Metz 28 C-2 Handleiding

Categorie
Naaimachines
Type
Handleiding
Inhoudsopgave
59
Inhoud: Bladzijde:
1. Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . .60
2. Gereedmaken van de mecablitz . . . . . .61
2.1 Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
2.2
Inleggen en verwisselen van de
batterijen of de accu’s
. . . . . . . . . . . . . . . . .62
2.3 Batterijtest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
2.4
Bevestigen van de mecablitz op de camera
.63
2.5 Synchronisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
2.6 In- en uitschakelen van de flitser . . . . . . .63
2.7 Automatisch uitschakelen van de voeding 64
3. Automatisch flitsen . . . . . . . . . . . . . . . .65
4. Flitsen met handinstelling . . . . . . . . . . .68
5. Verlichtingshoek en
groothoekvoorzetstuk . . . . . . . . . . . . . .69
6. Indirect flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70
6.1 - bij automatisch flitsen . . . . . . . . . . . .71
6.2 - bij flitsen met handinstelling . . . . . . .71
7. Invulflitsen bij daglicht . . . . . . . . . . . . .72
8. Belichtingscorrectie . . . . . . . . . . . . . . . .74
9. De aanduiding van de
belichtingscontrole . . . . . . . . . . . . . . . .75
10. Onderhoud en verzorging . . . . . . . . . . .76
11. Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . .76
12. Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
x
1. Veiligheidsinstructies
60
Ontsteek de mecablitz nooit in de nabijheid
van de ogen!
Het ontsteken van een flits, recht in de ogen
van mens of dier kan tot beschadiging van het
netvlies leiden en zware schade aan de ogen
veroorzaken - tot zelfs blindheid aan toe.
• batterijen direct uit het apparaat halen !
Uit lege batterijen kan loog lekken dat tot
beschadiging van het apparaat leidt !
• Batterijen (bijv. alkalimangaanbatterijen) niet
laden !
• Accu’s niet kortsluiten !
• Batterijen / accu’s niet blootstellen aan over-
matige warmte zoals zonnenschijn, vuur of
dergelijke !
• Lege batterijen niet in vuur gooien!
Flitser niet blootstellen aan drup- of spatwater !
Bescherm uw flitser tegen grote hitte en hoge
lucht
vochtigheid! Bewaar de flitser niet in het
handschoenenvak
van de auto !
De flitser in de flitsschoen van de camera
schuiven en met de kartelmoer zo vastzetten,
dat hij er niet meer uit kan glijden !
Bij serieopnamen met volle flitsenergie en
de korte opeenvolging van de flitsen van het
flitsen op accu’s moet erop worden gelet,
dat na telkens 20 flitsen een pauze van ten
minste 3 minuten wordt ingelast. Hiermee
voorkomt u overbelasting van de flitser.
Bij het ontsteken van een flits mag er zich geen
materiaal dat alle licht absorbeert vlak voor of
direct op het lichtvenster bevinden. Het licht-
venster mag niet vuil zijn. Bij het niet in acht
nemen hiervan kan het, door de hoge energie
van het flitslicht, tot verbranding leiden van dat
materiaal, c.q. van het lichtvenster.
x
2. Gereedmaken van de flitser
61
Afb. 1: Te gebruiken voeding
2.1 Voeding
De flitser kan naar keuze worden gevoed uit:
• 4 NiCd-accu’s, type IEC KR 15/51,met deze kunt
u snel achterelkaar flitsen en ze zijn oplaadbaar.
4 Alkalimangaanbatterijen, type IEC LR6,voor
normale prestaties.
• 4 Nikkel-metaalhydride accu’s ( formaat penlight,
AA ).
Geen lithiumbatterijen gebruiken !
Voor het opladen van de NiCd-accu’s bevelen wij
ons NC-laadapparaat B 28 ( accessoire ) aan.
De batterijen zijn leeg, c.q. opgebruikt, wanneer de
tijd tussen de flitsen langer wordt dan 60 seconden.
Wordt de mecablitz langere tijd niet gebruikt, dan
moeten de batterijen uit het apparaat worden
genomen.
Afvoeren van de batterijen
Batterijen horen niet bij het huisvuil.
S.v.p. de batterijen bij een daarvoor bestemd inza-
melpunt afgeven.
x
NiCd-accu
Alkalimangaanbatterij
2. Gereedmaken van de flitser
62
Afb. 2: Batterijen verwisselen
2.2 Inleggen en verwisselen van de batterijen of
de accu’s
De flitser uitschakelen met de schakelaar O .
Het deksel van het batterijvak in de richting van de
pijl schuiven.
De batterijen of de accu’s in de lengterichting,
overeenkomstig de aangegeven batterijsymbolen
inleggen.
Bij het inzetten van de batterijen, c.q. de
accu’s, op de juiste polariteit letten. Vervang
altijd alle 4 voe dingsbronnen tegelijk. De
voedingsbronnen moeten ongeveer dezelfde
laadtoestand hebben
.
Na het inleggen van de batterijen het deksel van
het batterijvak weer sluiten.
Lege batterijen behoren niet in het huisvuil !
Milieu- bewust leven begint bij uzelf; lever
lege batterijen en verbruikte accu’s in op de
daarvoor bestemde plaatsen.
x
2. Gereedmaken van de flitser
63
2.3 Batterijtest
Met deze voorziening kunnen alleen alkalimangaan-
batterijen worden getest. Wanneer na drukken op de
toets de batterij-aanduiding oplicht, zijn de batterijen
in orde. Licht de aanduiding niet op, dan is er nog
slechts een restcapaciteit aanwezig en moet voor
nieuwe batterijen worden gezorgd.
2.4 Bevestigen van de mecablitz op de camera
De kartelmoer van de mecablitz tot de aanslag
tegen de flitser draaien.
