Viking MR 4082 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
175
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Geachte klant,
Hartelijk dank voor uw aankoop van een
kwaliteitsproduct van de firma VIKING.
Dit product werd volgens de meest
moderne procedures en met veel zorg
voor kwaliteit gefabriceerd, want wij
hebben ons doel pas bereikt als u
tevreden bent over uw apparaat.
Neem contact op met uw dealer of met
onze verkoopafdeling als u vragen over uw
apparaat heeft.
Veel plezier met uw VIKING apparaat.
Directeur
Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen.
1. Inhoudsopgave
Over deze gebruiksaanwijzing 176
Algemeen 176
Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing 176
Beschrijving van het apparaat 178
Voor uw veiligheid 179
Algemeen 179
Training – Gebruik van de machine 180
Transport van de zitmaaier 180
Tanken – omgaan met benzine 181
Kleding en uitrusting 181
Vóór het werken 182
Tijdens het werken 182
Onderhoud en reparaties 185
Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen 187
Afvoer 187
Toelichting van de symbolen 188
Leveringsomvang 188
Werkzaamheden vóór de eerste
ingebruikname 188
Bedieningselementen 189
Contactslot 189
Gashendel met chokefunctie 189
Schakelaar maaiwerk 190
Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien 190
Keuzehendel rijrichting 191
Stuurwiel 191
Verstelhendel bestuurdersstoel 191
Aandrijfpedaal 192
Rempedaal 192
Handrem 192
Hendel snijhoogteverstelling 193
Hendel voor ledigen
grasopvangbox 193
Ontgrendelhendel grasopvangbox 194
Hendel voor vrijloop transmissie 194
Peilindicator (grasopvangbox) 195
Elektronica 195
Zelfdiagnose bij het starten 196
Defect aan de zitmaaier tijdens
bedrijf 196
Storing in de elektronica 196
Aanwijzingen voor werken 196
Veiligheidsvoorzieningen 198
Apparaat in gebruik nemen 198
Brandstof bijtanken 198
Verbrandingsmotor starten 199
Verbrandingsmotor uitschakelen 199
Rijden 200
Remmen 200
Snijhoogte instellen 200
Maaien 200
Programmeren van het
automatisch ontkoppelen van het
maaiwerk 201
Grasopvangbox ledigen 201
Grasopvangbox wegnemen en
vasthaken 202
Trekken van lasten 203
Gebruik op hellingen 203
Oriëntatiehulp 203
Maaiwerk 204
Maaiwerk demonteren 204
Maaiwerk monteren 206
Onderhoud 208
Onderhoudsschema 209
Apparaat reinigen 210
Peilindicator (grasopvangbox)
reinigen 210
0478 193 9902 A - NL
176
2.1 Algemeen
Deze gebruiksaanwijzing is een originele
gebruiksaanwijzing van de fabrikant in
de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC.
VIKING werkt voortdurend aan de
ontwikkeling van zijn producten;
wijzigingen in het product qua vorm,
techniek en uitvoering blijven daarom
voorbehouden.
Op basis van gegevens of afbeeldingen uit
dit boekje kunnen bijgevolg geen
aanspraken worden gemaakt.
Deze gebruiksaanwijzing wordt
beschermd door het auteursrecht. Alle
rechten blijven voorbehouden, met name
het recht van verveelvoudiging, vertaling
en de verwerking met elektronische
systemen.
2.2 Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Afbeeldingen en teksten beschrijven
bepaalde bedieningsstappen.
Alle pictogrammen die op het apparaat zijn
aangebracht, worden in deze
gebruiksaanwijzing toegelicht.
Kijkrichting:
kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´
in de gebruiksaanwijzing:
De gebruiker staat achter het apparaat en
kijkt in de rijrichting naar voren.
Veiligheidsvoorzieningen
controleren 211
Uitwerpkanaal demonteren 211
Uitwerpkanaal monteren 212
Maaimessen onderhouden 212
Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren 214
Bandenspanning 215
Wielen vervangen 215
Opbergvak openen en sluiten 216
Afdekking van de
verbrandingsmotor 217
Inhoud van de motorolie
controleren 219
Motorolie verversen 219
Motorolie bijvullen 220
Brandstofkraan 220
Afdekking van de stuurkolom
demonteren 221
Afdekking van de stuurkolom
monteren 221
Zekeringen 221
Accu 222
Smeren 224
Verbrandingsmotor 224
Transmissie 224
Opslag 224
Stilleggen bij langere
onderbrekingen (bijvoorbeeld
winterpauze) 225
Na langere bedrijfspauzes (bijv.
winterpauze) 225
Transport 225
Standaard reserveonderdelen 225
Accessoires 226
Milieubescherming 226
Slijtage minimaliseren en schade
voorkomen 226
CE-conformiteitsverklaring van de
fabrikant 227
Technische gegevens 227
Afmetingen 228
Defectopsporing 228
Onderhoudsschema 231
Leveringbevestiging 231
Servicebevestiging 231
2. Over deze
gebruiksaanwijzing
177
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Hoofdstukverwijzing:
naar de desbetreffende hoofdstukken en
paragrafen met nadere uitleg wordt met
een pijltje verwezen. Het volgende
voorbeeld bevat een verwijzing naar een
hoofdstuk: (Ö 2.1)
Markeringen van tekstpassages:
de beschreven aanwijzingen kunnen zoals
in de volgende voorbeelden gemarkeerd
zijn.
Handelingen waarbij ingrijpen van de
gebruiker vereist is:
Bout (1) met een schroevendraaier
losdraaien, hendel (2) activeren ...
Algemene opsommingen:
productgebruik bij sport- of
wedstrijdevenementen
Teksten met aanvullende betekenis:
tekstpassages met aanvullende betekenis
zijn met één van de onderstaand
beschreven symbolen gemarkeerd om
deze in de gebruiksaanwijzing extra te
accentueren.
Afbeeldingen met tekstpassages:
Bedieningsstappen met directe verwijzing
naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na
de afbeelding met bijbehorende
positienummers.
Voorbeeld:
Contactsleutel (1) in contactslot (2)
plaatsen.
Teksten met afbeeldingverwijzing:
afbeeldingen die het gebruik van het
apparaat toelichten, vindt u geheel aan het
begin van de gebruiksaanwijzing.
Het camerasymbool koppelt de
afbeeldingen op de pagina's met
afbeeldingen met het
desbetreffende tekstgedeelte in de
gebruiksaanwijzing.
Gevaar!
Gevaar voor ongevallen en ernstig
letsel. Bepaalde handelingen zijn
noodzakelijk of verboden.
Waarschuwing!
Kans op letsel. Bepaalde
handelingen voorkomen mogelijk of
waarschijnlijk letsel.
Voorzichtig!
Minder ernstig letsel of materiële
schade dat/die door bepaalde
handelingen kan worden
voorkomen.
Aanwijzing
Informatie voor een beter
apparaatgebruik en om een
mogelijk oneigenlijk gebruik te
vermijden.
1
0478 193 9902 A - NL
178
3. Beschrijving van het
apparaat
179
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
4.1 Algemeen
Tijdens de werkzaamheden met
het apparaat moeten de
voorschriften ter preventie van
ongevallen beslist in acht
worden genomen.
Vóór de eerste inbedrijfstelling
moet u de hele
gebruiksaanwijzing goed
doorlezen. Bewaar de
gebruiksaanwijzing voor later gebruik
zorgvuldig op een veilige plaats.
Volg de gebruiks- en
onderhoudsinstructies in de afzonderlijke
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor.
Deze veiligheidsmaatregelen zijn
onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar
deze opsomming is niet uitputtend.
Gebruik het apparaat altijd verstandig en
met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk
erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt
gesteld voor ongevallen met andere
personen of voor schade aan hun
eigendommen.
Leen het apparaat inclusief accessoires
alleen uit aan personen die met dit model
en de bediening ervan vertrouwd zijn. De
gebruiksaanwijzing is onderdeel van het
apparaat en moet altijd worden
meegegeven.
Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust
bent en een goede lichamelijke en
geestelijke conditie hebt. Als u een
verminderde gezondheid heeft, dient u uw
arts te vragen of u met het apparaat kunt
werken. Na het gebruik van alcohol, drugs
of medicijnen die de reactiesnelheid
nadelig beïnvloeden, mag niet met het
apparaat worden gewerkt.
Laat het apparaat in geen geval gebruiken
door kinderen, personen met beperkte
lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke
vermogens of onvoldoende ervaring en
kennis of personen die niet met de
instructies vertrouwd zijn.
Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen
het apparaat niet gebruiken. De
minimumleeftijd van de gebruiker kan
vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen.
Let op – Gevaar voor ongevallen!
De zitmaaier is alleen voor het maaien van
gras bestemd. Een andere toepassing is
niet toegestaan.
De machine kan met originele accessoires
van VIKING worden uitgerust. Hierdoor
kan de machine ook voor andere
toepassingen worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u naar uw
VIKING vakhandelaar.
Om persoonlijk letsel van de gebruiker of
andere personen te vermijden, mag de
machine bijvoorbeeld niet worden gebruikt
voor (onvolledige opsomming):
het snoeien van rankgewas,
het hakselen en verkleinen van boom-
en struikafval,
het schoonmaken van voetpaden
(opzuigen, wegblazen),
sneeuwruimen met behulp van het
maaiwerk,
1 Bestuurdersstoel
2 Stuurwiel
3 Contactslot
4 Keuzehendel rijrichting
(vooruit - achteruit)
5 Afdekking (stuurkolom)
6 Rempedaal
7 Aandrijfpedaal (rijsnelheid)
8 Voorwiel
9 Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien
10 Maaiwerk
11 Achterwiel
12 Schakelaar maaiwerk
13 Verstelhendel bestuurdersstoel
14 Gashendel met chokefunctie
15 Tankindicatie
16 Tankdop
17 Opbergvak
18 Handgreep grasopvangbox met ont-
grendelhendel grasopvangbox
19 Grasopvangbox
20 Hendel voor ledigen grasopvangbox
21 Hendel snijhoogteverstelling
22 Vulpeilindicator
23 Trekhaak
24 Handrem
4. Voor uw veiligheid
Levensgevaar door verstikking!
Verstikkingsgevaar voor kinderen
bij het spelen met
verpakkingsmateriaal. Houd
verpakkingsmateriaal altijd buiten
het bereik van kinderen.
0478 193 9902 A - NL
180
gazononderhoud op dakbeplantingen,
het egaliseren van
bodemoneffenheden, zoals
molshopen,
het transporteren van maaigoed, buiten
de in de daarvoor bedoelde
grasopvangbox.
U mag met de machine niet aan het
verkeer deelnemen.
Het vervoer van personen (met name van
kinderen) en dieren is niet toegestaan.
Nooit op het maaiwerk staan, zeker niet op
de tastwielen.
Voorwerpen mogen niet op de machine
maar uitsluitend met behulp van een door
VIKING goedgekeurde aanhanger
(accessoire) worden vervoerd. De
laadgrenzen moeten worden
aangehouden. (Ö 12.11)
Bij het gebruik op openbare terreinen,
parken, sportvelden, langs wegen en op
land- en bosbouwbedrijven moet u
bijzonder behoedzaam te werk gaan.
De machine mag niet worden gebruikt bij
sport- en wedstrijdevenementen.
Om veiligheidsredenen is het verboden
wijzigingen aan het apparaat aan te
brengen, behalve vakkundige montage
van accessoires en combi-apparaten die
door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien
heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt.
Neem voor informatie over goedgekeurde
accessoires en combi-apparaten contact
op met uw VIKING vakhandelaar.
Vooral elke wijziging aan het apparaat
waardoor het vermogen, het toerental van
de verbrandingsmotor of de rijsnelheid
wordt veranderd, is verboden.
Het apparaat is uitgevoerd met elektronica
die niet mag worden gewijzigd of
verwijderd.
De apparaatsoftware mag om
veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd
of gemanipuleerd.
Opgelet! Gevaar voor de
gezondheid door trillingen!
Een overmatige belasting door
trillingen kan schade aan de
bloedsomloop en het zenuwstelsel
veroorzaken, vooral bij personen met
circulatiestoornissen. Raadpleeg een arts
wanneer er symptomen optreden die door
de trillingen zouden kunnen zijn
veroorzaakt.
Deze symptomen treden voornamelijk op
bij de vingers, handen of polsen en zijn
bijvoorbeeld (onvolledige opsomming):
gevoelloosheid,
–pijn,
slappe spieren,
huidverkleuringen,
onaangenaam kriebelen.
4.2 Training – Gebruik van de machine
Maak uzelf vertrouwd met de
bedieningselementen en stelelementen en
met het gebruik van het apparaat. De
gebruiker moet weten hoe het
gereedschap en de verbrandingsmotor
van het apparaat snel kunnen worden
gestopt.
De machine mag alleen worden gebruikt
door personen die de gebruiksaanwijzing
hebben gelezen en die met de bediening
ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet
vóór de eerste ingebruikname vragen om
een deskundige en praktische instructie.
De verkoper of een andere deskundige
moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij
veilig met de machine kan werken.
Bij deze instructie moet de gebruiker er
vooral op worden gewezen,
dat hij tijdens het werken met de
machine uiterst zorgvuldig en
geconcentreerd te werk gaat.
dat het gebruik van de rem niet helpt om
een zitmaaier die van een helling
afglijdt, onder controle te krijgen.
De oorzaken voor het verlies van controle
over de zitmaaier kunnen onder andere
zijn:
onvoldoende grip van de wielen,
te snel rijden,
onjuist remmen,
ondeskundig gebruik (o.a.
sportevenementen),
ontoereikende kennis van eventuele
gevolgen die met de bodemgesteldheid
samenhangen, met name op een
helling (zie onder hoofdstuk "Voor uw
veiligheid", kopje "Werken op
hellingen"),
onjuist vasthaken van lasten en slechte
verdeling van de last.
4.3 Transport van de zitmaaier
De zitmaaier kan door het eigen gewicht
zware kneuswonden veroorzaken. Ga bij
het laden en lossen van de zitmaaier
tijdens het transport in een voertuig of
aanhangwagen met grote voorzichtigheid
te werk.
181
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Deze zitmaaier mag niet worden gesleept.
Gebruik voor het transport op de openbare
weg een geschikt voertuig of een
geschikte aanhanger.
De zitmaaier bij het transport op een
laadvlak bevestigen zoals in deze
gebruiksaanwijzing beschreven staat.
Steeds handrem aantrekken. (Ö 15.)
Voor het transport moet de aandrijving van
het maaimes resp. de combi-machines
worden losgekoppeld.
Houd u bij het transport van het apparaat
aan de plaatselijke voorschriften, met
name wat betreft de laadveiligheid en het
transport van voorwerpen op
laadoppervlakken.
Het apparaat, vooral de
verbrandingsmotor en geluiddemper, na
het laden en voor verder transport volledig
laten afkoelen. Het laadvlak en de
omgeving van de geluiddemper en
verbrandingsmotor dienen tijdens het
transport vrij te worden gehouden van
brandbare materialen zoals stro, bladeren
of gedroogde grasresten.
4.4 Tanken – omgaan met benzine
Bewaar de brandstof uitsluitend in
geschikte en goedgekeurde reservoirs
(jerrycans). Schroef de tankdoppen van de
jerrycans altijd goed erop en draai de
doppen stevig vast. Om
veiligheidsredenen moeten defecte
afsluitingen worden vervangen.
Houd benzine uit de buurt van
vuur, permanent vuur,
warmtebronnen en andere
ontstekingsbronnen. Niet roken!
Tank alleen in de buitenlucht en rook niet
tijdens het tanken.
Schakel de verbrandingsmotor voor het
bijtanken uit en laat deze afkoelen.
De benzine moet vóór het starten van de
verbrandingsmotor worden bijgevuld. Bij
een draaiende verbrandingsmotor of hete
machine mag de tankdop niet worden
geopend en mag er geen benzine worden
bijgevuld.
Tankdop voorzichtig en langzaam openen.
Wacht de drukcompensatie af en verwijder
pas daarna de tankdop helemaal.
Gebruik voor het bijtanken een geschikte
trechter of een vulpijp, zodat er geen
brandstof op de verbrandingsmotor en de
behuizing of het gazon kan uitstromen.
Vul de brandstoftank niet geheel, maar
slechts tot ca. 4 cm onder de rand van de
vulpijp, zodat de brandstof ruimte heeft om
uit te zetten.
Als er benzine is overgelopen, mag u de
verbrandingsmotor pas starten nadat u het
met benzine verontreinigde oppervlak
hebt gereinigd. Start de
verbrandingsmotor niet voordat de
benzinedampen zijn verdampt (droog
vegen).
Gemorste brandstof moet meteen worden
afgeveegd.
Verwissel van kleding als er benzine op is
gemorst.
De tankdop moet elke keer na het tanken
goed worden geplaatst en vastgeschroefd.
De machine mag niet zonder
vastgeschroefde originele tankdop worden
gebruikt.
Om veiligheidsredenen moet u de
brandstofleiding, brandstoftank, tankdop
en aansluitingen regelmatig op
beschadigingen, veroudering (scheuren),
een stevige bevestiging en lekkages
controleren en zo nodig vervangen (neem
contact op met een vakhandelaar, VIKING
raadt de VIKING vakhandelaar aan).
Als de tank moet worden geleegd, moet dit
in de buitenlucht worden uitgevoerd.
Gebruik geen drankflessen of soortgelijke
zaken om brandstoffen en smeermiddelen
af te voeren of op te slaan, zoals
bijv. benzine. Personen, met name
kinderen, zouden in de verleiding kunnen
komen om eruit te drinken.
Sla het apparaat nooit op in een gebouw
met benzine in de tank. Ontstane
benzinedampen kunnen met open vuur of
vonken in aanraking komen en
ontbranden.
Zet de machine en de brandstoftank niet in
de buurt van verwarmingen,
warmtestralers, lasapparaten en andere
warmtebronnen. Explosiegevaar!
4.5 Kleding en uitrusting
Draag tijdens werkzaamheden
altijd stevige schoenen met grip.
Werk nooit op blote voeten of
bijvoorbeeld op sandalen.
De machine mag alleen met een lange
broek en nauwe kleding aan in gebruik
worden genomen.
Levensgevaarlijk!
Benzine is giftig en in hoge mate
ontvlambaar.
0478 193 9902 A - NL
182
Draag nooit losse kledingstukken die aan
draaiende onderdelen (bedieningshendel)
kunnen blijven hangen – ook geen
sieraden, geen stropdassen en geen
sjaals.
Bij onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden en
tijdens het vervoer van de
machine ook telkens stevige
handschoenen dragen en lang haar
samenbinden en bedekken (hoofddoek,
muts enz.).
Bij het slijpen van het maaimes
moet altijd een geschikte
veiligheidsbril worden
gedragen.
4.6 Vóór het werken
Het moet duidelijk zijn, dat er alleen
personen met het apparaat werken die de
gebruiksaanwijzing kennen.
Controleer het brandstofsysteem vóór
ingebruikname van het apparaat op
lekkage, met name de zichtbare
onderdelen, zoals bijv. tank, tankdop,
slangverbindingen. Verbrandingsmotor bij
lekkage of schade niet starten –
Brandgevaar!
Apparaat vóór ingebruikname door
vakhandelaar laten repareren.
Neem de gemeentelijk voorgeschreven
tijden voor het gebruik van tuinapparatuur
met verbrandingsmotor of elektromotor in
acht.
Controleer het complete terrein waarop de
machine wordt gebruikt en verwijder alle
stenen, stokken, kabels, botten en andere
voorwerpen die door de machine omhoog
kunnen worden geslingerd. Hindernissen
(bijv. boomstronken, wortels) kunnen in
het hoge gras eenvoudig over het hoofd
worden gezien.
Markeer daarom vóór het maaien alle in
het gazon verborgen vreemde voorwerpen
(hindernissen) die niet verwijderd kunnen
worden.
Vervang voordat u het apparaat gebruikt
defecte en alle andere versleten en
beschadigde delen. Onleesbare of
beschadigde waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat moeten worden
vervangen. Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw VIKING vakhandelaar.
Gebruik de machine nooit met
beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
Op het maaiwerk moet steeds de
vastgeschroefde uitwerpnippel
(uitwerpkanaal op maaiwerk) goed
gemonteerd zijn. Deze mag niet
beschadigd zijn en zo nodig door een
vakman worden vervangen.
Controleer de werking van de rem voor
elke inbedrijfstelling. (Ö 8.9)
Controleer vóór elk gebruik:
of het snijgereedschap en de complete
snijeenheid (maaimes,
messenkoppeling, messenrem,
bevestigingsbout, maaiwerkbehuizing)
in onberispelijke staat zijn. Er moet
vooral worden gecontroleerd op veilige
montage, schade en slijtage.
of de tankdop stevig vastgeschroefd is.
of de tank en de brandstofvervoerende
delen en de tankdop in onberispelijke
staat zijn.
of de veiligheidsvoorzieningen in
onberispelijke staat zijn en goed
werken.
of de banden (luchtdruk,
beschadigingen, slijtage) en het frame
in onberispelijke staat zijn. De
schroefverbindingen moeten op
correcte montage worden
gecontroleerd. Alle
onderhoudswerkzaamheden die in het
onderhoudsschema worden vermeld
onder de rubriek "Vóór het in bedrijf
nemen" moeten in elk geval worden
uitgevoerd. (Ö 14.1)
Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
4.7 Tijdens het werken
Werk nooit als er personen (in
het bijzonder kinderen) of
dieren in de buurt zijn. Let erop,
dat gras nooit in de richting van
derden wordt uitgeworpen.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Uitlaatgassen:
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij
misselijkheid, hoofdpijn,
zichtstoornissen (b v.
blikvernauwing), slecht horen,
duizeligheid of een verminderd
concentratievermogen. Deze
symptomen kunnen onder andere
door een te hoge concentratie
uitlaatgassen worden veroorzaakt.
183
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Het apparaat genereert giftige
uitlaatgassen zodra de
verbrandingsmotor is
ingeschakeld. Deze gassen
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur-
en reukloos gas, en andere schadelijke
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit
in afgesloten of slecht geventileerde
ruimtes in werking worden gezet.
De uitlaatgassen van de
verbrandingsmotor worden voor het linker
achterwiel afgegeven. Tijdens het maaien
met het apparaat moet erop worden gelet,
dat dit gedeelte steeds schoon blijft en
nooit wordt afgedekt, zodat de
uitlaatgassen niet opstuwen.
Starten:
De machine mag alleen vanuit de
bestuurdersstoel worden gestart.
Start de machine op een vlakke
ondergrond, niet op een helling.
De verbrandingsmotor mag alleen in een
goed geventileerde werkruimte worden
gestart, vooral in garages moet op
voldoende beluchting worden gelet.
Voordat u de verbrandingsmotor start,
koppelt u het snijgereedschap, de combi-
apparaten en de aandrijving los en trapt u
het rempedaal krachtig in.
Houd bij het starten altijd voldoende
afstand tussen uw voeten en het
snijgereedschap.
Start de verbrandingsmotor nooit door
kortsluiten van de klem van de startmotor.
Bij het overbruggen van het normale
schakelcircuit van de startmotor kan de
zitmaaier plotseling in beweging komen.
Start de verbrandingsmotor nooit wanneer
u benzinelucht ruikt – explosiegevaar!
Werken:
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Bij het rijden buiten het gazon of wanneer
er niet wordt gemaaid, moet het maaimes
worden losgekoppeld en moet het
maaiwerk in de hoogste snijstand worden
gezet.
U moet om in het gras verborgen
voorwerpen heenrijden
(beregeningsinstallaties, palen,
waterkranen, fundamenten, stroomkabels
enz.). Rijd nooit over dergelijke
voorwerpen heen.
Bij het werken met extra combi-apparaten
wordt aanbevolen het maaiwerk en het
uitwerpkanaal te demonteren – zie
gebruiksaanwijzing van de combi-
apparaten.
Houd het stuurwiel tijdens het rijden altijd
met beide handen vast.
Voorzichtigheid is met name bij het rijden
op gazons en andere oneffen terreinen
geboden, omdat het stuurwiel bij het rijden
in putten, over heuvels en bij schokken
enz. vanzelf kan verdraaien.
Gevaar voor letsel aan handen en
vingers!
Wanneer er tijdens het werken een defect
aan de tank, de tankdop of aan
brandstofvervoerende onderdelen
(brandstofleidingen) wordt vastgesteld,
moet de verbrandingsmotor meteen
worden uitgeschakeld. Neem vervolgens
contact op met een vakhandelaar. VIKING
beveelt de VIKING vakhandelaar aan.
Let op kuilen (gaten) in het terrein en
andere onzichtbare gevaarlijke plekken.
Hindernissen kunnen in het hoge gras
eenvoudig over het hoofd worden gezien.
Rijd steeds met een gepaste snelheid.
Gebruik het apparaat uiterst behoedzaam
wanneer u in de buurt van hellingen,
terreinkanten, sloten en dijken werkt. Houd
met name voldoende afstand tot dergelijke
gevarenzones.
Ga met name voorzichtig te werk op
onoverzichtelijke plekken, bosjes, bomen
en andere hindernissen waarachter zich
personen, met name kinderen, of dieren
kunnen bevinden.
Stop de zitmaaier meteen en schakel de
maaimessen uit wanneer er iemand
binnen het maaibereik komt.
Houd de zone vóór het voertuig
voortdurend in de gaten. Let op
hindernissen om deze tijdig te kunnen
ontwijken.
Controleer voordat u achteruit rijdt altijd de
zone achter de zitmaaier en koppel indien
aanwezig het combi-apparaat los. Maai
nooit achteruit als dit niet beslist
noodzakelijk is. Wees bij het achteruit
rijden bijzonder voorzichtig en controleer
voorafgaand aan het maaien het gehele
gebied achter de zitmaaier grondig.
Let op – Kans op letsel!
Let op het werkbereik
van het maaimes. Houd
handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende maaimes nooit aan.
Blijf altijd uit de buurt van de
uitwerpopening. Houd altijd
voldoende veiligheidsafstand in
acht.
0478 193 9902 A - NL
184
Laat als u met een groep aan het werk
bent, de anderen steeds tijdig weten wat u
van plan bent. Neem de veiligheidsafstand
in acht!
Verlaag steeds de rijsnelheid voordat u
van richting verandert, zodat u altijd de
machine onder controle houdt en de
zitmaaier ook niet kan kantelen.
Let bij het werken in de buurt van wegen
en bij het oversteken van verkeerswegen
op andere verkeersdeelnemers.
Wees bijzonder voorzichtig bij het maaien
in de buurt van wegen, fietspaden en
wandelpaden. Weggeslingerde
onderdelen kunnen ernstig letsel en zware
schade tot gevolg hebben.
Ledig de grasopvangbox uitsluitend vanaf
de bestuurdersstoel.
Schakel vóór het ledigen van de
grasopvangbox het maaimes altijd uit en
wacht totdat het mes stil staat.
Wanneer de zitmaaier met combi-
apparaten wordt gebruikt, moeten steeds
de meegeleverde aanwijzingen en
veiligheidsvoorschriften worden gevolgd.
Schakel de aandrijving uit, schakel de
verbrandingsmotor uit en wacht tot het
maaimes volledig stilstaat, trek de
handrem aan en verwijder de
contactsleutel:
voordat u blokkades opheft of
verstoppingen in het uitwerpkanaal
verwijdert,
voordat u de zitmaaier gaat controleren,
reinigen of eraan gaat werken,
als het maaimes een vreemd voorwerp
heeft geraakt. Zoek naar
beschadigingen aan de machine en
aan het snijgereedschap en laat de
vereiste reparaties uitvoeren voordat u
de machine opnieuw start,
als het apparaat abnormaal hard begint
te trillen. De robotmaaier moet
onmiddellijk worden gecontroleerd.
bij het achterlaten of het transport van
het apparaat.
Schakel de verbrandingsmotor uit en
wacht totdat het maaimes geheel stil staat:
vóór het bijvullen van brandstof,
vóór het afhaken van de
grasopvangbox.
Werken op hellingen:
Op hellingen gebeuren vaak ongevallen
doordat men de controle over de machine
verliest of doordat deze omvalt. Dit kan
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Er bestaat geen "veilige" helling. Bij het
rijden op met gras begroeide hellingen is
bijzondere opmerkzaamheid vereist.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
niet op hellingen steiler dan 10° (17,6 %)
worden gebruikt. Kans op letsel!
Een stijging van de helling van 10°
betekent een verticale stijging van 17,6 cm
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Voor gegarandeerd voldoende smering
van de verbrandingsmotor moeten bij het
gebruik van het apparaat op hellingen ook
de instructies in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in
acht worden genomen.
Wanneer u de helling niet achterwaarts
omhoog kunt rijden of als u niet zeker bent,
is het aan te raden om de helling niet op te
rijden.
Start of stop bij voorkeur niet op hellingen.
Gebruik de machine niet op plekken zoals
hellingen of sloten waar deze kan kantelen
of wegglijden. De kans op kantelen of
wegglijden wordt groter naarmate de
ondergrond losser of vochtiger is.
Rijd op hellingen altijd in de lengterichting.
Bij het dwars rijden is er meer kans op
kantelen.
Wijzig bij ritten op hellingen niet abrupt de
snelheid of de richting. Voor het maaien
onder zulke omstandigheden dient de
zitmaaier voorzichtig, rustig en gelijkmatig
te worden bediend.
Verander op hellingen niet van richting.
Keer op hellingen alleen wanneer dit
onvermijdelijk is; rijd indien mogelijk
langzaam en in brede bogen
bergafwaarts.
Maai geen nat gras, vooral niet op
hellingen, omdat de wielen op nat gras
minder grip hebben. De zitmaaier kan dan
wegglijden en is niet meer onder controle
te houden.
Bij het rijden op hellingen mag de
transmissie niet via de vrijloop van de
transmissie worden ontgrendeld.
Wees bij het bedienen van combi-
machines uiterst voorzichtig (andere
gewichtsverdeling op de machine).
185
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Wanneer de wielen doorschieten of
wanneer het voertuig bij het rijden op een
helling bergopwaarts blijft steken, moet het
maaimes of het combi-apparaat worden
uitgeschakeld. Verlaat vervolgens de
helling door langzaam recht bergafwaarts
naar beneden te rijden.
Probeer de zitmaaier nooit te stabiliseren
door een voet op de grond te zetten.
Het gewicht van de grasopvangbox
verhoogt de kans op kantelen, vooral als
de box vol is.
De grasopvangbox nooit op een schuine
ondergrond ledigen of optillen.
Trekken van lasten:
Wees bij het trekken van lasten bijzonder
voorzichtig om het gevaar van ernstig of
zelfs dodelijk letsel door het kantelen van
de zitmaaier te voorkomen.
Gebruik voor het transporteren van
voorwerpen uitsluitend door VIKING
goedgekeurde accessoires. Het transport
op de zitmaaier, in of op de
grasopvangbox is niet toegestaan.
Gebruik voor het trekken van lasten
uitsluitend de trekhaak. Lasten mogen
nooit op de asbehuizing of op een andere
plek boven de trekhaak worden bevestigd.
Zie voor gegevens over de treklast en het
draagvermogen het hoofdstuk "Trekken
van lasten". (Ö 12.11)
Overschrijden van de aangegeven last is
gevaarlijk en kan schade aan het apparaat
(verbrandingsmotor, transmissie enz.) tot
gevolg hebben.
De lasten moeten bij het transporteren op
hellingen zodanig worden aangepast dat
een veilige bediening van de zitmaaier
(bijv. remmen, van richting veranderen,
wegrijden) nog altijd gegarandeerd is.
Controleer of de lasten deskundig en
stevig zijn bevestigd. Voor het bevestigen
van lasten moeten transportbanden
worden gebruikt.
Verdeel de last gelijkmatig.
De overeenkomstige extra gewichten
(accessoire) gebruiken wanneer het in de
gebruiksaanwijzing van het toestel wordt
beschreven.
Neem geen korte bochten. Wees
uitermate voorzichtig bij het
achteruitrijden.
Wijzig de snelheid of de richting niet
abrupt.
Stoppen en uitschakelen:
De zitmaaier mag uitsluitend op een
vlakke ondergrond worden uitgeschakeld.
Controleer of de zitmaaier volledig stil
staat voordat u van de zitmaaier af stapt.
Houd rekening met de uitloop
van het snijgereedschap. Het
duurt enkele seconden voordat
het snijgereedschap helemaal
tot stilstand is gekomen.
Vóór het verlaten van de bestuurdersstoel
het maaimes of de aandrijving naar de
combi-apparaten uitschakelen, het
maaiwerk en alle combi-apparaten laten
zakken, alle stuurhendels in de neutrale
standen zetten, de handrem aantrekken,
de verbrandingsmotor uitschakelen en de
contactsleutel eruit trekken.
Bewaar de contactsleutel zodanig dat
uitsluitend bevoegde personen er toegang
toe hebben.
4.8 Onderhoud en reparaties
Zet het apparaat voorafgaand
aan reinigings-, instel-,
reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden op een
stevige, vlakke ondergrond, trek de
handrem aan, schakel de
verbrandingsmotor uit en laat deze
afkoelen en trek de contactsleutel eruit.
Voor werkzaamheden rondom de
verbrandingsmotor, het uitlaatspruitstuk
en de geluiddemper eerst het apparaat
laten afkoelen – ook bij alle
onderhoudswerkzaamheden aan het
maaiwerk. De temperaturen kunnen tot
80° C en meer oplopen. Kans op
brandwonden!
Direct contact met motorolie kan gevaarlijk
zijn, ook mag motorolie niet worden
gemorst.
VIKING adviseert het bijvullen resp.
verversen van motorolie door een VIKING
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Reiniging:
Na het gebruik moeten de complete
zitmaaier en de combi-apparaten worden
gereinigd. Verwijder in elk geval alle
grasresten omdat het vocht in het gras na
verloop van tijd beschadigingen
veroorzaakt.
VIKING raadt het gebruik van een
hogedrukreiniger af. (Ö 14.2)
Maaiwerk demonteren bij
reinigingswerkzaamheden. Maaiwerk
nooit met waterstralen (b. v. tuinslang) of
door aankoppelen in waterplassen
reinigen.
Rijd voor het reinigen (bijv. van het frame
van de zitmaaier) nooit dicht langs een
rand of een sloot.
0478 193 9902 A - NL
186
Om brandgevaar te voorkomen, moet u de
verbrandingsmotor, de koelvinnen, het
accuvak, het gedeelte rondom de tank en
de uitlaat vrij houden van gras, bladeren of
uitstromende olie (vet).
Reinig steeds de grasopvangbox.
Onderhoudswerkzaamheden:
er mogen alleen
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld. Alle andere
werkzaamheden dient u door uw
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Neem altijd contact op met uw
vakhandelaar als u niet over de vereiste
kennis en gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend door de VIKING vakhandelaar
te laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Gebruik uitsluitend gereedschappen,
accessoires of combi-apparaten die voor
dit apparaat door VIKING zijn toegelaten
of technisch gelijkwaardige delen, anders
is er kans op ongevallen met letsel of
schade aan het apparaat. Neem bij vragen
contact op met een vakhandelaar.
