Brigade BS-70XX (4527,4528,4529) Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Installatiehandleiding 4555A
BS-8000
BS-7030, BS-7045, BS-7060
Backsense
®
Systemen voor objectdetectie met
radar
Installatie- & bedieningshandleiding
2
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................................................ 3
1.1 Detectiebereiken ........................................................................................................ 3
1.2 Objectdetectievermogen ............................................................................................ 3
1.2.1 Detectiepatroon ................................................................................................ 4
1.2.2 Factoren bij de detectie van objecten ............................................................... 5
2 Inhoud .............................................................................................................................................. 6
3 Installatie van hardware ................................................................................................................... 7
3.1 Systeemconnectiviteit ................................................................................................. 7
3.2 Plaats van installatie ................................................................................................... 8
3.3 Aansluitingen op elektrische voeding ......................................................................... 8
3.4 Sensorbevestiging en -locatie .................................................................................... 8
3.4.1 Sensorrichting ................................................................................................... 9
3.4.2 Sensorbevestiging ............................................................................................ 9
3.4.3 Voertuigoverhang in detectiegebied ................................................................. 9
3.4.4 Bevestigingshoek .............................................................................................. 9
3.4.5 Verschil ten opzichte van bevestiging op hartlijn van voertuig ......................... 9
3.5 Kabel ........................................................................................................................ 10
3.6 Display ...................................................................................................................... 10
3.7 Eerste keer systeem starten en testen ..................................................................... 11
3.8 Foutstatussen ........................................................................................................... 12
4 Configureerbaar systeem model BS-8000 ....................................................................................... 13
4.1 Systeemeisen aan de PC ......................................................................................... 13
4.2 Installatie van software ............................................................................................. 13
4.2.1 Installatie driver USB-poort naar seriële poort ................................................ 13
4.2.2 Installatie Configuratieprogramma .................................................................. 15
4.3 Configuratieprogramma gebruiken ........................................................................... 17
4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen ..................................................................... 17
4.3.2 Overzicht gebruikersinterface ......................................................................... 19
4.3.3 Hoofdmenu ..................................................................................................... 19
4.3.4 Verbinding met Backsense
®
. .......................................................................... 20
4.3.5 Verbinding met Backsense
®
verbreken .......................................................... 21
4.3.6 Configuratiegegevens opslaan in Backsense
®
............................................... 21
4.3.7 Configuratie lezen in Backsense
®
................................................................... 21
4.3.8 Configuratie opslaan in een bestand .............................................................. 22
4.3.9 Configuratie laden vanuit een bestand ........................................................... 22
4.3.10 Configuratie detectiegebied ............................................................................ 23
4.3.11 Configuratie dood gebied ................................................................................ 27
5 Tests en onderhoud ........................................................................................................................ 32
5.1 Gebruiksaanwijzing .................................................................................................. 32
5.2 Onderhoud en tests .................................................................................................. 32
6 Specificaties .................................................................................................................................... 34
7 Montage-afmetingen ...................................................................................................................... 37
8 Verwerping ..................................................................................................................................... 38
3
1 Inleiding
Backsense
®
van Brigade maakt gebruik van het radarsysteem FMCW (Frequency Modulated
Continuous Wave, frequentiegemoduleerde continue golf) en is bedoeld om mensen en
objecten in dode hoeken te detecteren. Het vermindert de kans op aanrijdingen aanzienlijk.
Het detecteert stilstaande en bewegende objecten, en geeft de bestuurder in de cabine
visuele en akoestische signalen als waarschuwing, omdat hij zijn aandacht niet bij alle
risicogebieden tegelijk kan hebben. Backsense
®
is effectief onder moeilijke omstandigheden
en bij slecht zicht (duisternis, rook, mist en stofwolken).
Backsense
®
moet door competente en getrainde technici worden geïnstalleerd en in bedrijf
worden gesteld. De installateur is ervoor verantwoordelijk dat het systeem geschikt is voor het
beoogde doel en voldoet aan de relevante wetgeving en voorschriften. Gebruikers van het
voertuig waarin het systeem Backsense
®
wordt aangebracht moeten exact weten hoe ze het
systeem moeten interpreteren, zodat ze er niet door afgeleid worden en er ook niet blindelings
op vertrouwen. Afleiding kan botsingen tot gevolg hebben.
Het systeem is alleen bedoeld als hulpmiddel. De gebruiker moet nog steeds opletten bij de
bediening van het voertuig, verkeersregels en plaatselijke voorschriften in acht nemen en zijn
of haar eigen training, zintuigen en andere hulpmiddelen van het voertuig zoals spiegels
gebruiken, net zoals hij of zij dat zou doen als het systeem niet beschikbaar was. Niets ontheft
de bestuurder van de verantwoordelijkheid om het voertuig correct en op wettige wijze te
bedienen.
1.1 Detectiebereiken
Er zijn vier Backsense
®
-systemen beschikbaar:
Modelnaam
Lengte
detectiegebied
Lengte van iedere
detectiezone
Breedte
detectiegebied
[m]
[ft]
[m]
[ft]
[m]
[ft]
[m]
[ft]
BS-7030
3
10
0,6
2
2,5
8
±0,25
±1
BS-7045
4,5
15
0,9
3
3,5
12
±0,25
±1
BS-7060
6
20
1,2
4
4,5
15
±0,25
±1
BS-8000
3 - 30
(10)*
10 - 98
(33)*
1 - 26
(2)*
3 - 85
(7)*
2 - 10
(7)*
7 - 33
(23)*
±0,25
±1
* Standaardinstelling
BS-7030, 7045 & 7060 hebben elk een vaste lengte en breedte van het detectiegebied. Het
gebied wordt onderverdeeld in vijf even lange detectiezones. De zoemer en trigger worden in
alle zones geactiveerd bij detectie.
BS-8000 werkt in essentie op dezelfde manier als alle bovenstaande systemen, maar is
geheel configureerbaar: Lengte van het detectiegebied, breedte van het detectiegebied,
lengte van de zones, lengte dode zone, breedte dode zone, dode zones, triggerdrempel en
zoemerdrempel. Zie het gedeelte “4 Configureerbaar systeem model BS-8000”.
1.2 Objectdetectievermogen
Waarschuwing
Objecten of delen van objecten die zich dichter dan ongeveer 0,3 m bij de sensor
bevinden worden niet gedetecteerd.
4
Voor objectdetectie tussen ongeveer 0,3 m en 1,3 m van de sensor is een snelheid
van het object van minimaal 2 km/u ten opzichte van de sensor vereist. Hetzelfde
geldt voor hernieuwde detectie van objecten na stilstand.
De radarstraal van Backsense
®
wordt met een bereik van in totaal 120° ten opzichte van
de hartlijn van het voertuig uitgezonden in horizontale richting (twee symmetrische
hoeken van 60°). De totale hoek in het verticale vlak is 12° (twee symmetrische hoeken
van 6°). Beide hoeken worden gerekend in de richtingen loodrecht op de hartlijn van het
voertuig, door de voorkant van de sensor.
Alle afmetingen voor detectie van objecten zijn indicatief en variëren aanzienlijk
afhankelijk van vele parameters. Zie voor meer informatie het gedeelte “1.2.2 Factoren
bij de detectie van objecten”.
Een object veroorzaakt een waarschuwing in minder dan 0,5 seconden.
Nadat het systeem is aangezet, duurt het 6 seconden voordat het operationeel is. Het
gaat in minder dan 0,2 seconden vanuit de stand Stand-by naar de status Actief.
