Brigade BS-9000-WD (5713) de handleiding

Type
de handleiding
Installatiehandleiding 5940
BS-9000-WD
IP69K Backsense® Radardetectiesysteem
Installatie- en bedieningshandleiding
Zie www.brigade-electronics.com voor de allerlaatste gegevens over alle producten
2
Inhoudsopgaves
1 Inleiding ............................................................................................................................ 3
1.1 Detectiebereiken ..................................................................................................... 3
1.2 Objectdetectievermogen ......................................................................................... 3
1.2.1 Detectiepatroon ............................................................................................. 4
1.2.2 Factoren bij de detectie van objecten ............................................................. 5
2 Inhouds ............................................................................................................................ 6
2.1 Standaard inhoud van de set .................................................................................. 6
2.2 Optionele items (niet inbegrepen) ........................................................................... 7
3 Installatie van hardware .................................................................................................... 8
3.1 Systeemconnectiviteit ............................................................................................. 8
3.2 Plaats van installatie ............................................................................................... 9
3.3 Elektrische aansluitingen ........................................................................................ 9
3.4 Sensorbevestiging en -locatie ............................................................................... 10
3.4.1 Sensorrichting .............................................................................................. 10
3.4.2 Sensorbevestiging ....................................................................................... 10
3.4.3 Voertuigoverhang in detectiegebied ............................................................. 10
3.4.4 Bevestigingshoek ........................................................................................ 10
3.4.5 Verschil ten opzichte van bevestiging op hartlijn van het voertuig ................ 11
3.5 Kabel .................................................................................................................... 11
3.6 Display .................................................................................................................. 11
3.6.1 Bevestiging .................................................................................................. 11
3.6.2 LED-functionaliteit........................................................................................ 12
3.7 Eerste keer systeem starten en testen .................................................................. 15
3.8 Functionaliteit volumeknop .................................................................................... 15
3.9 Foutstatussen ....................................................................................................... 16
4 Configureerbaar systeem model BS-9000-WD ............................................................... 18
4.1 Systeemvereisten voor PC .................................................................................... 18
4.2 Installatie van de software ..................................................................................... 18
4.2.1 Installatie stuurprogramma USB-poort naar seriële poort ............................. 18
4.2.2 Installatie van het configuratieprogramma .................................................... 20
4.3 Configuratieprogramma gebruiken ........................................................................ 22
4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen ................................................................... 22
4.3.2 Overzicht gebruikersinterface ...................................................................... 24
4.3.3 Hoofdmenu .................................................................................................. 24
4.3.4 Verbinding met het Backsense®-systeem .................................................... 25
4.3.5 Verbinding met Backsense®-systeem verbreken ......................................... 26
4.3.6 Configuratiegegevens opslaan in Backsense® ............................................ 26
4.3.7 Configuratie lezen in Backsense® ............................................................... 27
4.3.8 Configuratie opslaan in een bestand ............................................................ 27
4.3.9 Configuratie laden vanuit een bestand ......................................................... 28
4.3.10 Configuratie detectiegebied ......................................................................... 28
4.3.11 Configuratie dood gebied ............................................................................. 31
5 Testen en onderhoud ..................................................................................................... 38
5.1 Bedieningsinstructies ............................................................................................ 38
5.2 Onderhoud en testen ............................................................................................ 38
6 Specificaties ................................................................................................................... 40
7 Montageafmetingen ........................................................................................................ 42
8 Vrijwaring ....................................................................................................................... 43
3
1 Inleiding
Backsense® van Brigade maakt gebruik van het radarsysteem FMCW (Frequency Modulated
Continuous Wave, frequentiegemoduleerde continue golf) en is bedoeld om mensen en
objecten in dode hoeken te detecteren. Het vermindert de kans op aanrijdingen aanzienlijk.
Het detecteert stilstaande en bewegende objecten, en geeft de bestuurder visuele en
akoestische signalen als waarschuwing, omdat hij zijn aandacht niet bij alle risicogebieden
tegelijk kan hebben. Backsense® is effectief onder moeilijke omstandigheden en bij slecht
zicht (duisternis, rook, mist en stofwolken).
Het is absoluut noodzakelijk dat de Backsense® van Brigade door vakkundige en getrainde
technici wordt geplaatst en in bedrijf wordt gesteld. De installateur is ervoor verantwoordelijk
dat het systeem geschikt is voor het beoogde doel en voldoet aan de relevante wetgeving en
voorschriften. Bestuurders van voertuigen waarop het Backsense®-systeem van Bridage is
aangebracht, moeten exact weten hoe ze het systeem moeten interpreteren, zodat ze niet
worden afgeleid of hier volledig op vertrouwen. Afleiding kan ongelukken veroorzaken.
Het systeem is alleen bedoeld als hulpmiddel. De gebruiker moet nog steeds opletten bij de
bediening van het voertuig, verkeersregels en plaatselijke voorschriften in acht nemen en zijn
of haar eigen training, zintuigen en andere hulpmiddelen van het voertuig zoals spiegels
gebruiken, net zoals hij of zij dat zou doen als het systeem niet beschikbaar was. Het is nog
steeds de verantwoordelijkheid van de bestuurder om het voertuig op de juiste en wettige
manier te besturen.
1.1 Detectiebereiken
Modelnaam
Lengte
detectiegebied
Lengte van iedere
detectiezone
Breedte
detectiegebied
Nominale
tolerantie
[m]
[ft]
[m]
[m]
[m]
[ft]
BS-9000-WD
3 - 30
(10)*
10 - 98
(33)*
1 - 26
(2)*
2 - 10
(7)*
±0,25
±1
* Standaardinstelling
BS-9000-WD werkt in essentie op dezelfde manier als alle bovenstaande systemen. Maar de
instellingen zijn geheel configureerbaar: Lengte van het detectiegebied, breedte van het
detectiegebied, lengte van de zones, lengte dode zone, breedte dode zone, dode zones,
triggerdrempel en zoemerdrempel. Zie paragraaf 4 Configureerbaar systeem model BS-9000-
WD.
1.2 Objectdetectievermogen
Waarschuwing
BS-WD-01 is slechts compatibel met ÉÉN ENKELE BS-9000-sensor. Indien er
meer dan één sensor is aangesloten op het display, wordt een foutmelding
getoond; zet het systeem uit en weer aan om deze foutmelding te verwijderen.
Objecten of delen van objecten die zich dichter dan ongeveer 0,3 m bij de sensor
bevinden worden niet gedetecteerd.
Voor objectdetectie tussen ongeveer 0,3 m en 1,3 m van de sensor is een snelheid
van het object van minimaal 2 km/u ten opzichte van de sensor vereist. Hetzelfde geldt
voor hernieuwde detectie van objecten na stilstand.
De radarstraal van Backsense® heeft een bereik van 120° over in horizontale richting
tot de maximaal aangeduide breedte. De verticale hoek is 12°. Beide hoeken worden
gerekend in de richtingen loodrecht door de voorkant van de sensor.
4
Alle afmetingen voor detectie van objecten zijn indicatief en variëren aanzienlijk
afhankelijk van vele parameters. Zie voor meer informatie de paragraaf “1.2.2 Factoren
bij de detectie van objecten”.
Een object veroorzaakt een waarschuwing in minder dan 0,5 seconden.
Nadat het systeem is aangezet, duurt het 6 seconden voordat het operationeel is. Het
gaat in minder dan 0,2 seconden vanuit de stand Stand-by naar de status Actief.
Opmerkingen:
Voor afstanden van minder dan 1,3 m (detectie alleen bij relatieve snelheid) of minder
dan 0,3 m (geen detectie) is het gebied dat wordt beslagen door radarsystemen in het
algemeen zeer klein, dus dit systeem is dan wellicht geen geschikte oplossing. Brigade
raadt dan ook aan een Backscan®-systeem toe te voegen; dit is gebaseerd op
ultrasoontechnologie, dat biedt betere detectie op korte afstanden
De werking van het systeem Backsense® wordt niet beïnvloed door andere systemen
die in hetzelfde gebied of op hetzelfde voertuig werken, zelfs als ze vlak bij elkaar
geïnstalleerd zijn en de detectiebereiken elkaar overlappen
Tip: De detectie met Backsense® is over het algemeen beter als de sensor en objecten ten
opzichte van elkaar bewegen.