Originele VIKING gereedschappen,
accessoires en vervangingsonderdelen
zijn wat betreft hun eigenschappen
optimaal op het apparaat en de behoeften
van de gebruiker afgestemd. Originele
VIKING vervangingsonderdelen zijn
herkenbaar aan het VIKING
onderdeelnummer, het VIKING logo en
eventueel het VIKING symbool op de
onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook
alleen het teken staan.
De zitmaaier en alle combi-machines
moeten een keer per jaar door een
vakhandelaar worden geïnspecteerd.
(Ö 14.1)
Houd waarschuwings- en
instructiestickers altijd leesbaar en
schoon. Beschadigde of verloren gegane
stickers moeten via uw VIKING
vakhandelaar door nieuwe originele
stickers worden vervangen. Let er bij het
vervangen van een onderdeel door een
nieuw onderdeel op dat het nieuwe
onderdeel van dezelfde stickers is
voorzien.
Om veiligheidsredenen moeten
brandstofvervoerende onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkraan,
brandstoftank, tankdop, aansluitingen
enz.) regelmatig op beschadigingen en
lekkages worden geïnspecteerd en indien
nodig door een erkende monteur worden
vervangen (VIKING raadt de VIKING
vakhandelaar aan).
Voorafgaand aan werkzaamheden aan of
in de buurt van elektrische componenten
moet de minkabel (–) op de accu worden
losgekoppeld.
De machine is met talloze
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd. Deze
voorzieningen mogen niet worden
verwijderd of gemodificeerd (bijv.
overbrugd) en moeten regelmatig worden
geïnspecteerd. Werkzaamheden aan de
veiligheidsvoorzieningen mogen
uitsluitend door een erkende monteur
worden uitgevoerd. VIKING beveelt u
hiervoor de VIKING vakhandelaar aan.
Zorg voor een veilig gebruik van de
machine dat alle moeren, bouten en
schroeven, met name de
mesbevestigingsbout, goed zijn
vastgedraaid.
Om veiligheidsredenen moeten versleten
of beschadigde onderdelen meteen
worden vervangen.
Controleer regelmatig of de
grasopvangvoorziening (bijv.
grasopvangbox, uitwerpkanaal) versleten
of beschadigd is of niet goed meer werkt.
Vanwege het gewicht van de zitmaaier is
bij werkzaamheden onder de machine
grote voorzichtigheid geboden. Neem
daarom contact op met uw vakhandelaar,
VIKING beveelt u de VIKING
vakhandelaar aan. Deze beschikt over een
werkput of een hydraulische werkbrug.
Controleer of de voor- en achterwielen
goed vastzitten.
Houd de zitmaaiers en de combi-
apparaten voortdurend in onberispelijke
staat, alle veiligheidsvoorzieningen
moeten aanwezig en in onberispelijke
staat zijn.
Controleer of de banden voldoende
spanning hebben. De in de
gebruiksaanwijzing vermelde
bandenspanning mag niet worden
overschreden.
Werk aan de maaimessen uitsluitend met
dikke werkhandschoenen en met de
uiterste voorzichtigheid.
Controleer de werking van de rem met
regelmatige korte tussenpozen en laat
eventueel de vereiste instellingen of
onderhoudswerkzaamheden door een
erkende vakhandelaar uitvoeren. VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar aan.
Elektrisch systeem en accu:
Ter voorkoming van vonkvorming als
gevolg van kortsluiting moet steeds eerst
de minkabel (–) op de accu worden
losgekoppeld en als laatste weer erop
worden aangesloten.
187
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Rook bij ongeacht welke
werkzaamheden aan de accu
nooit. Houd vonken, open vuur
en andere warmtebronnen ver
van de accu.
Bij het gebruik van startkabels is
bijzondere voorzichtigheid geboden.
Neem de desbetreffende instructies in
acht ter voorkoming van schade aan de
zitmaaier (in elk geval de starter maximaal
10 seconden ingedrukt houden). (Ö 12.2)
Voor het opladen van de accu met behulp
van een ander laadsysteem moeten de
aanwijzingen in het hoofdstuk "Accu
laden" worden opgevolgd. (Ö 14.20)
Open nooit de accu en laat deze niet
vallen.
Laad de accu altijd op in een gesloten,
goed geventileerde, droge en tegen
weersinvloeden beschermde ruimte.
Sluit de aansluitingen van de accu niet
kort.
Vervormde of defecte (lekkende) accu's
mogen niet meer worden gebruikt en
moeten worden vervangen en
milieuvriendelijk worden afgevoerd. Neem
de nationale voorschriften in acht.
Bij defecte accu's kan vloeistof uitlekken.
Voorkom aanrakingen met de huid! Bij
onbedoeld contact met water afspoelen.
Indien de vloeistof in aanraking komt met
de ogen, spoelt u deze eerst met water en
consulteert u een arts. Uitstromende
accuvloeistof kan huidirritatie,
brandwonden en bijtende plekken
veroorzaken.
Inspecteer de aansluitkabels op de accu
regelmatig visueel op beschadigingen.
Laat beschadigde kabels vervangen door
een erkende monteur.
De zekeringen mogen nooit worden
overbrugd. Plaats nooit een zekering met
een andere dan de voorgeschreven
capaciteit (ampère).
4.9 Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Laat de verbrandingsmotor afkoelen
voordat u het apparaat in een afgesloten
ruimte plaatst.
Bewaar de zitmaaier met een lege tank en
de brandstofvoorraad in een afsluitbare en
goed geventileerde ruimte.
Bewaar de machine nooit met benzine in
de tank in binnenruimtes waar eventuele
benzinedampen met open vuur of vonken
in aanraking kunnen komen.
Als de tank moet worden afgetapt (b v.
stilleggen voor de winterpauze), mag de
brandstoftank uitsluitend in de open lucht
worden geledigd (tank b v. in de open lucht
leegrijden door de verbrandingsmotor te
laten draaien).
Sla het apparaat in een veilige staat op.
De contactsleutel moet er altijd worden
uitgehaald en op een veilige plek worden
bewaard om het onbevoegd of
ondeskundig gebruik door kinderen en
andere personen te voorkomen.
Reinig de zitmaaier voor het opslaan (bijv.
winterpauze) grondig. Droge grasresten
en bladeren in de buurt van de
geluiddemper kunnen ontbranden.
Gevaar voor ontbranding!
Laat het apparaat volledig afkoelen voor
dat u het bedekt.
Verricht voor het opslaan alle
noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden. (Ö 14.1)
Wanneer de zitmaaier gedurende langere
tijd buiten werking wordt gesteld, moeten
de accukabels worden losgekoppeld.
VIKING raadt aan de accu te demonteren
en deze volledig opgeladen in een droge
en afgesloten ruimte op te slaan.
(Ö 14.20)
Beveilig accu´s tegen gebruik door
onbevoegden (bijv. kinderen).
4.10 Afvoer
Afvalproducten zoals verbruikte olie of
brandstof, verbruikte smeermiddelen,
filters, accu's en soortgelijke
slijtageonderdelen zijn slecht voor mensen
en dieren en kunnen het milieu
beschadigen en moeten derhalve
deskundig worden afgevoerd.
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Voer een apparaat aan het eind van de
levensduur ervan op de daarvoor
bestemde wijze af. Maak het apparaat
onbruikbaar voordat het als afval wordt
verwerkt. Verwijder ter voorkoming van
ongevallen in het bijzonder de
contactsleutel, de accu en de bougiekabel
aan de verbrandingsmotor.
Kans op letsel door het maaimes!
Laat ook een oude zitmaaier aan het eind
van de levensduur nooit zonder toezicht
staan. Bewaar de machine en in het
bijzonder het maaimes altijd buiten het
bereik van kinderen.
De accu moet gescheiden van de machine
worden afgevoerd. Zorg dat accu’s veilig
en milieuvriendelijk worden afgevoerd.
0478 193 9902 A - NL
188
Opgelet!
Lees vóór ingebruikname de
gebruiksaanwijzing en de
veiligheidsinstructies en volg deze op.
Gevaar voor letsel!
Vóór alle werkzaamheden aan het
snijgereedschap en onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden de
contactsleutel eruit trekken.
Opgelet!
Afstand houden.
Opgelet!
Houd bij een draaiende
verbrandingsmotor rekening met
wegslingerende onderdelen – werk met
een grasopvangbox of een deflector
(accessoire).
Gevaar voor letsel!
Rijd of maai niet op hellingen van meer
dan 10° (17%).
Kans op kantelen!
Gevaar voor letsel!
Rijd of maai niet in de lengterichting op
hellingen van meer dan 10° (17%).
Kans op kantelen!
Gevaar voor letsel!
Houd andere personen uit de
gevarenzone.
Opgelet!
Kom bij een draaiende verbrandingsmotor
nooit binnen het werkbereik van het
maaimes.
Kans op letsel!
Maaiwerk niet betreden.
Kans op brandwonden!
Hete oppervlakken niet aanraken.
Onderdelen van verbrandingsmotoren,
met name geluiddempers, worden
extreem heet.
Inhoud van de motorolie controleren.
(Ö 14.13)
Brandstof bijtanken. (Ö 12.1)
Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
Bandenspanning optimaliseren.
(Ö 14.9)
5. Toelichting van de
symbolen
6. Leveringsomvang
Omschrijving Stk.
Basistoestel 1
Contactsleutel 2
Grasopvangbox 1
Gebruiksaanwijzing 1
Gebruikershandleiding
verbrandingsmotor 1
Blad accu 1
7. Werkzaamheden vóór de
eerste ingebruikname
Waarschuwing!
Lees voorafgaand aan alle werken
aan de zitmaaier het hoofdstuk
"Voor uw veiligheid" zorgvuldig
door en volg de instructies op!
(Ö 4.)
189
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
8.1 Contactslot
Contactsleutel (1) in het contactslot (2)
steken.
Door te draaien aan de contactsleutel
kunnen de volgende drie posities worden
gekozen:
Verbrandingsmotor uit:
De verbrandingsmotor is
uitgeschakeld of wordt stilgelegd.
Ontsteking aan en
verbrandingsmotor loopt:
De ontsteking wordt
ingeschakeld.
Na het starten springt de contactsleutel
automatisch terug in deze positie en draait
de verbrandingsmotor.
Verbrandingsmotor starten:
Wanneer aan alle
veiligheidstechnische aspecten
voor het starten is voldaan en de
contactsleutel in deze positie wordt
gedraaid, start de verbrandingsmotor.
Bij het loslaten van de contactsleutel
springt deze weer terug in de positie
"Verbrandingsmotor draait".
8.2 Gashendel met chokefunctie
Met de gashendel wordt het toerental van
de verbrandingsmotor geregeld.
Gashendel voor het starten van een koude
verbrandingsmotor in de chokestand
zetten.
Chokestand:
Gashendel (1) geheel naar voren in de
chokestand schuiven (op klikstand letten).
Toerental van de
verbrandingsmotor instellen:
8. Bedieningselementen
Aanwijzing
De contactsleutel kan alleen
worden ingestoken en uitgetrokken
in de stand verbrandingsmotor uit
(STOP).
Het contactslot mag alleen met de
passende contactsleutel worden
bediend.
Gebruik nooit een
schroevendraaier of een soortgelijk
voorwerp.
Aanwijzing
Bij uitgeschakelde
verbrandingsmotor wordt in positie
"Contact aan" na 20 seconden een
signaaltoon geactiveerd. Het
geluidssignaal geeft aan dat de
accu wordt ontladen. Contactsleutel
voor deactiveren van de
signaaltoon in positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien of
verbrandingsmotor starten.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Warme verbrandingsmotor zonder
choke starten (gashendel in MAX-
stand).
Zodra de verbrandingsmotor draait,
de choke uitschakelen. Gashendel
bij draaiende verbrandingsmotor
nooit in choke-stand zetten.
Bij het maaien en voor het starten
van de warme verbrandingsmotor
de gashendel in MAX-positie
zetten.
0478 193 9902 A - NL
190
Wanneer de gashendel (1) naar onder of
naar boven wordt geschoven, verandert
het verbrandingsmotortoerental en bij een
ingeschakeld maaiwerk het toerental van
het maaimes.
Positie MAX:
Wanneer de gashendel naar voor in de
richting van de MAX-markering wordt
gezet, wordt het
verbrandingsmotortoerental verhoogd.
Positie MIN:
Wanneer de gashendel naar achter in de
richting van de MIN-markering wordt
gezet, wordt het
verbrandingsmotortoerental verlaagd.
8.3 Schakelaar maaiwerk
Met de schakelaar maaiwerk kan het
maaiwerk bij een draaiende
verbrandingsmotor en met inachtname
van alle veiligheidvoorzieningen (Ö 11.)
worden ingeschakeld.
Maaiwerk inschakelen
Druk de bovenste schakelaar (1) tot aan
de aanslag in.
Maaiwerk uitschakelen
Druk de onderste schakelaar (1) in tot aan
de aanslag.
8.4 Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien
Met de veiligheidsschakelaar
achteruit maaien wordt het
maaiwerk vrijgegeven voor het
maaien in de rijrichting achteruit. Indien
geen vrijgave volgt, wordt het maaiwerk uit
veiligheidsoverwegingen automatisch
ontkoppeld.
Voor het achteruit maaien de
veiligheidsschakelaar achteruit maaien (1)
binnen een vastgelegd tijdsvenster met de
linker voet een keer kort indrukken.
1 Vrijgave bij ontkoppeld maaiwerk:
Zitmaaier stoppen en de rijrichting
achteruit kiezen. (Ö 8.5)
Schade aan het apparaat
vermijden!
Schakel het maaimes niet in in
hoog gras of in de laagste
snijstand.
Schakel het maaimes uitsluitend bij
een maximaal toerental van de
verbrandingsmotor in.
Indien nodig kan de elektronica
zodanig worden geprogrammeerd
dat het maaiwerk bij een volle
grasopvangbox automatisch wordt
uitgeschakeld. (Ö 12.8)
191
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
met de linkervoet een keer kort
indrukken.
Maaiwerk inkoppelen en achteruit
maaien binnen de 5 seconden starten.
(Ö 8.3)
Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het
starten mogelijk.
2 Vrijgave bij ingekoppeld maaiwerk:
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
bij lopend maaiwerk met de linkervoet
een keer indrukken.
Binnen 5 seconden in de rijrichting
achteruit omschakelen en verder
maaien. (Ö 8.5)
Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het
wisselen van rijrichting mogelijk.
8.5 Keuzehendel rijrichting
Met behulp van keuzehendel
rijrichting wordt de rijrichting
gekozen.
Na bedienen van het
aandrijfpedaal rijdt de zitmaaier in de
gekozen richting – door alleen maar de
keuzehendel rijrichting te bedienen zet het
apparaat zich niet in beweging.
Rijrichting kiezen:
Rijrichting vooruit:
Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de
voorste positie.
Rijrichting achteruit:
Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de
achterste positie.
8.6 Stuurwiel
Door het stuurwiel (1) naar links L of naar
rechts R te draaien, verandert u de
rijrichting van de zitmaaier.
Hoe verder het stuurwiel (1) wordt
gedraaid, des te kleiner wordt de
draaicirkel.
8.7 Verstelhendel bestuurdersstoel
De stoel kan in zeven
verschillende standen worden
versteld.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Op de bestuurdersstoel plaats nemen
en een hand op het stuurwiel plaatsen.
Als de veiligheidschakelaar
achteruit maaien permanent wordt
ingedrukt, dan moet de schakelaar
binnen een tijdsvenster losgelaten
worden en opnieuw bediend
worden.
Bij een ingedrukt aandrijfpedaal is
de keuzehendel rijrichting om
veiligheidsredenen geblokkeerd.
Voordat u de keuzehendel
rijrichting activeert moet u daarom
eerst het aandrijfpedaal loslaten.
Waarschuwing!
Houd het stuurwiel tijdens het rijden
altijd met beide handen vast.
0478 193 9902 A - NL
192
Til met de andere hand de verstelhendel
bestuurdersstoel (1) omhoog en houd
deze vast.
Zet de stoel (2) in de gewenste stand en
laat vervolgens de verstelhendel
bestuurdersstoel weer los.
Controleer hierbij of de verstelhendel
bestuurdersstoel bij het loslaten volledig in
de geselecteerde stand vastklikt.
8.8 Aandrijfpedaal
Met behulp van het
aandrijfpedaal wordt de
rijsnelheid traploos geregeld.
Stoppen:
Haal uw voet van het aandrijfpedaal
(wielaandrijving) (1).
Rijsnelheid verlagen:
Laat het aandrijfpedaal (1) iets
opkomen.
Rijsnelheid verhogen:
Duw het aandrijfpedaal (1) in.
8.9 Rempedaal
Met behulp van het rempedaal kan de
machine tijdens het rijden worden
afgeremd of in stilstand worden
geblokkeerd.
Rempedaal (1) indrukken.
Hoe krachtiger het rempedaal (1) wordt
ingeduwd, hoe meer de achterwielen
worden afgeremd.
8.10 Handrem
Door de aangetrokken handrem
worden de achterwielen van de
machine geblokkeerd. Daardoor
wordt voorkomen dat de zitmaaier zichzelf
in beweging kan zetten (b.v. op hellingen
enz.).
Handrem aantrekken
Duw het rempedaal (1) met uw voet tot
aan de aanslag in en houd het vast.
Trek aan de handremhendel (2).
Laat het rempedaal weer los. De
handrem is geactiveerd wanneer het
rempedaal ingetrapt blijft.
Laat de handremhendel los. Deze klapt
naar onderen.
De achterwielen zijn geblokkeerd.
Aanwijzing
Controleer vóór het induwen van
het aandrijfpedaal of de juiste
rijrichting op de keuzehendel
rijrichting is geselecteerd.
Na het aantrekken van de handrem
of het induwen van het rempedaal
kan het aandrijfpedaal niet worden
ingeduwd.
Waarschuwing!
Gebruik de machine nooit als de
rem defect is.
Laat een defecte rem altijd door
een vakhandelaar repareren of
afstellen.
VIKING beveelt u de VIKING
vakhandelaar aan.
Probeer nooit zelf de rem te
onderhouden.
Aanwijzing
Controleer vóór het aantrekken van
de handrem elke keer de werking
van de rem.
193
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Handrem loszetten
Duw met uw voet het rempedaal (1) korte
tijd in.
Het rempedaal keert terug naar de
oorspronkelijke uitgangspositie (de
niet-ingetrapte toestand).
De handrem is gedeactiveerd en de
achterwielen zijn niet meer
geblokkeerd.
8.11 Hendel snijhoogteverstelling
Met de hendel snijhoogteverstelling
kunnen 6 snijstanden worden ingesteld.
Hendel snijhoogteverstelling
ontgrendelen
Hendel snijhoogteverstelling (1) naar
binnen (naar bestuurdersstoel) trekken en
vasthouden.
De hendel snijhoogteverstelling is
ontgrendeld en de snijhoogte kan
worden versteld.
Hendel snijhoogteverstelling
vergrendelen
Hendel snijhoogteverstelling (1) langzaam
met de hand naar buiten duwen tot de
hendel snijhoogteverstelling in een
klikstand vastklikt.
8.12 Hendel voor ledigen
grasopvangbox
Met behulp van de hendel voor
het ledigen van de
grasopvangbox kan de
grasopvangbox comfortabel
worden geledigd zonder dat de gebruiker
de bestuurdersstoel hoeft te verlaten.
Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
Vóór het ledigen van de grasopvangbox
moet de machine afremmen tot deze
stilstaat.
Houd het rempedaal ingedrukt of trek
de handrem aan.
Gevaar voor letsel!
Voor het ontgrendelen van de
hendel snijhoogteverstelling de
hendel aan de greep goed
vasthouden.
Om veiligheidsredenen de hendel
snijhoogteverstelling ontgrendelen
terwijl de machine stil staat.
0478 193 9902 A - NL
194
Trek de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox (1) naar boven uit.
Druk de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox (1) naar voren (in de
richting van de stoel). De grasopvangbox
(2) zwenkt naar boven en het maaigoed
valt eruit.
Laat de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox langzaam zakken
totdat de grasopvangbox weer op de
achterkant vastklikt.
Druk de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox omlaag en zet deze in
de ingetrokken uitgangsstand.
8.13 Ontgrendelhendel grasopvangbox
De ontgrendelhendel van de
grasopvangbox bevindt zich onder de
handgreep van de grasopvangbox.
Voor het vasthaken of loshaken van de
grasopvangbox moet de ontgrendelhendel
van de grasopvangbox omhoog worden
getrokken en worden vastgehouden.
Grasopvangbox ontgrendelen:
Trek de ontgrendelhendel van de
grasopvangbox (1) helemaal naar boven
en houd deze vast.
De grasopvangbox is ontgrendeld en
kan worden verwijderd.
Grasopvangbox vergrendelen:
Laat na het vasthaken van de
grasopvangbox de uitgetrokken
ontgrendelhendel van de grasopvangbox
(1) los. Let er hierbij op dat de
vergrendeling weer volledig vastklikt.
Na het vergrendelen is de
grasopvangbox weer aan de machine
bevestigd.
8.14 Hendel voor vrijloop transmissie
De transmissie kan met
behulp van de hendel voor
vrijloop transmissie worden
losgekoppeld (bijv. voor het
duwen van het apparaat) of worden
vastgekoppeld (voor de wielaandrijving).
Waarschuwing!
Let op dat u bij het bedienen van de
ontgrendelhendel grasopvangbox
geen vingers beknelt.
195
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Transmissie loskoppelen
Trek de hendel voor vrijloop transmissie
(1) tot de aanslag naar buiten.
Transmissie inschakelen
Druk de hendel voor vrijloop transmissie
(1) omhoog en naar binnen tot de aanslag.
8.15 Peilindicator (grasopvangbox)
Als de grasopvangbox is gevuld, wordt
een continue toon geactiveerd. Hierdoor
wordt gemeld dat de grasopvangbox te
ledigen is.
Door het veranderen van de lengte van de
peilindicator (grasopvangbox) wordt het
tijdstip van het signaal voor de gevulde
grasopvangbox beïnvloed.
Hiermee kunt u het vullen van de
grasopvangbox afstemmen op de kwaliteit
van het maaigoed.
Meestal regelt een kortere sensor dat het
signaal later wordt geactiveerd (de
grasopvangbox wordt voller gemaakt,
ideaal bij zeer droog maaigoed).
De peilindicator kan in 6 standen worden
versteld.
Bij de aflevering is de peilindicator
(grasopvangbox) geheel uitgetrokken.
Sensor inhoudsindicator verstellen:
verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
De schuif (1) van de inhoudsindicator
(grasopvangbox) door te verschuiven in
pijlrichting langer of korter maken.
Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10)
De zitmaaier is uitgevoerd met elektronica
die elke keer vóór het starten en tijdens het
bedrijf alle veiligheidsvoorzieningen
controleert en zo een veilig gebruik
waarborgt.
Waarschuwing!
Kans op kneuzingen!
De hendel voor vrijloop transmissie
mag uitsluitend op een vlakke
ondergrond worden uitgetrokken,
omdat de machine zichzelf in
beweging kan zetten.
Bij het parkeren van de machine
met een losgekoppelde transmissie
moet altijd de handrem worden
aangetrokken.
Aanwijzing
De hendel voor vrijloop transmissie
mag uitsluitend worden
uitgetrokken wanneer de zitmaaier
wordt verplaatst.
De continue toon wordt door het
ontkoppelen van het maaiwerk
gedeactiveerd.
9. Elektronica
0478 193 9902 A - NL
196
9.1 Zelfdiagnose bij het starten
Voorafgaand aan het starten van de
verbrandingsmotor voert de elektronica
een zelfdiagnose uit. Hierbij worden
schakelaars, kabels enz. gecontroleerd op
hun goede werking.
Activeren van de zelfdiagnose:
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Handrem loszetten. (Ö 8.10)
Contactsleutel in de positie "Contact
aan" draaien (Ö 8.1) – hierbij geen
schakelaar en geen pedaal bedienen.
Zelfdiagnose zonder storing:
Een korte pieptoon wordt geactiveerd – de
elektronica is geactiveerd en de zitmaaier
is startklaar.
Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
Zelfdiagnose met storing:
Een ononderbroken pieptoon of drie
opeenvolgende pieptonen worden
geactiveerd.
Een ononderbroken pieptoon duidt op
een storing in de elektronica of een
verkeerd aangesloten accu.
Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
Polariteit van de accuaansluitingen
controleren en de kabel eventueel juist
aansluiten. (Ö 14.20)
Zelfdiagnose herhalen.
Als de ononderbroken pieptoon ook na
de correcte aansluiting van de accu
actief blijft, dan is er een
elektronicadefect. Neem contact op met
uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Drie opeenvolgende pieptonen wijzen
op een elektrisch defect (kortsluiting) of
defect aan de zitcontactschakelaar. De
verbrandingsmotor kan niet worden
gestart.
Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
De vakhandelaar een gedetailleerde
diagnose laten uitvoeren. VIKING
beveelt de VIKING vakhandelaar aan.
9.2 Defect aan de zitmaaier tijdens
bedrijf
De elektronica houdt toezicht op een
veilige toestand tijdens het werken. Bij een
elektrisch defect (kortsluiting, losse
stekker, kabelbreuk) worden drie
opeenvolgende pieptonen geactiveerd.
De verbrandingsmotor wordt
uitgeschakeld.
Werkwijze:
Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1)
9.3 Storing in de elektronica
In zeldzame gevallen kan er tijdens het
gebruik een storing in de elektronica zelf
optreden. Een ononderbroken pieptoon
wordt geactiveerd en de
verbrandingsmotor valt stil.
Werkwijze:
Contactsleutel in de positie
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1)
Verbrandingsmotor opnieuw starten.
(Ö 12.2)
Als het defect niet kan worden
verholpen, is een gedetailleerde
diagnose vereist. Neem contact op
met uw vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
Als het defect niet kan worden
verholpen, is een gedetailleerde
diagnose vereist. Neem contact op
met uw vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
10. Aanwijzingen voor
werken
Waarschuwing!
Kans op letsel!
Neem vóór elke ingebruikname alle
informatie door voor het veilig
werken met de machine.
Werk op hellingen altijd bijzonder
opmerkzaam en voorzichtig.
Aanwijzing
Controleer voor het maaien of het
maaiwerk goed is ingebouwd.
Kies bij de eerste ingebruikname
van uw apparaat een vlakke, effen
ondergrond en maai als proef
rechte en iets overlappende
stroken. Gras moet altijd in droge
staat worden gemaaid.
197
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Een fraai en vol gazon ontstaat
door te maaien met een hoog toerental
van de verbrandingsmotor (gashendel
in de positie MAX) en een lage
rijsnelheid.
door het gazon vaak te maaien en kort
te houden.
wanneer bij warm en droog weer het
gazon niet te kort gemaaid wordt,
omdat het anders verbrandt door de
zon en lelijk wordt.
met een scherp maaimes. Daarom het
maaimes regelmatig slijpen of
vervangen.
door in tegengestelde richtingen te
maaien.
Maaien van lang gras
Bij zeer lang gras is het beter om het
gazon twee keer te maaien:
de eerste keer maaien met een hoge
snijstand, maximaal toerental van de
verbrandingsmotor en een lage
rijsnelheid;
de tweede keer de gewenste snijstand
kiezen en het maximale toerental van
de verbrandingsmotor instellen. Pas de
rijsnelheid aan de staat van het gazon
aan.
Voorkomen van verstoppingen in het
uitwerpkanaal
Als het uitwerpkanaal met gras verstopt
raakt, verlaagt u de rijsnelheid. Deze kan
te hoog zijn voor de kwaliteit van het
gazon. De schuif van de peilindicator moet
tevens compleet worden uitgetrokken.
(Ö 8.15)
Als het probleem aanhoudt, is de oorzaak
waarschijnlijk gelegen in beschadigde of
versleten vleugels van de maaimessen.
Maaimes vervangen.
Bovendien moeten het maaiwerk, het
uitwerpkanaal en het maaimes na elk
gebruik worden gereinigd, zodat er geen
grasresten aankoeken.
Bemesten
Bij het maaien worden er permanent
voedingsstoffen aan de bodem
onttrokken. Deze kunnen door middel van
een hoogwaardige gazonmest weer
worden aangevuld. In de regel volstaan
drie bemestingssessies per maaiseizoen.
Hierbij moet het gazon droog zijn om te
voorkomen dat de mest aan de
grassprieten blijft kleven, waardoor deze
verbranden. Besproei het gazon achteraf
met water om de mest in elk geval van de
sprieten te spoelen. (Volg de
verwerkingsinstructies van de fabrikant
op.)
Het gazon kan bij het maaien op een
natuurlijke wijze worden bemest. Dit wordt
mogelijk met behulp van een mulchkit. De
mulchkit is als speciale accessoire
verkrijgbaar en wordt niet standaard
meegeleverd. (Voor nadere informatie
verwijzen wij u naar uw VIKING
vakhandelaar.)
Bodemontziend werken
De belangrijkste factoren voor
bodemontziend werken zijn de
gehanteerde techniek en de vochtigheid
van de bodem.
Voor een goed maairesultaat moet de
rijsnelheid worden aangepast aan de staat
van het te maaien gras (lengte en volheid)
en de vochtigheidsgraad van het gazon.
Bij te kort genomen bochten neemt de
belasting op de grasnerf toe. Dit levert met
name bij een nat gazon slechte
maairesultaten op, omdat de wielen in het
zachte gazon wegzakken.
Waarschuwing – Brandgevaar!
Overbelasting van aandrijving
maaiwerk vermijden. Door
overbelasting kan de V-riem
voortdurend gaan slippen waardoor
uiteindelijk brandgevaar als gevolg
van oververhitting ontstaat.
Vreemde geluiden, bijv. een
knarsende V-riem (schurend
geluid), zijn tekenen van
overbelasting. Daarom in hoog gras
nooit met een verstopt
uitwerpkanaal of een gevulde
grasopvangbox maaien; indien
nodig een mulchkit (speciale
accessoire) gebruiken.
Het maaiwerk moet vooral bij de V-
riem steeds worden ontdaan van
ontvlambaar materiaal (gras,
bladeren, enz.) en regelmatig
worden schoongemaakt, om
brandgevaar te voorkomen.
0478 193 9902 A - NL
198
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van ondeskundig gebruik is de
machine met meerdere
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd.
Voor het starten van de
verbrandingsmotor moet in elk geval:
het maaiwerk moet uitgeschakeld zijn,
het rempedaal ingeduwd of de handrem
aangetrokken zijn.
De verbrandingsmotor zal worden
uitgeschakeld als de gebruiker
de bestuurdersstoel verlaat terwijl het
maaiwerk is ingeschakeld,
bij ingeschakeld maaiwerk de
grasopvangbox kantelt of optilt of de
deflector (speciale accessoire)
weghaalt,
de bestuurdersstoel verlaat terwijl de
handrem niet is aangetrokken.
Geïntegreerde uitlooprem:
Na het uitschakelen komt het maaimes
pas na 5 seconden tot stilstand.
Maak uzelf voor ingebruiksname
vertrouwd met de bedieningselementen
van het apparaat. (Ö 8.)
Neem vóór de ingebruikname het
onderhoudsschema door en voer al de
noodzakelijk
onderhoudswerkzaamheden uit.
(Ö 14.1)
Controleer vóór elk gebruik de
veiligheidsvoorzieningen. (Ö 11.)
De zitmaaier mag niet in bedrijf worden
genomen als er veiligheidsinrichtingen
ontbreken, beschadigd, overbrugd of
gewijzigd zijn.
12.1 Brandstof bijtanken
Maximale tankinhoud: 6liter
Brandstofadvies:
Loodvrije benzine, recente
merkbrandstoffen.
Gegevens over de brandstofkwaliteit
(octaangetal) vindt u in de
gebruiksaanwijzing onder het punt van de
verbrandingsmotor.
Vulprocedure:
Schakel de verbrandingsmotor voor het
bijtanken uit en laat deze afkoelen
(handwarm). (Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Brandstof langzaam en voorzichtig vullen.
Om overlopen te vermijden moet het
vullen in meerdere stappen opgedeeld
worden.
Tussen de verschillende stappen de
vultrechter wegnemen en visueel de
inhoud van de tank op de tankindicatie
controleren.
Hoe meer brandstof reeds werd gevuld,
des te kleiner moeten de hoeveelheden
per stap worden.
11. Veiligheidsvoorzieningen
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag de machine niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
Aanwijzing
Na het inschakelen van het
maaiwerk draait het maaimes en is
er een windgeruis te horen.
De uitlooptijd duurt even lang als
het windgeruis na het uitschakelen.
Dit kan met een stopwatch worden
gemeten.
12. Apparaat in gebruik
nemen
Kans op letsel!
Lees vóór het in bedrijf stellen het
volledige hoofdstuk ¨Voor uw
veiligheid¨ zorgvuldig door en volg
de instructies op. (Ö 4.)
Om veiligheidsredenen mag het
apparaat niet op hellingen steiler
dan 10° (17,6 %) worden gebruikt.
17,6 % helling betekent een
verticale stijging van 17,6 cm bij
100 cm horizontale lengte.
Vul de brandstoftank niet helemaal,
maar slechts tot ongeveer 4 cm
onder de rand van de vulplug,
zodat de brandstof ruimte heeft om
uit te zetten.
Om morsen van brandstof te
voorkomen, gebruik voor het vullen
van de brandstof een geschikte
trechter (wordt niet meegeleverd)
gebruiken.
199
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Tankdop:
Tankdop (1) losdraaien en verwijderen.
Brandstof met behulp van een
overeenkomstige trechter vullen. Let
hierbij op de tankindicatie, om te
voorkomen dat de brandstof overloopt.
Tankindicatie:
Het brandstofpeil in de tank kan via de
tankindicatie (2) worden afgelezen. De
tank met brandstof vullen tot het
brandstofpeil de bovenste markering
bereikt.
Tankdop aanbrengen en erin draaien.
Vervolgens de tankdop handvast
vastdraaien.
Veeg gemorste brandstof droog en laat
deze even verdampen, voordat de
verbrandingsmotor wordt gestart.
12.2 Verbrandingsmotor starten
Vóór het starten:
Motoroliepeil controleren. (Ö 14.13)
Grasresten uit het maaiwerk en de
motorruimte verwijderen.
Controleer brandstof en tank indien
nodig bij. (Ö 12.1)
Controleer vóór elke ingebruikname of
de rem goed werkt. (Ö 12.5)
Alle persoonlijke instellingen
(verstelling bestuurdersstoel) op het
apparaat doorvoeren – niet bij
draaiende verbrandingsmotor!
Start het apparaat niet als er personen,
in het bijzonder kinderen, of dieren in de
buurt zijn.
Startvolgorde:
Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Het rempedaal vóór het starten tot aan
de aanslag intrappen en vasthouden of
de handrem aantrekken. (Ö 8.9),
(Ö 8.10)
Contactsleutel in het contactslot steken
en in de positie "Contact aan" draaien.