Opmerkingen:
Voor afstanden van minder dan 1,3 m (detectie alleen bij relatieve snelheid) of minder
dan 0,3 m (geen detectie) is het gebied dat wordt beslagen door radarsystemen in het
algemeen zeer klein, dus dit systeem is dan wellicht geen geschikte oplossing. Brigade
raadt dan ook aan een Backscan
®
-systeem toe te voegen; dit is gebaseerd op
ultrasoontechnologie, dat biedt betere detectie op korte afstanden.
De werking van het systeem Backsense
®
wordt niet beïnvloed door andere systemen
die in hetzelfde gebied of op hetzelfde voertuig werken, zelfs als ze vlak bij elkaar
geïnstalleerd zijn en de detectiebereiken elkaar overlappen.
Tip: De detectie met Backsense
®
is over het algemeen beter als de sensor en objecten ten
opzichte van elkaar bewegen.
1.2.1 Detectiepatroon
1.2.1.1 Horizontaal patroon
Horizontaal (m)
Detectie-afstand (m)
Persoon
Auto
Vrachtwagen
5
1.2.1.2 Verticale richting detectiegebied
1.2.2 Factoren bij de detectie van objecten
In principe deelt Backsense
®
de voor- en nadelen van alle radarsystemen in vergelijking met
andere detectietechnologieën. In het algemeen kan het de meeste objecten detecteren in de
meeste omgevingsomstandigheden zoals stof, vuil, regen, sneeuw, zonlicht, mist, duisternis,
lawaai, mechanische trilling, elektromagnetische ruis en dergelijke.
Er zijn echter situaties waarin een object misschien niet gedetecteerd wordt. Het principe bij
radar is dat een object in het gezichtsveld de door de radar uitgezonden elektromagnetische
straling terugkaatst naar de sensor in de radar. Als een object niet voldoende straling
reflecteert en de sensor niets ontvangt, wordt het object niet waargenomen.
Als er meerdere objecten in het detectiegebied voorkomen bij verschillende afstanden en/of
hoeken, detecteert de sensor het dichtstbijzijnde object, dat is het belangrijkste object
waarmee een botsing moet worden voorkomen.
De eigenschappen, plaats en richting van het object zijn essentiële factoren bij de vraag of
een object wordt gedetecteerd of niet. Deze factoren worden hieronder vermeld en
besproken.
Afmetingen: Grote oppervlakken worden beter gedetecteerd dan kleine. Als er zowel kleine
als grote objecten in het detectiegebied zijn, kan het gebeuren dat het kleine object alleen
geregistreerd wordt in detectiezones dichter bij de sensor.
Materiaal: Objecten van metaal worden beter gedetecteerd dan niet-metalen materialen,
bijvoorbeeld hout en plastic.
Oppervlak: Een glad effen oppervlak wordt beter gedetecteerd dan een ruw, ongelijkmatig,
poreus, gefragmenteerd of vloeibaar oppervlak zoals struiken, metselwerk, grind, water.
Vorm: Een plat object wordt beter gedetecteerd dan een object met een grillige vorm.
Variaties in de relatieve plaats en de hoek ten opzichte van het voertuig kunnen van grote
invloed zijn op detectie.
Hoek: Een object dat pal op de sensor is gericht (recht tegenover de sensor) wordt beter
gedetecteerd dan een object dat zich aan de grenzen van het detectiegebied bevindt of
onder een hoek waargenomen wordt.
Afstand: Een object dichter bij de sensor wordt beter gedetecteerd dan een object dat
verder weg staat.
Snelheid ten opzichte van sensor: Detectie is nauwkeuriger als er een snelheidsverschil is
tussen het object en de sensor.
Grond: Objecten op een platte ondergrond van mineraal materiaal worden beter
gedetecteerd dan op ruwe of metalen oppervlakken.
Weeromstandigheden: Dichte stofwolken of hevige regen- of sneeuwbuien beperken het
detectievermogen.
Persoon
Auto
Vrachtwagen
Detectie-afstand (m)
Verticaal (m)
6
2 Inhoud
Systeem
Sensor
Display
Kabel
Software
Connectiviteit
BS-7030
BS-7XXXS
BS-7030D
BS-09DCX
-
-
BS-7045
BS-7045D
BS-7060
BS-7060D
BS-8000
BS-8000S
BS-8000D
CD
USB-kabel
Sensor
BS-7XXXS of BS-8000S
Display
BS-7030D / BS-7045D / BS-7060D / BS-8000D
4x 4x
Sensorbevestigingsset
BS-FIX-01
Verlengsnoer 9 m
BS-09DCX
Configureerbaar systeem bevat verder:
Software-CD
USB-kabel
(USB standaard stekker type A naar stekker mini-
B)
Optionele items (niet inbegrepen):
Verlengsnoeren 5 m of 9 m
BS-05DCX of BS-09DCX
Verstelbare sensorbeugel
BKT-017
7
3 Installatie van hardware
3.1 Systeemconnectiviteit
8
3.2 Plaats van installatie
De plaats van installatie moet betrekkelijk vlak zijn zonder grote verschillen en groter dan het
detectiebereik van het beoogde systeem Backsense
®
. Daardoor is een basisinstallatie, -
configuratie en test mogelijk.
3.3 Aansluitingen op elektrische voeding
Raadpleeg de richtlijnen van de producent van het voertuig of de carrosseriebouwer voor
installatieprocedures en connectiviteit bij alle applicaties. De aansluitingen op de positieve
pool moeten afgezekerd zijn bij de bron. De systeemverbindingen ziet u in de onderstaande
tabel:
Rode kabel naar niet-permanente voedingsbron, bijv. het contact.
Zwarte kabel naar aarde.
Grijze kabel naar activeringstrigger, bijv. achteruit. Door deze activeringsingang verandert
de systeemstatus van Standby in Actief.
Witte kabel is voor een triggeruitgang die secundaire functies of apparaten activeert. De
witte kabel wordt aan aarde gelegd (zwarte kabel) als een object wordt gedetecteerd in
het detectiegebied.
Een secundair apparaat zou bijvoorbeeld een bbs-tek® white sound-alarm van Brigade
kunnen zijn of een zwaailicht om mensen in het detectiegebied te waarschuwen. Sluit het
apparaat gewoon aan op dezelfde niet-permanente voedingsbron waarop de rode kabel is
aangesloten en gebruik de witte kabel voor de aansluiting op de negatieve pool. Zie het
gedeelte “6 Specificaties” voor limieten aan elektrische belasting. In het systeem BS-8000
kan de triggerdrempel worden geconfigureerd.
Systeemverbindingen
ROOD
Niet-permanente
voedingsbron van voertuig
Systeemvoeding (bladzekering van 3A)
(bereik +12 V tot +24V)
ZWART
Aarde
Negatieve pool voeding
GRIJS
Activeringsingang
Trigger van voertuig, hoog actief
(Bereik boven +9 V DC, tot aan voedingsspanning)
WIT
Triggeruitgang
Aan aarde gelegd indien actief
(Belasting maximaal 0,5 A)
3.4 Sensorbevestiging en -locatie
Brigade-logo is
leesbaar, normale
oriëntatie
Kabeluitgang naar
beneden gericht
Afstelhoek
In horizontaal vlak
9
3.4.1 Sensorrichting
De sensor moet rechtop worden bevestigd met de kabeluitgang naar beneden gericht. Het
Brigade-logo aan de voorkant van de sensor moet leesbaar zijn in de normale stand als deze
in het vereiste detectiegebied staat, zie de afbeelding hierboven. De sensor moet zicht hebben
op alle gebieden waar objecten moeten worden gedetecteerd.