1.2.1 Detectiepatroon
1.2.1.1 Horizontaal patroon
Horizontaal (m)
Detectie-afstand (m)
Persoon
Auto
Vrachtwagen
5
1.2.1.2 Verticaal detectiegebied
1.2.2 Factoren bij de detectie van objecten
In principe deelt Backsense® de voor- en nadelen van alle radarsystemen in vergelijking met
andere detectietechnologieën. In het algemeen kan het de meeste objecten detecteren in de
meeste omgevingsomstandigheden zoals stof, vuil, regen, sneeuw, zonlicht, mist, duisternis,
lawaai, mechanische trilling, elektromagnetische ruis en dergelijke.
Er zijn echter situaties waarin een object mogelijk niet gedetecteerd wordt. Het principe van
radar is dat een object in het gezichtsveld de door de radar uitgezonden elektromagnetische
straling terugkaatst naar de sensor in de radar. Als een object niet voldoende straling
reflecteert en de sensor niets ontvangt, wordt het object niet waargenomen.
Als er meerdere objecten in het detectiegebied voorkomen bij verschillende afstanden en/of
hoeken, detecteert de sensor het dichtstbijzijnde object, dat is het belangrijkste object
waarmee een botsing moet worden voorkomen.
De eigenschappen, plaats en richting van het object zijn essentiële factoren bij de vraag of
een object wordt gedetecteerd of niet. Deze factoren worden hieronder vermeld en besproken.
Afmeting: Grote oppervlakken worden beter gedetecteerd dan kleine. Als er zowel kleine
als grote objecten in het detectiegebied zijn, kan het gebeuren dat het kleine object alleen
geregistreerd wordt in detectiezones dichter bij de sensor.
Materiaal: Objecten van metaal worden beter gedetecteerd dan niet-metalen materialen,
zoals hout en plastic.
Oppervlak: Een glad en effen oppervlak wordt beter gedetecteerd dan een ruw,
ongelijkmatig, poreus, gefragmenteerd of vloeibaar oppervlak zoals struiken, metselwerk,
grind of water.
Vorm: Een plat object wordt beter gedetecteerd dan een object met een grillige vorm.
Variaties in de relatieve plaats en de hoek ten opzichte van het voertuig kunnen van grote
invloed zijn op detectie.
Hoek: Een object dat pal op de sensor is gericht (recht tegenover de sensor) wordt beter
gedetecteerd dan een object dat zich aan de grenzen van het detectiegebied bevindt of
onder een hoek waargenomen wordt.
Afstand: Een object dichter bij de sensor wordt beter gedetecteerd dan een object dat
verder weg staat.
Snelheid ten opzichte van sensor: Detectie is nauwkeuriger als er een snelheidsverschil is
tussen het object en de sensor.
Ondergrond: Objecten op een platte ondergrond van mineraal materiaal worden beter
gedetecteerd dan op ruwe of metalen oppervlakken.
Weersomstandigheden: Dichte stofwolken of hevige regen- of sneeuwbuien beperken het
detectievermogen.
6
2 Inhouds
2.1 Standaard inhoud van de set
Sensor
BS-9000S
IP69K Backsense® Radardetectiedisplay
BS-WD-01
4x 4x
Sensorbevestigingsset
BS-FIX-01
Backsence-steun met displayschroef en 2x
bevestingsgaten
BS-BKT-02
Netwerk Y-kabel
BS-00NYC
IP69K Backsense® Radardetectiesysteem
Installatie- en bedieningshandleiding
BS-WD-IG
CANBUS Terminator
BS-00NT
Verlengsnoer 9 m
BS-09DCX
1 m Mini-USB-kabel voor PC
BS-USB-A-01
7
2.2 Optionele items (niet inbegrepen)
USB met software en Installatie- en
bedieningshandleidingen
BS-WD-USB
Constante alarmtoon
CT-470
Verstelbare sensorbeugels
BKT-017
Sensorbeugels met laag profiel
BKT-018
8
3 Installatie van hardware
3.1 Systeemconnectiviteit
9
3.2 Plaats van installatie
De plaats van installatie moet betrekkelijk vlak zijn zonder grote verschillen en groter dan het
detectiebereik van het beoogde Backsense®-systeem. Daardoor is een basisinstallatie, -
configuratie en test mogelijk.
3.3 Elektrische aansluitingen
Raadpleeg de richtlijnen van de producent van het voertuig of de carrosseriebouwer voor
installatieprocedures en connectiviteit bij alle applicaties. De aansluitingen op de positieve
pool moeten afgezekerd zijn bij de bron. De systeemverbindingen ziet u in de onderstaande
tabel:
Rode kabel naar niet-permanente voedingsbron, bijv. het contact.
Zwarte kabel naar aarde.
Grijze kabel naar activeringstrigger, bijv. achteruit. Door deze activeringsingang verandert
de systeemstatus van Standby in Actief.
Witte kabel is voor een triggeruitgang die secundaire functies of apparaten activeert. De
witte kabel wordt aan aarde geschakeld (zwarte kabel) als een object wordt gedetecteerd
in het detectiegebied.
Een secundair apparaat zou bijvoorbeeld een bbs-tek® white sound-alarm van Brigade
kunnen zijn of een zwaailicht om mensen in het detectiegebied te waarschuwen. Sluit het
apparaat gewoon aan op dezelfde niet-permanente voedingsbron waarop de rode kabel is
aangesloten en gebruik de witte kabel voor de aansluiting op de negatieve pool. Zie de
paragraaf “6 Specificaties”voor limieten aan elektrische belasting. In het systeem BS-
9000-WD kan de triggerdrempel worden geconfigureerd.
De roze kabel is een externe signaaluitgang om een secundair (optioneel) akoestisch
alarm te activeren. De roze kabel wordt aan aarde geschakeld (zwarte kabel) als een
object wordt gedetecteerd in het detectiegebied.
Dit secundaire apparaat is een constante alarmtoon van Brigade. Sluit het alarm gewoon
aan op dezelfde niet-permanente voedingsbron waarop de rode kabel is aangesloten en
gebruik de roze kabel voor de aansluiting op de negatieve pool. Zie de paragraaf “6
Specificaties”voor limieten aan elektrische belasting. De bedrijfscyclus van de externe
signaaluitgang komt overeen met de interne zoemer.
Systeemverbindingen
ROOD
Niet-permanente
voedingsbron van
voertuig
Systeemvoeding (bladzekering van 3A)
(bereik +12 V tot +24V)
ZWART
Aarde
Negatieve pool voeding
GRIJS
Activeringsingang
Trigger van voertuig, hoog actief
(Bereik boven +9 V DC, tot aan
voedingsspanning)
WIT
Triggeruitgang
Aan aarde gelegd indien actief
(Belasting maximaal 0,5 A)
ROZE
Externe signaaluitgang
Aan aarde gelegd indien actief
(Belasting maximaal 0,5 A)
10
3.4 Sensorbevestiging en -locatie
3.4.1 Sensorrichting
De sensor moet rechtop worden bevestigd met de kabeluitgang naar beneden gericht. Het
Brigade-logo aan de voorkant van de sensor moet leesbaar zijn in de normale stand als deze
in het vereiste detectiegebied staat, zie de afbeelding hierboven. De voorkant van de sensor
moet zicht hebben op alle gebieden waar objecten moeten worden gedetecteerd.
3.4.2 Sensorbevestiging
De eenheid word geleverd met vier schroeven M5x30 mm en vier polymeer borgmoeren M5
voor bevestiging. Het aanbevolen aanhaalmoment is 6 Nm.