(Ö 8.1)
Koude verbrandingsmotor:
Gashendel in choke-positie zetten.
(Ö 8.2)
Warme verbrandingsmotor:
gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
Contactsleutel in de stand
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
De verbrandingsmotor start. Zodra de
verbrandingsmotor draait,
contactsleutel loslaten. Deze springt
vanzelf terug in de positie
"verbrandingsmotor draait".
Gashendel bij draaiende
verbrandingsmotor in MAX-stand
terugzetten.
Op klikstand letten! (Ö 8.2)
Bij draaiende verbrandingsmotor kan
de voet van het rempedaal worden
genomen of de parkeerrem gelost
worden.
12.3 Verbrandingsmotor uitschakelen
Rem het apparaat af totdat het stil staat.
Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
Gashendel in de MIN stand zetten.
(Ö 8.2)
Contactsleutel in de positie
"verbrandingsmotor uit" draaien. De
verbrandingsmotor wordt
uitgeschakeld.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Start de verbrandingsmotor niet
onmiddellijk, maak dan een pauze
tussen de startpogingen.
Contactsleutel nooit langer dan 10
seconden in de positie
"Verbrandingsmotor starten" zetten.
0478 193 9902 A - NL
200
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Eventueel de brandstofkraan sluiten.
(Ö 14.16)
De contactsleutel eruit trekken en veilig
bewaren.
12.4 Rijden
Vóór het rijden:
werking van de rem controleren.
Hendel van de transmissie inschakelen.
(Ö 8.14)
Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
Vooruit rijden:
gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
Rijrichting vooruit kiezen. (Ö 8.5)
Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (Ö 8.10)
Aandrijfpedaal bedienen, het apparaat
zet zich vooruit in beweging.
Achteruit rijden:
gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
Rijrichting achteruit kiezen. (Ö 8.5)
Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (Ö 8.10)
Aandrijfpedaal intrappen, het apparaat
zet zich achteruit in beweging.
12.5 Remmen
Rijsnelheid door lossen van het
aandrijfpedaal verminderen, abrupt
remmen bij volle rijsnelheid
vermijden. (Ö 8.8)
Rempedaal gelijkmatig induwen totdat
het apparaat tot stilstand komt. (Ö 8.9)
12.6 Snijhoogte instellen
Rem het apparaat af totdat het stil staat.
Hendel snijhoogteverstelling
ontgrendelen en vasthouden. (Ö 8.11)
De snijhoogte kan in 6 standen worden
ingesteld door de hendel
snijhoogteverstelling omhoog en
omlaag te bewegen.
Hendel snijhoogteverstelling
vergrendelen. (Ö 8.11)
Snijstand 1:
laagste snijhoogte (35 mm)
Snijstand 6:
hoogste snijhoogte (90 mm)
12.7 Maaien
Vóór het maaien:
Hoofdstuk "Opmerkingen bij het
werken" lezen en opvolgen. (Ö 10.)
Werk altijd bij een maximaal toerental
van de verbrandingsmotor. Het
maaimes is voor dit toerental
geoptimaliseerd, hierdoor krijgt men het
beste maairesultaat en de beste
aanzuigende werking voor het
verzamelen van het maaigoed.
Het maaiwerk in de volgende volgorde
koppelen:
verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
Gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
Zitmaaier op het te maaien gazon
rijden.
Schakel het maaiwerk niet in hoog gras
of in de laagste snijstand in. Maaiwerk
allen koppelen wanneer het apparaat al
op het te bewerken gazon staat.
Waarschuwing!
Kies op ongebaande paden altijd
een lagere rijsnelheid.
Elke keer dat u van rijrichting
verandert, met name op hellingen,
moet de rijsnelheid overeenkomstig
verlaagd worden.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Altijd met het maximale toerental
van de verbrandingsmotor rijden
om een ideale koppeling van de
transmissie te garanderen. De
rijsnelheid dus alleen met het
aandrijfpedaal en niet met de
gashendel regelen.
Gevaar op letsel!
De snijhoogte enkel aanpassen als
het apparaat stil staat.
Wordt het maaiwerk tijdens het
rijden ingeschakeld, dan wordt het
toerental van de verbrandingsmotor
door de extra belasting (aanloop
van het maaimes) bij het starten
van de maaimessen gedurende
korte tijd lager.
201
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Vooruit maaien:
Rijrichting vooruit (Ö 8.5) kiezen,
aansluitend het maaiwerk door
indrukken van de schakelaar maaiwerk
koppelen. (Ö 8.3)
Achteruit maaien:
Rijrichting achteruit (Ö 8.5) kiezen, en
veiligheidsschakelaar achteruit maaien
(Ö 8.4) eenmaal kort indrukken,
aansluitend het maaiwerk door
indrukken van de schakelaar maaiwerk
binnen 6 seconden koppelen. (Ö 8.3)
Tijdens het maaien:
gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
De rijsnelheid altijd aan de grashoogte
of de snijstand aanpassen.
Kies bij hoog gras of de laagste
snijstand een lage rijsnelheid.
Rijrichting wisselen bij gekoppeld
maaiwerk:
Voor het achteruit maaien de
veilgheidsschakelaar achteruit maaien
binnen een vastgelegd tijdsvenster
(5 seconden voor of 1 seconde na het
omschakelen) een keer indrukken.
(Ö 8.4)
Apparaat op het gazonvlak tot stilstand
brengen en de gewenste rijrichting met
de hendel keuze rijrichting instellen.
(Ö 8.5)
Maaien verderzetten.
Het maaimes in de volgende volgorde
uitschakelen:
rijd naar een reeds gemaaid gazon of
selecteer de hoogste snijstand van het
maaiwerk. (Ö 8.11)
Maaiwerk uitschakelen door opnieuw
op de maaiwerkschakelaar te drukken.
(Ö 8.3)
12.8 Programmeren van het
automatisch ontkoppelen van het
maaiwerk
De elektromagnetische
messenkoppeling kan zodanig
worden geprogrammeerd dat het
maaiwerk bij een volle grasopvangbox
automatisch wordt ontkoppeld. Dit
verhoogt het gebruiksgemak, aangezien
het verstoppen van het uitwerpkanaal kan
worden voorkomen.
Verbrandingsmotor
uitschakelen. (Ö 12.3)
Contactsleutel in de positie "Contact
aan" draaien. (Ö 8.1)
Op zelfdiagnose van de elektronica
wachten.
Automatisch ontkoppelen activeren:
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
en aandrijfpedaal tegelijkertijd
gedurende 5 seconden indrukken.
Een korte pieptoon wijst erop dat de
automaat ingeschakeld is.
De huidige instelling wordt permanent
opgeslagen.
Automatisch ontkoppelen deactiveren:
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
en aandrijfpedaal tegelijkertijd
gedurende 5 seconden indrukken.
3 korte opeenvolgende pieptonen
wijzen erop dat de automaat
uitgeschakeld is.
De huidige instelling wordt permanent
opgeslagen.
12.9 Grasopvangbox ledigen
Grasopvangbox wordt niet helemaal
gevuld
Controleren of het uitwerpkanaal
gemonteerd is. (Ö 14.6)
Peilindicator (grasopvangbox) juist
instellen. (Ö 8.15)
Bij het ledigen van de grasopvangbox
het uitwerpkanaal op verstoppingen
controleren en indien nodig reinigen.
Vleugels van het maaimes op
beschadiging of slijtage controleren en
indien nodig vervangen.
Een continue toon wijst op een
gevulde grasopvangbox. (Ö 12.9)
Gevaar op letsel!
Houd na het uitschakelen van het
maaiwerk rekening met de uitloop.
Het duurt even (tot. 5 seconden)
voordat het maaimes tot stilstand
komt. (Ö 11.)
Gevaar voor letsel!
De grasopvangbox mag uitsluitend
op vlakke ondergronden worden
geledigd, omdat het zwaartepunt
door het omhoog zwenken van de
grasopvangbox verandert en zo de
kans op kantelen toeneemt.
Wanneer er tijdens het maaien een
ononderbroken toon klinkt, is de
grasopvangbox vol en moet deze
worden geledigd.
Maaiwerk uitschakelen. Na het
uitschakelen van het maaiwerk
gaat deze toon uit.
0478 193 9902 A - NL
202
Grasopvangbox ledigen
Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
De ononderbroken toon klinkt niet
meer.
De hoogste snijstand van het maaiwerk
selecteren. (Ö 8.11)
De machine verplaatsen naar de plek
waar het maaigoed wordt uitgeworpen.
Hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox uittrekken en naar
voren drukken. (Ö 8.12)
De grasopvangbox zwenkt naar boven
en het maaigoed valt uit de
grasopvangbox.
Met een omhoog geklapte
grasopvangbox eventueel iets naar
voren rijden, zodat het maaigoed uit de
grasopvangbox kan vallen.
De grasopvangbox kort omhoog en
omlaag zwenken, opdat het maaigoed
volledig uit de grasopvangbox valt.
De hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox langzaam naar
achteren laten komen en de
grasopvangbox weer op de achterkant
vastklikken.
De hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox weer loslaten en
omlaag drukken tot deze weer in de
ingetrokken uitgangsstand is.
12.10 Grasopvangbox wegnemen en
vasthaken
Vóór het wegnemen:
maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
Grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Grasopvangbox verwijderen
Trek de beugel ontgrendeling
grasopvangbox (1) naar boven en houd
deze vast.
Grasopvangbox (2) verwijderen.
Grasopvangbox inhaken
Grasopvangbox (2) aan beide haken (3)
op de achterwand bevestigen.
Ontgrendelhendel grasopvangbox
indrukken en vasthouden. (Ö 8.13)
Bij het wegnemen en vasthaken
van de grasopvangbox moet de
beugel voor het ontgrendelen van
de grasopvangbox altijd in de
ontgrendelde stand worden
gehouden totdat de grasopvangbox
volledig is verwijderd of
vastgehaakt.
203
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Grasopvangbox (2) tot aan de aanslag
naar boven klappen.
Ontgrendelhendel grasopvangbox
loslaten en erop letten of de
grasopvangbox vastklikt. (Ö 8.13)
12.11 Trekken van lasten
Controleer vóór het vasthaken van
lasten of de rem goed functioneert.
(Ö 12.5)
Maximaal gewicht aanhanger op vlakke
ondergrond = 250 kg
Maximaal gewicht aanhanger bij een
maximale stijging van 10° = 100 kg
Maximale kogeldruk = 40 kg
Maximale treklast = 40 kg
12.12 Gebruik op hellingen
Controleer vóór elk gebruik op een
helling of de rem goed werkt. (Ö 12.5)
Op hellingen altijd in de lengterichting
rijden. Bij het dwars rijden is er meer
kans op kantelen – let op de maximum
helling. (Ö 4.7)
Op hellingen vermijden om van richting
te veranderen, als dat toch noodzakelijk
blijkt te zijn moet u hierbij uiterst
voorzichtig te werk gaan.
12.13 Oriëntatiehulp
Om ongemaaide gedeelten tussen
meerdere maaibanen te voorkomen, is het
apparaat uitgevoerd met een
oriëntatiehulp.
De gebruiker zit op de
bestuurdersstoel.
Als het apparaat zonder
grasopvangbox of deflector
(toebehoren, niet meegeleverd)
wordt gebruikt, kan het maaiwerk
niet worden ingeschakeld.
In dat geval wordt de
verbrandingsmotor automatisch
uitgeschakeld.
Kans op letsel!
Bij het transport van lasten wijzigen
de rijeigenschappen van het
apparaat (b. v. langere remweg).
Hoe zwaarder de last, hoe sterker
de rijeigenschappen veranderen!
Kies bij trekken van lasten altijd een
lage rijsnelheid.
Voorkom schade aan het
apparaat!
Op hellingen wordt de maximale
treklast minder.
Een treklast van 40 kg aan de
trekhaak wordt op een vlakke
ondergrond bereikt bij het trekken
van een aanhanger met een
gewicht van 250 kg.
Aanwijzing
De nauwkeurigheid van de
oriëntatiehulp hangt af van de
lichaamslengte van de gebruiker en
van de instelling van de
bestuurdersstoel.
0478 193 9902 A - NL
204
Als de oriëntatiehulp zich (1) vanaf de
bestuurdersstoel gezien precies op de
maairand (overgang van reeds gemaaid
gazon naar niet gemaaid gazon) bevindt,
dan wordt het gazon met een
overlapping (A) van ca. 5 cm gemaaid.
Bij een overlapping maait het maaimes ca.
5 cm in de reeds gemaaide maaibaan. Zo
blijven er gegarandeerd geen ongemaaide
gedeelten tussen de beide maaibanen
achter.
Overzicht van de onderdelen van het
maaiwerk in gemonteerde staat
1 Maaiwerk
2 V-riem
3 Borgsplitpen
4 Bevestigingsbout
5 Hendel V-riemspanner
6 V-riempoelie
7 Maaiwerkophanging voor
8 Maaiwerkophanging achter
13.1 Maaiwerk demonteren
Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Contactsleutel eruit trekken.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
Afdekking achterste V-riem
demonteren
Laagste snijstand kiezen.
13. Maaiwerk
Gevaar op letsel!
Lees voorafgaand aan alle
werkzaamheden aan het maaiwerk
het hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.)
Schade aan het apparaat
vermijden!
Bij gedemonteerd maaiwerk mag
de zitmaaier niet met een
gemonteerd uitwerpkanaal in
werking worden gezet.
Het uitwerpkanaal uitbouwen, zodat
dit tijdens het rijden niet aan
obstakels (molshopen, wortels
enz.) kan blijven steken en hierdoor
beschadigd wordt. (Ö 14.5)
Kans op brandwonden!
Vóór het demonteren van de
afdekking van de achterste V-riem
de machine, vooral de uitlaat,
geheel laten afkoelen.
205
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Stap 1:
Draai de afsluitschroef (1) 90° linksom.
Stap 2:
Afdekking achterste V-riem (2) naar voren
trekken en verwijderen.
V-riem loshaken
Snijstand 3 kiezen.
Hendel V-riemspanner (5) met behulp van
een geschikt stuk buis in de richting van de
pijl (naar voren) drukken en vasthouden.
V-riem (2) van de V-riempoelie (6)
verwijderen.
Na het verwijderen van de V-riem de
hendel V-riemspanner langzaam
loslaten.
Maaiwerk achter loshaken
Stap 1:
Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout
(4) lostrekken.
Stap 2:
Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en
vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf
trekken en verwijderen.
Stap 3:
Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout
(4) lostrekken.
Stap 4:
Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en
vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf
trekken en verwijderen.
Het maaiwerk langzaam en voorzichtig
neerleggen.
Gevaar voor knellen!
Controleer bij het lostrekken van de
bevestigingsbouten of er zich geen
lichaamsdelen (hand, vingers, voet,
enz.) direct onder het maaiwerk
bevinden.
Aanwijzing
Voor een snellere demontage moet
u de volgorde van de onderdelen
precies aanhouden.
0478 193 9902 A - NL
206
Voorkant maaiwerk loshaken
Maaiwerk (1) parallel naar voren schuiven
en aan de voorste maaiwerkophanging (7)
loshaken.
Maaiwerk verwijderen
Snijstand 6 kiezen.
Maaiwerk (1) aan de rechterzijde eruit
trekken.
13.2 Maaiwerk monteren
Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Contactsleutel eruit trekken.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Hoogste snijstand kiezen.
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
Maaiwerk inschuiven
Snijstand 6 kiezen.
Het maaiwerk (1) van de rechterzijde met
de wielen naar voren onder de machine
schuiven.
V-riem (2) boven de standen van de
maaiwerkophanging (8) plaatsen.
Voorkant maaiwerk vasthaken
Laagste snijstand kiezen.
Gevaar voor knellen!
Controleer vóór het loshaken of er
zich geen lichaamsdelen (hand,
vingers, voet, enz.) direct onder het
maaiwerk bevinden.
Na het loshaken van het maaiwerk
klapt de voorste
maaiwerkophanging automatisch
omhoog.
Gevaar op letsel!
Lees voorafgaand aan alle
werkzaamheden aan het maaiwerk
het hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.)
207
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Voorste maaiwerkophanging (7) naar
beneden klappen en aan het maaiwerk (1)
vasthaken.
Maaiwerk (1) naar achteren schuiven en
hiermee de voorste maaiwerkophanging
(7) aan het maaiwerk bevestigen.
Maaiwerk achter vasthaken
Maaiwerk (1) met één hand optillen en
vasthouden. De boringen van de
ophanging aan het maaiwerk en de
maaiwerkophanging op de machine
moeten samenvallen.
Stap 1:
De bevestigingsbout (4) tot de aanslag
door de boring van de ophanging aan het
maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging
(8) steken.
Stap 2:
Borgsplitpen (3) door de boring van de
bevestigingsbout (4) steken.
Stap 3:
De bevestigingsbout (4) tot de aanslag
door de boring van de ophanging aan het
maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging
(8) steken.
Stap 4:
Borgsplitpen (3) door de boring van de
bevestigingsbout (4) steken.
V-riem aanbrengen
Snijstand 3 kiezen.
Hendel V-riemspanner (5) met behulp van
een geschikt stuk buis in de richting van de
pijl (naar voren) drukken en vasthouden.
Aanwijzing
Vóór het vasthaken controleren of
het maaiwerk correct is
vastgehaakt aan de voorste
maaiwerkophanging.
Aanwijzing
Voor een snellere montage moet u
de volgorde van de onderdelen
precies aanhouden.
Gevaar voor knellen!
Bij het vasthaken van de V-riem
erop letten dat er bij het loslaten
van de hendel V-riemspanner geen
hand of vinger tussen de V-riem en
de V-riempoelie zit.
0478 193 9902 A - NL
208
V-riem (2) van de V-riempoelie (6)
vasthaken.
Bij het vasthaken erop letten, dat de V-
riem juist (zonder draaiingen) wordt
gemonteerd.
Laat de hendel V-riemspanner (5)
langzaam los en zorg ervoor dat de V-
riem goed in de V-riempoelie ligt.
Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6)
Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10)
Afdekking achterste V-riem monteren
Laagste snijstand kiezen.
Plaats de afdekking achterste V-riem (1)
met de bevestiging op de bevestigingsnok
(2) van de transmissie (3) in de pijlrichting.
Druk de afdekking van de achterste V-riem
(1) omhoog en houd deze vast. Draai de
afsluitschroef (2) 90° rechtsom.
Kans op letsel!
Na het vasthaken van het maaiwerk
een functiecontrole uitvoeren.
Erop letten, dat er geen personen
(in het bijzonder kinderen) of dieren
in de buurt zijn. De functietest
alleen uitvoeren wanneer de
gebruiker op de machine zit.
Kans op brandwonden!
Vóór het monteren van de
afdekking van de achterste V-riem
de machine, vooral de uitlaat,
geheel laten afkoelen.
Aanwijzing
Controleer na het monteren of de
afdekking achterste V-riem goed
vastzit.
Voorkom schade aan de
machine! De V-riem moet na het
monteren vrij zitten en mag niet de
afdekking achterste V-riem
aanraken.
Controleer dit door een visuele
inspectie.
14. Onderhoud
Kans op letsel!
Lees vóór alle onderhouds- en
reparatiewerken eerst het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid", met
name de paragraaf "Onderhoud en
reparaties", zorgvuldig door en volg
de instructies op. (Ö 4.)
De contactsleutel
uittrekken om een
ongewild starten van de
verbrandingsmotor te
verhinderen.
Uitsluitend met
handschoenen werken.
Raak het maaimes nooit
aan zo lang het niet
stilstaat.
Om veiligheidsredenen zijn
onderhoudswerkzaamheden aan
de rem verboden. Laat afstel- en
onderhoudswerkzaamheden door
een vakhandelaar uitvoeren.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
209
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Algemene onderhoudsaanwijzingen:
Houd het onderhoudsschema en de
onderhoudsintervallen nauwkeurig aan.
Onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden van de
verbrandingsmotor in de
gebruiksaanwijzing opvolgen.
Voor onderhouds-, reparatie- en
reinigingswerkzaamheden:
Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Verbrandingsmotor en geluiddemper
volledig laten afkoelen.
Voor de volgende onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden verwijzen wij
u naar de gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor:
Luchtfilter vervangen.
Gegevens van de motorolie (type,
vulhoeveelheid olie enz.).
Bougie controleren en vervangen.
Brandstoffilter vervangen.
Reinigen van de verbrandingsmotor.
14.1 Onderhoudsschema
Alle gegevens in het onderhoudsschema
moeten nauwkeurig worden opgevolgd.
Bij niet-inachtneming van het
onderhoudsschema kan aanzienlijke
schade aan de machine worden
veroorzaakt.
Onderhoudswerkzaamheden vóór elk
gebruik:
Voor een krachtige en veilige werking en
ter voorkoming van storingen is het van
belang om van de staat van het apparaat
op de hoogte te zijn.
Daarvoor zijn de volgende inspecties vóór
elke start nodig (visuele inspectie):
Bandenspanning. (Ö 14.9)
Slijtage van en schade aan banden.
Lekkage van de brandstofleidingen.
Motoroliepeil (zie gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
Brandstofpeil.
Algemene visuele controle van het
apparaat en het maaiwerk. Vooral de
beschermkappen moeten op
beschadigingen worden gecontroleerd.
Goede bevestiging van de
schroefverbindingen.
Onderhoudswerkzaamheden na elk
gebruik:
Reinigen van het apparaat (maaiwerk,
uitwerpkanaal) en eventuele combi-
apparaten.
Let op de gegevens voor het reinigen
van de verbrandingsmotor (zie de
gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor).
Reinig de transmissie door grasresten
of andere verontreinigingen af te vegen.
Onderhoudswerkzaamheden na de
eerste 10 bedrijfsuren (eerste
inbedrijfstelling):
Een inspectie door uw vakhandelaar
wordt aanbevolen.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Onderhoudswerkzaamheden na elke 25
bedrijfsuren:
Controle van de messenbevestiging en
scherpte van het mes, op slijtagegrens
van het maaimes letten.
Onderhoudswerkzaamheden na elke 50
bedrijfsuren:
Algemene smering.
Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren. (Ö 14.8)
Onderhoudswerkzaamheden na elke
100 bedrijfsuren:
Vervangen van het maaimes.
Aanwijzing
Bij een zware belasting, met name
bij professioneel gebruik, kunnen
kortere onderhoudsintervallen dan
de hier vermelde noodzakelijk zijn.
Tevens kunnen extreme
omstandigheden zoals een
zanderige of steenachtige bodem,
stof enz. tot kortere
onderhoudsintervallen leiden dan in
de gebruiksaanwijzing worden
aangegeven.
Om de 100 bedrijfsuren of een keer
per jaar moet er een inspectie door
een dealer worden uitgevoerd.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Alle afzettingen op de bovenkant
van het maaiwerk verwijderen, om
ophoping van droog en daardoor
ontvlambaar, organisch materiaal te
voorkomen.
0478 193 9902 A - NL
210
Een inspectie door een vakhandelaar
laten uitvoeren.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
14.2 Apparaat reinigen
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
Verwijder eerst de aangekoekte
grasresten in de maaiwerkbehuizing
met een houten staaf.
Reinig de onderkant van het maaiwerk
met een borstel en water.
Bij het reinigen van de bovenzijde van
het maaiwerk erop letten dat er geen
water op V-riemen en tandriemen
terechtkomt, nooit waterstralen richten
op de openingen van de afdekkingen.
Reinig het uitwerpkanaal in
gedemonteerde toestand los van het
apparaat met stromend water en een
borstel.
Grasresten uit het maaiwerk (boven- en
onderkant), de motorruimte en de
transmissie verwijderen. Koelvinnen
van de verbrandingsmotor en
transmissie reinigen.
De maaimessen met borstel en water
reinigen, voor het lossen van vervuiling
in geen geval op de maaimessen
kloppen (b. v. met een hamer).
De grasopvangbox wegnemen en deze
apart reinigen van het apparaat met
stromend water en een borstel.
(Ö 12.10)
14.3 Peilindicator (grasopvangbox)
reinigen
De peilindicator (grasopvangbox) kan bij
het maaien van nat of vochtig gras vuil
worden. Daardoor werkt deze slechter.
Uit voorzorg moet de peilindicator elke
keer na het maaien of bij elke reiniging van
het uitwerpkanaal worden gereinigd.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
De peilindicator (grasopvangbox) (1) met
lichte druk naar beneden drukken. Hierbij
moet hij vlot kunnen worden bewogen en
moet er een zacht "klikken" van de
schakelaar hoorbaar zijn.
Na het loslaten van de inhoudsindicator
moet deze weer zelfstandig terug naar
boven in de uitgangspositie springen.
Als de inhoudsindicator niet soepel kan
worden bewogen of bij vervuiling, moet
deze met behulp van een borstel
voorzichtig worden gereinigd – geen
water gebruiken.
Aanwijzing
Bij de inspectie door de
vakhandelaar wordt de werking van
de rem gecontroleerd en wordt de
rem indien nodig onderhouden.
Daarnaast worden alle
noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden aan
de transmissie uitgevoerd.
Voorkom schade aan het
apparaat! Richt waterstralen
(hogedrukreinigers) nooit op
motoronderdelen, pakkingen,
elektrische onderdelen (accu,
kabelboom enz.) en lagers. Dit kan
leiden tot beschadigingen of dure
reparaties.
Geen agressieve
reinigingsmiddelen gebruiken.
Dergelijke reinigingsmiddelen
kunnen kunststoffen en metalen
zodanig beschadigen dat de
veiligheid van uw VIKING apparaat
wellicht in het geding komt. Als u
vuil niet met water, met een borstel
of met een doek kunt verwijderen,
raadt VIKING aan een speciaal
reinigingsmiddel te gebruiken (b. v.
STIHL speciale reiniger).
Demonteer het maaiwerk altijd voor
reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden.
211
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
14.4 Veiligheidsvoorzieningen
controleren
Remcontactschakelaar controleren:
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10)
Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze tot stilstand komen.
Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
Rempedaal niet intrappen of handrem
loszetten.
Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
(Ö 8.1)
De verbrandingsmotor kan niet worden
gestart met een geactiveerde
remcontactschakelaar.
Maaiwerkcontactschakelaar
controleren:
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Rempedaal tot aan de aanslag
intrappen en vasthouden. (Ö 8.9)
Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
(Ö 8.1)
De verbrandingsmotor kan niet worden
gestart met een geactiveerde
maaiwerkcontactschakelaar.
Stoelcontactschakelaar controleren:
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Verbrandingsmotor starten en op
maximaal toerental laten draaien.
(Ö 12.2), (Ö 8.2)
Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
Bestuurdersstoel ontlasten door
langzaam en voorzichtig op te staan.
Niet afstappen!
Bij een geactiveerde
stoelcontactschakelaar wordt de
verbrandingsmotor uitgeschakeld.
Contactschakelaar grasopvangbox
controleren:
ga op de bestuurdersstoel zitten.
Verbrandingsmotor starten en op
maximaal toerental laten draaien.
(Ö 12.2), (Ö 8.2)
Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
Grasopvangbox vanuit de
bestuurdersstoel omhoog klappen
(ledigen) met behulp van de hendel
voor het ledigen van de
grasopvangbox. (Ö 12.9)
Bij een geactiveerde contactschakelaar
van de grasopvangbox worden de
verbrandingsmotor en het maaiwerk
uitgeschakeld!
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
controleren:
Op de bestuurdersstoel plaats nemen –
veiligheidsschakelaar achteruit maaien
niet aanraken.
Verbrandingsmotor starten (Ö 12.2) en
op maximaal toerental laten draaien.
(Ö 8.2)
Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
Rijrichting achteruit kiezen en
vertrekken. (Ö 8.5)
Bij een werkende veiligheidsschakelaar
achteruit maaien wordt het maaiwerk
na 1 seconde ontkoppeld.
14.5 Uitwerpkanaal demonteren
Voor betere reiniging van het
uitwerpkanaal kan het zonder extra
gereedschap worden gedemonteerd.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
Gevaar voor letsel!
De veiligheidsvoorzieningen mogen
uitsluitend vanuit de
bestuurdersstoel worden
gecontroleerd.
Hierbij mogen geen personen (in
het bijzonder kinderen) of dieren in
de buurt zijn.
Controleer ten minste eenmaal per
maand of alle
veiligheidsvoorzieningen goed
werken.
Controleer na een langere
bedrijfspauze, bij weinig gebruikte
apparaten of na reparaties vóór het
opnieuw in gebruik nemen alle
veiligheidsvoorzieningen.
0478 193 9902 A - NL
212
De sluitmoer (1) eruit draaien en
wegnemen. Uitwerpkanaal (2) eruit
trekken.
14.6 Uitwerpkanaal monteren
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
Laagste snijstand kiezen.
Het uitwerpkanaal (1) tot de aanslag erin
schuiven en over de uitwerpopening van
het maaiwerk aanbrengen.
Sluitmoer (2) indraaien en aantrekken.
14.7 Maaimessen onderhouden
Onderhoudsinterval:
Na elke 25 bedrijfsuren.
Onderhoudswerkzaamheden:
Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren.
Zo nodig maaimes slijpen.
Als het maairesultaat na verloop van tijd
verslechtert, dient het maaimes te
worden geslepen.
Slijtagegrenzen van het mes
controleren
Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
Maaiwerk en maaimessen zorgvuldig
reinigen.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Monteer het uitwerpkanaal weer
meteen na het reinigen om te
voorkomen dat het wordt vergeten.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Bij het inschuiven van het
uitwerpkanaal controleren of dit aan
alle kanten over de uitwerpopening
van het maaiwerk wordt gestulpt.
Aanwijzing
Bij elke reiniging of elke keer bij het
monteren van het uitwerpkanaal
ook de peilindicator
(grasopvangbox) inspecteren en
indien nodig reinigen.
Gevaar voor letsel!
Werk uitsluitend met
handschoenen. Neem altijd
contact op met een vakhandelaar
(VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan) als u
niet over de vereiste kennis of
gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan originele VIKING
reserveonderdelen te gebruiken.
Raak het maaimes nooit aan zo
lang het niet stilstaat.
Plaats het maaiwerk altijd op een
slipvaste ondergrond.
Gevaar op letsel!
Een versleten maaimes kan
afbreken en ernstig letsel
veroorzaken. Volg daarom de
onderhoudsinstructies voor het
mes. Maaimessen worden
afhankelijk van de toepassing en de
gebruiksduur in meer of mindere
mate slijtagegevoelig. Als u het
apparaat op een zandige
ondergrond of in droge
omstandigheden gebruikt, slijten de
maaimessen door een sterkere
belasting sneller dan gemiddeld.
Opgelet!
Bij het vervangen van het maaimes
altijd ook de mesbout en de
borgring vernieuwen.
VIKING raadt in verband met het
controleren van de slijtagegrenzen
aan het maaiwerk te demonteren.
Als u over een geschikte hefbrug
beschikt, kunt u de slijtagegrenzen
aan het maaimes ook controleren
zonder dat u het maaiwerk hoeft te
demonteren.
213
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Maaiwerk veilig neerzetten voor de
controle:
Maaiwerk (1) tegen een muur zetten en
met de voet wegglijden voorkomen.
Dikte:
Meet de dikte van het maaimes (1) met
een schuifmaat op meerdere plaatsen. Het
maaimes moet op elk specifieke punt de
minimale dikte A hebben.
A > 2,5 mm
Mesbreedte:
Meet de breedte van het maaimes (1) op
de afgebeelde plaats met een schuifmaat.
Het maaimes moet de minimale breedte B
hebben.
B > 65 mm
Maaimes demonteren
Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
Maaiwerk tegen een muur zetten en
wegglijden voorkomen.
Mesbout (1) met behulp van een
schroevendraaier SW17 (niet
meegeleverd) losdraaien en eruit
schroeven.
Mesbout (1) samen met de borgring (2)
verwijderen. Het maaimes verwijderen.
Maaimes slijpen
Slijp het maaimes met inachtneming van
de volgende punten:
Koel het maaimes tijdens het slijpen,
bijvoorbeeld met water. Het mes mag
niet blauw worden, omdat anders de
snijresultaten minder worden.
Slijp het maaimes gelijkmatig om
vibratie door onbalans te voorkomen.
Houd de slijphoek van 30° aan.
Houd tijdens het slijpen rekening met
de slijtagegrenzen.
Gevaar op letsel!
Wanneer de gespecificeerde
slijtagegrenzen worden bereikt of
onderschreden, moet het maaimes
om veiligheidsredenen worden
vervangen.
Gevaar op letsel!
Draag tijdens het slijpen altijd een
veiligheidsbril en handschoenen.
0478 193 9902 A - NL
214
Balans van maaimes controleren
Schroevendraaier (1) door de middelste
boring steken.
Als het maaimes (2) uitgelijnd is, moet het
in de afgebeelde stand staan.
Maaimes monteren
Maaimes met de omhoog gebogen
windvleugels naar boven (richting
maaiwerk) monteren.
Maaimes (1) aanbrengen en de mesbout
(2) met borgring (3) (op welving van de
borgring letten) erin draaien en met het
voorgeschreven aandraaimoment
vastdraaien.
Aandraaimoment mesbout:
65 - 70 Nm
14.8 Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren
Onderhoudsinterval:
Het maaiwerk moet worden geïnspecteerd
na elke 50 uren gebruikstijd, of zo vaak als
nodig (b.v. na krachtige schokken tegen
het maaiwerk of bij onzuivere snede).
Het maaiwerk is juist gemonteerd als het
aan de voorkant iets lager staat dan aan
de achterkant.
Apparaat op een vlakke ondergrond
zetten.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Laagste snijstand kiezen. (Ö 8.11)
Gevaar op letsel!
Het maaimes moet worden
vervangen zodra inkepingen of
scheuren te zien zijn of als de
gegevens in het hoofdstuk
"Slijtagegrenzen nazien" worden
onderschreden.
Gevaar voor letsel!
Bij een eventuele onbalans van het
maaimes moet de procedure
"Maaimes slijpen" worden herhaald
totdat het maaimes
uitgebalanceerd is.
Het maaimes mag enkel door het
slijpen van de snijkanten worden
gebalanceerd.
Gevaar op letsel!
Controleer het maaimes
voorafgaand aan het inbouwen op
beschadigingen (inkepingen of
scheuren) en slijtage.
Vervang versleten of beschadigde
maaimessen.
Vervang de borgring bij elke
montage van de messen.
Borg de mesbout extra met
Loctite 243.
Houd het voorgeschreven
aandraaimoment van de mesbout
precies aan, omdat een veilige
bevestiging van het
snijgereedschap daarvan afhangt.
Een gelijkmatige bandenspanning
is belangrijk voor het controleren
van een correcte positie.
Voorafgaand aan de controle van
de juiste inbouwpositie moet de
bandenspanning op alle banden
worden gecontroleerd en eventueel
worden gecorrigeerd. (Ö 14.9)
215
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Hoogteverschil A meten.