De mecablitz in de accessoireschoen van de
camera schuiven.
De kartelmoer van de mecablitz tot de aanslag
tegen de camera draaien en de mecablitz vastzet-
ten.
2.5 Synchronisatie
De mecablitz is, voor eenvoudige flitssynchronisatie,
voorzien van een middencontact.
2.6 In- en uitschakelen van de flitser
De mecablitz wordt met de schakelaar l inge-
schakeld. In ingeschakelde toestand licht de groene
aanduiding op.
Voor het uitschakelen drukt u op de schakelaar O .
De groene aanduiding dooft. De mecablitz blijft
echter paraat zolang de oranje aanduiding van de
flitsparaatheid oplicht.
x
2. Gereedmaken van de flitser
64
2.7 Automatisch uitschakelen van de voeding
Door deze schakeling wordt het per ongeluk ontladen
van de batterijen voorkomen.
Het apparaat schakelt ong. 1 - 2 minuten na het
inschakelen, of na het ontsteken van een flits, de
oplaadschakeling van de flitscondensator uit, om
energie te sparen. De groene aanduiding dooft, maar
de mecablitz blijft echter paraat zolang de oranje
aanduiding van de flitsparaatheid oplicht ( ong. 5 - 10
min. ).
Wordt tijdens deze periode van flitsparaatheid geen
flits ontstoken, dan dooft de aanduiding en is de
mecablitz geheel uitgeschakeld.
Het volledig uitschakelen van de flitser kan, door te
flitsen of door druk op de schakelaar l , voor de eerst-
komende 5 - 10 minuten worden voorkomen.
Voor het opnieuw inschakelen van de mecablitz op
toets l drukken.
x
3. Automatisch flitsen
65
Afb. 3: Meetschema
Bij automatisch flitsen meet de sensor van de meca-
blitz het door het onderwerp gereflecteerde licht. De
flitser onderbreekt zijn lichtafgifte na het bereiken
van de vereiste hoeveelheid licht.
Daardoor hoeft, bij verandering van de flitsafstand,
geen nieuwe berekening en instelling te worden
uitgevoerd, zolang het onderwerp zich maar binnen
het aangegeven flitsbereik bevindt.
Hoe de reflector van de flitser ook gericht staat, de
sensor van de flitser moet altijd op het op te nemen
onderwerp gericht staan. De sensor heeft een
meethoek van ong. 25° en meet alleen gedurende de
uitstraling van de eigen flitser.
Bij automatisch flitsen heeft de gebruiker, afhan-
kelijk van de filmgevoeligheid in ISO, de beschikking
over drie werkdiafragma’s.
x
3. Automatisch flitsen
66
Afb. 4: Voorbeeld voor het instellen bij automatisch flitsen
Het instellen voor het werken met automatisch
flitsen:
V
oorbeeld: Flitsafstand 5 m.
Filmgevoeligheid ISO 100 / 21°
Rekenschijf zo verstellen, dat de filmgevoeligheid
in het venster wordt aangegeven. De schuif klikt
bij de correcte instelling iets in.
De flitsafstand van 5 m veroorlooft, met inacht-
neming van de maximale reikwijdte, de
werkdiafragma’s 4 en 2. De maximale reikwijdte bij
het werkdiafragma 4 bedraagt ong. 7 m. De
minimale flitsafstand bij het werkdiafragma bedraagt
ongeveer 10% van de maximale reikwijdte.
• Functieschakelaar op het gewenste diafragma
zetten.
Flitser met schakelaar l inschakelen.
Het gekozen werkdiafragma op de camera in-
stellen en de camera op de flitssynchronisatietijd,
of een langere zetten.
x
3. Automatisch flitsen
67
Met het oog op een zo klein mogelijk scherptediepte-
bereik ( bij portretopnamen vaak wenselijk ) bevelen
wij voor dat geval werkdiafragma 2 aan.Voor groeps-
foto’s, waarbij veel personen achter elkaar zijn
geplaatst, bevelen wij werkdiafragma 4 aan ( voor
grotere scherptediepte ).
Afwachten tot de flitser opgeladen ( paraat ) is -
oranje LED licht op.
Het onderwerp moet zich op ongeveer in het
middelste derde deel van het afstandsbereik
bevinden.Daarmee krijgt de elektronica
voldoende speelruimte voor wanneer dat
nodig mocht zijn.
De afstandsbereiken van de werkdiafragma’s over-
lappen elkaar. Door deze overlapping kan het te
fotograferen onderwerp altijd in het middelste derde
deel wordt gezet.
Voorzichtig bij zoomobjectieven !
Deze kunnen, op grond van hun optische
bouw een lichtverlies van zelfs een hele
diafragmastop geven. Ze kunnen ook bij de
verschillende instellingen van de brandpunt-
safstand verschillende effectieve dia-
fragmawaarden hebben. Deze verschillen
moeten eventueel met de hand op het flitsap-
paraat worden gecompenseerd!
x
4. Flitsen mit handinstelling
68
Afb. 5: Voorbeeld voor het instellen voor flitsen met handinstelling
Bij het flitsen met handinstelling wordt door de flitser
altijd de volle energie afgegeven. De aanpassing aan
de opnamesituatie kan via de instelling van het
diafragma van het objectief, op de camera worden
ingesteld.
Instelvoorbeeld: Flitsafstand 5 m.
Filmgevoeligheid ISO 100/21°
De rekenschijf zo verstellen, dat de filmgevoelig-
heid in het venster wordt aangegeven.
De flitsafstand van 5 m vereist bij instelling met de
hand diafragma 5,6.
Functieschakelaar op M zetten.
Flitser met de hoofdschakelaar l inschakelen.
Het overeenkomstige diafragma op het objectief
van de camera instellen en op de camera de flits-
synchronisatietijd, of een langere instellen.
