdert zodat u hoogwaardige foto’s kunt afdrukken met
de foto- en driekleurencartridge.
Opmerking Als u geen cartridgebeschermer heeft, kunt u er een bestellen bij HP
Klantenondersteuning. Zie
Ondersteuning en garantie voor meer informatie. U kunt
ook een luchtdichte container, zoals een plastic bakje, gebruiken. Zorg ervoor dat
de sproeiers niets raken als u de cartridge bewaart.
Hoofdstuk 9
142 Onderhoud en problemen oplossen
Een cartridge in de beschermer plaatsen
Schuif de cartridge onder een kleine hoek in de beschermer en klik deze
vervolgens stevig vast.
De cartridge uit de beschermer halen
Druk de bovenkant van de beschermer naar beneden en naar achteren zodat de
cartridge wordt ontgrendeld. Schuif vervolgens de cartridge voorzichtig uit de
beschermer.
Het toestel reinigen
Aan de hand van de instructies in dit gedeelte kunt u ervoor zorgen dat het apparaat
optimaal blijft functioneren. Voer de volgende onderhoudsprocedures uit voor zover dit
nodig is.
Stof of vuil op de glasplaat van de scanner, op de binnenkant van de scannerklep of
het scannerkader kunnen de werking van het apparaat vertragen en een negatieve
invloed hebben op speciale functies, zoals het aanpassen van kopieën aan een
bepaald paginaformaat.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De glasplaat van de scanner reinigen
De buitenkant reinigen
De automatische documentinvoer reinigen
Het toestel reinigen
143
De glasplaat van de scanner reinigen
De glasplaat van de scanner reinigen
1. Schakel het apparaat uit.
2. Til de scannerklep op.
3. Reinig het glas met een zachte, pluisvrije doek waarop een zacht
glasreinigingsmiddel is gesproeid. Droog het glas met een droge, zachte en
pluisvrije doek.
Let op De glasplaat van de scanner alleen reinigen met een
glasreinigingsmiddel. Vermijd het gebruik van reinigingsmiddelen met
schuurmiddelen, aceton, benzeen of tetrachloorkoolstof op het glas. Die
kunnen de glasplaat beschadigen. Vermijd isopropylalcohol want dat kan
strepen achterlaten op de glasplaat.
Let op Het glasreinigingsmiddel niet rechtstreeks aanbrengen op de
glasplaat. Als teveel glasreinigingsmiddel wordt aangebracht, kan dit onder de
glasplaat lekken en de scanner beschadigen.
4. Sluit de scannerklep en zet het apparaat aan.
De buitenkant reinigen
Opmerking Zet het apparaat af en haal het netsnoer uit het stopcontact voordat
u het gaat reinigen.
Gebruik een zachte, vochtige, pluisvrije doek om stof, vegen en vlekken van de
behuizing te verwijderen. De buitenkant van het apparaat hoeft niet te worden
gereinigd. Houd vloeistoffen uit de buurt van de binnenzijde en het bedieningspaneel
van het apparaat.
De automatische documentinvoer reinigen
Als de automatische documentinvoer meerdere pagina's tegelijk ontvangt of als deze
geen gewoon papier ontvangt, kunt u de rollen en het scheidingsmechanisme
Hoofdstuk 9
144 Onderhoud en problemen oplossen
reinigen. Til de klep van de automatische documentinvoer op om bij de papierdoorvoer
te kunnen, reinig de rollen of het scheidingsmechanisme en sluit de klep.
De rollers of het scheidingskussen reinigen
1. Verwijder eventuele originelen uit de documentlader.
2. Til de klep van de automatische documentinvoer op (1).
Hierdoor kunt u eenvoudig bij de rollen (2) en het scheidingsmechanisme (3)
komen, zoals hieronder wordt weergegeven.
1 Klep van de automatische documentinvoer
2 Rollen
3 Scheidingskussen
3. Bevochtig een schone pluisvrije doek met gedestilleerd water en wring de
overtollige vloeistof uit de doek.
4. Gebruik de bevochtigde doek om de rollers of het scheidingskussen te reinigen.
Opmerking Als het niet lukt om de aanslag te verwijderen met behulp van
gedestilleerd water kunt u eventueel isopropylalcohol gebruiken.
5. Sluit het deksel van de automatische documentinvoer.
Het toestel reinigen
145
De glasstrip in de automatische documentinvoer schoonmaken
1. Schakel de HP All-in-One uit en haal de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact.
Opmerking De datum en tijd zijn mogelijk gewist, afhankelijk van hoe lang de
HP All-in-One geen stroom heeft ontvangen. Als u de stekker weer aansluit,
moet u de datum en de tijd wellicht opnieuw instellen.
2. Til de klep omhoog, alsof u een origineel op de glasplaat zou plaatsen.
3. Til de kap van de automatische documentinvoer omhoog.
Hoofdstuk 9
146 Onderhoud en problemen oplossen
4. Trek het mechamisme van de automatische documentinvoer omhoog.
Onder de automatische documentinvoer bevindt zich een glasstrip.
5. Reinig de glasstrip met een zachte doek of spons, die u vochtig hebt gemaakt met
een niet-schurend glasschoonmaakmiddel.
Let op Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen of
tetrachloormethaan op het glas. Dit kan hierdoor worden beschadigd. Giet of
spuit geen vloeistof rechtstreeks op de glasplaat. Deze kan onder de glasplaat
lopen en het apparaat beschadigen.
6. Laat het mechanisme van de automatische documentinvoer zakken en sluit
vervolgens de klep van de automatische documentinvoer.
7. Sluit de klep.
8. Sluit het netsnoer weer aan en schakel de HP All-in-One in.
Algemene tips en bronnen voor het oplossen van
problemen
Probeer het volgende als u een probleem met afdrukken wilt oplossen.
Zie
Storingen verhelpen voor papierstoringen.
Zie
Problemen met de papierinvoer oplossen voor informatie over
papierinvoerproblemen, zoals een scheve of foutieve papierinvoer.
Algemene tips en bronnen voor het oplossen van problemen
147
Aan/uit-lampje brandt en knippert niet. Wanneer het apparaat voor de eerste keer
wordt ingeschakeld, duurt het ongeveer 12 minuten om te initialiseren nadat de
printcartridges zijn geïnstalleerd.
Zorg dat de voedingskabel en andere kabels functioneren en goed op het
apparaat zijn aangesloten. Zorg dat het apparaat goed is verbonden met een
werkend stopcontact en is ingeschakeld. Zie
Elektrische specificaties voor
spanningsvereisten.
Afdrukmateriaal moet goed in de invoerlade zijn geplaatst en niet in het apparaat
zijn vastgelopen.
Alle verpakkingstape en -materialen moeten zijn verwijderd.
Het apparaat is ingesteld als de huidige printer of standaardprinter. Windows-
gebruikers kunnen het apparaat als standaardprinter instellen in de map Printers.
Mac-gebruikers kunnen de printer in het printerinstallatieprogramma instellen als
standaardprinter. Raadpleeg de documentatie bij uw computer voor meer
informatie.
Zorg dat Afdrukken onderbreken niet is geselecteerd als u een computer met
Windows gebruikt.
Zorg dat er niet te veel programma's actief zijn wanneer u een taak uitvoert. Sluit
de programma's die u niet gebruikt of start de computer opnieuw op voordat u de
taak opnieuw afdrukt.
Onderwerpen over het oplossen van problemen
Problemen met het afdrukken oplossen
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Problemen met de papierinvoer oplossen
Problemen met het kopiëren oplossen
Scanproblemen oplossen
Faxproblemen oplossen
Netwerkproblemen oplossen
Problemen met draadloze verbindingen oplossen
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
Installatieproblemen oplossen
Problemen met het afdrukken oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
Het afdrukken duurt lang
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Hoofdstuk 9
148 Onderhoud en problemen oplossen
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld
Controleer de netvoeding en aansluiting van het netsnoer
Controleer of het apparaat goed is verbonden met een werkend stopcontact. Zie
Elektrische specificaties voor spanningsvereisten.
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding
Er is een fout opgetreden die niet kan worden hersteld
Koppel alle kabels los (zoals het netsnoer en de USB-kabel), wacht ongeveer 20
seconden en verbind de kabels opnieuw. Bezoek de website van HP (
www.hp.com/
support) als het probleem aanhoudt. Daar vindt u de laatste informatie over het
oplossen van problemen en de laatste productfixes en -updates.
Het apparaat reageert niet (drukt niet af)
Er zitten printtaken vast in de afdrukwachtrij
Open de afdrukwachtrij, annulleer alle documenten, en start vervolgens de computer
opnieuw op. Probeer te printen nadat de computer opnieuw is opgestart. Zie het Help-
systeem voor het besturingssysteem voor meer informatie.
Controleer de apparaatinstellingen
Raadpleeg
Algemene tips en bronnen voor het oplossen van problemen voor meer
informatie.
Controleer de installatie van de software van het apparaat
Als het apparaat tijdens het afdrukken wordt uitgeschakeld, moet er een
waarschuwingsbericht op het scherm verschijnen. Gebeurt dit niet, dan is de software
van het apparaat wellicht niet goed geïnstalleerd. Om dit op te lossen verwijdert u de
software van uw computer en installeert u deze vervolgens opnieuw. Raadpleeg
De
software verwijderen en opnieuw installeren voor meer informatie.
Controleer de kabelaansluitingen
Controleer of beide uiteinden van de netwerk-/USB-kabel goed zijn aangesloten.
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk, doet u het volgende:
Controleer of het verbindingslampje aan de achterzijde van het apparaat brandt.
Controleer of u niet een telefoonsnoer hebt gebruikt om het apparaat te
verbinden.
Controleer individuele firewallsoftware die op de computer is geïnstalleerd
De persoonlijke firewall is een beveiligingsprogramma dat de computer beschermt
tegen indringers. De firewall kan echter ook de communicatie tussen de computer en
het apparaat blokkeren. Als u een communicatieprobleem met het apparaat hebt, kunt
u proberen de firewall tijdelijk uit te schakelen. Als het probleem zich blijft voordoen, is
de firewall niet de oorzaak van het communicatieprobleem. Schakel de firewall dan
weer in.
Problemen met het afdrukken oplossen
149
Het afdrukken duurt lang
Controleer de systeemconfiguratie en de hulpmiddelen.
Controleer of de computer voldoet aan de minimale systeemvereisten voor het
apparaat. Raadpleeg
Systeemvereisten voor meer informatie.
Controleer de instellingen van software van het apparaat
De afdruksnelheid is langzamer wanneer Beste of Maximale dpi is geselecteerd als
afdrukkwaliteit. Verhoog de afdruksnelheid door andere afdrukinstellingen te
selecteren in de apparaatdriver. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt
De inktpatroon reinigen
Voer de reinigingsprocedure voor de inktpatronen volledig uit. Ga voor meer informatie
naar
De printcartridges reinigen.
Controleer de materiaalinstellingen
Controleer of u in het printerstuurprogramma de juiste instellingen voor
afdrukkwaliteit hebt geselecteerd voor het afdrukmateriaal in de lades.
Controleer of de paginabreedte in het printerstuurprogramma overeenkomt met de
breedte van het afdrukmateriaal in de lade.
Er wordt meer dan een pagina genomen
Zie
Problemen met de papierinvoer oplossen voor meer informatie over het oplossen
van problemen met de papiertoevoer.
Het bestand bevat een blanco pagina
Controleer het bestand om na te gaan of het geen blanco pagina bevat.
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten
Controleer de inktpatronen
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Ondersteunde printcartridges voor meer informatie.
Controleer de marge-instellingen
Zorg dat de marge-instellingen van het document niet buiten het afdrukgebied van uw
apparaat liggen. Raadpleeg
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de kleurinstellingen
Controleer of Afdrukken in grijsschaal is geselecteerd in de printerdriver.
Hoofdstuk 9
150 Onderhoud en problemen oplossen
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst
Controleer de manier waarop het papier is geplaatst
Controleer of de breedte- en lengtegeleiders goed tegen de raden van het
afdrukmateriaal zijn geschoven en dat niet te veel afdrukmateriaal in de lade is
geplaatst. Ga voor meer informatie naar
Afdrukmateriaal plaatsen.
Controleer het papierformaat
De inhoud van een pagina kan worden afgebroken als het formaat van het
document groter is dan het gebruikte papier.
Controleer of het geselecteerde materiaalformaat in de printerdriver overeenkomt
met het formaat van het afdrukmateriaal in de lade.
Controleer de marge-instellingen
Als delen van tekst of afbeeldingen aan de randen van de pagina zijn weggevallen,
controleer dan of de marges van het document niet buiten het afdrukgebied van het
apparaat vallen. Raadpleeg
Minimummarges instellen voor meer informatie.
Controleer de instelling van de paginaoriëntatie
Controleer of het geselecteerde papierformaat en de paginaoriëntatie in het
softwareprogramma overeenkomen met de instellingen in de printerdriver. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Als de bovenstaande oplossingen niet werken, worden de afdrukinstellingen mogelijk
niet goed geïnterpreteerd door de toepassing. Lees de printerinformatie voor bekende
softwareproblemen, raadpleeg de documentatie bij de toepassing of neem contact op
met de softwarefabrikant.
Problemen met het afdrukken oplossen
151
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de cartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Algemene problemen met afdrukken van slechte kwaliteit
Er worden vreemde tekens afgedrukt
De inkt wordt uitgesmeerd
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
Algemene problemen met afdrukken van slechte kwaliteit
Controleer de inktpatronen
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Controleer de papierkwaliteit
Het papier is mogelijk te vochtig of te ruw. Controleer of het papier voldoet aan de HP-
specificaties en probeer opnieuw af te drukken. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
Controleer de papiersoort in het apparaat
Controleer of de lade geschikt is voor de geladen papiersoort. Raadpleeg
Informatie
over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Controleer de locatie van het apparaat en de lengte van de USB-kabel
Sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld gegenereerd door USB-kabels)
kunnen afdrukken soms licht vertekenen. Plaats het apparaat verder weg van de bron
van de elektromagnetische velden. Het is bovendien raadzaam een USB-kabel met
een lengte van minder dan drie meter te gebruiken om de effecten van deze
elektromagnetische velden te minimaliseren.
Hoofdstuk 9
152 Onderhoud en problemen oplossen
De printcartridges uitlijnen
De printcartridges uitlijnen; Zie
De printcartridges uitlijnen voor meer informatie.
Reinig de cartridge
Misschien moeten de inktpatronen worden gereinigd. Ga voor meer informatie naar
De
printcartridges reinigen.
Er worden vreemde tekens afgedrukt
Wanneer het afdrukken van een taak wordt onderbroken, herkent het apparaat
mogelijk de rest van de taak niet.
Annuleer de huidige afdruktaak en wacht totdat het apparaat opnieuw gereed is om af
te drukken. Wanneer het apparaat niet aangeeft dat deze gereed is om af te drukken,
annuleert u alle afdrukopdrachten en wacht u opnieuw. Wanneer het apparaat gereed
is, verzendt u de afdruktaak opnieuw. Als op het beeldscherm een dialoogvenster
verschijnt met de vraag of u nogmaals wilt afdrukken, klikt u op Annuleren.
Controleer de kabelaansluitingen
Als het apparaat en de computer zijn aangesloten met een USB-kabel, kan het
probleem worden veroorzaakt door een slechte kabelverbinding.
Controleer of beide uiteinden van de kabel goed zijn aangesloten. Als het probleem
zich herhaalt, schakelt u het apparaat uit, verwijdert u de kabel van het apparaat,
schakelt u het apparaat weer in zonder kabel en verwijdert u eventuele resterende
taken. Wanneer het Aan/Uit-lampje brandt en niet knippert, sluit u de kabel opnieuw
aan.
Controleer het documentbestand
Het bestand is mogelijk beschadigd. Als u wel andere documenten vanuit dezelfde
toepassing kunt afdrukken, probeer dan een eventuele reservekopie van het
document af te drukken.
De printcartridges uitlijnen
De printcartridges uitlijnen; Zie
De printcartridges uitlijnen voor meer informatie.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
153
De inkt wordt uitgesmeerd
Controleer de afdrukinstellingen
Laat documenten waarvoor veel inkt is gebruikt wat langer drogen dan normaal.
Dit is met name van belang voor transparanten. Selecteer in het
printerstuurprogramma de afdrukkwaliteit Beste. Verleng ook de droogtijd voor de
inkt en verlaag de inktverzadiging met het inktvolume. U vindt deze instellingen bij
de geavanceerde functies (Windows) of inktfuncties (Mac OS). Een lagere
inktverzadiging kan echter leiden tot vagere afdrukken.
Bij de instelling Beste kunnen kleurendocumenten met veel verschillende kleuren
gaan kreuken en de kleuren kunnen worden uitgesmeerd. Probeer een andere
afdrukmodus, zoals Normaal om de hoeveelheid inkt te verminderen of gebruik
HP Premium-papier voor afdrukken met levendige kleuren. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige papiersoorten nemen de inkt niet goed op. Bij deze soorten papier droogt de
inkt langzamer en kunnen er vegen ontstaan. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
Controleer de inktpatronen
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Reinig de cartridge
Misschien moeten de inktpatronen worden gereinigd. Ga voor meer informatie naar
De
printcartridges reinigen.
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige afdrukmaterialen zijn niet geschikt voor gebruik met uw apparaat.
Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Controleer de printcartridges
Controleer of de cartridges niet bijna leeg zijn. Zie
Werken met printcartridges voor
meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Reinig de cartridge
Misschien moeten de inktpatronen worden gereinigd. Ga voor meer informatie naar
De
printcartridges reinigen.
Hoofdstuk 9
154 Onderhoud en problemen oplossen
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof
Controleer de afdrukmodus
Met de instellingen Concept of Snel in de printerdriver kunt u sneller afdrukken. Dit
kan bijvoorbeeld handig zijn als u kladversies wilt afdrukken. Voor betere resultaten
selecteert u Normaal of Beste. Raadpleeg
Afdrukinstellingen voor meer informatie.
Controleer de ingestelde papiersoort
Als u op transparanten of ander speciaal afdrukmateriaal afdrukt, moet het
bijbehorende materiaal zijn geselecteerd in de printerdriver. Raadpleeg
Afdrukken op
afdrukmateriaal van speciaal formaat voor meer informatie.
Reinig de cartridge
Misschien moeten de inktpatronen worden gereinigd. Ga voor meer informatie naar
De
printcartridges reinigen.
Controleer de inktpatronen
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer dat Afdrukken in grijsschaal niet is geselecteerd in het
printerstuurprogramma. Zie
Afdrukinstellingen voor informatie over het wijzigen van
deze instelling.
De verkeerde kleuren worden afgedrukt
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer dat Afdrukken in grijsschaal niet is geselecteerd in het
printerstuurprogramma. Zie
Afdrukinstellingen voor informatie over het wijzigen van
deze instelling.
Controleer de printcartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Reinig de cartridge
Misschien moeten de inktpatronen worden gereinigd. Ga voor meer informatie naar
De
printcartridges reinigen.
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
155
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar
Controleer de printcartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Controleer de afdrukinstellingen
Controleer dat Afdrukken in grijsschaal niet is geselecteerd in het
printerstuurprogramma. Zie
Afdrukinstellingen voor informatie over het wijzigen van
deze instelling.
Controleer het type afdrukmateriaal
Sommige papiersoorten nemen de inkt niet goed op. Bij deze soorten papier droogt de
inkt langzamer en kunnen er vegen ontstaan. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren
voor meer informatie.
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd
Controleer de printcartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Controleer de positie van de afbeeldingen
Controleer met de zoomfunctie of met de functie afdrukvoorbeeld van uw toepassing
of zich ruimtes tussen de afbeeldingen bevinden.
De printcartridges uitlijnen
De printcartridges uitlijnen; Zie
De printcartridges uitlijnen voor meer informatie.
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen
Controleer de printcartridges
Controleer of de cartridges niet bijna leeg zijn. Zie
Werken met printcartridges voor
meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Problemen met de papierinvoer oplossen
Het papier is niet geschikt voor de printer of voor de lade
Gebruik alleen afdrukmateriaal dat geschikt is voor het apparaat en de gebruikte lade.
Raadpleeg
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
Hoofdstuk 9
156 Onderhoud en problemen oplossen
Het afdrukmateriaal wordt niet ingevoerd uit een lade
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade is geplaatst. Raadpleeg
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie. Wapper met het afdrukmateriaal
voordat u het in de lade plaatst.
Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer ook of de geleiders goed
(maar niet te strak) tegen de stapel papier zijn geplaatst.
Controleer of het afdrukmateriaal in de lade niet is omgekruld. Maak het papier
weer glad door het in tegengestelde richting van de omkrulling te buigen.
Wanneer u dun speciaal afdrukmateriaal gebruikt, moet u controleren of de lade
volledig is geladen. Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt dat alleen verkrijgbaar
is in kleine hoeveelheden, plaatst u het speciale afdrukmateriaal op ander papier
van hetzelfde formaat om de lade volledig te vullen. (Sommige media worden
makkelijker opgenomen als de lade vol is.)
Bij gebruik van dikke speciale dragers (zoals brochurepapier) moet u de dragers
zodanig laden dat de lade tussen 1/4 en 3/4 vol is. Plaats de dragers indien nodig
bovenop ander papier met hetzelfde formaat, zodat de hoogte van de stapel in die
grootteorde is.
Het afdrukmateriaal komt er niet correct uit
Controleer of het verlengstuk van de uitvoerlade is uitgetrokken. Als dit niet het
geval is, kunnen afdrukken uit het apparaat vallen.
Verwijder al het papier uit de uitvoerbak. De lade kan slechts een beperkt aantal
vellen bevatten.
Pagina's worden scheef ingevoerd
Zorg dat het afdrukmateriaal in de lades goed tegen de papiergeleiders ligt. Indien
nodig trekt u de lades uit het apparaat, plaats u het afdrukmateriaal correct terug in
de lades en controleert u of de papiergeleiders goed zijn uitgelijnd.
Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal in het apparaat als het niet aan het afdrukken is.
Problemen met de papierinvoer oplossen
157
Meerdere pagina's tegelijk worden ingevoerd
Wapper met het afdrukmateriaal voordat u het in de lade plaatst.
Controleer of de papiergeleiders bij de juiste markeringen in de lade zijn geplaatst
voor het materiaalformaat dat u gebruikt. Controleer ook of de geleiders goed
(maar niet te strak) tegen de stapel papier zijn geplaatst.
Controleer of er niet te veel papier in de lade is geplaatst.
Wanneer u dun speciaal afdrukmateriaal gebruikt, moet u controleren of de lade
volledig is geladen. Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt dat alleen verkrijgbaar
is in kleine hoeveelheden, plaatst u het speciale afdrukmateriaal op ander papier
van hetzelfde formaat om de lade volledig te vullen. (Sommige media worden
makkelijker opgenomen als de lade vol is.)
