Automatische veiligheidsterugloop
testen
De automatische veiligheidsterugloop moet aan een test
worden onderworpen. Bij contact met een op de grond
liggende hindernis met een hoogte van 50 mm moet de
garagepoort omkeren. Een verkeerde instelling van de poort-
aandrijving kan tot zware lichamelijke letsels leiden als gevolg
van een sluitende poort. De test één keer per maand herhalen
en eventueel nodige wijzigingen aanbrengen.
HINDERNISTEST:
Een 50 mm hoge hindernis (1) op de vloer onder de garagepoort
leggen. Poort laten sluiten. De poort moet omkeren bij contact met een
hindernis. Wanneer de poort stopt bij contact, gaat de poort niet ver
genoeg omlaag. In dat geval moeten de eindpunten opnieuw worden
ingesteld.
Keer de poort na contact met de 50 mm hoge hindernis om, hindernis
verwijderen en de poort eens volledig laten sluiten en openen. De poort
mag niet omkeren, wanneer ze de poortpositie ‚gesloten’ bereikt. Keert
ze toch terug, dan moeten de eindpunten opnieuw worden ingesteld.
TEST OPENEN: 20 kg op het midden van de poort leggen.
De poort mag niet omhooggaan.
nl
6
Eindpositie instellen
Met de bewegingsgrenswaarden worden de punten ingesteld waar
de deur stopt wanneer deze omhoog of omlaag wordt bewogen.
Volg de onderstaande stappen om de grenswaarden in te stellen.
De bewegingsgrenswaarden programmeren:
1. Open de verlichtingslens. Druk de zwarte knop (1) in en houdt deze
ingedrukt tot de gele indicatorlamp (3) langzaam begint te
knipperen en laat dan de knop los.
2. Druk de zwarte knop (1) in en houd deze ingedrukt tot de deur de
gewenste open-stand bereikt. Stel de stand van de deur in met
behulp van de zwarte (1) en de oranje (2) knop. Met de zwarte knop
beweegt de deur OMHOOG, met de oranje knop beweegt de deur
OMLAAG.
3. Druk op de geprogrammeerde afstandsbediening (4) of de drukknop
van de deurbediening die bij de opener is geleverd. Hiermee wordt
de volledig OMHOOG-stand (geopend) ingesteld. De deur beweegt
naar de vloer en vervolgens terug naar de OMHOOG-stand
(geopend).
Hiermee heeft de opener zijn bewegingsgrenswaarden opgeslagen.
Controleer of de deur hoog genoeg opent voor uw auto. Stel dit
zonodig bij.
4. De indicatorlamp (3) stopt met knipperen wanneer de grenswaarden
opgeslagen zijn.
Wanneer de beweging van de deur wordt omgekeerd of stopt voordat
de vloer wordt bereikt, moet u stappen 1-3 onmiddellijk herhalen. Als
hiermee de grenswaarden niet kunnen worden ingesteld, volgt u de
instructies voor het
Handmatig instellen van de eindposities
1. Houd de zwarte knop ingedrukt tot de gele indicatorlamp langzaam
begint te knipperen en laat de knop dan los.
2. Houd de zwarte knop ingedrukt tot de deur de gewenste
OMHOOG-stand (geopend) heeft bereikt. Stel de stand de deur in
met behulp van de zwarte en oranje knop. Met de zwarte knop
beweegt de deur OMHOOG (geopend), met de oranje knop
beweegt de deur OMLAAG (gesloten).
Controleer of de deur hoog genoeg opent voor uw auto.
3. Druk op de afstandsbediening of op de deurbediening. Hiermee
wordt de grenswaarde voor OMHOOG (geopend) ingesteld en
begint het sluiten van de deur. Druk onmiddellijk op de oranje of
op de zwarte knop. De deur stopt. Stel de gewenste OMLAAG-stand
(gesloten) in met behulp van de zwarte en oranje knop. Controleer
of de deur volledig gesloten is zonder een extreem hoge druk op de
rail uit te oefenen (rail mag niet naar boven buigen en de ketting /
riem mogen niet slap gaan hangen of onder rail komen te hangen).
Druk op de afstandsbediening of op de deurbediening. Hiermee
wordt de OMLAAG-grenswaarde (dicht) ingesteld en begint het ope-
nen van de deur.