A= 10mm
14.9 Bandenspanning
Afdekkap van het ventiel (1) schroeven.
Met behulp van een geschikte
luchtpomp met manometer de volgende
bandenspanningswaarden instellen.
Voorbanden:
0,9 - 1,2 bar
Achterbanden:
0,7 - 1,0 bar
14.10 Wielen vervangen
Bij beschadigingen (gaten, scheuren,
snedes enz.) aan de randen het
beschadigde wiel demonteren en hiermee
naar uw vakhandelaar gaan.
Apparaat optillen en ondersteunen
Het apparaat op een vlakke en vaste
ondergrond zetten.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
De juiste bandenspanning is
belangrijk voor het verstellen van
het maaiwerk en om een mooi
maairesultaat te bereiken.
Door een te hoge bandenspanning
zou de grasnerf door de
bandnoppen worden beschadigd.
Gevaar op letsel!
Apparaat voor het optillen altijd
tegen wegrollen beveiligen.
Let op het grote gewicht van het
apparaat voor het optillen (zie
hoofdstuk "Technische gegevens").
(Ö 21.)
Breng het apparaat indien nodig
met behulp van een tweede
persoon of met een krik (niet
meegeleverd) omhoog.
De rem werkt alleen op de
achterwielen. Neem daarom bij het
optillen van de achteras extra
geschikte maatregelen tegen
wegrollen.
Voorkom schade aan het
apparaat
Bij het ondersteunen erop letten,
dat het apparaat alleen met de as
of met de achterwand op de
ondergrond ligt.
Het apparaat alleen aan de
hiervoor bedoelde onderdelen (bijv.
frame, bumper, velgen, as) optillen.
Het apparaat nooit aan de kunststof
delen optillen of hierop laten rusten.
0478 193 9902 A - NL
216
Vooras:
A > 200 mm
Achteras:
B > 120 mm
Wiel demonteren
Afdekkap (1) lostrekken. Borgring (2)
wegnemen met behulp van een
schroevendraaier.
Grote ring (3) samen met het wiel (4) van
de wielas trekken.
Wiel monteren
Vóór het monteren van de wielen de
volgende punten afwerken:
Vuil van de wielas halen.
Wielas vóór de montage dun met
smeervet insmeren.
De pasveer (5) in de achterste wielas
plaatsen. Wiel (4) met de grote ring (3) op
de wielas schuiven.
Borgring (2) in de inkeping van de wielas
laten vallen.
Afdekkap (1) op wielas steken.
14.11 Opbergvak openen en sluiten
Opbergvak openen:
Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze afkoelen. (Ö 12.3)
Controleer bij het demonteren van
de achterwielen of de meenemers
(pasveer) niet kwijtraken.
Controleer vóór het monteren van
de achterwielen of de meenemers
(pasveer) aan beide kanten in de
groef van de wielas zitten.
217
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
De contactsleutel eruit trekken en veilig
bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Trek de verstelhendel bestuurdersstoel
omhoog en breng de bestuurdersstoel
in de voorste stand (naar het stuurwiel)
of klap deze naar voren.
Draai de schroeven (1) 90° linksom.
Klap het opbergvak (2) naar voren toe
omhoog (richting bestuurdersstoel).
Opbergvak sluiten:
Opbergvak (1) dichtklappen.
Bouten (2) iets omlaag drukken en
vasthouden.
Bouten (2) rechtsom erin draaien (ca. 90°).
14.12 Afdekking van de
verbrandingsmotor
Voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden aan de
verbrandingsmotor kan de afdekking van
de verbrandingsmotor omhoog worden
geklapt. Bij een omhoog geklapte
afdekking is voldoende ruimte voor zulke
werkzaamheden.
Vóór het omhoog klappen
Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Grasopvangbox demonteren.
(Ö 12.10)
Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
Laat de verbrandingsmotor volledig
afkoelen.
Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
Afdekking van de verbrandingsmotor
losmaken
Gevaar op klemmen!
Bij het loshalen van de stang
snijhoogteverstelling erop letten,
dat er zich geen lichaamsdelen
(vingers, hand, voet, enz.) direct
onder het maaiwerk bevinden.
0478 193 9902 A - NL
218
Splint (1) aan de rechterzijde van de
maaiwerkophanging achter (4) eruit
trekken. Stang snijhoogteverstelling (3)
van de maaiwerkophanging achter (4)
losmaken.
Hierbij bouten (5) zover losdraaien dat
deze losgaan.
Afdekking van de verbrandingsmotor
omhoog klappen
Afdekking van de verbrandingsmotor (6)
tot aan de aanslag omhoog klappen.
Zorg er hierbij voor dat de
vergrendeling (7) goed op het frame
vastklikt.
Afdekking van de verbrandingsmotor
sluiten
Afdekking van de verbrandingsmotor (6)
iets naar voren drukken en vasthouden.
Vergrendeling (7) ontgrendelen (optillen)
en de afdekking (6) langzaam laten
zakken.
Bescherming tegen verlies!
De bouten kunnen na het
losdraaien niet worden
weggenomen.
Gevaar op letsel!
Afdekking altijd volledig tot de
aanslag omhoog klappen, zodat de
vergrendeling aan het frame
vastklikt. Hierdoor kan de afdekking
van de verbrandingsmotor niet
dicht slaan.
Gevaar op klemmen!
Let er bij het sluiten op, dat er geen
lichaamsdelen bekneld kunnen
raken.
Afdekking langzaam en voorzichtig
sluiten.
219
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Draai beide bouten (5) erin en haal deze
aan.
Aandraaimoment: 20 - 25 Nm
Stang snijhoogteverstelling (3) in de
boring van de maaiwerkophanging (4)
steken.
Splint (1) insteken.
Maaiwerk monteren. (Ö 13.2)
Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6)
Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10)
14.13 Inhoud van de motorolie
controleren
Plaats het apparaat op een vlakke
ondergrond.
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Verbrandingsmotor laten afkoelen.
Opbergvak openen. (Ö 14.11)
Inhoud van de motorolie controleren
volgens gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor – indien nodig
motorolie bijvullen. (Ö 14.15)
14.14 Motorolie verversen
Voor informatie over voorgeschreven
motorolie en vulhoeveelheid olie verwijzen
wij u naar de gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor.
Motorolie verversen als de
verbrandingsmotor handwarm is.
Geschikte olieopvangbak (hou rekening
met vulhoeveelheid olie) onder de
olieaftapleiding zetten.
Voer gebruikte olie af conform de
wettelijke bepalingen.
Verversingsintervallen voor olie:
De aanbevolen intervallen voor het
verversen van motorolie vindt u in de
gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor.
Motorolie aftappen:
Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze afkoelen (handwarm).
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Kans op letsel!
Vóór het bijvullen of verversen van
de motorolie de verbrandingsmotor
volledig laten afkoelen.
Gevaar voor verbranding door hete
motorolie!
0478 193 9902 A - NL
220
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
Opbergvak openen. (Ö 14.11)
Oliedop eraf schroeven (zie
gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
De olieaftapslang (1) bevindt zich op de
verbrandingsmotor vlakbij het
rechterachterwiel.
Geschikte opvangbak voor olie eronder
zetten.
Olieaftapslang loshaken.
Snelsluiting (2) van de olieaftapslang (1)
een halve slag linksom draaien en
wegnemen.
Motorolie volledig aftappen.
Snelsluiting sluiten.
Olieaftapslang aan de
verbrandingsmotor vasthaken.
14.15 Motorolie bijvullen
Opbergvak openen. (Ö 14.11)
Inhoud van de motorolie
controleren. (Ö 14.13)
Motorolie zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor
bijvullen – een geschikte trechter en
een slang (wordt niet meegeleverd)
gebruiken.
Hierbij de trechter zo in de slang steken
dat de motorolie in de trechter kan
worden geleegd en vervolgens door de
slang stroomt.
Opbergvak sluiten. (Ö 14.11)
14.16 Brandstofkraan
Door de brandstofkraan open en
dicht te draaien, wordt de
brandstofstroom in de
brandstofleiding vrijgegeven of
onderbroken.
De brandstofkraan bevindt zich achter het
linker achterwiel.
Verbrandingsmotor
uitschakelen. (Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Voorkom schade aan het
apparaat
Zorg ervoor dat de motorolie niet
beneden of boven het juiste peil
komt te staan.
221
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
De brandstofkraan (1) wordt geopend of
gesloten door aan de verstelklep (2) te
draaien.
14.17 Afdekking van de stuurkolom
demonteren
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Beide klemnokken (1) iets indrukken en
vasthouden. Afdekking stuurkolom (2)
naar beneden trekken en verwijderen.
14.18 Afdekking van de stuurkolom
monteren
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Afdekking stuurkolom (1) van onderen
naar boven in het dashboard (2) geleiden.
De klemnokken (3) in de openingen (4)
steken. Afdekking stuurkolom (1) laten
vastklikken door deze iets in te drukken.
14.19 Zekeringen
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Brandgevaar!
De zekeringen mogen nooit met
een draad of folie worden
overbrugd.
Plaats nooit een zekering met een
andere dan de voorgeschreven
capaciteit (ampère).
Als er binnen korte tijd weer een
zekering doorbrandt, is een defect
(bijv. kortsluiting) de mogelijke
oorzaak.
Neem contact op met een
vakhandelaar. VIKING beveelt de
VIKING vakhandelaar aan.
0478 193 9902 A - NL
222
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Steekzekeringen:
Nominale stroomsterkte: 10 A
Steekzekeringen (1) verwijderen.
Inspecteer visueel of de draad in het
kunststof (2) beschadigd (doorgebrand) is.
Bij een beschadigde draad (2) moet de
zekering worden vervangen.
Hoofdzekering:
Nominale stroomsterkte: 150 A
Afdekking (1) openen.
Inspecteer visueel of de draad (2)
beschadigd (doorgebrand) is. Bij een
beschadigde draad moet de zekering (3)
door een vakhandelaar worden
vervangen.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Afdekking (1) weer sluiten.
14.20 Accu
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Accu loskoppelen:
De moer (1) van de zwarte aansluitkabel
(2) met behulp van twee
schroevendraaiers SW8 eruit draaien en
schroef, ring en moer verwijderen.
Aansluitkabel (2) van de minpool (–) op de
accu loshalen en wegnemen.
Gevaar op letsel!
Bij het loskoppelen van de accu
altijd eerst de zwarte minkabel (–)
en pas dan de rode pluskabel (+)
loskoppelen!
Bij het aansluiten van de accu altijd
eerst de rode pluskabel (+)
aansluiten.
De accu is onderhoudsvrij en moet
alleen worden vervangen bij een
beschadiging of gedemonteerd bij
een langere stillegging (bijv.
winterpauze).
Verwijder de accu uit het apparaat
voordat u deze afvoert.
Bied de accu niet via het huisvuil
aan, maar lever deze bij de
vakhandelaar of het afvalpunt voor
gevaarlijke stoffen in.
223
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Afdekkap (3) lostrekken. De
schroefverbinding van de rode
aansluitkabel (4) met behulp van twee
schroevendraaiers SW8 van de pluspool
(+) op de accu loshalen en schroef, ring en
moer wegnemen.
Aansluitkabel (4) van de pluspool (+)
loshalen en wegnemen.
Zo nodig de accu verwijderen.
(Ö 14.20)
Bouten, ringen en moeren tot nader
gebruik weer op de minpool (–) en de
pluspool (+) van de accu schroeven.
Zo nodig de afdekking van het
stuurkolom monteren. (Ö 14.18)
Accu aansluiten:
Controleer vóór het monteren de
accuspanning. Als de
minimumspanning niet wordt bereikt,
de accu nog vóór het inbouwen met een
acculader volledig opladen.
Minimumspanning: 11,5 V
Accu plaatsen.
Indien nodig bout, ring en moer van de
accu wegnemen.
Aansluitklem van de rode aansluitkabel (4)
op de pluspool (+) van de accu
aanbrengen.
Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en
moer (7) vastschroeven – twee
schroevendraaiers SW8 gebruiken.
Aandraaimoment: 4 - 5 Nm
Afdekkap (3) over de schroefverbinding
heen stulpen.
Aansluitklem van de zwarte
aansluitkabel (2) op de minpool (–) van de
accu aanbrengen.
Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en
moer (7) vastschroeven – twee
schroevendraaiers SW8 gebruiken.
Aandraaimoment: 4 - 5 Nm
Accu verwijderen:
Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
Bevestigingsklem (1) openen.) Accu (2)
verwijderen.
Bevestigingsklem sluiten.
Afdekking van de stuurkolom monteren.
(Ö 14.18)
Accu plaatsen
Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
0478 193 9902 A - NL
224
Accu (1) plaatsen. Bevestigingsklem (2)
sluiten.
Accu aansluiten. (Ö 14.20)
Afdekking van de stuurkolom monteren.
(Ö 14.18)
Accu laden:
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
Accu verwijderen (Ö 14.20) en met een
overeenkomstig laadsysteem opladen.
14.21 Smeren
Beide fusees op de vooras boven beide
smeernippels aan de vooras smeren.
Smering:
verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De vooras ontlasten door deze te
ondersteunen (optillen).
Met behulp van een vetspuit (niet
meegeleverd) aan beide kanten via de
smeernippel (1) smeervet erin spuiten
totdat er bij de fusees iets vet uitstroomt.
Uitgestroomd smeermiddel
verwijderen.
Ondersteuning van de vooras
verwijderen.
14.22 Verbrandingsmotor
Neem de gebruiks- en
onderhoudsinstructies in de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor in acht.
Voor een lange gebruiksduur is het van
belang de olie op peil te houden,
regelmatig de motorolie te verversen en
het luchtfilter te vervangen.
14.23 Transmissie
De transmissie is voor de gebruiker
onderhoudsvrij.
Bij inspectie van de machine door de
vakhandelaar worden noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden aan de
transmissie uitgevoerd.
14.24 Opslag
Apparaat in een droge en stofarme
ruimte opslaan, buiten het bereik van
kinderen of onbevoegde personen.
Eventuele storingen aan het apparaat
moeten in de regel vóór het opbergen
worden verholpen, zodat de machine
altijd veilig kan worden gebruikt.
Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16)
Gevaar op letsel!
Voor het opladen van de accu met
behulp van andere laadsystemen
moet de accu worden
gedemonteerd.
Neem de specificaties op het
bijblad van de accu en het
oplaadapparaat in acht.
Aanwijzing
Vóór het smeren moet de vooras
door een juiste ondersteuning
worden ontlast.
De smeernippel moet elke keer
vóór het smeren worden gereinigd
om te voorkomen dat er vuil in de
fusee komt.
Verwijder uitgelopen smeervet altijd
na het smeren (afvegen).
Gebruik standaard smeervet.
225
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Contactsleutel uittrekken en zorgvuldig
bewaren zodat onbevoegde personen,
met name kinderen, de sleutel niet
kunnen bemachtigen.
14.25 Stilleggen bij langere
onderbrekingen (bijvoorbeeld
winterpauze)
Reinig zorgvuldig alle buitendelen van
de verbrandingsmotor en het apparaat,
vooral de koelvinnen.
Smeer alle bewegende delen goed in
met olie of vet.
Brandstof uit de brandstoftank aftappen
en carburator ledigen (bijvoorbeeld
door leegrijden).
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Volg de aanwijzingen in de
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor op.
Ververs de motorolie (zie
gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor). (Ö 14.14)
Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
Accu helemaal opgeladen veilig in een
koele, droge ruimte opslaan.
14.26 Na langere bedrijfspauzes (bijv.
winterpauze)
Accuspanning controleren. Als de
minimumspanning niet wordt bereikt,
de accu nog vóór het inbouwen met een
acculader volledig opladen.
Minimumspanning: 11,5 V
Accu plaatsen en aansluiten. (Ö 14.20)
Controleer de bandenspanning op alle
wielen. (Ö 14.9)
Controleer het brandstofpeil en tank
indien nodig bij.
Eventueel de motorolie verversen.
(Ö 14.14)
Controleer de inhoud van de motorolie
en vul eventueel motorolie bij.
(Ö 14.13)
Voor het laden hoogste snijstand
kiezen. (Ö 12.6)
Bij het gebruik van een aanhangwagen
deze aan de voorzijde ondersteunen
om te voorkomen dat deze onder het
gewicht van het apparaat omhoog
klapt.
Gebruik voor het laden een geschikte
hefvoorziening of aangepaste stabiele
laadhellingen die voldoende breed zijn.
Laadhellingen stevig plaatsen en
bevestigen, wielstand en spoorbreedte
van de zitmaaier in acht nemen. (Ö 21.)
Verdeel de last gelijkmatig over de
aanhanger.
Na het laden laagste snijstand kiezen.
(Ö 12.6)
Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Schuif het apparaat zover naar voor dat
de bumper de voorwand van de
aanhanger of voertuig raakt.
Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16)
Zet het apparaat met behulp van
geschikte bevestigingsmiddelen
(gordels, kabels enz.) aan de voorste
bumper tegen de voorste wand van de
aanhanger of voertuig en borg deze.
Plaats vervolgens wiggen (niet
meegeleverd) onder de wielen, zodat
onbedoeld wegrollen kan worden
vermeden.
Maaimes:
6140 702 0100
Mesbout:
9010 345 2430
Veerring:
0000 702 6600
15. Transport
Kans op letsel!
Lees voor het transport het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid", in
het bijzonder de paragraaf
"Transport van de zitmaaier"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.), (Ö 4.3)
Laadhellingen langzaam en zeer
voorzichtig oprijden en erop letten u
met de wielen niet over de zijkant
van de laadhellingen geraakt –
Gevaar op vallen!
Wijzig de snelheid of de richting
niet abrupt.
Bij transport op de openbare weg
mag het apparaat uitsluitend met
behulp van een geschikt voertuig of
een geschikte aanhanger worden
getransporteerd! Niet wegslepen!
16. Standaard
reserveonderdelen
De bevestigingselementen van het
maaimes (bijv. mesbout) moeten bij
het verwisselen of monteren van
een mes worden vervangen.
Vervangingsonderdelen zijn bij de
VIKING vakhandelaar verkrijgbaar.
0478 193 9902 A - NL
226
Voor de machine zijn nog meer
accessoires verkrijgbaar.
Voor nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING vakhandelaar, het
internet (www.viking-garden.com) of de
VIKING catalogus.
Grasafval hoort niet in de
vuilnisbak, maar moeten
worden gecomposteerd.
De verpakkingen, het apparaat
en de accessoires zijn met
recycleerbaar materiaal gefabriceerd en
moeten overeenkomstig worden verwerkt.
Door materiaalresten afzonderlijk en
milieubewust te verwerken, ondersteunt u
de recyclage van waardevolle stoffen.
Daarom moet het apparaat na afloop van
de gebruikelijke levensduur gerecycleerd
worden om de waardevolle stoffen te
verzamelen.
Afvalproducten als afgewerkte olie
(motorolie, transmissieolie), brandstof en
accu’s altijd deskundig afvoeren. Neem de
plaatselijke voorschriften in acht!
Verwijder de accu voor het afvoeren uit de
machine.
Bied de accu niet via het huisvuil aan,
maar lever deze bij de vakhandelaar of het
afvalpunt voor gevaarlijke stoffen in.
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten.
VIKING beveelt u de VIKING dealer aan.
Neem de volgende belangrijke
aanwijzingen in acht om schade of
overmatige slijtage aan uw VIKING
apparaat te vermijden:
1. Slijtageonderdelen
Sommige onderdelen van het VIKING
apparaat zijn ook bij reglementair gebruik
aan normale slijtage onderhevig en
moeten afhankelijk van de gebruikswijze
en gebruiksduur tijdig worden vervangen.
Hiertoe behoren onder andere:
Maaimes
Grasopvangbox
–V-riem
–Accu
Banden, rollen
Bougie
2. Inachtneming van de voorschriften in
deze gebruiksaanwijzing
Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig
mogelijk worden gebruikt, onderhouden
en opgeslagen, zoals omschreven in deze
gebruiksaanwijzing. Voor alle
beschadigingen die door het niet in acht
nemen van veiligheids-, bedienings- en
onderhoudsaanwijzingen worden
veroorzaakt, is de gebruiker zelf
verantwoordelijk.
Dit geldt met name voor:
niet reglementair gebruik van het
product.
het gebruik van niet door VIKING
toegelaten brandstoffen
(smeermiddelen, benzine en motorolie,
zie gegevens van de motorfabrikant).
niet door VIKING toegelaten
productwijzigingen.
het gebruik van gereedschappen of
accessoires die niet voor het apparaat
zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of
van een minder goede kwaliteit zijn.
gebruik van het product bij sport- of
wedstrijdevenementen.
gevolgschade door een product met
defecte onderdelen verder te
gebruiken.
3. Onderhoudswerkzaamheden
Alle in het hoofdstuk "Onderhoud"
vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd.
Voor zover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de
gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd,
moeten deze aan een vakhandelaar
worden overgedragen.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te
laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Worden deze werkzaamheden niet
uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan
waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is.
Hiertoe behoren onder andere:
17. Accessoires
Om veiligheidsredenen mag u bij
deze machine uitsluitend door
VIKING goedgekeurde accessoires
gebruiken.
18. Milieubescherming
19. Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
227
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
corrosie en andere gevolgschade door
ondeskundige opslag.
beschadigingen aan de machine door
het gebruik van kwalitatief
minderwaardige reserveonderdelen.
beschadigingen door niet tijdig of
ondeskundig uitgevoerd onderhoud
resp. beschadigingen door
onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden die niet in
werkplaatsen van vakhandelaars zijn
uitgevoerd.
Wij,
VIKING GmbH
Hans Peter Stihl-Straße 5
A 6336 Langkampfen/Kufstein
verklaren, dat de
Grasmaaier met bestuurdersstoel en
verbrandingsmotor (MR),
stemt overeen met volgende EU-
richtlijnen:
97/68/EC, 2000/14/EC, 2004/108/EC,
2006/42/EC, 2006/66/EC
Het product is ontwikkeld in
overeenstemming met de volgende
normen:
EN ISO 5395-1, EN ISO 5395-3
Toegepaste
conformiteitsbeoordelingsprocedure:
appendix VIII (2000/14/EC)
Naam en adres van de bevoegde
instantie:
TÜV Rheinland LGA Products GmbH
Tillystraße 2
D-90431 Nürnberg
Samenstelling en klassement van de
Technische Documentatie:
Sven Zimmermann
VIKING GmbH
Het bouwjaar en het serienummer staan
vermeld op het typeplaatje van het
apparaat.
Gemeten geluidsniveau:
99,7 dB(A)
Gewaarborgd geluidsniveau:
100 dB(A)
Langkampfen,
2016-01-02 (JJJJ-MM-DD)
VIKING GmbH
Afdelingshoofd Bouw
20. CE-
conformiteitsverklaring van
de fabrikant
Merk VIKING
Type MR 4082.1
Productiecode 6140
21. Technische gegevens
Type MR 4082.1
Serienummer 6140
Verbrandingsmotor,
bouwwijze
4-takt
verbrandingsmo-
tor
Verbrandingsmotor,
type B&S Series 3130
Cilinderinhoud 344 cm
3
Nominaal vermogen
bij nominaal toerental
6,5 - 2700
kW - omw/min
Hoogste toerental 2700 omw/min
Brandstoftank 6 l
Startsysteem Elektrostart met
contactsleutel
Type accu Lood-gel
Nominale spanning 12 V
Capaciteit 17 Ah
Aandraaimoment
mesbout 65 - 70 Nm
Wielaandrijving
Achterwiel
traploos
vooruit en
achteruit
Brandstofkraan ja
Voorwielen 13x5.00-6
Bandenspanning
voorwielen 0,9 - 1,2 bar
Achterwielen 16x6.50-8
Bandenspanning
achterwielen 0,7 - 1,0 bar
Snijbreedte 80 cm
Snijhoogte 35 - 90 mm
Capaciteit
grasopvangbox 250 l
Conform richtlijn 2000/14/EC:
Gewaarborgd
geluidsniveau L
WAd
100 dB(A)
Conform richtlijn 2006/42/EC:
geluidsdrukniveau op
werkplek L
pA
86 dB(A)
Onzekerheid K
pA
2 dB(A)
Meting conform EN ISO 5395-1/-3,
EN 1032:
0478 193 9902 A - NL
228
21.1 Afmetingen
Storing:
Startmotor draait, verbrandingsmotor slaat
niet aan.
Mogelijke oorzaak:
Gashendel staat in stand MIN.
Chokestand (gashendel) is niet
geactiveerd.
Geen brandstof in de tank.
Brandstofkraan dicht.
Er wordt te weinig brandstof
aangevoerd.
Bougie vol roet of beschadigd.
Verkeerde afstand elektroden.
Bougiestekker is van de bougie
losgetrokken.
Verbrandingsmotor is na meermaals
opstarten "verzopen".
Luchtfilter is verstopt.
Accu bijna leeg.
Oplossing:
Gashendel helemaal naar voren in de
chokestand of in de stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
Gashendel in chokestand zetten.
(Ö 8.2)
Brandstof bijvullen.
Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
Brandstoffilter controleren. (@)
Bougie reinigen of vervangen. (@)
Afstand elektroden instellen. (#)
Vibraties op de stoel
(lichaamsversnel-
ling) a
w
0,60 m/s
2
Onzekerheid K
w
0,30 m/s
2
Meting conform EN ISO 5395-1/-3,
EN 20643:
Vibraties bij het
stuurwiel a
hw
3,00 m/s
2
Onzekerheid K
hw
1,50 m/s
2
Opgegeven trillingskarakteristiek conform
EN 12096
Gewicht met maai-
werk en met lege
grasopvangbox 198 kg
A =87cm
B =90cm
C =113cm
D =177cm
E =213cm
F =110cm
G =118cm
22. Defectopsporing
# Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
@ Zie gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor.
229
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Bougiestekker aansluiten; verbinding
tussen bougiekabel en stekker
controleren. (#)
Draai de bougie los en droog deze; zet
de gashendel in de stand MIN en start
meermaals zonder bougie; schroef de
bougie er weer in en steek de
bougiestekker vast. (@)
Luchtfilter reinigen. (@)
Laadniveau van de accu controleren en
zo nodig de accu opladen.
Storing:
Startmotor werkt niet.
Mogelijke oorzaak:
Veiligheidsvoorzieningen blokkeren de
startmotor.
Accu niet of fout aangesloten.
Accu volledig ontladen of onvoldoende
geladen.
Hoofdzekering (150 A) defect.
Onjuiste massa-aansluiting op
verbrandingsmotor of onderstel.
Startmotor defect.
Oplossing:
Alle veiligheidsvoorzieningen in acht
nemen. (Ö 11.)
Aansluitingen accu controleren.
(Ö 14.20)
Accu laden. (Ö 14.20)
Hoofdzekering vervangen. (#)
Aansluitkabels op de accu en het
onderstel controleren. (#)
Startmotor repareren. (#)
Storing:
Start slecht of het vermogen van de
verbrandingsmotor wordt minder.
Mogelijke oorzaak:
Water in de brandstoftank en de
carburator; carburator is verstopt.
Brandstoftank is vuil.
Luchtfilter is vuil.
Bougie vol roet.
Maaien van te hoog of te vochtig gras.
Oplossing:
Brandstoftank ledigen; brandstoftank,
brandstofleiding en carburator reinigen.
(#)
Brandstoftank reinigen. (#)
Luchtfilter reinigen/vervangen. (@)
Bougie reinigen. (@)
De snijstand en de rijsnelheid
aanpassen aan de te maaien
oppervlakte.
Storing:
Verbrandingsmotor wordt zeer heet.
Mogelijke oorzaak:
Koelvinnen zijn vuil.
Te laag oliepeil in de motor.
V-riem versleten.
Oplossing:
Koelvinnen reinigen. (@)
Controleer de inhoud van de motorolie
en vul motorolie bij. (Ö 14.13)
V-riem vervangen. (#)
Storing:
Apparaat rijdt niet.
Mogelijke oorzaak:
Transmissie losgekoppeld.
V-riem (transmissie) losgeraakt.
V-riem (transmissie) versleten of
beschadigd.
Ontbrekende pasveer tussen de
achteras en achterwielen.
Oplossing:
Transmissie vastkoppelen (beugel
vrijloop van de transmissie). (Ö 8.14)
V-riem (transmissie) vasthaken. (#)
V-riem (transmissie) vervangen. (#)
Pasveer monteren. (Ö 14.10)
Storing:
Sterke vibraties tijdens gebruik.
Mogelijke oorzaak:
Het maaimes is ongebalanceerd door
verkeerd slijpen of beschadigingen.
De mesbout is niet goed aangetrokken.
De bevestiging van de
verbrandingsmotor is niet goed
aangetrokken.
V-riem beschadigd.
Uitwerpkanaal verstopt.
Oplossing:
Maaimes opnieuw slijpen en
balanceren of maaimes vervangen.
(Ö 14.7)
Mesbout met aangegeven
aanhaalkoppel vastdraaien. (Ö 14.7)
Bevestiging van de verbrandingsmotor
vastzetten. (#)
V-riem vervangen. (#)
Uitwerpkanaal reinigen. (#)
Storing:
Onzuivere snede, gras wordt na het
maaien geel.
Mogelijke oorzaak:
Maaimes bot of versleten.
Rijsnelheid is te hoog in verhouding tot
de maaisituatie (snijhoogte, kwaliteit
van het gazon).
Maximaal toerental van de
verbrandingsmotor niet ingesteld
(gashendel niet in stand MAX).
Maaiwerkinstelling niet in orde.
Uitwerpkanaal verstopt.
0478 193 9902 A - NL
230
Het maaiwerk is verontreinigd met
grasresten (verklevingen aan de
binnenkant van de
maaiwerkbehuizing).
Oplossing:
Maaimes slijpen of vervangen (op
slijtagegrenzen letten). (Ö 14.7)
Rijsnelheid verlagen of hogere
snijhoogte kiezen.
Gashendel in stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
Maaiwerkinstelling controleren en
indien nodig het maaiwerk juist
afstellen. (Ö 14.8)
Grasopvangbox wegnemen en
grasresten uit het uitwerpkanaal
verwijderen.
De binnenkant van het maaiwerk
reinigen.
Storing:
Uitwerpkanaal verstopt.
Mogelijke oorzaak:
Maaimesvleugel versleten of
beschadigd.
Maaien van te hoog of te vochtig gras.
De rijsnelheid is te hoog in verhouding
tot de ingestelde snijhoogte.
Maximaal toerental van de
verbrandingsmotor niet ingesteld
(gashendel niet in stand MAX).
Peilindicator verkeerd afgesteld.
Oplossing:
Maaimes vervangen. (Ö 14.7)
Gazon in twee sessies maaien: 1.
maaisessie met de hoogste snijstand,
2. maaisessie met de gewenste
snijhoogte.
Rijsnelheid verlagen of hogere
snijhoogte kiezen.
Gashendel in stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
Peilindicator instellen (schuif helemaal
eruit trekken). (Ö 8.15)
Storing:
Grasopvangbox wordt niet helemaal
gevuld.
Mogelijke oorzaak:
Peilindicator niet juist afgesteld.
Snijhoogte te laag ingesteld.
Gras te vochtig en daardoor te zwaar
om door de luchtstroom door het
uitwerpkanaal in de grasopvangbox te
worden meegevoerd.
Maaimes is bot of versleten.
Gras is te hoog.
Luchtgaten in de grasopvangbox
verstopt (geen luchtdoorstroming in de
grasopvangbox).
Uitwerpkanaal of maaiwerk
(binnenkant) vuil door verkleefd gras
(grasresten van de laatste keer
maaien).
Oplossing:
Peilindicator afstellen. (Ö 8.15)
Hogere snijhoogte kiezen.
Wachten totdat het grasoppervlak
droog is.
Maaimes slijpen of vervangen. (Ö 14.7)
Gazon in twee sessies maaien:
1. maaisessie met de hoogste
snijstand,
2. maaisessie met de gewenste
snijhoogte.
Grasopvangbox schoonmaken
(luchtdoorstroming reinigen).
Uitwerpkanaal of binnenkant van het
maaiwerk schoonmaken.
Storing:
Peilindicator (grasopvangbox) werkt niet
juist.
Mogelijke oorzaak:
Peilindicator (grasopvangbox) vuil door
grasresten.
Peilindicator (grasopvangbox) niet juist
afgesteld.
Rijsnelheid te hoog.
Oplossing:
Peilindicator reinigen en controleren of
deze soepel loopt.
Peilindicator (grasopvangbox)
afstellen. (Ö 8.15)
Rijsnelheid aan de te maaien
oppervlakte aanpassen (rijsnelheid
verlagen).
Storing:
Maaimes wordt niet ingeschakeld of draait
niet.
Mogelijke oorzaak:
De veiligheidsvoorzieningen
voorkomen dat het maaimes wordt
ingeschakeld.
V-riem (maaiwerk) versleten,
losgekoppeld of beschadigd.
Oplossing:
Controleren of alle
veiligheidsvoorzieningen voor het
inschakelen van het maaimes werken.
(Ö 11.)
V-riem (maaiwerk) controleren en zo
nodig vervangen. (#)
231
DEENFRITESPT NL
0478 193 9902 A - NL
Storing:
Verbrandingsmotor slaat af bij het
inschakelen van het maaiwerk.
Mogelijke oorzaak:
Gebruiker zit niet of niet goed op de
bestuurdersstoel.
Stoelcontactschakelaar of de kabels
zijn defect.
Schakelaar grasopvangbox niet
bediend of defect.
Oplossing:
Op de bestuurdersstoel gaan zitten of
anders gaan zitten.
Stoelcontactschakelaar of kabels
repareren of vervangen. (#)
Grasopvangbox of deflector (niet in de
levering inbegrepen) monteren of de
schakelaar grasopvangbox repareren
of vervangen. (#)
Storing:
Maaiwerk wordt bij het achteruit rijden
ontkoppeld.
Mogelijke oorzaak:
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
niet bediend.
Oplossing:
Maaimes binnen het tijdsvenster
vrijgeven (5 seconden voor, tot
1 seconde na het koppelen of wijzigen
van de rijrichting). (Ö 8.4)
Storing:
Verbrandingsmotor slaat af bij het verlaten
van de bestuurdersstoel.
Mogelijke oorzaak:
Handrem niet aangetrokken.
Maaiwerk ingeschakeld
(veiligheidsvoorziening).
Oplossing:
Handrem voor het verlaten van de
bestuurdersstoel aantrekken. (Ö 8.10)
Maaiwerk voor het verlaten van de
bestuurdersstoel uitschakelen. (Ö 8.3)
Storing:
Er klinken 3 kort op elkaar volgende
akoestische signalen.
Mogelijke oorzaak:
Defect in de stoelcontactschakelaar of
in het elektrisch circuit (kortsluiting).
Oplossing:
Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien,
zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1)
Storing:
Permanente toon actief.
Mogelijke oorzaak:
Grasopvangbox is vol.
Storing in de elektronica.
Accu met onjuiste polariteit
aangesloten.