Bij gebruik van dikke speciale dragers (zoals brochurepapier) moet u de dragers
zodanig laden dat de lade tussen 1/4 en 3/4 vol is. Plaats de dragers indien nodig
bovenop ander papier met hetzelfde formaat, zodat de hoogte van de stapel in die
grootteorde is.
Gebruik papier dat voldoet aan de HP-specificaties voor optimale prestaties en
efficiency.
Problemen met het kopiëren oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Er kwam geen kopie uit
Kopieën zijn blanco
Documenten ontbreken of zijn vervaagd
Het formaat is verkleind
De kopieerkwaliteit is slecht
Er verschijnen defecten in de kopieën
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Er verschijnen foutberichten
Er kwam geen kopie uit
Controleer de voeding
Controleer of het netsnoer goed is verbonden en dat het apparaat aanstaat.
Controleer de status van het apparaat
Mogelijk is het toestel bezig met een andere taak. Controleer het uitleesvenster
van het bedieningspaneel voor informatie over de status van taken. Wacht tot
eventuele andere taken gedaan zijn.
Het apparaat kan zijn vastgelopen. Controleer op papierstoringen. Zie
Storingen verhelpen.
Controleer de lades
Zorg dat er afdrukmateriaal is geplaatst. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
Hoofdstuk 9
158 Onderhoud en problemen oplossen
Kopieën zijn blanco
Controleer het afdrukmateriaal
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Controleer de instellingen
De contrastinstelling is misschien te licht. Gebruik de knop Kopiëren op het
bedieningspaneel van het apparaat om donkerdere kopieën te maken.
Controleer de lades
Als u kopieert van de ADF, zorg dan dat de originelen correct zijn geplaatst.
Raadpleeg
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen voor
meer informatie.
Documenten ontbreken of zijn vervaagd
Controleer het afdrukmateriaal
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Controleer de instellingen
De kwaliteitsinstelling Snel (wat kopieën van conceptkwaliteit oplevert) kan
verantwoordelijk zijn voor ontbrekende of vervaagde documenten. Wijzig de
instelling naar Normaal of Beste.
Controleer het origineel
De nauwkeurigheid van de kopie is afhankelijk van de kwaliteit en afmetingen
van het origineel. Pas de helderheid van de kopie in met het menu Kopiëren.
Als het origineel te licht is, kan dit mogelijk in de kopie niet worden
gecompenseerd, zelfs niet als u het contrast aanpast.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond of de achtergrond kan in een andere tint verschijnen.
Het formaat is verkleind
De functie vergroten/verkleinen of een andere kopieerfunctie kan vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat zijn ingesteld om de gescande afbeelding te
verkleinen. Controleer de instellingen voor de kopieertaak om zeker te zijn dat ze
op normaal formaat staan.
Mogelijk is de HP beeldbewerkingssoftware zo ingesteld dat de gescande
afbeelding wordt verkleind. Wijzig desgevallend de instellingen. Zie de Help op het
scherm voor meer informatie over de HP-beeldbewerkingssoftware.
Problemen met het kopiëren oplossen
159
De kopieerkwaliteit is slecht
Stappen waarmee u de kopieerkwaliteit kunt verbeteren
Gebruik goede originelen.
Plaats het afdrukmateriaal op de juiste manier. Als het materiaal niet goed is
geladen, kan dit scheef trekken, waardoor de afbeeldingen onduidelijk worden.
Zie
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Gebruik of maak een documenthouder om uw originelen te beschermen.
Controleer het apparaat
Mogelijk is de scannerklep niet goed dicht.
De glasplaat of de klep van de scanner dienen misschien te worden gereinigd.
Zie
Het toestel reinigen voor meer informatie.
De ADF dient mogelijk te worden gereinigd. Zie
Het toestel reinigen voor meer
informatie.
Er verschijnen defecten in de kopieën
Verticale witte of vervaagde strepen
Het afdrukmateriaal voldoet misschien niet aan de specificaties van Hewlett-
Packard (het materiaal is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
Afdrukmateriaal
selecteren voor meer informatie.
Te licht of te donker
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
Ongewenste lijnen
De glasplaat van de scanner, de binnenkant van de klep of het kader dienen
misschien te worden gereinigd. Zie
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Zwarte punten of vegen
Er zit mogelijk inkt, lijm, correctievloeistof of een ongewenste stof op de glasplaat
van de scanner of de binnenkant van de klep. Probeer het probleem te verhelpen
door het apparaat te reinigen. Zie
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Kopie is verdraaid of scheef
Zorg ervoor dat de ADF-invoerlade niet te vol zit.
Zorg ervoor dat de breedteregelaars stevig tegen de randen van het papier
aanzit.
Onduidelijke tekst
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te
verbeteren. Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Onvolledige gevulde tekst of afbeeldingen
Probeer de instellingen voor het contrast en de kopieerkwaliteit aan te passen.
Hoofdstuk 9
160 Onderhoud en problemen oplossen
Grote, zwarte lettertypes zien er vlekkering (niet egaal) uit
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te verbeteren.
Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Horizontale, korrelige of witte banden in de licht- en middelgrijze zones
De standaardinstelling voor verbetering is mogelijk niet geschikt voor de taak.
Controleer de instelling en wijzig ze desgevallend om tekst of foto's te verbeteren.
Raadpleeg
De kopieerinstellingen wijzigen voor meer informatie.
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de printcartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Er verschijnen foutberichten
“Plaats document opnieuw en start taak opnieuw”
Druk op de knop OK en plaats de overige documenten opnieuw (tot maximaal 20
pagina's) in de ADF. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
Scanproblemen oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Opmerking Als u vanaf een computer gaat scannen, raadpleeg dan de Help van
de software voor informatie over het oplossen van problemen.
Scanner reageerde niet
Scannen duurt te lang
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst
Tekst kan niet worden bewerkt
Er verschijnen foutmeldingen
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht
Er verschijnen defecten in de scans
Scanner reageerde niet
Controleer het origineel
Controleer of het origineel goed op de glasplaat ligt. Ga voor meer informatie naar
Een origineel op de glasplaat leggen.
Controleer het apparaat
Het apparaat komt misschien uit PowerSave-modus na een tijd van inactiviteit,
waardoor verwerking wat trager kan starten. Wacht tot het apparaat op KLAAR
staat.
Scanproblemen oplossen
161
Scannen duurt te lang
Controleer de instellingen
Als de resolutie te hoog is ingesteld, duurt de scantaak langer en zijn de
resulterende bestanden groter. Gebruik voor goede scan- of kopieerresultaten
een resolutie die niet hoger is dan nodig. U kunt de resolutie verlagen om
sneller te kunnen scannen.
Als u een TWAIN-afbeelding ophaalt, kunt u de instellingen wijzigen zodat het
origineel in zwart-wit wordt gescand. Zie de Help op het scherm voor het
TWAIN-programma voor informatie.
Controleer de status van het apparaat
Als u een afdruktaak of kopieertaak hebt verzonden voordat u probeerde te
scannen, start het scannen als de scanner niet bezig is. Bij de afdruk- en
scanprocedures wordt het geheugen echter gedeeld, dus het scannen kan
langzamer gaan.
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst
Controleer het origineel
Zorg ervoor dat het origineel goed is geplaatst. Raadpleeg
Originelen plaatsen
voor meer informatie.
Als het document vanaf de ADF is gescand, moet u proberen het document
rechtstreeks van de glasplaat van de scanner te scannen. Raadpleeg
Een
origineel op de glasplaat leggen voor meer informatie.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond. Probeer de instellingen aan te passen voordat u het origineel
gaat scannen of probeer de afbeelding duidelijker te maken nadat het origineel
is gescand.
Controleer de instellingen
Zorg ervoor dat het papierformaat groot genoeg is voor het origineel dat u
probeert te scannen.
Als u HP-beeldbewerkingssoftware gebruikt, is het mogelijk dat de
standaardinstelling van de HP-beeldbewerkingssoftware is ingesteld om
automatisch een andere taak uit te voeren dan degene die u probeert uit te
voeren. Zie de Help op het scherm van de HP-beeldbewerkingssoftware voor
richtlijnen over het wijzigen van de eigenschappen.
Hoofdstuk 9
162 Onderhoud en problemen oplossen
Tekst kan niet worden bewerkt
Controleer de instellingen
Zorg ervoor dat de OCR-software is ingesteld op het bewerken van tekst.
Als u het origineel scant, zorg er dan voor dat u een documentsoort selecteert
dat bewerkbare documenten oplevert. Als de tekst werd gecategoriseerd als
afbeelding, wordt deze niet omgezet in tekst.
Het is mogelijk dat het OCR-programma is gekoppeld aan een tekstverwerker
die geen OCR-taken uitvoert. Raadpleeg de Help bij de productsoftware voor
meer informatie over het koppelen van programma's.
Controleer de originelen
Voor OCR moet het origineel in de ADF met de bovenkant naar voor en
voorzijde naar boven worden geplaatst. Zorg ervoor dat het origineel goed is
geplaatst. Raadpleeg
Originelen plaatsen voor meer informatie.
Het is mogelijk dat het OCR-programma tekst met dicht op elkaar staande
letters niet herkent. Als, bijvoorbeeld, in de tekst die door het OCR-programma
is omgezet, tekens ontbreken of zijn gecombineerd, kan rn worden
weergegeven als m.
De nauwkeurigheid van het OCR-programma is afhankelijk van de kwaliteit
van de afbeelding, de tekstafmetingen en de structuur van het origineel en van
de kwaliteit van de scan zelf. Zorg ervoor dat het origineel een kwalitatief
goede afbeelding is.
De afbeeldingen op de voorgrond kunnen te veel opgaan in een gekleurde
achtergrond. Probeer de instellingen aan te passen voordat u het origineel
gaat scannen of probeer de afbeelding duidelijker te maken nadat het origineel
is gescand. Als u een OCR wilt toepassen op een origineel, wordt gekleurde
tekst op het origineel niet goed of helemaal niet gescand.
Er verschijnen foutmeldingen
"De TWAIN-bron kan niet worden geactiveerd" of "Er is een fout opgetreden
tijdens het ophalen van de afbeelding"
Als u de afbeelding ophaalt van een ander apparaat, zoals een digitale camera
of een andere scanner, moet het andere apparaat TWAIN-compatibel zijn.
Apparaten die niet TWAIN-compatibel zijn werken niet met de software van het
apparaat.
Zorg ervoor dat de USB-kabel van het apparaat op de juiste poort op de
achterkant van de computer hebt aangesloten.
Controleer of de juiste TWAIN-bron is geselecteerd. Controleer de TWAIN-
bron in de software door Scanner selecteren te kiezen in het menu Bestand.
“Plaats document opnieuw en start taak opnieuw”
Druk op de knop OK en plaats de overige documenten opnieuw (tot maximaal 50
pagina's) in de ADF. Zie
Originelen plaatsen voor meer informatie.
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht
Het origineel is een kopie van een foto of afbeelding
Opnieuw afgedrukte foto's, zoals foto's in kranten of tijdschriften, worden afgedrukt
met kleine inktpuntjes die een interpretatie geven van de originele foto. De kwaliteit
van de foto gaat hierbij achteruit. Vaak vormen de inktpunten ongewenste patronen
Scanproblemen oplossen
163
die kunnen worden gedetecteerd als de afbeelding wordt gescand of afgedrukt of als
de afbeelding op het scherm verschijnt. Als de volgende suggesties het probleem niet
verhelpen, moet u waarschijnlijk een betere versie van het origineel gebruiken.
Om deze patronen te verwijderen, kunt u proberen de afbeelding na het scannen
te verkleinen.
Druk de gescande afbeelding af om te zien of de kwaliteit is verbeterd.
Zorg ervoor dat de instellingen voor resolutie en kleur juist zijn voor het type
scantaak.
Voor de beste resultaten scant u beter met de flatbedscanner dan met de ADF.
Teksten of afbeeldingen aan de achterzijde van een tweezijdig bedrukt origineel
verschijnen op de scan
Tweezijdige originelen kunnen tekst of afbeeldingen van de achterzijde naar de scan
"lekken" als de originelen op te dun of te transparant papier zijn afgedrukt.
De gescande afbeelding is scheef
Mogelijk is het origineel niet goed geplaatst. Gebruik steeds de papiergeleiders
wanneer u de originelen in de ADF plaatst. Raadpleeg
Originelen plaatsen voor meer
informatie.
Is de kwaliteit van de afbeelding beter als deze wordt afgedrukt
De afbeelding die op het scherm verschijnt, is niet altijd een accurate weergave van
de kwaliteit van de scan.
Probeer de instellingen van uw monitor aan te passen zodat meer kleuren (of
grijswaarden) worden weergegeven. Op Windows-computers, wordt deze
aanpassing gewoonlijk uitgevoerd door Beeldscherm te selecteren in het
configuratiescherm.
Probeer de instellingen voor resolutie en kleuren aan te passen.
De gescande afbeelding vertoont vegen, lijnen en verticale, witte strepen of
andere defecten
Als de glasplaat van de scanner vuil is, heeft de resulterende afbeelding niet de
optimale helderheid. Zie
Het toestel reinigen voor instructies over het reinigen.
Mogelijk komen de defecten voor op het origineel en werden ze niet geproduceerd
door het scannen.
Afbeeldingen zien er anders uit dan het origineel
De grafische instellingen zijn misschien niet geschikt voor het type scantaak dat u wilt
uitvoeren. Probeer de grafische instellingen aan te passen.
Stappen waarmee u de scankwaliteit kunt verbeteren
Scant met het glas in plaats van met de ADF.
Gebruik originelen van goede kwaliteit.
Plaats het afdrukmateriaal op de juiste manier. Als het papier niet goed op de
glasplaat is geplaatst, kan dit scheeftrekken, wat onduidelijke afbeeldingen
oplevert. Ga voor meer informatie naar
Originelen plaatsen.
Pas de instellingen in de software aan op basis van de manier waarop u de
gescande pagina wilt gebruiken.
Gebruik of maak een documenthouder om uw originelen te beschermen.
Reinig de glasplaat van de scanner. Zie
De glasplaat van de scanner reinigen voor
meer informatie.
Hoofdstuk 9
164 Onderhoud en problemen oplossen
Er verschijnen defecten in de scans
Blanco pagina's
Zorg ervoor dat het origineel goed is geplaatst. Plaats het originele document met
de voorkant naar beneden op de flatbedscanner en met de linkerbovenhoek van
het document in de rechterbenedenhoek van de glasplaat van de scanner.
Te licht of te donker
Probeer de instellingen aan te passen. Zorg ervoor dat u de juiste instellingen
gebruikt voor resolutie en kleuren.
De originele afbeelding kan zeer licht of donker zijn, of kan op gekleurd papier
gedrukt zijn.
Ongewenste lijnen
Er zit mogelijk inkt, lijm of correctievloeistof op de glasplaat van de scanner.
Probeer het probleem te verhelpen door de glasplaat van de scanner te reinigen.
Zie
Het toestel reinigen voor meer informatie.
Zwarte punten of vegen
Er zit mogelijk inkt, lijm, correctievloeistof of een ongewenste stof op de
glasplaat van de scanner, het kan vuil of gekrast zijn of de binnenkant van de
klep kan vuil zijn. Probeer het probleem te verhelpen door de glasplaat van de
scanner en de binnenkant van het deksel te reinigen. Zie
Het toestel reinigen
voor meer informatie. Als reinigen het probleem niet oplost, is het mogelijk dat
de glasplaat van de scanner of de binnenkant van de klep moeten worden
vervangen.
Mogelijk komen de defecten voor op het origineel en werden ze niet
geproduceerd door het scannen.
Onduidelijke tekst
Probeer de instellingen aan te passen. Zorg ervoor dat de instellingen voor
resolutie en kleuren correct zijn.
Formaat is kleiner geworden
Mogelijk is de HP-software zo ingesteld dat de gescande afbeelding wordt
verkleind. Raadpleeg de Help bij de productsoftware voor meer informatie over het
wijzigen van de instellingen.
Faxproblemen oplossen
Dit gedeelte bevat informatie over het oplossen van installatieproblemen met de fax
van het apparaat. Als het apparaat niet correct is geïnstalleerd om te faxen, ondervindt
u mogelijk problemen tijdens het verzenden of ontvangen van faxen.
Als er problemen met de fax optreden, kunt u een faxtestrapport afdrukken, zodat u de
status van het apparaat kunt controleren. Als het apparaat niet correct is geïnstalleerd
om te faxen, zal de test niet lukken. Voer deze test uit nadat u het apparaat hebt
geïnstalleerd om te faxen. Raadpleeg
Installatie testfax voor meer informatie.
Als de test is mislukt, bekijkt u het rapport voor informatie over het oplossen van de
aangetroffen problemen. Raadpleeg
De faxtest is mislukt voor meer informatie.
De faxtest is mislukt
Op het scherm wordt altijd Telefoon van haak weergegeven
Het apparaat heeft problemen met het verzenden en ontvangen van faxen
Faxproblemen oplossen
165
Het apparaat heeft problemen met het verzenden van een handmatige fax
Het apparaat kan geen faxen ontvangen maar wel verzenden
Het apparaat kan geen faxen verzenden maar wel ontvangen
Er worden faxtonen opgenomen op mijn antwoordapparaat
Het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd is niet lang genoeg
De computer kan geen faxen ontvangen (Fax naar pc)
De faxtest is mislukt
Controleer het rapport voor basisinformatie over de fout als een uitgevoerde faxtest is
mislukt. Als u gedetailleerde informatie nodig hebt, controleert u eerst in het
testrapport welk onderdeel van de test is mislukt en raadpleegt u vervolgens in dit
gedeelte het desbetreffende onderwerp met mogelijke oplossingen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
De faxhardwaretest is mislukt
Het testen van de verbinding van de fax met een actieve telefoonaansluiting is
mislukt
Het testen van de verbinding van het telefoonsnoer met de juiste poort op de fax is
mislukt
Het testen van het juiste soort telefoonsnoer met de fax mislukt
De kiestoondetectietest is mislukt
De faxlijnconditietest is mislukt
De faxhardwaretest is mislukt
Oplossing:
Schakel het apparaat uit met behulp van de knop Aan/uit op het
bedieningspaneel van het apparaat en trek vervolgens het netsnoer uit de
achterkant van het apparaat. Steek het netsnoer na enkele seconden weer in
en schakel het apparaat in. Voer de test nogmaals uit. Als de test opnieuw
mislukt, zoekt u verder in de informatie over het oplossen van problemen in dit
gedeelte.
Probeer een fax te verzenden of te ontvangen. Als dit lukt, is er waarschijnlijk
niets aan de hand.
Als u de test vanuit de wizard Faxinstallatie (Windows) of HP Stel fax in
(Mac OS) uitvoert, controleert u of het apparaat niet met een andere taak bezig
is, zoals het ontvangen van een fax of het maken van een kopie. Controleer of
op het uitleesvenster wordt gemeld dat het apparaat bezig is. Als het apparaat
bezig is, wacht u totdat de taak gedaan is en voert u de test opnieuw uit.
Hoofdstuk 9
166 Onderhoud en problemen oplossen
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Faxhardwaretest blijft mislukken en er problemen zijn met het faxen, neemt u
contact op met HP-ondersteuning. Ga naar
www.hp.com/support. Kies
desgevraagd uw land/regio en klik op Contact HP (Neem contact op met HP-
ondersteuning) als u contact wilt opnemen met de technische ondersteuning.
Het testen van de verbinding van de fax met een actieve telefoonaansluiting is
mislukt
Oplossing:
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat. Zie
Het apparaat configureren voor faxen voor
meer informatie over het instellen van het apparaat voor faxen.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij en verzoekt u hen de lijn te controleren.
Probeer een fax te verzenden of te ontvangen. Als dit lukt, is er waarschijnlijk
niets aan de hand.
Faxproblemen oplossen
167
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen.
Het testen van de verbinding van het telefoonsnoer met de juiste poort op de fax
is mislukt
Oplossing: Steek het telefoonsnoer in de juiste poort.
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u de 2-EXT-poort verbindt met de wandcontactdoos, kunt
u geen faxen verzenden of ontvangen. U kunt de 2-EXT-poort alleen
verbinden met andere apparatuur, bijvoorbeeld met een antwoordapparaat.
Afbeelding 9-1 Achteraanzicht van het apparaat
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
2. Nadat u het telefoonsnoer hebt verbonden met de 1-LINE-poort, voert u de
faxtest nogmaals uit om te controleren of het apparaat klaar is om te faxen.
3. Probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Hoofdstuk 9
168 Onderhoud en problemen oplossen
Het testen van het juiste soort telefoonsnoer met de fax mislukt
Oplossing:
Controleer of u het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd hebt
verbonden met de telefoonaansluiting. Het ene uiteinde van het telefoonsnoer
moet worden verbonden met de poort 1-LINE op de achterkant van het
apparaat en het andere uiteinde met de telefoonaansluiting, zoals hieronder
aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang genoeg is, kunt
u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt een dergelijke
verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die telefoonaccessoires
verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig. Hiervoor kunt u
een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Faxproblemen oplossen
169
De kiestoondetectietest is mislukt
Oplossing:
De test mislukt mogelijk door de aanwezigheid van andere apparatuur die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het apparaat. U kunt vaststellen of
het probleem door andere apparatuur wordt veroorzaakt door alle andere
apparaten los te koppelen van de telefoonlijn en de test opnieuw uit te voeren.
Als de Kiestoondetectie wel slaagt als de andere apparatuur is losgekoppeld,
wordt het probleem veroorzaakt door een of meer onderdelen van deze
apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en voer elke keer een test
uit, totdat u weet welk onderdeel het probleem veroorzaakt.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij en verzoekt u hen de lijn te controleren.
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Als het telefoonsysteem geen standaardkiestoon gebruikt, zoals bij sommige
telefooncentrales, kan dit tot gevolg hebben dat de test mislukt. Er zullen geen
problemen optreden bij het verzenden of ontvangen van faxen. Probeer een
testfax te verzenden of ontvangen.
Controleer of de instelling voor land/regio op de juiste wijze is ingesteld voor
uw land/regio. Als de instelling voor land/regio niet of niet goed is ingesteld,
kan de test mislukken en zult u mogelijk problemen hebben met het verzenden
en ontvangen van faxen.
U moet het apparaat verbinden met een analoge telefoonlijn voordat u faxen
kunt verzenden of ontvangen. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal
is, verbindt u een gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een
kiestoon te horen is. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn
mogelijk geïnstalleerd voor digitale telefoons. Verbind het apparaat met een
analoge telefoonlijn en probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Kiestoondetectietest blijft mislukken, neemt u contact op met uw telefoonbedrijf
en vraagt u hen de telefoonlijn te controleren.