OPMERKING: Wanneer noch de zwarte, noch de oranje knop wordt
ingedrukt voordat de deur de vloer bereikt, zal de garagedeuropener
proberen de grenswaarde automatisch in te stellen door de deur vanaf
de vloer om te keren en deze te stoppen volgens de ingestelde
omhooggrenswaarde. Wanneer de werklamp niet 10 keer knippert, zijn
de grenswaarden ingesteld en hoeft dit niet handmatig te gebeuren; de
OMLAAG-grenswaarde wordt ingesteld op de vloer. Ongeacht of de
grenswaarden automatisch of handmatig worden ingesteld, de
kracht MOET worden opgeslagen om het instellen van de grenswaar-
den op de juiste wijze te kunnen voltooien.
24
26
De kracht instellen
De knop voor de krachtinstelling bevindt zich achter de verlicht-
ingslens van de opener. De krachtinstelling regelt de hoeveelheid
kracht die noodzakelijk is voor het openen en sluiten van de deur.
1. Open de verlichtingslens. Zoek de oranje knop (2).
2. Druk tweemaal op de oranje knop (2) om de modus voor de
krachtsinstelling te openen. De LED (3) (indicatorlamp) begint snel
te knipperen.
3. Druk op de geprogrammeerde afstandsbediening (4) of de drukknop
van de deurbediening die bij de opener is geleverd. De deur
beweegt naar de OMLAAG-stand (gesloten). Druk opnieuw op de
afstandsbediening (4) en de deur beweegt naar de OMHOOG-stand
(geopend).
De LED (3) (indicatorlamp) stopt met knipperen wanneer de kracht is
opgeslagen. De deur moet een complete cyclus voltooien, OMHOOG
en OMLAAG, om de kracht op de juiste wijze in te stellen. Wanneer de
eenheid de deur niet volledig kan openen en sluiten, controleer dan de
deur om na te gaan of deze juist gebalanceerd is en niet aanloopt of
klemt. De kracht MOET opgeslagen zijn om het instellen van de
grenswaarden op de juiste wijze te voltooien.
25
Aandrijfeenheid aansluiten
Poortaandrijving volgens de plaatselijk geldende richtlijnen en
bepalingen aansluiten op een reglementair geïnstalleerde veiligheids-
wandcontactdoos.
TIP: Als de aandrijving wordt ingeschakeld, wordt ook de aandrijvings-
verlichting kort ingeschakeld.
Poort instellen en testen
De poortaandrijving mag enkel worden bediend, wanneer
de bedieningspersoon een goed zicht heeft op de poort en
de omgeving, wanneer deze vrij van hindernissen is en de
poortaandrijving correct is ingesteld. Niemand mag door de poort gaan,
zolang ze in beweging is. Controleer voor de eerste ingebruikneming of
alle inrichtingen die niet nodig zijn buiten bedrijf gesteld zijn.
Verwijder alle montagehulpstukken en gereedschappen uit het
zwenkbereik van de poort.
23
4. Open en sluit de deur twee tot drie keer met de afstandsbediening
of de deurbediening.
• Wanneer de deur niet in de gewenste OMHOOG-stand (geopend)
stopt of omkeert voordat de deur stopt in de OMLAAG-stand
(dicht), herhaalt u het handmatig instellen van de grenswaarden
nog een keer.
• Wanneer de deur stopt in zowel de gewenste OMHOOG-stand
(geopend) en OMLAAG-stand (gesloten), ga dan verder met het
veiligheidsomkeersysteem testen.
22
Programmeer uw opener en afstandsbe-
diening / de Draadloze Drukknop
(optioneel) en het Sleutelloos bedien-
ingssysteem (optioneel)
Stel de opener alleen in werking wanneer de deur volledig in het zicht
is, vrij van obstakels en goed afgesteld. Niemand mag de garage in- of
uitgaan terwijl de deur in beweging is. Laat kinderen niet aan de bedi-
eningsknop(pen) of afstandsbediening(en) komen. Laat kinderen niet
in de buurt van de deur spelen.
De afstandsbediening en de ontvanger van uw garagedeuropener zijn op
dezelfde code afgesteld. Als u extra afstandsbedieningen koopt, moet de
garagedeuropener geprogrammeerd worden met de nieuwe
afstandsbedieningscode.
De ontvanger programmeren met de codes van extra
afstandsbedieningen: Gebruik de oranje "LEARN"-knop:
27