Danfoss Expansion Card Installatie gids

Type
Installatie gids
8
VMBQF12J
4 NL, Installatiehandleiding
uitbreidingskaart
De uitbreidingskaart is een accessoire dat bij aansluiting op de
warmtepomp de volgende extra functies biedt.
4.1 Functies
4.1.1 Vermogenssensor
Verlaagt indien nodig het vermogen van de bijverwarming, dat
overeenkomt met de ingestelde maximale stroom.
4.1.2 Koeling
De warmtepomp kan s zomers worden gebruikt voor koeling. Dit
kan via passieve koeling (uitsluitend uit de booropening) of via een
combinatie waarbij zo lang mogelijk gebruik wordt gemaakt van
passieve koeling om vervolgens over te schakelen op actieve koe-
ling (geproduceerd door de compressor van de warmtepomp).
4.1.3 Shuntgroep
Wordt gebruikt als het verwarmingssysteem een ander tempera-
tuurniveau moet regelen, bijvoorbeeld wanneer radiatoren worden
gecombineerd met vloerverwarming of als gebruik wordt gemaakt
van een shuntgroep. De temperatuur in de shuntgroep wordt gere-
geld op basis van een afzonderlijke warmstooklijn (STOOKLIJN 2).
4.1.4 Zwembad
Wordt gebruikt om de temperatuur van een zwembad te contro-
leren. De temperatuur wordt gecontroleerd door een afzonderlijke
sensor, ongeacht het verwarmings- en warmwatersysteem van de
woning.
4.1.5 Uitgang extern alarm
Wordt gebruikt voor externe alarmcontrole. Geeft tijdens alle
alarmmeldingen een potentiaalvrij (max. 230 V) uitgangssignaal.
4.1.6 0-10 V uitgang
Voor toekomstig gebruik.
4.2 Aansluitingen
4.2.1 Aansluiten van de uitbreidingskaart op de
regelcomputer
Plaats de uitbreidingskaart (1) op de daarvoor bedoelde plaats in
de elektriciteitskast en sluit deze aan op de regelcomputer (2) met
behulp van de bijgeleverde communicatiekabel. De communica-
tiekabel heeft contacten aan beide uiteinden. Deze worden aan-
gesloten op de aansluitpunten met de aanduiding ext.Com op de
regelcomputer en de uitbreidingskaart.
Afbeelding 1: aansluiten van de uitbreidingskaart.
4.2.2 Functie/aansluiting van de stroombewaking
Sluit stroomsensoren aan op de fasen in de zekeringengroep die
beschermd moet worden. Volg hierbij het bedradingsschema.
De waarde voor de parameter SERVICE -> BIJVERWARM. -> MAX
STROOM wordt ingesteld op het formaat van de hoofdzekering van
de installatie. De bijverwarming neemt nu af als de stroom uitkomt
boven de ingestelde waarde voor MAX STROOM. De stroommarge
bedraagt 5 A. De voortgang wordt met één minuut vertraagd als
de stroom binnen de stroommarge is geweest. Als de warmtepomp
blijft starten, wordt de stroombegrenzing tijdelijk met 5 A verlaagd.
4.2.3 Functie/aansluiting van passieve koeling
Sluit de sensor, de shuntmotor en de circulatiepomp aan volgens
de elektrische voorschriften. Stel de gewenste temperatuur voor
het koelsysteem in met behulp van de menuoptie: SERVICE ->
WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING.
De functie voor passieve koeling wordt ingesteld via menuoptie:
SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> PASSIEVE
KOELING, waarbij EXTERN wordt geselecteerd als er een extern
gemonteerde passieve koelmodule is geïnstalleerd. De menuoptie
GEÏNTEGR. IN HP wordt alleen geselecteerd voor Danfoss DHP-C.
Passieve koeling zonder kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op
.
Passieve koeling met kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN.
De passieve koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven
de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de
gewenste kamertemperatuur.
4.2.4
Functie/aansluiting van actieve koeling
Sluit de sensor, de shuntmotor, de driewegkleppen en de circulatie-
pomp aan volgens het bedradingsschema. Stel de gewenste tem-
peratuur voor het koelsysteem in met behulp van de menuoptie:
SERVICE -> WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING.
De functie voor actieve koeling wordt ingesteld via menuoptie:
SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> ACT. KOELING,
waarbij EXTERN wordt geselecteerd, omdat voor actieve koeling
een actieve koelmodule nodig is.