Het diafragma op de camera kan ook met de volgen-
de formule worden berekend:
diafragma =
richtgetal
flitsafstand
Het
richtgetal
kan in de tabel van hoofdstuk „ 12.
Technische gegevens“ worden gevonden.
De
flitsafstand
is de afstand tussen de flitser op de
camera en het op te nemen onderwerp.
x
5. Verlichtingshoek en groothoekvoorzetstuk
69
De mecablitz geeft een rechthoekige verlichting met
hoeken van ong. 58° horizontaal en ong. 42° verti-
caal.
Daarmee worden kleinbeeldopnamen met objectieven
van 35 mm brandpuntsafstand of langer volledig
uitgelicht.
De uitlichting wordt door het meegeleverde groot-
hoekvoorzetstuk zo ver vergroot, dat de uitlichting
ook bij het gebruik van 28 mm groothoekobjectieven
voldoende is.
Bij het gebruik van het groothoekvoorzet-
stuk verandert:
- bij flitsen met handinstelling de werke-
lijke instelling van het diafragma. Het
op de rekenschijf af te lezen diafrag-
magetal geldt in dit geval niet. Er moet
het eerstvolgend lagere diafragma-
getal op de camera worden ingesteld;
- bij automatisch flitsen de max. reik-
wijdte van de mecablitz. Deze wordt
ongeveer een waarde op de reken-
schijf kleiner.
Het is dienstig om voor de eigenlijke opname te con-
troleren, of er voldoende licht is voor het gekozen
diafragma. Ga hiertoe te werk als onder hoofdstuk „
9. De aanduiding van de belichtingscontrole“ staat
beschreven.
Het groothoekvoorzetstuk wordt over het lichtvenster
gelegd en aangedrukt tot het aan de zijkant inklikt.
x
6. Indirect flitsen
70
Afb. 6: Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste foto’s zijn te herkennen aan
hun typisch harde en duidelijk optredende schadu-
wvormen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde
lichtafval van voor- naar achtergrond storend.
Door indirect te flitsen kunnen deze verschijnselen
voor een heel groot deel worden voorkomen, omdat
onderwerp en achtergrond met verstrooid licht zacht
en gelijkmatig verlicht kunnen worden. De reflector
kan tot ong. 80° verticaal worden versteld zodat hij
een geschikt reflectievlak ( bijv. het plafond ) verlicht.
Het reflecterende vlak moet bij kleuropnamen neu-
traal van kleur, c.q. wit zijn en het mag geen structu-
ur hebben.
Bij verticaal zwenken van de reflector moet
er op worden gelet, dat er geen rechtstreeks
licht vanuit de reflector op het onderwerp
kan vallen.
x
6. Indirect flitsen
71
6.1 Indirect, automatisch flitsen
Het is dienstig om voorafgaand aan de eigenlijke
opname te controleren, of er voldoende licht is voor
het gekozen diafragma. Ga hiertoe te werk als onder
hoofdstuk „ 9. De aanduiding van de belichtingscon-
trole “ staat beschreven.
6.2 Indirect flitsen met handinstelling
Bij flitsen met handinstelling wordt de vereiste
diafragmawaarde het meest doelmatig met een
flitsbelichtingsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter
niet ter beschikking is, kan men aan de hand van de
volgende vuistregel:
diafragma =
richtgetal
flitsafstand x 2
een diafragmawaarde bepalen. Bij de opname kan
voor de zekerheid nog een opname met + 1 stop en
een opname met - 1 stop worden gemaakt.
Deze vuistregel geldt alleen voor ruimten
met een normale plafondhoogte.
Het
richtgetal
kan in de tabel van hoofdstuk
„12. Technische gegevens“ worden gevonden.
De
flitsafstand
is de afstand tussen de flitser op de
camera en het op te nemen onderwerp.
Zwenken van de reflektor.
Met een hand de flitser vasthouden en met de ande-
re de reflektorkop naar voren trekken tot de klik. De
reflektor kan nu ongeveer 80° vertikaal naar boven
zwenken.
x
7. Invulflitsen bij daglicht
72
Afb. 7: Invulflitsen bij daglicht (links zonder rechts met mecablitz)
De mecablitz kan ook bij daglicht voor het invulflitsen
bij daglicht worden gebruikt, voor het wegwerken
van schaduwen en ook bij tegenlichtopnamen voor
een vlakke verlichting zorgdragen. Hiervoor staan
verschillende mogelijkheden ter beschikking.
Automatisch invulflitsen
Bereken met de camera of met een belichtingsmeter
de noodzakelijke diafragmawaarde en belichtingstijd
voor een normale belichting.
Daarbij moet u erop letten, dat de belichtingstijd
langer is dan - of gelijk aan - de kortste flitssynchro-
nisatietijd (per cameratype verschillend ).
Voorbeeld: Berekend diafragma = 8;
berekende belichtingstijd = 1/60 s. ;
flitssynchronisatietijd van de camera
bijv. 1/100 s. ( zie gebruiksaanwijzing
van de camera ).
x
7. Invulflitsen bij daglicht
73
De beide zo berekende waarden voor diafragma en
belichtingstijd kunnen zonder meer op de camera
worden ingesteld, omdat de belichtingstijd langer is
dan de flitssynchronisatietijd van de camera.
Om een aangepaste opheldering te verkrijgen, om
bijv. het karakter van de schaduwen te behouden,
wordt aanbevolen om de op de flitser ingestelde
diafragmawaarde een stap lager te kiezen dan de op
de camera ingestelde waarde. In het voorbeeld werd
diafragma 8 ingesteld. Wij bevelen aan, op de flitser
diafragma 5,6 in te stellen ( waarbij u de instelling
aan de camera op 8 laat staan ).