Hoofdstuk 9
170 Onderhoud en problemen oplossen
De faxlijnconditietest is mislukt
Oplossing:
U moet het apparaat verbinden met een analoge telefoonlijn voordat u faxen
kunt verzenden of ontvangen. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal
is, verbindt u een gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een
kiestoon te horen is. Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn
mogelijk geïnstalleerd voor digitale telefoons. Verbind het apparaat met een
analoge telefoonlijn en probeer een fax te verzenden of te ontvangen.
Controleer de verbinding tussen de telefoonaansluiting en het apparaat en
zorg dat het telefoonsnoer goed vastzit.
Zorg ervoor dat het apparaat goed is verbonden met de telefoonaansluiting.
Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
De test mislukt mogelijk door de aanwezigheid van andere apparatuur die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het apparaat. U kunt vaststellen of
het probleem door andere apparatuur wordt veroorzaakt door alle andere
apparaten los te koppelen van de telefoonlijn en de test opnieuw uit te voeren.
Als de Faxllijnconditietest wel slaagt als de andere apparatuur is
losgekoppeld, wordt het probleem veroorzaakt door een of meer
onderdelen van deze apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en
voer elke keer een test uit, totdat u weet welk onderdeel het probleem
veroorzaakt.
Als de Faxllijnconditietest niet slaagt als de andere apparatuur is
losgekoppeld, verbindt u het apparaat met een werkende telefoonlijn en
zoekt u verder in de informatie over het oplossen van problemen in dit deel.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd. Als u het
meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het apparaat met de
telefoonaansluiting te verbinden, kunt u waarschijnlijk geen faxen verzenden of
ontvangen. Voer de faxtest nogmaals uit nadat u het bij het apparaat
geleverde telefoonsnoer hebt aangesloten.
Nadat u de gevonden problemen hebt opgelost, voert u de faxtest nogmaals uit
om te controleren of de test slaagt en het apparaat gereed is om te faxen. Als de
Faxlijnconditietest blijft mislukken en er problemen blijven met faxen, neemt u
contact op met uw telefoonbedrijf en vraagt u hen de telefoonlijn te controleren.
Op het scherm wordt altijd Telefoon van haak weergegeven
Oplossing: U gebruikt het verkeerde soort telefoonsnoer. Zorg dat u het
telefoonsnoer gebruikt dat bij het apparaat werd geleverd om het apparaat te
verbinden met de telefoonlijn. Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is
Faxproblemen oplossen
171
geleverd niet lang genoeg is, kunt u een verdeelstekker gebruiken en het snoer
verlengen. U kunt een dergelijke verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die
telefoonaccessoires verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig.
Hiervoor kunt u een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Oplossing: Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde
telefoonlijn als het apparaat. Controleer of telefoontoestellen (telefoons op
dezelfde telefoonlijn, maar die niet zijn verbonden met het apparaat) of andere
apparatuur niet in gebruik zijn en of de telefoon niet van de haak is. U kunt het
apparaat bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als een telefoon die
gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u de
computermodem gebruikt om te e-mailen of te surfen op internet.
Het apparaat heeft problemen met het verzenden en ontvangen van faxen
Oplossing: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Bekijk het scherm van het
apparaat. Als het scherm leeg is en het Aan/uit-lampje niet brandt, is het apparaat
uitgeschakeld. Zorg dat het netsnoer goed met het apparaat is verbonden en in
een stopcontact is gestoken. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat in te
schakelen.
Nadat u het apparaat hebt aangezet, raadt HP u aan vijf minuten te wachten
voordat u een fax verzendt of ontvangt. Het apparaat kan geen faxen verzenden of
ontvangen tijdens het initialisatieproces dat wordt uitgevoerd wanneer het
apparaat wordt aangezet.
Oplossing:
Controleer of u het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd hebt
verbonden met de telefoonaansluiting. Het ene uiteinde van het telefoonsnoer
moet worden verbonden met de poort 1-LINE op de achterkant van het
apparaat en het andere uiteinde met de telefoonaansluiting, zoals hieronder
aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
Hoofdstuk 9
172 Onderhoud en problemen oplossen
Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang genoeg is, kunt
u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt een dergelijke
verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die telefoonaccessoires
verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig. Hiervoor kunt u
een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Probeer een werkende telefoon en telefoonsnoer te verbinden met de
telefoonaansluiting die u gebruikt voor het apparaat en controleer of u een
kiestoon hoort. Als u geen kiestoon hoort, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij voor service.
Mogelijk is er andere apparatuur die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als
het apparaat. U kunt het apparaat bijvoorbeeld niet gebruiken om te faxen als
een telefoon die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn van de haak is, of als u
de computermodem gebruikt om te e-mailen of te surfen op internet.
Controleer of de fout wordt veroorzaakt door een ander proces. Controleer of
op het display of op de computer een foutmelding wordt weergegeven met
informatie over het probleem en de manier waarop u het kunt oplossen. Als er
sprake is van een fout, kan het apparaat pas faxberichten verzenden of
ontvangen wanneer de fout is opgelost.
Mogelijk zit er ruis op de telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte
geluidskwaliteit (ruis) kunnen faxproblemen veroorzaken. Controleer de
geluidskwaliteit van de telefoonlijn door een telefoontoestel op een
telefoonaansluiting aan te sluiten en vervolgens te luisteren of er sprake is van
storingen of andere ruis. Schakel als u ruis hoort de Foutcorrectiemodus
(ECM) uit en probeer nogmaals te faxen. Zie de Help op het scherm voor meer
informatie over het wijzigen van ECM. Als het probleem zich blijft voordoen,
neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij.
Als u een digitale telefoonaansluiting (DSL-service) gebruikt, moet u een DSL-
filter gebruiken om te kunnen faxen. Raadpleeg
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL voor meer informatie.
Mogelijk is het apparaat verbonden met een telefoonaansluiting voor digitale
telefoons. Als u wilt controleren of uw telefoonlijn digitaal is, verbindt u een
gewone analoge telefoon met de lijn en luistert u of er een kiestoon te horen is.
Als u geen normale kiestoon hoort, is de telefoonlijn mogelijk geïnstalleerd
voor digitale telefoons.
Als u een telefooncentrale (PBX) of ISDN gebruikt, controleert u of het
apparaat is aangesloten op de juiste poort en indien mogelijk of de
terminaladapter goed is afgestemd op uw land/regio. Raadpleeg
Situatie C:
Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn voor
meer informatie.
Faxproblemen oplossen
173
Als het apparaat dezelfde telefoonlijn deelt met een DSL-service, is de DSL-
modem mogelijk niet correct geaard. Dit kan ruis veroorzaken op de
telefoonlijn. Telefoonlijnen met een slechte geluidskwaliteit (ruis) kunnen
faxproblemen veroorzaken. U kunt de geluidskwaliteit van de telefoonlijn
controleren door een telefoontoestel met een telefoonaansluiting op de wand
te verbinden en de lijn te controleren op storingen of ruis. Als u storingen of
ruis hoort, schakelt u de DSL-modem uit en laat u de stekker gedurende
minstens 15 minuten uit het stopcontact. Schakel de DSL-modem vervolgens
opnieuw in en luister opnieuw naar de kiestoon.
Opmerking Mogelijk zult u ook in de toekomst ruis op de telefoonlijn
horen. Herhaal het proces als het apparaat geen faxen meer verzendt en
ontvangt.
Als er nog steeds veel ruis op de lijn is, neemt u contact op met de
telefoonmaatschappij. Neem contact op met de DSL-aanbieder voor informatie
over het uitschakelen van de DSL-modem.
Als u een telefoonsplitter gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij het faxen.
(Een splitter is een tweesnoerige connector die wordt aangesloten op een
telefoonaansluiting op de wand.) Probeer de problemen op te lossen door de
splitter te verwijderen en het apparaat rechtstreeks te verbinden met de
telefoonaansluiting aan de wand.
Het apparaat heeft problemen met het verzenden van een handmatige fax
Oplossing:
Opmerking Deze mogelijke oplossing geldt alleen voor landen/regio's waar
een tweeaderig telefoonsnoer wordt meegeleverd in de verpakking met het
apparaat: Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Chili, China, Colombia,
Griekenland, India, Indonesië, Ierland, Japan, Korea, Latijns-Amerika, Maleisië,
Mexico, Filippijnen, Polen, Portugal, Rusland, Saoedi-Arabië, Singapore,
Spanje, Taiwan, Thailand, V.S., Venezuela en Vietnam.
Zorg dat de telefoon waarmee u de faxverbinding tot stand brengt rechtstreeks
met het apparaat is verbonden. Als u handmatig een fax wilt verzenden, moet
Hoofdstuk 9
174 Onderhoud en problemen oplossen
de telefoon rechtstreeks zijn verbonden zijn met de poort 2-EXT op het
apparaat, zoals hieronder aangegeven.
1 Telefoonaansluiting op de wand
2 Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt dit met de 1-
LINE-poort
3 Telefoon
Als u een fax handmatig verzendt vanaf een telefoon die rechtstreeks is
verbonden met het apparaat, moet u de fax verzenden via het toetsenblok op
de telefoon. U kunt niet gebruikmaken van het bedieningspaneel van het
apparaat.
Opmerking Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, moet u de
telefoon direct met de kabel op het apparaat aansluiten met de seriestekker.
Het apparaat kan geen faxen ontvangen maar wel verzenden
Oplossing:
Als u geen service voor specifieke belsignalen gebruikt, moet u ervoor zorgen
dat de optie Specifiek belsignaal op het apparaat is ingesteld op Alle
beltonen. Raadpleeg
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen
wijzigen voor meer informatie.
Als Automatisch antwoorden in ingesteld op Off (Uitschakelen), zult u faxen
handmatig moeten ontvangen, ander zal het apparaat de fax niet ontvangen.
Zie
Een fax handmatig ontvangen voor informatie over het handmatig
ontvangen van faxberichten.
Als u een voicemailservice gebruikt op het telefoonnummer waarop u ook
faxberichten ontvangt, kunt u de faxberichten alleen handmatig en niet
automatisch ontvangen. Dit betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Raadpleeg
Situatie F:
Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail voor informatie over het instellen van
het apparaat als u een voicemailservice gebruikt. Zie
Een fax handmatig
ontvangen voor informatie over het handmatig ontvangen van faxberichten.
Faxproblemen oplossen
175
Als u een computermodem gebruikt op dezelfde telefoonlijn als het apparaat,
moet u controleren of de software van de modem niet is ingesteld op het
automatisch ontvangen van faxen. Als de modemsoftware is ingesteld op het
automatisch ontvangen van faxen, wordt de telefoonlijn automatisch
overgenomen. In dat geval worden alle faxen door de modem ontvangen,
zodat het apparaat geen faxoproepen kan ontvangen.
Als u naast het apparaat een antwoordapparaat gebruikt op dezelfde
telefoonlijn, kan een van de volgende problemen zich voordoen:
Het antwoordapparaat is mogelijk niet correct geïnstalleerd voor het
apparaat.
Het bericht dat is ingesproken op het antwoordapparaat, kan te lang of te
luid zijn, waardoor het apparaat geen faxtonen kan detecteren en het
verzendende faxapparaat de verbinding verbreekt.
Mogelijk is de pauze na het ingesproken bericht te kort waardoor het
apparaat geen faxtonen kan detecteren. Dit probleem komt het vaakst voor
bij digitale antwoordapparaten.
De volgende handelingen kunnen helpen bij het oplossen van deze problemen:
Als het antwoordapparaat en de fax gebruikmaken van dezelfde
telefoonlijn, kunt u proberen om het antwoordapparaat rechtstreeks met het
apparaat te verbinden, zoals is beschreven in
Situatie I: Gedeelde lijn voor
gesprekken/fax met antwoordapparaat.
Zorg dat het apparaat is ingesteld om faxen automatisch te ontvangen.
Raadpleeg
Een fax ontvangen voor meer informatie over het instellen van
het apparaat voor het automatisch ontvangen van faxen.
Controleer of de instelling Hoe vaak overgaan de telefoon is ingesteld op
een groter aantal beltonen dan het antwoordapparaat. Raadpleeg
Het
aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen voor meer informatie.
Koppel het antwoordapparaat los en probeer vervolgens een faxbericht te
ontvangen. Als u kunt faxen zonder het antwoordapparaat, ligt het
probleem mogelijk bij het antwoordapparaat.
Verbind het antwoordapparaat opnieuw en spreek het bericht opnieuw in.
Neem een bericht op van ongeveer tien seconden. Spreek bij het opnemen
van het bericht in een rustig tempo en met een niet te hard volume. Laat
ten minste vijf seconden stilte na het einde van het gesproken bericht. Laat
geen achtergrondgeluid toe tijdens het opnemen van deze stilte. Probeer
opnieuw een fax te ontvangen.
Opmerking Sommige digitale antwoordapparaten nemen de
opgenomen stilte aan het eind van uw uitgaande bericht niet op. Speel
uw uitgaande bericht af om dit te controleren.
Hoofdstuk 9
176 Onderhoud en problemen oplossen
Als het apparaat de telefoonlijn deelt met andere telefoonapparatuur, zoals
een antwoordapparaat, een computermodem of een schakelkast met
meerdere poorten, is het faxsignaal mogelijk minder sterk. Het faxsignaal kan
ook minder sterk zijn als u een splitter gebruikt of extra snoeren verbindt om
het bereik van de telefoon te vergroten. Een zwakker faxsignaal kan
problemen met de ontvangst van faxen veroorzaken.
Koppel alles behalve het apparaat los van de telefoonlijn en voer de test
nogmaals uit. Zo kunt u controleren of het probleem wordt veroorzaakt door
andere apparatuur. Als het wel lukt om faxen te ontvangen zonder de andere
apparatuur, wordt het probleem veroorzaakt door een of meer onderdelen van
die andere apparatuur. Voeg de onderdelen een voor een toe en probeer
telkens een fax te ontvangen, totdat u weet welke apparatuur het probleem
veroorzaakt.
Als aan uw faxnummer een speciaal belsignaal is toegewezen (via de service
voor specifieke belsignalen van uw telefoonmaatschappij), moet u ervoor
zorgen dat de instelling voor Specifiek belsignaal op het apparaat
overeenkomt. Raadpleeg
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen
wijzigen voor meer informatie.
Het apparaat kan geen faxen verzenden maar wel ontvangen
Oplossing:
Het apparaat kiest te snel of te vroeg. Mogelijk moet u pauzes invoegen in de
nummerreeks. Als u bijvoorbeeld een buitenlijn moet kiezen voordat u het
telefoonnummer kiest, voegt u een pauze in na het toegangsnummer. Als uw
nummer 95555555 is en u met een 9 toegang krijgt tot een buitenlijn, moet u
mogelijk als volgt pauzes invoegen: 9-555-5555. Druk op Opnieuw kiezen/
pauze als u een pauze wilt invoegen in het faxnummer, of druk meerdere
keren op de toets Spatie (#) tot er een streepje (-) op het display verschijnt.
U kunt ook faxen verzenden via handsfree kiezen. Hierdoor kunt u de
telefoonlijn horen terwijl u een nummer kiest. U kunt de kiessnelheid zelf
bepalen en reageren op kiestonen terwijl u een nummer kiest. Raadpleeg
Een
fax verzenden met handsfree kiezen voor meer informatie.
Het nummer dat u hebt ingevoerd bij het verzenden van de fax heeft niet de
juiste indeling of er zijn problemen met het faxapparaat dat de fax moet
ontvangen. U kunt dit controleren door het desbetreffende faxnummer te bellen
met een gewone telefoon en te luisteren of u ook faxtonen hoort. Als u geen
faxtonen hoort, is het ontvangende faxapparaat mogelijk niet ingeschakeld of
niet aangesloten of stoort een voicemailservice de communicatie via de
telefoonlijn van de ontvanger. U kunt ook de ontvanger vragen om na te gaan
of er misschien problemen zijn met het ontvangende faxapparaat.
Faxproblemen oplossen
177
Er worden faxtonen opgenomen op mijn antwoordapparaat
Oplossing:
Als het antwoordapparaat en de fax gebruikmaken van dezelfde telefoonlijn,
kunt u proberen om het antwoordapparaat rechtstreeks met het apparaat te
verbinden, zoals is beschreven in
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax
met antwoordapparaat. Als u het antwoordapparaat niet op de aanbevolen
manier verbindt, is het mogelijk dat het antwoordapparaat faxtonen opneemt.
Zorg ervoor dat het apparaat is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen en dat de instelling voor Hoe vaak overgaan juist is. Het aantal beltonen
dat u instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal
belsignalen voordat het antwoordapparaat opneemt. Als het antwoordapparaat
en het apparaat zijn ingesteld op hetzelfde aantal beltonen voordat wordt
opgenomen, zullen beide apparaten de oproep beantwoorden en worden
faxtonen opgenomen op het antwoordapparaat.
Stel het antwoordapparaat in op een klein aantal beltonen en het apparaat op
het hoogste aantal beltonen dat is toegestaan. (Het maximale aantal
belsignalen varieert per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het
antwoordapparaat de oproep en bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat
faxsignalen detecteert, zal het apparaat de fax ontvangen. Als de oproep een
gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het binnenkomende bericht
opnemen. Raadpleeg
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen
instellen voor meer informatie.
Het telefoonsnoer dat bij het apparaat werd geleverd is niet lang genoeg
Oplossing: Als het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd niet lang
genoeg is, kunt u een verdeelstekker gebruiken en het snoer verlengen. U kunt
een dergelijke verdeelstekker kopen in een elektronicawinkel die
telefoonaccessoires verkoopt. Daarnaast hebt u een ander telefoonsnoer nodig.
Hiervoor kunt u een standaardtelefoonsnoer gebruiken, als u dat al in huis hebt.
Tip Als het apparaat is geleverd met een tweeaderige telefoonsnoeradapter,
kunt u een vieraderig telefoonsnoer gebruiken als u het snoer wilt verlengen.
Zie de meegeleverde documentatie voor informatie over het gebruik van de
adapter voor het tweeaderige telefoonsnoer.
Het telefoonsnoer verlengen
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te
maken tussen het verbindingsstuk en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
2. Verbind een ander telefoonsnoer met de open poort op het verbindingsstuk en
de telefoonaansluiting, zoals hieronder wordt weergegeven.
De computer kan geen faxen ontvangen (Fax naar pc)
Oorzaak: De HP Digital Imaging-monitor is uitgeschakeld.
Hoofdstuk 9
178 Onderhoud en problemen oplossen
Oplossing: Controleer op de taakbalk of de HP Digital Imaging-monitor altijd is
ingeschakeld.
Oorzaak: De computer die is geselecteerd voor het ontvangen van faxen, is
uitgeschakeld.
Oplossing: Zorg dat de computer die is geselecteerd voor het ontvangen van
faxen, altijd is ingeschakeld.
Oorzaak: Er zijn verschillende computers configureerd voor de installatie en het
ontvangen van faxen, waarvan er een mogelijk is uitgeschakeld.
Oplossing: Als de computer die faxen ontvangt niet dezelfde is als de computer
voor de installatie, moeten beide computers altijd zijn ingeschakeld.
Oorzaak: Er zit geen papier in de invoerlade.
Oplossing: Caricare la carta nel vassoio di alimentazione.
Oorzaak: Het interne geheugen is vol.
Oplossing: Wis het interne geheugen door de fax-log en het faxgeheugen te
wissen.
Oorzaak: Fax naar pc is niet geactiveerd of de computer is niet geconfigureerd
voor het ontvangen van faxen.
Oplossing: Activeer Fax naar pc en zorg dat de computer is geconfigureerd voor
het ontvangen van faxen.
Oorzaak: De HP Digital Imaging-monitor werkt niet goed.
Oplossing: Start de HP Digital Imaging-monitor opnieuw of start de computer
opnieuw.
Netwerkproblemen oplossen
Opmerking Als u een van de volgende maatregelen hebt getroffen, moet u het
installatieprogramma opnieuw uitvoeren.
Algemene netwerkproblemen oplossen
Als u de software van het apparaat niet kunt installeren, moet u het volgende
controleren:
Alle kabelverbindingen tussen de computer en het apparaat moeten in orde zijn.
Het netwerk functioneert en de netwerkhub is ingeschakeld.
Alle toepassingen moeten zijn afgesloten of uitgeschakeld voor computers met
Windows, inclusief eventuele antivirusprogramma's, antispywareprogramma's
en firewalls.
Netwerkproblemen oplossen 179
Controleer of het apparaat op hetzelfde subnet is geïnstalleerd als de
computers die van het apparaat zullen gebruikmaken.
Als het installatieprogramma het apparaat niet kan vinden, drukt u de
netwerkconfiguratiepagina af en voert u handmatig het IP-adres in het
installatieprogramma in. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
voor meer informatie.
Als u een computer met Windows gebruikt, moet u controleren of de
netwerkpoorten die in het stuurprogramma van het apparaat zijn gemaakt,
overeenkomen met het IP-adres van het apparaat:
Druk de netwerkconfiguratiepagina van het apparaat af.
Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en
faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat, kies
Eigenschappen en open het tabblad Poorten.
Selecteer de TCP/IP-poort voor het apparaat en klik dan op Poort configureren.
Vergelijk het IP-adres in het dialoogvenster en controleer of het overeenkomt
met het IP-adres op de netwerkconfiguratiepagina. Als de IP-adressen niet
overeenkomen, wijzigt u het IP-adres in het dialoogvenster in het adres op de
netwerkconfiguratiepagina.
Klik tweemaal op OK om de instellingen op te slaan en de dialoogvensters te
sluiten.
Problemen met een vaste netwerkverbinding
Als het verbindingslampje op de netwerkconnector niet brandt, controleert u of aan
alle voorwaarden onder "Algemene netwerkproblemen oplossen" is voldaan.
Het is niet aan te raden het apparaat een vast IP-adres te geven, maar
desondanks kunnen sommige installatieproblemen (bijvoorbeeld als gevolg van
een firewallconflict) mogelijk worden opgelost door dit toch te doen.
Hoofdstuk 9
180 Onderhoud en problemen oplossen
Problemen met draadloze verbindingen oplossen
Voer één of meer van de volgende taken uit, als het apparaat niet met het netwerk kan
communiceren nadat installatie van de draadloze communicatie en software is voltooid:
Controleer de instellingen van de draadloze communicatie
Controleer of de draadloze kaart van de computer is ingesteld op het juiste
draadloze profiel. Een draadloos profiel is een verzameling netwerkinstellingen die
uniek zijn voor een bepaald netwerk. Een enkele draadloze kaart kan meerdere
draadloze profielen hebben (bijvoorbeeld een voor een privénetwerk en een voor
een zakelijk netwerk). Open het configuratieprogramma voor de netwerkkaart die
op uw computer is geïnstalleerd en controleer of het geselecteerde profiel het
profiel van het netwerk van het apparaat is.