3.4.2 Sensorbevestiging
De eenheid word geleverd met vier schroeven M5x30 mm en vier polymeer borgmoeren M5
voor bevestiging. Het aanbevolen aanhaalmoment is 6 Nm.
3.4.3 Voertuigoverhang in detectiegebied
De plaats van bevestiging moet zodanig worden gekozen dat het systeem geen overhang of
uitstekende onderdelen van het voertuig detecteert als u een niet-configureerbaar systeem
installeert. Dit wordt ook aangeraden voor het configureerbare systeem waar dat mogelijk is.
Dergelijke objecten leiden tot vals alarm (zie voor uitzonderingen het gedeelte “1.2
Objectdetectievermogen”, paragraaf “Waarschuwing”). Voertuigen in het detectiegebied
moeten worden vermeden. De radarstraal van Backsense
®
heeft een bereik van 120° in
horizontale richting en 12° in verticale richting, zie het gedeelte “1.2.1 Detectiepatroon” voor
meer informatie.
Het systeem Backsense
®
kan worden geconfigureerd met de functie Blind Area setup
(Configuratie dood gebied) om objecten in het detectiegebied te negeren, zie het gedeelte
4.3.11 Configuratie dood gebied”.
3.4.4 Bevestigingshoek
Brigade raadt aan de radar op een beugel te bevestigen (verkrijgbaar bij Brigade, zie het
gedeelte “2 Inhoud”), waarmee de hoek in het horizontale vlak kan worden afgesteld. Zo is
een simpele afstelling mogelijk voor een optimale prestatie. Zie de hieronder voorgestelde
bevestiging onder een verticale hoek afhankelijk van de installatiehoogte op het voertuig.
Afhankelijk van het voertuig, de werkomgeving en typische objecten die moeten worden
gedetecteerd kan een afstelling van een paar graden uitgaande van de voorgestelde waarden
de detectieprestaties verbeteren of vals alarm voorkomen.
Installatiehoogte op voertuig
(tot middelpunt van sensor)
Afstelhoek naar boven toe
vanuit het horizontale vlak
[m]
[inch]
[°]
0,3 m
12
9
0,5 m
20
7
0,7 m
28
5
0,9 m
35
4
1,1 m
43
3
1,3 m
51
2
1,5 m
59
0
Afhankelijk van het model van het Brigade Backsense®-systeem en de vereiste
installatiehoogte van de sensor moet de hoek worden afgesteld of de afstand tot de grond
moet groter zijn dan de geselecteerde detectielengte.
3.4.5 Verschil ten opzichte van bevestiging op hartlijn van voertuig
Als Backsense
®
excentrisch wordt aangebracht of onder een hoek ten opzichte van de hartlijn
van het voertuig, is het detectiegebied (zie het gedeelte “1.2.1 Detectiepatroon”) waarschijnlijk
incorrect of niet goed uitgelijnd met betrekking tot de voertuigbreedte of de rijrichting.
10
Met de functie Blind Area setup (Configuratie dood gebied) van het configureerbare systeem
Backsense
®
kunt u wellicht dergelijke problemen met de installatiepositie oplossen of de
gevolgen daarvan compenseren, zodat excentrische installaties of installaties onder een hoek
mogelijk zijn (zie het gedeelte “4.3.11 Configuratie dood gebied).
3.5 Kabel
De kabels moeten door een kabelgoot worden geleid en langs geschikte kabeltrajecten door
het hele voertuig. Er is een opening van 24 mm nodig voor de connectors.
N.B.: Houd een redelijk bereik aan bij het opwikkelen van lange kabels of voor de route van
de kabels.
Voorkom scherpe bochten dicht bij de connectors.
Zorg dat er niet aan de connector wordt getrokken.
Alle kabels moeten worden aangebracht in een geschikte beschermende kabelgoot.
Kabels en connectors moeten uit de buurt worden gehouden van bronnen van
buitensporige hitte, trillingen, beweging en water.
3.6 Display
De display moet zodanig worden aangebracht dat de bestuurder goed zicht heeft in alle
omgevingen en situaties. De display moet op een geschikte locatie bevestigd worden
overeenkomstig de huidige wetgeving/voorschriften.
De basis wordt aan de display bevestigd door de spiebaan met een machineschroef te
vergrendelen. De basis kan van het display worden gescheiden door de schroef te verwijderen
en de basis achteruit en omlaag te schuiven als het display ergens moet worden ingebouwd.
De basis is voorzien van een zelfklevend kussen voor bevestiging bijvoorbeeld op het
dashboard. Het kan bij sommige toepassingen nodig zijn om te boren en extra schroeven te
gebruiken voor bevestiging.
De hals kan in alle richtingen tot 30° worden versteld en deze is geborgd met een borgmoer.
De borgmoer mag alleen met de hand worden vastgedraaid: niet te strak. Het volume is
instelbaar van 65 tot 90 dB gemeten op een afstand van 1 meter.
USB-connector
(Rechterkant,
Alleen configureerbare versie)
Volumeregeling
Rechterkant)
Statuslampje
Lampje groene zone
Verste detectiezone 5
Zoemeruitgang
(Onder)
Borgmoer
Zelfklevend kussen
Lampje rode zone
Dichtstbijzijnde
detectiezone 1
Lampje lichtgroene zone
Detectiezone 4
Lampje gele zone
Detectiezone 3
Lampje gele zone
Detectiezone 2
11
Functie
Locatie
Knipperfrequentie
zonelampjes of
statuslampje
Zoemerwaarschuwing
Interval
Systeem uit
(niet gevoed of het
Configuratieprogramma
aangesloten (alleen bij
BS-8000)
Statuslampje
uit
uit
Systeemvoeding aan
Zelftest
(na inschakeling
voeding)
Alle zonelampjes
constant gedurende
1 seconde
constant gedurende
1 seconden
Statuslampje
rood / constant
gedurende
5 seconden
Systeem standby
(na zelftest)
Statuslampje
rood / constant
uit
Systeem actief en geen
objectdetectie
(via Activeringsingang)
Statuslampje
groen / constant
uit
Detectie in zone 5
(Verste detectiezone)
Groen zonelampje
constant
1,5 keer per seconde
Detectie in zone 4
Groene &
lichtgroene
zonelampjes
constant
2 keer per seconde
Detectie in zone 3
Groene, lichtgroene
& gele zonelampjes
constant
2,5 keer per seconde
Detectie in zone 2
Groene, lichtgroene,
gele & oranje
zonelampjes
constant
3 keer per seconde
Detectie in zone 1
(Dichtstbijzijnde
detectiezone)
Groene, lichtgroene,
gele, oranje & rode
zonelampjes
constant
constant
Er is een systeemfout
opgetreden met
systeem Actief
Alle zonelampjes
constant gedurende
5 seconde
constant gedurende
5 seconden
Statuslampje
rood / 1 keer per
seconde
Systeemfout met
systeem Actief
Statuslampje
rood / 1 keer per
seconde
0,5 seconde,
iedere 5 seconden
herhaald
Systeemfout met
systeem Standby
Statuslampje
rood / 1 keer per
seconde
uit
BS-7030, 7045 & 7060 hebben elk een vaste lengte en breedte van het detectiegebied. Het
gebied wordt onderverdeeld in vijf even lange detectiezones. De zoemer en trigger worden in
alle zones geactiveerd bij detectie.