Tip:
Wanneer het werkdiafragma 5,6 vanwege de inge-
stelde filmgevoeligheid niet op de flitser ter beschik-
king is, kan men zich als volgt behelpen:
Kies op de mecablitz werkdiafragma 8 en stel op de
camera een belichtingstijd van 1/30 s. bij diafragma 11 in.
Zou u op de mecablitz het werkdiafragma 4 kiezen,
dan zou dat bijvoorbeeld een belichtingstijd van
1/125 s. vergen. De flitssynchronisatietijd 1/100 s.
van de camera zou hierbij worden overschreden.
Let er op, dat de tegenlichtbron niet rechts-
treeks op de sensor van de flitser schijnt, de
elektronica van de sensor wordt daardoor
beïnvloed.
x
8. Belichtingscorrectie
74
De belichtingsautomatieken zijn ingesteld op een
reflectie door het onderwerp van 25% ( gemiddelde
reflectie van onderwerpen voor flitsfoto’s ). Een
donkere achtergrond die veel licht absorbeert en een
lichte achtergrond die sterk reflecteert ( bijv. tegen-
lichtopnamen ), kunnen over-, c.q. onderbelichting
tot gevolg hebben.
Belichtingscorrectie bij automatisch flitsen
Om bovengenoemd effect te compenseren, kan de
belichting, door het verder openen of verder sluiten
van het cameradiafragma, worden gecorrigeerd. Bij
een overwegend lichte achtergrond onderbreekt de
sensor van de flitser de lichtafgifte te vroeg en het
eigenlijk te fotograferen onderwerp wordt te donker.
Bij een donkere achtergrond wordt de lichtafgifte te
laat onderbroken en wordt het onderwerp te licht.
lichte achtergrond:
cameradiafragma 1/2 tot 1 waarde verder
opene
( bijv. van 5,6 naar 4 )
donkere
achtergrond
cameradiafragma 1/2 tot 1 waarde verder
dichtdoen
( bijv. van 8 naar 11 )
x
9. Aanduiding van de belichtingscontrol
75
Afb. 8: De aanduiding van de belichtingscontrole
De aanduiding van de belichtingscontrole o.k. licht
alleen op als de opname bij instelling op automatisch
flitsen, correct werd belicht.
Daarmee heeft u de mogelijkheid, om, vooral bij
indirect flitsen met moeilijk vooraf te bepalen
omstandigheden voor wat de reflectie betreft, via een
met de hand te ontsteken proefflits het juiste diafrag-
ma te bepalen.
De proefflits wordt met de ontspanknop ontstoken
( afb. 8 ). Blijft de aanduiding o.k. van de belichting-
scontrole na dew proefflits donker, dan moet u het
eerstvolgende kleinere diafragmagetal instellen of de
afstand tot het reflecterende vlak, c.q. tot het onder-
werp verkleinen en de proefflits herhalen.
Het op deze wijze bepaalde diafragma moet ook op
de camera worden ingesteld.
Houd bij de proefflits de flitser met de sensor
net als bij de latere opname.
x
10. Onderhoud en verzorging
76
Verwijder stof en vuil met een zachte, droge of met
siliconen behandelde doek. Gebruik geen reinigings-
middelen - de kunststoffen zouden daardoor aan
beschadiging kunnen worden blootgesteld.
Formeren van de flitscondensator
De in de flitser ingebouwde flitscondensator onder-
gaat een natuurkundige verandering wanneer het
apparaat gedurende langere tijd niet ingeschakeld
wordt. Daarom is het noodzakelijk, de flitser om de
drie maanden ongeveer 10 minuten lang ingescha-
keld te houden. De voedingsbronnen moeten daarbij
zoveel energie leveren, dat de aanduiding van de
flitsparaatheid binnen 1 min. na het inschakelen
oplicht.
Voor verkeerd functioneren en schade aan
de meca-blitz, veroorzaakt door het gebruik
van accessoires van andere fabrikanten,
wordt geen garantie verleend.
Laadapparaat B 28 ( bestelnr.: 000100280 )
voor het opladen van NiCd-accu’s, type
IEC KR 15 / 51
Mecalux 11 ( bestelnr.: 000000112 )
Sensor voor optisch, zonder vertraging op afstand
ontsteken van andere flitsers door een vanaf de
camera ontstoken flits. Spreekt ook aan op infra-
rood. Geen batterijen nodig.
Mecaluxhouder 60 - 26 ( bestelnr.: 000060264 )
voor het bevestigen van de mecalux 11.
Reflectiescherm 28-23 ( bestelnr.:000028237)
Tas T 33 ( bestelnr.: 00006331 )
11. Accessoires
x
12. Technische gegevens
77
x
RichtgetaI bij ISO 100/21°
: 28 / 22 met
groothoekdif-
fusor
Groothoekuitlichting
voor kleinbeeld vanaf 35 mm brandpuntsafstand, met
groothoekdiffusor vanaf 28 mm brandpuntsafstand.