Controleer of de instellingen van het netwerk van het apparaat overeenkomen met
die van uw netwerk. Voer een van de volgende handelingen uit om de instellingen
voor uw netwerk te vinden:
Infrastructuurcommunicatie: Open het configuratieprogramma voor het
draadloze toegangspunt van het netwerk (Wireless Access Point, WAP).
Ad-hoccommunicatie: Open het configuratieprogramma voor de netwerkkaart
die op uw computer is geïnstalleerd.
Vergelijk de netwerkinstellingen met die op de netwerkconfiguratiepagina van het
apparaat en noteer eventuele verschillen. Raadpleeg
De
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie. Onder andere de
volgende problemen zijn mogelijk:
Er worden hardware-adressen (MAC-adressen) door het draadloze
toegangspunt gefilterd.
Mogelijk is een van de volgende instellingen in het apparaat onjuist:
communicatiemethode, netwerknaam (SSID), kanaal (alleen ad-
hocnetwerken), verificatietype, codering.
Druk een document af. Als het document nog steeds niet wordt afgedrukt,
herstelt u de netwerkinstellingen van het apparaat en installeert u de software
van het apparaat opnieuw.
Als de instellingen voor het draadloze netwerk correct zijn, is de computer mogelijk
verbonden met een ander draadloos netwerk. Controleer of de computer met
hetzelfde draadloze netwerk is verbonden als het apparaat.
Gebruikers kunnen dit controleren door de instellingen voor draadloze communicatie
op hun respectievelijke computers te controleren. Zorg er daarnaast voor dat de
computers toegang hebben tot het draadloze netwerk.
Als de instellingen voor draadloze communicatie niet correct zijn, volgt u deze stappen
om de netwerkinstellingen van het apparaat goed in te stellen:
1. Sluit het apparaat met een netwerkkabel aan op het netwerk of op de computer.
2. Open de geïntegreerde webserver van het apparaat.
3. Klik op het tabblad Netwerkmogelijkheden en vervolgens op Wireless (802.11)
in het linkerdeelvenster.
4. Gebruik de draadloze installatiewizard op het tabblad Draadloze installatie om de
instellingen van het apparaat aan te passen aan de netwerkinstellingen.
Problemen met draadloze verbindingen oplossen 181
5. Sluit de geïntegreerde webserver van het apparaat af en koppel de netwerkkabel
los van het apparaat.
6. Verwijder de software van het apparaat volledig en installeer deze daarna opnieuw.
Hardwareadressen aan een WAP (Wireless Access Point) toevoegen
MAC-filter is een beveiligingsfunctie waarbij een draadloos toegangspunt (Wireless
Access Point, WAP) wordt geconfigureerd met een lijst met MAC-adressen (ook wel
'hardware-adressen' genoemd) van apparaten die via de WAP toegang mogen krijgen
tot het netwerk. Als de WAP niet over het hardwareadres beschikt van een apparaat
dat toegang tot het netwerk probeert te krijgen, wordt de toegang tot het netwerk door
de WAP geweigerd. Als de WAP MAC-adressen filtert, moet het MAC-adres van het
apparaat aan de WAP-lijst met geaccepteerde MAC-adressen worden toegevoegd.
Druk de netwerkconfiguratiepagina af. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor meer informatie.
Open het configuratieprogramma van de WAP en voeg het hardware-adres van
het apparaat aan de lijst met geaccepteerde MAC-adressen toe.
Netwerkconfiguratie-instellingen herstellen
Als het apparaat nog steeds niet kan communiceren met het netwerk, herstel dan de
netwerkinstellingen van het apparaat.
Druk op Instellingen. Druk op een pijlknop om Netwerk te verplaatsen en druk
vervolgens op OK.
Ga met een pijlknop naar Standaardnetwerkinstellingen herstellen en druk
vervolgens op OK.
Druk de netwerkconfiguratiepagina af en controleer of de netwerkinstellingen zijn
hersteld. Raadpleeg
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Standaard is de naam van het netwerk (SSID) hpsetup en de
communicatiemethode ad hoc.
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Opmerking Als u vanaf een computer met een geheugenkaart gaat werken,
raadpleegt u de Help bij de software voor informatie over het oplossen van
problemen.
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Hoofdstuk 9
182 Onderhoud en problemen oplossen
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen
Controleer de geheugenkaart
Zorg ervoor dat het een ondersteund soort geheugenkaart is. Voor Compact
Flash II - alleen solid state. Raadpleeg
Een geheugenkaart plaatsen voor meer
informatie.
Sommige geheugenkaarten hebben een schakelaar waarmee u kunt
controleren hoe de kaart wordt gebruikt. Zorg ervoor dat de schakelaar zo
staat dat de geheugenkaart kan worden gelezen.
Inspecteer het uiteinde van de geheugenkaart op vuil of materiaal dat een
gaatje vult of de metalen contactpunten beschadigt. Reinig de contactpunten
met een pluisvrije doek en een beetje isopropylalcohol.
Ga na of de geheugenkaart goed werkt door ze te testen op andere apparaten.
Controleer de sleuf van de geheugenkaart
Zorg ervoor dat de geheugenkaart helemaal in de juiste sleuf wordt gestoken.
Raadpleeg
Een geheugenkaart plaatsen voor meer informatie.
Verwijder de geheugenkaart (als het lichtje niet brandt) en kijk met een
zaklamp in de lege sleuf. Kijk of er binnenin geen kleine pinnetjes zijn
omgebogen. Als de computer uitstaat kunt u de pinnetjes rechtzetten met de
tip van een dunne, ingetrokken balpen. Als een pinnetje zodanig scheef staat
dat het een ander pinnetje raakt, vervang de geheugenkaartlezer dan of laat
het herstellen. Raadpleeg
Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Zorg ervoor dat er tegelijk altijd maar een geheugenkaart in de gleuven steekt.
Een foutmelding verschijnt op het bedieningspaneel als er meer dan één
geheugenkaart wordt ingestoken.
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart
Controleer de geheugenkaart
De geheugenkaart kan beschadigd zijn.
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit
Controleer de cartridges
Controleer of de juiste cartridges zijn geplaatst en of de cartridges niet bijna leeg zijn.
Zie
Het apparaat beheren en Werken met printcartridges voor meer informatie.
HP kan de kwaliteit van cartridges die niet van HP zijn niet garanderen.
Installatieproblemen oplossen
Als de volgende onderwerpen niet helpen, raadpleegt u Ondersteuning en garantie
voor meer informatie over HP-ondersteuning.
Suggesties voor hardware-installatie
Suggesties voor software-installatie
Installatieproblemen oplossen
183
Suggesties voor hardware-installatie
Controleer het apparaat
Controleer of alle kleefband en materiaal aan de buiten- en binnenkant van het
apparaat zijn verwijderd.
Zorg dat er papier in het apparaat is geladen.
Controleer of er buiten het statuslampje Klaar, dat zou moeten branden, geen
andere lichtjes branden of flikkeren. Als het waarschuwingslampje flikkert,
controleert u of er een bericht verschijnt op het bedieningspaneel van het apparaat.
Controleer de hardwareverbindingen
Controleer of alle gebruikte snoeren en kabels in goede staat verkeren.
Controleer of het netsnoer stevig met het apparaat en met een werkend
stopcontact is verbonden.
Zorg ervoor dat het telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort.
Controleer de printcartridges
Na installatie van een nieuwe cartridge lijnt het apparaat de cartridges automatisch
uit. Als het uitlijnen mislukt, controleert u of de cartridges correct zijn geïnstalleerd.
Start dan de procedure voor uitlijning van de cartridges. Zie
De printcartridges
uitlijnen voor meer informatie.
Controleer of alle kleppen en deksels goed gesloten zijn.
Controleer het computersysteem
Zorg ervoor dat de computer op een ondersteund besturingssysteem werkt.
Controleer of de computer minstens voldoet aan de minimale systeemvereisten.
Controleer het apparaat op het volgende
Het Aan/uit-lampje brandt zonder te knipperen. Wanneer het apparaat voor het
eerst wordt ingeschakeld, duurt het opwarmen ongeveer 45 seconden.
Het apparaat staat in de status Klaar en er branden of flikkeren geen andere
lichtjes op het bedieningspaneel van het apparaat. Als er lichtjes branden of
flikkeren, lees dan het bericht op het bedieningspaneel van het apparaat.
Controleer of het netsnoer en andere kabels functioneren en goed op het apparaat
zijn aangesloten.
Alle verpakkingstape en -materialen moeten van het apparaat zijn verwijderd.
De duplexeenheid moet stevig op zijn plaats zitten.
Afdrukmateriaal moet goed in de lade zijn geplaatst en niet in het apparaat zijn
vastgelopen.
Alle vergrendelingen en kleppen zijn gesloten.
Hoofdstuk 9
184 Onderhoud en problemen oplossen
Suggesties voor software-installatie
Controleer of aan de installatievereisten wordt voldaan
Zorg ervoor dat u de installatie-cd met de juiste installatiesoftware voor uw
besturingssysteem gebruikt.
Zorg ervoor dat u alle andere programma's afsluit voordat u de software installeert.
Als het pad naar het cd-station niet wordt herkend, controleert u of u de juiste
stationsaanduiding hebt opgegeven.
Als uw computer de installatie-cd in het cd-station niet herkent, controleert u of de
cd is beschadigd. De driver van het apparaat kan worden gedownload van de
website van HP (
www.hp.com/support).
Controleer of doe het volgende
Controleer of de computer voldoet aan de systeemvereisten.
Voordat u software op een computer met Windows installeert, moeten alle andere
programma’s zijn afgesloten.
Als het pad naar het cd-rom-station niet wordt herkend, controleert u of u de juiste
stationsaanduiding hebt opgegeven.
Als uw computer de cd in het cd-station niet herkent, controleert u of de cd is
beschadigd. De driver van het apparaat kan worden gedownload van de website
van HP (
www.hp.com/support).
Zorg ervoor dat de USB-drivers niet zijn uitgeschakeld in het apparaatbeheer in
Windows.
Als u een computer met Windows gebruikt en de computer het apparaat niet kan
vinden, voert u het hulpprogramma voor het verwijderen van software uit (util\ccc
\uninstall.bat op de installatie-cd). Hiermee verwijdert u de driver van het apparaat
volledig. Start de computer opnieuw op en installeer de driver van het apparaat
opnieuw.
Controleer het computersysteem
Zorg ervoor dat de computer op een ondersteund besturingssysteem werkt.
Controleer of de computer minstens voldoet aan de minimale systeemvereisten.
Storingen verhelpen
Soms loopt afdrukmateriaal vast tijdens een taak. Probeer de volgende oplossingen
voordat u de storing probeert te verhelpen.
Gebruik afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Raadpleeg
Afdrukmateriaal selecteren voor meer informatie.
Druk niet af op gekreukeld, gevouwen of beschadigd papier.
Zorg ervoor dat de scanner schoon is. Raadpleeg
Het toestel reinigen voor meer
informatie.
Zorg ervoor dat de lades correct geplaatst zijn en niet te vol zitten. Ga voor meer
informatie naar
Afdrukmateriaal plaatsen.
Storingen verhelpen
185
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Papierstoringen verhelpen
Papierstoringen voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Als het papier in de invoerlade is geplaatst, moet u het vastgelopen papier wellicht uit
de duplexeenheid verwijderen.
Het papier kan ook zijn vastgelopen in de automatische documentinvoer. Door
verschillende veelvoorkomende handelingen kan er papier vastlopen in de
automatische documentinvoer:
Er is te veel papier in de documentinvoerlade geplaatst. Zie
Originelen plaatsen
voor informatie over het maximale aantal vellen dat de automatische
documentinvoer kan bevatten.
Er is te dik of te dun papier gebruikt voor het apparaat.
Er is gepoogd papier bij te vullen in de documentinvoerlade terwijl het apparaat
bezig was met het invoeren van pagina's.
Een papierstoring in de duplexeenheid verhelpen
1. Verwijder de duplexeenheid.
Let op Probeer de papierstoring niet via de voorzijde van het apparaat op te
lossen. Het afdrukmechanisme kan daardoor beschadigd raken. Verwijder de
vastgelopen papier altijd via de duplexeenheid.
2. Trek het papier voorzichtig tussen de rollen vandaan.
Let op Als het papier scheurt wanneer u het van de rollen verwijdert,
controleert u de rollen en wieltjes op gescheurde stukjes papier die in het
apparaat kunnen zijn achtergebleven. Als u niet alle stukjes papier uit het
apparaat verwijdert, is er een grotere kans op papierstoringen.
3. Vervang de duplexeenheid. Duw de klep voorzichtig naar voren totdat deze op zijn
plaats klikt.
4. Druk op OK om de taak verder te verwerken.
Hoofdstuk 9
186 Onderhoud en problemen oplossen
Een papierstoring in de automatische documentinvoer verhelpen
1. Til de kap van de automatische documentinvoer omhoog.
2. Trek het papier voorzichtig tussen de rollen vandaan.
Let op Als het papier scheurt wanneer u het van de rollen verwijdert,
controleert u de rollen en wieltjes op gescheurde stukjes papier die in het
apparaat kunnen zijn achtergebleven. Als u niet alle stukjes papier uit het
apparaat verwijdert, is er een grotere kans op papierstoringen.
3. Sluit de kap van de automatische documentinvoer.
Papierstoringen voorkomen
Houd u aan de volgende richtlijnen om papierstoringen te voorkomen.
Verwijder afgedrukte exemplaren regelmatig uit de uitvoerlade.
Zorg dat papier niet krult of kreukt door al het ongebruikte papier in een
hersluitbare verpakking te bewaren.
Zorg dat het papier plat in de invoerlade ligt en dat de randen niet omgevouwen of
gescheurd zijn.
Leg niet papier van verschillende soorten en formaten tegelijk in de invoerlade; al
het papier in de invoerlade moet van dezelfde soort en hetzelfde formaat zijn.
Verschuif de breedtegeleider voor het papier in de invoerlade totdat deze vlak
tegen het papier aanligt. Zorg dat de breedtegeleiders het papier in de papierlade
niet buigen.
Schuif het papier niet te ver naar voren in de invoerlade.
Gebruik papiersoorten die worden aanbevolen voor het apparaat. Zie
Informatie
over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Laat geen originelen op de glasplaat liggen. Als u een origineel in de automatische
documentinvoer plaatst terwijl er al een origineel op de glasplaat ligt, kan er een
papierstoring optreden in de automatische documentinvoer als gevolg van het
origineel op de glasplaat.
Storingen verhelpen
187
A HP-benodigdheden en -
accessoires
Dit hoofdstuk bevat informatie over HP-benodigdheden en accessoires voor het apparaat. De
informatie kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Bezoek de website van HP
(www.hpshopping.com) voor de laatste updates. U kunt ook producten aankopen via de website.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Afdrukbenodigdheden online bestellen
Benodigdheden
Afdrukbenodigdheden online bestellen
Behalve vanaf de HP-website, kunt u met de volgende tools afdrukbenodigdheden bestellen:
Werkset (Windows): klik op het tabblad Geschat inktniveau, klik op Kopen.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS): klik op Status benodigdheden in het deelvenster
Informatie en ondersteuning en klik in het vervolgmenu op Benodigdheden van HP
kopen en kies dan Online.
Benodigdheden
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Ondersteunde printcartridges
HP-afdrukmateriaal
Ondersteunde printcartridges
De verkrijgbaarheid van cartridges varieert per land/regio. De cartridges zijn mogelijk in
verschillende formaten verkrijgbaar.
Het nummer van de cartridge is terug te vinden op de volgende plaatsen:
Op het label van de printcartridge die u gaat vervangen.
Windows: In de Werkset klikt u, als u over tweerichtingscommunicatie beschikt, op het
tabblad Geschatte inktniveaus, bladert u naar de knop Cartridgedetails button en klikt u
vervolgens op Cartridgedetails.
Mac OS: Vanaf het Hulpprogramma van de HP-printer klikt u op Info benodigdheden in
het paneel Informatie en ondersteuning en vervolgens op Informatie detailhandel
benodigdheden.
HP-afdrukmateriaal
Als u afdrukmateriaal wilt bestellen, zoals HP Premium Plus Fotopapier of HP Premium Papier,
gaat u naar
www.hp.com.
Kies uw land/regio en selecteer Buy of Shopping.
188
HP-benodigdheden en -accessoires
B
Ondersteuning en garantie
Dit hoofdstuk, Onderhoud en problemen oplossen, bevat suggesties voor het oplossen van
veelvoorkomende problemen. Als uw apparaat niet naar behoren werkt en de oplossingen in
deze handleiding het probleem niet verhelpen, kunt u gebruikmaken van één van de
onderstaande ondersteuningsdiensten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Elektronische ondersteuning krijgen
Garantie
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
Het apparaat klaarmaken voor verzending
Het apparaat verpakken
Elektronische ondersteuning krijgen
Voor ondersteuning en informatie over de garantie kunt u naar de website van HP gaan op
www.hp.com/support. Kies desgevraagd uw land/regio en klik op Contact HP (Neem contact op
met HP-ondersteuning) als u contact wilt opnemen met de technische ondersteuning.
Deze website biedt ook technische ondersteuning, drivers, benodigdheden, bestelinformatie en
andere opties zoals:
Online pagina's met ondersteuning raadplegen.
Een e-mail naar HP sturen voor antwoord op uw vragen.
On line met een technicus van HP spreken.
Controleren of er software-updates zijn.
U kunt ook ondersteuning krijgen vanuit de Werkset (Windows) of het HP Printerhulpprogramma
(Mac OS), waarin u eenvoudige, stapsgewijze oplossingen vindt voor veelvoorkomende
afdrukproblemen. Zie
Werkset (Windows) of HP Printerhulpprogramma (Mac OS) voor meer
informatie.
De ondersteuningsopties en beschikbaarheid variëren per product, land/regio en taal.
Ondersteuning en garantie
189
Garantie
A
. Duur van beperkte garantie
1. Hewlett-Packard (HP) garandeert de eindgebruiker dat bovenstaande HP-producten vrij van materiaal- en fabricagedefecten zijn
gedurende de hierboven aangegeven periode, die begint op de datum van aankoop door de klant. De klant moet een bewijs van
de datum van aankoop kunnen overleggen.
2. Met betrekking tot softwareproducten is de beperkte garantie van HP uitsluitend geldig voor het niet kunnen uitvoeren van
programmeringsinstructies. HP garandeert niet dat de werking van een product ononderbroken of vrij van fouten is.
3. De beperkte garantie van HP geldt alleen voor defecten die zich voordoen als resultaat van een normaal gebruik van het product
en is niet van toepassing in de volgende gevallen:
a. onjuist of onvoldoende onderhoud of wijziging van het product;
b. software, interfaces, afdrukmateriaal, onderdelen of benodigdheden die niet door HP worden geleverd of ondersteund;
c. gebruik dat niet overeenstemt met de specificaties van het product;
d. onrechtmatige wijzigingen of verkeerd gebruik.
4. Voor HP printerproducten is het gebruik van een cartridge die niet door HP is geleverd of een nagevulde cartridge niet van
invloed op de garantie aan de klant of een contract voor ondersteuning dat met de klant is gesloten. Als echter een defect of
beschadiging van de printer toegewezen kan worden aan het gebruik van een cartridge die niet van HP afkomstig is, een
nagevulde cartridge of een verlopen inktcartridge, brengt HP de gebruikelijke tijd- en materiaalkosten voor het repareren van de
printer voor het betreffende defect of de betreffende beschadiging in rekening.
5. Als HP tijdens de van toepassing zijnde garantieperiode kennisgeving ontvangt van een defect in een softwareproduct, in
afdrukmateriaal of in een inktproduct dat onder de garantie van HP valt, wordt het defecte product door HP vervangen. Als HP
tijdens de van toepassing zijnde garantieperiode kennisgeving ontvangt van een defect in een hardwareproduct dat onder de
garantie van HP valt, wordt naar goeddunken van HP het defecte product door HP gerepareerd of vervangen.
6. Als het defecte product niet door HP respectievelijk gerepareerd of vervangen kan worden, zal HP de aankoopprijs voor het
defecte product dat onder de garantie valt, terugbetalen binnen een redelijke termijn nadat HP kennisgeving van het defect heeft
ontvangen.
7. HP is niet verplicht tot reparatie, vervanging of terugbetaling tot de klant het defecte product aan HP geretourneerd heeft.
8. Een eventueel vervangingsproduct mag nieuw of bijna nieuw zijn, vooropgesteld dat het ten minste dezelfde functionaliteit heeft
als het product dat wordt vervangen.
9. De beperkte garantie van HP is geldig in alle landen/regio's waar het gegarandeerde product door HP wordt gedistribueerd, met
uitzondering van het Midden-Oosten, Afrika, Argentinië, Brazilië, Mexico, Venezuela en de tot Frankrijk behorende zogenoemde
"Départements d'Outre Mer". Voor de hierboven als uitzondering vermelde landen/regio's, is de garantie uitsluitend geldig in het
land/de regio van aankoop. Contracten voor extra garantieservice, zoals service op de locatie van de klant, zijn verkrijgbaar bij
elk officieel HP-servicekantoor in landen/regio's waar het product door HP of een officiële importeur wordt gedistribueerd.
10. Er wordt geen garantie gegeven op HP-inktpatronen die zijn nagevuld, opnieuw zijn geproduceerd, zijn opgeknapt en verkeerd
zijn gebruikt of waarmee op enigerlei wijze is geknoeid.
B. Garantiebeperkingen
IN ZOVERRE DOOR HET PLAATSELIJK RECHT IS TOEGESTAAN, BIEDEN NOCH HP, NOCH LEVERANCIERS (DERDEN)
ANDERE UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES OF VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE
PRODUCTEN VAN HP EN WIJZEN ZIJ MET NAME DE STILZWIJGENDE GARANTIES EN VOORWAARDEN VAN
VERKOOPBAARHEID, BEVREDIGENDE KWALITEIT EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL AF.
C. Beperkte aansprakelijkheid
1. Voor zover bij de plaatselijke wetgeving toegestaan, zijn de verhaalsmogelijkheden in deze beperkte garantie de enige en
exclusieve verhaalsmogelijkheden voor de klant.
2. VOORZOVER DOOR HET PLAATSELIJK RECHT IS TOEGESTAAN, MET UITZONDERING VAN DE SPECIFIEKE
VERPLICHTINGEN IN DEZE GARANTIEVERKLARING, ZIJN HP EN LEVERANCIERS (DERDEN) ONDER GEEN BEDING
AANSPRAKELIJK VOOR DIRECTE, INDIRECTE, SPECIALE EN INCIDENTELE SCHADE OF GEVOLGSCHADE, OF DIT NU
GEBASEERD IS OP CONTRACT, DOOR BENADELING OF ENIGE ANDERE JURIDISCHE THEORIE, EN ONGEACHT OF HP
VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE OP DE HOOGTE IS.