BS-8000 werkt in essentie op dezelfde manier als alle bovenstaande systemen, maar is
geheel configureerbaar: Lengte van het detectiegebied, breedte van het detectiegebied,
lengte van de zones, lengte dode zone, breedte dode zone, dode zones, triggerdrempel en
zoemerdrempel. Zie het gedeelte “4 Configureerbaar systeem model BS-8000”.
3.7 Eerste keer systeem starten en testen
Als de sensor en display eenmaal zijn geïnstalleerd en verbonden, moet de voeding worden
ingeschakeld om de werking van het systeem te testen. Als de voeding is ingeschakeld,
doorloopt de display de zelftest door de zoemer te laten klinken; het statuslampje brandt met
12
een rood licht en alle zonelampjes branden Na ongeveer 5 seconden hoort alleen het
statuslampje rood te zijn. Als de activeringsingang actief wordt (de achteruitversnelling wordt
bijvoorbeeld geselecteerd om de activeringsingang van voeding te voorzien), wordt het
statuslampje groen en het systeem verkeert nu in de detectiemodus. Controleer of het
systeem goed werkt in een open gebied zonder obstakels.
Als de display een foutmodus aangeeft (zie het gedeelte “3.6 Display”) controleer dan sectie
3.8 Foutstatussen” voor mogelijke oplossingen.
Als een van de zonelampjes blijft branden (of ze doen dat allemaal), controleer dan of er
obstakels zijn in het detectiegebied, die door de sensor worden waargenomen, en verwijder
deze. Als dat niet mogelijk is omdat het object een onderdeel is van het voertuig, verplaats de
sensor dan, zodat deze dergelijke objecten niet detecteert. Als de sensor niet kan worden
verplaatst, moet u misschien de BS-8000 installeren of Brigade om advies vragen, zie het
gedeelte “3.4.3 Voertuigoverhang in detectiegebied”.
Werkt het systeem zoals beschreven, lees dan het gedeelte “5 Tests en onderhoud”. Voeg de
resultaten van de testprocedure in het gedeelte 5, de configuratiegegevens (alleen BS-8000)
en de deze Installatie- & bedieningshandleiding toe aan de voertuigdocumentatie die
toegankelijk is voor de relevante mensen.
3.8 Foutstatussen
Als de display een foutstatus te zien geeft (zie het gedeelte “3.6 Display”), controleer dan op
de onderstaande mogelijke problemen. Als de fout is verholpen, keert de display na een paar
seconden automatisch terug naar de gewone werking nadat de zelftest is voltooid.
Sensor of verlengsnoer niet aangesloten.
Actie: Controleer of alle connectors goed zijn aangesloten.
Geen gegevensverbinding tussen sensor en display.
Actie: Controleer of connectors en kabel soms beschadigd zijn.
Geen voeding voor sensor.
Actie: Controleer of connectors en kabel soms beschadigd zijn.
CAN-communicatiefout met sensor.
Kabel of systeem bevindt zich te dicht bij een storende elektromagnetische bron in het
voertuig.
Actie: Probeer het betreffende onderdeel van het systeem te verplaatsen.
Gegevensbeschadiging in sensor.
Actie: Vraag Brigade om advies.
Backsense
®
kan niet zelf problemen met sensordetectie verhelpen als die het gevolg zijn van
de ophoping van ijs, vuil, modder, zware regenval of onderdompeling in water. Dergelijke
factoren kunnen de prestaties van het systeem negatief beïnvloeden. Lees daarom het
gedeelte “5 Tests en onderhoud”.
13
4 Configureerbaar systeem model BS-8000
In dit gedeelte behandelen we de configuratie van het model BS-8000 van Backsense
®
.
4.1 Systeemeisen aan de PC
Voor dit systeem hebt u een PC nodig met een USB-poort 2.0 Type-A, voor aansluiting van
een computer op de programmeringsinterfaceconnector op de display. Er moet een USB-
kabel met standaard stekker type A naar stekker mini-B worden gebruikt, die is meegeleverd
met de BS-8000.
Het Configuratieprogramma is compatibel met Microsoft Windows 7 & 8 (32 bit en 64 bit).
4.2 Installatie van software
De installatie van de software vindt plaats in twee stappen. Eerst de installatie van een driver
USB-poort naar seriële poort en daarna de installatie van het Configuratieprogramma zelf. De
installatiebestanden vindt u op de CD die is geleverd bij de BS-8000.
4.2.1 Installatie driver USB-poort naar seriële poort
De driver USB-poort naar seriële poort is nodig voor de communicatie tussen de PC en de
BS-8000. Deze driver staat op de CD en moet worden geïnstalleerd voordat er een kabel
wordt aangesloten op een PC.
Plaats de CD ROM, ga naar de map “Driver” en dubbelklik op
“PL2303_Prolific_DriverInstaller_v1.9.0” om deze te installeren.
Klik op “Next >” (Volgende)
14
De voortgang van de installatie is te zien in de twee onderstaande vensters:
Klik nadat de installatie is uitgevoerd op “Finish” (Voltooien):
Als er problemen zijn met de driverinstallatie, dan is meer informatie beschikbaar in het
document “PL2303 Windows Driver User Manual v1.9.0.pdf” in de map “Driver” op de CD
ROM.
15
Als u twijfels hebt over de installatie, lees dan het gedeelte “4.3 Configuratieprogramma
gebruiken” en “4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen”. Daarin worden de juiste eigenschappen
van de installatie en poort vermeld.
4.2.2 Installatie Configuratieprogramma
Plaats de CD ROM, ga naar de map “ConfigTool” en dubbelklik op het bestand “setup”.
In sommige gevallen kan er een waarschuwing zijn aangaande een digitale handtekening. Klik
op “Run” (Uitvoeren) om veder te gaan met de installatie. Als u niet weet of u met uw
gebruikersrechten de installatie mag uitvoeren, neem dan contact op met uw IT-afdeling of
iemand die redelijk ervaren is met computers.
Klik op “Next >” (Volgende)
16
Kruis het selectievakje aan om een desktoppictogram te installeren en klik op “Next >”
(Volgende).
Wijzig de installatiemap of bevestig dat deze correct is en klik op “Next >” (Volgende). De
standaardlocatie ziet u hieronder.
Bevestig de installatie door op “Next >” (Volgende) te klikken.
17
De voortgang van de installatie wordt weergegeven zoals hieronder afgebeeld:
Klik nadat de installatie is uitgevoerd op “Close” (Sluiten):
Het desktoppictogram ziet u hieronder:
4.3 Configuratieprogramma gebruiken
Sluit de display op de PC aan door middel van de meegeleverde USB-kabel (steek deze in de
USB-poort van de display).
N.B.: Controleer voordat u de aansluiting maakt of Backsense
®
is aangezet en geactiveerd -
het statuslampje op de display moet constant branden met een groen licht.
4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen
Als u het nummer van de COM-poort die u gebruikt wilt achterhalen voor Backsense
®
op de
PC, open dan “Apparaatbeheer".
18
Klik op de knop Start in Windows (meestal links onder in het scherm) en selecteer
“Uitvoeren…”. Typ in het dialoogvesnter “Uitvoeren" ‘devmgmt.msc’ en klik op “OK”;
Apparaatbeheer wordt dan geopend.
Klik in het venster Apparaatbeheer op “Poorten (COM LPT)” en kruis het selectievakje “Prolific
USB-to-Serial Com Port (COM##)” aan. “##” staat voor het nummer van de poort waarmee de
display momenteel is verbonden met de PC. Noteer dit nummer, u hebt het later nodig in het
gedeelte “4.3.4 Verbinding met Backsense
®
.“. In de afbeelding hieronder is het nummer “8”,
maar het kan een ander nummer zijn.
19
4.3.2 Overzicht gebruikersinterface
Het Configuratieprogramma heeft veel subvensters. De subvensters worden gebruikt voor het
bekijken of instellen van de configuratie. Hieronder ziet u een kenmerkende applicatie.
Het menugebied dat is aangegeven met de letter “A” geeft toegang tot vensters waarmee de
betreffende functie kan worden bekeken, gewijzigd of geactiveerd.
Voor de definitie van het detectiegebied is er één subvenster (hierboven aangegeven met “B”),
en daarin ziet u de grafische voorstelling van het detectiegebied. Verder is er een subvenster
voor instellingen (hierboven aangegeven met “C”) om de waarden in te voeren. Voor de
functie Dode zone is er ook een aanzichtvenster en een instellingsvenster (niet getoond
hierboven). De meeste belangrijke configuraties worden herhaald in de aanzichtvensters.
Meer informatie vindt u in de volgende delen.
Op de statusbalk “D” ziet u de statusinformatie, bijvoorbeeld van de verbindingsstatus.
4.3.3 Hoofdmenu
Het hoofdmenu bevat vier opties, “System” (Systeem), “View” (Aanzicht), “Setup”
(Configuratie) en “About” (Info).
Het menu System wordt gebruikt om de verbinding te regelen tussen het
Configuratieprogramma en Backsense
®
om de configuratie te lezen of te schrijven
(registreren). om configuratiegegevens op te halen uit of op te slaan in het systeem of in een
bestand, om het actieve aanzichtvenster te sluiten of het programma af te sluiten.
Met View opent u de aanzichtvensters Detection Zone (Detectiezone) en Blind Zone (Dode
zone).
Met Setup opent u de configuratievensters Detection Zones en Blind Zones.
Met About krijgt u versie-informatie over het Configuratieprogramma en de LED-
displaysoftware.
B
D
C
B
C
D
A
20
4.3.4 Verbinding met Backsense
®
.
Sluit de display aan op de PC met de USB-kabel die is meegeleverd met Backsense
®
BS-
8000.
N.B.: Controleer voordat u de verbinding maakt of Backsense
®
is aangezet en geactiveerd -
het statuslampje op de display moet constant branden met een groen licht.
Selecteer de correcte COM-poort voordat u het Configuratieprogramma aansluit op de display.
In het gedeelte “4.3.1 Nummer COM-poort vaststellen” wordt beschreven hoe u het juiste
poortnummer te weten komt.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Connect Sensor” (Sensor aansluiten).
Hiermee opent u het venster Com Port Setup (Configuratie COM-poort) (dit kan enkele
seconden duren zolang de PC naar beschikbare COM-poorten zoekt). De eerder bepaalde
COM-poort moet worden gebruikt door deze te selecteren uit de vervolgkeuzelijst. Klik daarna
op “OK”.
De toepassing Com Port setup moet altijd worden gebruikt als het Configuratieprogramma
wordt gestart. Als een onjuiste COM-poort wordt geselecteerd, wordt de onderstaande
foutmelding weergegeven:
Nadat een verbinding tot stand is gebracht, worden automatisch gegevens gelezen en wordt
er een configuratievenster getoond:
Rechts onderaan het hoofdvenster wordt op de statusbalk “Connected” (Verbonden)
weergegeven:
Het statuslampje op de display is uit zolang de status van het Configuratieprogramma
"Connected|" is.
21
4.3.5 Verbinding met Backsense
®
verbreken
Voordat u de USB-kabel lostrekt uit de display of PC moet de functie "Disconnect” worden
geselecteerd in het Configuratieprogramma. Klik in het menugebied “System” en daarna
op “Disconnect Sensor” (Sensor loskoppelen), zie de onderstaande afbeelding). De optie met
het selectievakje geeft de huidige status van de gegevensverbinding aan.
Waarschuwing
Als de verbinding tussen Backsense
®
en de USB-kabel of de PC wordt verbroken
terwijl het Configuratieprogramma de status "Connected" heeft, moet het systeem
worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld voor herstel (verbreek de voeding
van het systeem, zet bijvoorbeeld het voertuig van contact en daarna weer op
contact; u kunt het systeem niet herstellen alleen met de activeringsingang).
In een dergelijk geval worden opgeslagen configuratiegegevens gewist.
4.3.6 Configuratiegegevens opslaan in Backsense
®
Het Configuratieprogramma moet in de status "Connected" verkeren. Nadat alle vereiste
configuraties zijn voltooid, kunnen alle instellingen worden geprogrammeerd in Backsense
®
.
Klik in het menugebied “System” en daarna op “Write Configuration” (Configuratie schrijven);
zo wordt de configuratie in Backsense
®
geladen. Zodra de configuratiegegevens zijn
geschreven, verschijnt er een bevestigingsvenster; klik op “OK”. Zie de onderstaande
afbeeldingen.
Waarschuwing
Verbreek de verbinding in het Configuratieprogramma voordat u de USB-kabel uit
de display of PC trekt. Zie de bijzonderheden in het gedeelte “4.3.5 Verbinding
met Backsense® verbreken”.
4.3.7 Configuratie lezen in Backsense
®
Het Configuratieprogramma moet in de status "Connected" verkeren. Klik in het menugebied
op “System” en daarna op “Read Configuration” (Configuratie lezen). Hiermee worden de
22
configuratiegegevens gelezen uit de display. Dit is handig als een configuratie moet worden
aangepast, van het ene systeem naar het andere gekopieerd of opgeslagen in een bestand
voor gebruik later. Nadat de configuratiegegevens zijn gelezen, wordt een bevestiging
weergegeven. Zie de onderstaande afbeeldingen.
N.B.: Als Backsense
®
met het Configuratieprogramma is verbonden (zie het gedeelte “4.3.4
Verbinding met Backsense
®
.”), worden de configuratiegegevens automatisch gelezen.
4.3.8 Configuratie opslaan in een bestand
Alle instellingen in het Configuratieprogramma kunnen op ieder moment in een bestand
worden opgeslagen of er nu een verbinding is met het systeem of niet. Vanwege de indeling
kan het opgeslagen bestand alleen worden gelezen door het
Configuratieprogramma.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Save Configuration” (.Configuratie opslaan)
Hierdoor wordt een venster geopend voor de selectie van de opslaglocatie en de
bestandsnaam.
4.3.9 Configuratie laden vanuit een bestand
Alle instellingen in het Configuratieprogramma kunnen uit een opgeslagen bestand worden
geladen. De functie Laden werkt of er nu een verbinding is met het Backsense
®
of niet. Alle
huidige instellingen in het Configuratieprogramma gaan verloren.
Klik in het menugebied op “System” en daarna op “Load Configuration” (.Configuratie laden)
Hierdoor wordt een venster geopend voor de selectie van de laadlocatie en de bestandsnaam.
23
4.3.10 Configuratie detectiegebied
N.B.: Alle afmetingen zijn benaderingen bij het instellen van de detectiezone en dode zones.
Alle afmetingen voor detectie van objecten zijn slechts indicatief, ze variëren in
werkelijkheid aanzienlijk, afhankelijk van vele parameters. Zie voor meer informatie het
gedeelte “1.2.2 Factoren bij de detectie van objecten”.
4.3.10.1 Detectiezones bekijken
Klik in het menugebied op “View” en daarna op “Detection Zone” om het venster “Detection
Zone” te openen. In dit venster wordt het huidige detectiegebied in zones verdeeld. De
standaard configuratie voor een BS-8000 is 10 x 7 m waarbij alle 5 zones 2 m breed zijn zoals
u hieronder kunt zien.
4.3.10.2 Configuratie detectiezones
Klik in het menugebied op “Setup” (Configuratie) en daarna op “Detection Zone” om het
venster “Setup - Detection Zone” (Configuratie - detectiezone) te openen. Hiermee
24
configureert u iedere “Detection Zone Length (Lengte detectiezone), “Quick Zones Detection
Area Length” (Lengte detectiegebied modelzones), “Detection Zone Width” (Breedte
detectiezone), “Trigger Output Length” (Triggerdrempel) en “Buzzer Starting Zone
(Zoemerdrempel).
4.3.10.3 Lengte detectiegebied
Het detectiegebied kan op twee manieren worden ingesteld; elke zone individueel met
“Detection Zone Length” (Lengte detectiezone) of via “Quick Zones Detection Area Length”
(Lengte detectiegebied modelzones).
4.3.10.4 Configuratie Lengte detectiezone
Hiermee wordt elk van de 5 zones apart ingesteld. Elke zone heeft een bereik van 1,0 tot 26.0
m en waarden kunnen worden geselecteerd door via de menu's. De gecombineerde totale
lengte is ten hoogste 30 m. In de afbeelding hieronder ziet u zones van 1,0 tot 5,0 m, dat leidt
tot een totaal van 15,0 m voor de detectie. Als u “Apply” (Toepassen) aankruist na selectie,
verandert de vorm die u in het bijbehorende aanzichtvenster ziet.
25
4.3.10.5 Lengte detectiegebied modelzones
Er zijn acht “modelzones”, dit zijn vooraf ingestelde zones die kunnen worden geselecteerd
door op het betreffende selectievakje naast de gewenste afstand te klikken. Met deze optie
stelt u de totale lengte in en maakt u vijf gelijke zones. Dit is niet van invloed op de breedte,
trigger - of zoemerdrempel; deze moeten nog steeds handmatig worden ingesteld waar nodig.
Als de lengte van een van de detectiezones wordt veranderd, verandert de instelling van
Lengte detectiegebied modelzones in “None” (Geen). Zie de afbeelding hier links voordat en
hier rechts nadat “Detection Zone 1” handmatig is gewijzigd.
N.B.: De triggerdrempel wordt vanzelf lager als de totale lengte van het detectiegebied wordt
verkleind.
26
4.3.10.6 Breedte detectiezone
De breedte van de detectiezone varieert van 2,0 tot 10,0 m en is afhankelijk van de
geselecteerde “Total Detection Length”(Lengte totale detectiegebied). Hiermee wordt de
totale breedte van het detectiegebied ingesteld afhankelijk van de vereisten. Selecteer de
vereiste breedte van de detectiezone uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply” (Toepassen).
Als breedte van het detectiegebied wordt meestal een waarde in de buurt van de
voertuigbreedte gekozen.
N.B.: Backsense
®
past automatisch de minimumbreedte van het detectiegebied aan een
grotere detectiezonelengte aan.
Lengte detectiezone [m]
Limieten aan detectiezonebreedte [m]
3 tot 4
2 tot 10
4,5 tot 5
2,5 tot 10
5,5 tot 7
3 tot 10
7,5 tot 9,5
3,5 tot 10
10 tot 12,5
4 tot 10
13 tot 14,5
4,5 tot 10
15 tot 17
5 tot 10
17,5 tot 20
6 tot 10
20,5 tot 30
7 tot 10
4.3.10.7 Triggerdrempel
De triggerdrempel wordt ingesteld op het punt waar u de trigger wilt laten beginnen in het
detectiegebied. Selecteer de vereiste triggerdrempel uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply”
(Toepassen). Het bereik is 1 m tot de geselecteerde totale lengte van het detectiegebied.
Hieronder ziet u bijvoorbeeld een lengte van 3 m voor het detectiegebied en een
triggerdrempel van 2.0 m (geaccentueerd). De LED-display licht op en piept als de detectie
begint (3,0 m), maar de trigger vindt pas plaats als de afstand van het gedetecteerde object tot
de sensor tot 2 m of minder is afgenomen.
27
4.3.10.8 Zoemerdrempel
De zoemerdrempel wordt ingesteld op het punt waar u de zoemer wilt gaan horen. Selecteer
de vereiste zoemerdrempel uit de vervolgkeuzelijst en klik op “Apply” (Toepassen).
In het voorbeeld hieronder ziet u een lengte van de detectiezone van 10,0 m en de
zoemerdrempel is ingesteld voor detectiezone 3. Dat betekent dat de display alleen
brandende zonelampjes aangeeft als een gedetecteerd object zich binnen detectiezone 3
bevindt en het gele zonelampje brandt. Op dit punt treedt de zoemer in werking.
4.3.11 Configuratie dood gebied
4.3.11.1 Relatie tussen dood gebied en detectiegebied
In Backsense
®
BS-8000 kunt u dode segmenten instellen in het detectiegebied die genegeerd
kunnen worden. Deze kunnen worden ingesteld op verschillende grootten en apart worden
geselecteerd voor uiteenlopende applicaties. Het detectiegebied en dode gebied zijn
symmetrisch langs dezelfde hartlijn.
Op de afbeelding hieronder ziet u een voorbeeld van de vensters voor een groot
detectiegebied (10 x 7 m) vergeleken met een kleiner dood gebied (3 x 2 m) naast elkaar in
het Configuratieprogramma.
28
29
Op de volgende afbeelding ziet u de relatie tussen de twee beelden in het
Configuratieprogramma
In de bovenstaande afbeelding is het dode gebied ingesteld op 3,0 x 2,0 m voor de sensor.
Het dode gebied is onderverdeeld in 5 zones (lengterichting) die elk uit 4 segmenten
(breedterichting) bestaan.
4.3.11.2 Weergave en configuratie dode gebied
De zones kunnen in lengte verschillen als handmatige configuratie nodig is (zie hieronder
links). Als de optie “Quick Zones Blind Area Length” (Lengte modelzones van dood gebied)
wordt gebruikt. worden alle zones in gelijke stukken verdeeld over de volledige lengte van de
dode zone (zie hieronder rechts).
De breedte van de dode zone kan worden ingesteld met het menu.
30
4.3.11.3 Segmenten dode zone selecteren
Nadat het gebied voor de dode zone is bepaald, kan ieder segment afzonderlijk worden
geselecteerd om dit uit de detectiezone te verwijderen. Ieder object in de geselecteerde dode
segmenten wordt nu genegeerd.
Ieder segment wordt geselecteerd in het venster Setup (Configuratie) met behulp van de
selectievakjes. De selectievakjes horen bij de segmenten die u ziet in het venster Blind Zone
(Dode zone). Klik als deze zijn geselecteerd op “Apply” (Toepassen) en de tekst van het
segment wordt rood, en dat geeft aan dat het gebied is geselecteerd, zie de afbeeldingen
hieronder. Als u een geselecteerd segment wilt verwijderen, verwijder dan het vinkje uit het
selectievakje van dat segment en klik op “Apply” (Toepassen).
Waarschuwing
Een object in een dood segment kan een object maskeren dat zich verder weg van
de sensor bevindt. Dergelijke maskering vindt meestal plaats in de zichtlijn vanaf
de sensorlocatie, maar kan omringende gebieden beïnvloeden.
Iedere dode zone moet grondig gecontroleerd zijn op een juiste werking als het
voertuig stil staat en als het rijdt.
31
32
5 Tests en onderhoud
5.1 Gebruiksaanwijzing
Deze informatie is bestemd voor de bestuurder van het voertuig waarin Backsense
®
is
geïnstalleerd:
1) Backsense
®
is bedoeld als objectdetectiesysteem en de bestuurder mag niet hoofdzakelijk
op dit systeem afgaan voor een veilige bediening van het voertuig. Het is een hulpmiddel
dat samen met andere veiligheidsprogramma's en procedures moet worden gebruikt voor
de veilige bediening van het voertuig met betrekking tot personen en objecten in de
omgeving.
2) Tests en inspectie van het systeem moeten worden uitgevoerd zoals beschreven in deze
handleiding. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk dat Backsense
®
werkt zoals
gewenst.
3) Gebruikers van deze apparatuur wordt aangeraden de werking van het systeem grondig
te controleren aan het begin van iedere ploegendienst.
4) De veiligheid hangt af van de juiste werking van dit product overeenkomstig deze
instructies. U moet alle instructies die zijn otvangen bij het systeem Backsense
®
lezen,
begrijpen en opvolgen.
5) Het objectdetectiesysteem Backsense
®
is bedoeld voor gebruik bij bedrijfsvoertuigen en
zware mobiele machines Voor de juiste installatie van het systeem is een goed begrip
nodig van de elektrische systemen en procedures van voertuigen en ervaring met
installatie.
6) Sla deze instructies op een veilige plaats op en raadpleeg deze voor onderhoud en/of
hernieuwde installatie van het product.
5.2 Onderhoud en tests
Deze informatie is bestemd voor de gebruiker voor onderhoud aan en het testen van een
voertuig waarin Backsense
®
is geïnstalleerd. Verder kan de gebruiker zich met deze
informatie vertrouwd maken met het detectiegebied en de werking van het systeem.
Inspecties moeten vaker plaats vinden als:
Het voertuig in een zeer vuile of barre omgeving wordt gebruikt.
De bestuurder reden heeft aan te nemen dat het systeem niet werkt of beschadigd is
Procedure:
1) Reinig de sensorbehuizing - verwijder vuil, modder sneeuw, ijs of rommel.
2) Controleer visueel de sensor en display en ga na of zij goed zijn aangesloten op het
voertuig en niet beschadigd zijn.
3) Controleer visueel de systeemkabels zo goed mogelijk en ga na na of zij goed zijn
aangesloten en niet beschadigd zijn.
4) Het testgebied voor de sensor moet vrij van obstakels en groter zijn dan het detectiebereik
van de versie van Backsense
®
die is geïnstalleerd.
Als een van de volgende tests niet wordt doorstaan, volg dan de richtlijnen voor het vinden
van storingen op in het gedeelte “3.7 Eerste keer systeem starten en testen” van de
installatiehandleiding.
Voor de volgende tests moet de gebruiker objecten in het detectiegebied plaatsen of er is een
assistent nodig (om de display-aanwijzingen te zien).
5) Activeer Backsense
®
(zorg dat het voertuig niet kan rijden) en controleer of het
statuslampje binnen 7 seconden constant brandt met een groen licht op de display.
33
6) Als op de display een van de 5 zonelampjes brandt, betekent dit dat er waarschijnlijk een
object in het detectiegebied de test verstoort. Rijd het voertuig naar een leeg (ontruimd)
gebied en ga verder.
7) Controleer de afstand voor iedere detectiezone: Begin aan de buitenzijde van het
detectiegebied en controleer verscheidene punten op de hartlijn van het detectiegebied tot
ongeveer 0,4 m van de sensor. Op de display moet u de waarschuwingen kunnen zien via
de brandende zonelampjes, de variabele zoemerfrequentie en als de triggeruitgang wordt
gebruikt, het aangesloten apparaat of de aangesloten functie. De gebruiker moet de
afstand noteren waarbij iedere detectiezone wordt geactiveerd en of dat overeenstemt met
het geïnstalleerde systeem of de configuratie voor dit voertuig.
8) Detectie nabije objecten: Controleer of objecten op een afstand tussen 0,3 m en 1,3 m
alleen worden gedetecteerd als ze bewegen ten opzichte van de sensor. Alle zonelampjes
moeten constant branden behalve het rode. Het rode zonelampje moet blijven branden
voor systemen met een bereik van meer dan 1,1 m en de dichtstbijzijnde detectiezone 1.
9) Detectie zeer nabije objecten: Controleer of objecten die minder dan 0,3 m van de sensor
zijn verwijderd inderdaad niet worden gedetecteerd. De zonelampjes en zoemer moeten
binnen 3 seconden uitgaan, alleen het statuslampje blijft branden met een groen licht.
10) Net als bij de vorige tests moet de gebruiker alle randen van het detectiegebied scannen
volgens het geïnstalleerde systeem of de configuratie voor dit voertuig. De gebruiker moet
de gedetecteerde locaties noteren en controleren of ze overeenkomen met het
detectiegebied dat is ingesteld toen Backsense
®
werd geïnstalleerd in dit voertuig.
34
6 Specificaties
Kenmerken
Detectiebereik
5 zones van gelijke lengte (systemen met vast bereik) of
configureerbare lengten
Modelnaam
BS-8000
BS-7030
BS-7045
BS-7060
Type
Configureerbaar (*
Standaardinstelling)
Vast bereik
[m]
[ft]
[m]
[ft]
[m]
[ft]
[m]
[ft]
Lengte detectiegebied
3 - 30 (10)*
10 - 98 (33)*
3
10
4,5
15
6
20
Lengte van iedere
detectiezone
1 - 26 (2)*
3 - 85 (7)*
0,6
2
0,9
3
1,2
4
Breedte detectiegebied
2 - 10 (7)*
7 - 33 (23)*
2,5
8
3,5
12
4,5
15
Nominale tolerantie
±0,25m / 1ft
Hoek radarstraal
Horizontaal: 120° voor maximale ingestelde breedte
Verticaal: 12°
(loodrecht op voorzijde sensor - hartlijn)
Afstandresolutie
≥ 0,25 m (aan beperkingen onderhevig, zie het gedeelte “1.2
Objectdetectievermogen”)
Objectdetectie
≤ 0,5 seconde (aan beperkingen onderhevig, zie het gedeelte
1.2 Objectdetectievermogen”)
Aanzetten tot systeem gereed
≤ 6 seconden
Systeem van standby naar
Actief
≤ 0,2 seconde
Communicatie tussen sensor en display
Fysieke laag
CAN-bus
Protocollaag
Bedrijfseigen protocol (kan niet worden geïntegreerd of
opgenomen in andere systemen in voertuigen)
Max. lengte van kabel tussen
display en sensor
30 m
Sensorspecificaties
Zender
Frequency Modulated Continuous Wave (FMCW)
Frequentie en bandbreedte
24,068 tot 24,218 GHz
Afmetingen (in mm)
217 x 129 x 50
Connector
Producent Deutsch
Onderdeelnummer DT06-4S-CE06
Kabellengte
1.0m / 3ft 3in
Gewicht
0,7 kg (inclusief "pigtail"-kabel)
Bedrijfstemperatuur
-40 tot +85 °C
IP-bescherming
Behuizing IP69K (beschermd tegen stof en krachtige
waterstralen/ onderdompeling in water)
Trilling
20 G
Schok
100 G langs alle drie de assen
Bevestiging
Vier gaten met een diameter van 5,2 mm. De onderlinge
afstand op de horizontale as is 198 mm en 40 mm op de
verticale as.