Kleurtemperatur: ong. 5600 K
Richtgetallentabel:
Richtgetal
Filmgevoeligheid in ISO Metersysteem
Ft-systeem
25 / 15° 14 46
50 / 18° 20 65
100 / 21° 28 92
200 / 24° 40 130
400 / 27° 56 184
800 / 30° 79 260
1600 / 33° 112 368
Synchronisa
tie: Laagspannings-thyristorontsteking
Aantal Flitsvolgtijd:
flitsen:
NiCd-accu ong. 90
...1200
✳✳
ong. 7 s
...0,3 s
✳✳
Alkalimangaan- ong. 180
...2500
✳✳
ong.10 s
...0,3 s
✳✳
batterijen
Ni Metaalhydride ong. 140
...1800
✳✳
ong. 7 s
...0,3 s
✳✳
accu’s
Verlichtingshoek:
rechthoekig, horizontaal ong. 58°, verticaal ong. 42°,
met groothoekdiffusor horizontaal ong. 68°, verticaal
ong. 49°
Flits duur:
Bij automatisch flitsen 1/400 s ...1/20.000 s
Bij flitsen mit handinstelling 1/400 s
Massa:
300 g
Levering omva
t:
flitser, groothoekdiffusor, gebruiksaanwijzing
Werkdiafragma: 2, 4, en 8 bij ISO 100/21°
flitsen met handinstelling
✳✳
automatisch flitsen

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Inhoud: 1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3. 4. 5. 6. 6.1 Bladzijde: Veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . .60 Gereedmaken van de mecablitz . . . . . .61 Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61 Inleggen en verwisselen van de batterijen of de accu’s . . . . . . . . . . . . . . . . .62 Batterijtest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63 Bevestigen van de mecablitz op de camera .63 Synchronisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63 In- en uitschakelen van de flitser . . . . . . .63 Automatisch uitschakelen van de voeding 64 Automatisch flitsen . . . . . . . . . . . . . . . .65 Flitsen met handinstelling . . . . . . . . . . .68 Verlichtingshoek en groothoekvoorzetstuk . . . . . . . . . . . . . .69 Indirect flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70 - bij automatisch flitsen . . . . . . . . . . . .71 6.2 7. 8. 9. 10. 11. 12. - bij flitsen met handinstelling . . . . . . .71 Invulflitsen bij daglicht . . . . . . . . . . . . .72 Belichtingscorrectie . . . . . . . . . . . . . . . .74 De aanduiding van de belichtingscontrole . . . . . . . . . . . . . . . .75 Onderhoud en verzorging . . . . . . . . . . .76 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . .76 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77 x 59 1. Veiligheidsinstructies • Ontsteek de mecablitz nooit in de nabijheid van de ogen! Het ontsteken van een flits, recht in de ogen van mens of dier kan tot beschadiging van het netvlies leiden en zware schade aan de ogen veroorzaken - tot zelfs blindheid aan toe. • batterijen direct uit het apparaat halen ! Uit lege batterijen kan loog lekken dat tot beschadiging van het apparaat leidt ! • Batterijen (bijv. alkalimangaanbatterijen) niet laden ! • Accu’s niet kortsluiten ! x • Batterijen / accu’s niet blootstellen aan overmatige warmte zoals zonnenschijn, vuur of dergelijke ! • Lege batterijen niet in vuur gooien! • Flitser niet blootstellen aan drup- of spatwater ! 60 • Bescherm uw flitser tegen grote hitte en hoge luchtvochtigheid! Bewaar de flitser niet in het handschoenenvak van de auto ! • De flitser in de flitsschoen van de camera schuiven en met de kartelmoer zo vastzetten, dat hij er niet meer uit kan glijden ! • Bij serieopnamen met volle flitsenergie en de korte opeenvolging van de flitsen van het flitsen op accu’s moet erop worden gelet, dat na telkens 20 flitsen een pauze van ten minste 3 minuten wordt ingelast. Hiermee voorkomt u overbelasting van de flitser. • Bij het ontsteken van een flits mag er zich geen materiaal dat alle licht absorbeert vlak voor of direct op het lichtvenster bevinden. Het lichtvenster mag niet vuil zijn. Bij het niet in acht nemen hiervan kan het, door de hoge energie van het flitslicht, tot verbranding leiden van dat materiaal, c.q. van het lichtvenster. 2. Gereedmaken van de flitser rij b u an cc ga -a d NiC Geen lithiumbatterijen gebruiken ! e att n ma li a Alk Voor het opladen van de NiCd-accu’s bevelen wij ons NC-laadapparaat B 28 ( accessoire ) aan. De batterijen zijn leeg, c.q. opgebruikt, wanneer de tijd tussen de flitsen langer wordt dan 60 seconden. Afb. 1: Te gebruiken voeding 2.1 Voeding De flitser kan naar keuze worden gevoed uit: • 4 NiCd-accu’s, type IEC KR 15/51,met deze kunt u snel achterelkaar flitsen en ze zijn oplaadbaar. • 4 Alkalimangaanbatterijen, type IEC LR6,voor normale prestaties. • 4 Nikkel-metaalhydride accu’s ( formaat penlight, AA ). Wordt de mecablitz langere tijd niet gebruikt, dan moeten de batterijen uit het apparaat worden genomen. Afvoeren van de batterijen Batterijen horen niet bij het huisvuil. S.v.p. de batterijen bij een daarvoor bestemd inzamelpunt afgeven. x 61 2. Gereedmaken van de flitser Bij het inzetten van de batterijen, c.q. de accu’s, op de juiste polariteit letten. Vervang altijd alle 4 voe dingsbronnen tegelijk. De voedingsbronnen moeten ongeveer dezelfde laadtoestand hebben. • Na het inleggen van de batterijen het deksel van het batterijvak weer sluiten. Afb. 2: Batterijen verwisselen 2.2 Inleggen en verwisselen van de batterijen of de accu’s • De flitser uitschakelen met de schakelaar O . • Het deksel van het batterijvak in de richting van de pijl schuiven. x 62 • De batterijen of de accu’s in de lengterichting, overeenkomstig de aangegeven batterijsymbolen inleggen. ☞ Lege batterijen behoren niet in het huisvuil ! Milieu- bewust leven begint bij uzelf; lever lege batterijen en verbruikte accu’s in op de daarvoor bestemde plaatsen. 