D. Lokale wetgeving
1. Deze garantieverklaring verleent de klant specifieke juridische rechten. De klant kan over andere rechten beschikken die in de
V.S. van staat tot staat, in Canada van provincie tot provincie en elders van land tot land of van regio tot regio kunnen
verschillen.
2. In zoverre deze garantieverklaring niet overeenstemt met de plaatselijke wetgeving, zal deze garantieverklaring als aangepast en
in overeenstemming met dergelijke plaatselijke wetgeving worden beschouwd. Krachtens een dergelijke plaatselijke wetgeving is
het mogelijk dat bepaalde afwijzingen en beperkingen in deze garantieverklaring niet op de klant van toepassing zijn. Sommige
staten in de Verenigde Staten en bepaalde overheden buiten de Verenigde Staten (inclusief provincies in Canada) kunnen
bijvoorbeeld:
a. voorkomen dat de afwijzingen en beperkingen in deze garantieverklaring de wettelijke rechten van een klant beperken
(bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk);
b. op andere wijze de mogelijkheid van een fabrikant beperken om dergelijke niet-aansprakelijkheidsverklaringen of beperkingen
af te dwingen;
c. de klant aanvullende garantierechten verlenen, de duur van de impliciete garantie bepalen waarbij het niet mogelijk is dat de
fabrikant zich niet aansprakelijk verklaart of beperkingen ten aanzien van de duur van impliciete garanties niet toestaan.
3. DE IN DEZE VERKLARING GESTELDE GARANTIEVOORWAARDEN VORMEN, BEHALVE IN DE WETTELIJK TOEGESTANE
MATE, GEEN UITSLUITING, BEPERKING OF WIJZIGING VAN, MAAR EEN AANVULLING OP DE VERPLICHTE EN
WETTELIJK VOORGESCHREVEN RECHTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE VERKOOP VAN HP-PRODUCTEN.
HP Fabrieksgarantie
Geachte klant,
A
ls bijlage ontvangt u hierbij een lijst met daarop de naam en het adres van de HP vestiging in uw land waar u terecht kunt voor de HP
fabrieksgarantie.
Naast deze fabrieksgarantie kunt u op basis van nationale wetgeving tevens jegens uw verkoper rechten putten uit de
verkoopovereenkomst. De HP fabrieksgarantie laat de wettelijke rechten onder de toepasselijke nationale wetgeving onverlet.
Nederland: Hewlett-Packard Nederland BV, Orteliuslaan 1000, 3528 BD Utrecht
Belgique: Hewlett-Packard Belgium BVBA/SPRL, Luchtschipstraat 1, B-1140 Brussels
HP product Duur van beperkte garantie
Softwaremedia 90 dagen
Printer 1 jaar
Print- of inktcartridges Tot het HP inktpatroon leeg is of de "einde garantie"-datum
(vermeld op het inktpatroon) is bereikt, afhankelijk van wat het eerst
van toepassing is. Deze garantie dekt geen HP inktproducten die
opnieuw zijn gevuld, opnieuw zijn gefabriceerd of zijn gerepareerd,
noch HP inktproducten die op verkeerde wijze zijn gebruikt of
behandeld.
Accessoires 1 jaar tenzij anders vermeld
Bijlage B
190
Ondersteuning en garantie
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
Gedurende de garantieperiode kunt u een beroep doen op het HP Klantenondersteuningscentrum.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Voordat u belt
Wat te doen bij problemen
Telefonische ondersteuning van HP
Opties voor aanvullende garantie
HP Quick Exchange Service (Japan)
HP Korea customer support
Voordat u belt
Bezoek de website van HP (www.hp.com/support) voor de nieuwste informatie over het oplossen
van problemen of productverbeteringen en -updates.
Houd de volgende informatie bij de hand zodat de medewerkers van ons
Klantenondersteuningscentrum u zo goed mogelijk van dienst kunnen zijn.
1. Druk de diagnostische zelftestpagina van het apparaat af. Raadpleeg
De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor meer informatie. Als het apparaat niet afdrukt, houd dan de
volgende informatie bij de hand:
Apparaatmodel
Modelnummer en serienummer (aan de achterzijde van de printer)
2. Ga na welk besturingssysteem u gebruikt, bijvoorbeeld Windows XP.
3. Als het apparaat is aangesloten op een netwerk, controleer dan het besturingssysteem van
het netwerk.
4. Noteer hoe het apparaat met uw systeem is verbonden, bijvoorbeeld via een USB- of
netwerkverbinding.
5. Noteer het versienummer van de printersoftware. (U vindt het versienummer van de
printerdriver door het dialoogvenster met printerinstellingen of -eigenschappen te openen en
op het tabblad Info te klikken.)
6. Wanneer u problemen heeft met het afdrukken vanuit een bepaalde toepassing noteer dan
de naam en het versienummer van de toepassing.
Wat te doen bij problemen
Voer de volgende stappen uit als u een probleem hebt
1. Raadpleeg de documentatie die bij het apparaat is geleverd.
2. Ga naar de website voor online ondersteuning van HP op
www.hp.com/support. Online
ondersteuning van HP is beschikbaar voor alle klanten van HP. Het is de betrouwbaarste
bron van actuele informatie over het apparaat en deskundige hulp, en biedt de volgende
voordelen:
Snelle toegang tot gekwalificeerde online ondersteuningstechnici
Software en stuurprogramma-updates voor de HP All-in-One
Waardevolle informatie voor het oplossen van veel voorkomende problemen
Pro-actieve apparaatupdates, ondersteuningswaarschuwingen en HP-nieuwsbrieven die
beschikbaar zijn als u de HP All-in-One registreert
3. Bel HP Ondersteuning. De ondersteuningsopties en de beschikbaarheid verschillen per
apparaat, land/regio en taal.
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
191
Telefonische ondersteuning van HP
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Periode voor telefonische ondersteuning
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning
Telefonisch contact opnemen
Na de periode van telefonische ondersteuning
Periode voor telefonische ondersteuning
Eén jaar telefonische ondersteuning is beschikbaar in Noord-Amerika, Azië (Stille Oceaan) en
Latijns-Amerika (inclusief Mexico).
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning
In veel landen biedt HP gratis telefonische ondersteuning gedurende de garantieperiode. Bij
sommige van de ondersteuningsnummers moet u echter wel de normale telefoonkosten betalen.
Zie
www.hp.com/support voor de meest actuele lijst met telefoonnummers voor ondersteuning.
Bijlage B
192
Ondersteuning en garantie
Telefonisch contact opnemen
Bel HP-ondersteuning terwijl u bij de computer en de HP All-in-One zit. Zorg dat u de volgende
informatie kunt geven:
Modelnummer (dit vindt u op het etiket aan de voorzijde van het apparaat)
Serienummer (dit vindt u achter of onder op het apparaat)
Berichten die verschijnen wanneer het probleem zich voordoet
Antwoorden op de volgende vragen:
Doet dit probleem zich vaker voor?
Kunt u het probleem reproduceren?
Hebt u nieuwe hardware of software aan de computer toegevoegd kort voordat dit
probleem zich begon voor te doen?
Is er iets anders gebeurd vóór deze situatie (bijvoorbeeld een onweersbui, de HP All-in-
One is verplaatst, enz.)?
Na de periode van telefonische ondersteuning
Na afloop van de periode waarin u een beroep kunt doen op telefonische ondersteuning, kunt u
tegen vergoeding voor hulp terecht bij HP. Help is mogelijk ook beschikbaar via de website voor
online ondersteuning van HP:
www.hp.com/support. Neem contact op met uw HP leverancier of
bel het telefoonnummer voor ondersteuning in uw land/regio voor meer informatie over de
beschikbare ondersteuningsopties.
Opties voor aanvullende garantie
Tegen extra kosten zijn aanvullende serviceplannen beschikbaar voor de HP All-in-One. Ga naar
www.hp.com/support, selecteer uw land/regio en taal en bekijk het gedeelte over services en
garantie voor informatie over de aanvullende serviceplannen.
Telefonische ondersteuning van HP krijgen
193
HP Quick Exchange Service (Japan)
Raadpleeg Het apparaat verpakken voor instructies voor het verpakken van het product voor
retournering of vervanging.
HP Korea customer support
Bijlage B
194
Ondersteuning en garantie
Het apparaat klaarmaken voor verzending
Als u door HP-klantenondersteuning of door de winkel waar u het apparaat hebt gekocht, wordt
gevraagd het apparaat voor onderhoud op te sturen, moet u de volgende onderdelen verwijderen
en bewaren voordat u het apparaat terugstuurt:
De printcartridges
Het frontje van het bedieningspaneel
De duplexeenheid
De uitvoerlade
Het stroomsnoer, de USB-kabel en andere kabels die aan het apparaat zijn verbonden
Papier in de invoerlade
Verwijder alle originelen die eventueel nog in het apparaat aanwezig zijn
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel van het apparaat
Verwijder de printcartridges voor verzending
De duplexeenheid verwijderen
De uitvoerlade verwijderen
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel van het apparaat
Voer de volgende stappen uit nadat u de printcartridges hebt verwijderd.
Opmerking Deze informatie is niet van toepassing op klanten in Japan.
Let op U kunt deze stappen pas uitvoeren als het apparaat is losgekoppeld.
Let op Het vervangende apparaat wordt niet met een stroomsnoer verzonden. Bewaar het
stroomsnoer op een veilige plaats totdat u het vervangapparaat ontvangt.
De overlay van het bedieningspaneel verwijderen
1. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
2. Koppel het netsnoer los en verwijder dit van het apparaat. Stuur deze niet met het apparaat
mee terug.
Het apparaat klaarmaken voor verzending
195
3. Verwijder de overlay van het bedieningspaneel als volgt:
a. Til de scannerklep op.
b. Ga met uw vinger of een dun object onder het klepje in de rechterbovenhoek van het
frontje van het bedieningpaneel om dit eraf te trekken.
4. Bewaar de overlay van het bedieningspaneel. Stuur de overlay van het bedieningspaneel
niet mee terug met de HP All-in-One.
Let op Het is mogelijk dat het vervangende apparaat zonder frontje op het
bedieningspaneel wordt geleverd. Bewaar het frontje goed en bevestig het frontje terug
op het bedieningspaneel als het vervangende apparaat arriveert. Om de functies van het
bedieningspaneel op het vervangende apparaat te kunnen gebruiken, moet u het frontje
terug aanbrengen.
Opmerking Raadpleeg de installatieposter die bij het apparaat is geleverd voor
instructies over het bevestigen van het frontje van het bedieningspaneel. Mogelijk
worden instructies voor het instellen van het apparaat bij het vervangende apparaat
geleverd.
Bijlage B
196
Ondersteuning en garantie
Verwijder de printcartridges voor verzending
Voordat u het apparaat terugstuurt, moet u de printcartridges verwijderen.
Opmerking Deze informatie is niet van toepassing op klanten in Japan.
Printcartridges verwijderen voor verzending
1. Zet het apparaat aan en wacht totdat de wagen met printcartridges stilstaat. Als het apparaat
niet aangaat, slaat u deze stap over en gaat u naar stap 2.
Opmerking Als het apparaat niet wordt ingeschakeld, kunt u het netsnoer uit het
stopcontact halen en vervolgens de wagen met printcartridges handmatig geheel naar
rechts schuiven om de printcartridges te verwijderen.
2. Trek de klep voor de printcartridges voorzichtig open.
3. Grijp de printcartridges tussen uw duim en wijsvinger en trek ze stevig naar u toe om ze te
verwijderen.
4. Plaats de printcartridges in een luchtdichte kunststof verpakking om uitdroging te voorkomen
en berg deze op. Verzend de cartridges niet samen met het apparaat, tenzij de HP-
klantenondersteuning u daarom vraagt.
5. Sluit de klep voor de printcartridges en wacht enkele minuten tot de wagen met
printcartridges zich weer in de normale positie bevindt (aan de linkerzijde).
6. Als de scanner inactief is en zich weer in de vaste positie bevindt, zet u het apparaat uit door
op de knop Aan/uit te drukken.
De duplexeenheid verwijderen
Verwijder de duplexeenheid voordat u het apparaat verzendt.
Het apparaat klaarmaken voor verzending
197
Druk op de knoppen aan weerszijden van het toegangspaneel aan de achterkant of
controleer de duplexeenheid en verwijder het paneel of de eenheid.
De uitvoerlade verwijderen
Verwijder de uitvoerlade voordat u het apparaat verzendt.
Til de uitvoerlade omhoog en verwijder deze voorzichtig uit het apparaat.
Het apparaat verpakken
Voer de volgende stappen uit nadat u het apparaat hebt klaargemaakt voor verzending.
Het apparaat verpakken
1. Het apparaat indien mogelijk voor verzending verpakken in het oorspronkelijke
verpakkingsmateriaal of gebruik het verpakkingsmateriaal waarin het vervangend apparaat is
verpakt.
Bijlage B
198
Ondersteuning en garantie
Als u het originele verpakkingsmateriaal niet meer hebt, gebruik dan ander, degelijk
verpakkingsmateriaal. Schade tijdens de verzending veroorzaakt door ongeschikte
verpakking en/of ongeschikt transport wordt niet gedekt door de garantie.
2. Plaats het etiket voor retourverzending op de buitenkant van de doos.
3. De doos dient het volgende te bevatten:
een volledige probleembeschrijving voor het servicepersoneel (voorbeelden van
problemen met afdrukkwaliteit zijn handig).
een kopie van de aankoopbon of een ander aankoopbewijs om de garantieperiode te
bepalen.
uw naam, adres en een telefoonnummer waar u overdag bereikbaar bent.
Het apparaat verpakken
199
C
Specificaties van het apparaat
Zie Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor informatie over de
specificaties en de behandeling van afdrukmaterialen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Fysieke specificaties
Productkenmerken en -mogelijkheden
Specificaties processor en geheugen
Systeemvereisten
Netwerkprotocolspecificaties
Specificaties van de geïntegreerde webserver
Afdrukspecificaties
Kopieerspecificaties
Faxspecificaties
Scanspecificaties
Omgevingsspecificaties
Elektrische specificaties
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO 7779)
Geheugenkaartspecificaties
Fysieke specificaties
Formaat (breedte x diepte x hoogte)
Apparaat met glasplaat van A4/Letter-formaat en duplexeenheid: 476 x 473 x 258 mm
Gewicht van het apparaat (inclusief printerbenodigdheden)
Apparaat met glasplaat van A4/Letter-formaat en duplexeenheid: 8.6 kg (19 lb)
Productkenmerken en -mogelijkheden
Functie Capaciteit
Verbindingsmogelijkheden
USB 2.0-compatibel met hoge snelheid
Wireless 802.11b/g
Vast netwerk
Printcartridges
Vier cartridges (zwart, driekleurencartridge,
foto en foto-grijs)
Opmerking Niet alle cartridges worden in
alle landen/regio's ondersteund.
Levensduur
Bezoek www.hp.com/pageyield/ voor meer
informatie over de geschatte levensduur van
printcartrdiges.
Besturingstalen HP PCL 3
Ondersteunde lettertypen
Amerikaanse lettertypen: CG Times, CG
Times Italic, Universe, Universe Italic,
200
Specificaties van het apparaat
Functie Capaciteit
Courier, Courier Italic, Letter Gothic, Letter
Gothic Italic.
Werkbelasting
Maximaal 5000 pagina’s per maand
Ondersteunde talen bedieningspaneel van
het apparaat
Beschikbare talen verschillen per land/regio.
Bulgaars, Kroatisch, Tsjechisch, Deens,
Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits,
Grieks, Hongaars, Italiaans, Japans,
Koreaans, Noors, Pools, Portugees,
Roemeens, Russisch, vereenvoudigd
Chinees, Slowaaks, Sloveens, Spaans,
Zweeds, traditioneel Chinees, Turks,
Oekraïens.
Specificaties processor en geheugen
Hoofdprocessor
192 MHz ARM946ES, ETM9 (medium)
Hoofdgeheugen
64 MB ingebouwd RAM, 16 MB ingebouwd MROM + 2 MB ingebouwd Flash-ROM
Systeemvereisten
Opmerking Voor de meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen en
systeemvereisten gaat u naar
http://www.hp.com/support/
Compatibiliteit besturingssysteem
Windows 2000, Windows XP, Windows XP x64, Windows Vista
Opmerking Voor Windows 2000 zijn alleen printerstuurprogramma’s,
scannerstuurprogramma's en de Werkset beschikbaar.
Mac OS X (10.3, 10.4)
Linux
Minimale vereisten
Windows 2000 Service Pack 4: Intel Pentium II- of Celeron-processor, 128 MB RAM, 200 MB
vrije schijfruimte, Microsoft Internet Explorer 6.0
Windows XP (32-bits): Intel Pentium II- of Celeron-processor, 128 MB RAM, 410 MB vrije
schijfruimte, Microsoft Internet Explorer 6.0
Microsoft® Windows® x64: AMD Athlon 64-, AMD Opteron-, Intel Xeon-processor met Intel
EM64T-ondersteuning of Intel Pentium 4-processor met Intel EM64T-ondersteuning, 128 MB
RAM, 200 MB beschikbare ruimte op de harde schijf, Microsoft Internet Explorer 6.0
Windows Vista: 800 MHz 32-bits (x86) of 64-bits (x64) processor, 512 MB RAM, 765 MB
beschikbare ruimte op de harde schijf, Microsoft Internet Explorer 7.0
Mac OS X (10.3.9 of hoger, 10.4.9 of hoger): 400 MHz Power PC G3 (v10.3.9en hoger,
10.4.9 en hoger) of 1.83 GHz Intel Core Duo (10.4.9 en hoger), 256 MB RAM - 800 MB vrije
schijfruimte
Quick Time 5.0 of hoger (Mac OS)
Adobe Acrobat Reader 5.0 of hoger
(vervolg)
Systeemvereisten
201
Aanbevolen vereisten
Windows 2000 Service Pack 4: Intel Pentium III-processor of hoger, 256 MB RAM, 500 MB
vaste-schijfruimte
Windows XP (32-bits): Intel Pentium III-processor of hoger, 256 MB RAM, 500 MB vaste-
schijfruimte
Microsoft® Windows® XP x64: AMD Athlon 64-, AMD Opteron-, Intel Xeon-processor met
Intel EM64T-ondersteuning of Intel Pentium 4-processor met Intel EM64T-ondersteuning,
256 MB RAM, 500 MB beschikbare ruimte op de harde schijf
Windows Vista: 1 GHz 32-bits (x86) of 64-bits (x64) processor, 1 GB RAM, 1,2 GB
beschikbare ruimte op de harde schijf.
Mac OS X (10.3.9 en hoger, 10.4.9 en hoger): 400 MHz Power PC G4 (v10.3.9 en hoger,
10.4.9 en hoger) of 1.83 GHz Intel Core Duo (10.4.9 en hoger), 256 MB RAM - 800 MB vrije
schijfruimte
Microsoft Internet Explorer 6.0 of hoger (Windows 2000, Windows XP); Internet
Explorer 7.0 of hoger (Windows Vista)
Netwerkprotocolspecificaties
Ondersteunde netwerkbesturingssystemen
Windows 2000, Windows XP (32-bits), Windows XP x64 (Professional en Home Editions),
Windows Vista (32-bits) & (64-bit) [Ultimate, Enterprise & Business Edition]
Mac OS X (10.3, 10.4)
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services met Citrix Metaframe XP met Feature
Release 3
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services met Citrix Presentation Server 4.0
Microsoft Windows 2000 Server Terminal Services
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services met Citrix Presentation Server 4.0
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services met Citrix Presentation Server 4.5
Microsoft Windows 2003 Server Terminal Services met Citrix Metaframe XP met Feature
Release 3
Microsoft Windows 2003 Small Business Server Terminal Services
Novell Netware 6, 6.5, Open Enterprise Server 6.5
Compatibele netwerkprotocollen
TCP/IP
Networkbeheer
Ingebouwde webserver
Functies
Mogelijkheid netwerkapparaten op afstand te configureren en te beheren
Specificaties van de geïntegreerde webserver
Vereisten
Een TCP/IP-netwerk (IPX/SPX-netwerken worden niet ondersteund)
Een webbrowser (Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger, Opera 8.0 of hoger, Mozilla
Firefox 1.0 of hoger, of Safari 1.2 of hoger)
Een netwerkverbinding (u kunt geen geïntegreerde webserver gebruiken die rechtstreeks is
verbonden met een USB-kabel)
Bijlage C
202
Specificaties van het apparaat
Een internetverbinding (vereist voor sommige functies)
Opmerking U kunt de geïntegreerde webserver openen zonder verbinding met
internet. Sommige functies zijn dan echter niet beschikbaar.
Hij moet zich aan dezelfde kant van een firewall bevinden als het apparaat.
Afdrukspecificaties
Resolutie (zwart)
Maximaal 1200 dpi met zwarte inkt op pigmentbasis
Resolutie (kleur)
Verbeterde HP-fotokwaliteit met Vivera-inkt (max. 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi op HP
Premium Plus-fotopapier met 1200 x 1200 invoer-dpi)
Kopieerspecificaties
Digitale beeldverwerking
Max. 100 kopieën van origineel (verschilt per model)
Digitale zoom: van 25 tot 400% (verschilt per model)
Aan pagina aanpassen, voor het scannen
De kopieersnelheid is afhankelijk van de complexiteit van het document
Modus
Soort Scanresolutie (dpi)
Beste Zwart maximaal 600 x 1200
Kleur maximaal 600 x 1200
Normaal Zwart maximaal 300 x 300
Kleur maximaal 300 x 300
Snel Zwart maximaal 300 x 300
Kleur maximaal 300 x 300
Faxspecificaties
Mogelijkheid voor zwart-wit en kleur bij apparaat.
Maximaal 110 snelkiesnummers (verschilt per model).
Geheugen van maximaal 120 pagina's (verschilt per model, volgens ITU-T-testafbeelding nr.
1 bij standaardresolutie). Complexere pagina's of hogere resoluties vragen meer tijd en
geheugen.
Fax handmatig verzenden en ontvangen.
Automatisch tot vijf keer opnieuw kiezen bij in gesprek (verschilt per model).
Automatisch een keer opnieuw kiezen bij geen gehoor (verschilt per model).
Bevestigings- en activiteitenrapporten.
CCITT/ITU Group 3-fax met foutcorrectiemodus.
33,6 Kbps overdracht.
Faxspecificaties
203
Snelheid van 3 seconden per pagina bij 33,6 Kbps (volgens ITU-T-testafbeelding nr. 1 bij
standaardresolutie). Complexere pagina's of hogere resoluties vergen meer tijd en geheugen.
