Renault Vel Satis Ph2 Handleiding

Type
Handleiding
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 1 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 4 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
à8201056175òúêä
GR
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60
NU 739-6 – 82 01 056 175 – 02/2009 – Edition néerlandaise
INSTRUCTIEBOEKJE
VEL SATIS
(
www.renault.nl
)(
www.renault.be
)
SiteWeb NLD
NLD
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 2 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 3 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
ELF ontwikkelt een compleet gamma
smeermiddelen voor RENAULT: motorolie, olie
voor handgeschakelde versnellingsbakken
en voor automatische versnellingsbakken.
Als direct gevolg van het voor de Formule 1
uitgevoerde onderzoek, zijn dit zeer hoog
technologische smeermiddelen.
Door de samenwerking met de technici van RENAULT,
beantwoordt dit gamma volkomen aan de eisen van
de modellen van het merk.
Ź De smeermiddelen van ELF leveren een belangrijke
bijdrage aan de prestaties van uw auto.
RENAULT adviseert de goedgekeurde ELF oliën voor het verversen en bijvullen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer, of kijk op de website www.lubricants.elf.com
Waarschuwing: voor een optimale werking van de
motor, kan het gebruik van een bepaald smeermiddel
voorbehouden zijn aan bepaalde modellen. Raadpleeg het
onderhoudsdocument.
adviseert ELF
The oil born in Formula One
Elf NLD
4 SIMPELE HANDELINGEN*
VOOR UW VEILIGHEID
* Let op: dit zijn de belangrijkste handelingen, maar ze zijn niet compleet. Raadpleeg uw instructieboekje voor meer informatie.
Maak altijd uw
autogordel vast,
zelfs bij korte ritten
zelfs als uw auto
airbags heeft.
Zorg ervoor dat alle
passagiers hun gordel
hebben vastgemaakt,
ook achterin.
Maak kinderen altijd
vast en gebruik daarbij
voorzieningen die aan
hun gewicht en lengte zijn
aangepast (kinderzitje,
kuipzitje, enz.).
Let op! Als de auto
is uitgerust met
passagiersairbag(s)
voorin die uitschakelbaar
is/zijn, moet u deze
uitschakelen vóór
het installeren van
een kinderzitje dat
"achterstevoren"
wordt geplaatst.
Plaats de voorwerpen
of zware bagage
tegen de bodem van
de bagageruimte.
Verdeel de belasting
tussen de rechterkant
en de linkerkant in
de laadruimte bij het
transport van goederen.
Stel de hoogte van
de autogordel op
uw lengte af.
Stel de helling van
uw rugleuning af en
let daarbij op dat de
autogordel zo dicht
mogelijk langs uw
lichaam loopt.
Stel de hoogte van de
hoofdsteun af: bovenkant
van de hoofdsteun =
bovenkant van het hoofd.
Zet de hoofdsteun zo dicht
mogelijk bij het hoofd.
4GestesNLD
41 2 3
0.1
NLD_UD10501_1
Bienvenue (X85 - B85 - C85 - S85 - K85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van RENAULT, 92 100 Billancourt 2009.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
Om het lezen van dit boekje voor u te vergemakkelijken gebruiken wij het volgende symbool:
Welkom aan boord van uw auto
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld.
Om een gevaar of een veiligheidsadvies aan te geven.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
0.2
NLD_UD9525_5
Filler NU (X06 - C06 - S06 - X35 - L35 - X44 - C44 - G44 - X45 - H45 - X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - X77 - J77 - F77 - R77 - X81 - J81 - X84 - B84 - C84 NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
0.3
NLD_UD3013_2
Sommaire Général (X06 - C06 - S06 - X35 - L35 - X44 - C44 - G44 - X45 - H45 - X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - X77 - J77 - F77 - R77 - X81 - J81 - X84 NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Ken uw auto .................................................................
Rijden ...........................................................................
Comfort ........................................................................
Onderhoud ...................................................................
Praktische tips
.............................................................
Technische gegevens .................................................
Alfabetische inhoudsopgave .....................................
Hoofdstuk
1
I N H O U D
2
3
4
5
6
7
gonflage des pneumatiques ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ........................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
0.4
NLD_UD2985_1
Pressions de gonflage des pneumatiques en bar ou kg/cm² (à froid) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Jaune Noir Noir texte
BANDENSPANNING (in bar koud)
Uitvoeringen met 17”-wielen 2.0 T 3.5 V6 2.2 dCi
2.0 dCi
3.0 dCi
Niet op autosnelweg
Voor
2,1 2,2 2,2 2,3
Achter
2,0 2,0 2,0 2,0
Op autosnelweg (1)
Voor
2,2 2,5 2,3 2,4
Achter
2,0 2,0 2,0 2,0
Reservewiel 3,7
Velgmaat 7 J 17 - 5,5 J 17 (reservewiel)
Bandenmaat 225/55 R 17 W - 185/60 R 17 C (reservewiel)
Veiligheid van de banden en sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van
de uitvoering).
(1)
Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen. De maximumsnelheid is 100 km/u en de ban-
denspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar. De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6.
Jaune Noir Noir texte
0.5
NLD_UD2985_1
Pressions de gonflage des pneumatiques en bar ou kg/cm² (à froid) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Uitvoeringen met 18”-wielen 2.0 T 3.5 V6 2.2 dCi
2.0 dCi
3.0 dCi
Niet op autosnelweg
Voor
2,1 2,3 2,3 2,4
Achter
2,0 2,0 2,0 2,0
Op autosnelweg (1)
Voor
2,2 2,6 2,4 2,5
Achter
2,0 2,0 2,0 2,0
Reservewiel 3,7
Velgmaat 7,5 J 18 - 5,5 J 17 (reservewiel)
Bandenmaat 245/45 R 18 W - 185/60 R 17 C (reservewiel)
Veiligheid van de banden en sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van
de uitvoering).
(1)
Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen. De maximumsnelheid is 100 km/u en de ban-
denspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar. De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6.
BANDENSPANNING (in bar koud)
gonflage des pneumatiques ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ........................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
0.6
NLD_UD2986_1
Pressions de gonflage des pneumatiques en PSI (à froid) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Jaune Noir Noir texte
Uitvoeringen met 17”-wielen 2.0 T 3.5 V6 2.2 dCi
2.0 dCi
3.0 dCi
Niet op autosnelweg
Voor
30 32 32 33
Achter
29 29 29 29
Op autosnelweg (1)
Voor
32 36 33 35
Achter
29 29 29 29
Reservewiel 47
Velgmaat 7 J 17 - 5,5 J 17 (reservewiel)
Bandenmaat 225/55 R 17 W - 185/60 R 17 C (reservewiel)
Veiligheid van de banden en sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van
de uitvoering).
(1)
Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen. De maximumsnelheid is 100 km/u en de ban-
denspanning moet worden verhoogd met 3 PSI. De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6.
BANDENSPANNING (in PSI koud)
Jaune Noir Noir texte
0.7
NLD_UD2986_1
Pressions de gonflage des pneumatiques en PSI (à froid) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
Uitvoeringen met 18”-wielen 2.0 T 3.5 V6 2.2 dCi
2.0 dCi
3.0 dCi
Niet op autosnelweg
Voor
30 33 33 35
Achter
29 29 29 29
Op autosnelweg (1)
Voor
32 38 35 36
Achter
29 29 29 29
Reservewiel 47
Velgmaat 7,5 J 18 - 5,5 J 17 (reservewiel)
Bandenmaat 245/45 R 18 W - 185/60 R 17 C (reservewiel)
Veiligheid van de banden en sneeuwkettingen
Raadpleeg de paragraaf “Banden” in hoofdstuk 5 voor het onderhoud en de mogelijkheid voor het gebruik van sneeuwkettingen (afhankelijk van
de uitvoering).
(1)
Bijzonderheid vol belaste auto (maximum toegelaten totale massa) met een aanhangwagen. De maximumsnelheid is 100 km/u en de ban-
denspanning moet worden verhoogd met 3 PSI. De massa’s staan aangegeven in de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6.
BANDENSPANNING (in PSI koud)
0.8
NLD_UD9525_5
Filler NU (X06 - C06 - S06 - X35 - L35 - X44 - C44 - G44 - X45 - H45 - X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - X77 - J77 - F77 - R77 - X81 - J81 - X84 - B84 - C84 NLD_NU_739-6_X73_Renault_0
1.1
NLD_UD13181_2
Sommaire 1 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
RENAULT cards: algemeen, gebruik, extra portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.10
Startvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.16
Hoofdsteunen - Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.18
Stuurwiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.23
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.24
Aanvullende bevestigingsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.28
bij de autogordels voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.28
bij de autogordels achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.32
zijkanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.33
Kinderveiligheid: algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.35
Keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.37
Installatie van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.39
Uitschakelen/Inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.42
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.44
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.46
Infoscherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.49
Boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.55
Sprekende boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.59
Klokje en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.61
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.62
Claxon en lichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.64
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.69
Ruitenwissers/Ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.70
Brandstoftank (brandstof tanken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.73
carte RENAULT
Utilisation ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD4037_2
Cartes RENAULT : généralités (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Cartes RENAULT : généralités, utilisation, super condamnation
RENAULT CARDS: algemeen
RENAULT card
afstandsbediening A
Deze is herkenbaar aan de twee knoppen 1
en 2.
Hiermee kunt u:
de portieren, de achterklep en de tank
-
dopklep ontgrendelen of vergrendelen
(zie de volgende bladzijden);
afhankelijk van de auto, de ruiten en het
open dak automatisch sluiten (zie hier-
voor de paragrafen Elektrische ruit-
bediening en “Elektrisch open dak” in
hoofdstuk 3);
bepaalde voorzieningen bedienen (bijv.:
radio, elektrische stoelen, enz.);
de motor starten (raadpleeg de paragraaf
“starten/stilzetten van de motor” in hoofd-
stuk 2).
1
2
A
Jaune Noir Noir texte
1.3
NLD_UD4037_2
Cartes RENAULT : généralités (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RENAULT CARDS: algemeen (vervolg)
RENAULT card handsfree
afstandsbediening B
Deze is herkenbaar aan de drie knop-
pen 1, 2 en 3.
Hiermee kunt u:
als u dat wenst,
automatisch de portie-
ren, de achterklep en de tankdopklep ont-
grendelen of vergrendelen;
de portieren, de achterklep en de tank
-
dopklep handmatig ontgrendelen of ver-
grendelen (zie de volgende bladzijden);
afhankelijk van de auto, de ruiten en het
open dak automatisch sluiten (zie hier-
voor de paragrafen “elektrische ruitbedie-
ning” en “elektrisch open dak” in hoofd-
stuk 3);
bepaalde voorzieningen bedienen (bijv.:
radio, elektrische stoelen, enz.);
de motor starten (raadpleeg de paragraaf
“starten/stilzetten van de motor” in hoofd-
stuk 2);
de “uitschakelvertraging” bedienen (raad
-
pleeg de paragraaf “Verlichting en rich-
tingaanwijzers” in hoofdstuk 1).
1
3
B
2
enfants ................................................................ (page courante)
1.4
NLD_UD4037_2
Cartes RENAULT : généralités (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
RENAULT CARDS: algemeen (vervolg)
De RENAULT cards A en B worden gevoed
door een batterijtje dat vervangen moet
worden als het controlelampje van het bat-
terijtje 4 niet meer oplicht (raadpleeg de pa-
ragraaf “RENAULT card: batterijtje” in hoofd-
stuk 5).
Bijzonderheid: voor sommige auto’s is het
mogelijk om in de RENAULT card gekozen
instellingen door de gebruiker van de card
vast te leggen: de instellingen van de ther-
mostatische regeling van de verwarming en
de airconditioning, de instellingen van som-
mige radio’s, de afstelling van de elektrisch
verstelbare stoel (als deze een geheugen
heeft), de stand van de spiegels. Het is dus
raadzaam om steeds dezelfde RENAULT
card te gebruiken om op deze manier steeds
uw persoonlijke instellingen terug te vinden.
Bereik van de afstandsbediening
Het bereik van de RENAULT card wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er bij het
vasthouden van de card op dat de portieren
niet per ongeluk worden vergrendeld of ont-
grendeld!
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat nooit de RENAULT card in
de auto liggen als u een kind of
een dier in de auto achterlaat. Het kind
zou de motor kunnen starten of bijvoor-
beeld de ruiten kunnen bedienen en
door het sluiten ervan zich ernstig ver-
wonden aan hals, arm, of hand als deze
uit de auto steken. Gevaar voor ernstige
verwondingen.
4
A
4
B
clé de secours .................................................... (page courante)
Jaune Noir Noir texte
1.5
NLD_UD4037_2
Cartes RENAULT : généralités (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RENAULT CARDS: algemeen (vervolg)
Noodsleutel, geïntegreerd 5 of
onafhankelijk 6
(afhankelijk van auto)
Het gebruik hiervan is incidenteel: hiermee
kan het linker voorportier ontgrendeld of ver-
grendeld worden als de RENAULT card niet
werkt:
de auto bevindt zich in een sterk elektro
-
magnetisch veld;
gebruik van apparatuur die met dezelfde
frequentie werkt als de card;
batterij van de RENAULT card leeg, accu
ontladen, enz.
Raadpleeg voor het gebruik van de nood-
sleutel, de paragrafen “portiervergrendeling”
en “portierontgrendeling”.
Na het openen van de auto met de nood-
sleutel, steekt u de RENAULT card in de
kaartlezer om te kunnen starten.
Vervangen of extra RENAULT card
Bij verlies of indien u een andere
RENAULT card wenst, kunt u deze uit-
sluitend bij uw RENAULT-dealer bestel-
len.
Het vervangen van een RENAULT card
moet altijd bij een RENAULT-dealer ge-
beuren. Het systeem moet met alle
RENAULT cards worden ingelezen.
Het is mogelijk maximaal vier RENAULT
cards per auto te gebruiken.
Storing van de RENAULT card.
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
Raadpleeg de paragraaf RENAULT
card: batterij” in hoofdstuk 5.
5
6
carte RENAULT
Utilisation ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.6
NLD_UD326_1
Cartes RENAULT à télécommande : utilisation (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RENAULT CARD AFSTANDSBEDIENING: gebruik
Ontgrendelen van de portieren
Druk op de ontgrendelknop 1.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
Bijzonderheid (voor sommige landen):
door één keer op de knop
1 te drukken,
ontgrendelt u uitsluitend het bestuur-
dersportier,
door twee keer achter elkaar op de knop
1
te drukken, ontgrendelt u alle portieren.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 2.
Het vergrendelen ziet u aan het twee keer
oplichten van de knipperlichten.
als een voorportier niet goed gesloten is,
worden de portieren niet vergrendeld en
lichten de knipperlichten niet op,
als één van de andere portieren niet goed
gesloten is, lichten de knipperlichten niet
op.
1
2
carte RENAULT
Utilisation ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.7
NLD_UD327_1
Cartes Renault en mode mains libres : utilisation (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RENAULT CARD HANDSFREE AFSTANDSBEDIENING: gebruik
Laat nooit de RENAULT card
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Handsfree functie
Ontgrendelen van de portieren
Draag de RENAULT card bij u en loop naar
de auto.
Zodra u uw hand in de handgreep van een
portier (of de achterklep) steekt, ontgrende-
len de sloten zich automatisch.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
Als u de auto vergrendeld heeft door op de
vergrendelknop 2 van de RENAULT card te
drukken is de handsfree functie niet meer
actief. De ontgrendeling is alleen moge-
lijk door op de ontgrendelknop 1 van de
RENAULT card te drukken.
Portieren vergrendelen
Draag de RENAULT card bij u. Nadat de por-
tieren gesloten zijn, loopt u weg van de auto:
de portieren vergrendelen automatisch.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
Het vergrendelen ziet u aan het twee keer
oplichten van de knipperlichten, en het
vast oplichten van de zijknipperlichten (ge-
durende ongeveer 10 secondes) en er klinkt
een geluidssignaal.
Dit geluidssignaal kan op verschillende ma-
nieren worden ingesteld of worden uitge-
schakeld, raadpleeg uw RENAULT-dealer.
N.B.: als u de auto ontgrendeld heeft door op
de ontgrendelknop van de RENAULT card te
drukken en als u de handsfree functie niet
heeft hersteld, dan vergrendelt de auto niet
automatisch. U moet de vergrendelknop 2
van de RENAULT card indrukken.
1
3
2
1.8
NLD_UD327_1
Cartes Renault en mode mains libres : utilisation (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RENAULT CARD HANDSFREE AFSTANDSBEDIENING: gebruik (vervolg)
Laat nooit de RENAULT card
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Handsfree functie opheffen
Als u over wilt gaan naar de handbediende
functie, verlaat u de handsfree functie door
de portieren te vergrendelen of ontgrende-
len door een druk op de toets 1 of 2.
De werking van de RENAULT card is de-
zelfde als hiervoor beschreven in de para-
graaf “RENAULT card afstandsbediening:
gebruik” wat betreft de vergrendeling en ont-
grendeling van de portieren.
Teruggaan naar handsfree
functie
De handsfree functie wordt weer actief bij
het aanzetten van het contact.
Functie “verlichting op afstand”
Met deze functie kan de auto op afstand her-
kend worden, bijvoorbeeld op een parkeer-
terrein.
Door het indrukken van de toets
3 gaan de
markeringslichten, de dimlichten, de zijknip-
perlichten en de binnenverlichting gedu-
rende ongeveer 30 secondes branden.
N.B.: door opnieuw op de toets 3 te drukken
gedurende de 30 secondes gaat de verlich-
ting weer uit.
1
3
2
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.9
NLD_UD328_1
Super condamnation (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit!
Extra portiervergrendeling
(voor sommige landen)
Met deze functie worden de portieren ver-
grendeld en kunnen ze niet van binnenuit
geopend worden (bijv. in geval van het in-
slaan van een ruit, waarna iemand wil pro-
beren het portier van binnenuit te openen).
Om de extra portiervergrendeling te acti-
veren, kunt u:
ofwel twee keer kort de knop
2 indruk-
ken;
ofwel één keer lang de knop
2 indruk-
ken.
Het vergrendelen ziet u aan het vier keer op-
lichten van de knipperlichten.
Bijzonderheid: de extra vergrendeling werkt
niet als de knipperlichten of de markerings-
lichten branden.
Bijzonderheden van de
handsfree functie
Door het gebruik van de extra portierver-
grendeling wordt de handsfree functie uitge-
schakeld.
Om de portieren te ontgrendelen drukt
u op de knop 1 (raadpleeg de paragraaf
RENAULT card handsfree: gebruik).
De handsfree functie wordt weer actief bij
het aanzetten van het contact.
EXTRA VERGRENDELING
2
1
2
condamnation des portes ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ....................... (page courante)
1.10
NLD_UD2133_1
Ouverture et fermeture des portes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Portes
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN
Openen van buitenaf
Als u de portieren ontgrendeld heeft met
behulp van de RENAULT card, pakt u de
handgreep 1 en trekt deze naar u toe om het
portier te openen.
Openen van binnenuit
Beweeg de handgreep 2.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een portier de lich-
ten nog branden terwijl het contact is afgezet
dan klinkt er een signaal om u te waarschu-
wen dat de accu wordt ontladen.…
1
2
enfants ................................................................ (page courante)
sécurité enfants .................................................. (page courante)
Jaune Noir Noir texte
1.11
NLD_UD2133_1
Ouverture et fermeture des portes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (vervolg)
Veiligheid van de kinderen
Auto’s uitgerust met schakelaar 3 met
ingebouwd lampje
Druk op schakelaar
3 om het bedienen van
de ruiten en het openen van de portieren
achter onmogelijk te maken.
Het oplichten van het lampje in de schake-
laar geeft aan dat de portieren vergrendeld
zijn.
Anders
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 4 omzet.
Controleer of het portier inderdaad niet van
binnenuit geopend kan worden. Herhaal dit
bij het andere achterportier.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de werking
van de ruitbediening en achter-
portieren uitschakelen door op
de schakelaar 3 aan de kant van de te-
kening te drukken.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat nooit de RENAULT card in de auto
liggen als u een kind of een dier in de
auto achterlaat. Het kind zou de ruiten
kunnen bedienen en zich ernstig kunnen
verwonden aan hals, arm, of hand als
deze uit de auto steken. In geval van be-
knelling, draait u direct de bewegings-
richting om met behulp van de betref-
fende schakelaar.
In geval van een storing hoort
u een geluidssignaal en licht
het ingebouwde controlelampje
niet op.
3
4
condamnation des portes ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.12
NLD_UD2135_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
PORTIEREN VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN
Vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van buitenaf
Dit gebeurt met de RENAULT card: zie de
paragrafen RENAULT cards in hoofd-
stuk 1.
In sommige gevallen
werkt de RENAULT
card niet:
de auto bevindt zich in een sterk elektro
-
magnetisch veld;
door het gebruik van apparaten die de
dezelfde frequentie gebruiken als de card
(mobiele telefoon, enz.).
batterij van de RENAULT card leeg, accu
ontladen, enz.
In dat geval is het mogelijk:
de noodsleutel te gebruiken (ingebouwd
in de card of, afhankelijk van de auto, af-
zonderlijk) voor het linker voorportier;
de portieren één voor één met de hand te
vergrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren in het interi-
eur te gebruiken (raadpleeg de paragraaf
“Schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van binnenuit” in hoofdstuk 1).
Gebruik van de ingebouwde
noodsleutel 2
Steek het uiteinde van de noodsleutel 2 in
de uitsparing 1.
Maak een beweging naar boven om het af-
dekplaatje A te verwijderen.
Steek de sleutel 2 in het slot en ontgrendel
of vergrendel het portier.
Plaats de RENAULT card niet in de buurt
van elektronische apparaten (laptop,
enz.): risico van ontladen van de batte-
rij.
1
2
A
Jaune Noir Noir texte
1.13
NLD_UD2135_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
PORTIEREN VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN (vervolg)
Gebruik van de onafhankelijke
noodsleutel 3
(afhankelijk van auto)
Steek de sleutel
3 in het slot van het linker
voorportier en vergrendel of ontgrendel het
portier.