2. Gereedmaken van de flitser 2.3 Batterijtest Met deze voorziening kunnen alleen alkalimangaanbatterijen worden getest. Wanneer na drukken op de toets de batterij-aanduiding oplicht, zijn de batterijen in orde. Licht de aanduiding niet op, dan is er nog slechts een restcapaciteit aanwezig en moet voor nieuwe batterijen worden gezorgd. 2.4 Bevestigen van de mecablitz op de camera • De kartelmoer van de mecablitz tot de aanslag tegen de flitser draaien. 2.6 In- en uitschakelen van de flitser De mecablitz wordt met de schakelaar l ingeschakeld. In ingeschakelde toestand licht de groene aanduiding op. Voor het uitschakelen drukt u op de schakelaar O . De groene aanduiding dooft. De mecablitz blijft echter paraat zolang de oranje aanduiding van de flitsparaatheid oplicht. • De mecablitz in de accessoireschoen van de camera schuiven. • De kartelmoer van de mecablitz tot de aanslag tegen de camera draaien en de mecablitz vastzetten. 2.5 Synchronisatie De mecablitz is, voor eenvoudige flitssynchronisatie, voorzien van een middencontact. x 63 2. Gereedmaken van de flitser 2.7 Automatisch uitschakelen van de voeding Door deze schakeling wordt het per ongeluk ontladen van de batterijen voorkomen. Het apparaat schakelt ong. 1 - 2 minuten na het inschakelen, of na het ontsteken van een flits, de oplaadschakeling van de flitscondensator uit, om energie te sparen. De groene aanduiding dooft, maar de mecablitz blijft echter paraat zolang de oranje aanduiding van de flitsparaatheid oplicht ( ong. 5 - 10 min. ). x 64 Wordt tijdens deze periode van flitsparaatheid geen flits ontstoken, dan dooft de aanduiding en is de mecablitz geheel uitgeschakeld. Het volledig uitschakelen van de flitser kan, door te flitsen of door druk op de schakelaar l , voor de eerstkomende 5 - 10 minuten worden voorkomen. Voor het opnieuw inschakelen van de mecablitz op toets l drukken. 3. Automatisch flitsen Hoe de reflector van de flitser ook gericht staat, de sensor van de flitser moet altijd op het op te nemen onderwerp gericht staan. De sensor heeft een meethoek van ong. 25° en meet alleen gedurende de uitstraling van de eigen flitser. Afb. 3: Meetschema Bij automatisch flitsen meet de sensor van de mecablitz het door het onderwerp gereflecteerde licht. De flitser onderbreekt zijn lichtafgifte na het bereiken van de vereiste hoeveelheid licht. Daardoor hoeft, bij verandering van de flitsafstand, geen nieuwe berekening en instelling te worden uitgevoerd, zolang het onderwerp zich maar binnen het aangegeven flitsbereik bevindt. Bij automatisch flitsen heeft de gebruiker, afhankelijk van de filmgevoeligheid in ISO, de beschikking over drie werkdiafragma’s. x 65 3. Automatisch flitsen Afb. 4: Voorbeeld voor het instellen bij automatisch flitsen Het instellen voor het werken met automatisch flitsen: Voorbeeld: x 66 Flitsafstand 5 m. Filmgevoeligheid ISO 100 / 21° • Rekenschijf zo verstellen, dat de filmgevoeligheid in het venster wordt aangegeven. De schuif klikt bij de correcte instelling iets in. De flitsafstand van 5 m veroorlooft, met inachtneming van de maximale reikwijdte, de werkdiafragma’s 4 en 2. De maximale reikwijdte bij het werkdiafragma 4 bedraagt ong. 7 m. De minimale flitsafstand bij het werkdiafragma bedraagt ongeveer 10% van de maximale reikwijdte. • Functieschakelaar op het gewenste diafragma zetten. • Flitser met schakelaar l inschakelen. • Het gekozen werkdiafragma op de camera instellen en de camera op de flitssynchronisatietijd, of een langere zetten. 3. Automatisch flitsen Met het oog op een zo klein mogelijk scherptedieptebereik ( bij portretopnamen vaak wenselijk ) bevelen wij voor dat geval werkdiafragma 2 aan. Voor groepsfoto’s, waarbij veel personen achter elkaar zijn geplaatst, bevelen wij werkdiafragma 4 aan ( voor grotere scherptediepte ). • Afwachten tot de flitser opgeladen ( paraat ) is oranje LED licht op. ☞ Het onderwerp moet zich op ongeveer in het middelste derde deel van het afstandsbereik bevinden.Daarmee krijgt de elektronica voldoende speelruimte voor wanneer dat nodig mocht zijn. De afstandsbereiken van de werkdiafragma’s overlappen elkaar. Door deze overlapping kan het te fotograferen onderwerp altijd in het middelste derde deel wordt gezet. ☞ Voorzichtig bij zoomobjectieven ! Deze kunnen, op grond van hun optische bouw een lichtverlies van zelfs een hele diafragmastop geven. Ze kunnen ook bij de verschillende instellingen van de brandpuntsafstand verschillende effectieve diafragmawaarden hebben. Deze verschillen moeten eventueel met de hand op het flitsapparaat worden gecompenseerd! x 67 4. Flitsen mit handinstelling • Functieschakelaar op M zetten. • Flitser met de hoofdschakelaar l inschakelen. • Het overeenkomstige diafragma op het objectief van de camera instellen en op de camera de flitssynchronisatietijd, of een langere instellen. Afb. 5: Voorbeeld voor het instellen voor flitsen met handinstelling Bij het flitsen met handinstelling wordt door de flitser altijd de volle energie afgegeven. De aanpassing aan de opnamesituatie kan via de instelling van het diafragma van het objectief, op de camera worden ingesteld. x Instelvoorbeeld: Flitsafstand 5 m. Filmgevoeligheid ISO 100/21° • De rekenschijf zo verstellen, dat de filmgevoeligheid in het venster wordt aangegeven. De flitsafstand van 5 m vereist bij instelling met de hand diafragma 5,6. 68 Het diafragma op de camera kan ook met de volgende formule worden berekend: richtgetal diafragma = flitsafstand Het richtgetal kan in de tabel van hoofdstuk „ 12. Technische gegevens“ worden gevonden. De flitsafstand is de afstand tussen de flitser op de camera en het op te nemen onderwerp. 5. Verlichtingshoek en groothoekvoorzetstuk De mecablitz geeft een rechthoekige verlichting met hoeken van ong. 58° horizontaal en ong. 42° verticaal. Daarmee worden kleinbeeldopnamen met objectieven van 35 mm brandpuntsafstand of langer volledig uitgelicht. De uitlichting wordt door het meegeleverde groothoekvoorzetstuk zo ver vergroot, dat de uitlichting ook bij het gebruik van 28 mm groothoekobjectieven voldoende is. Bij het gebruik van het groothoekvoorzetstuk verandert: - bij flitsen met handinstelling de werkelijke instelling van het diafragma. Het op de rekenschijf af te lezen diafragmagetal geldt in dit geval niet. Er moet het eerstvolgend lagere diafragmagetal op de camera worden ingesteld; - bij automatisch flitsen de max. reikwijdte van de mecablitz. Deze wordt ongeveer een waarde op de rekenschijf kleiner. Het is dienstig om voor de eigenlijke opname te controleren, of er voldoende licht is voor het gekozen diafragma. Ga hiertoe te werk als onder hoofdstuk „ 9. De aanduiding van de belichtingscontrole“ staat beschreven. Het groothoekvoorzetstuk wordt over het lichtvenster gelegd en aangedrukt tot het aan de zijkant inklikt. x 69 6. Indirect flitsen Het reflecterende vlak moet bij kleuropnamen neutraal van kleur, c.q. wit zijn en het mag geen structuur hebben. Afb. 6: Indirect flitsen Rechtstreeks geflitste foto’s zijn te herkennen aan hun typisch harde en duidelijk optredende schaduwvormen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde lichtafval van voor- naar achtergrond storend. x 70 Door indirect te flitsen kunnen deze verschijnselen voor een heel groot deel worden voorkomen, omdat onderwerp en achtergrond met verstrooid licht zacht en gelijkmatig verlicht kunnen worden. De reflector kan tot ong. 80° verticaal worden versteld zodat hij een geschikt reflectievlak ( bijv. het plafond ) verlicht. Bij verticaal zwenken van de reflector moet er op worden gelet, dat er geen rechtstreeks licht vanuit de reflector op het onderwerp kan vallen. 6. Indirect flitsen 6.1 Indirect, automatisch flitsen Het is dienstig om voorafgaand aan de eigenlijke opname te controleren, of er voldoende licht is voor het gekozen diafragma. Ga hiertoe te werk als onder hoofdstuk „ 9. De aanduiding van de belichtingscontrole “ staat beschreven. Deze vuistregel geldt alleen voor ruimten met een normale plafondhoogte. Het richtgetal kan in de tabel van hoofdstuk „12. Technische gegevens“ worden gevonden. De flitsafstand is de afstand tussen de flitser op de camera en het op te nemen onderwerp. 6.2 Indirect flitsen met handinstelling Bij flitsen met handinstelling wordt de vereiste diafragmawaarde het meest doelmatig met een flitsbelichtingsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter niet ter beschikking is, kan men aan de hand van de volgende vuistregel: richtgetal diafragma = flitsafstand x 2 een diafragmawaarde bepalen. Bij de opname kan voor de zekerheid nog een opname met + 1 stop en een opname met - 1 stop worden gemaakt. Zwenken van de reflektor. Met een hand de flitser vasthouden en met de andere de reflektorkop naar voren trekken tot de klik. De reflektor kan nu ongeveer 80° vertikaal naar boven zwenken. x 71 7. Invulflitsen bij daglicht Daarbij moet u erop letten, dat de belichtingstijd langer is dan - of gelijk aan - de kortste flitssynchronisatietijd (per cameratype verschillend ). Voorbeeld: Afb. 7: Invulflitsen bij daglicht (links zonder rechts met mecablitz) De mecablitz kan ook bij daglicht voor het invulflitsen bij daglicht worden gebruikt, voor het wegwerken van schaduwen en ook bij tegenlichtopnamen voor een vlakke verlichting zorgdragen. Hiervoor staan verschillende mogelijkheden ter beschikking. x 72 Automatisch invulflitsen Bereken met de camera of met een belichtingsmeter de noodzakelijke diafragmawaarde en belichtingstijd voor een normale belichting. Berekend diafragma = 8; berekende belichtingstijd = 1/60 s. ; flitssynchronisatietijd van de camera bijv. 1/100 s. ( zie gebruiksaanwijzing van de camera ). 