Oproepherkenning met automatisch schakelen tussen fax en antwoordapparaat.
Foto (dpi) Zeer fijn (dpi) Fijn (dpi) Standaard (dpi)
Zwart 196 x 203 (8-bits
grijstinten)
300 x 300 196 x 203 196 x 98
Kleur 200 x 200 200 x 200 200 x 200 200 x 200
Specificaties voor Fax naar pc
Ondersteund bestandstype: Ongecomprimeerde TIFF
Ondersteunde faxtypen: zwart-witfaxen
Scanspecificaties
Beeldbewerkingssoftware inbegrepen
Geïntegreerde OCR-software zet gescande tekst automatisch om in bewerkbare tekst
De scansnelheid is afhankelijk van de complexiteit van het document
Twain-compatibele interface
Resolutie: 2400 x 4800 dpi optisch, maximaal 19 200 dpi verbeterd
Kleur: 16-bits per RGB-kleur, 48-bits totaal
Maximaal scanformaat vanaf de glasplaat: 216 x 297 mm
Maximaal scanformaat vanaf de ADI: 216 x 356 mm
Omgevingsspecificaties
Werkomgeving
Werktemperatuur: 5° tot 40°C
Aanbevolen bedrijfstemperatuur: 15° tot 32°C
Aanbevolen relatieve luchtvochtigheid: 25 tot 75% niet-condenserend
Opslagomgeving
Opslagtemperatuur: -40° tot 60°C
Luchtvochtigheid bij opslag: Maximaal 90 procent niet-condenserend bij een temperatuur van 65°C
Elektrische specificaties
Stroomvoorziening
Universele netadapter (extern)
Stroomvereisten
Ingangsspanning: 100 tot 240 VAC (± 10%), 50/60 Hz (± 3Hz)
Uitgangsspanning: 32 Vdc bij 940 mA; 16 Vdc bij 625 mA
Stroomverbruik
35 Watt afdrukken (snelle conceptmodus); 40 Watt faxen of kopiëren (snelle conceptmodus)
Bijlage C
204
Specificaties van het apparaat
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus,
geluidsniveaus volgens ISO 7779)
Geluidsdruk (bij apparaat)
LpAd 55 (dBA)
Geluidsvermogen
LwAd 6.9 (BA)
Geheugenkaartspecificaties
Aanbevolen maximum aantal bestanden op een geheugenkaart: 1,000
Aanbevolen maximumgrootte van de afzonderlijke bestanden: 12 megapixel maximum, 8 MB
maximum
Aanbevolen maximumgrootte van de geheugenkaart: 1 GB (alleen solid state)
Opmerking Bij benadering van de aanbevolen maximumwaarden voor een geheugenkaart
kunnen de prestaties van het apparaat onder de verwachting blijven.
Ondersteunde typen geheugenkaarten
CompactFlash (Type I en II)
Memory Stick, Memory Stock Duo, Memory Stick Pro, MagicGate Memory Stick Duo
Memory Stick Micro (met afzonderlijk aan te schaffen adapter)
Secure Digital
High Capacity Secure Digital
miniSD, microSD (met afzonderlijk aan te schaffen adapter)
MultiMediaCard (MMC), Secure MultiMediaCard
Reduced-Size MultiMmediaCard (RS-MMC), MMC Mobile, MMCmicro (met afzonderlijk aan
te schaffen adapter)
xD-Picture Card
Geheugenkaartspecificaties
205
D
Wettelijk verplichte informatie
Het apparaat voldoet aan de producteisen van overheidsinstellingen in uw land/regio.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
FCC statement
Notice to users in Korea
VCCI (Class B) compliance statement for users in Japan
Notice to users in Japan about the power cord
Toxic and hazardous substance table
LED indicator statement
Noise emission statement for Germany
Notice to users of the U.S. telephone network: FCC requirements
Notice to users of the Canadian telephone network
Notice to users in the European Economic Area
Notice to users of the German telephone network
Australia wired fax statement
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
Wettelijk verplicht modelnummer
Declaration of conformity
Programma voor milieubehoud
206
Wettelijk verplichte informatie
FCC statement
FCC statement
The United States Federal Communications Commission (in 47 CFR 15.105) has specified
that the following notice be brought to the attention of users of this product.
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital
device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reason-
able protection against harmful interference in a residential installation. This equipment
generates, uses and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used in
accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications.
However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation.
If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can
be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct
the interference by one or more of the following measures:
Reorient the receiving antenna.
Increase the separation between the equipment and the receiver.
Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the
receiver is connected.
Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
For further information, contact:
Manager of Corporate Product Regulations
Hewlett-Packard Company
3000 Hanover Street
Palo Alto, Ca 94304
(650) 857-1501
Modifications (part 15.21)
The FCC requires the user to be notified that any changes or modifications made to this
device that are not expressly approved by HP may void the user's authority to operate the
equipment.
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following
two conditions: (1) this device may not cause harmful interference, and (2) this device must
accept any interference received, including interference that may cause undesired
operation.
Notice to users in Korea
Notice to users in Korea 207
VCCI (Class B) compliance statement for users in Japan
Notice to users in Japan about the power cord
Toxic and hazardous substance table
LED indicator statement
LED indicator statement
The display LEDs meet the requirements of EN 60825-1.
Bijlage D
208
Wettelijk verplichte informatie
Noise emission statement for Germany
Geräuschemission
LpA < 70 dB am Arbeitsplatz im Normalbetrieb nach DIN 45635 T. 19
Noise emission statement for Germany 209
Notice to users of the U.S. telephone network: FCC requirements
Notice to users of the U.S. telephone network: FCC requirements
This equipment complies with FCC rules, Part 68. On this equipment is a label that
contains, among other information, the FCC Registration Number and Ringer Equivalent
Number (REN) for this equipment. If requested, provide this information to your telephone
company.
An FCC compliant telephone cord and modular plug is provided with this equipment. This
equipment is designed to be connected to the telephone network or premises wiring using
a compatible modular jack which is Part 68 compliant. This equipment connects to the
telephone network through the following standard network interface jack: USOC
RJ-11C.
The REN is useful to determine the quantity of devices you may connect to your telephone
line and still have all of those devices ring when your number is called. Too many devices
on one line might result in failure to ring in response to an incoming call. In most, but not
all, areas the sum of the RENs of all devices should not exceed five (5). To be certain of the
number of devices you may connect to your line, as determined by the REN, you should call
your local telephone company to determine the maximum REN for your calling area.
If this equipment causes harm to the telephone network, your telephone company might
discontinue your service temporarily. If possible, they will notify you in advance. If advance
notice is not practical, you will be notified as soon as possible. You will also be advised of
your right to file a complaint with the FCC. Your telephone company might make changes
in its facilities, equipment, operations, or procedures that could affect the proper operation
of your equipment. If they do, you will be given advance notice so you will have the
opportunity to maintain uninterrupted service. If you experience trouble with this equipment,
please contact the manufacturer, or look elsewhere in this manual, for warranty or repair
information. Your telephone company might ask you to disconnect this equipment from the
network until the problem has been corrected or until you are sure that the equipment is not
malfunctioning.
This equipment may not be used on coin service provided by the telephone company.
Connection to party lines is subject to state tariffs. Contact your state public utility commis-
sion, public service commission, or corporation commission for more information.
This equipment includes automatic dialing capability. When programming and/or making
test calls to emergency numbers:
Remain on the line and explain to the dispatcher the reason for the call.
Perform such activities in the off-peak hours, such as early morning or late evening.
Note The FCC hearing aid compatibility rules for telephones are not applicable
to this equipment.
The Telephone Consumer Protection Act of 1991 makes it unlawful for any person to use a
computer or other electronic device, including fax machines, to send any message unless
such message clearly contains in a margin at the top or bottom of each transmitted page
or on the first page of transmission, the date and time it is sent and an identification of the
business, other entity, or other individual sending the message and the telephone number
of the sending machine or such business, other entity, or individual. (The telephone number
provided might not be a 900 number or any other number for which charges exceed local
or long-distance transmission charges.) In order to program this information into your fax
machine, you should complete the steps described in the software.
Bijlage D
210
Wettelijk verplichte informatie
Notice to users of the Canadian telephone network
Note à l’attention des utilisateurs du réseau téléphonique
canadien/Notice to users of the Canadian telephone network
Cet appareil est conforme aux spécifications techniques des équipements terminaux
d’Industrie Canada. Le numéro d’enregistrement atteste de la conformité de l’appareil.
L’abréviation IC qui précède le numéro d’enregistrement indique que l’enregistrement a été
effectué dans le cadre d’une Déclaration de conformité stipulant que les spécifications
techniques d’Industrie Canada ont été respectées. Néanmoins, cette abréviation ne signifie
en aucun cas que l’appareil a été validé par Industrie Canada.
Pour leur propre sécurité, les utilisateurs doivent s’assurer que les prises électriques reliées
à la terre de la source d’alimentation, des lignes téléphoniques et du circuit métallique
d’alimentation en eau sont, le cas échéant, branchées les unes aux autres. Cette précaution
est particulièrement importante dans les zones rurales.
Remarque Le numéro REN (Ringer Equivalence Number) attribué à chaque
appareil terminal fournit une indication sur le nombre maximal de terminaux qui
peuvent être connectés à une interface téléphonique. La terminaison d’une
interface peut se composer de n’importe quelle combinaison d’appareils, à
condition que le total des numéros REN ne dépasse pas 5.
Basé sur les résultats de tests FCC Partie 68, le numéro REN de ce produit est 0.0B.
This equipment meets the applicable Industry Canada Terminal Equipment Technical
Specifications. This is confirmed by the registration number. The abbreviation IC before the
registration number signifies that registration was performed based on a Declaration of
Conformity indicating that Industry Canada technical specifications were met. It does not
imply that Industry Canada approved the equipment.
Users should ensure for their own protection that the electrical ground connections of the
power utility, telephone lines and internal metallic water pipe system, if present, are
connected together. This precaution might be particularly important in rural areas.
Note The REN (Ringer Equivalence Number) assigned to each terminal device
provides an indication of the maximum number of terminals allowed to be
connected to a telephone interface. The termination on an interface might consist
of any combination of devices subject only to the requirement that the sum of the
Ringer Equivalence Numbers of all the devices does not exceed 5.
The REN for this product is 0.0B, based on FCC Part 68 test results.
Notice to users of the Canadian telephone network 211
Notice to users in the European Economic Area
Notice to users in the European Economic Area
This product is designed to be connected to the analog Switched Telecommunication
Networks (PSTN) of the European Economic Area (EEA) countries/regions.
Network compatibility depends on customer selected settings, which must be reset to use
the equipment on a telephone network in a country/region other than where the product
was purchased. Contact the vendor or Hewlett-Packard Company if additional product
support is necessary.
This equipment has been certified by the manufacturer in accordance with Directive
1999/5/EC (annex II) for Pan-European single-terminal connection to the public switched
telephone network (PSTN). However, due to differences between the individual PSTNs
provided in different countries, the approval does not, of itself, give an unconditional
assurance of successful operation on every PSTN network termination point.
In the event of problems, you should contact your equipment supplier in the first instance.
This equipment is designed for DTMF tone dialing and loop disconnect dialing. In the
unlikely event of problems with loop disconnect dialing, it is recommended to use this
equipment only with the DTMF tone dial setting.
Notice to users of the German telephone network
Hinweis für Benutzer des deutschen Telefonnetzwerks
Dieses HP-Fax ist nur für den Anschluss eines analogen Public Switched Telephone Network
(PSTN) gedacht. Schließen Sie den TAE N-Telefonstecker, der im Lieferumfang des
HP All-in-One enthalten ist, an die Wandsteckdose (TAE 6) Code N an. Dieses HP-Fax kann
als einzelnes Gerät und/oder in Verbindung (mit seriellem Anschluss) mit anderen zugelass-
enen Endgeräten verwendet werden.
Australia wired fax statement
In Australia, the HP device must be connected to Telecommunication Network through a line
cord which meets the requirements of the Technical Standard AS/ACIF S008.
Bijlage D
212
Wettelijk verplichte informatie
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
Dit hoofdstuk bevat de volgende overheidsinformatie met betrekking tot draadloze producten:
Exposure to radio frequency radiation
Notice to users in Brazil
Notice to users in Canada
Notice to users in Taiwan
European Union regulatory notice
Exposure to radio frequency radiation
Exposure to radio frequency radiation
Caution The radiated output power of this device is far below the FCC radio
frequency exposure limits. Nevertheless, the device shall be used in such a manner
that the potential for human contact during normal operation is minimized. This
product and any attached external antenna, if supported, shall be placed in such
a manner to minimize the potential for human contact during normal operation. In
order to avoid the possibility of exceeding the FCC radio frequency exposure
limits, human proximity to the antenna shall not be less than 20 cm (8 inches)
during normal operation.
Notice to users in Brazil
Aviso aos usuários no Brasil
Este equipamento opera em caráter secundário, isto é, não tem direito à proteção
contra interferência prejudicial, mesmo de estações do mesmo tipo, e não pode causar
interferência a sistemas operando em caráter primário. (Res.ANATEL 282/2001).
Notice to users in Canada
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs canadiens
For Indoor Use. This digital apparatus does not exceed the Class B limits for radio noise
emissions from the digital apparatus set out in the Radio Interference Regulations of the
Canadian Department of Communications. The internal wireless radio complies with RSS
210 and RSS GEN of Industry Canada.
Utiliser à l'intérieur. Le présent appareil numérique n'émet pas de bruit radioélectrique
dépassant les limites applicables aux appareils numériques de la classe B prescrites dans
le Règlement sur le brouillage radioélectrique édicté par le ministère des Communications
du Canada. Le composant RF interne est conforme a la norme RSS-210 and RSS GEN
d'Industrie Canada.
Wettelijke informatie inzake draadloze producten
213
Notice to users in Taiwan
Bijlage D
214
Wettelijk verplichte informatie
European Union regulatory notice
European Union Regulatory Notice
Products bearing the CE marking comply with the following EU Directives:
Low Voltage Directive 73/23/EEC
EMC Directive 2004/108/EC
CE compliance of this product is valid only if powered with the correct CE-marked AC
adapter provided by HP.
If this product has telecommunications functionality, it also complies with the essential
requirements of the following EU Directive:
R&TTE Directive 1999/5/EC
Compliance with these directives implies conformity to harmonized European standards
(European Norms) that are listed in the EU Declaration of Conformity issued by HP for this
product or product family. This compliance is indicated by the following conformity
marking placed on the product.
The wireless telecommunications functionality of this product may be used in the following
EU and EFTA countries:
Austria, Belgium, Cyprus, Czech Republic, Denmark, Estonia, Finland, France, Germany,
Greece, Hungary, Iceland, Ireland, Italy, Latvia, Liechtenstein, Lithuania, Luxembourg,
Malta, Netherlands, Norway, Poland, Portugal, Slovak Republic, Slovenia, Spain,
Sweden, Switzerland, and United Kingdom.
Products with 2.4-GHz wireless LAN devices
France
For 2.4 GHz Wireless LAN operation of this product certain restrictions apply: This
product may be used indoor for the entire 2400-2483.5 MHz frequency band (channels
1-13). For outdoor use, only 2400-2454 MHz frequency band (channels 1-9) may be used.
For the latest requirements, see http://www.art-telecom.fr.
Italy
License required for use. Verify with your dealer or directly with the General Direction for
Frequency Planning and Management (Direzione Generale Pianificazione e Gestione
Frequenze).
Wettelijk verplicht modelnummer
Voor identificatiedoeleinden is uw product voorzien van een wettelijk modelnummer. Het
voorgeschreven identificatienummer van uw product is SNPRC-0701. Dit voorgeschreven
nummer is niet hetzelfde als de marketingnaam (HP Officejet J6400 All-in-One serie) of het
productnummer.
Wettelijk verplicht modelnummer
215
Declaration of conformity
DECLARATION OF CONFORMITY
according to ISO/IEC 17050-1 and EN 17050-1
Supplier’s Name:
Hewlett-Packard Company
DoC#: SNPRC-0701- B
Supplier’s Address:
60, Alexandra Terrace, # 07-01 The Comtech, Singapore 118502
declares, that the product
Product Name:
HP Officejet J6400 seri
es
Regulatory Model Number:
1)
SNPRC-0701
Product Options:
Al
l
Radio Module Number:
RSVLD-060
8
conforms to the following Product Specifications and Regulations:
SAFETY:
IEC 60950-1:2001 / EN60950-1:2001
EN 60825-1 1994+A1:2002+A2: 2001
EMC:
CISPR 22:2005/ EN 55022: 2006 Class B
EN 55024:1998 +A1:2001 + A2:2003
EN 61000-3-2: 2000 + A2: 2005
EN 61000-3-3:1995 +A1: 2001
FCC CFR 47, Part 15 Class B
/ ICES-003, Issue 4 Class B
TELECOM:
EN 301 489-1 V1.4.1:2002 / EN 301 489-17 V1.2.1:2002
EN 300 328 V1.6.1:2004-11
TBR 21: 1998
3)
FCC Rules and Regulations 47CFR Part 68
TIA-968-A-1 +A-2 +A-3+A-4 Telecommunications – Telephone Terminal Equipment
CS-03, Part I, Issue 9, Feb 200
5
HEALTH:
EU: 1999/519/EC
Supplementary Information:
1. This product is assigned a Regulatory Model Number which stays with the regulatory aspects of the design. The Regulatory
Model Number is the main product identifier in the regulatory documentation and test reports, this number should not be
confused with the marketing name or the product numbers.
2. This product complies with the requirements of the Low Voltage Directive 2006/95/EC, the EMC Directive 2004/108/EC
& the R&TTE Directive 99/5/EC and carries the CE-marking accordingly. In addition, it complies with the WEEE Directive
2002/96/EC and RoHS Directive 2002/95/EC.
3. This product complies with TBR21:1998, except clause 4.7.1 (DC characteristic), which complies with ES 203 021-3,
clause 4.7.1.
4. This Device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two Conditions: (1) This device
may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that
may cause undesired operation.
5.
The product was tested in a typical configuration.
Singapore
18 July 200
7
Local contact for regulatory topics only:
EMEA: Hewlett-Packard GmbH, HQ-TRE, Herrenberger Strasse 140, 71034 Boeblingen, Germany www.hp.com/go/certificates
USA : Hewlett-Packard, 3000 Hanover St., Palo Alto 94304, U.S.A. 650-857-1501
Bijlage D
216
Wettelijk verplichte informatie
Programma voor milieubehoud
Hewlett-Packard streeft ernaar om producten van hoge kwaliteit te leveren die op
milieuvriendelijke wijze zijn geproduceerd. Dit product is ontworpen met het oog op recycling. Het
aantal materialen is tot een minimum beperkt, zonder dat dit ten koste gaat van de functionaliteit
en de betrouwbaarheid. De verschillende materialen zijn ontworpen om eenvoudig te kunnen
worden gescheiden. Bevestigingen en andere aansluitingen zijn eenvoudig te vinden, te bereiken
en te verwijderen met normale gereedschappen. Belangrijke onderdelen zijn zo ontworpen dat
deze eenvoudig zijn te bereiken waardoor demontage en reparatie efficiënter worden.
Ga voor meer informatie naar de website HP's Commitment to the Environment op:
www.hp.com/hpinfo/globalcitizenship/environment/index.html
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
Papiergebruik
Kunststof
Veiligheidsinformatiebladen
Kringloopprogramma
recyclingprogramma van HP Inkjet-onderdelen
Afvoer van afgedankte apparatuur door gebruikers in particuliere huishoudens in de
Europese Unie
Energy Star®-vermelding
Papiergebruik
Dit product is geschikt voor het gebruik van kringlooppapier dat voldoet aan DIN-norm 19309 en
EN 12281:2002.
Kunststof
Onderdelen van kunststof die zwaarder zijn dan 25 gram zijn volgens de internationaal geldende
normen gemerkt. Deze onderdelen kunnen hierdoor eenvoudig worden herkend en aan het einde
van de levensduur van het product worden gerecycled.
Veiligheidsinformatiebladen
Material Safety Data Sheets (MSDS, veiligheidsbladen) kunt u verkrijgen via de website van HP:
www.hp.com/go/msds
Kringloopprogramma
HP biedt in veel landen en regio's een toenemend aantal productrecyclingprogramma's.
Daarnaast werkt HP samen met een aantal van de grootste centra voor het recyclen van
elektronische onderdelen ter wereld. HP bespaart op het verbruik van kostbare hulpbronnen door
een aantal van zijn populairste producten opnieuw te verkopen. Ga voor informatie over het
recyclen van HP producten naar de volgende website:
www.hp.com/hpinfo/globalcitizenship/environment/recycle/
recyclingprogramma van HP Inkjet-onderdelen
HP streeft ernaar om het milieu te beschermen. Het recyclingprogramma van HP Inkjet-
onderdelen is in veel landen/regio's beschikbaar. Het programma biedt u de mogelijkheid
gebruikte printcartridges gratis te recyclen. Ga voor meer informatie naar de volgende website:
www.hp.com/hpinfo/globalcitizenship/environment/recycle/
Programma voor milieubehoud
217
Afvoer van afgedankte apparatuur door gebruikers in particuliere huishoudens in
de Europese Unie
Disposal of Waste Equipment by Users in Private Households in the European Union
This symbol on the product or on its packaging indicates that this product must not be disposed of with your other household waste. Instead, it is your responsibility to dispose of your waste
equipment by handing it over to a designated collection point for the recycling of waste electrical and electronic equipment. The separate collection and recycling of your waste equipment
at the time of disposal will help to conserve natural resources and ensure that it is recycled in a manner that protects human health and the environment. For more information about where
you can drop off your waste equipment for recycling, please contact your local city office, your household waste disposal service or the shop where you purchased the product.
Évacuation des équipements usagés par les utilisateurs dans les foyers privés au sein de l'Union européenne
La présence de ce symbole sur le produit ou sur son emballage indique que vous ne pouvez pas vous débarrasser de ce produit de la même façon que vos déchets courants.
Au contraire, vous êtes responsable de l'évacuation de vos équipements usagés et, à cet effet, vous êtes tenu de les remettre à un point de collecte agréé pour le recyclage des
équipements électriques et électroniques usagés. Le tri, l'évacuation et le recyclage séparés de vos équipements usagés permettent de préserver les ressources naturelles et de s'assurer
que ces équipements sont recyclés dans le respect de la santé humaine et de l'environnement. Pour plus d'informations sur les lieux de collecte des équipements usagés, veuillez contacter
votre mairie, votre service de traitement des déchets ménagers ou le magasin où vous avez acheté le produit.