Oplossing:
Maaiwerk ontkoppelen en
grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9)
Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien,
zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1)
Polariteit van de accuaansluitingen
controleren, de kabel eventueel juist
aansluiten. (Ö 14.20)
23.1 Leveringbevestiging
23.2 Servicebevestiging
Geef deze gebruiksaanwijzing aan
uw VIKING vakhandelaar in geval
van onderhoudswerkzaamheden.
Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de
servicewerkzaamheden die werden
uitgevoerd.
23. Onderhoudsschema
Service uitgevoerd op
Datum volgende servicebeurt
1

Documenttranscriptie

Veel plezier met uw VIKING apparaat. Directeur 0478 193 9902 A - NL 176 178 179 179 180 180 181 181 182 182 185 187 187 188 188 188 189 189 189 190 190 191 191 191 192 192 192 193 Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen. 196 196 196 198 198 198 199 199 200 200 200 200 201 201 202 203 203 203 204 204 206 208 209 210 210 175 DE EN FR 176 176 NL Neem contact op met uw dealer of met onze verkoopafdeling als u vragen over uw apparaat heeft. Over deze gebruiksaanwijzing Algemeen Instructie voor het lezen van de gebruiksaanwijzing Beschrijving van het apparaat Voor uw veiligheid Algemeen Training – Gebruik van de machine Transport van de zitmaaier Tanken – omgaan met benzine Kleding en uitrusting Vóór het werken Tijdens het werken Onderhoud en reparaties Opslag bij langdurige bedrijfsonderbrekingen Afvoer Toelichting van de symbolen Leveringsomvang Werkzaamheden vóór de eerste ingebruikname Bedieningselementen Contactslot Gashendel met chokefunctie Schakelaar maaiwerk Veiligheidsschakelaar achteruit maaien Keuzehendel rijrichting Stuurwiel Verstelhendel bestuurdersstoel Aandrijfpedaal Rempedaal Handrem Hendel snijhoogteverstelling 193 194 194 195 195 196 IT Dit product werd volgens de meest moderne procedures en met veel zorg voor kwaliteit gefabriceerd, want wij hebben ons doel pas bereikt als u tevreden bent over uw apparaat. 1. Inhoudsopgave Hendel voor ledigen grasopvangbox Ontgrendelhendel grasopvangbox Hendel voor vrijloop transmissie Peilindicator (grasopvangbox) Elektronica Zelfdiagnose bij het starten Defect aan de zitmaaier tijdens bedrijf Storing in de elektronica Aanwijzingen voor werken Veiligheidsvoorzieningen Apparaat in gebruik nemen Brandstof bijtanken Verbrandingsmotor starten Verbrandingsmotor uitschakelen Rijden Remmen Snijhoogte instellen Maaien Programmeren van het automatisch ontkoppelen van het maaiwerk Grasopvangbox ledigen Grasopvangbox wegnemen en vasthaken Trekken van lasten Gebruik op hellingen Oriëntatiehulp Maaiwerk Maaiwerk demonteren Maaiwerk monteren Onderhoud Onderhoudsschema Apparaat reinigen Peilindicator (grasopvangbox) reinigen ES Hartelijk dank voor uw aankoop van een kwaliteitsproduct van de firma VIKING. PT Geachte klant, Veiligheidsvoorzieningen controleren Uitwerpkanaal demonteren Uitwerpkanaal monteren Maaimessen onderhouden Inbouwpositie van het maaiwerk controleren Bandenspanning Wielen vervangen Opbergvak openen en sluiten Afdekking van de verbrandingsmotor Inhoud van de motorolie controleren Motorolie verversen Motorolie bijvullen Brandstofkraan Afdekking van de stuurkolom demonteren Afdekking van de stuurkolom monteren Zekeringen Accu Smeren Verbrandingsmotor Transmissie Opslag Stilleggen bij langere onderbrekingen (bijvoorbeeld winterpauze) Na langere bedrijfspauzes (bijv. winterpauze) Transport Standaard reserveonderdelen Accessoires Milieubescherming Slijtage minimaliseren en schade voorkomen 176 211 211 212 212 214 215 215 216 217 219 219 220 220 221 221 221 222 224 224 224 224 225 225 225 225 226 226 CE-conformiteitsverklaring van de fabrikant Technische gegevens Afmetingen Defectopsporing Onderhoudsschema Leveringbevestiging Servicebevestiging 227 227 228 228 231 231 231 2. Over deze gebruiksaanwijzing 2.1 Algemeen Deze gebruiksaanwijzing is een originele gebruiksaanwijzing van de fabrikant in de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC. VIKING werkt voortdurend aan de ontwikkeling van zijn producten; wijzigingen in het product qua vorm, techniek en uitvoering blijven daarom voorbehouden. Op basis van gegevens of afbeeldingen uit dit boekje kunnen bijgevolg geen aanspraken worden gemaakt. Deze gebruiksaanwijzing wordt beschermd door het auteursrecht. Alle rechten blijven voorbehouden, met name het recht van verveelvoudiging, vertaling en de verwerking met elektronische systemen. 2.2 Instructie voor het lezen van de gebruiksaanwijzing Afbeeldingen en teksten beschrijven bepaalde bedieningsstappen. Alle pictogrammen die op het apparaat zijn aangebracht, worden in deze gebruiksaanwijzing toegelicht. Kijkrichting: kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´ in de gebruiksaanwijzing: De gebruiker staat achter het apparaat en kijkt in de rijrichting naar voren. 226 0478 193 9902 A - NL de beschreven aanwijzingen kunnen zoals in de volgende voorbeelden gemarkeerd zijn. Handelingen waarbij ingrijpen van de gebruiker vereist is: DE EN Afbeeldingen met tekstpassages: Bedieningsstappen met directe verwijzing naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na de afbeelding met bijbehorende positienummers. FR Markeringen van tekstpassages: Aanwijzing Informatie voor een beter apparaatgebruik en om een mogelijk oneigenlijk gebruik te vermijden. NL naar de desbetreffende hoofdstukken en paragrafen met nadere uitleg wordt met een pijltje verwezen. Het volgende voorbeeld bevat een verwijzing naar een hoofdstuk: (Ö 2.1) Voorbeeld: IT Hoofdstukverwijzing: ES ● Bout (1) met een schroevendraaier losdraaien, hendel (2) activeren ... Algemene opsommingen: PT – productgebruik bij sport- of wedstrijdevenementen Teksten met aanvullende betekenis: tekstpassages met aanvullende betekenis zijn met één van de onderstaand beschreven symbolen gemarkeerd om deze in de gebruiksaanwijzing extra te accentueren. Gevaar! Gevaar voor ongevallen en ernstig letsel. Bepaalde handelingen zijn noodzakelijk of verboden. Waarschuwing! Kans op letsel. Bepaalde handelingen voorkomen mogelijk of waarschijnlijk letsel. Voorzichtig! Minder ernstig letsel of materiële schade dat/die door bepaalde handelingen kan worden voorkomen. 0478 193 9902 A - NL Contactsleutel (1) in contactslot (2) plaatsen. Teksten met afbeeldingverwijzing: afbeeldingen die het gebruik van het apparaat toelichten, vindt u geheel aan het begin van de gebruiksaanwijzing. Het camerasymbool koppelt de afbeeldingen op de pagina's met afbeeldingen met het desbetreffende tekstgedeelte in de gebruiksaanwijzing. 1 177 3. Beschrijving van het apparaat 178 0478 193 9902 A - NL 19 20 21 22 23 24 Vóór de eerste inbedrijfstelling moet u de hele gebruiksaanwijzing goed doorlezen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor later gebruik zorgvuldig op een veilige plaats. Volg de gebruiks- en onderhoudsinstructies in de afzonderlijke gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor. Deze veiligheidsmaatregelen zijn onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar deze opsomming is niet uitputtend. Gebruik het apparaat altijd verstandig en met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt gesteld voor ongevallen met andere personen of voor schade aan hun eigendommen. Leen het apparaat inclusief accessoires alleen uit aan personen die met dit model en de bediening ervan vertrouwd zijn. De gebruiksaanwijzing is onderdeel van het apparaat en moet altijd worden meegegeven. Levensgevaar door verstikking! Verstikkingsgevaar voor kinderen bij het spelen met verpakkingsmateriaal. Houd verpakkingsmateriaal altijd buiten het bereik van kinderen. 0478 193 9902 A - NL Laat het apparaat in geen geval gebruiken door kinderen, personen met beperkte lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of onvoldoende ervaring en kennis of personen die niet met de instructies vertrouwd zijn. Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen het apparaat niet gebruiken. De minimumleeftijd van de gebruiker kan vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen. Let op – Gevaar voor ongevallen! De zitmaaier is alleen voor het maaien van gras bestemd. Een andere toepassing is niet toegestaan. De machine kan met originele accessoires van VIKING worden uitgerust. Hierdoor kan de machine ook voor andere toepassingen worden gebruikt. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING vakhandelaar. Om persoonlijk letsel van de gebruiker of andere personen te vermijden, mag de machine bijvoorbeeld niet worden gebruikt voor (onvolledige opsomming): – het snoeien van rankgewas, – het hakselen en verkleinen van boomen struikafval, – het schoonmaken van voetpaden (opzuigen, wegblazen), – sneeuwruimen met behulp van het maaiwerk, 179 DE EN FR Tijdens de werkzaamheden met het apparaat moeten de voorschriften ter preventie van ongevallen beslist in acht worden genomen. NL 4.1 Algemeen IT 10 11 12 13 14 15 16 17 18 4. Voor uw veiligheid Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust bent en een goede lichamelijke en geestelijke conditie hebt. Als u een verminderde gezondheid heeft, dient u uw arts te vragen of u met het apparaat kunt werken. Na het gebruik van alcohol, drugs of medicijnen die de reactiesnelheid nadelig beïnvloeden, mag niet met het apparaat worden gewerkt. ES 5 6 7 8 9 Bestuurdersstoel Stuurwiel Contactslot Keuzehendel rijrichting (vooruit - achteruit) Afdekking (stuurkolom) Rempedaal Aandrijfpedaal (rijsnelheid) Voorwiel Veiligheidsschakelaar achteruit maaien Maaiwerk Achterwiel Schakelaar maaiwerk Verstelhendel bestuurdersstoel Gashendel met chokefunctie Tankindicatie Tankdop Opbergvak Handgreep grasopvangbox met ontgrendelhendel grasopvangbox Grasopvangbox Hendel voor ledigen grasopvangbox Hendel snijhoogteverstelling Vulpeilindicator Trekhaak Handrem PT 1 2 3 4 – gazononderhoud op dakbeplantingen, – het egaliseren van bodemoneffenheden, zoals molshopen, – het transporteren van maaigoed, buiten de in de daarvoor bedoelde grasopvangbox. U mag met de machine niet aan het verkeer deelnemen. Het vervoer van personen (met name van kinderen) en dieren is niet toegestaan. Nooit op het maaiwerk staan, zeker niet op de tastwielen. Voorwerpen mogen niet op de machine maar uitsluitend met behulp van een door VIKING goedgekeurde aanhanger (accessoire) worden vervoerd. De laadgrenzen moeten worden aangehouden. (Ö 12.11) Bij het gebruik op openbare terreinen, parken, sportvelden, langs wegen en op land- en bosbouwbedrijven moet u bijzonder behoedzaam te werk gaan. De machine mag niet worden gebruikt bij sport- en wedstrijdevenementen. Het apparaat is uitgevoerd met elektronica die niet mag worden gewijzigd of verwijderd. De verkoper of een andere deskundige moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij veilig met de machine kan werken. De apparaatsoftware mag om veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd of gemanipuleerd. Bij deze instructie moet de gebruiker er vooral op worden gewezen, Opgelet! Gevaar voor de gezondheid door trillingen! Een overmatige belasting door trillingen kan schade aan de bloedsomloop en het zenuwstelsel veroorzaken, vooral bij personen met circulatiestoornissen. Raadpleeg een arts wanneer er symptomen optreden die door de trillingen zouden kunnen zijn veroorzaakt. Deze symptomen treden voornamelijk op bij de vingers, handen of polsen en zijn bijvoorbeeld (onvolledige opsomming): – gevoelloosheid, – pijn, – slappe spieren, – huidverkleuringen, – onaangenaam kriebelen. Om veiligheidsredenen is het verboden wijzigingen aan het apparaat aan te brengen, behalve vakkundige montage van accessoires en combi-apparaten die door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt. Neem voor informatie over goedgekeurde accessoires en combi-apparaten contact op met uw VIKING vakhandelaar. 4.2 Training – Gebruik van de machine Vooral elke wijziging aan het apparaat waardoor het vermogen, het toerental van de verbrandingsmotor of de rijsnelheid wordt veranderd, is verboden. De machine mag alleen worden gebruikt door personen die de gebruiksaanwijzing hebben gelezen en die met de bediening ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet vóór de eerste ingebruikname vragen om een deskundige en praktische instructie. 180 Maak uzelf vertrouwd met de bedieningselementen en stelelementen en met het gebruik van het apparaat. De gebruiker moet weten hoe het gereedschap en de verbrandingsmotor van het apparaat snel kunnen worden gestopt. – dat hij tijdens het werken met de machine uiterst zorgvuldig en geconcentreerd te werk gaat. – dat het gebruik van de rem niet helpt om een zitmaaier die van een helling afglijdt, onder controle te krijgen. De oorzaken voor het verlies van controle over de zitmaaier kunnen onder andere zijn: – onvoldoende grip van de wielen, – te snel rijden, – onjuist remmen, – ondeskundig gebruik (o.a. sportevenementen), – ontoereikende kennis van eventuele gevolgen die met de bodemgesteldheid samenhangen, met name op een helling (zie onder hoofdstuk "Voor uw veiligheid", kopje "Werken op hellingen"), – onjuist vasthaken van lasten en slechte verdeling van de last. 4.3 Transport van de zitmaaier De zitmaaier kan door het eigen gewicht zware kneuswonden veroorzaken. Ga bij het laden en lossen van de zitmaaier tijdens het transport in een voertuig of aanhangwagen met grote voorzichtigheid te werk. 0478 193 9902 A - NL Houd u bij het transport van het apparaat aan de plaatselijke voorschriften, met name wat betreft de laadveiligheid en het transport van voorwerpen op laadoppervlakken. Het apparaat, vooral de verbrandingsmotor en geluiddemper, na het laden en voor verder transport volledig laten afkoelen. Het laadvlak en de omgeving van de geluiddemper en verbrandingsmotor dienen tijdens het transport vrij te worden gehouden van brandbare materialen zoals stro, bladeren of gedroogde grasresten. 4.4 Tanken – omgaan met benzine Levensgevaarlijk! Benzine is giftig en in hoge mate ontvlambaar. Bewaar de brandstof uitsluitend in geschikte en goedgekeurde reservoirs (jerrycans). Schroef de tankdoppen van de jerrycans altijd goed erop en draai de doppen stevig vast. Om veiligheidsredenen moeten defecte afsluitingen worden vervangen. 0478 193 9902 A - NL De benzine moet vóór het starten van de verbrandingsmotor worden bijgevuld. Bij een draaiende verbrandingsmotor of hete machine mag de tankdop niet worden geopend en mag er geen benzine worden bijgevuld. Tankdop voorzichtig en langzaam openen. Wacht de drukcompensatie af en verwijder pas daarna de tankdop helemaal. Gebruik voor het bijtanken een geschikte trechter of een vulpijp, zodat er geen brandstof op de verbrandingsmotor en de behuizing of het gazon kan uitstromen. Vul de brandstoftank niet geheel, maar slechts tot ca. 4 cm onder de rand van de vulpijp, zodat de brandstof ruimte heeft om uit te zetten. Als de tank moet worden geleegd, moet dit in de buitenlucht worden uitgevoerd. Gebruik geen drankflessen of soortgelijke zaken om brandstoffen en smeermiddelen af te voeren of op te slaan, zoals bijv. benzine. Personen, met name kinderen, zouden in de verleiding kunnen komen om eruit te drinken. Sla het apparaat nooit op in een gebouw met benzine in de tank. Ontstane benzinedampen kunnen met open vuur of vonken in aanraking komen en ontbranden. Als er benzine is overgelopen, mag u de verbrandingsmotor pas starten nadat u het met benzine verontreinigde oppervlak hebt gereinigd. Start de verbrandingsmotor niet voordat de benzinedampen zijn verdampt (droog vegen). Zet de machine en de brandstoftank niet in de buurt van verwarmingen, warmtestralers, lasapparaten en andere warmtebronnen. Explosiegevaar! Gemorste brandstof moet meteen worden afgeveegd. Draag tijdens werkzaamheden altijd stevige schoenen met grip. Werk nooit op blote voeten of bijvoorbeeld op sandalen. Verwissel van kleding als er benzine op is gemorst. 4.5 Kleding en uitrusting De machine mag alleen met een lange broek en nauwe kleding aan in gebruik worden genomen. 181 DE EN FR NL Schakel de verbrandingsmotor voor het bijtanken uit en laat deze afkoelen. Om veiligheidsredenen moet u de brandstofleiding, brandstoftank, tankdop en aansluitingen regelmatig op beschadigingen, veroudering (scheuren), een stevige bevestiging en lekkages controleren en zo nodig vervangen (neem contact op met een vakhandelaar, VIKING raadt de VIKING vakhandelaar aan). IT Voor het transport moet de aandrijving van het maaimes resp. de combi-machines worden losgekoppeld. Tank alleen in de buitenlucht en rook niet tijdens het tanken. De tankdop moet elke keer na het tanken goed worden geplaatst en vastgeschroefd. De machine mag niet zonder vastgeschroefde originele tankdop worden gebruikt. ES De zitmaaier bij het transport op een laadvlak bevestigen zoals in deze gebruiksaanwijzing beschreven staat. Steeds handrem aantrekken. (Ö 15.) Houd benzine uit de buurt van vuur, permanent vuur, warmtebronnen en andere ontstekingsbronnen. Niet roken! PT Deze zitmaaier mag niet worden gesleept. Gebruik voor het transport op de openbare weg een geschikt voertuig of een geschikte aanhanger. Draag nooit losse kledingstukken die aan draaiende onderdelen (bedieningshendel) kunnen blijven hangen – ook geen sieraden, geen stropdassen en geen sjaals. Bij onderhouds- en reinigingswerkzaamheden en tijdens het vervoer van de machine ook telkens stevige handschoenen dragen en lang haar samenbinden en bedekken (hoofddoek, muts enz.). Bij het slijpen van het maaimes moet altijd een geschikte veiligheidsbril worden gedragen. 4.6 Vóór het werken Het moet duidelijk zijn, dat er alleen personen met het apparaat werken die de gebruiksaanwijzing kennen. Controleer het brandstofsysteem vóór ingebruikname van het apparaat op lekkage, met name de zichtbare onderdelen, zoals bijv. tank, tankdop, slangverbindingen. Verbrandingsmotor bij lekkage of schade niet starten – Brandgevaar! Apparaat vóór ingebruikname door vakhandelaar laten repareren. Neem de gemeentelijk voorgeschreven tijden voor het gebruik van tuinapparatuur met verbrandingsmotor of elektromotor in acht. Controleer het complete terrein waarop de machine wordt gebruikt en verwijder alle stenen, stokken, kabels, botten en andere voorwerpen die door de machine omhoog kunnen worden geslingerd. Hindernissen 182 (bijv. boomstronken, wortels) kunnen in het hoge gras eenvoudig over het hoofd worden gezien. – of de veiligheidsvoorzieningen in onberispelijke staat zijn en goed werken. Markeer daarom vóór het maaien alle in het gazon verborgen vreemde voorwerpen (hindernissen) die niet verwijderd kunnen worden. – of de banden (luchtdruk, beschadigingen, slijtage) en het frame in onberispelijke staat zijn. De schroefverbindingen moeten op correcte montage worden gecontroleerd. Alle onderhoudswerkzaamheden die in het onderhoudsschema worden vermeld onder de rubriek "Vóór het in bedrijf nemen" moeten in elk geval worden uitgevoerd. (Ö 14.1) Vervang voordat u het apparaat gebruikt defecte en alle andere versleten en beschadigde delen. Onleesbare of beschadigde waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat moeten worden vervangen. Stickers en alle verdere vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar bij uw VIKING vakhandelaar. Gebruik de machine nooit met beschadigde of ontbrekende veiligheidsvoorzieningen. Op het maaiwerk moet steeds de vastgeschroefde uitwerpnippel (uitwerpkanaal op maaiwerk) goed gemonteerd zijn. Deze mag niet beschadigd zijn en zo nodig door een vakman worden vervangen. Controleer de werking van de rem voor elke inbedrijfstelling. (Ö 8.9) Controleer vóór elk gebruik: – of het snijgereedschap en de complete snijeenheid (maaimes, messenkoppeling, messenrem, bevestigingsbout, maaiwerkbehuizing) in onberispelijke staat zijn. Er moet vooral worden gecontroleerd op veilige montage, schade en slijtage. – of de tankdop stevig vastgeschroefd is. – of de tank en de brandstofvervoerende delen en de tankdop in onberispelijke staat zijn. Neem eventueel contact op met een vakhandelaar. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. 4.7 Tijdens het werken Werk nooit als er personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt zijn. Let erop, dat gras nooit in de richting van derden wordt uitgeworpen. Werk niet met het apparaat bij regen, onweer en met name niet bij blikseminslaggevaar. Uitlaatgassen: Levensgevaar door vergiftiging! Stop onmiddellijk met werken bij misselijkheid, hoofdpijn, zichtstoornissen (b v. blikvernauwing), slecht horen, duizeligheid of een verminderd concentratievermogen. Deze symptomen kunnen onder andere door een te hoge concentratie uitlaatgassen worden veroorzaakt. 0478 193 9902 A - NL Starten: De machine mag alleen vanuit de bestuurdersstoel worden gestart. Start de machine op een vlakke ondergrond, niet op een helling. De verbrandingsmotor mag alleen in een goed geventileerde werkruimte worden gestart, vooral in garages moet op voldoende beluchting worden gelet. Voordat u de verbrandingsmotor start, koppelt u het snijgereedschap, de combiapparaten en de aandrijving los en trapt u het rempedaal krachtig in. Houd bij het starten altijd voldoende afstand tussen uw voeten en het snijgereedschap. Start de verbrandingsmotor nooit door kortsluiten van de klem van de startmotor. Bij het overbruggen van het normale schakelcircuit van de startmotor kan de zitmaaier plotseling in beweging komen. Start de verbrandingsmotor nooit wanneer u benzinelucht ruikt – explosiegevaar! 0478 193 9902 A - NL Werk alleen bij daglicht of bij goede kunstverlichting. Bij het rijden buiten het gazon of wanneer er niet wordt gemaaid, moet het maaimes worden losgekoppeld en moet het maaiwerk in de hoogste snijstand worden gezet. U moet om in het gras verborgen voorwerpen heenrijden (beregeningsinstallaties, palen, waterkranen, fundamenten, stroomkabels enz.). Rijd nooit over dergelijke voorwerpen heen. Bij het werken met extra combi-apparaten wordt aanbevolen het maaiwerk en het uitwerpkanaal te demonteren – zie gebruiksaanwijzing van de combiapparaten. Houd het stuurwiel tijdens het rijden altijd met beide handen vast. Voorzichtigheid is met name bij het rijden op gazons en andere oneffen terreinen geboden, omdat het stuurwiel bij het rijden in putten, over heuvels en bij schokken enz. vanzelf kan verdraaien. Gevaar voor letsel aan handen en vingers! Let op kuilen (gaten) in het terrein en andere onzichtbare gevaarlijke plekken. Hindernissen kunnen in het hoge gras eenvoudig over het hoofd worden gezien. Rijd steeds met een gepaste snelheid. Gebruik het apparaat uiterst behoedzaam wanneer u in de buurt van hellingen, terreinkanten, sloten en dijken werkt. Houd met name voldoende afstand tot dergelijke gevarenzones. Ga met name voorzichtig te werk op onoverzichtelijke plekken, bosjes, bomen en andere hindernissen waarachter zich personen, met name kinderen, of dieren kunnen bevinden. Stop de zitmaaier meteen en schakel de maaimessen uit wanneer er iemand binnen het maaibereik komt. Houd de zone vóór het voertuig voortdurend in de gaten. Let op hindernissen om deze tijdig te kunnen ontwijken. Controleer voordat u achteruit rijdt altijd de zone achter de zitmaaier en koppel indien aanwezig het combi-apparaat los. Maai nooit achteruit als dit niet beslist noodzakelijk is. Wees bij het achteruit rijden bijzonder voorzichtig en controleer voorafgaand aan het maaien het gehele gebied achter de zitmaaier grondig. 183 DE EN FR NL Let op het werkbereik van het maaimes. Houd handen of voeten nooit tegen of onder draaiende onderdelen. Raak het ronddraaiende maaimes nooit aan. Blijf altijd uit de buurt van de uitwerpopening. Houd altijd voldoende veiligheidsafstand in acht. IT Let op – Kans op letsel! Wanneer er tijdens het werken een defect aan de tank, de tankdop of aan brandstofvervoerende onderdelen (brandstofleidingen) wordt vastgesteld, moet de verbrandingsmotor meteen worden uitgeschakeld. Neem vervolgens contact op met een vakhandelaar. VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar aan. ES De uitlaatgassen van de verbrandingsmotor worden voor het linker achterwiel afgegeven. Tijdens het maaien met het apparaat moet erop worden gelet, dat dit gedeelte steeds schoon blijft en nooit wordt afgedekt, zodat de uitlaatgassen niet opstuwen. Werken: PT Het apparaat genereert giftige uitlaatgassen zodra de verbrandingsmotor is ingeschakeld. Deze gassen bevatten giftig koolmonoxide, een kleuren reukloos gas, en andere schadelijke stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit in afgesloten of slecht geventileerde ruimtes in werking worden gezet. Laat als u met een groep aan het werk bent, de anderen steeds tijdig weten wat u van plan bent. Neem de veiligheidsafstand in acht! Verlaag steeds de rijsnelheid voordat u van richting verandert, zodat u altijd de machine onder controle houdt en de zitmaaier ook niet kan kantelen. Let bij het werken in de buurt van wegen en bij het oversteken van verkeerswegen op andere verkeersdeelnemers. Wees bijzonder voorzichtig bij het maaien in de buurt van wegen, fietspaden en wandelpaden. Weggeslingerde onderdelen kunnen ernstig letsel en zware schade tot gevolg hebben. Ledig de grasopvangbox uitsluitend vanaf de bestuurdersstoel. Schakel vóór het ledigen van de grasopvangbox het maaimes altijd uit en wacht totdat het mes stil staat. Wanneer de zitmaaier met combiapparaten wordt gebruikt, moeten steeds de meegeleverde aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften worden gevolgd. Schakel de aandrijving uit, schakel de verbrandingsmotor uit en wacht tot het maaimes volledig stilstaat, trek de handrem aan en verwijder de contactsleutel: – voordat u blokkades opheft of verstoppingen in het uitwerpkanaal verwijdert, – voordat u de zitmaaier gaat controleren, reinigen of eraan gaat werken, – als het maaimes een vreemd voorwerp heeft geraakt. Zoek naar beschadigingen aan de machine en aan het snijgereedschap en laat de vereiste reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start, Voor gegarandeerd voldoende smering van de verbrandingsmotor moeten bij het gebruik van het apparaat op hellingen ook de instructies in de meegeleverde gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in acht worden genomen. – als het apparaat abnormaal hard begint te trillen. De robotmaaier moet onmiddellijk worden gecontroleerd. Wanneer u de helling niet achterwaarts omhoog kunt rijden of als u niet zeker bent, is het aan te raden om de helling niet op te rijden. – bij het achterlaten of het transport van het apparaat. Schakel de verbrandingsmotor uit en wacht totdat het maaimes geheel stil staat: – vóór het bijvullen van brandstof, – vóór het afhaken van de grasopvangbox. Werken op hellingen: Op hellingen gebeuren vaak ongevallen doordat men de controle over de machine verliest of doordat deze omvalt. Dit kan leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel. Er bestaat geen "veilige" helling. Bij het rijden op met gras begroeide hellingen is bijzondere opmerkzaamheid vereist. Om veiligheidsredenen mag het apparaat niet op hellingen steiler dan 10° (17,6 %) worden gebruikt. Kans op letsel! Een stijging van de helling van 10° betekent een verticale stijging van 17,6 cm bij een horizontale lengte van 100 cm. Start of stop bij voorkeur niet op hellingen. Gebruik de machine niet op plekken zoals hellingen of sloten waar deze kan kantelen of wegglijden. De kans op kantelen of wegglijden wordt groter naarmate de ondergrond losser of vochtiger is. Rijd op hellingen altijd in de lengterichting. Bij het dwars rijden is er meer kans op kantelen. Wijzig bij ritten op hellingen niet abrupt de snelheid of de richting. Voor het maaien onder zulke omstandigheden dient de zitmaaier voorzichtig, rustig en gelijkmatig te worden bediend. Verander op hellingen niet van richting. Keer op hellingen alleen wanneer dit onvermijdelijk is; rijd indien mogelijk langzaam en in brede bogen bergafwaarts. Maai geen nat gras, vooral niet op hellingen, omdat de wielen op nat gras minder grip hebben. De zitmaaier kan dan wegglijden en is niet meer onder controle te houden. Bij het rijden op hellingen mag de transmissie niet via de vrijloop van de transmissie worden ontgrendeld. Wees bij het bedienen van combimachines uiterst voorzichtig (andere gewichtsverdeling op de machine). 184 0478 193 9902 A - NL De grasopvangbox nooit op een schuine ondergrond ledigen of optillen. Trekken van lasten: Wees bij het trekken van lasten bijzonder voorzichtig om het gevaar van ernstig of zelfs dodelijk letsel door het kantelen van de zitmaaier te voorkomen. Gebruik voor het transporteren van voorwerpen uitsluitend door VIKING goedgekeurde accessoires. Het transport op de zitmaaier, in of op de grasopvangbox is niet toegestaan. Gebruik voor het trekken van lasten uitsluitend de trekhaak. Lasten mogen nooit op de asbehuizing of op een andere plek boven de trekhaak worden bevestigd. Zie voor gegevens over de treklast en het draagvermogen het hoofdstuk "Trekken van lasten". (Ö 12.11) Overschrijden van de aangegeven last is gevaarlijk en kan schade aan het apparaat (verbrandingsmotor, transmissie enz.) tot gevolg hebben. De lasten moeten bij het transporteren op hellingen zodanig worden aangepast dat een veilige bediening van de zitmaaier (bijv. remmen, van richting veranderen, wegrijden) nog altijd gegarandeerd is. 0478 193 9902 A - NL Neem geen korte bochten. Wees uitermate voorzichtig bij het achteruitrijden. Wijzig de snelheid of de richting niet abrupt. Stoppen en uitschakelen: De zitmaaier mag uitsluitend op een vlakke ondergrond worden uitgeschakeld. Controleer of de zitmaaier volledig stil staat voordat u van de zitmaaier af stapt. Houd rekening met de uitloop van het snijgereedschap. Het duurt enkele seconden voordat het snijgereedschap helemaal tot stilstand is gekomen. Vóór het verlaten van de bestuurdersstoel het maaimes of de aandrijving naar de combi-apparaten uitschakelen, het maaiwerk en alle combi-apparaten laten zakken, alle stuurhendels in de neutrale standen zetten, de handrem aantrekken, de verbrandingsmotor uitschakelen en de contactsleutel eruit trekken. Bewaar de contactsleutel zodanig dat uitsluitend bevoegde personen er toegang toe hebben. Direct contact met motorolie kan gevaarlijk zijn, ook mag motorolie niet worden gemorst. VIKING adviseert het bijvullen resp. verversen van motorolie door een VIKING vakhandelaar te laten uitvoeren. Reiniging: Na het gebruik moeten de complete zitmaaier en de combi-apparaten worden gereinigd. Verwijder in elk geval alle grasresten omdat het vocht in het gras na verloop van tijd beschadigingen veroorzaakt. VIKING raadt het gebruik van een hogedrukreiniger af. (Ö 14.2) Maaiwerk demonteren bij reinigingswerkzaamheden. Maaiwerk nooit met waterstralen (b. v. tuinslang) of door aankoppelen in waterplassen reinigen. Rijd voor het reinigen (bijv. van het frame van de zitmaaier) nooit dicht langs een rand of een sloot. 185 FR EN DE Voor werkzaamheden rondom de verbrandingsmotor, het uitlaatspruitstuk en de geluiddemper eerst het apparaat laten afkoelen – ook bij alle onderhoudswerkzaamheden aan het maaiwerk. De temperaturen kunnen tot 80° C en meer oplopen. Kans op brandwonden! NL De overeenkomstige extra gewichten (accessoire) gebruiken wanneer het in de gebruiksaanwijzing van het toestel wordt beschreven. Zet het apparaat voorafgaand aan reinigings-, instel-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden op een stevige, vlakke ondergrond, trek de handrem aan, schakel de verbrandingsmotor uit en laat deze afkoelen en trek de contactsleutel eruit. IT Het gewicht van de grasopvangbox verhoogt de kans op kantelen, vooral als de box vol is. Verdeel de last gelijkmatig. 4.8 Onderhoud en reparaties ES Probeer de zitmaaier nooit te stabiliseren door een voet op de grond te zetten. Controleer of de lasten deskundig en stevig zijn bevestigd. Voor het bevestigen van lasten moeten transportbanden worden gebruikt. PT Wanneer de wielen doorschieten of wanneer het voertuig bij het rijden op een helling bergopwaarts blijft steken, moet het maaimes of het combi-apparaat worden uitgeschakeld. Verlaat vervolgens de helling door langzaam recht bergafwaarts naar beneden te rijden. Om brandgevaar te voorkomen, moet u de verbrandingsmotor, de koelvinnen, het accuvak, het gedeelte rondom de tank en de uitlaat vrij houden van gras, bladeren of uitstromende olie (vet). Reinig steeds de grasopvangbox. Onderhoudswerkzaamheden: er mogen alleen onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing worden vermeld. Alle andere werkzaamheden dient u door uw vakhandelaar te laten uitvoeren. Neem altijd contact op met uw vakhandelaar als u niet over de vereiste kennis en gereedschappen beschikt. VIKING raadt aan onderhoudswerkzaamheden en reparaties uitsluitend door de VIKING vakhandelaar te laten uitvoeren. VIKING vakhandelaars volgen regelmatig cursussen en krijgen voortdurend technische informatie ter beschikking gesteld. Gebruik uitsluitend gereedschappen, accessoires of combi-apparaten die voor dit apparaat door VIKING zijn toegelaten of technisch gelijkwaardige delen, anders is er kans op ongevallen met letsel of schade aan het apparaat. Neem bij vragen contact op met een vakhandelaar. Originele VIKING gereedschappen, accessoires en vervangingsonderdelen zijn wat betreft hun eigenschappen optimaal op het apparaat en de behoeften van de gebruiker afgestemd. Originele VIKING vervangingsonderdelen zijn herkenbaar aan het VIKING onderdeelnummer, het VIKING logo en eventueel het VIKING symbool op de onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook alleen het teken staan. 186 De zitmaaier en alle combi-machines moeten een keer per jaar door een vakhandelaar worden geïnspecteerd. (Ö 14.1) Houd waarschuwings- en instructiestickers altijd leesbaar en schoon. Beschadigde of verloren gegane stickers moeten via uw VIKING vakhandelaar door nieuwe originele stickers worden vervangen. Let er bij het vervangen van een onderdeel door een nieuw onderdeel op dat het nieuwe onderdeel van dezelfde stickers is voorzien. Om veiligheidsredenen moeten brandstofvervoerende onderdelen (brandstofleiding, brandstofkraan, brandstoftank, tankdop, aansluitingen enz.) regelmatig op beschadigingen en lekkages worden geïnspecteerd en indien nodig door een erkende monteur worden vervangen (VIKING raadt de VIKING vakhandelaar aan). Voorafgaand aan werkzaamheden aan of in de buurt van elektrische componenten moet de minkabel (–) op de accu worden losgekoppeld. De machine is met talloze veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd. Deze voorzieningen mogen niet worden verwijderd of gemodificeerd (bijv. overbrugd) en moeten regelmatig worden geïnspecteerd. Werkzaamheden aan de veiligheidsvoorzieningen mogen uitsluitend door een erkende monteur worden uitgevoerd. VIKING beveelt u hiervoor de VIKING vakhandelaar aan. Zorg voor een veilig gebruik van de machine dat alle moeren, bouten en schroeven, met name de mesbevestigingsbout, goed zijn vastgedraaid. Om veiligheidsredenen moeten versleten of beschadigde onderdelen meteen worden vervangen. Controleer regelmatig of de grasopvangvoorziening (bijv. grasopvangbox, uitwerpkanaal) versleten of beschadigd is of niet goed meer werkt. Vanwege het gewicht van de zitmaaier is bij werkzaamheden onder de machine grote voorzichtigheid geboden. Neem daarom contact op met uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Deze beschikt over een werkput of een hydraulische werkbrug. Controleer of de voor- en achterwielen goed vastzitten. Houd de zitmaaiers en de combiapparaten voortdurend in onberispelijke staat, alle veiligheidsvoorzieningen moeten aanwezig en in onberispelijke staat zijn. Controleer of de banden voldoende spanning hebben. De in de gebruiksaanwijzing vermelde bandenspanning mag niet worden overschreden. Werk aan de maaimessen uitsluitend met dikke werkhandschoenen en met de uiterste voorzichtigheid. Controleer de werking van de rem met regelmatige korte tussenpozen en laat eventueel de vereiste instellingen of onderhoudswerkzaamheden door een erkende vakhandelaar uitvoeren. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Elektrisch systeem en accu: Ter voorkoming van vonkvorming als gevolg van kortsluiting moet steeds eerst de minkabel (–) op de accu worden losgekoppeld en als laatste weer erop worden aangesloten. 0478 193 9902 A - NL Open nooit de accu en laat deze niet vallen. Laad de accu altijd op in een gesloten, goed geventileerde, droge en tegen weersinvloeden beschermde ruimte. Sluit de aansluitingen van de accu niet kort. Vervormde of defecte (lekkende) accu's mogen niet meer worden gebruikt en moeten worden vervangen en milieuvriendelijk worden afgevoerd. Neem de nationale voorschriften in acht. Bij defecte accu's kan vloeistof uitlekken. Voorkom aanrakingen met de huid! Bij onbedoeld contact met water afspoelen. Indien de vloeistof in aanraking komt met de ogen, spoelt u deze eerst met water en consulteert u een arts. Uitstromende accuvloeistof kan huidirritatie, brandwonden en bijtende plekken veroorzaken. Inspecteer de aansluitkabels op de accu regelmatig visueel op beschadigingen. Laat beschadigde kabels vervangen door een erkende monteur. 0478 193 9902 A - NL Bewaar de zitmaaier met een lege tank en de brandstofvoorraad in een afsluitbare en goed geventileerde ruimte. Bewaar de machine nooit met benzine in de tank in binnenruimtes waar eventuele benzinedampen met open vuur of vonken in aanraking kunnen komen. Als de tank moet worden afgetapt (b v. stilleggen voor de winterpauze), mag de brandstoftank uitsluitend in de open lucht worden geledigd (tank b v. in de open lucht leegrijden door de verbrandingsmotor te laten draaien). Sla het apparaat in een veilige staat op. De contactsleutel moet er altijd worden uitgehaald en op een veilige plek worden bewaard om het onbevoegd of ondeskundig gebruik door kinderen en andere personen te voorkomen. Reinig de zitmaaier voor het opslaan (bijv. winterpauze) grondig. Droge grasresten en bladeren in de buurt van de geluiddemper kunnen ontbranden. Gevaar voor ontbranding! Laat het apparaat volledig afkoelen voor dat u het bedekt. Verricht voor het opslaan alle noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden. (Ö 14.1) DE EN FR NL Laat de verbrandingsmotor afkoelen voordat u het apparaat in een afgesloten ruimte plaatst. Beveilig accu´s tegen gebruik door onbevoegden (bijv. kinderen). 4.10 Afvoer Afvalproducten zoals verbruikte olie of brandstof, verbruikte smeermiddelen, filters, accu's en soortgelijke slijtageonderdelen zijn slecht voor mensen en dieren en kunnen het milieu beschadigen en moeten derhalve deskundig worden afgevoerd. Neem contact op met het Recycling Center of uw vakhandelaar voor nadere informatie over het deskundig afvoeren van afvalproducten. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Voer een apparaat aan het eind van de levensduur ervan op de daarvoor bestemde wijze af. Maak het apparaat onbruikbaar voordat het als afval wordt verwerkt. Verwijder ter voorkoming van ongevallen in het bijzonder de contactsleutel, de accu en de bougiekabel aan de verbrandingsmotor. Kans op letsel door het maaimes! Laat ook een oude zitmaaier aan het eind van de levensduur nooit zonder toezicht staan. Bewaar de machine en in het bijzonder het maaimes altijd buiten het bereik van kinderen. De accu moet gescheiden van de machine worden afgevoerd. Zorg dat accu’s veilig en milieuvriendelijk worden afgevoerd. 187 IT Voor het opladen van de accu met behulp van een ander laadsysteem moeten de aanwijzingen in het hoofdstuk "Accu laden" worden opgevolgd. (Ö 14.20) 4.9 Opslag bij langdurige bedrijfsonderbrekingen Wanneer de zitmaaier gedurende langere tijd buiten werking wordt gesteld, moeten de accukabels worden losgekoppeld. VIKING raadt aan de accu te demonteren en deze volledig opgeladen in een droge en afgesloten ruimte op te slaan. (Ö 14.20) ES Bij het gebruik van startkabels is bijzondere voorzichtigheid geboden. Neem de desbetreffende instructies in acht ter voorkoming van schade aan de zitmaaier (in elk geval de starter maximaal 10 seconden ingedrukt houden). (Ö 12.2) De zekeringen mogen nooit worden overbrugd. Plaats nooit een zekering met een andere dan de voorgeschreven capaciteit (ampère). PT Rook bij ongeacht welke werkzaamheden aan de accu nooit. Houd vonken, open vuur en andere warmtebronnen ver van de accu. 5. Toelichting van de symbolen Opgelet! Lees vóór ingebruikname de gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinstructies en volg deze op. Gevaar voor letsel! Vóór alle werkzaamheden aan het snijgereedschap en onderhouds- en reinigingswerkzaamheden de contactsleutel eruit trekken. Gevaar voor letsel! Rijd of maai niet op hellingen van meer dan 10° (17%). Kans op kantelen! 6. Leveringsomvang Gevaar voor letsel! Rijd of maai niet in de lengterichting op hellingen van meer dan 10° (17%). Kans op kantelen! Gevaar voor letsel! Houd andere personen uit de gevarenzone. Opgelet! Afstand houden. Opgelet! Houd bij een draaiende verbrandingsmotor rekening met wegslingerende onderdelen – werk met een grasopvangbox of een deflector (accessoire). 188 Kans op brandwonden! Hete oppervlakken niet aanraken. Onderdelen van verbrandingsmotoren, met name geluiddempers, worden extreem heet. Opgelet! Kom bij een draaiende verbrandingsmotor nooit binnen het werkbereik van het maaimes. Kans op letsel! Maaiwerk niet betreden. Omschrijving − Basistoestel − Contactsleutel − Grasopvangbox − Gebruiksaanwijzing − Gebruikershandleiding verbrandingsmotor − Blad accu Stk. 1 2 1 1 1 1 7. Werkzaamheden vóór de eerste ingebruikname Waarschuwing! Lees voorafgaand aan alle werken aan de zitmaaier het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" zorgvuldig door en volg de instructies op! (Ö 4.) ● Inhoud van de motorolie controleren. (Ö 14.13) ● Brandstof bijtanken. (Ö 12.1) ● Brandstofkraan openen. (Ö 14.16) ● Bandenspanning optimaliseren. (Ö 14.9) 0478 193 9902 A - NL Aanwijzing Bij uitgeschakelde verbrandingsmotor wordt in positie "Contact aan" na 20 seconden een signaaltoon geactiveerd. Het geluidssignaal geeft aan dat de accu wordt ontladen. Contactsleutel voor deactiveren van de signaaltoon in positie "Verbrandingsmotor uit" draaien of verbrandingsmotor starten. 8.2 Gashendel met chokefunctie Contactsleutel (1) in het contactslot (2) steken. Door te draaien aan de contactsleutel kunnen de volgende drie posities worden gekozen: Chokestand: Met de gashendel wordt het toerental van de verbrandingsmotor geregeld. Gashendel voor het starten van een koude verbrandingsmotor in de chokestand zetten. Gashendel (1) geheel naar voren in de chokestand schuiven (op klikstand letten). Toerental van de verbrandingsmotor instellen: Bij het maaien en voor het starten van de warme verbrandingsmotor de gashendel in MAX-positie zetten. Verbrandingsmotor uit: De verbrandingsmotor is uitgeschakeld of wordt stilgelegd. 0478 193 9902 A - NL DE EN FR NL Verbrandingsmotor starten: Wanneer aan alle veiligheidstechnische aspecten voor het starten is voldaan en de contactsleutel in deze positie wordt gedraaid, start de verbrandingsmotor. Bij het loslaten van de contactsleutel springt deze weer terug in de positie "Verbrandingsmotor draait". IT Aanwijzing De contactsleutel kan alleen worden ingestoken en uitgetrokken in de stand verbrandingsmotor uit (STOP). Het contactslot mag alleen met de passende contactsleutel worden bediend. Gebruik nooit een schroevendraaier of een soortgelijk voorwerp. ES 8.1 Contactslot Schade aan het apparaat vermijden! Warme verbrandingsmotor zonder choke starten (gashendel in MAXstand). Zodra de verbrandingsmotor draait, de choke uitschakelen. Gashendel bij draaiende verbrandingsmotor nooit in choke-stand zetten. PT 8. Bedieningselementen Ontsteking aan en verbrandingsmotor loopt: De ontsteking wordt ingeschakeld. Na het starten springt de contactsleutel automatisch terug in deze positie en draait de verbrandingsmotor. 189 Schade aan het apparaat vermijden! Schakel het maaimes niet in in hoog gras of in de laagste snijstand. Schakel het maaimes uitsluitend bij een maximaal toerental van de verbrandingsmotor in. Druk de onderste schakelaar (1) in tot aan de aanslag. Indien nodig kan de elektronica zodanig worden geprogrammeerd dat het maaiwerk bij een volle grasopvangbox automatisch wordt uitgeschakeld. (Ö 12.8) Maaiwerk inschakelen 8.4 Veiligheidsschakelaar achteruit maaien Met de veiligheidsschakelaar achteruit maaien wordt het maaiwerk vrijgegeven voor het maaien in de rijrichting achteruit. Indien geen vrijgave volgt, wordt het maaiwerk uit veiligheidsoverwegingen automatisch ontkoppeld. Wanneer de gashendel (1) naar onder of naar boven wordt geschoven, verandert het verbrandingsmotortoerental en bij een ingeschakeld maaiwerk het toerental van het maaimes. Positie MAX: Wanneer de gashendel naar voor in de richting van de MAX-markering wordt gezet, wordt het verbrandingsmotortoerental verhoogd. Positie MIN: Wanneer de gashendel naar achter in de richting van de MIN-markering wordt gezet, wordt het verbrandingsmotortoerental verlaagd. Druk de bovenste schakelaar (1) tot aan de aanslag in. Maaiwerk uitschakelen 8.3 Schakelaar maaiwerk Met de schakelaar maaiwerk kan het maaiwerk bij een draaiende verbrandingsmotor en met inachtname van alle veiligheidvoorzieningen (Ö 11.) worden ingeschakeld. Voor het achteruit maaien de veiligheidsschakelaar achteruit maaien (1) binnen een vastgelegd tijdsvenster met de linker voet een keer kort indrukken. 1 Vrijgave bij ontkoppeld maaiwerk: ● Zitmaaier stoppen en de rijrichting achteruit kiezen. (Ö 8.5) 190 0478 193 9902 A - NL 8.7 Verstelhendel bestuurdersstoel 2 Vrijgave bij ingekoppeld maaiwerk: Als de veiligheidschakelaar achteruit maaien permanent wordt ingedrukt, dan moet de schakelaar binnen een tijdsvenster losgelaten worden en opnieuw bediend worden. 8.5 Keuzehendel rijrichting Met behulp van keuzehendel rijrichting wordt de rijrichting gekozen. Na bedienen van het aandrijfpedaal rijdt de zitmaaier in de gekozen richting – door alleen maar de keuzehendel rijrichting te bedienen zet het apparaat zich niet in beweging. ● Op de bestuurdersstoel plaats nemen en een hand op het stuurwiel plaatsen. Rijrichting achteruit: Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de achterste positie. 8.6 Stuurwiel Waarschuwing! Houd het stuurwiel tijdens het rijden altijd met beide handen vast. Bij een ingedrukt aandrijfpedaal is de keuzehendel rijrichting om veiligheidsredenen geblokkeerd. Voordat u de keuzehendel rijrichting activeert moet u daarom eerst het aandrijfpedaal loslaten. 0478 193 9902 A - NL DE IT ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) Rijrichting vooruit: Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de voorste positie. EN NL De stoel kan in zeven verschillende standen worden versteld. ● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien bij lopend maaiwerk met de linkervoet een keer indrukken. ● Binnen 5 seconden in de rijrichting achteruit omschakelen en verder maaien. (Ö 8.5) Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het wisselen van rijrichting mogelijk. FR ● Maaiwerk inkoppelen en achteruit maaien binnen de 5 seconden starten. (Ö 8.3) Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het starten mogelijk. Door het stuurwiel (1) naar links L of naar rechts R te draaien, verandert u de rijrichting van de zitmaaier. Hoe verder het stuurwiel (1) wordt gedraaid, des te kleiner wordt de draaicirkel. ES Rijrichting kiezen: PT ● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien met de linkervoet een keer kort indrukken. 191 Til met de andere hand de verstelhendel bestuurdersstoel (1) omhoog en houd deze vast. Rijsnelheid verlagen: Laat het aandrijfpedaal (1) iets opkomen. Zet de stoel (2) in de gewenste stand en laat vervolgens de verstelhendel bestuurdersstoel weer los. Controleer hierbij of de verstelhendel bestuurdersstoel bij het loslaten volledig in de geselecteerde stand vastklikt. Rijsnelheid verhogen: Duw het aandrijfpedaal (1) in. 8.8 Aandrijfpedaal 8.9 Rempedaal Met behulp van het rempedaal kan de machine tijdens het rijden worden afgeremd of in stilstand worden geblokkeerd. Aanwijzing Controleer vóór het induwen van het aandrijfpedaal of de juiste rijrichting op de keuzehendel rijrichting is geselecteerd. Na het aantrekken van de handrem of het induwen van het rempedaal kan het aandrijfpedaal niet worden ingeduwd. 8.10 Handrem Door de aangetrokken handrem worden de achterwielen van de machine geblokkeerd. Daardoor wordt voorkomen dat de zitmaaier zichzelf in beweging kan zetten (b.v. op hellingen enz.). Aanwijzing Controleer vóór het aantrekken van de handrem elke keer de werking van de rem. Handrem aantrekken Met behulp van het aandrijfpedaal wordt de rijsnelheid traploos geregeld. Rempedaal (1) indrukken. Hoe krachtiger het rempedaal (1) wordt ingeduwd, hoe meer de achterwielen worden afgeremd. Stoppen: Haal uw voet van het aandrijfpedaal (wielaandrijving) (1). 192 Waarschuwing! Gebruik de machine nooit als de rem defect is. Laat een defecte rem altijd door een vakhandelaar repareren of afstellen. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Probeer nooit zelf de rem te onderhouden. Duw het rempedaal (1) met uw voet tot aan de aanslag in en houd het vast. Trek aan de handremhendel (2). ● Laat het rempedaal weer los. De handrem is geactiveerd wanneer het rempedaal ingetrapt blijft. ● Laat de handremhendel los. Deze klapt naar onderen. – De achterwielen zijn geblokkeerd. 0478 193 9902 A - NL EN Hendel snijhoogteverstelling (1) langzaam met de hand naar buiten duwen tot de hendel snijhoogteverstelling in een klikstand vastklikt. DE Handrem loszetten ● Het rempedaal keert terug naar de oorspronkelijke uitgangspositie (de niet-ingetrapte toestand). ● De handrem is gedeactiveerd en de achterwielen zijn niet meer geblokkeerd. ● De hendel snijhoogteverstelling is ontgrendeld en de snijhoogte kan worden versteld. ● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3) ● Vóór het ledigen van de grasopvangbox moet de machine afremmen tot deze stilstaat. ● Houd het rempedaal ingedrukt of trek de handrem aan. Hendel snijhoogteverstelling vergrendelen 8.11 Hendel snijhoogteverstelling Met de hendel snijhoogteverstelling kunnen 6 snijstanden worden ingesteld. Hendel snijhoogteverstelling ontgrendelen Gevaar voor letsel! Voor het ontgrendelen van de hendel snijhoogteverstelling de hendel aan de greep goed vasthouden. Om veiligheidsredenen de hendel snijhoogteverstelling ontgrendelen terwijl de machine stil staat. 0478 193 9902 A - NL 193 ES Hendel snijhoogteverstelling (1) naar binnen (naar bestuurdersstoel) trekken en vasthouden. PT Duw met uw voet het rempedaal (1) korte tijd in. IT Met behulp van de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox kan de grasopvangbox comfortabel worden geledigd zonder dat de gebruiker de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. NL FR 8.12 Hendel voor ledigen grasopvangbox Trek de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox (1) naar boven uit. Grasopvangbox vergrendelen: 8.13 Ontgrendelhendel grasopvangbox Waarschuwing! Let op dat u bij het bedienen van de ontgrendelhendel grasopvangbox geen vingers beknelt. De ontgrendelhendel van de grasopvangbox bevindt zich onder de handgreep van de grasopvangbox. Voor het vasthaken of loshaken van de grasopvangbox moet de ontgrendelhendel van de grasopvangbox omhoog worden getrokken en worden vastgehouden. Grasopvangbox ontgrendelen: Laat na het vasthaken van de grasopvangbox de uitgetrokken ontgrendelhendel van de grasopvangbox (1) los. Let er hierbij op dat de vergrendeling weer volledig vastklikt. – Na het vergrendelen is de grasopvangbox weer aan de machine bevestigd. Druk de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox (1) naar voren (in de richting van de stoel). De grasopvangbox (2) zwenkt naar boven en het maaigoed valt eruit. ● Laat de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox langzaam zakken totdat de grasopvangbox weer op de achterkant vastklikt. ● Druk de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox omlaag en zet deze in de ingetrokken uitgangsstand. 194 8.14 Hendel voor vrijloop transmissie Trek de ontgrendelhendel van de grasopvangbox (1) helemaal naar boven en houd deze vast. ● De grasopvangbox is ontgrendeld en kan worden verwijderd. De transmissie kan met behulp van de hendel voor vrijloop transmissie worden losgekoppeld (bijv. voor het duwen van het apparaat) of worden vastgekoppeld (voor de wielaandrijving). 0478 193 9902 A - NL Transmissie loskoppelen DE Bij de aflevering is de peilindicator (grasopvangbox) geheel uitgetrokken. Sensor inhoudsindicator verstellen: ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) IT NL ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) Druk de hendel voor vrijloop transmissie (1) omhoog en naar binnen tot de aanslag. 8.15 Peilindicator (grasopvangbox) Als de grasopvangbox is gevuld, wordt een continue toon geactiveerd. Hierdoor wordt gemeld dat de grasopvangbox te ledigen is. De continue toon wordt door het ontkoppelen van het maaiwerk gedeactiveerd. Trek de hendel voor vrijloop transmissie (1) tot de aanslag naar buiten. Door het veranderen van de lengte van de peilindicator (grasopvangbox) wordt het tijdstip van het signaal voor de gevulde grasopvangbox beïnvloed. Hiermee kunt u het vullen van de grasopvangbox afstemmen op de kwaliteit van het maaigoed. De schuif (1) van de inhoudsindicator (grasopvangbox) door te verschuiven in pijlrichting langer of korter maken. ● Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10) 9. Elektronica De zitmaaier is uitgevoerd met elektronica die elke keer vóór het starten en tijdens het bedrijf alle veiligheidsvoorzieningen controleert en zo een veilig gebruik waarborgt. Meestal regelt een kortere sensor dat het signaal later wordt geactiveerd (de grasopvangbox wordt voller gemaakt, ideaal bij zeer droog maaigoed). De peilindicator kan in 6 standen worden versteld. 0478 193 9902 A - NL FR EN ● verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ES Aanwijzing De hendel voor vrijloop transmissie mag uitsluitend worden uitgetrokken wanneer de zitmaaier wordt verplaatst. Transmissie inschakelen PT Waarschuwing! Kans op kneuzingen! De hendel voor vrijloop transmissie mag uitsluitend op een vlakke ondergrond worden uitgetrokken, omdat de machine zichzelf in beweging kan zetten. Bij het parkeren van de machine met een losgekoppelde transmissie moet altijd de handrem worden aangetrokken. 195 9.1 Zelfdiagnose bij het starten Voorafgaand aan het starten van de verbrandingsmotor voert de elektronica een zelfdiagnose uit. Hierbij worden schakelaars, kabels enz. gecontroleerd op hun goede werking. Activeren van de zelfdiagnose: ● ga op de bestuurdersstoel zitten. ● Handrem loszetten. (Ö 8.10) ● Contactsleutel in de positie "Contact aan" draaien (Ö 8.1) – hierbij geen schakelaar en geen pedaal bedienen. Zelfdiagnose zonder storing: Een korte pieptoon wordt geactiveerd – de elektronica is geactiveerd en de zitmaaier is startklaar. ● Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2) Zelfdiagnose met storing: Een ononderbroken pieptoon of drie opeenvolgende pieptonen worden geactiveerd. Een ononderbroken pieptoon duidt op een storing in de elektronica of een verkeerd aangesloten accu. ● Contactsleutel in de stand "verbrandingsmotor uit" draaien. (Ö 8.1) ● Polariteit van de accuaansluitingen controleren en de kabel eventueel juist aansluiten. (Ö 14.20) ● Zelfdiagnose herhalen. Als de ononderbroken pieptoon ook na de correcte aansluiting van de accu actief blijft, dan is er een elektronicadefect. Neem contact op met uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. 196 Drie opeenvolgende pieptonen wijzen op een elektrisch defect (kortsluiting) of defect aan de zitcontactschakelaar. De verbrandingsmotor kan niet worden gestart. ● Contactsleutel in de stand "verbrandingsmotor uit" draaien. (Ö 8.1) ● De vakhandelaar een gedetailleerde diagnose laten uitvoeren. VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar aan. 9.3 Storing in de elektronica In zeldzame gevallen kan er tijdens het gebruik een storing in de elektronica zelf optreden. Een ononderbroken pieptoon wordt geactiveerd en de verbrandingsmotor valt stil. Werkwijze: ● Contactsleutel in de positie "verbrandingsmotor uit" draaien. (Ö 8.1) ● Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1) 9.2 Defect aan de zitmaaier tijdens bedrijf De elektronica houdt toezicht op een veilige toestand tijdens het werken. Bij een elektrisch defect (kortsluiting, losse stekker, kabelbreuk) worden drie opeenvolgende pieptonen geactiveerd. De verbrandingsmotor wordt uitgeschakeld. Werkwijze: ● Contactsleutel in de stand "verbrandingsmotor uit" draaien. (Ö 8.1) ● Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1) Als het defect niet kan worden verholpen, is een gedetailleerde diagnose vereist. Neem contact op met uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. ● Verbrandingsmotor opnieuw starten. (Ö 12.2) Als het defect niet kan worden verholpen, is een gedetailleerde diagnose vereist. Neem contact op met uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. 10. Aanwijzingen voor werken Waarschuwing! Kans op letsel! Neem vóór elke ingebruikname alle informatie door voor het veilig werken met de machine. Werk op hellingen altijd bijzonder opmerkzaam en voorzichtig. Aanwijzing Controleer voor het maaien of het maaiwerk goed is ingebouwd. Kies bij de eerste ingebruikname van uw apparaat een vlakke, effen ondergrond en maai als proef rechte en iets overlappende stroken. Gras moet altijd in droge staat worden gemaaid. 0478 193 9902 A - NL – met een scherp maaimes. Daarom het maaimes regelmatig slijpen of vervangen. – door in tegengestelde richtingen te maaien. Maaien van lang gras Bij zeer lang gras is het beter om het gazon twee keer te maaien: – de eerste keer maaien met een hoge snijstand, maximaal toerental van de verbrandingsmotor en een lage rijsnelheid; – de tweede keer de gewenste snijstand kiezen en het maximale toerental van de verbrandingsmotor instellen. Pas de rijsnelheid aan de staat van het gazon aan. Het maaiwerk moet vooral bij de Vriem steeds worden ontdaan van ontvlambaar materiaal (gras, bladeren, enz.) en regelmatig worden schoongemaakt, om brandgevaar te voorkomen. Voorkomen van verstoppingen in het uitwerpkanaal Als het uitwerpkanaal met gras verstopt raakt, verlaagt u de rijsnelheid. Deze kan te hoog zijn voor de kwaliteit van het gazon. De schuif van de peilindicator moet tevens compleet worden uitgetrokken. (Ö 8.15) Als het probleem aanhoudt, is de oorzaak waarschijnlijk gelegen in beschadigde of versleten vleugels van de maaimessen. Maaimes vervangen. Bovendien moeten het maaiwerk, het uitwerpkanaal en het maaimes na elk gebruik worden gereinigd, zodat er geen grasresten aankoeken. 0478 193 9902 A - NL Het gazon kan bij het maaien op een natuurlijke wijze worden bemest. Dit wordt mogelijk met behulp van een mulchkit. De mulchkit is als speciale accessoire verkrijgbaar en wordt niet standaard meegeleverd. (Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING vakhandelaar.) Bodemontziend werken De belangrijkste factoren voor bodemontziend werken zijn de gehanteerde techniek en de vochtigheid van de bodem. Voor een goed maairesultaat moet de rijsnelheid worden aangepast aan de staat van het te maaien gras (lengte en volheid) en de vochtigheidsgraad van het gazon. Bij te kort genomen bochten neemt de belasting op de grasnerf toe. Dit levert met name bij een nat gazon slechte maairesultaten op, omdat de wielen in het zachte gazon wegzakken. 197 DE EN FR Vreemde geluiden, bijv. een knarsende V-riem (schurend geluid), zijn tekenen van overbelasting. Daarom in hoog gras nooit met een verstopt uitwerpkanaal of een gevulde grasopvangbox maaien; indien nodig een mulchkit (speciale accessoire) gebruiken. NL – wanneer bij warm en droog weer het gazon niet te kort gemaaid wordt, omdat het anders verbrandt door de zon en lelijk wordt. Bij het maaien worden er permanent voedingsstoffen aan de bodem onttrokken. Deze kunnen door middel van een hoogwaardige gazonmest weer worden aangevuld. In de regel volstaan drie bemestingssessies per maaiseizoen. Hierbij moet het gazon droog zijn om te voorkomen dat de mest aan de grassprieten blijft kleven, waardoor deze verbranden. Besproei het gazon achteraf met water om de mest in elk geval van de sprieten te spoelen. (Volg de verwerkingsinstructies van de fabrikant op.) IT – door het gazon vaak te maaien en kort te houden. Bemesten ES – door te maaien met een hoog toerental van de verbrandingsmotor (gashendel in de positie MAX) en een lage rijsnelheid. Waarschuwing – Brandgevaar! Overbelasting van aandrijving maaiwerk vermijden. Door overbelasting kan de V-riem voortdurend gaan slippen waardoor uiteindelijk brandgevaar als gevolg van oververhitting ontstaat. PT Een fraai en vol gazon ontstaat 11. Veiligheidsvoorzieningen Voor een veilige bediening en ter voorkoming van ondeskundig gebruik is de machine met meerdere veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd. Kans op letsel! Bij een eventueel defect aan een van de veiligheidsvoorzieningen mag de machine niet in bedrijf worden genomen. Neem contact op met een vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Voor het starten van de verbrandingsmotor moet in elk geval: – het maaiwerk moet uitgeschakeld zijn, – het rempedaal ingeduwd of de handrem aangetrokken zijn. De verbrandingsmotor zal worden uitgeschakeld als de gebruiker – de bestuurdersstoel verlaat terwijl het maaiwerk is ingeschakeld, – bij ingeschakeld maaiwerk de grasopvangbox kantelt of optilt of de deflector (speciale accessoire) weghaalt, – de bestuurdersstoel verlaat terwijl de handrem niet is aangetrokken. Geïntegreerde uitlooprem: Na het uitschakelen komt het maaimes pas na 5 seconden tot stilstand. 198 Aanwijzing Na het inschakelen van het maaiwerk draait het maaimes en is er een windgeruis te horen. De uitlooptijd duurt even lang als het windgeruis na het uitschakelen. Dit kan met een stopwatch worden gemeten. 12. Apparaat in gebruik nemen Kans op letsel! Lees vóór het in bedrijf stellen het volledige hoofdstuk ¨Voor uw veiligheid¨ zorgvuldig door en volg de instructies op. (Ö 4.) Om veiligheidsredenen mag het apparaat niet op hellingen steiler dan 10° (17,6 %) worden gebruikt. 17,6 % helling betekent een verticale stijging van 17,6 cm bij 100 cm horizontale lengte. ● Maak uzelf voor ingebruiksname vertrouwd met de bedieningselementen van het apparaat. (Ö 8.) ● Neem vóór de ingebruikname het onderhoudsschema door en voer al de noodzakelijk onderhoudswerkzaamheden uit. (Ö 14.1) ● Controleer vóór elk gebruik de veiligheidsvoorzieningen. (Ö 11.) De zitmaaier mag niet in bedrijf worden genomen als er veiligheidsinrichtingen ontbreken, beschadigd, overbrugd of gewijzigd zijn. 12.1 Brandstof bijtanken Vul de brandstoftank niet helemaal, maar slechts tot ongeveer 4 cm onder de rand van de vulplug, zodat de brandstof ruimte heeft om uit te zetten. Maximale tankinhoud: 6 liter Brandstofadvies: Loodvrije benzine, recente merkbrandstoffen. Gegevens over de brandstofkwaliteit (octaangetal) vindt u in de gebruiksaanwijzing onder het punt van de verbrandingsmotor. Vulprocedure: ● Schakel de verbrandingsmotor voor het bijtanken uit en laat deze afkoelen (handwarm). (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) Om morsen van brandstof te voorkomen, gebruik voor het vullen van de brandstof een geschikte trechter (wordt niet meegeleverd) gebruiken. Brandstof langzaam en voorzichtig vullen. Om overlopen te vermijden moet het vullen in meerdere stappen opgedeeld worden. Tussen de verschillende stappen de vultrechter wegnemen en visueel de inhoud van de tank op de tankindicatie controleren. Hoe meer brandstof reeds werd gevuld, des te kleiner moeten de hoeveelheden per stap worden. 0478 193 9902 A - NL 12.2 Verbrandingsmotor starten Tankdop (1) losdraaien en verwijderen. ● Brandstof met behulp van een overeenkomstige trechter vullen. Let hierbij op de tankindicatie, om te voorkomen dat de brandstof overloopt. Tankindicatie: Schade aan het apparaat vermijden! Start de verbrandingsmotor niet onmiddellijk, maak dan een pauze tussen de startpogingen. Contactsleutel nooit langer dan 10 seconden in de positie "Verbrandingsmotor starten" zetten. Vóór het starten: ● Motoroliepeil controleren. (Ö 14.13) ● Grasresten uit het maaiwerk en de motorruimte verwijderen. ● Controleer brandstof en tank indien nodig bij. (Ö 12.1) ● Controleer vóór elke ingebruikname of de rem goed werkt. (Ö 12.5) ● Alle persoonlijke instellingen (verstelling bestuurdersstoel) op het apparaat doorvoeren – niet bij draaiende verbrandingsmotor! ● Start het apparaat niet als er personen, in het bijzonder kinderen, of dieren in de buurt zijn. Startvolgorde: ● Brandstofkraan openen. (Ö 14.16) 0478 193 9902 A - NL ● Koude verbrandingsmotor: Gashendel in choke-positie zetten. (Ö 8.2) Warme verbrandingsmotor: gashendel in de MAX-stand zetten. (Ö 8.2) DE EN FR ● Contactsleutel in het contactslot steken en in de positie "Contact aan" draaien. (Ö 8.1) NL ● Veeg gemorste brandstof droog en laat deze even verdampen, voordat de verbrandingsmotor wordt gestart. ● Het rempedaal vóór het starten tot aan de aanslag intrappen en vasthouden of de handrem aantrekken. (Ö 8.9), (Ö 8.10) IT ● Tankdop aanbrengen en erin draaien. Vervolgens de tankdop handvast vastdraaien. ● ga op de bestuurdersstoel zitten. ● Contactsleutel in de stand "Verbrandingsmotor starten" draaien. De verbrandingsmotor start. Zodra de verbrandingsmotor draait, contactsleutel loslaten. Deze springt vanzelf terug in de positie "verbrandingsmotor draait". ● Gashendel bij draaiende verbrandingsmotor in MAX-stand terugzetten. Op klikstand letten! (Ö 8.2) ● Bij draaiende verbrandingsmotor kan de voet van het rempedaal worden genomen of de parkeerrem gelost worden. 