nl
5
Poortarm op de loopwagen bevestigen
De rechte trekstang is al voorgemonteerd.
Aanbevolen installatie:
Loopwagen van de aandrijving halen door aan de rode handgreep
te trekken en met de hand in de richting van de poort schuiven.
Met gesloten poort de gebogen trekstang (1) met de bout (2) op
de poortbevestiging bevestigen en de pen (3) vastzetten. Rechte en
gebogen trekstang met een overlapping van 2 gaten gelijk met elkaar
verbinden met schroef (4) en met moer (5) vastzetten. De gaten zo
kiezen dat de poortarm in een hoek van ca. 30-40° staat.
TER INFO:
Van de gebogen poortarm kan ook worden afgezien, wanneer het
poortbeslag helemaal aan de bovenkant van de poort werd bevestigd.
Hang de ontgrendelingsgreep voor de noodontgrendeling
op een hoogte van minstens 1,80 m.
Het gele informatiebord van de ontgrendeling (sticker) op
de kabel van de handgreep bevestigen.
Elektrische aansluiting
Om risico’s voor personen en schade aan het toestel te
vermijden, mag de poortaandrijving pas worden bediend,
wanneer hiervoor in deze gebruiksaanwijzingen uitdrukkelijk
de aanwijzing wordt gegeven. De netstekker moet altijd vrij toegankelijk
zijn om het apparaat van het stroomnet te kunnen koppelen.
Optioneele toebehoren
Installatie van een foto-elektrische
beveiliging
Na installatie en instelling van de poortaandrijving kan een foto-elek-
trische beveiliging worden geïnstalleerd (klemmen 2+3). De gebruiks-
aanwijzingen zijn ingesloten bij de foto-elektrische beveiliging.
Met de optionele foto-elektrische beveiliging wordt gewaarborgd
dat de poort open is of blijft, zodra er zich personen, in het
bijzonder kleine kinderen, in het poortbereik bevinden. Met een
foto-elektrische beveiliging wordt een sluitende poort opgetrokken of
een open poort open gehouden, wanneer een persoon in het poort-
bereik de sensorstraal onderbreekt.
En foto-elektrische beveiliging is in
het bijzonder aan te bevelen voor gezinnen met kleine kinderen.
Eindpositie en trekkracht instellen
1. Lichtafdekking openen.
2. Toets „P“ indrukken en ingedrukt houden tot LED3 begint te
knipperen.
3. Toets „+“ indrukken en ingedrukt houden tot de poort volledig
geopend is. Evt. corrigeren met toets „-“.
4. Toets „P“ opnieuw kort indrukken, LED2 begint te knipperen.
5. Toets „-“ indrukken en ingedrukt houden tot de poort volledig
gesloten is. De rail mag niet naar boven buigen. Eventueel
corrigeren met toets „+“.
6. Toets „P“ opnieuw kort indrukken. De aandrijving laat de poort
nu zelfstandig volledig opengaan en volledig sluiten. Hierbij wordt
de benodigde kracht van de aandrijving automatisch ingesteld.
TIPS:
De aandrijving niet onderbreken tijdens de procedure.
Bij een onderbreking moet de procedure herhaald worden.
Loopt de poort tegen het poortframe en keert ze om, dan is de
eindpositie van de aandrijving niet ideaal ingesteld en drukt de
aandrijving te sterk tegen het poortframe. Eindpositie opnieuw
instellen en het traject korter instellen. De rail van de aandrijving
mag in de positie „poort gesloten“ niet sterk naar boven buigen.
Krachtinstelling aandrijving:
Mogelijkheid 1: Bij de installatie van de aandrijving wordt eerst het
traject (OPEN-DICHT-traject) en het optimale werkvermogen ingesteld.
Mogelijkheid 2: Stroomsnoer gedurende ca. 10 seconden uit de
aandrijving trekken. Vervolgens aandrijving bedienen met afstands-
bediening of wandschakelaar en de poort volledig openen en sluiten.
TER INFO:
Voor elke wijziging van de krachtinstelling moet de poort op een
onberispelijke werking (vlotte loop) worden gecontroleerd.
De aandrijving is geen hulpmiddel voor een slecht functionerende
poort. Controleer voor elke wijziging van de aandrijvingsinstellingen
of de poort onberispelijk werkt door de poort van de aandrijving te
ontgrendelen en ze met de hand te openen en te sluiten.
Automatische veiligheidsterugloop
testen
De automatische veiligheidsterugloop moet aan een test
worden onderworpen. Bij contact met een op de grond
liggende hindernis met een hoogte van 50 mm moet de
garagepoort omkeren. Een verkeerde instelling van de poort-
aandrijving kan tot zware lichamelijke letsels leiden als gevolg
van een sluitende poort. De test één keer per maand herhalen
en eventueel nodige wijzigingen aanbrengen.
HINDERNISTEST:
Een 50 mm hoge hindernis (1) op de vloer onder de garagepoort
leggen. Poort laten sluiten. De poort moet omkeren bij contact met een
hindernis. Wanneer de poort stopt bij contact, gaat de poort niet ver
genoeg omlaag. In dat geval moeten de eindpunten opnieuw worden
ingesteld (zie 9.1)
Keer de poort na contact met de 50 mm hoge hindernis om, hindernis
verwijderen en de poort eens volledig laten sluiten en openen. De poort
mag niet omkeren, wanneer ze de poortpositie ‚gesloten’ bereikt. Keert
ze toch terug, dan moeten de eindpunten opnieuw worden ingesteld
(zie 9.1)
TEST OPENEN: 20 kg op het midden van de poort leggen.
De poort mag niet omhooggaan.
7.6
8
8.1
9.1
9.2
Poort instellen en testen
De poortaandrijving mag enkel worden bediend, wanneer
de bedieningspersoon een goed zicht heeft op de poort en
de omgeving, wanneer deze vrij van hindernissen is en de
poortaandrijving correct is ingesteld. Niemand mag door de poort
gaan, zolang ze in beweging is. Controleer voor de eerste ingebruik-
neming of alle inrichtingen die niet nodig zijn buiten bedrijf gesteld zijn.
Verwijder alle montagehulpstukken en gereedschappen uit het
zwenkbereik van de poort.
9
Aandrijfeenheid aansluiten
Poortaandrijving volgens de plaatselijk geldende richtlijnen en
bepalingen aansluiten op een reglementair geïnstalleerde veiligheids-
wandcontactdoos.
TIP: Als de aandrijving wordt ingeschakeld, wordt ook de aandrijvings-
verlichting kort ingeschakeld.
8.2
Aan de achterzijde van de schakelaar bevinden zich twee schroefklem-
men (1,2). De isolatie wordt tot ca. 6 mm van de beldraad (4) getrokken.
Draden ver genoeg uit elkaar trekken, zodat de wit-rode draad op de
ene schroefklem (1) en de witte draad op de andere schroefklem (2)
kunnen worden aangesloten.
Verlicht wandtoestel: Met de meegeleverde plaatschroeven (3) op een
binnenwand van de garage monteren. Bij droog- of betonwanden
vooraf gaten met een diameter van 5 mm boren en pluggen gebruiken.
Er wordt aangeraden om het toestel naast de zij-ingang van de garage
buiten het bereik van kinderen te monteren. Beide schroeven
voorzichtig indraaien en niet te vast aandraaien om de plastic behuizing
niet te beschadigen. Beldraad langs de wand via het plafond naar de
poortaandrijving leiden. Nagelklemmen gebruiken om de draad te
bevestigen. Beldraad van boven door het kabelkanaal naar de klem lei-
den. De aansluitklemmen links bevinden zich in de verdieping naast de
programmeerschakelaars. Beldraad als volgt in de openingen van deze
klemmen aansluiten: rood-wit op rood en wit op wit.
Verlicht wandtoestel aansluiten
Alle op de wand gemonteerde schakelaars of toestellen
moeten op een hoogte van 1,5 m op gezichtsafstand van de
poort en buiten het bereik van de poort of poortrails worden
aangebracht. Naast deze schakelaars moet het waarschuwingsbord
voor de bescherming van kinderen worden aangebracht.