Entsorgung von Elektrogeräten durch Benutzer in privaten Haushalten in der EU
Dieses Symbol auf dem Produkt oder dessen Verpackung gibt an, dass das Produkt nicht zusammen mit dem Restmüll entsorgt werden darf. Es obliegt daher Ihrer Verantwortung, das
Gerät an einer entsprechenden Stelle für die Entsorgung oder Wiederverwertung von Elektrogeräten aller Art abzugeben (z.B. ein Wertstoffhof). Die separate Sammlung und das
Recyceln Ihrer alten Elektrogeräte zum Zeitpunkt ihrer Entsorgung trägt zum Schutz der Umwelt bei und gewährleistet, dass sie auf eine Art und Weise recycelt werden, die keine
Gefährdung für die Gesundheit des Menschen und der Umwelt darstellt. Weitere Informationen darüber, wo Sie alte Elektrogeräte zum Recyceln abgeben können, erhalten Sie bei
den örtlichen Behörden, Wertstoffhöfen oder dort, wo Sie das Gerät erworben haben.
Smaltimento di apparecchiature da rottamare da parte di privati nell'Unione Europea
Questo simbolo che appare sul prodotto o sulla confezione indica che il prodotto non deve essere smaltito assieme agli altri rifiuti domestici. Gli utenti devono provvedere allo
smaltimento delle apparecchiature da rottamare portandole al luogo di raccolta indicato per il riciclaggio delle apparecchiature elettriche ed elettroniche. La raccolta e il riciclaggio
separati delle apparecchiature da rottamare in fase di smaltimento favoriscono la conservazione delle risorse naturali e garantiscono che tali apparecchiature vengano rottamate
nel rispetto dell'ambiente e della tutela della salute. Per ulteriori informazioni sui punti di raccolta delle apparecchiature da rottamare, contattare il proprio comune di residenza,
il servizio di smaltimento dei rifiuti locale o il negozio presso il quale è stato acquistato il prodotto.
Eliminación de residuos de aparatos eléctricos y electrónicos por parte de usuarios domésticos en la Unión Europea
Este símbolo en el producto o en el embalaje indica que no se puede desechar el producto junto con los residuos domésticos. Por el contrario, si debe eliminar este tipo de residuo, es
responsabilidad del usuario entregarlo en un punto de recogida designado de reciclado de aparatos electrónicos y eléctricos. El reciclaje y la recogida por separado de estos residuos
en el momento de la eliminación ayudará a preservar recursos naturales y a garantizar que el reciclaje proteja la salud y el medio ambiente. Si desea información adicional sobre los
lugares donde puede dejar estos residuos para su reciclado, póngase en contacto con las autoridades locales de su ciudad, con el servicio de gestión de residuos domésticos o con la
tienda donde adquirió el producto.
Likvidace vysloužilého zařízení uživateli v domácnosti v zemích EU
Tato značka na produktu nebo na jeho obalu označuje, že tento produkt nesmí být likvidován prostým vyhozením do běžného domovního odpadu. Odpovídáte za to, že vysloužilé
zařízení bude předáno k likvidaci do stanovených sběrných míst určených k recyklaci vysloužilých elektrických a elektronických zařízení. Likvidace vysloužilého zařízení samostatným
sběrem a recyklací napomáhá zachování přírodních zdrojů a zajišťuje, že recyklace proběhne způsobem chránícím lidské zdraví a životní prostředí. Další informace o tom, kam můžete
vysloužilé zařízení předat k recyklaci, můžete získat od úřadů místní samosprávy, od společnosti provádějící svoz a likvidaci domovního odpadu nebo v obchodě, kde jste produkt
zakoupili.
Bortskaffelse af affaldsudstyr for brugere i private husholdninger i EU
Dette symbol på produktet eller på dets emballage indikerer, at produktet ikke må bortskaffes sammen med andet husholdningsaffald. I stedet er det dit ansvar at bortskaffe affaldsudstyr
ved at aflevere det på dertil beregnede indsamlingssteder med henblik på genbrug af elektrisk og elektronisk affaldsudstyr. Den separate indsamling og genbrug af dit affaldsudstyr på
tidspunktet for bortskaffelse er med til at bevare naturlige ressourcer og sikre, at genbrug finder sted på en måde, der beskytter menneskers helbred samt miljøet. Hvis du vil vide mere
om, hvor du kan aflevere dit affaldsudstyr til genbrug, kan du kontakte kommunen, det lokale renovationsvæsen eller den forretning, hvor du købte produktet.
Afvoer van afgedankte apparatuur door gebruikers in particuliere huishoudens in de Europese Unie
Dit symbool op het product of de verpakking geeft aan dat dit product niet mag worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Het is uw verantwoordelijkheid uw afgedankte apparatuur
af te leveren op een aangewezen inzamelpunt voor de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. De gescheiden inzameling en verwerking van uw afgedankte
apparatuur draagt bij tot het sparen van natuurlijke bronnen en tot het hergebruik van materiaal op een wijze die de volksgezondheid en het milieu beschermt. Voor meer informatie over
waar u uw afgedankte apparatuur kunt inleveren voor recycling kunt u contact opnemen met het gemeentehuis in uw woonplaats, de reinigingsdienst of de winkel waar u het product
hebt aangeschaft.
Eramajapidamistes kasutuselt kõrvaldatavate seadmete käitlemine Euroopa Liidus
Kui tootel või toote pakendil on see sümbol, ei tohi seda toodet visata olmejäätmete hulka. Teie kohus on viia tarbetuks muutunud seade selleks ettenähtud elektri- ja elektroonikaseadmete
utiliseerimiskohta. Utiliseeritavate seadmete eraldi kogumine ja käitlemine aitab säästa loodusvarasid ning tagada, et käitlemine toimub inimeste tervisele ja keskkonnale ohutult.
Lisateavet selle kohta, kuhu saate utiliseeritava seadme käitlemiseks viia, saate küsida kohalikust omavalitsusest, olmejäätmete utiliseerimispunktist või kauplusest, kust te seadme
ostsite.
Hävitettävien laitteiden käsittely kotitalouksissa Euroopan unionin alueella
Tämä tuotteessa tai sen pakkauksessa oleva merkintä osoittaa, että tuotetta ei saa hävittää talousjätteiden mukana. Käyttäjän velvollisuus on huolehtia siitä, että hävitettävä laite
toimitetaan sähkö- ja elektroniikkalaiteromun keräyspisteeseen. Hävitettävien laitteiden erillinen keräys ja kierrätys säästää luonnonvaroja. Näin toimimalla varmistetaan myös,
että kierrätys tapahtuu tavalla, joka suojelee ihmisten terveyttä ja ympäristöä. Saat tarvittaessa lisätietoja jätteiden kierrätyspaikoista paikallisilta viranomaisilta, jäteyhtiöiltä tai tuotteen
jälleenmyyjältä.
Απόρριψη άχρηστων συσκευών στην Ευρωπαϊκή Ένωση
Το παρόν σύμβολο στον εξοπλισμό ή στη συσκευασία του υποδεικνύει ότι το προϊόν αυτό δεν πρέπει να πεταχτεί μαζί με άλλα οικιακά απορρίμματα. Αντίθετα, ευθύνη σας είναι να
απορρίψετε τις άχρηστες συσκευές σε μια καθορισμένη μονάδα συλλογής απορριμμάτων για την ανακύκλωση άχρηστου ηλεκτρικού και ηλεκτρονικού εξοπλισμού. Η χωριστή συλλογή και
ανακύκλωση των άχρηστων συσκευών θα συμβάλει στη διατήρηση των φυσικών πόρων και στη διασφάλιση ότι θα ανακυκλωθούν με τέτοιον τρόπο, ώστε να προστατεύεται η υγεία των
ανθρώπων και το περιβάλλον. Για περισσότερες πληροφορίες σχετικά με το πού μπορείτε να απορρίψετε τις άχρηστες συσκευές για ανακύκλωση, επικοινωνήστε με τις κατά τόπους αρμόδιες
αρχές ή με το κατάστημα από το οποίο αγοράσατε το προϊόν.
A hulladékanyagok kezelése a magánháztartásokban az Európai Unióban
Ez a szimbólum, amely a terméken vagy annak csomagolásán van feltüntetve, azt jelzi, hogy a termék nem kezelhető együtt az egyéb háztartási hulladékkal. Az Ön feladata,
hogy a készülék hulladékanyagait eljuttassa olyan kijelölt gyűjtőhelyre, amely az elektromos hulladékanyagok és az elektronikus berendezések újrahasznosításával foglalkozik.
A hulladékanyagok elkülönített gyűjtése és újrahasznosítása hozzájárul a természeti erőforrások megőrzéséhez, egyúttal azt is biztosítja, hogy a hulladék újrahasznosítása az
egészségre és a környezetre nem ártalmas módon történik. Ha tájékoztatást szeretne kapni azokról a helyekről, ahol leadhatja újrahasznosításra a hulladékanyagokat, forduljon
a helyi önkormányzathoz, a háztartási hulladék begyűjtésével foglalkozó vállalathoz vagy a termék forgalmazójához.
Lietotāju atbrīvošanās no nederīgām ierīcēm Eiropas Savienības privātajās mājsaimniecībās
Šis simbols uz ierīces vai tās iepakojuma norāda, ka šo ierīci nedrīkst izmest kopā ar pārējiem mājsaimniecības atkritumiem. Jūs esat atbildīgs par atbrīvošanos no nederīgās ierīces,
to nododot norādītajā savākšanas vietā, lai tiktu veikta nederīgā elektriskā un elektroniskā aprīkojuma otrreizējā pārstrāde. Speciāla nederīgās ierīces savākšana un otrreizējā pārstrāde
palīdz taupīt dabas resursus un nodrošina tādu otrreizējo pārstrādi, kas sargā cilvēku veselību un apkārtējo vidi. Lai iegūtu papildu informāciju par to, kur otrreizējai pārstrādei var
nogādāt nederīgo ierīci, lūdzu, sazinieties ar vietējo pašvaldību, mājsaimniecības atkritumu savākšanas dienestu vai veikalu, kurā iegādājāties šo ierīci.
Europos Sąjungos vartotojų ir privačių namų ūkių atliekamos įrangos išmetimas
Šis simbolis ant produkto arba jo pakuotės nurodo, kad produktas negali būti išmestas kartu su kitomis namų ūkio atliekomis. Jūs privalote išmesti savo atliekamą įrangą atiduodami ją
į atliekamos elektronikos ir elektros įrangos perdirbimo punktus. Jei atliekama įranga bus atskirai surenkama ir perdirbama, bus išsaugomi natūralūs ištekliai ir užtikrinama, kad įranga
yra perdirbta žmogaus sveikatą ir gamtą tausojančiu būdu. Dėl informacijos apie tai, kur galite išmesti atliekamą perdirbti skirtą įrangą kreipkitės į atitinkamą vietos tarnybą, namų ūkio
atliekų išvežimo tarnybą arba į parduotuvę, kurioje pirkote produktą.
Utylizacja zużytego sprzętu przez użytkowników domowych w Unii Europejskiej
Symbol ten umieszczony na produkcie lub opakowaniu oznacza, że tego produktu nie należy wyrzucać razem z innymi odpadami domowymi. Użytkownik jest odpowiedzialny za
dostarczenie zużytego sprzętu do wyznaczonego punktu gromadzenia zużytych urządzeń elektrycznych i elektronicznych. Gromadzenie osobno i recykling tego typu odpadów
przyczynia się do ochrony zasobów naturalnych i jest bezpieczny dla zdrowia i środowiska naturalnego. Dalsze informacje na temat sposobu utylizacji zużytych urządzeń można
uzyskać u odpowiednich władz lokalnych, w przedsiębiorstwie zajmującym się usuwaniem odpadów lub w miejscu zakupu produktu.
Descarte de equipamentos por usuários em residências da União Européia
Este símbolo no produto ou na embalagem indica que o produto não pode ser descartado junto com o lixo doméstico. No entanto, é sua responsabilidade levar os equipamentos
a serem descartados a um ponto de coleta designado para a reciclagem de equipamentos eletro-eletrônicos. A coleta separada e a reciclagem dos equipamentos no momento do
descarte ajudam na conservação dos recursos naturais e garantem que os equipamentos serão reciclados de forma a proteger a saúde das pessoas e o meio ambiente. Para obter mais
informações sobre onde descartar equipamentos para reciclagem, entre em contato com o escritório local de sua cidade, o serviço de limpeza pública de seu bairro ou a loja em que
adquiriu o produto.
Postup používateľov v krajinách Európskej únie pri vyhadzovaní zariadenia v domácom používaní do odpadu
Tento symbol na produkte alebo na jeho obale znamená, že nesmie by vyhodený s iným komunálnym odpadom. Namiesto toho máte povinnos odovzda toto zariadenie na zbernom
mieste, kde sa zabezpečuje recyklácia elektrických a elektronických zariadení. Separovaný zber a recyklácia zariadenia určeného na odpad pomôže chráni prírodné zdroje a
zabezpečí taký spôsob recyklácie, ktorý bude chráni ľudské zdravie a životné prostredie. Ďalšie informácie o separovanom zbere a recyklácii získate na miestnom obecnom úrade,
vo firme zabezpečujúcej zber vášho komunálneho odpadu alebo v predajni, kde ste produkt kúpili.
Ravnanje z odpadno opremo v gospodinjstvih znotraj Evropske unije
Ta znak na izdelku ali embalaži izdelka pomeni, da izdelka ne smete odlagati skupaj z drugimi gospodinjskimi odpadki. Odpadno opremo ste dolžni oddati na določenem zbirnem
mestu za recikliranje odpadne električne in elektronske opreme. Z ločenim zbiranjem in recikliranjem odpadne opreme ob odlaganju boste pomagali ohraniti naravne vire in zagotovili,
da bo odpadna oprema reciklirana tako, da se varuje zdravje ljudi in okolje. Več informacij o mestih, kjer lahko oddate odpadno opremo za recikliranje, lahko dobite na občini,
v komunalnem podjetju ali trgovini, kjer ste izdelek kupili.
Kassering av förbrukningsmaterial, för hem- och privatanvändare i EU
Produkter eller produktförpackningar med den här symbolen får inte kasseras med vanligt hushållsavfall. I stället har du ansvar för att produkten lämnas till en behörig återvinningsstation
för hantering av el- och elektronikprodukter. Genom att lämna kasserade produkter till återvinning hjälper du till att bevara våra gemensamma naturresurser. Dessutom skyddas både
människor och miljön när produkter återvinns på rätt sätt. Kommunala myndigheter, sophanteringsföretag eller butiken där varan köptes kan ge mer information om var du lämnar
kasserade produkter för återvinning.
Изхвърляне на оборудване за отпадъци от потребители в частни домакинства в Европейския съюз
Този символ върху продукта или опаковката му показва, чепродуктът не трябва да се изхвърля заедно с домакинските отпадъци. Вие имате отговорността да изхвърлите
оборудването за отпадъци, като го предадете на определен пункт за рециклиране на електрическо или механично оборудване за отпадъци. Отделното събиране и рециклиране
на оборудването за отпадъци при изхвърлянето му помага за запазването на природни ресурси и гарантира рециклиране, извършено така, чеда не застрашава човешкото
здраве и околната среда. За повече информация къде можете да оставите оборудването за отпадъци за рециклиране се свържете със съответния офис в града ви, фирмата за
събиране на отпадъци или смагазина, от който сте закупили продукта
Înlăturarea echipamentelor uzate de către utilizatorii casnici din Uniunea Europeană
Acest simbol de pe produs sau de pe ambalajul produsului indică faptul că acest produs nu trebuie aruncat alături de celelalte deşeuri casnice. În loc să procedaţi astfel, aveţi
responsabilitatea să vă debarasaţi de echipamentul uzat predându-l la un centru de colectare desemnat pentru reciclarea deşeuri
lor electrice şi aechipamentelor electronice.
Colectarea şi reciclarea separată aechipamentului uzat atunci când doriţi să îl aruncaţi ajută la conservarea resurselor naturale şi asigură reciclarea echipamentului într-o manieră care
protejează sănătatea umană şi mediul. Pentru informaţii suplimentare despre locul în care se poate preda echipamentul uzat pentru reciclare, luaţi legătura cu primăria locală, cu
serviciul de salubritate sau cu vânzătorul de la care aţi achiziţionat produsul.
EnglishFrançaisDeutschItalianoEspañolČeskyDanskNederlandsEestiSuomiΕλληνικάMagyarLatviskiLietuviškaiPolskiPortuguêsSlovenčinaSlovenščinaSvenskaБългарскиRomână
Bijlage D
218
Wettelijk verplichte informatie
Energy Star®-vermelding
Dit product is ontworpen voor een lager energieverbruik en lager gebruik van natuurlijke bronnen
zonder verlies van productprestaties. Het apparaat gebruikt minder energie, zowel in werking als
wanneer het niet actief is. Dit product voldoet aan ENERGY STAR®. Dit is een programma
waaraan producenten vrijwillig meedoen om de ontwikkeling van energiezuinige
kantoorproducten te ondersteunen.
Energy Star is een in de VS gedeponeerd dienstmerk van de Amerikaanse EPA. Als partner in
het Energy Star programma heeft Hewlett-Packard Company vastgesteld dat dit product voldoet
aan de Energy Star richtlijnen voor efficiënt energiegebruik.
Ga voor meer informatie over de ENERGY STAR-richtlijnen naar de volgende website:
www.energystar.gov
Programma voor milieubehoud
219
Index
Symbolen en getallen
(ADF) automatische
documentinvoer
invoerproblemen,
problemen oplossen 144
reinigen 144
A
aan/uit-knop 13
Aan/uit-knop 13
aan pagina aanpassen 42
aansluitingen, locatie 12
aantal kopieën 40
accessoires
zelftestrapport 87
achterpaneel
illustratie 12
ADF
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 23
ADF (automatische
documentinvoer
originelen plaatsen 20
ADSL, fax installeren met
parallelle
telefoonsystemen 98
afbeeldingen
inkt vult niet volledig 154
lijnen of punten ontbreken
156
onvolledig gevulde
kopieën 160
zien er anders uit dan de
originele scan 164
afdrukken
annuleren 38
diagnostische
zelftestpagina 87
dubbelzijdig 36
faxen 65
faxen vanuit het
geheugen 65
faxlogs 79
faxrapporten 77
foto's vanuit DPOF-
bestand 52
indexvellen 53
instellingen 35
langzaam 150
problemen oplossen 148
snelkiescodes 33
afdrukken, aan beide zijden 36
afdrukken zonder rand
Mac OS 31
Windows 30
afdrukkwaliteit
problemen oplossen 152
afdrukmateriaal
afdrukken op speciaal
formaat 29
afdrukken zonder rand 30
dubbelzijdig afdrukken 36
HP, bestellen 188
invoerproblemen
oplossen 157
lade vullen 27
selecteren 21
soorten en gewichten die
worden ondersteund 26
specificaties 23
storingen verhelpen 185
afdrukmateriaal van speciaal
formaat
afdrukken 29
afdrukmateriaal voor foto's
richtlijnen 22
afgesneden pagina's,
problemen oplossen 151
annuleren
afdruktaak 38
geplande fax 58
kopiëren 45
scannen 50
antwoordapparaat
installatie met fax
(parallelle
telefoonsystemen) 110
installatie met fax en
modem 111
opgenomen faxtonen 178
apparaat delen
Mac OS 123
Windows 120
Attentie-lichtje 13
automatische documentinvoer
(ADF)
capaciteit 20
invoerproblemen,
problemen oplossen 144
origineel plaatsen 20
reinigen 144
automatische documentinvoer
(ADF).