De eenheid word geleverd met schroeven M5x30 mm en
polymeer borgmoeren M5 voor bevestiging. Aanbevolen
aanhaalmoment is 6 Nm.
35
Beugel
Optioneel, verstelbaar voor verticale hoek
Displayspecificatie
Zonelampjes
Goed leesbaar bij uiteenlopende omstandigheden met licht in
omgeving
Luminantie > 300 cd/m
2
Zoemer
Draaiknop zoemervolume
Geluidsdruk instelbaar 65 tot 90 dB(A) (op 1 m afstand)
Frequentie 2800±300Hz
Programmeringsinterface
Mini USB-poort (alleen configureerbare versie)
Afmetingen (in mm)
101 x 70 x 29 (met beugel 71)
Connector
Producent Deutsch
Onderdeelnummer DT04-4P-CE02
Kabellengte
1.5m / 5ft
Gewicht
0,3kg (inclusief "pigtail"-kabel)
Bedrijfstemperatuur
-40 tot +85 °C
IP-bescherming
IP30 (niet tegen water beschermd)
Trilling
20 G
Schok
100 G langs alle drie de assen
Bevestiging
Via beugel in alle richtingen verstelbaar, ongeveer 30°
Basis geleverd met zelfklevende tape. Mogelijkheid om basis
te bevestigen met extra schroeven (niet inbegrepen,
boorwerk nodig) Verwijderbare beugel voor verzonken
installatie.
Specificatie elektriciteit
Spanning ingang
9 - 32 V DC
Stroom ingangssignaal
Type 0,62 A bij 12 V DC / type 0,32 A bij 24 V DC / max. 0,8
A
Zekering
Bladzekering uit de autotechniek (normale grootte) van 3A,
bevindt zich op de rode voedingskabel
Polariteit
Negatieve aarde
Voertuigverbinding
Systeemvoeding positief, negatief, activeringsingang en
triggeruitgang
4 kabels komen naar buiten aan de achterkant van de
connector op het einde van de displaykabel
Activeringsingang:
Nominaal 0 - 32 V DC
Systeem actief boven 9 V DC, inactief onder 7 V DC
Triggeruitgang
Actieve staat: aan aarde gelegd tot max. 0,5 A
Inactieve staat: Hoge impedantie (> 1 MOhm)
Spanningsbeschermimg
ISO 7637 (bescherming tegen te hoge spanning en
sperspanning)
Goedkeuringen
CE
Reglement Nr. 10 van de Economische Commissie voor Europa (ECE) herziening 4 (“E-
markering”)
ISO 16750
ISO 13766
EN 13309
36
FCC
This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may
not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may
cause undesired operation.
Any change or modifications not expressly approved by the responsible party responsible for compliance could void the user’s
authority to operate the equipment.
EU verklaring van overeenstemming
Product types
Brigade Backsense Radar Obstakel Detectiesysteem BS-8000, BS-7030, BS-7045, BS-7060
Fabrikant:
Brigade House, The Mills, Station Road, South Darenth, DA4 9BD, UK
Deze verklaring van overeenstemming is alleen verstrekt onder de verantwoordelijkheid van
Brigade Electronics.
Deze verklaring betreft
Radar sensor, display en kabel
De artikelen uit deze verklaring, zoals boven omschreven zijn in overeenstemming met de
desbetreffende harmonisatie wetgeving, richtlijn 2014/53/EU
Relevante geharmoniseerde normen:
EN301489-1 V2.1.1(2017-02) en EN301489-3 V2.1.0 (2017-03)
EN300440-2 V1.4.1(2010-08) en EN300440-1 V2.1.1(2017-03)
Aanvullende informatie:
24218MHz Operationele frequentie band
Maximum zendvermogen: 19.20 dBm
Deze apparatuur dient geinstalleerd en bediend te worden op een minimale afstand van
20 cm tot de radar sensor.
Getekend voor en namens Brigade Electronics Group PLC
15/06/2017, South Darenth, DA4 9BD, UK
David Wallin, Quality and Standards Manager
Brigade Electronics
BS-7030 / BS-7045 /
BS-7060 / BS-8000 /
BS-XXXX
37
7 Montage-afmetingen
38
8 Verwerping
Disclaimer
Radar obstacle detection systems are an
invaluable driver aid but do not exempt the
driver from taking every normal precaution when
conducting a manoeuvre. No liability arising out
of the use or failure of the product can in any
way be attached to Brigade or to the distributor.
Avertissement
Les systèmes de radar à détection d'obstacle
sont une aide précieuse pour le conducteur,
mais celui-ci doit toutefois prendre toutes les
précautions nécessaires pendant les
manœuvres. Brigade ou ses distributeurs
n’assument aucune responsabilité résultant de
l’utilisation ou d’un défaut du produit.
Haftungsausschluss
Radar basierte Hinderniserkennungssysteme
sind für den Fahrer eine unschätzbare Hilfe,
ersetzen aber beim Manövrieren keinesfalls die
üblichen Vorsichtsmaßnahmen. Für Schäden
aufgrund der Verwendung oder eines Defekts
dieses Produkts übernehmen Brigade oder der
Vertriebshändler keinerlei Haftung.
Condizioni di utilizzo
I sistemi di rilevamento ostacoli radar
costituiscono un prezioso ausilio alla guida, ma il
conducente deve comunque assicurarsi di
prendere tutte le normali precauzioni quando
esegue una manovra. Né Brigade né il suo
distributore saranno responsabili per eventuali
danni di qualsiasi natura causati dall’utilizzo o
dal mancato utilizzo del prodotto.
Aviso legal
Aunque los sistemas de detección de
obstáculos por radar constituyen una valiosa
ayuda, no eximen al conductor de tomar todas
las precauciones normales al hacer una
maniobra. Brigade y sus distribuidores
comerciales no se responsabilizan de cualquier
daño derivado del uso o deun mal
funcionamiento del producto.
Declinación de responsabilidad
Os sistemas radar de detecção de obstáculo
são uma ajuda incalculável ao motorista, mas
não dispensam o motorista de tomar todas as
precauções normais ao realizar uma manobra.
Nenhuma responsabilidade decorrente do uso
ou falha do produto pode de forma alguma ser
atribuída ao Brigade ou ao distribuidor.
Verwerping
Radar obstakel detectiesystemen zijn een
waardevolle hulp voor de bestuurder, maar
ontheffen hem echter niet van de verplichting
om het voertuig zorgvuldig te manoeuvreren.
Brigade en zijn distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor schade door gebruik of het
niet functioneren van het product.
Ограничение ответственности
Радарные системы обнаружения препятствий
является дополнительным средством
помощи водителю, но не освобождает от
соблюдения водителем всех необходимых
мер предосторожности при совершении
маневров. Brigade Electronics или
распространители продукции не несут
ответственности вытекающей из
невозможности эксплуатации или
неисправности продукции.
Specifications subject to change. Sous réserve de modifications techniques. Änderungen der
technischen Daten vorbehalten. Specifiche soggette a variazioni. Las especificaciones están
sujetas a cambios. Wijzigingen in specificaties voorbehouden. As especificações estão
sujeitas a alterações. Спецификация может изменяться.
Serial No:
Part No:
39
40
20/07/2017 10:38:00 6B1J-A1291, V2
BS-7030(4527),BS-7045(4528),BS-7060(4529),BS-8000(4530)-Installation&Operation Guide - NL - V2.3.docx
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Brigade BS-70XX (4527,4528,4529) Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor