152 Hoofdstuk 4 - Problemen oplossen
DU
3Kunt u afdrukken vanuit een
toepassingsprogramma?
JA ➜
Ga naar
stap
4
.
NEE (Vervolg op de volgende pagina.)
De taak drukt niet af. Een PS-foutpagina of lijst met
commando's wordt afgedrukt.
• Als de taak niet afdrukt en er een melding wordt
weergegeven op het bedieningspaneel, zie
“Begrijpen van printerberichten” op pagina 120.
• Controleer vanaf de computer of de printer het
afdrukken heeft onderbroken.
• Als de printer op een netwerk is aangesloten, moet
u controleren of naar de juiste printer wordt
afgedrukt. Sluit, om te controleren of het om een
netwerkprobleem gaat, de computer met een
parallelle kabel rechtstreeks aan op de printer,
verander de poort in LPT1 en probeer af te drukken.
• Controleer de interfacekabelaansluitingen. Trek de
stekkers los en sluit de kabel weer aan op de
computer en de printer.
• Test de kabel door deze op een andere computer uit
te proberen.
• Als u een parallelle aansluiting gebruikt, zorg dan
dat de kabel IEEE-1284 compatibel is.
• Als de printer op een netwerk is aangesloten, druk
dan een configuratiepagina af (zie
“Configuratiepagina” op pagina 168) en controleer
in de Protocol informatie of de naam van de server
en de naam van het knooppunt overeenkomen met
de namen in het printerstuurprogramma.
• Druk (indien mogelijk) vanaf een andere computer
af, om te controleren of het niet om een
computerprobleem gaat.
• Zorg dat de afdruktaak naar de juiste poort wordt
verzonden (bijvoorbeeld LPT1 of de
netwerkprinterpoort).
• Controleer of u het juiste printerstuurprogramma
gebruikt (zie “Kies het juiste printerstuurprogramma
voor uw specifieke behoeften” op pagina 38).
• Installeer het printerstuurprogramma opnieuw (zie
de Installatiehandleiding).
• Controleer of de poort goed geconfigureerd is en op
de juiste wijze functioneert. (Probeer een andere
printer op die poort aan te sluiten en af te drukken.)
• De printer kan een niet-standaard
PS-code hebben ontvangen. Stel
PERSONALITY in op PS vanuit het
Configuratiemenu op het
bedieningspaneel van de printer,
uitsluitend voor deze afdruktaak.
Zet nadat u de taak hebt
afgedrukt de instelling weer terug
op AUTO (zie “PERSONALITY=
AUTO” op pagina 245).
• Zorg dat de afdruktaak een
PS-taak is en dat u het
PS-stuurprogramma gebruikt.
• De printer kan een PS-code
hebben ontvangen terwijl hij
ingesteld is op PCL. Stel
PERSONALITY in op AUTO vanuit
het Configuratiemenu op het
bedieningspaneel van de printer
(zie “PERSONALITY= AUTO” op
pagina 245).
➜