capaciteit 20
automatisch fax verkleinen 68
B
backup-faxontvangst 64
bedieningspaneel
beheerderinstellingen 82
berichten 16
faxen verzenden 55
frontje, verwijderen 195
knoppen 12
kopiëren van 39
lampjes 12
locatie 11
menu's 15
netwerkinstellingen 89
scannen vanaf 46
scans naar programma's
verzenden 47
wijzigen, instellingen 17
beheerder
instellingen 82
bekijken
foto's 52
netwerkinstellingen 90
snelkiescodes 33
belpatroon beantwoorden
parallelle
telefoonsystemen 99
beltonen voor opnemen 73
beltoon beantwoorden
wijzigen 73
220
benodigdheden
levensduur 200
online bestellen 188
status 81
zelftestrapport 87
beste kopieerkwaliteit 42
beveiliging
draadloze communicatie
128
instellingen voor draadloze
communicatie 126
bevestigingsrapporten, fax 77
bewerken
gescande afbeeldingen 49
tekst in OCR-programma
49
blanco, problemen oplossen
afdrukken 150
blanco pagina's, problemen
oplossen
kopiëren 159
scannen 165
C
camera's
geheugenkaarten
plaatsen 51
capaciteit
ADF 20
cartridgeklep, plaatsen 11
cartridges
online bestellen 188
plaatsen 11
status 81
testen 87
cartridgevergrendeling,
plaatsen 11
CompactFlash-geheugenkaart
plaatsen 51
computermodem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 103
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 111
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 115
gedeeld met lijn voor
gesprekken en modem
(parallelle
telefoonsystemen) 106
contrast, fax 61
controlehulpprogramma’s 81
D
Declaration of Conformity
(DOC) 216
delen 14
diagnostische zelftestpagina
afdrukken 87
informatie over 86
digitale camera's
aansluiten 52
geheugenkaarten
plaatsen 51
DOC 216
documentatie 9
donkerder
fax 61
donkerder maken
kpieën 44
donkere afbeeldingen,
problemen oplossen
kopieën 160
scans 165
dots (stippen) per inch (dpi)
fax 13
draadloze communicatie
beveiliging 128
Ethernet-installatie 127
installeren 124
installeren in Mac OS 128
instellingen 125
radio, inschakelen 90
storing verminderen 128
uitschakelen 128
wettelijke informatie 213
draadloze installatie
wizard 126
driver
instellingen 35
versie 191
driver van de printer
instellingen 35
DSL, fax installeren met
parallelle
telefoonsystemen 98
dubbelzijdig afdrukken 36, 37
duplexeenheid
installatie 34
ondersteunde formaten van
afdrukmateriaal 23
storingen verhelpen 185
verwijderen 197
E
ECM. zie foutcorrectiemodus
elektrische specificaties 204
enveloppen
lade-ondersteuning 26
ondersteunde formaten 23
richtlijnen 22
Ethernet-verbindingen 14
EWS. zie geïntegreerde
webserver
F
fax
antwoordapparaat,
problemen oplossen 178
antwoordapparaat en
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 111
automatisch antwoorden
13
beltonen voor opnemen 73
Fax naar pc 70
foto's 60
handsfree kiezen 58
instellen 92
knop Faxmenu 13
log, afdrukken 79
nummers blokkeren 13
opvragen voor ontvangst 66
plannen 57
snelheid 75
snelkiesgroepen, instellen
32
soorten instellingen 94
speed-dial entries, set up
31
telefoonaansluiting testen,
mislukt 167
testen soort telefoonsnoer
mislukt 169
verzenden naar meerdere
ontvangers 59
voicemail, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 102
faxen
antwoordapparaat,
installatie (parallelle
telefoonsystemen) 110
aparte geïnstalleerde lijn
(parallelle
telefoonsystemen) 97
Index
221
automatisch antwoorden
73
backup-faxontvangst 64
bevestigingsrapporten 77
contrast 61
donkerder of lichter 61
doorsturen 66
DSL, installeren (parallelle
telefoonsystemen) 98
foutcorrectiemodus 62, 74
foutrapporten 78
gedeelde
telefoonlijninstallatie
(parallelle
telefoonsystemen) 101
handmatig ontvangen 63
handsfree kiezen 56
installatie specifiek
belsignaal (parallelle
telefoonsystemen) 99
installatie test 76
instellingen 60
instellingen wijzigen 72
internet, via 76
ISDN-lijn, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 99
kiessysteem, instellen 74
kiestoontest, mislukt 170
kopschrift 72
lichter of donkerder 61
lijnconditietest, mislukt 171
lijn voor gesprekken en
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 106
modem, gedeeld met
(parallelle
telefoonsystemen) 103
modem and voicemail,
gedeeld met (parallelle
telefoonsystemen) 115
modem en
antwoordapparaat,
gedeeld met (parallelle
telefoonsystemen) 111
nummers blokkeren 68
ontvangen 63
ontvangen, problemen
oplossen 172, 175
opnieuw afdrukken 65
opties opnieuw kiezen 75
papierformaat 67
parallelle
telefoonsystemen 92
PBX-systeem, installeren
(parallelle
telefoonsystemen) 99
problemen oplossen 165
rapporten 77
resolutie 60
specificaties 203
specifieke beltoon, patroon
wijzigen 73
standaardinstellingen 62
telefoonsnoer te kort 178
test is mislukt 166
test van de verbinding van
het telefoonsnoer,
mislukt 168
verkleining 68
verwijderen uit het
geheugen 66
verzenden 54
verzenden, problemen
oplossen 172, 174, 177
faxen, testen
installatie 76
faxen doorsturen 66
faxen ontvangen
aantal beltonen voor
opnemen 73
automatisch 63
doorsturen 66
faxnummers blokkeren 68
handmatig 63
modus automatisch
antwoorden 73
problemen oplossen 172,
175
faxen rondzenden
verzenden 58
faxen uit het geheugen
verwijderen 66
faxen verzenden
gewone fax 55
handmatig 55
handsfree kiezen 56
meerdere ontvangers 59
problemen oplossen 172,
174, 177
Fax naar pc
activeren 70
wijzigen 70
faxnummerblokkering, knop 13
fax opvragen voor ontvangst 66
firewalls, problemen oplossen
149
FoIP 76
formaat
kopieerproblemen
oplossen 159
scans, problemen
oplossen 165
foto's
afdrukken vanuit DPOF-
bestanden 52
afdrukken zonder rand 30
bekijken 52
fax 60
geheugenkaarten,
problemen oplossen 183
geheugenkaarten
plaatsen 51
indexvellen 53
opslaan op computer 53
scans bewerken 49
verbeteren, exemplaren 45
fotoafdrukmateriaal
ondersteunde formaten 24
fotopapier
kopiëren 41
fotopapier van 10 x 15 cm
kopiëren 40
fotopapier van 4 x 6 inch
kopiëren 40
foutberichten
bedieningspaneel 16
foutcorrectiemodus 62
foutcorrectiemodus, fax 74
foutmeldingen
de TWAIN-bron kan niet
worden geactiveerd 163
foutrapporten, fax 78
G
garantie 193
gebeurtenissen 87
geblokkeerde faxnummers
bedieningspaneel, knop 13
installeren 68
geheugen
faxen opnieuw afdrukken
65
faxen opslaan 64
faxen verwijderen 66
specificaties 201
222
geheugenkaarten
DPOF-bestanden
afdrukken 52
foto's opslaan op
computer 53
indexvellen 53
plaatsen 51
problemen oplossen 183
scannen naar 47
specificaties 205
geïntegreerde webserver
info 84
pagina's 85
Webscan 48
gekleurde tekst, en OCR 49
geluidsdruk 205
geluidsinformatie 205
geluidsniveau 205
glas, scanner
locatie 11
glasplaat van de scanner
origineel laden 19
reinigen 143
groepen, snelkiezen
instellen 32
H
handmatig faxen
ontvangen 63
verzenden 55, 56
handsfree kiezen 56, 58
hardware, faxinstallatietest 166
help 189
zie ook klantenondersteuning
Help (knop) 13
het apparaat verpakken 198
het apparaat verzenden 195
HP Photosmart Software 18
HP Photosmart-software
scans naar programma's
verzenden 47
HP Photosmart Studio
scans naar programma's
verzenden 47
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
beheerderinstellingen 82
panelen 86
HP Printerhulprogramma (Mac
OS)
openen 85
HP Solution Center 17
I
identificatiecode van de
abonnee 72
inbelmodem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 103
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 111
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 115
gedeeld met lijn voor fax en
gesprekken (parallelle
telefoonsystemen) 106
indexvellen
afdrukken 53
informatie is onjuist of
ontbreekt, problemen
oplossen 150
ingebouwde webserver
openen 84
systeemvereisten 202
inkt wordt uitgesmeerd,
problemen oplossen 154
installatie
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 110
antwoordapparaat en
modem (parallelle
telefoonsystemen) 111
aparte faxlijn (parallelle
telefoonsystemen) 97
computermodem (parallelle
telefoonsystemen) 103
computermodem en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 111
computermodem en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 115
DSL (parallelle
telefoonsystemen) 98
faxen, met parallelle
telefoonsystemen 92
gedeelde telefoonlijn
(parallelle
telefoonsystemen) 101
lijn voor computermodem
en gesprekken
(parallelle
telefoonsystemen) 106
module voor dubbelzijdig
afdrukken 34
Printer toevoegen,
Windows 122
problemen oplossen 183
software voor Mac OS 122
software voor Windows 118
specifiek belsignaal
(parallelle
telefoonsystemen) 99
specifieke beltoon 73
testfax 76
types verbindingen 14
voicemail en
computermodem
(parallelle
telefoonsystemen) 115
Windows 118
Windows-netwerk 120
Windows-
netwerksoftware 120
installatieposter 9
installatie Printer toevoegen
122
installeren
ISDN-lijn (parallelle
telefoonsystemen) 99
PBX-systeem (parallelle
telefoonsystemen) 99
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 102
instellen
fax 92
instellen, opties opnieuw
kiezen 75
instellingen
bedieningspaneel 17
beheerder 82
driver 35
faxen 60
faxscenario's 94
kopiëren 40
netwerk 89
scannen 50
snelheid, fax 75
internet
faxen, via 76
invoer van meerdere pagina's
tegelijk 158
IP-instellingen 91
Index
223
ISDN-lijn, installeren met fax
parallelle
telefoonsystemen 99
J
juiste poort testen, fax 168
K
kaarten
lade-ondersteuning 26
ondersteunde formaten 24
richtlijnen 22
kennisgeving van Hewlett-
Packard Company 3
kiessysteem, instellen 74
kiestoontest, mislukt 170
klantenondersteuning
elektronisch 189
garantie 193
telefonische
ondersteuning 191
kleur
exemplaren 45
fax 60
kleuren
in zwart-wit afdrukken,
problemen oplossen 155
lopen door elkaar 156
problemen oplossen 156
vaag of dof 155
verkeerd 155
kleurenkopie 39
Knop Annuleren 13
knop Faxmenu 13
Knop Kleurenfoto starten 12
Knop Kleurenscan starten 12
knop Kopiëren 14
Knop Kwaliteit 14
Knop OK 13
knoppen, bedieningspaneel 12
Knoppen Start kopiëren
kleur 13
zwart 13
knop Scannen naar 12
Knop Terug 13
kopiëren
aantal kopieën 40
annuleren 45
foto's, verbeteren 44
instellingen 40
kwaliteit 42, 160
Legal naar Letter 43
papierformaat 40
papiersoorten,
aanbevolen 41
problemen oplossen 158
snelheid 42
specificaties 203
tekst, verbeteren 44
vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat 39
verbeteren, lichte
gedeelten 45
verkleinen 43
kopschrift, fax 72
korrelige of witte banden op
kopieën, problemen
oplossen 161
kritieke foutberichten 16
kwaliteit, kopiëren 42
kwaliteit, problemen oplossen
afdrukken 152
kopiëren 160
scannen 163
L
lade
mogelijkheden 26
ondersteunde
papierformaten 23
lade 1
afdrukmateriaal plaatsen 28
laden
ondersteunde
papiersoorten en
gewichten 26
lades
afdrukmateriaal plaatsen 27
illustratie van
papiergeleiders 11
invoerproblemen
oplossen 157
locatie 11
mogelijkheden 26
ondersteunde
papierformaten 23
storingen verhelpen 185
lampjes, bedieningspaneel 12
langzaam afdrukken,
problemen oplossen 150
leesmij 9
Legal-papier
kopiëren 40
Letter-papier
kopiëren 41
lettertypen, ondersteunde 200
lichte afbeeldingen, problemen
oplossen
kopieën 160
scans 165
lichter
fax 61
lichter maken
kpieën 44
lijnconditietest, fax 171
lijnen
kopieën, problemen
oplossen 160
scans, problemen
oplossen 164, 165
lijnen of punten ontbreken 156
log, fax
afdrukken 79
luchtvochtigheidspecificaties
204
M
Mac OS
afdrukinstellingen 36
afdrukken op
afdrukmateriaal van
speciaal formaat 29
afdrukken zonder rand 31
apparaat delen 123, 124
HP Photosmart Studio 18
HP
Printerhulpprogramma
85
installatie draadloze
communicatie 128
software installeren 122
software verwijderen 131
marges
instellen, specificaties 27
media
ADF-capaciteit 20
Memory Stick-kaarten
insteken 51
sleuf, plaatsen 51
menu's, bedieningspaneel 15
Menuknop Foto's 14
menu Kopiëren 15
menu Scannen 15
milieubeschermingsprogramma
217
MMC-geheugenkaart
plaatsen 51
modelnummer 87
224
modem
gedeeld met fax (parallelle
telefoonsystemen) 103
gedeeld met fax en
antwoordapparaat
(parallelle
telefoonsystemen) 111
gedeeld met fax en
voicemail (parallelle
telefoonsystemen) 115
gedeeld met lijn voor fax en
gesprekken (parallelle
telefoonsystemen) 106
modemsnelheid 75
mogelijkheden
lade 26
N
na de ondersteuningsperiode
193
netaansluiting, locatie 12
netwerken
delen, Windows 120
draadloze instellingen 87,
125
Ethernet-verbindingen 14
firewalls, problemen
oplossen 149
geavanceerde
instellingen 90
illustratie van aansluiting 12
installatie draadloze
communicatie 124
installatie Mac OS 122
instellingen, wijzigen 89
instellingen bekijken en
afdrukken 90
IP-instellingen 91
ondersteunde
besturingssystemen 202
ondersteunde protocollen
202
verbindingssnelheid 91
Windows-installatie 120
wizard Draadloze
installatie 90
networken
systeemvereisten 202
normale afdrukkwaliteit 42
O
OCR
gescande documenten
bewerken 49
problemen oplossen 163
omgevingsspecificaties 204
onderhoud
reinigen van
printcartridges 138
uitlijnen van
printcartridges 137
vervangen van
printcartridges 133
ondersteunde
besturingssystemen 201
ondersteuning. zie
klantenondersteuning
ongewenste-faxmodus 68
ontvangen van faxen
opvragen 66
opslaan
faxen in geheugen 64
foto's op computer 53
standaardinstellingen 17
originelen
scannen 46
scans bewerken 49
P
pagina's per maand
(werkbelasting) 201
papier
aanbevolen
kopieersoorten 41
formaat instellen voor fax
67
Legal naar Letter,
kopiëren 43
ondersteunde formaten 23
scheve invoer 157
storingen 186, 187
papierformaat
kopieerinstelling 40
papierstoringen
te vermijden
afdrukmateriaal 22
parallelle telefoonsystemen
aparte geïnstalleerde lijn 97
DSL-installatie 98
gedeelde lijninstallatie 101
installatie
antwoordapparaat 110
installatie modem en
antwoordapparaat 111
installatie modem en
voicemail 115
installatie specifiek
belsignaal 99
ISDN-installatie 99
landen/regio's met 92
modem gedeeld met
lijninstallatie voor
gesprekken 106
modeminstallatie 103
PBX-installatie 99
soorten instellingen 94
PBX-systeem, installeren met
fax
parallelle
telefoonsystemen 99
PCL 3 ondersteuning 200
periode telefonische
ondersteuning
periode voor
ondersteuning 192
Photosmart Software
scans naar programma's
verzenden 47
Photosmart Studio
scans naar programma's
verzenden 47
Pijl naar links 13
Pijl naar rechts 13
plaatsen
lade 1 28
plannen van fax 57
poorten, specificaties 200
printcartridges
gebied rond inktsproeiers
reinigen 140
hanteren 133
levensduur 200
onderdeelnamen 133
ondersteund 132, 188, 200
reinigen 138
reinigen van
contactpunten 139
uitlijnen 137
vervangen 133
verwijderen 197
printcartridges verwijderen 197
printerdriver
instellingen 35
versie 191
Index
225
probleemoplossing
tips 147
problemen met de
papierinvoer, problemen
oplossen 156
problemen oplossen
afdrukken 148
afdrukkwaliteit 152
afdrukmateriaal wordt niet
uit een lade ingevoerd
157
afgesneden pagina's,
verkeerde plaatsing van
tekst of afbeeldingen 151
antwoordapparaten 178
bedieningspaneel,
berichten 16
blanco pagina's afgedrukt
150
diagnostische
zelftestpagina 86
drukt niet af 149
faxen 165
faxen ontvangen 172, 175
faxen verzenden 172,
174, 177
faxhardwaretest is mislukt
166
faxkiestoontest mislukt 170
faxlijntest is mislukt 171
faxtesten 166
firewalls 149
geheugenkaarten 183
inkt vult tekst of
afbeeldingen niet
volledig 154
inkt wordt uitgesmeerd 154
installatie 183
kleuren 155, 156
kleuren lopen door elkaar
156
kopieerkwaliteit 160
kopiëren 158
langzaam afdrukken 150
lijnen of punten ontbreken
156
meerdere pagina's tegelijk
opgenomen 158
netwerkconfiguratiepagina
87
ontbrekende of onjuiste
informatie, problemen
oplossen 150
problemen met de
papierinvoer 156
scankwaliteit 163
scannen 161
scheve invoer 157
scheve kopieën 160
storingen, papier 187
telefoonaansluiting van de
fax testen, mislukt 167
testen soort fax/
telefoonsnoer mislukt
169
test van de verbinding van
het fax/telefoonsnoer
mislukt 168
voeding 149
vreemde tekens worden
afgedrukt 153
processorspecificaties 201
pulskeuze 74
punten, problemen oplossen
scannen 165
punten of vegen, problemen
oplossen
kopieën 160
R
radio, uitschakelen 90
radiointerferentie
wettelijke informatie 213
radiostoring
verminderen 128
rapporten
bevestiging, fax 77
faxtest is mislukt 166
fout, fax 78
recycling
cartridges 217
reinigen
automatische
documentinvoer 144
buitenkant 144
contactpunten van de
printcartridge 139
gebied rond inktsproeiers
printcartridge 140
glasplaat van de scanner
143
printcartridges 138
release-info 9
resolutie
fax 13
resolutie, fax 60
Resolutie, knop 13
S
scan
verzenden naar een
programma 47
scannen
afbeeldingen bewerken 49
annuleren 50
foutmeldingen 163
instellingen voor 50
Knop Kleurenfoto starten
12
Knop Kleurenscan starten
12
knop Scannen naar 12
kwaliteit 163
langzaam 162
naar geheugenkaart 47
OCR 49
problemen oplossen 161
scanspecificaties 204
vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat 46
vanaf Webscan 48
vanuit een TWAIN-
compatibel of WIA-
compatibel programma
48
scanner, glasplaat
originelen laden 19
reinigen 143
scannerglas
locatie 11
scans verzenden
naar een programma 47
problemen oplossen 161
voor OCR 49
scheef, problemen oplossen
afdrukken 157
kopiëren 160
scannen 164
Secure Digital-geheugenkaart
plaatsen 51
seriële telefoonsystemen
landen/regio's met 92
soorten instellingen 94
serienummer 87
Setup (knop) 13
snelheid
kopiëren 42
226
problemen met afdrukken
oplossen 150
scannerproblemen
oplossen 162
snelkies
knoppen 13
snelkiesknoppen 13
snelkiezen
afdrukken en bekijken 33
fax verzenden 55
groepen, instellen 32
snelle afdrukkwaliteit 42
software
HP Photosmart 18
installatie onder Windows
118
installatie op Mac OS 122
OCR 49
software verwijderen uit
Windows 130
types verbindingen 14
verwijderen van Mac OS
131
Webscan 48
software verwijderen
Mac OS 131
Windows 130
Solution Center 17
spanningsspecificaties 204
speciaal papierformaat
ondersteunde formaten 25
richtlijnen 22
specificatie
processor en geheugen
201
specificaties
afdrukmateriaal 23
elektrisch 204
fysieke 200
geluidsniveau 205
netwerkprotocollen 202
opslagomgeving 204
systeemvereisten 201
werkomgeving 204
specificaties opslagomgeving
204
specificaties werkomgeving
204
specifiek belsignaal
parallelle
telefoonsystemen 99
specifieke beltoon
wijzigen 73
speed dial
fax numbers, set up 31
standaardinstellingen
afdrukken 36
bedieningspaneel 17
driver 35
faxen 62
kopiëren 40
status
benodigdheden 81
berichten 16
netwerkconfiguratiepagina
87
zelftestrapport 87
storingen
papier 186, 187
verhelpen 185
strepen op scans, problemen
oplossen 164
stroom
specificaties 204
systeemvereisten 201
T
taal, printer 200, 201
Tabblad Services, Werkset
(Windows) 83
taken
instellingen 17
technische gegevens
faxspecificaties 203
geheugenkaartspecificaties
205
kopieerspecificaties 203
scanspecificaties 204
tekst
kan niet worden bewerkt na
het scannen, problemen
oplossen 163
niet volledig gevulde
kopieën 160
onduidelijke kopieën,
problemen oplossen 160
onduidelijke scans 165
ontbreekt van de scan,
problemen oplossen 162
problemen oplossen 151,
154, 156
verbeteren op kopieën 44
vlekkerig op kopieën 161
telefonische
klantenondersteuning 191
telefonische ondersteuning 192
telefoon, faxen vanaf
ontvangen 63
verzenden 55
verzenden, 55
telefoonaansluiting, fax 167
telefoonaansluiting testen,
fax 167
telefoonlijn, belpatroon
beantwoorden 73
telefoonsnoer
testen juiste soort mislukt
169
test van de verbinding met
de juiste poort mislukt
168
verlengen 178
temperatuurspecificaties 204
testen, fax
faxlijnconditie 171
hardware, mislukt 166
kiestoon, mislukt 170
mislukt 166
poortverbinding, mislukt
168
telefoonaansluiting 167
testen soort fax/
telefoonsnoer mislukt
169
toegangsklep wagen,
plaatsen 11
toegangspaneel aan de
achterkant
storingen verhelpen 185
toegankelijkheid 3
Toets Automatisch
beantwoorden 13
toetsenblok, bedieningspaneel
locatie 13
toonkeuze 74
transparanten
kopiëren 41
TWAIN
de bron kan niet worden
geactiveerd 163
scannen vanuit 48
tweezijdig afdrukken 36
U
uitlijnen van printcartridges 137
uitvoerlade
locatie 11
Index
227
ondersteunde
afdrukmaterialen 26
verwijderen 198
USB-aansluiting
beschikbare functies 14
USB-verbinding
installatie Mac OS 122
poort, locatie 11, 12
specificaties 200
Windows installeren 118
V
vegen, problemen oplossen
kopieën 160
scannen 165
verbindingen
beschikbare functies 14
verbindingssnelheid, instellen
91
vergroten/verkleinen van
exemplaren
aanpassen, formaat aan
Letter 43
aanpassen, formaat aan
Letter of A4 42
verkleinen van fax 68
verticale strepen op kopieën,
problemen oplossen 160
vervaagde kopieën 159
vervaagde strepen op kopieën,
problemen oplossen 160
vervangen van printcartridges
133
verzenden, faxen
geheugen, vanuit 57
handsfree kiezen 58
kleurenfax 60
plannen 57
voeding
problemen oplossen 149
voicemail
installatie met fax en
computermodem
(parallelle
telefoonsystemen) 115
installeren met fax
(parallelle
telefoonsystemen) 102
W
waarschuwingsberichten 16
wat te doen bij problemen 191
Webscan 48
websites
benodigdheden en
accessoires bestellen
188
klantenondersteuning 189
Websites
Apple 123
beveiliging van draadloze
communicatie 126
Informatieblad levensduur
benodigheden 200
informatie over
toegankelijkheid 3
milieuprogramma's 217
werkbelasting 201
Werkset (Windows)
beheerderinstellingen 82
info 82
openen 83
Tabblad Geschat
inktniveau 83
Tabblad Services 83
wettelijke informatie 213
wettelijk verplichte informatie
206
wettelijk verplicht
modelnummer 215
WIA (Windows-
beeldtoepassing), scannen
vanuit 48
Windows
afdrukinstellingen 35
afdrukken op
afdrukmateriaal van
speciaal formaat 29
afdrukken zonder rand 30
apparaat delen 120
draadloze communicatie
installeren 127
dubbelzijdig afdrukken 37
HP Photosmart Software 18
HP Solution Center 17
installatie Printer
toevoegen 122
netwerkinstallatie 120
software installeren 118
software verwijderen 130
systeemvereisten 201
Windows-beeldtoepassing
(WIA), scannen vanuit 48
witte banden of strepen,
problemen oplossen
kopieën 161
scans 164
witte banen of strepen,
problemen oplossen
kopieën 160
wizard Draadloze installatie 90
X
xD-Picture-geheugenkaart
plaatsen 51
sleuf, plaatsen 51
Z
zwarte punten of vegen,
problemen oplossen
kopieën 160
scannen 165
zwart-witpagina's
kopiëren 39
zwart-wit pagina's
problemen oplossen 155
zwart-wit pagina’s
fax 54
228
Podręcznik użytkownika
© 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
www.hp.com/support
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234

HP HP Officejet J6400 All-in-One Serie Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor