24 Model 3700 transmitters of model 3350 randapparatuur - veldmontage
Bedrading
4. Inspecteer de pakkingen, smeer alle O-ringen, sluit de aansluitkast en het deksel van de
kernprocessor en draai alle schroeven aan.
3.4 Sluit de voedingsbedrading aan
Sluit model 3350 of model 3700 volgens onderstaande stappen aan op de voeding:
1. Gebruik een kabel van 0,75 tot 4,0 mm
2
(18 tot 12 AWG).
2. Draai met een bladschroevendraaier de schroeven los waarmee het displaydeksel op de
behuizing is bevestigd.
3. Aard de transmitter als volgt:
a. Sluit de aarddraad aan op de groene aardschroef van het voedingscircuit. Zie
Afbeelding 3-1.
b. Sluit de aarddraad van het voedingscircuit direct op het aardpunt aan.
c. Houdt alle aarddraden zo kort mogelijk.
d. De impedantie op de aarddraden mag niet meer dan 1 ohm bedragen.
4. Sluit de draden aan op aansluitklem 9 en 10 op het grijze aansluitklemmenblok. Zie
Afbeelding 3-1 en Afbeelding 3-2.
5. Sluit het displaydeksel en draai de schroeven aan.
6. (Optioneel). In de voedingsleiding kan een door de gebruiker te verstrekken schakelaar
worden geïnstalleerd.
In Europa moet de schakelaar vlakbij de Model 3350 of Model 3700 worden
geïnstalleerd conform laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG. Zie voor nadere informatie
norm EN 61010-1:2010, clausule 5.4.3.d.
Kabeltype Procedure
Kabel met huls Sluit de drain-draden van de afscherming (de zwarte draad)
alleen op het kernprocessoruiteinde aan door ze met de
aardschroef in de ring van de onderste kabelbuis te
verbinden. Niet aarden op de montageschroef van de
kernprocessor. De kabel mag niet op de aansluitkast van de
sensor geaard worden.
Afgeschermde of gewapende
kabel
Sluit de drain-draden van de afscherming (de zwarte draad)
alleen op het kernprocessoruiteinde aan door ze met de
aardschroef in de ring van de onderste kabelbuis te
verbinden. Niet aarden op de montageschroef van de
kernprocessor. De kabel mag niet op de aansluitkast van de
sensor geaard worden.
Aard het gevlochten kabelmateriaal op beide uiteinden door
het in de kabelwartels te laten eindigen.
LET OP!
Zorg dat de draden niet gegrepen of afgekneld worden wanneer u de behuizing sluit, om het
risico op meetfouten of meterdefecten te verminderen.
LET OP!
• De voedingskabels mogen niet door dezelfde kabelgoot of kabelbuis lopen als de in-/
uitgangsbedrading, omdat dit meetfouten of meterdefecten kan veroorzaken.
• Schakel de voeding uit voordat u het applicatieplatform installeert.
• Zorg dat de voedingsspanning overeenstemt met de waarde die vermeld staat bij de
voedingsaansluitklemmen. Zie Afbeelding 3-2.