12.3 Verbrandingsmotor uitschakelen ● Rem het apparaat af totdat het stil staat. ● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3) ● Gashendel in de MIN stand zetten. (Ö 8.2) ● Contactsleutel in de positie "verbrandingsmotor uit" draaien. De verbrandingsmotor wordt uitgeschakeld. 199 ES Het brandstofpeil in de tank kan via de tankindicatie (2) worden afgelezen. De tank met brandstof vullen tot het brandstofpeil de bovenste markering bereikt. PT Tankdop: ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) Achteruit rijden: ● Eventueel de brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16) ● gashendel in de MAX-stand zetten. (Ö 8.2) ● De contactsleutel eruit trekken en veilig bewaren. ● Rijrichting achteruit kiezen. (Ö 8.5) 12.4 Rijden Waarschuwing! Kies op ongebaande paden altijd een lagere rijsnelheid. Elke keer dat u van rijrichting verandert, met name op hellingen, moet de rijsnelheid overeenkomstig verlaagd worden. Schade aan het apparaat vermijden! Altijd met het maximale toerental van de verbrandingsmotor rijden om een ideale koppeling van de transmissie te garanderen. De rijsnelheid dus alleen met het aandrijfpedaal en niet met de gashendel regelen. Vóór het rijden: ● werking van de rem controleren. ● Hendel van de transmissie inschakelen. (Ö 8.14) ● Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2) Vooruit rijden: ● gashendel in de MAX-stand zetten. (Ö 8.2) ● Rijrichting vooruit kiezen. (Ö 8.5) ● Handrem loszetten, indien aangetrokken. (Ö 8.10) ● Aandrijfpedaal bedienen, het apparaat zet zich vooruit in beweging. 200 ● Handrem loszetten, indien aangetrokken. (Ö 8.10) ● Aandrijfpedaal intrappen, het apparaat zet zich achteruit in beweging. 12.7 Maaien Wordt het maaiwerk tijdens het rijden ingeschakeld, dan wordt het toerental van de verbrandingsmotor door de extra belasting (aanloop van het maaimes) bij het starten van de maaimessen gedurende korte tijd lager. Vóór het maaien: 12.5 Remmen ● Rijsnelheid door lossen van het aandrijfpedaal verminderen, abrupt remmen bij volle rijsnelheid vermijden. (Ö 8.8) ● Rempedaal gelijkmatig induwen totdat het apparaat tot stilstand komt. (Ö 8.9) 12.6 Snijhoogte instellen Gevaar op letsel! De snijhoogte enkel aanpassen als het apparaat stil staat. ● Rem het apparaat af totdat het stil staat. ● Hendel snijhoogteverstelling ontgrendelen en vasthouden. (Ö 8.11) ● De snijhoogte kan in 6 standen worden ingesteld door de hendel snijhoogteverstelling omhoog en omlaag te bewegen. ● Hoofdstuk "Opmerkingen bij het werken" lezen en opvolgen. (Ö 10.) ● Werk altijd bij een maximaal toerental van de verbrandingsmotor. Het maaimes is voor dit toerental geoptimaliseerd, hierdoor krijgt men het beste maairesultaat en de beste aanzuigende werking voor het verzamelen van het maaigoed. Het maaiwerk in de volgende volgorde koppelen: ● verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2) ● Gashendel in de MAX-stand zetten. (Ö 8.2) ● Zitmaaier op het te maaien gazon rijden. Schakel het maaiwerk niet in hoog gras of in de laagste snijstand in. Maaiwerk allen koppelen wanneer het apparaat al op het te bewerken gazon staat. ● Hendel snijhoogteverstelling vergrendelen. (Ö 8.11) Snijstand 1: laagste snijhoogte (35 mm) Snijstand 6: hoogste snijhoogte (90 mm) 0478 193 9902 A - NL ● De rijsnelheid altijd aan de grashoogte of de snijstand aanpassen. Kies bij hoog gras of de laagste snijstand een lage rijsnelheid. Een continue toon wijst op een gevulde grasopvangbox. (Ö 12.9) De elektromagnetische messenkoppeling kan zodanig worden geprogrammeerd dat het maaiwerk bij een volle grasopvangbox automatisch wordt ontkoppeld. Dit verhoogt het gebruiksgemak, aangezien het verstoppen van het uitwerpkanaal kan worden voorkomen. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Voor het achteruit maaien de veilgheidsschakelaar achteruit maaien binnen een vastgelegd tijdsvenster (5 seconden voor of 1 seconde na het omschakelen) een keer indrukken. (Ö 8.4) ● Contactsleutel in de positie "Contact aan" draaien. (Ö 8.1) ● Apparaat op het gazonvlak tot stilstand brengen en de gewenste rijrichting met de hendel keuze rijrichting instellen. (Ö 8.5) ● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien en aandrijfpedaal tegelijkertijd gedurende 5 seconden indrukken. Een korte pieptoon wijst erop dat de automaat ingeschakeld is. Het maaimes in de volgende volgorde uitschakelen: ● rijd naar een reeds gemaaid gazon of selecteer de hoogste snijstand van het maaiwerk. (Ö 8.11) 0478 193 9902 A - NL DE EN FR ● De huidige instelling wordt permanent opgeslagen. NL 12.8 Programmeren van het automatisch ontkoppelen van het maaiwerk Rijrichting wisselen bij gekoppeld maaiwerk: ● Maaien verderzetten. ● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien en aandrijfpedaal tegelijkertijd gedurende 5 seconden indrukken. 3 korte opeenvolgende pieptonen wijzen erop dat de automaat uitgeschakeld is. 12.9 Grasopvangbox ledigen Gevaar voor letsel! De grasopvangbox mag uitsluitend op vlakke ondergronden worden geledigd, omdat het zwaartepunt door het omhoog zwenken van de grasopvangbox verandert en zo de kans op kantelen toeneemt. Wanneer er tijdens het maaien een ononderbroken toon klinkt, is de grasopvangbox vol en moet deze worden geledigd. Maaiwerk uitschakelen. Na het uitschakelen van het maaiwerk gaat deze toon uit. ● Op zelfdiagnose van de elektronica wachten. Grasopvangbox wordt niet helemaal gevuld Automatisch ontkoppelen activeren: ● Controleren of het uitwerpkanaal gemonteerd is. (Ö 14.6) ● De huidige instelling wordt permanent opgeslagen. ● Peilindicator (grasopvangbox) juist instellen. (Ö 8.15) ● Bij het ledigen van de grasopvangbox het uitwerpkanaal op verstoppingen controleren en indien nodig reinigen. ● Vleugels van het maaimes op beschadiging of slijtage controleren en indien nodig vervangen. 201 IT ● gashendel in de MAX-stand zetten. (Ö 8.2) Gevaar op letsel! Houd na het uitschakelen van het maaiwerk rekening met de uitloop. Het duurt even (tot. 5 seconden) voordat het maaimes tot stilstand komt. (Ö 11.) Automatisch ontkoppelen deactiveren: ES Tijdens het maaien: ● Maaiwerk uitschakelen door opnieuw op de maaiwerkschakelaar te drukken. (Ö 8.3) PT ● Vooruit maaien: Rijrichting vooruit (Ö 8.5) kiezen, aansluitend het maaiwerk door indrukken van de schakelaar maaiwerk koppelen. (Ö 8.3) Achteruit maaien: Rijrichting achteruit (Ö 8.5) kiezen, en veiligheidsschakelaar achteruit maaien (Ö 8.4) eenmaal kort indrukken, aansluitend het maaiwerk door indrukken van de schakelaar maaiwerk binnen 6 seconden koppelen. (Ö 8.3) Grasopvangbox ledigen ● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3) De ononderbroken toon klinkt niet meer. ● De hoogste snijstand van het maaiwerk selecteren. (Ö 8.11) ● De machine verplaatsen naar de plek waar het maaigoed wordt uitgeworpen. ● Hendel voor het ledigen van de grasopvangbox uittrekken en naar voren drukken. (Ö 8.12) De grasopvangbox zwenkt naar boven en het maaigoed valt uit de grasopvangbox. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) Grasopvangbox (2) verwijderen. Grasopvangbox inhaken Bij het wegnemen en vasthaken van de grasopvangbox moet de beugel voor het ontgrendelen van de grasopvangbox altijd in de ontgrendelde stand worden gehouden totdat de grasopvangbox volledig is verwijderd of vastgehaakt. Grasopvangbox verwijderen ● Met een omhoog geklapte grasopvangbox eventueel iets naar voren rijden, zodat het maaigoed uit de grasopvangbox kan vallen. ● De grasopvangbox kort omhoog en omlaag zwenken, opdat het maaigoed volledig uit de grasopvangbox valt. ● De hendel voor het ledigen van de grasopvangbox langzaam naar achteren laten komen en de grasopvangbox weer op de achterkant vastklikken. ● De hendel voor het ledigen van de grasopvangbox weer loslaten en omlaag drukken tot deze weer in de ingetrokken uitgangsstand is. 12.10 Grasopvangbox wegnemen en vasthaken Trek de beugel ontgrendeling grasopvangbox (1) naar boven en houd deze vast. Grasopvangbox (2) aan beide haken (3) op de achterwand bevestigen. ● Ontgrendelhendel grasopvangbox indrukken en vasthouden. (Ö 8.13) Vóór het wegnemen: ● maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3) ● Grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 202 0478 193 9902 A - NL Grasopvangbox (2) tot aan de aanslag naar boven klappen. ● Op hellingen vermijden om van richting te veranderen, als dat toch noodzakelijk blijkt te zijn moet u hierbij uiterst voorzichtig te werk gaan. ● Ontgrendelhendel grasopvangbox loslaten en erop letten of de grasopvangbox vastklikt. (Ö 8.13) Als het apparaat zonder grasopvangbox of deflector (toebehoren, niet meegeleverd) wordt gebruikt, kan het maaiwerk niet worden ingeschakeld. In dat geval wordt de verbrandingsmotor automatisch uitgeschakeld. 12.13 Oriëntatiehulp Maximaal gewicht aanhanger op vlakke ondergrond = 250 kg Maximaal gewicht aanhanger bij een maximale stijging van 10° = 100 kg Kans op letsel! Bij het transport van lasten wijzigen de rijeigenschappen van het apparaat (b. v. langere remweg). Hoe zwaarder de last, hoe sterker de rijeigenschappen veranderen! Kies bij trekken van lasten altijd een lage rijsnelheid. 0478 193 9902 A - NL Aanwijzing De nauwkeurigheid van de oriëntatiehulp hangt af van de lichaamslengte van de gebruiker en van de instelling van de bestuurdersstoel. Om ongemaaide gedeelten tussen meerdere maaibanen te voorkomen, is het apparaat uitgevoerd met een oriëntatiehulp. 12.11 Trekken van lasten DE EN FR ● Op hellingen altijd in de lengterichting rijden. Bij het dwars rijden is er meer kans op kantelen – let op de maximum helling. (Ö 4.7) ● De gebruiker zit op de bestuurdersstoel. Maximale kogeldruk = 40 kg Maximale treklast = 40 kg 203 NL ● Controleer vóór elk gebruik op een helling of de rem goed werkt. (Ö 12.5) IT 12.12 Gebruik op hellingen ES ● Controleer vóór het vasthaken van lasten of de rem goed functioneert. (Ö 12.5) Een treklast van 40 kg aan de trekhaak wordt op een vlakke ondergrond bereikt bij het trekken van een aanhanger met een gewicht van 250 kg. PT Voorkom schade aan het apparaat! Op hellingen wordt de maximale treklast minder. 13. Maaiwerk Overzicht van de onderdelen van het maaiwerk in gemonteerde staat 13.1 Maaiwerk demonteren Gevaar op letsel! Lees voorafgaand aan alle werkzaamheden aan het maaiwerk het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" zorgvuldig door en volg de instructies op. (Ö 4.) Schade aan het apparaat vermijden! Bij gedemonteerd maaiwerk mag de zitmaaier niet met een gemonteerd uitwerpkanaal in werking worden gezet. Het uitwerpkanaal uitbouwen, zodat dit tijdens het rijden niet aan obstakels (molshopen, wortels enz.) kan blijven steken en hierdoor beschadigd wordt. (Ö 14.5) Als de oriëntatiehulp zich (1) vanaf de bestuurdersstoel gezien precies op de maairand (overgang van reeds gemaaid gazon naar niet gemaaid gazon) bevindt, dan wordt het gazon met een overlapping (A) van ca. 5 cm gemaaid. Bij een overlapping maait het maaimes ca. 5 cm in de reeds gemaaide maaibaan. Zo blijven er gegarandeerd geen ongemaaide gedeelten tussen de beide maaibanen achter. ● Plaats het apparaat op een vlakke en stevige ondergrond. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Contactsleutel eruit trekken. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) ● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5) 1 Maaiwerk 2 V-riem 3 Borgsplitpen 4 Bevestigingsbout 5 Hendel V-riemspanner 6 V-riempoelie 7 Maaiwerkophanging voor Afdekking achterste V-riem demonteren Kans op brandwonden! Vóór het demonteren van de afdekking van de achterste V-riem de machine, vooral de uitlaat, geheel laten afkoelen. ● Laagste snijstand kiezen. 8 Maaiwerkophanging achter 204 0478 193 9902 A - NL DE EN IT Aanwijzing Voor een snellere demontage moet u de volgorde van de onderdelen precies aanhouden. FR Gevaar voor knellen! Controleer bij het lostrekken van de bevestigingsbouten of er zich geen lichaamsdelen (hand, vingers, voet, enz.) direct onder het maaiwerk bevinden. NL Maaiwerk achter loshaken PT ES Hendel V-riemspanner (5) met behulp van een geschikt stuk buis in de richting van de pijl (naar voren) drukken en vasthouden. Stap 1: Draai de afsluitschroef (1) 90° linksom. Stap 2: Afdekking achterste V-riem (2) naar voren trekken en verwijderen. V-riem loshaken ● Snijstand 3 kiezen. V-riem (2) van de V-riempoelie (6) verwijderen. ● Na het verwijderen van de V-riem de hendel V-riemspanner langzaam loslaten. Stap 1: Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout (4) lostrekken. Stap 2: Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf trekken en verwijderen. Stap 3: Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout (4) lostrekken. Stap 4: Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf trekken en verwijderen. ● Het maaiwerk langzaam en voorzichtig neerleggen. 0478 193 9902 A - NL 205 Voorkant maaiwerk loshaken Gevaar voor knellen! Controleer vóór het loshaken of er zich geen lichaamsdelen (hand, vingers, voet, enz.) direct onder het maaiwerk bevinden. Na het loshaken van het maaiwerk klapt de voorste maaiwerkophanging automatisch omhoog. Maaiwerk (1) aan de rechterzijde eruit trekken. Het maaiwerk (1) van de rechterzijde met de wielen naar voren onder de machine schuiven. 13.2 Maaiwerk monteren Maaiwerk (1) parallel naar voren schuiven en aan de voorste maaiwerkophanging (7) loshaken. Maaiwerk verwijderen ● Snijstand 6 kiezen. Gevaar op letsel! Lees voorafgaand aan alle werkzaamheden aan het maaiwerk het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" zorgvuldig door en volg de instructies op. (Ö 4.) ● Plaats het apparaat op een vlakke en stevige ondergrond. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Contactsleutel eruit trekken. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Hoogste snijstand kiezen. ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) ● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5) V-riem (2) boven de standen van de maaiwerkophanging (8) plaatsen. Voorkant maaiwerk vasthaken ● Laagste snijstand kiezen. Maaiwerk inschuiven ● Snijstand 6 kiezen. 206 0478 193 9902 A - NL DE EN Gevaar voor knellen! Bij het vasthaken van de V-riem erop letten dat er bij het loslaten van de hendel V-riemspanner geen hand of vinger tussen de V-riem en de V-riempoelie zit. FR V-riem aanbrengen NL Stap 4: Borgsplitpen (3) door de boring van de bevestigingsbout (4) steken. IT ● Snijstand 3 kiezen. Maaiwerk achter vasthaken Aanwijzing Vóór het vasthaken controleren of het maaiwerk correct is vastgehaakt aan de voorste maaiwerkophanging. ● Maaiwerk (1) met één hand optillen en vasthouden. De boringen van de ophanging aan het maaiwerk en de maaiwerkophanging op de machine moeten samenvallen. ES Stap 1: De bevestigingsbout (4) tot de aanslag door de boring van de ophanging aan het maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging (8) steken. Stap 2: Borgsplitpen (3) door de boring van de bevestigingsbout (4) steken. Stap 3: De bevestigingsbout (4) tot de aanslag door de boring van de ophanging aan het maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging (8) steken. PT Voorste maaiwerkophanging (7) naar beneden klappen en aan het maaiwerk (1) vasthaken. Maaiwerk (1) naar achteren schuiven en hiermee de voorste maaiwerkophanging (7) aan het maaiwerk bevestigen. Hendel V-riemspanner (5) met behulp van een geschikt stuk buis in de richting van de pijl (naar voren) drukken en vasthouden. Aanwijzing Voor een snellere montage moet u de volgorde van de onderdelen precies aanhouden. 0478 193 9902 A - NL 207 Aanwijzing Controleer na het monteren of de afdekking achterste V-riem goed vastzit. Voorkom schade aan de machine! De V-riem moet na het monteren vrij zitten en mag niet de afdekking achterste V-riem aanraken. Controleer dit door een visuele inspectie. 14. Onderhoud V-riem (2) van de V-riempoelie (6) vasthaken. Bij het vasthaken erop letten, dat de Vriem juist (zonder draaiingen) wordt gemonteerd. Kans op letsel! Lees vóór alle onderhouds- en reparatiewerken eerst het hoofdstuk "Voor uw veiligheid", met name de paragraaf "Onderhoud en reparaties", zorgvuldig door en volg de instructies op. (Ö 4.) ● Laat de hendel V-riemspanner (5) langzaam los en zorg ervoor dat de Vriem goed in de V-riempoelie ligt. ● Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6) ● Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10) Kans op letsel! Na het vasthaken van het maaiwerk een functiecontrole uitvoeren. Erop letten, dat er geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt zijn. De functietest alleen uitvoeren wanneer de gebruiker op de machine zit. Plaats de afdekking achterste V-riem (1) met de bevestiging op de bevestigingsnok (2) van de transmissie (3) in de pijlrichting. Uitsluitend met handschoenen werken. Raak het maaimes nooit aan zo lang het niet stilstaat. Afdekking achterste V-riem monteren Kans op brandwonden! Vóór het monteren van de afdekking van de achterste V-riem de machine, vooral de uitlaat, geheel laten afkoelen. ● Laagste snijstand kiezen. 208 De contactsleutel uittrekken om een ongewild starten van de verbrandingsmotor te verhinderen. Druk de afdekking van de achterste V-riem (1) omhoog en houd deze vast. Draai de afsluitschroef (2) 90° rechtsom. Om veiligheidsredenen zijn onderhoudswerkzaamheden aan de rem verboden. Laat afstel- en onderhoudswerkzaamheden door een vakhandelaar uitvoeren. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. 0478 193 9902 A - NL ● Plaats het apparaat op een vlakke en stevige ondergrond. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) – Let op de gegevens voor het reinigen van de verbrandingsmotor (zie de gebruiksaanwijzing voor de verbrandingsmotor). ● Verbrandingsmotor en geluiddemper volledig laten afkoelen. Onderhoudswerkzaamheden vóór elk gebruik: Voor de volgende onderhouds- en reparatiewerkzaamheden verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing voor de verbrandingsmotor: – Reinig de transmissie door grasresten of andere verontreinigingen af te vegen. Voor een krachtige en veilige werking en ter voorkoming van storingen is het van belang om van de staat van het apparaat op de hoogte te zijn. Onderhoudswerkzaamheden na de eerste 10 bedrijfsuren (eerste inbedrijfstelling): – Luchtfilter vervangen. Daarvoor zijn de volgende inspecties vóór elke start nodig (visuele inspectie): – Gegevens van de motorolie (type, vulhoeveelheid olie enz.). – Bandenspanning. (Ö 14.9) – Bougie controleren en vervangen. – Slijtage van en schade aan banden. – Brandstoffilter vervangen. – Lekkage van de brandstofleidingen. – Reinigen van de verbrandingsmotor. – Motoroliepeil (zie gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor). 14.1 Onderhoudsschema Alle gegevens in het onderhoudsschema moeten nauwkeurig worden opgevolgd. Bij niet-inachtneming van het onderhoudsschema kan aanzienlijke schade aan de machine worden veroorzaakt. – Brandstofpeil. – Algemene visuele controle van het apparaat en het maaiwerk. Vooral de beschermkappen moeten op beschadigingen worden gecontroleerd. – Goede bevestiging van de schroefverbindingen. – Een inspectie door uw vakhandelaar wordt aanbevolen. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Onderhoudswerkzaamheden na elke 25 bedrijfsuren: – Controle van de messenbevestiging en scherpte van het mes, op slijtagegrens van het maaimes letten. Onderhoudswerkzaamheden na elke 50 bedrijfsuren: – Algemene smering. – Inbouwpositie van het maaiwerk controleren. (Ö 14.8) Onderhoudswerkzaamheden na elke 100 bedrijfsuren: – Vervangen van het maaimes. 0478 193 9902 A - NL 209 FR EN DE – Reinigen van het apparaat (maaiwerk, uitwerpkanaal) en eventuele combiapparaten. NL Voor onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden: Schade aan het apparaat vermijden! Alle afzettingen op de bovenkant van het maaiwerk verwijderen, om ophoping van droog en daardoor ontvlambaar, organisch materiaal te voorkomen. IT ● Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van de verbrandingsmotor in de gebruiksaanwijzing opvolgen. Onderhoudswerkzaamheden na elk gebruik: ES ● Houd het onderhoudsschema en de onderhoudsintervallen nauwkeurig aan. Aanwijzing Bij een zware belasting, met name bij professioneel gebruik, kunnen kortere onderhoudsintervallen dan de hier vermelde noodzakelijk zijn. Tevens kunnen extreme omstandigheden zoals een zanderige of steenachtige bodem, stof enz. tot kortere onderhoudsintervallen leiden dan in de gebruiksaanwijzing worden aangegeven. Om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar moet er een inspectie door een dealer worden uitgevoerd. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. PT Algemene onderhoudsaanwijzingen: – Een inspectie door een vakhandelaar laten uitvoeren. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Aanwijzing Bij de inspectie door de vakhandelaar wordt de werking van de rem gecontroleerd en wordt de rem indien nodig onderhouden. Daarnaast worden alle noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de transmissie uitgevoerd. 14.2 Apparaat reinigen Voorkom schade aan het apparaat! Richt waterstralen (hogedrukreinigers) nooit op motoronderdelen, pakkingen, elektrische onderdelen (accu, kabelboom enz.) en lagers. Dit kan leiden tot beschadigingen of dure reparaties. Geen agressieve reinigingsmiddelen gebruiken. Dergelijke reinigingsmiddelen kunnen kunststoffen en metalen zodanig beschadigen dat de veiligheid van uw VIKING apparaat wellicht in het geding komt. Als u vuil niet met water, met een borstel of met een doek kunt verwijderen, raadt VIKING aan een speciaal reinigingsmiddel te gebruiken (b. v. STIHL speciale reiniger). Demonteer het maaiwerk altijd voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) 210 ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1) ● Verwijder eerst de aangekoekte grasresten in de maaiwerkbehuizing met een houten staaf. ● Reinig de onderkant van het maaiwerk met een borstel en water. Uit voorzorg moet de peilindicator elke keer na het maaien of bij elke reiniging van het uitwerpkanaal worden gereinigd. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) ● Bij het reinigen van de bovenzijde van het maaiwerk erop letten dat er geen water op V-riemen en tandriemen terechtkomt, nooit waterstralen richten op de openingen van de afdekkingen. ● Reinig het uitwerpkanaal in gedemonteerde toestand los van het apparaat met stromend water en een borstel. ● Grasresten uit het maaiwerk (boven- en onderkant), de motorruimte en de transmissie verwijderen. Koelvinnen van de verbrandingsmotor en transmissie reinigen. ● De maaimessen met borstel en water reinigen, voor het lossen van vervuiling in geen geval op de maaimessen kloppen (b. v. met een hamer). ● De grasopvangbox wegnemen en deze apart reinigen van het apparaat met stromend water en een borstel. (Ö 12.10) 14.3 Peilindicator (grasopvangbox) reinigen De peilindicator (grasopvangbox) (1) met lichte druk naar beneden drukken. Hierbij moet hij vlot kunnen worden bewogen en moet er een zacht "klikken" van de schakelaar hoorbaar zijn. Na het loslaten van de inhoudsindicator moet deze weer zelfstandig terug naar boven in de uitgangspositie springen. ● Als de inhoudsindicator niet soepel kan worden bewogen of bij vervuiling, moet deze met behulp van een borstel voorzichtig worden gereinigd – geen water gebruiken. De peilindicator (grasopvangbox) kan bij het maaien van nat of vochtig gras vuil worden. Daardoor werkt deze slechter. 0478 193 9902 A - NL Remcontactschakelaar controleren: ● ga op de bestuurdersstoel zitten. ● Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10) ● Schakel de verbrandingsmotor uit en laat deze tot stilstand komen. Stoelcontactschakelaar controleren: ● ga op de bestuurdersstoel zitten. ● Verbrandingsmotor starten en op maximaal toerental laten draaien. (Ö 12.2), (Ö 8.2) ● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3) ● Bestuurdersstoel ontlasten door langzaam en voorzichtig op te staan. Niet afstappen! Bij een geactiveerde stoelcontactschakelaar wordt de verbrandingsmotor uitgeschakeld. ● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3) Contactschakelaar grasopvangbox controleren: ● Rempedaal niet intrappen of handrem loszetten. ● ga op de bestuurdersstoel zitten. ● Contactsleutel in de positie "Verbrandingsmotor starten" draaien. (Ö 8.1) De verbrandingsmotor kan niet worden gestart met een geactiveerde remcontactschakelaar. Maaiwerkcontactschakelaar controleren: ● Verbrandingsmotor starten (Ö 12.2) en op maximaal toerental laten draaien. (Ö 8.2) ● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3) ● Rijrichting achteruit kiezen en vertrekken. (Ö 8.5) Bij een werkende veiligheidsschakelaar achteruit maaien wordt het maaiwerk na 1 seconde ontkoppeld. 14.5 Uitwerpkanaal demonteren Voor betere reiniging van het uitwerpkanaal kan het zonder extra gereedschap worden gedemonteerd. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Verbrandingsmotor starten en op maximaal toerental laten draaien. (Ö 12.2), (Ö 8.2) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3) ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Grasopvangbox vanuit de bestuurdersstoel omhoog klappen (ledigen) met behulp van de hendel voor het ledigen van de grasopvangbox. (Ö 12.9) ● ga op de bestuurdersstoel zitten. 0478 193 9902 A - NL DE EN ● Op de bestuurdersstoel plaats nemen – veiligheidsschakelaar achteruit maaien niet aanraken. FR De verbrandingsmotor kan niet worden gestart met een geactiveerde maaiwerkcontactschakelaar. Veiligheidsschakelaar achteruit maaien controleren: NL ● Contactsleutel in de positie "Verbrandingsmotor starten" draaien. (Ö 8.1) IT ● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3) Bij een geactiveerde contactschakelaar van de grasopvangbox worden de verbrandingsmotor en het maaiwerk uitgeschakeld! ES Gevaar voor letsel! De veiligheidsvoorzieningen mogen uitsluitend vanuit de bestuurdersstoel worden gecontroleerd. Hierbij mogen geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt zijn. Controleer ten minste eenmaal per maand of alle veiligheidsvoorzieningen goed werken. Controleer na een langere bedrijfspauze, bij weinig gebruikte apparaten of na reparaties vóór het opnieuw in gebruik nemen alle veiligheidsvoorzieningen. ● Rempedaal tot aan de aanslag intrappen en vasthouden. (Ö 8.9) 211 PT 14.4 Veiligheidsvoorzieningen controleren ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) Onderhoudswerkzaamheden: ● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10) ● Slijtagegrenzen van het maaimes controleren. ● Laagste snijstand kiezen. ● Zo nodig maaimes slijpen. Als het maairesultaat na verloop van tijd verslechtert, dient het maaimes te worden geslepen. Slijtagegrenzen van het mes controleren De sluitmoer (1) eruit draaien en wegnemen. Uitwerpkanaal (2) eruit trekken. Schade aan het apparaat vermijden! Monteer het uitwerpkanaal weer meteen na het reinigen om te voorkomen dat het wordt vergeten. 14.6 Uitwerpkanaal monteren Schade aan het apparaat vermijden! Bij het inschuiven van het uitwerpkanaal controleren of dit aan alle kanten over de uitwerpopening van het maaiwerk wordt gestulpt. Aanwijzing Bij elke reiniging of elke keer bij het monteren van het uitwerpkanaal ook de peilindicator (grasopvangbox) inspecteren en indien nodig reinigen. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. 212 Het uitwerpkanaal (1) tot de aanslag erin schuiven en over de uitwerpopening van het maaiwerk aanbrengen. Sluitmoer (2) indraaien en aantrekken. 14.7 Maaimessen onderhouden Gevaar voor letsel! Werk uitsluitend met handschoenen. Neem altijd contact op met een vakhandelaar (VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan) als u niet over de vereiste kennis of gereedschappen beschikt. VIKING raadt aan originele VIKING reserveonderdelen te gebruiken. Raak het maaimes nooit aan zo lang het niet stilstaat. Plaats het maaiwerk altijd op een slipvaste ondergrond. Gevaar op letsel! Een versleten maaimes kan afbreken en ernstig letsel veroorzaken. Volg daarom de onderhoudsinstructies voor het mes. Maaimessen worden afhankelijk van de toepassing en de gebruiksduur in meer of mindere mate slijtagegevoelig. Als u het apparaat op een zandige ondergrond of in droge omstandigheden gebruikt, slijten de maaimessen door een sterkere belasting sneller dan gemiddeld. Opgelet! Bij het vervangen van het maaimes altijd ook de mesbout en de borgring vernieuwen. VIKING raadt in verband met het controleren van de slijtagegrenzen aan het maaiwerk te demonteren. Als u over een geschikte hefbrug beschikt, kunt u de slijtagegrenzen aan het maaimes ook controleren zonder dat u het maaiwerk hoeft te demonteren. ● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1) ● Maaiwerk en maaimessen zorgvuldig reinigen. Onderhoudsinterval: Na elke 25 bedrijfsuren. 0478 193 9902 A - NL DE Mesbreedte: Dikte: Meet de breedte van het maaimes (1) op de afgebeelde plaats met een schuifmaat. Het maaimes moet de minimale breedte B hebben. B > 65 mm Gevaar op letsel! Wanneer de gespecificeerde slijtagegrenzen worden bereikt of onderschreden, moet het maaimes om veiligheidsredenen worden vervangen. Maaimes demonteren ● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1) ● Maaiwerk tegen een muur zetten en wegglijden voorkomen. Meet de dikte van het maaimes (1) met een schuifmaat op meerdere plaatsen. Het maaimes moet op elk specifieke punt de minimale dikte A hebben. Maaimes slijpen Gevaar op letsel! Draag tijdens het slijpen altijd een veiligheidsbril en handschoenen. Slijp het maaimes met inachtneming van de volgende punten: ● Koel het maaimes tijdens het slijpen, bijvoorbeeld met water. Het mes mag niet blauw worden, omdat anders de snijresultaten minder worden. ● Slijp het maaimes gelijkmatig om vibratie door onbalans te voorkomen. ● Houd de slijphoek van 30° aan. ● Houd tijdens het slijpen rekening met de slijtagegrenzen. A > 2,5 mm 0478 193 9902 A - NL 213 PT Maaiwerk (1) tegen een muur zetten en met de voet wegglijden voorkomen. Mesbout (1) met behulp van een schroevendraaier SW17 (niet meegeleverd) losdraaien en eruit schroeven. Mesbout (1) samen met de borgring (2) verwijderen. Het maaimes verwijderen. ES IT NL FR EN Maaiwerk veilig neerzetten voor de controle: Gevaar op letsel! Het maaimes moet worden vervangen zodra inkepingen of scheuren te zien zijn of als de gegevens in het hoofdstuk "Slijtagegrenzen nazien" worden onderschreden. Balans van maaimes controleren Maaimes monteren Gevaar op letsel! Controleer het maaimes voorafgaand aan het inbouwen op beschadigingen (inkepingen of scheuren) en slijtage. Vervang versleten of beschadigde maaimessen. Vervang de borgring bij elke montage van de messen. Borg de mesbout extra met Loctite 243. Houd het voorgeschreven aandraaimoment van de mesbout precies aan, omdat een veilige bevestiging van het snijgereedschap daarvan afhangt. ● Maaimes met de omhoog gebogen windvleugels naar boven (richting maaiwerk) monteren. Aandraaimoment mesbout: 65 - 70 Nm 14.8 Inbouwpositie van het maaiwerk controleren Onderhoudsinterval: Het maaiwerk moet worden geïnspecteerd na elke 50 uren gebruikstijd, of zo vaak als nodig (b.v. na krachtige schokken tegen het maaiwerk of bij onzuivere snede). Een gelijkmatige bandenspanning is belangrijk voor het controleren van een correcte positie. Voorafgaand aan de controle van de juiste inbouwpositie moet de bandenspanning op alle banden worden gecontroleerd en eventueel worden gecorrigeerd. (Ö 14.9) Het maaiwerk is juist gemonteerd als het aan de voorkant iets lager staat dan aan de achterkant. Schroevendraaier (1) door de middelste boring steken. Als het maaimes (2) uitgelijnd is, moet het in de afgebeelde stand staan. ● Apparaat op een vlakke ondergrond zetten. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) Gevaar voor letsel! Bij een eventuele onbalans van het maaimes moet de procedure "Maaimes slijpen" worden herhaald totdat het maaimes uitgebalanceerd is. Het maaimes mag enkel door het slijpen van de snijkanten worden gebalanceerd. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Laagste snijstand kiezen. (Ö 8.11) Maaimes (1) aanbrengen en de mesbout (2) met borgring (3) (op welving van de borgring letten) erin draaien en met het voorgeschreven aandraaimoment vastdraaien. 