Actieve/passieve koeling zonder kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op
. Passieve
koeling wordt altijd geproduceerd als de buitentemperatuur hoger
ligt dan de waarde voor WARMTESTOP en actieve koeling als de
temperatuur BRINE NAAR hoger ligt dan de ingestelde gewenste
temperatuur SHUNTKOELING, en wel gedurende 2 minuten.
Actieve/passieve koeling met kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN. De passieve
koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven de gewenste
kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de gewenste kamer-
temperatuur. De actieve koeling start als de kamertemperatuur 4°C
boven de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 2°C boven
de gewenste kamertemperatuur.
Actieve koeling kan niet worden gebruikt bij een zwembad.
Warmte en koeling kunnen niet op hetzelfde moment worden
geproduceerd, dus wordt er eerst actieve/passieve koeling gepro-
duceerd wanneer de warmtepomp zich in WARMTESTOP bevindt.
1
2
9
VMBQF12J
4.2.5 Functie/aansluiting van shuntgroep
Sluit de sensor en de shuntmotor aan volgens het bedradings-
schema. De warmstooklijn van de nieuwe shuntgroep wordt
geactiveerd door de waarde voor de parameter, SERVICE ->
INSTALLATIE -> SYSTEEM -> SHUNTGROEP in te stellen op AAN.
In het menu INFORMATIE wordt nu het menu WARMSTOOKLIJN2
geopend, waar de volgende paramaters kunnen worden ingesteld
voor de shuntgroep:
STOOKLIJN 2 = Berekende shuntgroeptemperatuur bij buiten-
temperatuur van 0°C. Weergegeven als een grafiek waarin ook de
MIN-waarde en MAX-waarde worden getoond.
MIN = Minimale toegestane shuntgroeptemperatuur, als de tempe-
ratuur voor warmtestop niet is bereikt.
MAX = Maximale toegestane shuntgroeptemperatuur. Als de shunt-
groep moet worden gebruikt als constante, stelt u zowel MIN als
MAX in op de gewenste waarde.
Het afstellen van stooklijn en warmtestop is gelijk aan STOOKLIJN.
Shuntgroep kan niet worden gebruikt bij een zwembad.
4.2.6 Functie/aansluiting van zwembad
Sluit de sensor en de driewegklep aan volgens het bedradings-
schema. De warmstooklijn van het zwembad wordt geactiveerd
door het instellen van de waarde voor de parameter, SERVICE ->
INSTALLATIE -> SYSTEEM -> ZWEMBAD op AAN.
De zwembadtemperatuur wordt ingesteld via het menu
INFORMATIE -> WARMSTOOKLIJN -> ZWEMBAD van de warm-
tepomp, waar de gewenste zwembadtemperatuur kan worden
ingesteld. Als de waarde lager wordt ingesteld dan 5°C, wordt het
symbool
weergegeven en schakelt de zwembadfunctie uit.
ZWEMBAD HYSTER. is ook te vinden in het menu WARMSTOOKLIJN.
Dit is het temperatuurinterval tussen start en stop voor de warmte-
productie van het zwembad.
Zorg ervoor dat er altijd sprake is van een stroom langs de zwem-
badsensor zolang de zwembadfunctie actief is.
De warmtepomp schakelt tussen de verschillende warmtevragen
in het huis en het zwembad. Bij een gelijktijdige warmtevraag voor
het zwembad en voor warmwater, draait de warmtepomp eerst
20 minuten voor de ene vraag en schakelt deze vervolgens over op
de andere vraag. Als er sprake is van een gelijktijdige warmtevraag
voor het huis, warmwater en het zwembad, schakelt de warmte-
pomp om de 20 minuten om tussen de drie functies, en wel als
volgt:
Warmwater – Zwembad – Warmwater – Huis – Warmwater –
Zwembad – ...
Zwembad kan niet worden gebruikt bij shuntgroep of actieve
koeling.
4.2.7 Functie/aansluiting van uitgang extern alarm
Sluit het externe apparaat aan op de uitgang ALARM volgens het
bedradingsschema. Als een van de alarmmeldingen van de instal-
latie wordt geactiveerd, wordt een potentiaalvrij uitgangssignaal
geproduceerd (max. 230 V/5 A).
Afbeelding 2: aansluiten op de ALARM-uitgang.