3.4.3 Voertuigoverhang in detectiegebied
De plaats van bevestiging moet waar mogelijk zodanig worden gekozen dat het systeem geen
overhang of uitstekende onderdelen van het voertuig detecteert. Dergelijke objecten leiden tot
vals alarm (zie voor uitzonderingen het gedeelte “1.2 Objectdetectievermogen”, onderdeel
“Waarschuwing”). Voertuigen in het detectiegebied moeten worden vermeden. De radarstraal
van Backsense® heeft een bereik van 120° in horizontale richting en 12° in verticale richting,
zie het gedeelte1.2.1 Detectiepatroon” voor meer informatie.
Het systeem Backsense® kan worden geconfigureerd met de functie Blind Area setup
(Configuratie dood gebied) om objecten in het detectiegebied te negeren, zie het gedeelte
4.3.11 Configuratie dood gebied”.
3.4.4 Bevestigingshoek
Brigade raadt aan de radar op een beugel te bevestigen (verkrijgbaar bij Brigade, zie de
paragraaf “2 Inhoud”, waarmee de hoek in het horizontale vlak kan worden afgesteld. Zo is
een simpele afstelling mogelijk voor een optimale prestatie. Zie de hieronder voorgestelde
bevestiging onder een verticale hoek afhankelijk van de installatiehoogte op het voertuig.
Afhankelijk van het voertuig, de werkomgeving en typische objecten die moeten worden
gedetecteerd kan een afstelling van een paar graden uitgaande van de voorgestelde waarden
de detectieprestaties verbeteren of vals alarm voorkomen.
Brigade-logo is
leesbaar, normale
oriëntatie
Kabeluitgang naar
beneden gericht
Afstelhoek
in horizontaal vlak
11
Installatiehoogte op voertuig
(tot middelpunt van sensor)
Afstelhoek naar boven toe
vanuit het horizontale vlak
[m]
[in]
[°]
0,3m
12
9
0,5m
20
7
0,7m
28
5
0,9m
35
4
1,1m
43
3
1,3m
51
2
1,5m
59
0
Afhankelijk van het model van het Backsense®-systeem en de vereiste installatiehoogte van
de sensor moet de hoek worden afgesteld of de afstand tot de grond moet groter zijn dan de
geselecteerde detectielengte
3.4.5 Verschil ten opzichte van bevestiging op hartlijn van het voertuig
Als Backsense® excentrisch wordt aangebracht of onder een hoek ten opzichte van de hartlijn
van het voertuig, is het detectiegebied (zie de paragraaf “1.2.1 Detectiepatroon”) waarschijnlijk
incorrect of niet goed uitgelijnd met betrekking tot de voertuigbreedte of de rijrichting.
Met de functie Blind Area setup (Configuratie dood gebied) van het configureerbare systeem
Backsense® kunt u wellicht dergelijke problemen met de installatiepositie oplossen of de
gevolgen daarvan compenseren, zodat excentrische installaties of installaties onder een hoek
mogelijk zijn (zie de paragraaf “4.3.11 Configuratie dood gebied”).
3.5 Kabel
De kabels moeten door een kabelgoot worden geleid en langs geschikte kabeltrajecten door
het hele voertuig. Er is een opening van 24 mm nodig voor de connectoren.
Opmerking: ● Houd een redelijk buigradius aan bij het samenvouwen van lange
kabels en voor geleiding van de kabels.
Voorkom scherpe bochten dicht bij de connectoren.
Zorg dat er niet aan de connector wordt getrokken.
Zorg dat alle kabels worden aangebracht in een geschikte beschermende kabelgoot.
Kabels en connectoren moeten uit de buurt worden gehouden van bronnen van
buitensporige hitte, trillingen, beweging en water.
3.6 Display
3.6.1 Bevestiging
Het display moet zodanig worden aangebracht dat de bestuurder goed zicht heeft in alle
omgevingen en situaties. Het display moet op een geschikte locatie bevestigd worden
overeenkomstig de huidige wetgeving/voorschriften.
Opmerking: Brigade raadt aan het display rechtop of zijwaarts te installeren. Het
display mag niet ondersteboven georiënteerd zijn.
De beugel wordt aan het display bevestigd door de spiebaan met een machineschroef te
vergrendelen. De beugel kan van het display worden gescheiden door de schroef te
verwijderen en de beugel naar de voorkant van het display te schuiven. Het AMPS-
gatenpatroon kan worden gebruikt voor inbouwmontage of bij gebruik van een AMPS-
compatibele beugel (niet geleverd door Brigade).
12
Opmerking: Bij zware toepassingen waar schokken, trillingen of extreme
temperaturen kunnen optreden, moet een installatie met het AMPS-gatenpatroon
worden gebruikt.
Brigade raadt aan om de externe signaaluitgang te installeren als het verzonken
AMPS gatenpatroon wordt gebruikt.
De beugel heeft 2x 4,3mm bevestigingsgaten geschikt voor M4-type schroeven voor montage
op bijvoorbeeld het dashboard. De beugelvoet is ook voorzien van dubbelzijdige tape voor
montagedoeleinden. Het kan bij sommige toepassingen nodig zijn om te boren en extra
schroeven te gebruiken voor bevestiging.
De hals kan in alle richtingen tot 30° worden versteld en wordt geborgd met een borgmoer. De
borgmoer mag alleen met de hand en niet te strak worden vastgedraaid. Het volume is
instelbaar van 66+/- 8dB to 87dB+/-8dB gemeten op een afstand van 1 meter.
3.6.2 LED-functionaliteit
Status
Functie
Locatie
Knipperfrequentie
zone- of
statuslampjes
Waarschuwingsinterval
zoemer
1.
Uit-/inschakelen
vereist na:
Aansluiten nieuwe
sensor or wanneer
een
configuratiehulpmiddel
is/was aangesloten
Voeding
(blauw)
Wisselen tussen
Voeding en Fout / 0.5
sec elk
0,5 sec, iedere 5
seconden herhaald
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Wisselen tussen
Voeding en Fout / 0.5
sec elk
Interne zoemer
(onderkant)
Beugel met 2x bevestigingsgaten en
dubbelzijdige tape
Blauwe voedings-
LED
Groene actieve LED
Rode LED-fout
Volumeknop
interne zoemer
Drukknop
Lampje groene zone
Verste detectiezone 5
Lampje lichtgroene zone
Detectiezone 4
Lampje gele zone
Detectiezone 3
Lampje oranje zone
Detectiezone 2
Lampje rode zone
Dichtstbijzijnde
detectiezone 1
Borgmoer
13
Status
Functie
Locatie
Knipperfrequentie
zone- of
statuslampjes
Waarschuwingsinterval
zoemer
Alle
zonelampjes
Uit
2.
Systeem uit
(Geen stroom)
Voeding
(blauw)
Uit
Uit
Actief (groen)
Fout (rood)
Alle
zonelampjes
3.
Inschakeling systeem
Tijdens zelftest
(na inschakelen
voeding)
Voeding
(blauw)
Constant
Constant gedurende 1
sec
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Constant tot zelftest is
afgerond (ong. 5 sec)
Alle
zonelampjes
Constant gedurende
1 sec
4.
Systeem standby
Voeding
(blauw)
Constant
Uit
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Alle
zonelampjes
5.
Systeem actief en
Geen detectie van
objecten
(via activeringsingang)
Voeding
(blauw)
Constant
Uit
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
Alle
zonelampjes
6.
Detectie in zone 5
(Verste detectiezone)
Voeding
(blauw)
Constant
1,5 keer per sec
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
Groene
zonelampje
Constant
7.
Detectie in zone 4
Voeding
(blauw)
Constant
2 keer per sec
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
Groene &
lichtgroene
zonelampjes
Constant
8.
Detectie in zone 3
Voeding
(blauw)
Constant
2,5 keer per sec
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
14
Status
Functie
Locatie
Knipperfrequentie
zone- of
statuslampjes
Waarschuwingsinterval
zoemer
Groene &
lichtgroene &
gele
zonelampjes
Constant
9.
