Installatie sensor: F-serie 19
Aarding
Stap 5 Aarding
De sensor kan via de pijpleiding geaard worden als de naden van de leiding met aarde verbonden zijn.
Als de sensor niet via de pijpleiding wordt geaard, sluit u een aarddraad aan op de inwendige of uitwendige
aardschroef op de kernprocessorbehuizing of aansluitdoos.
Een ondeugdelijke aarding kan leiden tot meetfouten. Verbind de flowmeter met massa of houd u aan
de vereisten voor het aardnet van de locatie.
Als er geen landelijke normen van kracht zijn, houdt u zich aan onderstaande richtlijnen bij de aarding van
de sensor:
• Gebruik voor het aarden koperdraad van 2,0 mm² (14 AWG) of dikker.
• Houd alle aarddraden zo kort mogelijk; minder dan 1 ohm weerstand.
• Verbind de aarddraden rechtstreeks met de aarde of houd u aan de normen van de fabriek.
Drukspecificaties bij hoge temperaturen
Tabel 3 vermeldt de drukspecificaties voor F-serie-sensoren bij hoge temperaturen.
1. Drukspecificatie beperkt door flens (voor 316 sensorbuizen).
2. Drukspecificatie beperkt door sensorbuis voor sensortype F025S, F050S, F050A, F050C.
3. Drukspecificatie beperkt door flens voor sensortype F025A, F025C, F025P, F050P.
4. Drukspecificatie beperkt door flens (voor sensorbuizen van C-22 legering).
Tabel 3 Drukspecificaties bij hoge temperaturen voor de F-serie
EN-1092 flens Drukspecificatie (bar)
Opmer-
king
PN Type Facing Omschrijving ASTM-
materiaal
<50°C 100°C 150°C 200°C 250°C 300°C 350°C 400°C 427°C
40 11
gelaste
nek
B1 & D Flens, EN 1092-1
PN40
vorm B1 & D (316)
316
40,0 40,0 36,3 33,7 31,8 29,7 28,5 27,4 26,9 1
100 11
gelaste
nek
B2 & D Flens, EN 1092-1
PN100
vorm B2 & D (316)
316
100,0 100,0 90,9 84,2 79,5 74,2 71,4 68,5 67,3 1
100/
160
11
gelaste
nek
B2 Flens, EN 1092-1
PN100/160
vorm B2 (316)
316
100,0 100,0 90,9 84,2 79,5 74,2 71,4 68,5 67,3 2
160,0 160,0 145,5 134,8 127,2 118,8 114,2 109,7 107,8 3
40 32/02
overlap-
verbinding
B1 Flens, EN 1092-1
PN40 vorm B1
(overlapverbinding)
C-22
kraag/304
flens
40,0 34,4 30,8 28,0 26,0 24,1 23,0 22,0 21,4 4