4.3 Bedradingsschema
NO = Normaal open
NC = Normaal gesloten
C = fase
Vermogensingang
230 VAC
Pompcirculatie
Koeling
230 VAC
Wisselklep
Actieve koeling /
zwembad
230 VAC
Shuntkoeling 24 VAC
Stroombewaking
Shuntgroep
24 VAC
Sensor
koeling
Sensor shuntgroep /
zwembad
Uitgang extern alarm

Documenttranscriptie

4 NL, Installatiehandleiding uitbreidingskaart 4.1 Functies Vermogenssensor Verlaagt indien nodig het vermogen van de bijverwarming, dat overeenkomt met de ingestelde maximale stroom. 4.1.2 Koeling De warmtepomp kan ’s zomers worden gebruikt voor koeling. Dit kan via passieve koeling (uitsluitend uit de booropening) of via een combinatie waarbij zo lang mogelijk gebruik wordt gemaakt van passieve koeling om vervolgens over te schakelen op actieve koe­ ling (geproduceerd door de compressor van de warmtepomp). 4.1.3 Shuntgroep Wordt gebruikt als het verwarmingssysteem een ander tempera­ tuurniveau moet regelen, bijvoorbeeld wanneer radiatoren worden gecombineerd met vloerverwarming of als gebruik wordt gemaakt van een shuntgroep. De temperatuur in de shuntgroep wordt gere­ geld op basis van een afzonderlijke warmstooklijn (STOOKLIJN 2). 4.1.4 Zwembad Wordt gebruikt om de temperatuur van een zwembad te contro­ leren. De temperatuur wordt gecontroleerd door een afzonderlijke sensor, ongeacht het verwarmings- en warmwatersysteem van de woning. 4.1.5 Uitgang extern alarm Wordt gebruikt voor externe alarmcontrole. Geeft tijdens alle alarmmeldingen een potentiaalvrij (max. 230 V) uitgangssignaal. 4.1.6 0-10 V uitgang Voor toekomstig gebruik. 4.2 Aansluitingen 4.2.1 Aansluiten van de uitbreidingskaart op de regelcomputer Plaats de uitbreidingskaart (1) op de daarvoor bedoelde plaats in de elektriciteitskast en sluit deze aan op de regelcomputer (2) met behulp van de bijgeleverde communicatiekabel. De communica­ tiekabel heeft contacten aan beide uiteinden. Deze worden aan­ gesloten op de aansluitpunten met de aanduiding ext.Com op de regelcomputer en de uitbreidingskaart. 1 Functie/aansluiting van de stroombewaking 4.2.3 Functie/aansluiting van passieve koeling Sluit stroomsensoren aan op de fasen in de zekeringengroep die beschermd moet worden. Volg hierbij het bedradingsschema. De waarde voor de parameter SERVICE -> BIJVERWARM. -> MAX STROOM wordt ingesteld op het formaat van de hoofdzekering van de installatie. De bijverwarming neemt nu af als de stroom uitkomt boven de ingestelde waarde voor MAX STROOM. De stroommarge bedraagt 5 A. De voortgang wordt met één minuut vertraagd als de stroom binnen de stroommarge is geweest. Als de warmtepomp blijft starten, wordt de stroombegrenzing tijdelijk met 5 A verlaagd. De uitbreidingskaart is een accessoire dat bij aansluiting op de warmtepomp de volgende extra functies biedt. 4.1.1 4.2.2 Sluit de sensor, de shuntmotor en de circulatiepomp aan volgens de elektrische voorschriften. Stel de gewenste temperatuur voor het koelsysteem in met behulp van de menuoptie: SERVICE -> WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING. De functie voor passieve koeling wordt ingesteld via menuoptie: SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> PASSIEVE KOELING, waarbij EXTERN wordt geselecteerd als er een extern gemonteerde passieve koelmodule is geïnstalleerd. De menuoptie GEÏNTEGR. IN HP wordt alleen geselecteerd voor Danfoss DHP-C. Passieve koeling zonder kamersensor De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM ‑> KOELING ‑> KAMERSENSOR wordt ingesteld op . Passieve koeling met kamersensor De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM ‑> KOELING ‑> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN. De passieve koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de gewenste kamertemperatuur. 