Detectie in zone 2
Voeding
(blauw)
Constant
3 keer per sec
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
Groene &
lichtgroene &
gele & oranje
zonelampjes
Constant
10.
Detectie in zone 1
(Dichtstbijzijnde
detectiezone)
Voeding
(blauw)
Constant
Constant
Actief (groen)
Fout (rood)
Uit
Groene &
lichtgroene &
gele & oranje &
rode
zonelampjes
Constant
11.
Initiële systeemfout
opgetreden met
systeem actief
Voeding
(blauw)
Constant
Constant gedurende 5
sec
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Aan / 1 keer per sec
Alle
zonelampjes
Constant gedurende
5 sec
12.
Systeemfout met
systeem actief
Voeding
(blauw)
Constant
0,5 sec, iedere 5
seconden herhaald
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Aan / 1 keer per sec
Alle
zonelampjes
Uit
13.
Systeemfout met
systeem standby
Voeding
(blauw)
Constant
Uit
Actief (groen)
Uit
Fout (rood)
Aan / 1 keer per sec
Alle
zonelampjes
Uit
Opmerking: De zoemer piept één keer wanneer de activeringsinvoer wordt geactiveerd
BS-9000-WD maakt gebruik van dezelfde basisbediening als de vorige Brigade Backsense
BS-70xx en BS-8000 systemen, de instellingen volledig configureerbaar: Lengte van het
detectiegebied, breedte van het detectiegebied, lengte van de zones, lengte dode zone,
15
breedte dode zone, dode zones, triggerdrempel en zoemerdrempel. Zie paragraaf 4
Configureerbaar systeem model BS-9000-WD.
3.7 Eerste keer systeem starten en testen
Als de sensor en het display eenmaal zijn geïnstalleerd en aangesloten, moet de voeding
worden ingeschakeld om de werking van het systeem te testen. Tijdens het opstarten
doorloopt het display de zelftest door de zoemer te laten klinken daarnaast brand het
statuslampje met een rood licht en alle zonelampjes branden. Bij de eerste aansluiting van
een nieuwe (niet-geconfigureerde) sensor moet het display worden uitgeschakeld en daarna
weer worden ingeschakeld. Op het display gaan de LEDs van de voeding en de foutmelding
om beurt aan, wat aangeeft dat het display moet worden uit- in ingeschakeld. Dit is vereist om
de configuratie van de sensor te voltooien. Na ongeveer 5 seconden hoort alleen het
statuslampje rood te zijn. Als de activeringsingang actief wordt (de achteruitversnelling wordt
bijvoorbeeld geselecteerd om de activeringsingang van voeding te voorzien), wordt het
statuslampje groen en verkeert het systeem in de detectiemodus. Controleer of het systeem
goed werkt in een open gebied zonder obstakels.
3.8 Functionaliteit volumeknop
De volumeknop is standaard vergrendeld om veiligheidsredenen. Om de volumeknop te
ontgrendelen, houdt u deze 20 seconden ingedrukt. Als er gedurende 10 seconden na
ontgrendeling geen invoer wordt ontvangen van de gebruiker, wordt het volume weer
vergrendeld. Als de gebruiker na 20 seconden op de knop ingedrukt blijft houden zonder deze
los te laten, telt het display 10 seconden af en blijft in de vergrendelde toestand. Het display
gaat pas bij het loslaten van de knop naar de ontgrendelde toestand. Het standaard
geluidsdrukniveau (SPL) is gemiddeld. De vorige instelling van het volumeniveau wordt door
het display opgeslagen.
De niet-detectiemodus is gedefinieerd als actieve draad die wordt geactiveerd, maar er wordt
geen object gedetecteerd, actieve draad wordt niet geactiveerd of er worden geen andere
toestanden gedetecteerd waarbij er geen pieptoon klinkt.
De detectiemodus is gedefinieerd als actieve draad die wordt geactiveerd en objecten worden
gedetecteerd.
Tijdens de demonstratie van een nieuw volumeniveau kan de gebruiker het volumeniveau niet
wijzigen.
16
3.9 Foutstatussen
Als het display een foutstatus aangeeft (zie de paragraaf “3.6 Display”), controleer dan op de
onderstaande mogelijke problemen. Als de fout is verholpen, keert het display na een paar
seconden automatisch terug naar de gewone werking nadat de zelftest is voltooid.
Sensor of verlengsnoer niet aangesloten.
Actie: Controleer of alle connectoren goed zijn aangesloten.
Geen gegevensverbinding tussen sensor en display.
Actie: Controleer of connectoren en kabel soms beschadigd zijn.
Geen voeding voor sensor.
Actie: Controleer of connectoren en kabel soms beschadigd zijn.
De gebruiker drukt knop in gedurende
20 seconden en laat deze los om
zoemer te ontgrendelen
Detectiemodus (zoemer klinkt)
Niet-detectiemodus (zoemer klinkt niet)
De zoemer klinkt 2x gedurende 1
seconde op het huidige volumeniveau
om aan te geven dat de zoemer is
ontgrendeld (foutmodus gepauzeerd)
Geen
gebruikersinv
oer
ontvangen
De gebruiker drukt
de toets binnen 10
seconden
Zoemer
vergrendeld
De zoemer klinkt 2x gedurende 1
seconde op het huidige
volumeniveau om aan te geven
dat de zoemer wordt vergrendeld
(foutmodus van zoemer wordt
herstelt)
Het volumeniveau van
de zoemer wijzigt en
klinkt gedurende 2
seconden om aan te
gebruiker te laten
horen wat het nieuwe
volumeniveau is
10 seconden aftelling begint. De
zoemer blijft op het huidige
volumeniveau
De gebruiker drukt knop in gedurende
20 seconden en laat deze los om
zoemer te ontgrendelen
De zoemer klinkt 2x gedurende 1
seconde op het huidige volumeniveau
om aan te geven dat de zoemer wordt
ontgrendeld (zoemer voor detectie
onderbroken)
Geen
gebruikersinv
oer
ontvangen
De gebruiker drukt
de toets binnen 10
seconden
Zoemer
vergrendeld
De zoemer klinkt 2x gedurende 1
seconde op het huidige
volumeniveau om aan te geven
dat de zoemer wordt vergrendeld
(zoemer voor detectie
onderbroken)
Het volumeniveau
voor detectie wijzigt en
klinkt om aan te
gebruiker te laten
horen wat het nieuwe
volumeniveau is
10 seconden aftelling begint. De
zoemer blijft op het huidige
volumeniveau
17
CAN-communicatiefout met sensor.
Kabel of systeem bevindt zich te dicht bij een storende elektromagnetische bron in het
voertuig.
Actie: Probeer het betreffende onderdeel van het systeem te verplaatsen.
Gegevensbeschadiging in sensor.
Actie: Vraag Brigade om advies.
Indien 2 sensoren (verschillende sensor-IDs) op het systeem worden aangesloten, wordt
er een foutmodus getoond.
Actie: Verwijder een sensor en schakel het systeem uit en weer aan
Backsense®-systemen van Brigade kunnen niet zelf problemen met sensordetectie
diagnostiseren als die het gevolg zijn van de ophoping van ijs, vuil, modder, zware regenval of
onderdompeling in water. Dergelijke factoren kunnen de prestaties van het systeem negatief
beïnvloeden. Lees daarom de paragraaf “5 Testen en onderhoud”.
18
4 Configureerbaar systeem model BS-9000-WD
In dit gedeelte behandelen we de configuratie van het model Backsense
®
BS-9000-WD van
Bridage.
4.1 Systeemvereisten voor PC
Het systeem vereist een PC met een USB 2.0 type A-connector om een computer op de
interfaceconnector voor de programmering van het display aan te sluiten. Er moet een USB-
kabel met standaard stekker type A naar stekker mini-B worden gebruikt, die is meegeleverd
met de BS-WD-01.
