25
ń
Bij gebruik van het groothoekvoorzetstuk moet het ingestelde diafrag-
ma worden gecorrigeerd.
5. Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste foto’s zijn vaak aan hun harde en geprononceerde
schaduwen te herkennen. Vaak ook werkt de natuurkundig bepaalde lichtaf-
val van voor- naar achtergrond storend.
Door indirect te flitsen kunnen deze verschijnselen voor een groot deel wor-
den voorkomen, omdat zowel onderwerp als achtergrond met verstrooid
licht, zacht en gelijkmatig kunnen worden verlicht. De reflector van de flitser
wordt hierbij zo gezwenkt, dat deze een geschikt reflectievlak ( bijv. het pla-
fond of de wanden van de ruimte ) verlicht.
De reflector van de flitser is daarom verticaal en horizontaal zwenkbaar.
Verticale klikstanden voor indirect flitsen vindt u bij:
• 15°, 30°, 45°, 60°, 75° en 90° (reflector tot de gewenste klikstand zwen-
ken )
De reflector is horizontaal 180° naar links en rechts draaibaar en klikt in de
standen 90° en 180° in.
Bij het verticale zwenken van de flitskop moet erop worden gelet, dat
er tot een voldoend grote hoek wordt gezwenkt, zodat er geen recht-
streeks licht meer op het onderwerp kan vallen. Daarom minstens tot
de 60° klikstand zwenken.
Het door het reflectievlak verstrooide licht geeft een zachte verlichting van het
onderwerp.
Het reflectievlak moet kleurneutraal, bijv. wit zijn en het mag geen structuur
bevatten ( bijv. houten balken in het plafond ) die tot schaduwvorming aan-
leiding kan vormen. Voor kleureffecten kiest men een reflectievlak in de
gewenste kleur.
Om bij het indirect flitsen schaduwen te vermijden, die bijv. bij portretopna-
men onder de neus en in de oogholten kunnen ontstaan, is het gebruik van
de tweede reflector aan te bevelen.
☞
☞
5.1 Indirect flitsen met automatiek
Het is nuttig om voor de eigenlijke opname te testen, of de flitser voor het
gekozen diafragma voldoende licht afgeeft. Gebruik hiervoor de werkwijze
zoals die in hoofdstuk 7 wordt beschreven.
5.2 Indirect flitsen met handbediening
Bij het flitsen met handbediening wordt het vereiste objectiefdiafragma het
meest praktisch met behulp van een flitsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter
niet ter beschikking is, kan men met de vuistregel
richtgetal
Objectiefdiafragma =—————————
flitsafstand x 2
een diafragmagetal berekenen, dat men bij het opnemen nog met + en - 1
diafragmastop kan varieert.
6. Invulflitsen bij daglicht
De mecablitz kan worden gebruikt voor invulflitsen bij daglicht, om schadu-
wen weg te werken en een uitgebalanceerde belichting, ook bij tegenlicht te
bereiken. Er kunnen hiervoor verschillende mogelijkheden worden gekozen.
6.1 Invulflitsen met automatiek
Bepaal met de camera of een belichtingsmeter de vereiste combinatie van
diafragma en belichtingstijd voor een normale belichting. Let er daarbij op,
dat de belichtingstijd gelijk aan of langer dan de kortste flitssynchronisatietijd
( afhankelijk van de camera ) is.
Voorbeeld:
Bepaald diafragma = 8; bepaalde belichtingstijd = 1/60 s.
Flitssynchronisatietijd bijv. 1/100 s ( zie gebruiksaanwijzing van de camera )
De beide bepaalde waarden voor diafragma en belichtingstijd kunnen op de
camera worden ingesteld, daar de belichtingstijd langer is dan de flitssynch-
ronisatietijd van de camera.
Om een goede invulling te bereiken, bijv. om het karakter van de schaduw-
werking te behouden, wordt aanbevolen op de flitser een diafragmawaarde