4.2.4 Functie/aansluiting van actieve koeling Sluit de sensor, de shuntmotor, de driewegkleppen en de circulatie­ pomp aan volgens het bedradingsschema. Stel de gewenste tem­ peratuur voor het koelsysteem in met behulp van de menuoptie: SERVICE -> WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING. De functie voor actieve koeling wordt ingesteld via menuoptie: SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> ACT. KOELING, waarbij EXTERN wordt geselecteerd, omdat voor actieve koeling een actieve koelmodule nodig is. Actieve/passieve koeling zonder kamersensor De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM ‑> KOELING ‑> KAMERSENSOR wordt ingesteld op . Passieve ­koeling wordt altijd geproduceerd als de buitentemperatuur hoger ligt dan de waarde voor WARMTESTOP en actieve koeling als de temperatuur BRINE NAAR hoger ligt dan de ingestelde gewenste temperatuur SHUNTKOELING, en wel gedurende 2 minuten. Actieve/passieve koeling met kamersensor De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM ‑> KOELING ‑> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN. De passieve koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de gewenste kamer­ temperatuur. De actieve koeling start als de kamertemperatuur 4°C boven de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 2°C boven de gewenste kamertemperatuur. Actieve koeling kan niet worden gebruikt bij een zwembad. Warmte en koeling kunnen niet op hetzelfde moment worden geproduceerd, dus wordt er eerst actieve/passieve koeling gepro­ duceerd wanneer de warmtepomp zich in WARMTESTOP bevindt. 2 Afbeelding 1: aansluiten van de uitbreidingskaart. 8 VMBQF12J 4.2.5 Functie/aansluiting van shuntgroep Sluit de sensor en de shuntmotor aan volgens het bedradings­ schema. De warmstooklijn van de nieuwe shuntgroep wordt ­geactiveerd door de waarde voor de parameter, SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> SHUNTGROEP in te stellen op AAN. In het menu INFORMATIE wordt nu het menu WARMSTOOKLIJN2 geopend, waar de volgende paramaters kunnen worden ingesteld voor de shuntgroep: STOOKLIJN 2 = Berekende shuntgroeptemperatuur bij buiten­ temperatuur van 0°C. Weergegeven als een grafiek waarin ook de MIN-waarde en MAX-waarde worden getoond. MIN = Minimale toegestane shuntgroeptemperatuur, als de tempe­ ratuur voor warmtestop niet is bereikt. MAX = Maximale toegestane shuntgroeptemperatuur. Als de shunt­ groep moet worden gebruikt als constante, stelt u zowel MIN als MAX in op de gewenste waarde. Het afstellen van stooklijn en warmtestop is gelijk aan STOOKLIJN. 4.3 Bedradingsschema Vermogensingang 230 VAC Shuntgroep kan niet worden gebruikt bij een zwembad. 4.2.6 Functie/aansluiting van zwembad Sluit de sensor en de driewegklep aan volgens het bedradings­ schema. De warmstooklijn van het zwembad wordt geactiveerd door het instellen van de waarde voor de parameter, SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> ZWEMBAD op AAN. De zwembadtemperatuur wordt ingesteld via het menu INFORMATIE -> WARMSTOOKLIJN -> ZWEMBAD van de warm­ tepomp, waar de gewenste zwembadtemperatuur kan worden ingesteld. Als de waarde lager wordt ingesteld dan 5°C, wordt het symbool weergegeven en schakelt de zwembadfunctie uit. ZWEMBAD HYSTER. is ook te vinden in het menu WARMSTOOKLIJN. Dit is het temperatuurinterval tussen start en stop voor de warmte­ productie van het zwembad. Zorg ervoor dat er altijd sprake is van een stroom langs de zwem­ badsensor zolang de zwembadfunctie actief is. De warmtepomp schakelt tussen de verschillende warmtevragen in het huis en het zwembad. Bij een gelijktijdige warmtevraag voor het zwembad en voor warmwater, draait de warmtepomp eerst 20 minuten voor de ene vraag en schakelt deze vervolgens over op de andere vraag. Als er sprake is van een gelijktijdige warmtevraag voor het huis, warmwater en het zwembad, schakelt de warmte­ pomp om de 20 minuten om tussen de drie functies, en wel als volgt: Warmwater – Zwembad – Warmwater – Huis – Warmwater – Zwembad – ... Zwembad kan niet worden gebruikt bij shuntgroep of actieve ­koeling. 4.2.7 Pompcirculatie Koeling 230 VAC Wisselklep Actieve koeling / zwembad 230 VAC Stroombewaking Shuntkoeling 24 VAC Sensor koeling Functie/aansluiting van uitgang extern alarm Sluit het externe apparaat aan op de uitgang ALARM volgens het bedradingsschema. Als een van de alarmmeldingen van de instal­ latie wordt geactiveerd, wordt een potentiaalvrij uitgangssignaal geproduceerd (max. 230 V/5 A). Shuntgroep 24 VAC Sensor shuntgroep / zwembad NO = Normaal open NC = Normaal gesloten C = fase Uitgang extern alarm Afbeelding 2: aansluiten op de ALARM-uitgang. VMBQF12J 9
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Danfoss Expansion Card Installatie gids

Type
Installatie gids