Het configuratieprogramma is compatibel met Microsoft Windows 7 & 10 (32-bit en 64-bit).
4.2 Installatie van de software
De installatie van de software vindt plaats in twee stappen. Eerst de installatie van een
stuurprogramma voor de USB-poort naar seriële poort en daarna de installatie van het
configuratieprogramma zelf. De installatiebestanden vindt u op de optionele BS-WD-USB en
op de website van Brigade.
4.2.1 Installatie stuurprogramma USB-poort naar seriële poort
Het stuurprogramma voor USB-poort naar seriële poort is nodig voor de communicatie tussen
de PC en de BS-WD-01. Dit stuurprogramma staat op de optionele BS-WD-USB en op de
website van Brigade. Het stuurprogramma moet worden geïnstalleerd voordat er een kabel
wordt aangesloten op de PC.
Ga naar de map “Driver” en dubbelklik op “PL2303_Prolific_DriverInstaller_v1.9.0” om deze te
installeren.
Klik op “Next >” (Volgende)
19
De voortgang van de installatie is te zien in de twee onderstaande vensters:
Klik nadat de installatie is uitgevoerd op “Finish” (Voltooien):
Als er problemen zijn met de installatie van het stuurprogramma, dan is meer informatie
beschikbaar in het document “PL2303 Windows Driver User Manual v1.9.0.pdf” in de map
“Driver”.
20
Als u twijfels hebt over de installatie, lees dan het gedeelte “4.3 Configuratieprogramma
gebruiken” en “4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen”. Daarin worden de juiste eigenschappen
van de installatie en poort vermeld.
4.2.2 Installatie van het configuratieprogramma
Open de USB, ga naar de map “ConfigTool” en dubbelklik op het bestand “setup”.
In sommige gevallen kan er een waarschuwing zijn over een digitale handtekening. Klik op
“Run” (Uitvoeren) om veder te gaan met de installatie. Als u niet weet of u met uw
gebruikersrechten de installatie mag uitvoeren, neem dan contact op met uw IT-afdeling of
iemand die redelijk ervaren is met computers.
Klik op “Next >” (Volgende)
21
Kruis het selectievakje aan om een desktoppictogram te installeren en klik op “Next >”
(Volgende).
Wijzig de installatiemap of bevestig dat deze correct is en klik op “Next >” (Volgende). De
standaardlocatie ziet u hieronder.
Bevestig de installatie door op “Next >” (Volgende) te klikken.
22
De voortgang van de installatie wordt weergegeven zoals hieronder afgebeeld:
Klik nadat de installatie is uitgevoerd op “Close” (Sluiten):
Het desktoppictogram ziet u hieronder:
4.3 Configuratieprogramma gebruiken
Sluit het display op de PC aan door middel van de meegeleverde BS-USB-A-01-kabel (steek
deze in de USB-poort van het display).
Opmerking: Controleer voordat u de aansluiting maakt of Backsense® is aangezet en
geactiveerd; het statuslampje voor de voeding moet constant blauw branden en het
statuslampje op het display moet constant branden met een groen licht.
4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen
Als u het nummer van de COM-poort die u gebruikt wilt achterhalen voor Backsense® op de
PC, open dan “Apparaatbeheer” in Windows.
23
Klik op de knop Start in Windows (meestal links onder in het scherm) en selecteer
“Uitvoeren…”. Typ in het dialoogvenster “Uitvoeren" ‘devmgmt.msc’ en klik op “OK”;
Apparaatbeheer wordt dan geopend.
Klik in het venster Apparaatbeheer op “Poorten (COM & LPT)” en kruis het selectievakje
“Prolific USB-to-Serial Com Port (COM##)” aan. “##” staat voor het nummer van de poort
waarmee de display momenteel is verbonden met de PC. Noteer dit nummer, u hebt het later
nodig in het paragraaf “4.3.4 Verbinding met het Backsense®-systeem“. In de afbeelding
hieronder is het nummer “8”, maar het kan een ander nummer zijn.
24
4.3.2 Overzicht gebruikersinterface
Het configuratieprogramma heeft veel subvensters. De subvensters worden gebruikt voor het
bekijken of instellen van de configuratie. Hieronder ziet u een kenmerkende applicatie.
Het menugebied dat is aangegeven met de letter “A” geeft toegang tot vensters waarmee de
betreffende functie kan worden bekeken, gewijzigd of geactiveerd.
Voor de definitie van het detectiegebied is er één subvenster (hierboven aangegeven met “B”),
en daarin ziet u de grafische voorstelling van het detectiegebied. Verder is er een subvenster
voor instellingen (hierboven aangegeven met “C”) om de waarden in te voeren. Voor de
functie Dode zone is er ook een weergavevenster en een instellingsvenster (niet getoond
hierboven). De meeste belangrijke configuraties worden herhaald in de
weergavevensters.Meer informatie vindt u in de volgende delen. Meer informatie vindt u in de
volgende paragrafen.
Op de statusbalk “D” ziet u de statusinformatie, bijvoorbeeld van de verbindingsstatus .
4.3.3 Hoofdmenu
Het hoofdmenu bevat vier opties, “System” (Systeem), “View” (Weergave), “Setup”
(Configuratie) en “About” (Info).
Het menu System wordt gebruikt om de verbinding te regelen tussen het
configuratieprogramma en Backsense® om de configuratie te lezen of te schrijven
(registreren). om configuratiegegevens op te halen uit of op te slaan in het systeem of in een
bestand, om het actieve weergavevenster te sluiten of het programma af te sluiten.
Met View opent u de weergavevensters Detection Zone (Detectiezone) en Blind Zone (Dode
zone).
Met Setup opent u de configuratievensters Detection Zones en Blind Zones.
Onder About krijgt u versie-informatie over het configuratieprogramma en de LED-
displaysoftware.
B
C
D
A
25
4.3.4 Verbinding met het Backsense®-systeem
Sluit het display aan op de PC met de BS-USB-A-01-kabel die is meegeleverd met
Backsense® BS-9000-WD.
Opmerking: Controleer voordat u de verbinding maakt of Backsense® is aangezet en
geactiveerd; het statuslampje voor de voeding moet constant blauw branden en het
statuslampje op het display moet constant branden met een groen licht.
Selecteer de correcte COM-poort voordat u het configuratieprogramma aansluit op het
display. In paragraaf “4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen” wordt beschreven hoe u het juiste
poortnummer te weten komt.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Connect Sensor” (Sensor aansluiten).
Hiermee opent u het venster Com Port Setup (Configuratie COM-poort) (dit kan enkele
seconden duren zolang de PC naar beschikbare COM-poorten zoekt). De eerder bepaalde
COM-poort moet worden gebruikt door deze te selecteren uit de vervolgkeuzelijst. Klik daarna
op “OK”.
De toepassing Com Port setup moet altijd worden gebruikt als het configuratieprogramma
wordt gestart. Als een onjuiste COM-poort wordt geselecteerd, wordt de onderstaande
foutmelding weergegeven:
Nadat een verbinding tot stand is gebracht, worden automatisch gegevens gelezen en wordt
er een configuratievenster getoond:
Rechts onderaan het hoofdvenster wordt op de statusbalk “Connected” (Verbonden)
weergegeven:
26
Het statuslampje op het display is uit zolang de status van het configuratieprogramma
"Connected" is.
4.3.5 Verbinding met Backsense®-systeem verbreken
Voordat u fysiek de USB-kabel out he display of de PC haalt, moet ui in het
configuratieprogramma de functie “disconnect” (verbinding verbreken) uitvoeren. Klik in het
menugebied op “System” en vervolgens op “Disconnect Sensor” (sensor loskoppelen), zie de
onderstaande afbeelding. De keuzeoptie toont de huidige status van de gegevensconnectie.
Wanneer het display is losgekoppeld van de PC, wordt het display automatisch gereset.
Waarschuwing
Als de verbinding tussen Backsense® en de USB-kabel of de PC wordt verbroken
terwijl het configuratieprogramma de status "Connected" heeft, moet het systeem
worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld voor herstel (verbreek de verbinding
met de voeding van het systeem, schakel het contact van het voertuig uit en
daarna weer aan; u kunt het systeem niet herstellen met alleen de
activeringsingang).
In een dergelijk geval worden opgeslagen configuratiegegevens gewist.
4.3.6 Configuratiegegevens opslaan in Backsense®
Het configuratieprogramma moet in de status "Connected" verkeren. Nadat alle vereiste
configuraties zijn voltooid, kunnen alle instellingen worden geprogrammeerd in Backsense®.
Klik in het menugebied “System” en daarna op “Write Configuration” (Configuratie schrijven);
hiermee wordt de configuratie in Backsense® geladen. Zodra de configuratiegegevens zijn
geschreven, verschijnt er een bevestigingsvenster; klik op “OK”. Zie de onderstaande
afbeeldingen.
Waarschuwing
Verbreek de verbinding in het configuratieprogramma voordat u de USB-kabel uit
het display of PC trekt. Zie de bijzonderheden in paragraaf 4.3.5 Verbinding met
Backsense®-systeem
verbreken”.
27
4.3.7 Configuratie lezen in Backsense®
Het configuratieprogramma moet in de status "Connected" verkeren. Klik in het menugebied
op “System” en daarna op “Read Configuration” (Configuratie lezen). Hiermee worden de
configuratiegegevens gelezen uit het display. Dit is handig als een configuratie moet worden
aangepast, van het ene systeem naar het andere gekopieerd moet worden of moet worden
opgeslagen in een bestand voor gebruik in de toekomst. Nadat de configuratiegegevens zijn
gelezen, wordt een bevestiging weergegeven. Zie de onderstaande afbeeldingen.
Opmerking: Als het Backsense®-systeem met het configuratieprogramma is
verbonden (zie het gedeelte “4.3.4 Verbinding met het Backsense®-systeem”, worden
de configuratiegegevens automatisch gelezen.
4.3.8 Configuratie opslaan in een bestand
Alle instellingen in het configuratieprogramma kunnen op ieder moment in een bestand
worden opgeslagen of er nu een verbinding is met het systeem of niet. Vanwege de indeling
kan het opgeslagen bestand alleen worden gelezen door het configuratieprogramma.
Configuratiebestanden van de BS-8000D zijn compatibel met BS-WD-01 en omgekeerd.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Save Configuration” (Configuratie opslaan).
Hierdoor wordt een venster geopend voor de selectie van de opslaglocatie en de
bestandsnaam.
28
4.3.9 Configuratie laden vanuit een bestand
Alle instellingen in het configuratieprogramma kunnen uit een opgeslagen bestand worden
geladen. De functie Laden werkt of er nu een verbinding is met het Backsense® of niet. Alle
huidige instellingen in het configuratieprogramma gaan verloren.
Configuratiebestanden van de BS-8000D zijn compatibel met BS-WD-01 en omgekeerd.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Load Configuration” (Configuratie laden).
Hierdoor wordt een venster geopend voor de selectie van de laadlocatie en de bestandsnaam.
4.3.10 Configuratie detectiegebied
Opmerking: Bij het instellen van de detectiezone en dode zones zijn alle afmetingen bij
benadering.
Alle afmetingen voor detectie van objecten zijn slechts indicatief, en kunnen aanzienlijk
variëren, afhankelijk van vele parameters. Zie voor meer informatie paragraaf “1.2.2
Factoren bij de detectie van objecten”.
4.3.10.1 Detectiezones bekijken
Klik in het menugebied op “View” (weergave) en daarna op “Detection Zone” om het venster
“Detection Zone” te openen. In dit venster wordt het huidige detectiegebied in zones verdeeld.
De standaard configuratie voor een BS-80000-WD is 10 x 7 m waarbij alle 5 zones 2 m breed
zijn zoals u hieronder kunt zien.
29
4.3.10.2 Configuratie detectiezones
Klik in het menugebied op “Setup” en daarna op “Detection Zone” om het venster “Setup -
Detection Zone” (Configuratie - detectiezone) te openen. Hiermee configureert u iedere
“Detection Zone Length (Lengte detectiezone), “Quick Zones Detection Area Length” (Lengte
detectiegebied modelzones), “Detection Zone Width” (Breedte detectiezone), “Trigger Output
Length” (Triggerdrempel) en “Buzzer Starting Zone” (Zoemerdrempel).
4.3.10.3 Lengte detectiegebied
Het detectiegebied kan op twee manieren worden ingesteld; elke zone individueel met
“Detection Zone Length” (Lengte detectiezone) of via “Quick Zones Detection Area Length”
(Lengte detectiegebied modelzones).
30
4.3.10.4 Configuratie Lengte detectiezone
Hiermee wordt elk van de 5 zones apart ingesteld. Elke zone heeft een bereik van 1,0 tot 26.0
m en waarden kunnen worden geselecteerd door via de menu's. De gecombineerde totale
lengte is ten hoogste 30 m. In de afbeelding hieronder ziet u zones van 1,0 tot 5,0 m, dat leidt
tot een totaal van 15,0 m voor de detectie. Als u “Apply” (Toepassen) aankruist na selectie,
verandert de vorm die u in het bijbehorende weergavevenster ziet.
4.3.10.5 Lengte detectiegebied modelzones
Er zijn acht “modelzones”, dit zijn vooraf ingestelde zones die kunnen worden geselecteerd
door op het betreffende selectievakje naast de gewenste afstand te klikken. Met deze optie
stelt u de totale lengte in en maakt u vijf gelijke zones. Dit is niet van invloed op de breedte,
trigger - of zoemerdrempel; deze moeten nog steeds handmatig worden ingesteld waar nodig.
Als de lengte van een van de detectiezones wordt veranderd, verandert de instelling van
Lengte detectiegebied modelzones in “None” (Geen). Zie de afbeelding hier links voordat en
hier rechts nadat “Detection Zone 1” handmatig is gewijzigd.
31
Opmerking: De triggerdrempel wordt vanzelf lager als de totale lengte van het detectiegebied
wordt verkleind.
4.3.10.6 Breedte detectiezone
De breedte van de detectiezone varieert van 2,0 tot 10,0 m en is afhankelijk van de
geselecteerde “Total Detection Length”(Lengte totale detectiegebied). Hiermee wordt de totale
breedte van het detectiegebied ingesteld afhankelijk van de vereisten. Selecteer de vereiste
breedte van de detectiezone uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply” (Toepassen).
Als breedte van het detectiegebied wordt meestal een waarde in de buurt van de
voertuigbreedte gekozen.
Opmerking: Backsense® past automatisch de minimumbreedte van het
detectiegebied aan een grotere detectiezonelengte aan.
Lengte detectiezone [m]
Limieten aan detectiezonebreedte
[m]
3 tot 4
2 tot 10
4,5 tot 5
2,5 tot 10
5,5 tot 7
3 tot 10
7,5 tot 9,5
3,5 tot 10
10 tot 12,5
4 tot 10
13 tot 14,5
4,5 tot 10
15 tot 17
5 tot 10
17,5 tot 20
6 tot 10
20,5 tot 30
7 tot 10
32
4.3.10.7 Triggerdrempel
De triggerdrempel wordt ingesteld op het punt waar u de trigger wilt laten beginnen in het
detectiegebied. Selecteer de vereiste triggerdrempel uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply”
(Toepassen). Het bereik is 1 m tot de geselecteerde totale lengte van het detectiegebied.
Hieronder ziet u bijvoorbeeld een lengte van 3 m voor het detectiegebied en een
triggerdrempel van 2,0 m (geaccentueerd). Het LED-display licht op en piept als de detectie
begint (3,0 m), maar de trigger vindt pas plaats als de afstand van het gedetecteerde object tot
de sensor tot 2,0 m of minder is afgenomen.