7. Invulflitsen bij daglicht De beide zo berekende waarden voor diafragma en belichtingstijd kunnen zonder meer op de camera worden ingesteld, omdat de belichtingstijd langer is dan de flitssynchronisatietijd van de camera. Zou u op de mecablitz het werkdiafragma 4 kiezen, dan zou dat bijvoorbeeld een belichtingstijd van 1/125 s. vergen. De flitssynchronisatietijd 1/100 s. van de camera zou hierbij worden overschreden. Om een aangepaste opheldering te verkrijgen, om bijv. het karakter van de schaduwen te behouden, wordt aanbevolen om de op de flitser ingestelde diafragmawaarde een stap lager te kiezen dan de op de camera ingestelde waarde. In het voorbeeld werd diafragma 8 ingesteld. Wij bevelen aan, op de flitser diafragma 5,6 in te stellen ( waarbij u de instelling aan de camera op 8 laat staan ). ☞ Let er op, dat de tegenlichtbron niet rechts- Tip: Wanneer het werkdiafragma 5,6 vanwege de ingestelde filmgevoeligheid niet op de flitser ter beschikking is, kan men zich als volgt behelpen: treeks op de sensor van de flitser schijnt, de elektronica van de sensor wordt daardoor beïnvloed. x Kies op de mecablitz werkdiafragma 8 en stel op de camera een belichtingstijd van 1/30 s. bij diafragma 11 in. 73 8. Belichtingscorrectie De belichtingsautomatieken zijn ingesteld op een reflectie door het onderwerp van 25% ( gemiddelde reflectie van onderwerpen voor flitsfoto’s ). Een donkere achtergrond die veel licht absorbeert en een lichte achtergrond die sterk reflecteert ( bijv. tegenlichtopnamen ), kunnen over-, c.q. onderbelichting tot gevolg hebben. Belichtingscorrectie bij automatisch flitsen x 74 Om bovengenoemd effect te compenseren, kan de belichting, door het verder openen of verder sluiten van het cameradiafragma, worden gecorrigeerd. Bij een overwegend lichte achtergrond onderbreekt de sensor van de flitser de lichtafgifte te vroeg en het eigenlijk te fotograferen onderwerp wordt te donker. Bij een donkere achtergrond wordt de lichtafgifte te laat onderbroken en wordt het onderwerp te licht. ☞ lichte achtergrond: cameradiafragma 1/2 tot 1 waarde verder opene ( bijv. van 5,6 naar 4 ) donkere achtergrond cameradiafragma 1/2 tot 1 waarde verder dichtdoen ( bijv. van 8 naar 11 ) 9. Aanduiding van de belichtingscontrol De proefflits wordt met de ontspanknop ontstoken ( afb. 8 ). Blijft de aanduiding o.k. van de belichtingscontrole na dew proefflits donker, dan moet u het eerstvolgende kleinere diafragmagetal instellen of de afstand tot het reflecterende vlak, c.q. tot het onderwerp verkleinen en de proefflits herhalen. Afb. 8: De aanduiding van de belichtingscontrole De aanduiding van de belichtingscontrole o.k. licht alleen op als de opname bij instelling op automatisch flitsen, correct werd belicht. Daarmee heeft u de mogelijkheid, om, vooral bij indirect flitsen met moeilijk vooraf te bepalen omstandigheden voor wat de reflectie betreft, via een met de hand te ontsteken proefflits het juiste diafragma te bepalen. Het op deze wijze bepaalde diafragma moet ook op de camera worden ingesteld. ☞ Houd bij de proefflits de flitser met de sensor net als bij de latere opname. x 75 10. Onderhoud en verzorging 11. Accessoires Verwijder stof en vuil met een zachte, droge of met siliconen behandelde doek. Gebruik geen reinigingsmiddelen - de kunststoffen zouden daardoor aan beschadiging kunnen worden blootgesteld. Formeren van de flitscondensator x 76 De in de flitser ingebouwde flitscondensator ondergaat een natuurkundige verandering wanneer het apparaat gedurende langere tijd niet ingeschakeld wordt. Daarom is het noodzakelijk, de flitser om de drie maanden ongeveer 10 minuten lang ingeschakeld te houden. De voedingsbronnen moeten daarbij zoveel energie leveren, dat de aanduiding van de flitsparaatheid binnen 1 min. na het inschakelen oplicht. • • • • • Voor verkeerd functioneren en schade aan de meca-blitz, veroorzaakt door het gebruik van accessoires van andere fabrikanten, wordt geen garantie verleend. Laadapparaat B 28 ( bestelnr.: 000100280 ) voor het opladen van NiCd-accu’s, type IEC KR 15 / 51 Mecalux 11 ( bestelnr.: 000000112 ) Sensor voor optisch, zonder vertraging op afstand ontsteken van andere flitsers door een vanaf de camera ontstoken flits. Spreekt ook aan op infrarood. Geen batterijen nodig. Mecaluxhouder 60 - 26 ( bestelnr.: 000060264 ) voor het bevestigen van de mecalux 11. Reflectiescherm 28-23 ( bestelnr.:000028237) Tas T 33 ( bestelnr.: 00006331 ) 12. Technische gegevens RichtgetaI bij ISO 100/21°: 28 / 22 met groothoekdiffusor Groothoekuitlichting voor kleinbeeld vanaf 35 mm brandpuntsafstand, met groothoekdiffusor vanaf 28 mm brandpuntsafstand. Kleurtemperatur: ✳ ong. 5600 K Richtgetal Filmgevoeligheid in ISO Metersysteem Ft-systeem 14 20 28 40 56 79 112 ✳✳ Ni Metaalhydride ong. 140 ...1800 accu’s Richtgetallentabel: 25 / 15° 50 / 18° 100 / 21° 200 / 24° 400 / 27° 800 / 30° 1600 / 33° Aantal flitsen: ✳ ✳✳ NiCd-accu ong. 90 ...1200 ✳ ✳✳ Alkalimangaan- ong. 180 ...2500 batterijen 46 65 92 130 184 260 368 Synchronisatie: Laagspannings-thyristorontsteking Flitsvolgtijd: ✳ ✳ ong. 7 s ...0,3 s Verlichtingshoek: rechthoekig, horizontaal ong. 58°, verticaal ong. 42°, met groothoekdiffusor horizontaal ong. 68°, verticaal ong. 49° Flits duur: Bij automatisch flitsen 1/400 s ...1/20.000 s Bij flitsen mit handinstelling 1/400 s 300 g Massa: Levering omvat: flitser, groothoekdiffusor, gebruiksaanwijzing Werkdiafragma: 2, 4, en 8 bij ISO 100/21° ✳ ✳✳ ong. 7 s ...0,3 s ✳ ✳✳ ong.10 s ...0,3 s ✳✳ x ✳✳ flitsen met handinstelling automatisch flitsen 77
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Metz 28 C-2 Handleiding

Categorie
Naaimachines
Type
Handleiding