4 NL, Installatiehandleiding
uitbreidingskaart
De uitbreidingskaart is een accessoire dat bij aansluiting op de
warmtepomp de volgende extra functies biedt.
4.1 Functies
4.1.1 Vermogenssensor
Verlaagt indien nodig het vermogen van de bijverwarming, dat
overeenkomt met de ingestelde maximale stroom.
4.1.2 Koeling
De warmtepomp kan ’s zomers worden gebruikt voor koeling. Dit
kan via passieve koeling (uitsluitend uit de booropening) of via een
combinatie waarbij zo lang mogelijk gebruik wordt gemaakt van
passieve koeling om vervolgens over te schakelen op actieve koe-
ling (geproduceerd door de compressor van de warmtepomp).
4.1.3 Shuntgroep
Wordt gebruikt als het verwarmingssysteem een ander tempera-
tuurniveau moet regelen, bijvoorbeeld wanneer radiatoren worden
gecombineerd met vloerverwarming of als gebruik wordt gemaakt
van een shuntgroep. De temperatuur in de shuntgroep wordt gere-
geld op basis van een afzonderlijke warmstooklijn (STOOKLIJN 2).
4.1.4 Zwembad
Wordt gebruikt om de temperatuur van een zwembad te contro-
leren. De temperatuur wordt gecontroleerd door een afzonderlijke
sensor, ongeacht het verwarmings- en warmwatersysteem van de
woning.
4.1.5 Uitgang extern alarm
Wordt gebruikt voor externe alarmcontrole. Geeft tijdens alle
alarmmeldingen een potentiaalvrij (max. 230 V) uitgangssignaal.
4.1.6 0-10 V uitgang
Voor toekomstig gebruik.
4.2 Aansluitingen
4.2.1 Aansluiten van de uitbreidingskaart op de
regelcomputer
Plaats de uitbreidingskaart (1) op de daarvoor bedoelde plaats in
de elektriciteitskast en sluit deze aan op de regelcomputer (2) met
behulp van de bijgeleverde communicatiekabel. De communica-
tiekabel heeft contacten aan beide uiteinden. Deze worden aan-
gesloten op de aansluitpunten met de aanduiding ext.Com op de
regelcomputer en de uitbreidingskaart.
Afbeelding 1: aansluiten van de uitbreidingskaart.
4.2.2 Functie/aansluiting van de stroombewaking
Sluit stroomsensoren aan op de fasen in de zekeringengroep die
beschermd moet worden. Volg hierbij het bedradingsschema.
De waarde voor de parameter SERVICE -> BIJVERWARM. -> MAX
STROOM wordt ingesteld op het formaat van de hoofdzekering van
de installatie. De bijverwarming neemt nu af als de stroom uitkomt
boven de ingestelde waarde voor MAX STROOM. De stroommarge
bedraagt 5 A. De voortgang wordt met één minuut vertraagd als
de stroom binnen de stroommarge is geweest. Als de warmtepomp
blijft starten, wordt de stroombegrenzing tijdelijk met 5 A verlaagd.
4.2.3 Functie/aansluiting van passieve koeling
Sluit de sensor, de shuntmotor en de circulatiepomp aan volgens
de elektrische voorschriften. Stel de gewenste temperatuur voor
het koelsysteem in met behulp van de menuoptie: SERVICE ->
WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING.
De functie voor passieve koeling wordt ingesteld via menuoptie:
SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> PASSIEVE
KOELING, waarbij EXTERN wordt geselecteerd als er een extern
gemonteerde passieve koelmodule is geïnstalleerd. De menuoptie
GEÏNTEGR. IN HP wordt alleen geselecteerd voor Danfoss DHP-C.
Passieve koeling zonder kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op
.
Passieve koeling met kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN.
De passieve koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven
de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de
gewenste kamertemperatuur.
4.2.4
Functie/aansluiting van actieve koeling
Sluit de sensor, de shuntmotor, de driewegkleppen en de circulatie-
pomp aan volgens het bedradingsschema. Stel de gewenste tem-
peratuur voor het koelsysteem in met behulp van de menuoptie:
SERVICE -> WARMTEPOMP -> SHUNTKOELING.
De functie voor actieve koeling wordt ingesteld via menuoptie:
SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> KOELING -> ACT. KOELING,
waarbij EXTERN wordt geselecteerd, omdat voor actieve koeling
een actieve koelmodule nodig is.
Actieve/passieve koeling zonder kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op
. Passieve
koeling wordt altijd geproduceerd als de buitentemperatuur hoger
ligt dan de waarde voor WARMTESTOP en actieve koeling als de
temperatuur BRINE NAAR hoger ligt dan de ingestelde gewenste
temperatuur SHUNTKOELING, en wel gedurende 2 minuten.
Actieve/passieve koeling met kamersensor
De waarde voor de parameter SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM
-> KOELING -> KAMERSENSOR wordt ingesteld op AAN. De passieve
koeling start als de kamertemperatuur 2°C boven de gewenste
kamertemperatuur ligt en stopt bij 1°C boven de gewenste kamer-
temperatuur. De actieve koeling start als de kamertemperatuur 4°C
boven de gewenste kamertemperatuur ligt en stopt bij 2°C boven
de gewenste kamertemperatuur.
Actieve koeling kan niet worden gebruikt bij een zwembad.
Warmte en koeling kunnen niet op hetzelfde moment worden
geproduceerd, dus wordt er eerst actieve/passieve koeling gepro-
duceerd wanneer de warmtepomp zich in WARMTESTOP bevindt.
1
2