4.3.10.8 Zoemerdrempel
De zoemerdrempel wordt ingesteld op het punt waar u de zoemer van het display wilt gaan
horen. Selecteer de vereiste zoemerdrempel uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply”
(Toepassen).
In het voorbeeld hieronder ziet u een lengte van de detectiezone van 10,0 m en de
zoemerdrempel is ingesteld voor detectiezone 3. Dat betekent dat de display alleen
brandende zonelampjes aangeeft als een gedetecteerd object zich binnen detectiezone 3
bevindt en het gele zonelampje brandt. Op dit punt treedt de zoemer in werking.
4.3.11 Configuratie dood gebied
4.3.11.1 De relatie tussen dood gebied en detectiegebied
In Backsense® BS-9000-WD kunt u dode segmenten instellen in het detectiegebied die
genegeerd kunnen worden. Deze kunnen worden ingesteld op verschillende grootten en apart
33
worden geselecteerd voor uiteenlopende toepassingen. Het detectiegebied en dode gebied
zijn symmetrisch langs dezelfde hartlijn.
Op de afbeelding hieronder ziet u een voorbeeld van de weergavevensters voor een groter
detectiegebied (10 x 7 m) vergeleken met een kleiner dood gebied (3 x 2 m) naast elkaar in
het configuratieprogramma.
34
35
Op de volgende afbeelding ziet u de relatie tussen de twee beelden in het
configuratieprogramma.
In de bovenstaande afbeelding is het dode gebied ingesteld op 3,0 x 2,0 m voor de sensor.
Het dode gebied is onderverdeeld in 5 zones in de lengterichting die elk uit 4 segmenten in de
breedterichting bestaan.
4.3.11.2 Weergave en configuratie dode gebied
De zones kunnen in lengte verschillen als handmatige configuratie nodig is (zie hieronder
links). Als de optie “Quick Zones Blind Area Length” (Lengte modelzones van dood gebied)
wordt gebruikt.
De breedte van de dode zone kan worden ingesteld via het menu.
36
4.3.11.3 Segmenten dode zone selecteren
Nadat het gebied voor de dode zone is bepaald, kan ieder segment afzonderlijk worden
geselecteerd om dit uit de detectiezone te verwijderen. Ieder object in de geselecteerde dode
segmenten wordt nu genegeerd.
Ieder segment wordt geselecteerd in het venster Setup (configuratie) met behulp van de
selectievakjes. De selectievakjes horen bij de segmenten die u ziet in het venster Blind Zone
(Dode zone). Klik als deze zijn geselecteerd op “Apply” (Toepassen). De tekst van het
segment wordt dan rood, wat aangeeft dat het gebied is geselecteerd. Zie de afbeeldingen
hieronder. Als u een geselecteerd segment wilt verwijderen, verwijder dan het vinkje uit het
selectievakje van dat segment en klik op “Apply” (Toepassen).
Waarschuwing
Een object in een dood segment kan een object maskeren dat zich verder weg van
de sensor bevindt. Dergelijke maskering vindt meestal plaats in de zichtlijn vanaf
de sensorlocatie, maar kan omringende gebieden beïnvloeden.
Iedere dode zone moet grondig gecontroleerd zijn op een juiste werking als het
voertuig stil staat en als het rijdt.
37
38
5 Testen en onderhoud
5.1 Bedieningsinstructies
Deze informatie is bestemd voor de bestuurder van het voertuig waarin Backsense® is
geïnstalleerd:
1) Backsense® is bedoeld als objectdetectiesysteem en de bestuurder mag niet
hoofdzakelijk op dit systeem afgaan voor een veilige bediening van het voertuig. Het is
een hulpmiddel dat samen met andere veiligheidsvoorzieningen en procedures moet
worden gebruikt voor de veilige bediening van het voertuig met betrekking tot personen en
objecten in de omgeving.
2) Tests en inspectie van het systeem moeten worden uitgevoerd zoals beschreven in deze
handleiding. De bestuurder of gebruiker is ervoor verantwoordelijk dat Backsense® werkt
zoals bedoeld.
3) Gebruikers van deze apparatuur wordt aangeraden de werking van het systeem grondig
te controleren aan het begin van iedere dienst.
4) De veiligheid hangt af van de juiste werking van dit product overeenkomstig deze
instructies. U moet alle instructies die zijn ontvangen bij het systeem Backsense® lezen,
begrijpen en opvolgen.
5) Het objectdetectiesysteem Backsense® is bedoeld voor gebruik bij bedrijfsvoertuigen en
zware mobiele machines. Voor de juiste installatie van het systeem is een goed begrip
nodig van de elektrische systemen en procedures van voertuigen en ervaring met
installatie.
6) Sla deze instructies op een veilige plaats op en raadpleeg deze voor onderhoud en/of
hernieuwde installatie van het product.
5.2 Onderhoud en testen
Deze informatie is bestemd voor de gebruiker voor onderhoud aan en het testen van een
voertuig waarop Backsense® is geïnstalleerd. Verder kan de gebruiker zich met deze
informatie vertrouwd maken met het detectiegebied en de werking van het systeem. De
inspecties moeten in de volgende omstandigheden vaker worden uitgevoerd:
Wanneer het voertuig in zeer vuile of zware omgevingen werkt.
Wanneer de gebruiker het idee heeft dat het systeem niet werkt of beschadigd is.
Procedure:
1) Reinig de sensorbehuizing - verwijder opgehoopt vuil, modder sneeuw, ijs of rommel.
2) Inspecteer de sensor en het display visueel en ga na of deze goed zijn aangesloten op het
voertuig en niet beschadigd zijn.
3) Inspecteer de systeemkabels visueel zo goed mogelijk en controleer of ze goed zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd.
4) Het testgebied voor de sensor moet vrij van obstakels en groter zijn dan het detectiebereik
van het geïnstalleerde Backsense®-systeem.
Als een van de volgende tests niet wordt doorstaan, volg dan de richtlijnen voor het vinden
van storingen op in de paragraaf “3.7 Eerste keer systeem starten en testen” van de
installatiehandleiding.
Voor de volgende tests moet de gebruiker objecten in het detectiegebied plaatsen of er is een
assistent nodig (om de display-aanwijzingen te bekijken).
5) Activeer het Backsense®-systeem (zorg dat het voertuig niet kan rijden) en controleer of
het statuslampje voor de voeding constant blauw brandt en statuslampje op het display
binnen 7 seconden constant brandt met een groen licht.
39
6) Als op het display een van de 5 zonelampjes brandt, betekent dit dat er waarschijnlijk een
object in het detectiegebied de test verstoort. Rijd het voertuig naar een leeg (ontruimd)
gebied en ga verder.
7) Controleer de afstand voor iedere detectiezone: Begin aan de buitenzijde van het
detectiegebied en controleer verscheidene punten op de hartlijn van het detectiegebied tot
ongeveer 0,4 m van de sensor. Op de display moet u de waarschuwingen kunnen zien via
de brandende zonelampjes, de zoemerfrequentie en als de triggeruitgang wordt gebruikt,
het aangesloten apparaat of de aangesloten functie. De gebruiker moet de afstand
noteren waarbij iedere detectiezone wordt geactiveerd en of dat overeenstemt met het
geïnstalleerde systeem of de configuratie voor dit voertuig.
8) Detectie nabije objecten: Controleer of objecten op een afstand tussen 0,3 m en 1,3 m
alleen worden gedetecteerd als ze bewegen ten opzichte van de sensor. Alle zonelampjes
moeten constant branden behalve het rode. Het rode zonelampje moet blijven branden
voor systemen met een bereik van meer dan 1,1 m en de dichtstbijzijnde detectiezone 1.
9) Detectie zeer nabije objecten: Controleer of objecten die minder dan 0,3 m van de sensor
zijn verwijderd inderdaad niet worden gedetecteerd. De zonelampjes en zoemer moeten
binnen 3 seconden uitgaan, alleen het statuslampje blijft branden met een groen licht.
10) Net als bij de vorige tests moet de gebruiker alle randen van het detectiegebied scannen
volgens het geïnstalleerde systeem of de configuratie voor dit voertuig. De gebruiker moet
de gedetecteerde locaties noteren en controleren of ze overeenkomen met het
detectiegebied dat is ingesteld toen Backsense® werd geïnstalleerd in dit voertuig.
40
6 Specificaties
Operationele kenmerken
Detectiebereik
5 zones van configureerbare lengte
Modelnaam
BS-WD-01
Type
Configureerbaar (* Standaardinstelling)
[m]
[ft]
Lengte detectiegebied
3 - 30 (10)*
10 - 98 (33)*
Lengte van iedere
detectiezone
1 - 26 (2)*
3 - 85 (7)*
Breedte detectiegebied
2 - 10 (7)*
7 - 33 (23)*
Nominale tolerantie
±0,25 m / 1 ft
Hoek radarstraal
Horizontaal: 120° voor maximale ingestelde breedte
Verticaal: 12°
(loodrecht op voorzijde sensor - hartlijn)
Afstandresolutie
≥ 0,25 m (aan beperkingen onderhevig, zie paragraaf “1.2
Objectdetectievermogen”)
Objectdetectie
≤ 0,5 seconde (aan beperkingen onderhevig, zie paragraaf
1.2 Objectdetectievermogen”)
Aanzetten tot systeem gereed
≤ 6 seconden
Systeem van standby naar
Actief
≤ 0,2 seconde
Communicatie tussen sensor en display
Fysieke laag
CAN-bus
Protocollaag
Bedrijfseigen protocol (kan niet worden geïntegreerd of
opgenomen in andere systemen in voertuigen)
opgenomen in andere
systemen in voertuigen)
Max. lengte van kabel tussen
display en sensor
30 m
Specificaties van het display
Zonelampjes
Groot en goed zichtbaar bij uiteenlopende omstandigheden
van het omgevingslicht
Helderheid > 300 cd/m
2
Zoemer
Draaiknop zoemervolume
Geluidsdruk instelbaar op 66dB(A), 76dB(A) and 87dB(A)
±8dB (op 1 m afstand), frequentie 2800±500Hz
Programmeringsinterface
Mini USB-poort
Afmetingen (in mm)
118 x 55 x 100 (met beugel 100)
Connector
Producent Deutsch
Onderdeelnummer DT04-4P-CE02
Kabellengte
1,5 m
Gewicht
0,3 kg (inclusief "pigtail"-kabel)
Bedrijfstemperatuur
-40 tot +85 °C
IP-bescherming
IP68 en IP69K
Trilling
8.3G
Schok
50G langs alle drie de assen
41
Bevestiging
In alle richtingen verstelbaar, ongeveer 28°
AMPS-gatenpatroon met M4-schroefdraad en 30x38 mm in
een rechthoekig patroon voor industriële
beugelondersteuning, maximale schroefdiepte 6 mm.
Specificatie elektriciteit
Spanning ingang
9 - 32 V DC
Stroom ingangssignaal
920 mA bij 9 V DC en 250 mA bij 32 V DC
Zekering
Bladzekering uit de autotechniek (normale grootte) van 3A,
bevindt zich op de rode voedingskabel
Polariteit
Negatieve aarde
Voertuigverbinding
Systeemvoeding positief, negatief, activeringsingang en
triggeruitgang
5 kabels komen naar buiten aan de achterkant van de
connector op het einde van de displaykabel
Activeringsingang
Nominaal 0 - 32 V DC
Systeem actief boven 9 V DC, inactief onder 7 V DC
Triggeruitgang
Actieve status: aan aarde gelegd tot max. 0,5 A
Inactieve status: Hoge impedantie (> 1 MOhm)
Externe signaaluitgang
Actieve status: aan aarde gelegd tot max. 0,5 A
Inactieve status: Hoge impedantie (> 1 MOhm)
Bedrijfscyclus signaaluitgang is gelijk aan die van de interne
zoemer
Spanningsbescherming
ISO 7637 (bescherming tegen te hoge spanning en
sperspanning)
Goedkeuringen
CE
UNECE-verordering nr. 10 Revisie 5 (“E-markering”)
ISO 16750
ISO 13766
EN 13309
FCC
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. Het gebruik is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit
apparaat mag geen schadelijke storing veroorzaken, en (2) het apparaat moet alle ontvangen storing accepteren, waaronder
storing die ongewenste werking kan veroorzaken.
Elke verandering of aanpassing die niet expliciet in deze handleiding wordt vermeld, kan de toestemming om dit toestel te
gebruiken, laten vervallen.
Brigade Electronics
BS-WD-01
42
7 Montageafmetingen
43
8 Vrijwaring
Disclaimer
Mobile digital recorder systems are an
invaluable driver aid but do not exempt the
driver from taking every normal precaution
when conducting a manoeuvre. No liability
arising out of the use or failure of the product
can in any way be attached to Brigade or to the
distributor.
Avertissement
Les systèmes de radar à détection d'obstacle
sont une aide précieuse pour le conducteur,
mais celui-ci doit toutefois prendre toutes les
précautions nécessaires pendant les
manœuvres. Brigade ou ses distributeurs
n’assument aucune responsabilité résultant de
l’utilisation ou d’un défaut du produit.
Haftungsausschluss
Radar basierte Hinderniserkennungssysteme
sind für den Fahrer eine unschätzbare Hilfe,
ersetzen aber beim Manövrieren keinesfalls die
üblichen Vorsichtsmaßnahmen. Für Schäden
aufgrund der Verwendung oder eines Defekts
dieses Produkts übernehmen Brigade oder der
Vertriebshändler keinerlei Haftung.
Condizioni di utilizzo
I sistemi di rilevamento ostacoli radar
costituiscono un prezioso ausilio alla guida, ma
il conducente deve comunque assicurarsi di
prendere tutte le normali precauzioni quando
esegue una manovra. Né Brigade né il suo
distributore saranno responsabili per eventuali
danni di qualsiasi natura causati dall’utilizzo o
dal mancato utilizzo del prodotto.
Aviso legal
Aunque los sistemas de detección de
obstáculos por radar constituyen una valiosa
ayuda, no eximen al conductor de tomar todas
las precauciones normales al hacer una
maniobra. Brigade y sus distribuidores
comerciales no se responsabilizan de
cualquier daño derivado del uso o deun mal
funcionamiento del producto.
Declinación de responsabilidad
Os sistemas radar de detecção de obstáculo
são uma ajuda incalculável ao motorista, mas
não dispensam o motorista de tomar todas as
precauções normais ao realizar uma manobra.
Nenhuma responsabilidade decorrente do uso
ou falha do produto pode de forma alguma ser
atribuída ao Brigade ou ao distribuidor.
Vrijwaring
Het radardetectiesysteem voor obstakels van
is een waardevoll hulpmiddel voor de
bestuurder, maar het ontheft deze echter niet
van de verplichting om het voertuig zorgvuldig
te manoeuvreren. Brigade en zijn distributeurs
zijn niet aansprakelijk voor schade door
gebruik of het niet functioneren van het
product.
Ограничение ответственности
Радарные системы обнаружения
препятствий является дополнительным
средством помощи водителю, но не
освобождает от соблюдения водителем
всех необходимых мер предосторожности
при совершении маневров. Brigade
Electronics или распространители
продукции не несут ответственности
вытекающей из невозможности
эксплуатации или неисправности
продукции.
Specifications subject to change. Sous réserve de modifications techniques. Änderungen der
technischen Daten vorbehalten. Specifiche soggette a variazioni. Las especificaciones están
sujetas a cambios. Wijzigingen in specificaties voorbehouden. As especificações estão
sujeitas a alterações. Спецификация может изменяться.
Serienr:
Onderdeelnr:
44
45
24/10/2019 08:33:00
BS-9000-WD(5940) Installation&Operation Guide - NL - v2.0.docx
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45

Brigade BS-9000-WD (5713) de handleiding

Type
de handleiding