214 0478 193 9902 A - NL 14.10 Wielen vervangen Hoogteverschil A meten. A = 10 mm Bij beschadigingen (gaten, scheuren, snedes enz.) aan de randen het beschadigde wiel demonteren en hiermee naar uw vakhandelaar gaan. Apparaat optillen en ondersteunen 14.9 Bandenspanning De juiste bandenspanning is belangrijk voor het verstellen van het maaiwerk en om een mooi maairesultaat te bereiken. Door een te hoge bandenspanning zou de grasnerf door de bandnoppen worden beschadigd. 0478 193 9902 A - NL Gevaar op letsel! Apparaat voor het optillen altijd tegen wegrollen beveiligen. Let op het grote gewicht van het apparaat voor het optillen (zie hoofdstuk "Technische gegevens"). (Ö 21.) Breng het apparaat indien nodig met behulp van een tweede persoon of met een krik (niet meegeleverd) omhoog. De rem werkt alleen op de achterwielen. Neem daarom bij het optillen van de achteras extra geschikte maatregelen tegen wegrollen. DE EN FR NL Achterbanden: 0,7 - 1,0 bar ● Het apparaat op een vlakke en vaste ondergrond zetten. IT Voorbanden: 0,9 - 1,2 bar Voorkom schade aan het apparaat Bij het ondersteunen erop letten, dat het apparaat alleen met de as of met de achterwand op de ondergrond ligt. Het apparaat alleen aan de hiervoor bedoelde onderdelen (bijv. frame, bumper, velgen, as) optillen. Het apparaat nooit aan de kunststof delen optillen of hierop laten rusten. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ES ● Met behulp van een geschikte luchtpomp met manometer de volgende bandenspanningswaarden instellen. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. 215 PT Afdekkap van het ventiel (1) schroeven. Wiel demonteren Afdekkap (1) lostrekken. Borgring (2) wegnemen met behulp van een schroevendraaier. Grote ring (3) samen met het wiel (4) van de wielas trekken. De pasveer (5) in de achterste wielas plaatsen. Wiel (4) met de grote ring (3) op de wielas schuiven. Controleer bij het demonteren van de achterwielen of de meenemers (pasveer) niet kwijtraken. Wiel monteren Vooras: A > 200 mm Achteras: B > 120 mm Controleer vóór het monteren van de achterwielen of de meenemers (pasveer) aan beide kanten in de groef van de wielas zitten. Vóór het monteren van de wielen de volgende punten afwerken: ● Vuil van de wielas halen. ● Wielas vóór de montage dun met smeervet insmeren. Borgring (2) in de inkeping van de wielas laten vallen. Afdekkap (1) op wielas steken. 14.11 Opbergvak openen en sluiten Opbergvak openen: ● Schakel de verbrandingsmotor uit en laat deze afkoelen. (Ö 12.3) 216 0478 193 9902 A - NL DE ● Grasopvangbox demonteren. (Ö 12.10) ● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5) ● Trek de verstelhendel bestuurdersstoel omhoog en breng de bestuurdersstoel in de voorste stand (naar het stuurwiel) of klap deze naar voren. ● Laat de verbrandingsmotor volledig afkoelen. ● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1) Afdekking van de verbrandingsmotor losmaken ES Gevaar op klemmen! Bij het loshalen van de stang snijhoogteverstelling erop letten, dat er zich geen lichaamsdelen (vingers, hand, voet, enz.) direct onder het maaiwerk bevinden. PT Opbergvak (1) dichtklappen. Bouten (2) iets omlaag drukken en vasthouden. Bouten (2) rechtsom erin draaien (ca. 90°). Draai de schroeven (1) 90° linksom. 14.12 Afdekking van de verbrandingsmotor Voor onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de verbrandingsmotor kan de afdekking van de verbrandingsmotor omhoog worden geklapt. Bij een omhoog geklapte afdekking is voldoende ruimte voor zulke werkzaamheden. Vóór het omhoog klappen ● Plaats het apparaat op een vlakke en stevige ondergrond. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) Klap het opbergvak (2) naar voren toe omhoog (richting bestuurdersstoel). 0478 193 9902 A - NL FR EN ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) NL Opbergvak sluiten: IT ● De contactsleutel eruit trekken en veilig bewaren. ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 217 Splint (1) aan de rechterzijde van de maaiwerkophanging achter (4) eruit trekken. Stang snijhoogteverstelling (3) van de maaiwerkophanging achter (4) losmaken. Afdekking van de verbrandingsmotor omhoog klappen Gevaar op letsel! Afdekking altijd volledig tot de aanslag omhoog klappen, zodat de vergrendeling aan het frame vastklikt. Hierdoor kan de afdekking van de verbrandingsmotor niet dicht slaan. Afdekking van de verbrandingsmotor sluiten Gevaar op klemmen! Let er bij het sluiten op, dat er geen lichaamsdelen bekneld kunnen raken. Afdekking langzaam en voorzichtig sluiten. Hierbij bouten (5) zover losdraaien dat deze losgaan. Bescherming tegen verlies! De bouten kunnen na het losdraaien niet worden weggenomen. 218 Afdekking van de verbrandingsmotor (6) tot aan de aanslag omhoog klappen. Zorg er hierbij voor dat de vergrendeling (7) goed op het frame vastklikt. Afdekking van de verbrandingsmotor (6) iets naar voren drukken en vasthouden. Vergrendeling (7) ontgrendelen (optillen) en de afdekking (6) langzaam laten zakken. 0478 193 9902 A - NL DE ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) EN ● Verbrandingsmotor laten afkoelen. Draai beide bouten (5) erin en haal deze aan. Aandraaimoment: 20 - 25 Nm Stang snijhoogteverstelling (3) in de boring van de maaiwerkophanging (4) steken. Splint (1) insteken. Voor informatie over voorgeschreven motorolie en vulhoeveelheid olie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van de verbrandingsmotor. Motorolie verversen als de verbrandingsmotor handwarm is. Geschikte olieopvangbak (hou rekening met vulhoeveelheid olie) onder de olieaftapleiding zetten. Voer gebruikte olie af conform de wettelijke bepalingen. ● Maaiwerk monteren. (Ö 13.2) Verversingsintervallen voor olie: ● Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6) De aanbevolen intervallen voor het verversen van motorolie vindt u in de gebruiksaanwijzing voor de verbrandingsmotor. ● Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10) 14.13 Inhoud van de motorolie controleren ● Plaats het apparaat op een vlakke ondergrond. Motorolie aftappen: ● Schakel de verbrandingsmotor uit en laat deze afkoelen (handwarm). (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 0478 193 9902 A - NL 219 PT Kans op letsel! Vóór het bijvullen of verversen van de motorolie de verbrandingsmotor volledig laten afkoelen. Gevaar voor verbranding door hete motorolie! ES IT 14.14 Motorolie verversen NL ● Inhoud van de motorolie controleren volgens gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor – indien nodig motorolie bijvullen. (Ö 14.15) FR ● Opbergvak openen. (Ö 14.11) ● Motorolie zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor bijvullen – een geschikte trechter en een slang (wordt niet meegeleverd) gebruiken. Hierbij de trechter zo in de slang steken dat de motorolie in de trechter kan worden geleegd en vervolgens door de slang stroomt. ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5) ● Opbergvak openen. (Ö 14.11) ● Oliedop eraf schroeven (zie gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor). ● Opbergvak sluiten. (Ö 14.11) 14.16 Brandstofkraan Snelsluiting (2) van de olieaftapslang (1) een halve slag linksom draaien en wegnemen. Motorolie volledig aftappen. ● Snelsluiting sluiten. ● Olieaftapslang aan de verbrandingsmotor vasthaken. De olieaftapslang (1) bevindt zich op de verbrandingsmotor vlakbij het rechterachterwiel. ● Geschikte opvangbak voor olie eronder zetten. ● Olieaftapslang loshaken. Door de brandstofkraan open en dicht te draaien, wordt de brandstofstroom in de brandstofleiding vrijgegeven of onderbroken. De brandstofkraan bevindt zich achter het linker achterwiel. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 14.15 Motorolie bijvullen Voorkom schade aan het apparaat Zorg ervoor dat de motorolie niet beneden of boven het juiste peil komt te staan. ● Opbergvak openen. (Ö 14.11) ● Inhoud van de motorolie controleren. (Ö 14.13) 220 0478 193 9902 A - NL DE EN FR NL IT 14.18 Afdekking van de stuurkolom monteren ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) De brandstofkraan (1) wordt geopend of gesloten door aan de verstelklep (2) te draaien. 14.17 Afdekking van de stuurkolom demonteren ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. 14.19 Zekeringen Brandgevaar! De zekeringen mogen nooit met een draad of folie worden overbrugd. Plaats nooit een zekering met een andere dan de voorgeschreven capaciteit (ampère). Als er binnen korte tijd weer een zekering doorbrandt, is een defect (bijv. kortsluiting) de mogelijke oorzaak. Neem contact op met een vakhandelaar. VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar aan. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 0478 193 9902 A - NL 221 ES Afdekking stuurkolom (1) van onderen naar boven in het dashboard (2) geleiden. De klemnokken (3) in de openingen (4) steken. Afdekking stuurkolom (1) laten vastklikken door deze iets in te drukken. PT Beide klemnokken (1) iets indrukken en vasthouden. Afdekking stuurkolom (2) naar beneden trekken en verwijderen. ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. De accu is onderhoudsvrij en moet alleen worden vervangen bij een beschadiging of gedemonteerd bij een langere stillegging (bijv. winterpauze). Verwijder de accu uit het apparaat voordat u deze afvoert. Bied de accu niet via het huisvuil aan, maar lever deze bij de vakhandelaar of het afvalpunt voor gevaarlijke stoffen in. ● Afdekking van de stuurkolom demonteren. (Ö 14.17) Steekzekeringen: Nominale stroomsterkte: 10 A ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. Steekzekeringen (1) verwijderen. Inspecteer visueel of de draad in het kunststof (2) beschadigd (doorgebrand) is. Bij een beschadigde draad (2) moet de zekering worden vervangen. Hoofdzekering: Nominale stroomsterkte: 150 A 222 Afdekking (1) openen. Inspecteer visueel of de draad (2) beschadigd (doorgebrand) is. Bij een beschadigde draad moet de zekering (3) door een vakhandelaar worden vervangen. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Afdekking (1) weer sluiten. ● Afdekking van de stuurkolom demonteren. (Ö 14.17) Accu loskoppelen: 14.20 Accu Gevaar op letsel! Bij het loskoppelen van de accu altijd eerst de zwarte minkabel (–) en pas dan de rode pluskabel (+) loskoppelen! Bij het aansluiten van de accu altijd eerst de rode pluskabel (+) aansluiten. De moer (1) van de zwarte aansluitkabel (2) met behulp van twee schroevendraaiers SW8 eruit draaien en schroef, ring en moer verwijderen. Aansluitkabel (2) van de minpool (–) op de accu loshalen en wegnemen. 0478 193 9902 A - NL DE moer (7) vastschroeven – twee schroevendraaiers SW8 gebruiken. Aandraaimoment: 4 - 5 Nm EN Accu verwijderen: FR ● Afdekking van de stuurkolom demonteren. (Ö 14.17) IT NL ● Accu loskoppelen. (Ö 14.20) ● Zo nodig de accu verwijderen. (Ö 14.20) Afdekkap (3) over de schroefverbinding heen stulpen. ● Bouten, ringen en moeren tot nader gebruik weer op de minpool (–) en de pluspool (+) van de accu schroeven. ● Afdekking van de stuurkolom monteren. (Ö 14.18) Accu plaatsen ● Afdekking van de stuurkolom demonteren. (Ö 14.17) Accu aansluiten: ● Controleer vóór het monteren de accuspanning. Als de minimumspanning niet wordt bereikt, de accu nog vóór het inbouwen met een acculader volledig opladen. Minimumspanning: 11,5 V ● Indien nodig bout, ring en moer van de accu wegnemen. 0478 193 9902 A - NL Bevestigingsklem (1) openen.) Accu (2) verwijderen. ● Bevestigingsklem sluiten. ● Zo nodig de afdekking van het stuurkolom monteren. (Ö 14.18) ● Accu plaatsen. ES Aansluitklem van de rode aansluitkabel (4) op de pluspool (+) van de accu aanbrengen. Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en moer (7) vastschroeven – twee schroevendraaiers SW8 gebruiken. Aandraaimoment: 4 - 5 Nm PT Afdekkap (3) lostrekken. De schroefverbinding van de rode aansluitkabel (4) met behulp van twee schroevendraaiers SW8 van de pluspool (+) op de accu loshalen en schroef, ring en moer wegnemen. Aansluitkabel (4) van de pluspool (+) loshalen en wegnemen. Aansluitklem van de zwarte aansluitkabel (2) op de minpool (–) van de accu aanbrengen. Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en 223 14.21 Smeren Beide fusees op de vooras boven beide smeernippels aan de vooras smeren. Aanwijzing Vóór het smeren moet de vooras door een juiste ondersteuning worden ontlast. De smeernippel moet elke keer vóór het smeren worden gereinigd om te voorkomen dat er vuil in de fusee komt. Verwijder uitgelopen smeervet altijd na het smeren (afvegen). Gebruik standaard smeervet. Smering: Accu (1) plaatsen. Bevestigingsklem (2) sluiten. ● Accu aansluiten. (Ö 14.20) ● Afdekking van de stuurkolom monteren. (Ö 14.18) Accu laden: Gevaar op letsel! Voor het opladen van de accu met behulp van andere laadsystemen moet de accu worden gedemonteerd. Neem de specificaties op het bijblad van de accu en het oplaadapparaat in acht. ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. ● Accu loskoppelen. (Ö 14.20) ● Accu verwijderen (Ö 14.20) en met een overeenkomstig laadsysteem opladen. 224 ● verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● De contactsleutel eruit trekken en op een veilige plek bewaren. Met behulp van een vetspuit (niet meegeleverd) aan beide kanten via de smeernippel (1) smeervet erin spuiten totdat er bij de fusees iets vet uitstroomt. ● Uitgestroomd smeermiddel verwijderen. ● Ondersteuning van de vooras verwijderen. 14.22 Verbrandingsmotor Neem de gebruiks- en onderhoudsinstructies in de bijgevoegde gebruiksaanwijzing van de verbrandingsmotor in acht. Voor een lange gebruiksduur is het van belang de olie op peil te houden, regelmatig de motorolie te verversen en het luchtfilter te vervangen. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) 14.23 Transmissie ● De vooras ontlasten door deze te ondersteunen (optillen). De transmissie is voor de gebruiker onderhoudsvrij. Bij inspectie van de machine door de vakhandelaar worden noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de transmissie uitgevoerd. 14.24 Opslag ● Apparaat in een droge en stofarme ruimte opslaan, buiten het bereik van kinderen of onbevoegde personen. ● Eventuele storingen aan het apparaat moeten in de regel vóór het opbergen worden verholpen, zodat de machine altijd veilig kan worden gebruikt. ● Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16) 0478 193 9902 A - NL ● Smeer alle bewegende delen goed in met olie of vet. ● Brandstof uit de brandstoftank aftappen en carburator ledigen (bijvoorbeeld door leegrijden). ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Volg de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de verbrandingsmotor op. ● Ververs de motorolie (zie gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor). (Ö 14.14) ● Accu loskoppelen. (Ö 14.20) ● Accu helemaal opgeladen veilig in een koele, droge ruimte opslaan. 14.26 Na langere bedrijfspauzes (bijv. winterpauze) ● Accuspanning controleren. Als de minimumspanning niet wordt bereikt, de accu nog vóór het inbouwen met een acculader volledig opladen. Minimumspanning: 11,5 V ● Accu plaatsen en aansluiten. (Ö 14.20) ● Controleer de bandenspanning op alle wielen. (Ö 14.9) 0478 193 9902 A - NL 15. Transport Kans op letsel! Lees voor het transport het hoofdstuk "Voor uw veiligheid", in het bijzonder de paragraaf "Transport van de zitmaaier" zorgvuldig door en volg de instructies op. (Ö 4.), (Ö 4.3) Laadhellingen langzaam en zeer voorzichtig oprijden en erop letten u met de wielen niet over de zijkant van de laadhellingen geraakt – Gevaar op vallen! Wijzig de snelheid of de richting niet abrupt. Bij transport op de openbare weg mag het apparaat uitsluitend met behulp van een geschikt voertuig of een geschikte aanhanger worden getransporteerd! Niet wegslepen! ● Voor het laden hoogste snijstand kiezen. (Ö 12.6) ● Bij het gebruik van een aanhangwagen deze aan de voorzijde ondersteunen om te voorkomen dat deze onder het gewicht van het apparaat omhoog klapt. ● Gebruik voor het laden een geschikte hefvoorziening of aangepaste stabiele laadhellingen die voldoende breed zijn. ● Na het laden laagste snijstand kiezen. (Ö 12.6) ● Verbrandingsmotor uitschakelen. (Ö 12.3) ● Schuif het apparaat zover naar voor dat de bumper de voorwand van de aanhanger of voertuig raakt. ● Handrem aantrekken. (Ö 8.10) ● Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16) ● Zet het apparaat met behulp van geschikte bevestigingsmiddelen (gordels, kabels enz.) aan de voorste bumper tegen de voorste wand van de aanhanger of voertuig en borg deze. ● Plaats vervolgens wiggen (niet meegeleverd) onder de wielen, zodat onbedoeld wegrollen kan worden vermeden. 16. Standaard reserveonderdelen Maaimes: 6140 702 0100 Mesbout: 9010 345 2430 Veerring: 0000 702 6600 De bevestigingselementen van het maaimes (bijv. mesbout) moeten bij het verwisselen of monteren van een mes worden vervangen. Vervangingsonderdelen zijn bij de VIKING vakhandelaar verkrijgbaar. 225 DE FR EN ● Verdeel de last gelijkmatig over de aanhanger. NL ● Controleer de inhoud van de motorolie en vul eventueel motorolie bij. (Ö 14.13) IT ● Reinig zorgvuldig alle buitendelen van de verbrandingsmotor en het apparaat, vooral de koelvinnen. ● Eventueel de motorolie verversen. (Ö 14.14) ● Laadhellingen stevig plaatsen en bevestigen, wielstand en spoorbreedte van de zitmaaier in acht nemen. (Ö 21.) ES 14.25 Stilleggen bij langere onderbrekingen (bijvoorbeeld winterpauze) ● Controleer het brandstofpeil en tank indien nodig bij. PT ● Contactsleutel uittrekken en zorgvuldig bewaren zodat onbevoegde personen, met name kinderen, de sleutel niet kunnen bemachtigen. 17. Accessoires Voor de machine zijn nog meer accessoires verkrijgbaar. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING vakhandelaar, het internet (www.viking-garden.com) of de VIKING catalogus. Om veiligheidsredenen mag u bij deze machine uitsluitend door VIKING goedgekeurde accessoires gebruiken. 18. Milieubescherming Grasafval hoort niet in de vuilnisbak, maar moeten worden gecomposteerd. De verpakkingen, het apparaat en de accessoires zijn met recycleerbaar materiaal gefabriceerd en moeten overeenkomstig worden verwerkt. Door materiaalresten afzonderlijk en milieubewust te verwerken, ondersteunt u de recyclage van waardevolle stoffen. Daarom moet het apparaat na afloop van de gebruikelijke levensduur gerecycleerd worden om de waardevolle stoffen te verzamelen. Afvalproducten als afgewerkte olie (motorolie, transmissieolie), brandstof en accu’s altijd deskundig afvoeren. Neem de plaatselijke voorschriften in acht! Verwijder de accu voor het afvoeren uit de machine. Bied de accu niet via het huisvuil aan, maar lever deze bij de vakhandelaar of het afvalpunt voor gevaarlijke stoffen in. 226 Neem contact op met het Recycling Center of uw vakhandelaar voor nadere informatie over het deskundig afvoeren van afvalproducten. VIKING beveelt u de VIKING dealer aan. 19. Slijtage minimaliseren en schade voorkomen – niet reglementair gebruik van het product. – het gebruik van niet door VIKING toegelaten brandstoffen (smeermiddelen, benzine en motorolie, zie gegevens van de motorfabrikant). – niet door VIKING toegelaten productwijzigingen. Neem de volgende belangrijke aanwijzingen in acht om schade of overmatige slijtage aan uw VIKING apparaat te vermijden: – het gebruik van gereedschappen of accessoires die niet voor het apparaat zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of van een minder goede kwaliteit zijn. 1. Slijtageonderdelen – gebruik van het product bij sport- of wedstrijdevenementen. Sommige onderdelen van het VIKING apparaat zijn ook bij reglementair gebruik aan normale slijtage onderhevig en moeten afhankelijk van de gebruikswijze en gebruiksduur tijdig worden vervangen. Hiertoe behoren onder andere: – Maaimes – Grasopvangbox – V-riem – Accu – Banden, rollen – Bougie 2. Inachtneming van de voorschriften in deze gebruiksaanwijzing Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig mogelijk worden gebruikt, onderhouden en opgeslagen, zoals omschreven in deze gebruiksaanwijzing. Voor alle beschadigingen die door het niet in acht nemen van veiligheids-, bedienings- en onderhoudsaanwijzingen worden veroorzaakt, is de gebruiker zelf verantwoordelijk. Dit geldt met name voor: – gevolgschade door een product met defecte onderdelen verder te gebruiken. 3. Onderhoudswerkzaamheden Alle in het hoofdstuk "Onderhoud" vermelde werkzaamheden moeten regelmatig worden uitgevoerd. Voor zover deze onderhoudswerkzaamheden niet door de gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd, moeten deze aan een vakhandelaar worden overgedragen. VIKING raadt aan onderhoudswerkzaamheden en reparaties uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te laten uitvoeren. VIKING vakhandelaars volgen regelmatig cursussen en krijgen voortdurend technische informatie ter beschikking gesteld. Worden deze werkzaamheden niet uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is. Hiertoe behoren onder andere: 0478 193 9902 A - NL 20. CEconformiteitsverklaring van de fabrikant Wij, VIKING GmbH Hans Peter Stihl-Straße 5 A 6336 Langkampfen/Kufstein Het bouwjaar en het serienummer staan vermeld op het typeplaatje van het apparaat. Gemeten geluidsniveau: 99,7 dB(A) Gewaarborgd geluidsniveau: 100 dB(A) Langkampfen, 2016-01-02 (JJJJ-MM-DD) VIKING GmbH verklaren, dat de Grasmaaier met bestuurdersstoel en verbrandingsmotor (MR), Merk Type Productiecode VIKING MR 4082.1 6140 Afdelingshoofd Bouw stemt overeen met volgende EUrichtlijnen: 97/68/EC, 2000/14/EC, 2004/108/EC, 2006/42/EC, 2006/66/EC Het product is ontwikkeld in overeenstemming met de volgende normen: EN ISO 5395-1, EN ISO 5395-3 Toegepaste conformiteitsbeoordelingsprocedure: appendix VIII (2000/14/EC) 0478 193 9902 A - NL 21. Technische gegevens Type Serienummer Verbrandingsmotor, bouwwijze MR 4082.1 6140 4-takt verbrandingsmotor Type accu Nominale spanning Capaciteit Aandraaimoment mesbout Wielaandrijving Achterwiel 65 - 70 Nm traploos vooruit en achteruit ja 13x5.00-6 DE EN Samenstelling en klassement van de Technische Documentatie: Sven Zimmermann VIKING GmbH FR – beschadigingen door niet tijdig of ondeskundig uitgevoerd onderhoud resp. beschadigingen door onderhouds- of reparatiewerkzaamheden die niet in werkplaatsen van vakhandelaars zijn uitgevoerd. B&S Series 3130 344 cm3 6,5 - 2700 kW - omw/min 2700 omw/min 6l Elektrostart met contactsleutel Lood-gel 12 V 17 Ah NL TÜV Rheinland LGA Products GmbH Tillystraße 2 D-90431 Nürnberg IT – beschadigingen aan de machine door het gebruik van kwalitatief minderwaardige reserveonderdelen. Verbrandingsmotor, type Cilinderinhoud Nominaal vermogen bij nominaal toerental Hoogste toerental Brandstoftank Startsysteem ES Naam en adres van de bevoegde instantie: PT – corrosie en andere gevolgschade door ondeskundige opslag. Brandstofkraan Voorwielen Bandenspanning voorwielen 0,9 - 1,2 bar Achterwielen 16x6.50-8 Bandenspanning achterwielen 0,7 - 1,0 bar Snijbreedte 80 cm Snijhoogte 35 - 90 mm Capaciteit grasopvangbox 250 l Conform richtlijn 2000/14/EC: Gewaarborgd 100 dB(A) geluidsniveau LWAd Conform richtlijn 2006/42/EC: geluidsdrukniveau op 86 dB(A) werkplek LpA Onzekerheid KpA 2 dB(A) Meting conform EN ISO 5395-1/-3, EN 1032: 227 Vibraties op de stoel (lichaamsversnel0,60 m/s2 ling) aw Onzekerheid Kw 0,30 m/s2 Meting conform EN ISO 5395-1/-3, EN 20643: Vibraties bij het 3,00 m/s2 stuurwiel ahw Onzekerheid Khw 1,50 m/s2 Opgegeven trillingskarakteristiek conform EN 12096 Gewicht met maaiwerk en met lege grasopvangbox 198 kg 21.1 Afmetingen A= B= C= D= E= F= G= 87 cm 90 cm 113 cm 177 cm 213 cm 110 cm 118 cm 22. Defectopsporing # Neem eventueel contact op met een vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. @ Zie gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor. Storing: Startmotor draait, verbrandingsmotor slaat niet aan. Mogelijke oorzaak: – Gashendel staat in stand MIN. – Chokestand (gashendel) is niet geactiveerd. – Geen brandstof in de tank. – Brandstofkraan dicht. – Er wordt te weinig brandstof aangevoerd. – Bougie vol roet of beschadigd. – Verkeerde afstand elektroden. – Bougiestekker is van de bougie losgetrokken. – Verbrandingsmotor is na meermaals opstarten "verzopen". – Luchtfilter is verstopt. – Accu bijna leeg. Oplossing: – Gashendel helemaal naar voren in de chokestand of in de stand MAX zetten. (Ö 8.2) – Gashendel in chokestand zetten. (Ö 8.2) – Brandstof bijvullen. – Brandstofkraan openen. (Ö 14.16) – Brandstoffilter controleren. (@) – Bougie reinigen of vervangen. (@) – Afstand elektroden instellen. (#) 228 0478 193 9902 A - NL Mogelijke oorzaak: – Veiligheidsvoorzieningen blokkeren de startmotor. – Accu niet of fout aangesloten. – Accu volledig ontladen of onvoldoende geladen. – Hoofdzekering (150 A) defect. – Onjuiste massa-aansluiting op verbrandingsmotor of onderstel. – Startmotor defect. Oplossing: – Alle veiligheidsvoorzieningen in acht nemen. (Ö 11.) – Aansluitingen accu controleren. (Ö 14.20) – Accu laden. (Ö 14.20) – Hoofdzekering vervangen. (#) – Aansluitkabels op de accu en het onderstel controleren. (#) – Startmotor repareren. (#) Storing: Start slecht of het vermogen van de verbrandingsmotor wordt minder. Mogelijke oorzaak: – Water in de brandstoftank en de carburator; carburator is verstopt. – Brandstoftank is vuil. 0478 193 9902 A - NL Storing: Verbrandingsmotor wordt zeer heet. Mogelijke oorzaak: – Koelvinnen zijn vuil. – Te laag oliepeil in de motor. – V-riem versleten. Oplossing: – Koelvinnen reinigen. (@) – Controleer de inhoud van de motorolie en vul motorolie bij. (Ö 14.13) – V-riem vervangen. (#) Storing: Apparaat rijdt niet. Mogelijke oorzaak: – Transmissie losgekoppeld. – V-riem (transmissie) losgeraakt. – V-riem (transmissie) versleten of beschadigd. – Ontbrekende pasveer tussen de achteras en achterwielen. Storing: Onzuivere snede, gras wordt na het maaien geel. Mogelijke oorzaak: – Maaimes bot of versleten. – Rijsnelheid is te hoog in verhouding tot de maaisituatie (snijhoogte, kwaliteit van het gazon). – Maximaal toerental van de verbrandingsmotor niet ingesteld (gashendel niet in stand MAX). – Maaiwerkinstelling niet in orde. – Uitwerpkanaal verstopt. Oplossing: – Transmissie vastkoppelen (beugel vrijloop van de transmissie). (Ö 8.14) – V-riem (transmissie) vasthaken. (#) – V-riem (transmissie) vervangen. (#) – Pasveer monteren. (Ö 14.10) 229 FR EN DE Oplossing: – Maaimes opnieuw slijpen en balanceren of maaimes vervangen. (Ö 14.7) – Mesbout met aangegeven aanhaalkoppel vastdraaien. (Ö 14.7) – Bevestiging van de verbrandingsmotor vastzetten. (#) – V-riem vervangen. (#) – Uitwerpkanaal reinigen. (#) NL Mogelijke oorzaak: – Het maaimes is ongebalanceerd door verkeerd slijpen of beschadigingen. – De mesbout is niet goed aangetrokken. – De bevestiging van de verbrandingsmotor is niet goed aangetrokken. – V-riem beschadigd. – Uitwerpkanaal verstopt. IT Oplossing: – Brandstoftank ledigen; brandstoftank, brandstofleiding en carburator reinigen. (#) – Brandstoftank reinigen. (#) – Luchtfilter reinigen/vervangen. (@) – Bougie reinigen. (@) – De snijstand en de rijsnelheid aanpassen aan de te maaien oppervlakte. Storing: Sterke vibraties tijdens gebruik. ES Storing: Startmotor werkt niet. – Luchtfilter is vuil. – Bougie vol roet. – Maaien van te hoog of te vochtig gras. PT – Bougiestekker aansluiten; verbinding tussen bougiekabel en stekker controleren. (#) – Draai de bougie los en droog deze; zet de gashendel in de stand MIN en start meermaals zonder bougie; schroef de bougie er weer in en steek de bougiestekker vast. (@) – Luchtfilter reinigen. (@) – Laadniveau van de accu controleren en zo nodig de accu opladen. – Het maaiwerk is verontreinigd met grasresten (verklevingen aan de binnenkant van de maaiwerkbehuizing). Oplossing: – Maaimes slijpen of vervangen (op slijtagegrenzen letten). (Ö 14.7) – Rijsnelheid verlagen of hogere snijhoogte kiezen. – Gashendel in stand MAX zetten. (Ö 8.2) – Maaiwerkinstelling controleren en indien nodig het maaiwerk juist afstellen. (Ö 14.8) – Grasopvangbox wegnemen en grasresten uit het uitwerpkanaal verwijderen. – De binnenkant van het maaiwerk reinigen. Storing: Uitwerpkanaal verstopt. Mogelijke oorzaak: – Maaimesvleugel versleten of beschadigd. – Maaien van te hoog of te vochtig gras. – De rijsnelheid is te hoog in verhouding tot de ingestelde snijhoogte. – Maximaal toerental van de verbrandingsmotor niet ingesteld (gashendel niet in stand MAX). – Peilindicator verkeerd afgesteld. Oplossing: – Maaimes vervangen. (Ö 14.7) – Gazon in twee sessies maaien: 1. maaisessie met de hoogste snijstand, 2. maaisessie met de gewenste snijhoogte. – Rijsnelheid verlagen of hogere snijhoogte kiezen. – Gashendel in stand MAX zetten. (Ö 8.2) 230 – Peilindicator instellen (schuif helemaal eruit trekken). (Ö 8.15) Storing: Grasopvangbox wordt niet helemaal gevuld. Mogelijke oorzaak: – Peilindicator niet juist afgesteld. – Snijhoogte te laag ingesteld. – Gras te vochtig en daardoor te zwaar om door de luchtstroom door het uitwerpkanaal in de grasopvangbox te worden meegevoerd. – Maaimes is bot of versleten. – Gras is te hoog. – Luchtgaten in de grasopvangbox verstopt (geen luchtdoorstroming in de grasopvangbox). – Uitwerpkanaal of maaiwerk (binnenkant) vuil door verkleefd gras (grasresten van de laatste keer maaien). Oplossing: – Peilindicator afstellen. (Ö 8.15) – Hogere snijhoogte kiezen. – Wachten totdat het grasoppervlak droog is. – Maaimes slijpen of vervangen. (Ö 14.7) – Gazon in twee sessies maaien: 1. maaisessie met de hoogste snijstand, 2. maaisessie met de gewenste snijhoogte. – Grasopvangbox schoonmaken (luchtdoorstroming reinigen). – Uitwerpkanaal of binnenkant van het maaiwerk schoonmaken. Storing: Peilindicator (grasopvangbox) werkt niet juist. Mogelijke oorzaak: – Peilindicator (grasopvangbox) vuil door grasresten. – Peilindicator (grasopvangbox) niet juist afgesteld. – Rijsnelheid te hoog. Oplossing: – Peilindicator reinigen en controleren of deze soepel loopt. – Peilindicator (grasopvangbox) afstellen. (Ö 8.15) – Rijsnelheid aan de te maaien oppervlakte aanpassen (rijsnelheid verlagen). Storing: Maaimes wordt niet ingeschakeld of draait niet. Mogelijke oorzaak: – De veiligheidsvoorzieningen voorkomen dat het maaimes wordt ingeschakeld. – V-riem (maaiwerk) versleten, losgekoppeld of beschadigd. Oplossing: – Controleren of alle veiligheidsvoorzieningen voor het inschakelen van het maaimes werken. (Ö 11.) – V-riem (maaiwerk) controleren en zo nodig vervangen. (#) 0478 193 9902 A - NL Storing: Maaiwerk wordt bij het achteruit rijden ontkoppeld. Mogelijke oorzaak: – Veiligheidsschakelaar achteruit maaien niet bediend. Oplossing: – Maaimes binnen het tijdsvenster vrijgeven (5 seconden voor, tot 1 seconde na het koppelen of wijzigen van de rijrichting). (Ö 8.4) Storing: Verbrandingsmotor slaat af bij het verlaten van de bestuurdersstoel. DE EN 23. Onderhoudsschema FR 23.1 Leveringbevestiging NL Storing: Er klinken 3 kort op elkaar volgende akoestische signalen. Mogelijke oorzaak: – Defect in de stoelcontactschakelaar of in het elektrisch circuit (kortsluiting). IT Oplossing: – Op de bestuurdersstoel gaan zitten of anders gaan zitten. – Stoelcontactschakelaar of kabels repareren of vervangen. (#) – Grasopvangbox of deflector (niet in de levering inbegrepen) monteren of de schakelaar grasopvangbox repareren of vervangen. (#) Oplossing: – Handrem voor het verlaten van de bestuurdersstoel aantrekken. (Ö 8.10) – Maaiwerk voor het verlaten van de bestuurdersstoel uitschakelen. (Ö 8.3) Oplossing: – Contactsleutel in de positie "Verbrandingsmotor uit" draaien, zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1) ES Mogelijke oorzaak: – Gebruiker zit niet of niet goed op de bestuurdersstoel. – Stoelcontactschakelaar of de kabels zijn defect. – Schakelaar grasopvangbox niet bediend of defect. – Maaiwerk ingeschakeld (veiligheidsvoorziening). PT Storing: Verbrandingsmotor slaat af bij het inschakelen van het maaiwerk. Storing: Permanente toon actief. Mogelijke oorzaak: – Grasopvangbox is vol. – Storing in de elektronica. – Accu met onjuiste polariteit aangesloten. Oplossing: – Maaiwerk ontkoppelen en grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9) – Contactsleutel in de positie "Verbrandingsmotor uit" draaien, zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1) – Polariteit van de accuaansluitingen controleren, de kabel eventueel juist aansluiten. (Ö 14.20) 23.2 Servicebevestiging 1 Geef deze gebruiksaanwijzing aan uw VIKING vakhandelaar in geval van onderhoudswerkzaamheden. Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de servicewerkzaamheden die werden uitgevoerd. Service uitgevoerd op Datum volgende servicebeurt Mogelijke oorzaak: – Handrem niet aangetrokken. 0478 193 9902 A - NL 231
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420

Viking MR 4082 Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding