10
1
1
1
1
1
2
3
1
2
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
1
STORINGEN
Geen blauwe LED
Enkel de blauwe LED
brandt.
De LED van de
detectiezone blijft
groen.
De oranje LED
knippert en de
detectie-LED’s zijn
rood.
De LED van de
detectiezone blijft
rood.
De oranje LED
brandt.
De sensor reageert
niet op de
afstandsbediening.
De sensor wordt niet
vergrendeld.
Er is geen voeding.
De ingang van de
bewaking is niet
aangesloten.
Het detectieveld is te klein of
is gedesactiveerd.
Iemand of iets bevindt zich
in het veld.
Het veld raakt de grond, de
muur of de deur waardoor
een detectie ontstaat.
De sensor vindt geen
achtergrond.
De sensor is afgedekt.
De voedingsstroom
overschrijdt de toegelaten
limieten.
De sensor overschrijdt de
aanbevolen limieten van de
temperatuur.
Interne fout
De sensor blokkeert de
toegang tot de sessie met
afstandsbediening 30
minuten na elk gebruik.
De batterijen van de afstands-
bediening zijn niet correct
geplaatst of zijn bijna leeg.
De afstandsbediening is niet
correct georiënteerd.
Een reflecterend object
bevindt zich in de buurt van
de sensor.
Voer een code in of de
ingevoerde code is fout.
De afmetingen van het object
zijn te klein.
De polariteit van de voeding
is omgekeerd.
Controleer de kabel en de aansluiting.
Controleer de bedrading. De rode draad en de
blauwe draad moeten aangesloten worden op
de ingang van de bewaking of de voeding.
Controleer de lengte van het detectieveld.
Start een teach-in.
Verlaat de zone of verwijder het object in het
veld.
Activeer de 3 zichtbare stralen en zorg dat de
positie van de sensor correct is. Indien niet, regel
de hexagonale vijzen bij.
Controleer de lengte van het veld.
Start een teach-in.
Controleer de positie van de sensor.
Controleer de parameter montagezijde. Is er
geen achtergrond, selecteer dan een waarde van
3 tot 5 voor de parameter montagezijde.
Start een teach-in.
Controleer en reinig de voorzijde.
Controleer de voeding en/of het verbruik.
Controleer de buitentemperatuur op de plaats
van de installatie van de sensor. Bescherm de
sensor tegen zonneschijn.
Wacht enkele seconden. Blijft de LED branden,
herstel de voeding. Brandt de LED opnieuw,
vervang de sensor.
Schakel de voeding uit en vervolgens opnieuw
aan. De sessie met afstandsbediening is opnieuw
toegankelijk gedurende 30 minuten.
Controleer de batterijen en vervang ze indien
nodig.
Richt de afstandsbediening schuin in de richting
van de sensor.
Vermijd elk reflecterend object in de buurt van
de sensor.
Schakel de voeding uit en vervolgens opnieuw
aan. Gedurende de eerste minuut is een code
niet noodzakelijk om te ontgrendelen.
Controleer de polariteit van de voeding.
Vergroot de afmetingen van het object.
Alle leds werden gedesactiveerd
via afstandsbediening.
Activeer de leds via afstandsbediening.