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Bij open portier moet u de schroef 4 draaien
(met behulp van bijv. een schroevendraaier
of iets dergelijks) en daarna het portier slui-
ten.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
U kunt het portier alleen nog van binnenuit
openen.
3
4
1.14
NLD_UD2135_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
PORTIEREN VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN (vervolg)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaars 5 en 6 bedienen tegelijk de
portieren, achterklep en tankdopklep.
Bijzonderheid van de schakelaar 5
Als een portier (of achterklep) open of niet
goed gesloten is, vergrendelen/ontgrende-
len de portieren snel.
Waarschuwingslampje van de
portieren
Met contact aan, geeft het waarschu-
wingslampje in de schakelaars 5 en 6 aan of
de portieren wel of niet vergrendeld zijn:
lampje brandt, de portieren zijn vergren
-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren van buitenaf vergrendelt,
blijft het controlelampje 5 gedurende onge-
veer één minuut branden.
Vergrendelen van de portieren
en kleppen zonder RENAULT
card
Met contact uit en een open voorportier,
druk langer dan vijf secondes op de scha-
kelaar 5.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Het ontgrendelen van buitenaf van de auto
is alleen mogelijk met de RENAULT card.
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een belem-
mering kan zijn voor hulpverle-
ners in geval van nood.
Laat nooit een RENAULT card
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
5
6
condamnation des portes ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.15
NLD_UD2137_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
Bedenk eerst of u deze functie wilt ge-
bruiken of niet.
Inschakelen van de functie
Zet het contact aan en houd de schake-
laar 1 gedurende 5 secondes ingedrukt aan
de kant “vergrendelen” (kant van het hang-
slotsymbool), tot u een geluidssignaal hoort.
Uitschakelen van de functie
Zet het contact aan en houd de schake-
laar 1 gedurende 5 secondes ingedrukt
aan de kant “ontgrendelen” (kant tegenover
hangslotsymbool), tot u een geluidssignaal
hoort.
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrende-
len de portieren automatisch als de auto
een snelheid van ongeveer 10 km/u heeft
bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch
bij stilstaande auto door het openen van
een voorportier.
N.B.: na het openen van een portier ver-
grendelt dit weer automatisch zodra de
auto 10 km/u rijdt;
als u op de schakelaar
1 of 2 voor het
ontgrendelen van de portieren drukt.
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen automa-
tische vergrendeling, de lampjes in de knop-
pen 1 en 2 lichten niet op bij het vergrende-
len van de portieren), controleer dan eerst
of alle portieren goed gesloten zijn. Als deze
goed gesloten zijn, moet u een RENAULT-
dealer raadplegen.
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een belem-
mering kan zijn voor hulpverle-
ners in geval van nood.
1
2
antidémarrage .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
système antidémarrage ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.16
NLD_UD2139_1
Système antidémarrage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Système antidémarrage
STARTVERGRENDELING
Hierdoor kan de motor alleen worden ge-
start door de bezitter van de RENAULT
card van de auto.
De auto wordt automatisch na enkele secon-
des na het stoppen van de motor beveiligd.
De werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact (door de
RENAULT card geheel in de kaartlezer te
steken) licht het lampje 1 gedurende enkele
secondes op en gaat daarna uit.
De startcode is geaccepteerd en de motor
kan worden gestart.
Als de auto het signaal niet accepteert gaan
het lampje 1 en de lezer continu snel knippe-
ren en kunt u de auto niet starten.
Controle- en
waarschuwingslampjes
Indicatie van de beveiliging
Enkele secondes na het stoppen van de
motor, gaat het lampje 1 continu knipperen.
Controle van de werking van het
systeem
Bij het aanzetten van het contact kunt u de
motor starten. Het lampje 1 gaat gedurende
ongeveer drie secondes branden waarna
het dooft.
Het kan gevaarlijk zijn om
werkzaamheden uit te voeren
aan het systeem van de start-
vergrendeling (rekeneenheid,
bedrading enz.).
Dit mag alleen door deskundig
RENAULT-personeel worden gedaan.
1
Jaune Noir Noir texte
1.17
NLD_UD2139_1
Système antidémarrage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
STARTVERGRENDELING (vervolg)
Waarschuwingslampje storing
Als het lampje
1 na het aanzetten van het
contact blijft knipperen of permanent blijft
branden, wijst dit op een storing in het sy-
steem.
Als de handsfree RENAULT card niet is her-
kend of is verstoord, steek deze dan in de
kaartlezer 2.
In geval van storing in de RENAULT card
(snel knipperen van het lampje 1 en van
de lezer 2), gebruik dan, indien mogelijk,
de tweede RENAULT card (bij de auto ge-
leverd).
U moet in deze gevallen contact opnemen
met een RENAULT-dealer. Hij is de enige
die aan de startvergrendeling mag werken.
2
1
appuis-tête ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.18
NLD_UD2141_1
Appuis-tête avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Appuis-tête – Sièges
HOOFDSTEUNEN VOOR
Hoger of lager zetten
Als u op uw stoel zit, trekt u de hoofdsteun
naar u toe en verschuift u hem tegelijkertijd.
Verwijderen van de hoofdsteun
Hoofdsteun half omhoog, trek het lipje
1
omhoog en trek de hoofdsteun verder
omhoog uit zijn geleiders.
Helling afstellen
Het is mogelijk om de helling van de hoofd-
steun in te stellen. Druk hiervoor de voor-
kant A van de hoofdsteun in de gewenste
stand.
Terugplaatsen:
Plaats de poten van de hoofdsteun met de
vertanding naar voren in de geleiders.
Druk de hoofdsteun naar beneden tot hij
vast klikt.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de afstand
tussen de hoofdsteun en het achterhoofd
zo klein mogelijk is en de bovenkant van
de hoofdsteun op gelijke hoogte is met
de kruin.
A
1
1
appuis-tête ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.19
NLD_UD2142_1
Appuis-tête arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
HOOFDSTEUN ACHTER
Hoger of lager zetten
Trek de hoofdsteun naar u toe terwijl u deze
langzaam van boven naar beneden schuift.
De hoofdsteun zakt niet helemaal tot bene-
den. Druk hiervoor gelijktijdig op het lipje 1
en op de hoofdsteun.
Verwijderen
Druk op het lipje
1.
Terugplaatsen:
Plaats de poten van de hoofdsteun met de
vertanding naar voren gekeerd in de gelei-
ders en schuif hem in de gewenste stand.
Stand van de hoofdsteunen achter
wanneer niet in gebruik
Druk het lipje
1 in en laat de hoofdsteun he-
lemaal zakken.
De hoofdsteun in de onderste stand is
een opbergstand en alleen toegestaan
als de hoofdsteun niet gebruikt wordt.
Indien er een passagier op de stoel zit, mag
de hoofdsteun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de afstand
tussen de hoofdsteun en het achterhoofd
zo klein mogelijk is en de bovenkant van
de hoofdsteun op gelijke hoogte is met
de kruin.
1
1
réglage de la position de conduite ............ (jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant
commandes manuelles ................................. (page courante)
sièges avant
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants ...................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.20
NLD_UD2143_1
Sièges avant à commandes manuelles (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de hendel
1 omhoog om de stoel te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u de
beugel los. Controleer de vergrendeling.
Rugleuning verstellen
Trek de hendel
5 omhoog tot de rugleuning
in de gewenste stand staat.
Helling van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen
Draai de knop
2.
Hoogte van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen
Beweeg de hendel
3 zo vaak als dit nodig
is:
naar boven om het zitkussen hoger te
zetten;
naar beneden om het zitkussen lager te
zetten.
Bovenkant van de rugleuning verstellen:
Beweeg de schakelaar
4 in de gewenste
richting.
Stoelverwarming
Met contact aan drukt u op de schakelaar 6.
Het bijbehorende controlelampje in het in-
strumentenpaneel gaat branden.
Het systeem bepaalt met een thermostaat of
de verwarming nodig is of niet.
Let er op dat de rugleuningen
van de stoelen goed vergren-
deld zijn.
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In geval van
plotseling remmen zouden deze onder
de pedalen terecht kunnen komen,
waardoor de bestuurder deze niet meer
goed kan bedienen.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
1
2
3
4
5
6
réglage des sièges avant
commandes électriques ...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite ............ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants ...................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.21
NLD_UD2144_1
Sièges avant avec commandes électriques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING
Met de schakelaars 1, 3 en 4 regelt u de
vorm van de stoel. Schakelaar 1 bedient
de stelmotoren in het zitkussen, de schake-
laars 3 en 4 bedienen die in de rugleuning.
De gekozen zitpositie kan opgeslagen
worden met schakelaar 2 (afhankelijk van de
uitvoering van de auto). Er kan één zitpositie
vastgelegd worden per RENAULT card.
Het systeem kan gebruikt worden:
met de RENAULT card in de stand ac
-
cessoires” (eerste positie);
voor de auto’s met schakelaar
2, werkt
het systeem ook gedurende ongeveer
40 minuten bij contact af als het portier ge-
opend wordt.
Zitkussen verstellen:
schakelaar 1
Vooruit schuiven
Druk de schakelaar naar voren.
Achteruit schuiven
Druk de schakelaar naar achteren.
Hoger zetten
Trek de achterkant van de schakelaar
omhoog.
Lager zetten
Druk de achterkant van de schakelaar
omlaag.
Stoelverwarming
Met contact aan drukt u op de schakelaar 5.
Het bijbehorende controlelampje in het in-
strumentenpaneel gaat branden.
Het systeem bepaalt met een thermostaat of
de verwarming nodig is of niet.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Helling verstellen
Trek de voorkant van de schakelaar omhoog
of druk deze omlaag.
Instellingen van de rugleuning:
Helling van de bovenkant van de
rugleuning verstellen
Beweeg de schakelaar 3 naar voren of ach-
teren.
Helling van de complete rugleuning
verstellen
Beweeg de schakelaar 4 naar voren of ach-
teren.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achter-
over zetten.
Let er op dat de rugleuningen van de
stoelen goed vergrendeld zijn.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
5
2
1
3
4
mémorisation du siège conducteur........... (jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite ............ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.22
NLD_UD2145_1
Mémorisation du siège conducteur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
MEMORY SYSTEEM VAN DE BESTUURDERSSTOEL
Er kan één zitpositie vastgelegd worden per
RENAULT card.
In de zitpositie zijn de afstellingen van de
bestuurdersstoel en de buitenspiegels op-
genomen.
Als de zitpositie in het geheugen opgeno-
men is, worden bij het ontgrendelen en het
openen van de portieren met de RENAULT
card automatisch de instellingen van de
stoel en buitenspiegels die op de RENAULT
card geregistreerd zijn, gebruikt.
Het systeem kan gebruikt worden:
met de RENAULT card in de stand ac
-
cessoires” (eerste positie);
bij het openen van het bestuurderspor
-
tier, contact af, gedurende ongeveer
40 minuten.
Oproepen van een
geheugenpositie
Druk bij stilstaande auto kort op de
knop 2.
N.B.: het oproepen van de geheugenpositie
wordt onderbroken als u op één van de knop-
pen van de afstelling van de stoel drukt.
Tijdens het rijden, is het niet mogelijk de
geheugenpositie op te roepen.
Vastleggen van de zitpositie
Steek de RENAULT card helemaal in de
kaartlezer, stel de stoel in de gewenste stand
met behulp van de schakelaars 1,3 en 4 (zie
de paragraaf “Voorstoelen met elektrische
verstelling” in hoofdstuk 1).
Druk de knop
2 in totdat u een geluidssig-
naal hoort: de zitpositie is vastgelegd.
Herhaal deze procedure voor elke RENAULT
card.
2
1
3
4
volant de direction
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.23
NLD_UD2161_1
Volant de direction (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Volant de direction
STUURWIEL
Hoogte- en diepteafstelling
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel
in de gewenste stand; zet de hendel weer
omhoog om het stelmechanisme te blokke-
ren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
Laat het stuurwiel niet te lang in een ui-
terste stand gedraaid staan om bescha-
diging van de stuurbekrachtigingspomp
te voorkomen.
Zet nooit de motor af tijdens het rijden:
bij uitgeschakelde motor is er geen be-
krachtiging.
1
ceintures de sécurité ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite ...................... (page courante)
sièges avant ....................................................... (page courante)
1.24
NLD_UD13025_2
Ceintures de sécurité (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De band van de heupgordel
1 moet vlak
over de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv. : niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
1
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Bovendien dient u zich te houden aan
de wetgeving van het land waarin u zich be-
vindt.
Voor een doeltreffende bescherming
door de autogordels achter moeten de
achterstoelen goed zijn vergrendeld.
Raadpleeg de paragrafen achterstoe-
len: gebruiksmogelijkheden” en af-
stellen van de achterstoelen” in hoofd-
stuk 3.
verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroor-
zaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u het kop-
pelingspedaal nog net geheel kunt in-
drukken. Stel de rugleuning zo af dat u
de armen moet strekken om bij de boven-
kant van het stuurwiel te kunnen komen;
stel de stand van het stuurwiel af;
stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
stel de hoogte van het zitkussen af.
Verstel het om een zo goed mogelijk zicht
op het verkeer te hebben.
Jaune Noir Noir texte
1.25
NLD_UD13025_2
Ceintures de sécurité (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AUTOGORDELS (vervolg)
Vergrendelen
Trek de band langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 2 in de sluiting 4 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 2
te trekken). Als de riem blokkeert voordat u
hem kon vastklikken, laat hem dan een stuk
weer oprollen en trek hem vervolgens lang-
zaam en zonder schokken opnieuw over u
heen.
Indien de gordel niet vrijkomt:
trekt u de gordel langzaam maar
krachtig ongeveer 3 cm naar buiten;
laat u de gordel zichzelf oprollen;
rolt u de gordel opnieuw af;
als het probleem aanhoudt, dient u
een merkdealer te raadplegen.
Als de gordel blokkeert tijdens het afrollen
en/of na het vastklikken van de gesp 2 in
de sluiting 4, werkt hij nog wel maar is
het draagcomfort minder Raadpleeg snel
een merkdealer.
Als u na het afzetten van het contact
(RENAULT card uit de lezer) blijft zitten
met de gordel om, blokkeert deze na on-
geveer veertig minuten.
U kunt hem ontgrendelen door, bijvoor-
beeld, op de knop van de sluiting te
drukken, of door een portier te openen,
of door de RENAULT card in de lezer te
steken.
Ontgrendelen
Druk op de rode de knop 3 van de sluiting 4,
de gordel wordt nu door het oprolmecha-
nisme teruggetrokken.
Het oprollen gaat soepeler als u de gesp met
de hand begeleidt.
ç
Waarschuwingslampje vergeten
autogordel van de bestuurder
en, afhankelijk van de auto, van de voor-
passagier
Het brandt continu tot de auto ongeveer
20 km/u rijdt, hierna gaat het knipperen en
klinkt er een geluidssignaal gedurende
ongeveer 120 secondes, waarna het
vervolgens weer continu gaat branden.
N.B.: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
4
2
3
4
ceintures de sécurité ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.26
NLD_UD2148_1
Ceintures de sécurité arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AUTOGORDELS ACHTER
Gordels aan de zijkanten
Vergrendelen
Trek de band langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 1 in de sluiting 2 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 1
te trekken). Als de riem blokkeert voordat u
hem kon vastklikken, laat hem dan een stuk
weer oprollen en trek hem vervolgens lang-
zaam en zonder schokken opnieuw over u
heen.
Indien de gordel niet vrijkomt:
trekt u de gordel langzaam maar krachtig
ongeveer 3 cm naar buiten;
laat u de gordel zichzelf oprollen;
rolt u de gordel opnieuw af;
als het probleem aanhoudt, dient u een
RENAULT-dealer te raadplegen.
Ontgrendelen
Druk op de rode de knop
3 van de sluiting 2,
de gordel wordt nu door het oprolmecha-
nisme teruggetrokken.
Het oprollen gaat soepeler als u de gesp met
de hand begeleidt.
Opbergen van de gesp van de
middelste autogordel achter
Hiervoor is ruimte voorzien achter het
huis 2.
2
1
2
3
1
2
ceintures de sécurité ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
enfants ...................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD4038_2
Ceintures de sécurité : avertissement (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AUTOGORDELS
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, aan de bevestiging ervan noch aan die van de
stoelen.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.):
een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terug kantelen van de achterbank op dat de autogordels weer op de juiste wijze gebruikt kunnen worden.
Stel, indien nodig, tijdens het rijden de stand en de spanning van de gordel af op uw postuur.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
airbag........................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .... (jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .......................................... (page courante)
1.28
NLD_UD2152_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN
Dit zijn:
gordelspanners van de schoudergor
-
del,
gordelspanners van de heupgordel
voor de bestuurder,
krachtbegrenzers,
frontale airbags voor de bestuurder en
passagier.
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af-
zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de primaire gordelspanner (die geacti
-
veerd wordt om de gordel strak tegen het
lichaam te spannen);
de heupgordelspanner (voor de bestuur
-
dersstoel), de kleine frontale airbag en de
krachtbegrenzer;
de grote frontale airbag.
Gordelspanners
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de volgende on-
derdelen activeren:
de plunjer
1 die onmiddellijk de gordel
strak trekt;
de plunjer
2 op de bestuurdersstoel.
De gordelspanners trekken de autogordel
strak tegen het lichaam waardoor de doel-
treffendheid van de gordel wordt verbeterd.
Laat al deze bevestigings-
middelen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
ten onrechte in werking komt, mag
uitsluitend deskundig RENAULT-per-
soneel aan de gordelspanners en air-
bags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha
-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordel
-
spanners en de airbags door een
RENAULT-dealer verwijderen voor-
dat de auto wordt gesloopt.
2
1
Jaune Noir Noir texte
1.29
NLD_UD2152_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbag links en rechts
De auto kan zijn voorzien van een airbag bij
de linker en de rechter voorstoel.
Het opschrift “Airbag” op het stuurwiel en het
dashboard (zone van de airbag A)en een
pictogram aan de onderkant van de voor-
ruit herinneren aan de aanwezigheid van de
aanvullende veiligheidsvoorzieningen (air-
bags, gordelspanners, enz.) in het interieur.
De airbags hebben:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier;
een elektronische rekeneenheid, ge
-
meenschappelijk voor beide airbags, met
een schokdetector die de aanrijding regi-
streert en de elektrische ontsteking van
het gaspatroon activeert;
een gemeenschappelijk waarschu
-
wingslampje å op het instrumen-
tenpaneel.
Bij het afgaan van de airbag vindt een
explosie plaats waardoor warmte en
rook vrijkomen zonder enig brandgevaar
en er klinkt een luide knal. De airbag die
onmiddellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
A
1.30
NLD_UD2152_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale botsing worden de
airbag(s) snel opgeblazen die de klap op-
vangen van het hoofd van de bestuurder
tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard. Daarna loopt (lopen)
de airbag(s) weer leeg om het verlaten van
de auto niet te bemoeilijken.
Bijzonderheid van de frontale
airbag
Afhankelijk van de kracht van de schok zijn
er twee mogelijkheden:
de kleine airbag die zich als eerste ont-
plooit;
de grote airbag. De stiknaden van de
airbag scheuren open, waardoor er een
groter volume in de airbag vrijkomt (bij
een zwaardere botsing).
Storingen
Het lampje 1 op het instrumentenpaneel
gaat branden als het contact wordt aangezet
en dooft na enkele secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem (gor-
delspanners, airbag).
Raadpleeg zo snel mogelijk uw RENAULT-
dealer. Wacht u hier te lang mee dan bete-
kent dat, dat de bescherming in de tussen-
liggende periode misschien niet optimaal is.
1
enfants ................................................................ (page courante)
sécurité enfants .................................................. (page courante)
Jaune Noir Noir texte
1.31
NLD_UD2152_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN (vervolg)
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voor-
komen.
Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide RENAULT-monteurs mogen deze werkzaamheden uitvoe
-
ren.
Ga niet te dicht achter het stuurwiel zitten, maar rijd met licht gebogen armen (zie de paragraaf “Afstellen juiste zithouding” van hoofd-
stuk 1), zodat er voldoende ruimte overblijft voor een goede en effectieve beveiliging door de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiersairbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash
-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel verwijderd is, moet u de airbags weer inschakelen om de passagier bij een botsing te bescher
-
men.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE
PLAATSEN ZOLANG DE AIRBAGS VAN DE VOORPASSAGIER NIET UITGESCHAKELD ZIJN.
(Raadpleeg de paragraaf “Uitschakelen van de passagiersairbags voorin” in hoofdstuk 1.)
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures de sécurité (jusqu’à la fin de l’UD)
airbag........................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
1.32
NLD_UD2154_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
aux ceintures arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN
Dit zijn:
gordelspanners in het oprolmecha-
nisme (gordels aan de zijkant),
krachtbegrenzer.
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af-
zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding
zijn er twee mogelijkheden:
alleen de autogordel beschermt de inzit-
tenden;
de gordelspanners worden geactiveerd
om de gordel strak tegen het lichaam van
de inzittenden te spannen.
Gordelspanners achter (gordels
aan de zijkant)
Als het contact is ingeschakeld, trekt bij een
ernstige frontale aanrijding een plunjer de
sluiting van de gordel met een klap naar
achteren waardoor de gordel strak tegen het
lichaam komt waardoor de doeltreffendheid
ervan wordt verbeterd.
Een pictogram op de voorruit herinnert aan
de aanwezigheid van de aanvullende veilig-
heidsvoorzieningen (airbags, gordelspan-
ners, enz.) in het interieur.
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze bevestigings-
middelen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
ten onrechte in werking komt, mag
uitsluitend deskundig RENAULT-per-
soneel aan de gordelspanners en air-
bags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha
-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordel
-
spanners en de airbags door een
RENAULT-dealer verwijderen voor-
dat de auto wordt gesloopt.
airbag........................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
dispositif de retenue latérale ............... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.33
NLD_UD342_1
Dispositifs de protection latérale (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Zijairbags A
De zijairbags zijn in de voorstoelen onder-
gebracht en afhankelijk van de auto, ook in
de achterstoelen. Ze ontplooien zich aan de
zijkant van de stoel (portierzijde) om de inzit-
tenden te beschermen tegen een aanrijding
tegen de zijkant.
latéraux
Een pictogram op de voorruit herinnert
aan de aanwezigheid van de aanvul-
lende veiligheidsvoorzieningen (airbags,
gordelspanners, enz.) in het interieur.
De spleten in de rugleuningen
(kant van de portieren) komen
overeen met de zone waarbin-
nen de airbag zich kan opbla-
zen: het is verboden hier voorwerpen in
te stoppen.
Waarschuwingen inzake de zijairbag
Stoelhoezen: voor de stoelen met zijairbags zijn speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer om te weten of dergelijke hoezen voor uw auto
bestaan in de RENAULT Boutique. Het gebruik van andere hoezen (of hoezen die
bestemd zijn voor een ander model) kan de goede werking van deze airbags belemme-
ren en daardoor de veiligheid van de inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge
-
beurt door deskundig RENAULT-personeel.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Zijruitairbags B
Dit is een airbag die zich aan de zijkant
boven bevindt en die zich ontplooit langs de
zijruiten voor en achter om de inzittenden bij
een hevige botsing tegen de zijkant te be-
schermen.
A
B
A
B
airbag........................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires ... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.34
NLD_UD344_1
Dispositifs de retenue complémentaires (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De
gordel moet altijd worden gedragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zeer zware verwondingen
en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is
streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners (rekeneenheid, bedrading enz.). Deze mogen uit-
sluitend door speciaal opgeleide RENAULT-monteurs worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
RENAULT-personeel aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een RENAULT-dealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
sécurité enfants ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ................... (jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.35
NLD_UD13015_1
Sécurité enfants : généralités (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Sécurité enfants : généralités
Vervoer van kinderen
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
KINDERVEILIGHEID: algemeen
Om het openen van de por-
tieren te voorkomen, gebruikt
u de “Kinderveiligheid” (raad-
pleeg de paragraaf “Openen en
sluiten van de portieren” in hoofdstuk 1).
Een botsing met 50 km/u komt overeen met een val van 10 meter hoogte. Het niet
vastmaken van een kind is hetzelfde als het laten spelen op een balkon zonder
balustrade op de vierde verdieping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u het kinderzitje vervan-
gen en de gordels en de ISOFIX-verankeringen laten controleren.
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de be-
scherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
om zich correct vast te maken;
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan.
Laat uw kind nooit zijn hoofd of armen uit
het raam steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
1.36
NLD_UD13015_1
Sécurité enfants : généralités (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitjes “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitjes “vooruit”
Het hoofd en de buik van een kind zijn de
lichaamsdelen die het meest beschermd
moeten worden. Een vooruit bevestigd kin-
derzitje dat solide in de auto is bevestigd
vermindert de gevaren van een klap tegen
het hoofd. Vervoer uw kind in een vooruit be-
vestigd zitje met een harnas of een schoot-
kussen als de lengte van het kind dat toe-
laat.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laten lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ................... (jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.37
NLD_UD13016_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Voordat u een ISOFIX-kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden.
Bevestiging met ISOFIX-systeem
De toegelaten ISOFIX-kinderzitjes zijn
goedgekeurd overeenkomstig het reglement
ECE-R44 in één van de drie gevallen:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
specifiek.
Controleer, voor deze twee laatste, of uw
kinderzitje geïnstalleerd kan worden door de
lijst van de geschikte auto’s te raadplegen.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX-gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX-systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX-systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX-systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
1.38
NLD_UD13016_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (vervolg)
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een markering.
Om het plaatsen en het vergrendelen van
uw kinderzitje op de ringen 1 te vergemak-
kelijken, gebruikt u de geleiders 2 van het
kinderzitje.
De ISOFIX-verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX-systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX-ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
1
2
3
5
4
Bevestigingsring als het kinderzitje voor-
uit gemonteerd wordt, gebruik de riem 3
die bij het zitje geleverd wordt:
haal de riem
3 tussen de twee poten van
de hoofdsteun achter door;
zet de haak
5 vast aan de ring 4 in de ba-
gageruimte.
dispositifs de retenue enfants ................... (jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.39
NLD_UD13017_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Installation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Monteer het kinderzitje op een
achterstoel.
Controleer of het kinderzitje,
door het installeren ervan in de
auto, niet loskomt van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk
naar voren om een kinderzitje achterstevo-
ren te installeren, en zet daarna de stoel(en)
ervoor terug, overeenkomstig de gebruiks-
aanwijzing van de kinderzitje.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, mag u de stoel die voor het kind staat
niet verder dan halverwege de stelrails naar
achteren zetten, de rugleuning niet te schuin
(25° maximaal) zetten en moet u de stoel zo
hoog mogelijk zetten.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust en de hoofdsteun van de
auto niet in de weg zit.
Op zitplaats voorin
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Wijzig deze afstellingen niet meer na het in-
stalleren van het kinderzitje.
L E V E N S G EVA A R O F
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: controleer voordat
u een kinderzitje achterstevo-
ren op deze plaats installeert, of de pas-
sagiersairbag voorin is uitgeschakeld
(raadpleeg de paragraaf “uitschakelen
passagiersairbag voorin in hoofd-
stuk 1).
1.40
NLD_UD13017_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (vervolg)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX-kinder-
zitje is toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voor-
zien van een verankering voor de bevesti-
ging van een universeel ISOFIX-kinderzitje
vooruit. De verankeringsring bevindt zich in
de bagageruimte.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt
aangegeven door een letter:
A, B en B1: voor zitjes vooruit van groep
1 (van 9 tot 18 kg);
C: zitjes achterstevoren van groep 1 (van
9 tot 18 kg);
D en E: kuipzitjes of zitjes achterstevoren
van groep 0 of 0+ (onder 13 kg);
F en G: reiswiegen van groep 0 (onder
10 kg).
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als “Universeel”
goedgekeurd zitje;
Plaats toegelaten voor de beves-
tiging met de gordel van uitsluitend een
achterstevoren geplaatst kinderzitje dat
goedgekeurd is als “Universeel”.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
² Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u
een kinderzitje achterstevoren op de plaats van de passagier voorin installeert, of
de airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf “uitschakelen passagier-
sairbag voorin” aan het einde van de paragraaf).
Jaune Noir Noir texte
1.41
NLD_UD13017_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (vervolg)
Type kinderzitje
Gewicht
van het kind
Grootte van het
ISOFIX zitje
Zitplaats
voorpassagier
(1) (5)
Zitplaatsen
zijkant achter
Zitplaats
midden achter
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G X U - IL (2) X
Kuipzitje/kinderzitje achterstevoren
Groep 0, 0+ en 1
< tot 13 kg en
9 tot 18 kg
C, D, E U U - IL (3) X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg A, B, B1 X U - IUF - IL (4) X
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 tot 25 kg en
22 tot 36 kg
X U (4) X
X = Plaats niet toegelaten voor het installeren van een kinderzitje.
U = Plaats toegelaten voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”; controleer of het gemonteerd kan
worden.
IUF/IL = Plaats toegelaten voor bevestiging met ISOFIX bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als "Universeel/
semi-universeel of specifiek voor een auto"; controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Alleen een kinderzitje type achterstevoren kan worden geïnstalleerd op deze plaats: zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en
zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegenover het
portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet daarna de stoel(en) ervoor
terug, overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van de kinderzitje.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Stel de hoogte van de hoofdsteun af of
verwijder deze indien nodig, en zet de stoel voor het kind niet verder dan halverwege de rails naar achteren en zet de rugleuning niet schuiner
dan 25°.
(5) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u een kinderzitje achterstevoren op de plaats van
de passagier voorin installeert, of de airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf “uitschakelen passagiersairbag voorin” aan
het einde van de paragraaf).
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
airbag
désactivation airbags passager avant (jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant ...... (jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
désactivation airbag passager avant ........ (jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.42
NLD_UD13018_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag
Het in- en uitschakelen van de
passagiersairbag moeten bij
stilstaande auto gebeuren.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
GEVAAR
Doordat een kind in een ach-
terstevoren geplaatst kinder-
zitje op een voorstoel met een
airbag ernstig gevaar loopt als de airbag
zich ontplooit, mag u een kinderzitje
op deze plaats alleen gebruiken als de
airbag is uitgeschakeld. De mogelijkheid
hiertoe is afhankelijk van de uitvoering
van de auto. Risico van ernstige verwon-
dingen als de airbag zich ontplooit.
Deze instructies vindt u terug op het
dashboard en de zonneklep.
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
(voor de auto’s die hiermee uitgerust
zijn)
Om een achterstevoren geplaatst kinderzitje
te kunnen gebruiken op de passagiersstoel
moet u de passagiersairbag uitschakelen.
Uitschakelen van de airbag: zet het con-
tact uit, druk de grendel 1 in en draai hem in
de stand OFF. De airbag is uitgeschakeld.
Controleer met contact aan, altijd of het
controlelampje 2, ã brandt op het in-
strumentenpaneel of op het display van het
dashboard, afhankelijk van de auto.
De boodschap “Passagiersairbag uitgescha-
keld” wordt gedurende ongeveer 10 secon-
des weergegeven.
Het lampje 2 blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken, omdat de passagiersair-
bag uitgeschakeld is.
1
2
Jaune Noir Noir texte
1.43
NLD_UD13018_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Het in- en uitschakelen van de
passagiersairbag moeten bij
stilstaande auto gebeuren.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
GEVAAR
Doordat een kind in een ach-
terstevoren geplaatst kinder-
zitje op een voorstoel met een
airbag ernstig gevaar loopt als de airbag
zich ontplooit, mag u een kinderzitje
op deze plaats alleen gebruiken als de
airbag is uitgeschakeld. De mogelijkheid
hiertoe is afhankelijk van de uitvoering
van de auto. Risico van ernstige verwon-
dingen als de airbag zich ontplooit.
Deze instructies vindt u terug op het
dashboard en de zonneklep.
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag (vervolg)
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbags, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Inschakelen van de
passagiersairbags voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbags weer in-
schakelen om de voorpassagier bij een bot-
sing te beschermen.
Weer inschakelen van de airbags: stil-
staande auto, druk de grendel 1 in en draai
hem in de stand ON.
Met contact aan, moet u verplicht controle-
ren of het controlelampje 2 ã uit is.
De aanvullende veiligheidsvoorzieningen
van de autogordel van de voorpassagier zijn
ingeschakeld.
2
1
commandes .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.44
NLD_UD2164_1
Poste de conduite (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN
1 2 3 4 5 7 13 14 156 16
9 10 11 128
33 32
31 30
29 20 19 18
17
28
27
26
24
25
23
22
21
Jaune Noir Noir texte
1.45
NLD_UD2164_1
Poste de conduite (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
BEDIENINGSORGANEN (vervolg)
1 Zijrooster.
2 Ventilatierooster van zijruit.
3 Schakelaar voor:
richtingaanwijzers,
verlichting,
mistlichten voor,
mistachterlicht,
geïntegreerde handsfree telefoon-
bediening.
4 Plaats bestuurdersairbag, claxon, be-
diening versnelling.
5 Instrumentenpaneel.
6 Radiobedieningssatelliet.
Geïntegreerde handsfree telefoonbe-
diening.
7 Schakelaar voor de ruitenwissers en
-sproeiers voor en achter.
Functiekeuzetoets van de boordcom-
puter.
8 Schakelaar voor het starten of stop-
pen van de motor.
9 Waarschuwingslampjes voor:
waarschuwing vergeten autogordels
van de voorstoelen,
uitschakelen van de passagiersair-
bag.
10 Weergave, afhankelijk van de auto,
van temperatuur, radiogegevens, te-
lefoon, navigatiesysteem, enz.
11 Display van het navigatiesysteem.
12 Centrale ventilatieroosters.
13 Klokje.
14 Plaats voor passagiersairbag.
15 Ventilatierooster van zijruit.
16 Zijrooster.
17 Opbergruimte en bekerhouder.
18 Dashboardkastje.
19 Plaats voor autoradio.
20 Opbergruimte of plaats voor naviga-
tiesysteem.
21 Bedieningspaneel van de airconditio-
ning.
22 Asbak en aansteker.
23 Schakelaar voor de elektrische por-
tiervergrendeling.
24 Schakelaar voor de alarmknipperlich-
ten.
25 Schakelaars van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer.
26 Lezer RENAULT card.
27 Bediening van het navigatiesysteem.
28 Versnellingshendel.
29 Schakelaar voor:
parkeerhulp,
Elektronisch Stabiliteits Programma
(ESP),
– sprekende boordcomputer.
30 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
31 Hendel voor het ontgrendelen van de
motorkap.
32 Schakelaars voor:
regelweerstand instrumentenverlich-
ting,
koplampen elektrisch verstellen van
binnenuit (afhankelijk van de uitvoe-
ring).
33 Automatische parkeerrem.
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
appareils de contrôle ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.46
NLD_UD13026_2
Tableau de bord : témoins lumineux (X73 - B73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Tableau de bord
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
á
Controlelampje grootlicht
k
Controlelampje dimlicht
g
Controlelampje mistlichten
voor
f
Controlelampje mistachterlicht
ê
Controlelampje startvergrende-
ling
Raadpleeg de paragraaf “Startvergrendeling”
in hoofdstuk 1.
å
Waarschuwingslampje airbag
Het licht op bij het starten van de
motor en dooft na ongeveer drie secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als blijft branden, wijst dit op een
storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
ã
Controlelampje van het uitscha-
kelen van de passagiersairbag
voor (op instrumentenpaneel of display
van dashboard)
Raadpleeg de paragraaf “Voor de veiligheid
van de kinderen” in hoofdstuk 1.
A
Instrumentenpaneel A: dit wordt verlicht bij
het aanzetten van het contact.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
Waarschuwingslampje ©: Het is
nodig voorzichtig direct naar een merk-
dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Jaune Noir Noir texte
1.47
NLD_UD13026_2
Tableau de bord : témoins lumineux (X73 - B73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes (vervolg)
x
Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden als u het contact aan zet,
daarna dooft het na ongeveer drie secondes.
Als het niet dooft na het aanzetten van het
contact of als het oplicht tijdens het rijden,
wijst dit op een storing in het antiblokkeer-
systeem van de wielen. Er kan dan met de
auto worden geremd als bij een auto zonder
ABS.
Raadpleeg snel een merkdealer.
Ä
Waarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Dit gaat branden als u het contact aan zet en
dooft na het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Raadpleeg de paragraaf Tips voor zuinig
rijden en minder luchtverontreiniging in
hoofdstuk 2.
D
Waarschuwingslampje storing
remsysteem
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje ® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem. Stop en
roep de hulp in van een merkdealer.
Î
Controlelampje van de snel-
heidsregelaar/-begrenzer
Raadpleeg de paragrafen “Snelheidsrege-
laar en “Snelheidsbegrenzer in hoofd-
tuk 2.
Ü
Waarschuwingslampje roetfilter
(dieselmotor)
Raadpleeg de paragraaf Bijzonderheden
dieselmotoren met roetfilter” in hoofdstuk 2.
Ã
Controlelampjes van de werking
van de automatische transmissie
Ra ad pleeg de par ag ra af
“Automatische transmissie” in hoofd-
stuk 2.
c
P
R
N
D
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE
OPTIES VAN DE AUTO.
© Waarschuwingslampje
Dit gaat branden als u het contact aan zet,
daarna dooft het na ongeveer drie secondes.
Het kan tegelijk gaan branden met andere
controlelampjes en/of boodschappen op het
instrumentenpaneel. Het is nodig voorzich-
tig direct naar een merkdealer te rijden. Als
u dit voorschrift negeert, loopt u het risico
dat uw auto beschadigd wordt.
® Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft zodra de motor draait.
Het gaat tegelijk met andere waarschu-
wingslampjes en/of boodschap(pen) bran-
den en gaat vergezeld van een geluidssig-
naal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
ð
Controlelampje stoelverwar-
ming
appareils de contrôle ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore..................................................... (page courante)
1.48
NLD_UD3142_1
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (X73 - B73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
INSTRUMENTENPANEEL: displays en meters
Weergave van het oliepeil van de motor/
Waarschuwing minimum oliepeil van de
motor 4
Bij het starten van de motor, en gedu-
rende 30 secondes, waarschuwt het display
over het minimum peil van de motorolie.
Raadpleeg de paragraaf “Peil van de motor-
olie” in hoofdstuk 4.
Boordcomputer
Na 30 secondes, gaat het display over op de
functie boordcomputer. Raadpleeg de para-
graaf “Boordcomputer” in hoofdstuk 1.
Indicator van de ingeschakelde
versnelling 5 (voor auto’s met een automati-
sche transmissie).
Infoscherm
6
Op dit infoscherm verschijnen verschillende
soorten informatie. Raadpleeg de paragraaf
“Infoscherm” op de volgende bladzijden.
Snelheidsmeter
7 (geeft aan in km/u of
mph)
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
klinkt er iedere 40 secondes een geluidssig-
naal gedurende 10 secondes zolang de auto
sneller rijdt dan 120 km/u.
Toerenteller 1
De zone
1a geeft een verboden toerental
aan
Brandstofpeilmeter 2
Koelvloeistof temperatuurmeter
3
Bij normaal gebruik komt de wijzer niet in het
gebied 3a. Bij zware motorbelasting kan hij
wel in de buurt komen.
Er is pas gevaar als het lampje oplicht.
1
1a
2
3
3a
4
5
6
7
appareils de contrôle ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
matrice ...................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.49
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Matrice
INFOSCHERM
Op het infoscherm 1 verschijnen verschil-
lende informatieboodschappen, storings-
boodschappen en alarmboodschappen.
Als er één boodschap is, verschijnt die
alleen op het infoscherm. Zijn er meer bood-
schappen dan wisselen die elkaar af. De
boodschappen die het meest urgent zijn ver-
schijnen het eerst op het scherm: dus eerst
de alarmboodschappen en dan de storings-
boodschappen.
Informatieboodschappen
Deze bieden hulp tijdens het starten van de
auto of geven informatie over een keuze die
gemaakt kan worden of over de manier van
rijden.
Voorbeelden van informatieboodschappen
worden op de volgende bladzijden gege-
ven.
Storingsboodschappen
Bepaalde boodschappen worden in oranje
weergegeven. Zij kunnen afzonderlijk of met
het waarschuwingslampje © verschij-
nen.
U moet binnenkort bij uw RENAULT-dealer
langs voor een reparatie aan uw auto.
Voorbeelden van storingsboodschappen
worden op de volgende bladzijden gege-
ven.
Alarmboodschappen
Deze boodschappen worden in rood weer-
gegeven. Zij kunnen alleen of afwisselend
met het waarschuwingslampje ® ver-
schijnen.
U moet direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen en direct uw
RENAULT-dealer raadplegen.
Voorbeelden van alarmboodschappen
worden op de volgende bladzijden gege-
ven.
Het infoscherm wordt donker door een
druk op de functiekeuzetoets van de
boordcomputer. Raadpleeg de paragraaf
“Boordcomputer” in hoofdstuk 1.
1
1.50
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
INFOSCHERM (vervolg)
Voorbeelden van
informatieboodschappen
Betekenis van de boodschappen
“Kaartbatterij vervangen”
Storing van de batterij van de card.
“Bandenspanning”
Bandenspanning voldoende.
“Plaats de versnellingshendel op P”
Voorwaarde voor het starten niet voldaan voor auto’s met automatische transmissie.
“Snelheidsregelaar”
Weergave van de ingestelde snelheid (zie de paragraaf “Snelheidsregelaar” in hoofdstuk 2).
Jaune Noir Noir texte
1.51
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
INFOSCHERM (vervolg)
Voorbeelden van
storingsboodschappen
Betekenis van de boodschappen
“Transmissie controleren”
Versnellingsbak defect, raadpleeg zo snel mogelijk een dealer.
“Oliepeil bijvullen”
Het oliepeil moet bijgevuld worden, voer snel een controle uit op horizontale ondergrond.
“ESP controleren”
ESP defect.
“Airbag controleren”
Bestuurdersairbag defect.
“Luchtverontreiniging controleren”
Werking defect.
1.52
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
INFOSCHERM (vervolg)
Voorbeelden van
storingsboodschappen
Betekenis van de boodschappen
“Spanning aanpassen voor snelweg”
De rijsnelheid is niet aangepast aan de bandenspanning.
Verminder snelheid of breng de bandenspanning op vol belast.
“ESP”
ESP in werking.
“Bandenspanning corrigeren”
Een wiel dat vol wordt, signaleert een wiel met te weinig spanning.
“Inspuitsysteem controleren”
Elektronische storing van het inspuitsysteem.
“Passagiersairbag uitgeschakeld”
Airbag voor de passagier uitgeschakeld.
Jaune Noir Noir texte
1.53
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
INFOSCHERM (vervolg)
Alarmboodschappen Betekenis van de boodschappen
“Motor te heet”
Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
“Storing inspuitsysteem: Stop de motor”
Ernstige storing inspuitsysteem, stop de auto.
“Storing remsysteem”
Storing van remcircuit.
“Lekke band verwisselen”
In dit voorbeeld is de linker achterband lek.
“Laadstroom defect”
Storing laadstroom accu.
1.54
NLD_UD2167_1
Matrice (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
INFOSCHERM (vervolg)
Alarmboodschappen Betekenis van de boodschappen
“Storing oliedruk”
Storing oliedruk.
“Storing parkeerrem”
Automatische parkeerrem buiten gebruik
“Parkeerrem vastzetten”
“Gevaar: stuurkolom kan blokkeren”
Storing stuurkolomgrendel.
ordinateur de bord .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.55
NLD_UD13027_2
Ordinateur de bord (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER
Display 1
Nulinstellingstoets van de dagteller
De dagteller kan alleen op nul worden gezet
als deze functie is geselecteerd.
Druk dan lang op de toets
2.
Keuzetoets voor de weergave van het
display
Met het kort indrukken van de toets
3 kunt u
één voor één de volgende gegevens laten
aangeven:
a) totaalteller,
b) dagteller,
c) verbruikte brandstof,
d) gemiddeld verbruik,
e) actueel verbruik,
f) actieradius met de overgebleven brand
-
stof,
g) afgelegde afstand,
h) gemiddelde snelheid,
i) overgebleven afstand tot de volgende
olieverversing,
Betekenis van de waarden na een
nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
Tijdens de eerste paar kilometers na de nul-
instelling zult u merken dat:
de actieradius onder het rijden groter
wordt. Dit is normaal want het gemid-
delde verbruik daalt als:
de auto met een constante snelheid
rijdt,
de motor zijn bedrijfstemperatuur be
-
reikt (nulinstelling bij koude motor),
u vanuit druk stadsverkeer op de bui
-
tenweg komt.
Doordat het gemiddelde verbruik daalt,
wordt de actieradius groter.
het gemiddelde verbruik toeneemt als
de motor stationair draait en de auto stil-
staat.
Dit is normaal: de boordcomputer telt de
verbruikte brandstof zonder dat er een af-
stand wordt afgelegd.
N.B.
Indien de capaciteit van een van de geheu-
gens wordt overschreden, springt de aanwij-
zing automatisch op nul terug.
1
2
3
1.56
NLD_UD13027_2
Ordinateur de bord (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
BOORDCOMPUTER (vervolg)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de indicatie
25051
a) Totaalteller.
25052
b) Dagteller.
25047
c) Verbruikte hoeveelheid brandstof (in liters) vanaf de laatste nulinstelling.
25049
d) Gemiddeld verbruik (in liters/100 km) sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben en wordt berekend aan
de hand van de sinds de laatste nulinstelling afgelegde afstand en verbruikte brandstof.
Jaune Noir Noir texte
1.57
NLD_UD13027_2
Ordinateur de bord (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
BOORDCOMPUTER (vervolg)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de indicatie
25048
e) Actueel verbruik (in liters/100 km)
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 35 km/u.
25045
f) De actieradius met de overgebleven brandstof (in km afhankelijk van het land)
Uitgaande van het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulinstelling en de hoeveelheid
brandstof in de tank.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
25050
g) Afgelegde afstand (in km) vanaf de laatste nulinstelling.
25053
h) Gemiddelde snelheid (in km/u) vanaf de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
1.58
NLD_UD13027_2
Ordinateur de bord (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
BOORDCOMPUTER (vervolg)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de indicatie
25046
i) Overgebleven afstand onderhoudsbeurt
Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Er zijn verschillende mogelijkheden:
afstand minder dan 1 500 km
of onderhoud binnen twee maanden noodzakelijk. De
waarde van de overgebleven afstand wordt vervangen door streepjes en de boodschap
“olie verversen” verschijnt op het infoscherm gedurende ongeveer 25 secondes.
afstand is 0 km of onderhoud is nu noodzakelijk. Het symbool 9 verschijnt steeds,
ongeacht de op het display gekozen informatie, de waarde wordt vervangen door streep-
jes, de boodschap “olie verversen binnenkort” wordt op het infoscherm weergegeven en
het waarschuwingslampje © brandt.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
N.B.: afhankelijk van de auto, past het onderhoudsinterval zich aan de rijstijl aan (veel langzaam rijden, huis-aan-huis bezorgen, lang rijden met
stationair toerental, trekken van aanhangwagen, enz.). De overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt kan dus in sommige geval-
len sneller afnemen dan de werkelijk afgelegde afstand.
Resetten van het display na onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsprogramma
De overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt mag pas opnieuw gereset worden na een onderhoudsbeurt die in overeenstemming
is met het onderhoudsprogramma van uw auto. Als u besluit eerder olie te verversen, reset dit gegeven dan niet bij elke keer olie verversen.
Dit om te voorkomen dat het interval voor het vervangen van de andere onderdelen zoals voorzien in het onderhoudsprogramma overschreden
wordt.
Met contact aan, kies de functie “overgebleven afstand tot de volgende olieverversing” op het display. Houd de toets
2 langer dan 10 secondes
ingedrukt. De waarde op het display knippert 4 keer en wordt vervangen door de waarde “overgebleven afstand” die gereset is. Deze waarde
knippert 4 keer. Laat de toets 2 los, de waarde wordt permanent weergegeven en is in het geheugen opgenomen.
synthèse de la parole ............................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.59
NLD_UD2170_1
Synthèse parole (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Synthèse parole
SPREKENDE BOORDCOMPUTER
De auto praat tegen u…
De berichten worden automatisch uitge-
sproken en versterken het visuele effect van
lampjes.
De sprekende boordcomputer waakt voort-
durend over het functioneren van de vitale
organen in uw auto.
De gesproken berichten zijn te verdelen in
adviezen en waarschuwingen, en gaan in
bepaalde gevallen vergezeld van het oplich-
ten van de overeenkomende lampjes op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg in zon geval de paragraaf
“Instrumentenpaneel”.
De gesproken berichten
De gesproken berichten zijn afhankelijk van
het uitrustingsniveau van de auto en hebben
betrekking op de bewaking van de volgende
functies:
oliedruk,
remsysteem,
elektrisch circuit,
oververhitting van de motor,
brandstofpeil,
inspuitsysteem,
automatische transmissie,
niet goed gesloten portieren, achterklep
of motorkap,
markeringslichten branden,
parkeerrem vastgezet,
defecte lampen (dimlichten, remlichten,
enz.),
snelheidsafhankelijke stuurbekrachti-
ging,
minimum peil van de ruitensproeiervloei-
stof,
autogordel vergeten,
minimum peil van de motorolie,
Elektronisch Stabiliteits Programma
(ESP),
bandenspanning niet goed/lekke band,
enz.
1.60
NLD_UD2170_1
Synthèse parole (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
SPREKENDE BOORDCOMPUTER (vervolg)
Bedieningstoetsen van de
sprekende boordcomputer
Toets “Discretie” 2 ingedrukt
Als deze toets is ingedrukt worden de ge-
sproken berichten vervangen door een
gongslag.
Wilt u toch het bericht horen, druk dan de
herhalingstoets 1 in.
Toets “Herhaling van de berichten” 1
ingedrukt
De berichten die op het moment van indruk-
ken in het geheugen aanwezig zijn worden
uitgesproken.
Indien er geen afwijking is, dan vertelt de
sprekende boordcomputer, dat de bewa-
kingsfunctie actief is.
Als de herhalingstoets wordt ingedrukt op
het moment dat er een boodschap klinkt,
wordt deze boodschap onderbroken en in
zijn geheel herhaald.
1
2
heure ........................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
montre ...................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
température extérieure ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.61
NLD_UD2172_1
Heure et température extérieures (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Heure et température extérieure
KLOKJE EN BUITENTHERMOMETER
Klokje 2 op tijd zetten
Druk op de toets 3:
permanent om de wijzers snel vooruit te
draaien,
met impulsen om de tijd nauwkeurig in te
stellen.
Buitentemperatuurmeter 1
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen –3°C en
+3°C ligt, knipperen de tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
Auto’s met navigatiesystemen,
telefoons, enz.
Raadpleeg de betreffende instructieboekjes
voor de bijzonderheden van deze uitrustin-
gen.
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand) geeft het klokje niet
langer de juiste informatie aan.
Het klokje moet weer gelijk gezet
worden.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
1
2
3
rétroviseurs ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.62
NLD_UD2173_1
Rétroviseurs extérieurs (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Rétroviseurs
BUITENSPIEGELS
Contact aan, bedien de knop 1:
stand
C voor het afstellen van de linker
spiegel;
stand
E voor het afstellen van de rechter
spiegel;
D is de neutrale stand.
Inklapbare buitenspiegels
Zet de knop 1 in stand F: de buitenspiegel
klappen dicht. Om ze in rijstand terug te
zetten, ga terug naar stand C, D of E.
Als de spiegels met de hand zijn bewogen,
stelt u het systeem opnieuw in door de spie-
gels elektrisch geheel in en uit te klappen.
Verwarmde buitenspiegels
Het spiegelglas wordt verwarmd als de ach-
terruitverwarming aan staat.
Elektrochroom spiegels
Deze worden bij duisternis automatisch don-
kerder onder invloed van de verlichting van
achter u rijdende voertuigen.
De buitenspiegel aan de kant
van de bestuurder is in twee
delen uitgevoerd. In deel B ziet
u wat u met een normale spie-
gel ziet. Met deel A ziet u een grotere
hoek aan de achter- en zijkant van de
auto.
Voorwerpen die u in deel A ziet, lijken
verder weg dan zij in werkelijkheid
zijn.
A
B
D
E
C
1
1
F
Afhankelijk van de auto, bij het
vergrendelen van de portieren
klappen de buitenspiegels au-
tomatisch dicht.
rétroviseurs ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
1.63
NLD_UD2175_1
Rétroviseurs (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
SPIEGELS
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor-
komen dat u in het donker verblind wordt
door achter u rijdende voertuigen, kan het
spiegelglas in de nachtstand gekanteld
worden met het knopje 1 achter de spiegel.
Elektrochroom spiegel 2
De spiegel wordt bij duisternis automatisch
donkerder onder invloed van de verlichting
van achter u rijdende voertuigen.
1
2
clignotants ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseurs sonore et lumineux ............... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger ............................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
warning ..................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.64
NLD_UD2177_1
Avertisseurs sonore et lumineux (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Avertisseurs sonores et lumineux
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A.
Lichtsignaal
U geeft een signaal met het grootlicht, ook
als de verlichting niet brandt, door de scha-
kelaar 1 naar u toe te trekken.
é
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar 2.
Hiermee schakelt u tegelijkertijd de vier knip-
perlichten in.
U gebruikt het alarmsignaal als waarschu-
wing voor de overige weggebruikers:
als u moet stoppen op een plaats waar
het overige verkeer dit niet verwacht of
waar dit verboden is;
onder bijzondere rijomstandigheden en
verkeerssituaties.
Richtingaanwijzers
U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan
het stuurwiel en in de richting waarin u dit
gaat draaien.
Bij het veranderen van rijstrook op een snel-
weg wordt het stuurwiel slechts weinig ge-
draaid, waardoor de schakelaar niet vanzelf
terugkomt in de ruststand 0. Er bestaat een
tussenstand waarbij u de richtingaanwijzer-
schakelaar moet vasthouden tijdens de ver-
richting.
De schakelaar veert bij het loslaten automa-
tisch in de ruststand 0 terug.
2
1
A
1
0
feux :
de position .................................................... (page courante)
éclairage :
extérieur .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ............................................... (page courante)
signalisation éclairage .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.65
NLD_UD2178_1
Éclairages et signalisations extérieures (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
VERLICHTING
u
Markeringslichten
Draai het einde van de schake-
laar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het
merkteken 3.
Het instrumentenpaneel wordt verlicht, de
lichtsterkte kan geregeld worden met de kar-
telknop 2.
k
Dimlicht
Handbediend
Draai het einde van de schakelaar
1 tot
het symbool zichtbaar wordt bij het merkte-
ken 3.
In alle gevallen licht een controlelampje op
het instrumentenpaneel op.
Automatische werking
Als de motor draait, schakelen de dimlichten
automatisch in als het buiten donker wordt
en uit als het weer licht wordt, zonder dat
de schakelaar 1 (stand 0) gebruikt hoeft te
worden.
Deze functie kan ingeschakeld of uitgescha-
keld worden.
Uitschakelen: contact aan met stil-
staande auto, draai de schakelaar 1 twee
keer achter elkaar van stand 0 in de stand
markeringslichten. Een geluidssignaal
bevestigt deze handeling en het bericht
“Lichtautomaat uit” wordt weergegeven.
Inschakelen: contact aan met of zonder
draaiende motor, draai de schakelaar 1
twee keer achter elkaar van stand 0 in
de stand markeringslichten. Het bericht
“Lichtautomaat aan” wordt weergegeven.
Om het grootlicht in te schakelen trekt u
de schakelaar 1 naar u toe. Trek deze nog
een keer naar u toe om de dimlichten weer
in te schakelen.
De lichten gaan uit na het afzetten van de
motor als het bestuurdersportier wordt ge-
opend of als de auto wordt vergrendeld met
de RENAULT card.
3
1
1
2
feux :
de route ......................................................... (page courante)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ....................... (page courante)
1.66
NLD_UD2178_1
Éclairages et signalisations extérieures (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
VERLICHTING (vervolg)
á
Grootlicht
Met dimlichten aan, trekt u de licht-
schakelaar naar u toe.
Als het grootlicht brandt, wordt dit door het
bijbehorende controlelampje op het instru-
mentenpaneel aangegeven.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar op-
nieuw naar u toe.
e
Uitschakelen
Draai de schakelaar 1 terug in de
beginstand.
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie branden de dimlichten ge-
durende enige tijd na het verlaten van de
auto (bijvoorbeeld om een hek of een gara-
gedeur te openen).
Contact uit, RENAULT card uit de lezer
getrokken, trek de schakelaar 1 naar u toe:
de dimlichten branden gedurende ongeveer
dertig secondes.
Dit kan tot vier keer gedaan worden voor
een maximum duur van twee minuten.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Bij het openen van het bestuurdersportier
klinkt een signaal om u te waarschuwen
indien de lichten nog branden, terwijl het
contact is afgezet (de accu wordt dan ont-
laden).
Controleer, voordat u wegrijdt,
de werking van de verlichting
en stel indien nodig de stand
van de koplampen af op de be-
lasting van de auto.
Zorg ervoor dat de lichten niet bedekt
zijn (vuil, modder, sneeuw, vervoer van
voorwerpen waardoor ze niet zichtbaar
zijn).
1
antibrouillard
projecteurs .................................................... (page courante)
feux :
de brouillard .................................................. (page courante)
Jaune Noir Noir texte
1.67
NLD_UD2178_1
Éclairages et signalisations extérieures (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
VERLICHTING (vervolg)
g
Mistlichten voor
Lichten aan, draai de centrale
ring 4 van de knop tot het symbool tegen-
over het merkteken 5 staat, laat dan los, een
controlelampje licht dan op het instrumen-
tenpaneel op.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u het mistachterlicht uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
f
Mistachterlicht
Lichten aan, draai de centrale
ring 4 van de knop tot het symbool tegen-
over het merkteken 5 staat, laat dan los, een
controlelampje licht dan op het instrumen-
tenpaneel op.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u het mistachterlicht uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Uitschakelen
Draai opnieuw de centrale ring 4 om het
merkteken 5 tegenover het mistlicht dat u
wilt uitschakelen, te brengen
Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan
ook de mistlichten voor en achter uit.
Bijzonderheid
Gebruik van de mistlichten voor en/of
achter als de automatische werking
van de dimlichten is geactiveerd.
Inschakelen van de mistlichten
De dimlichtstand moet geselecteerd
worden voordat de centrale ring 4 in
de mistlichtstand wordt gedraaid.
Uitschakelen van de mistlichten
Draai de centrale ring
4 tegenover het
merkteken van het mistlicht dat u wilt uit-
schakelen, en het uiteinde van de knop 1
van de stand dimlichten op de stand 0
om de automatische werking van de
dimlichten weer in te schakelen.
1
4 5
alarme sonore d’oubli d’éclairage ....................... (page courante)
1.68
NLD_UD2178_1
Éclairages et signalisations extérieures (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
VERLICHTING (vervolg)
Uitschakelen van de lichten
Handbediend
Er zijn twee mogelijkheden (afhankelijk van
de auto):
draai de schakelaar
1 terug in de begin-
stand;
de lichten doven, als de motor is stilgezet,
bij het openen van het bestuurdersportier
of bij het vergrendelen van de auto. In
dat geval schakelen, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten opnieuw
in, overeenkomstig de stand van schake-
laar 1.
Automatische werking
(afhankelijk van auto)
De lichten doven, als de motor is stilgezet,
bij het openen van het bestuurdersportier of
bij het vergrendelen van de auto.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
In het geval dat de lichten zijn ingescha-
keld na het stoppen van de motor, klinkt er
een signaal bij het openen van het bestuur-
dersportier om u te waarschuwen dat de
lichten nog branden.
1
feux :
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.69
NLD_UD2180_1
Réglage électrique de la hauteur des faisceaux (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Réglage des projecteurs
KOPLAMPEN ELEKTRISCH VERSTELLEN
Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de
knop A de stand van de koplampen aanpas-
sen aan de belasting.
Als u deze de knop
A omlaag draait dan
gaan de lichtbundels naar beneden; draait
u de knop omhoog dan gaan de lichtbundels
ook omhoog.
Bij de andere uitvoeringen werkt de verstel-
ling automatisch.
Voorbeelden van de stand van de
knop A, afhankelijk van de belasting
Alle uitvoeringen
behalve 2.2 dCi
2.2 dCi
Bestuurder alleen of met een passa-
gier voorin
0 0
Bestuurder met een passagier voorin
en drie passagiers achterin
1 of 2 1 of 2
Bestuurder met een passagier voorin,
drie passagiers achterin en bagage
2 3
Bestuurder met bagage of belading
(tot de maximaal toegelaten totale
massa)
3 4
A
essuie-vitres ............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.70
NLD_UD2182_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Jaune Noir Noir texte
Essuie-vitres / lave-vitres
RUITENWISSER/-SPROEIER VOOR
n
Ruitenwisser van
de voorruit met
automatische wisfunctie
Contact aan, beweeg schakelaar 1 van A
naar D.
A
uit.
B
automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wissnel-
heid.
Met de centrale ring van de schakelaar 1
kan de gevoeligheid variëren van – tot ■:
lage gevoeligheid
hoge gevoeligheid.
C
langzaam continu wissen.
D
snel continu wissen.
Automatische aanpassing van
de wissnelheid
Als u tijdens het rijden een wissnelheid ge-
selecteerd heeft, gaat deze elke keer als de
auto stil staat over tot een lagere wissnel-
heid:
van snel continu wissen naar langzaam
continu wissen;
van langzaam continu wissen naar
wissen met intervallen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u bij stilstaande auto de schakelaar 1
in een andere stand zet, schakelt u hiermee
bovengenoemd automatisme uit.
N.B.: als het mechanisme is geblokkeerd
(bijvoorbeeld doordat de wisserbladen zijn
vastgevroren aan de voorruit) wordt de voe-
ding van de ruitenwissermotor automatisch
uitgeschakeld.
Afhankelijk van de auto, is het na het
uitzetten van het contact noodzakelijk
om terug te gaan naar de ruststand A
voordat de automatische werking weer
actief kan worden.
1
A
B
C
D
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand A (uit) staat.
Risico van verwonding.
Jaune Noir Noir texte
1.71
NLD_UD2182_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RUITENWISSER/-SPROEIER VOOR (vervolg)
Ruitensproeiers,
koplampsproeiers
Contact aan, trek de schakelaar 1 naar u
toe.
Als de koplampen niet branden
wordt de sproeier van de voorruit ingescha-
keld.
Als de koplampen branden
worden tegelijkertijd ook de koplampsproei-
ers ingeschakeld.
Controleer als het vriest, voordat u weg-
rijdt, of de ruitenwissers voor en achter
niet aan het glas zijn vastgevroren.
De wissermotor kan hierdoor te warm
worden.
Controleer regelmatig de staat van de
ruitenwisserbladen. Zodra hun werking
afneemt moet u ze vervangen, ongeveer
eens per jaar.
Als u het contact afzet voordat u de rui-
tenwisser hebt uitgeschakeld (stand A),
stoppen de wisserarmen in de rust-
stand.
Voor het wassen van de auto,
zet u de schakelaar in stand A
(uit) om te voorkomen dat de
ruitenwisserbladen beschadigd
worden door het automatisch inschake-
len van de ruitenwisser.
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand A (uit) staat.
Risico van verwonding.
A
B
C
D
essuie-vitres ............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
1.72
NLD_UD2183_1
Essuie-vitre / lave-vitre arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
RUITENWISSER EN -SPROEIER ACHTER
Y
Achterruitwisser met
interval
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
p
Ruitenwisser en -sproeier
achter
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter-
ruitwisser werken.
Bijzonderheid
De achterruitwisser komt met tussenpozen
in werking als u de achteruitversnelling in-
schakelt terwijl de ruitenwissers van de
voorruit in werking zijn.
2
1
1
Voordat u de ruitenwisser achter gebruikt
moet u controleren of niets de beweging
van de wisser hindert.
Controleer als het vriest, voordat u weg-
rijdt, of de ruitenwissers voor en achter
niet aan het glas zijn vastgevroren.
De wissermotor kan hierdoor te warm
worden.
Controleer regelmatig de staat van de
ruitenwisserbladen. Zodra hun werking
afneemt moet u ze vervangen, ongeveer
eens per jaar.
réservoir carburant
capacité ........................................................ (page courante)
capacité du réservoir carburant .......................... (page courante)
bouchon de réservoir carburant.......................... (page courante)
1.73
NLD_UD13032_2
Réservoir carburant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Réservoir carburant (remplissage carburant)
BRANDSTOFTANK
Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer
80 liter
Auto ontgrendeld, open de tankdopklep A
door te drukken op de plaats die met de pijl
is aangegeven.
De klep gaat iets open. Draai hem verder
open.
De dop is in de vulopening ingebouwd.
Raadpleeg voor het tanken de paragraaf
“Tanken van brandstof”.
Bijzonderheid van de handsfree card
De tankdopklep vergrendelt enkele minuten
na de portieren van de auto.
Druk nooit met de vingers op
de klep 1.
Maak de omgeving van het vul-
systeem niet schoon met een
hogedrukreiniger.
A
1
Soort brandstof
Gebruik brandstof van goede kwaliteit die
overeenkomt met de normen die in elk land
zijn vastgelegd en beslist overeenkomt met
de indicaties op het klepje A. Raadpleeg
de paragraaf “Gegevens van de motor in
hoofdstuk 6.
Dieselmotor
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die
overeenkomt met de indicaties op de sticker
aan de binnenkant van het klepje A.
Benzinemotor
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Het
octaangehalte (RON) moet overeen komen
met de indicaties op de sticker op het klep-
je A. Raadpleeg de paragraaf “Gegevens
van de motor” in hoofdstuk 6.
Vermeng dieselbrandstof be-
slist niet met benzine.
carburant
qualité ........................................................... (page courante)
carburant
remplissage .................................................. (page courante)
1.74
NLD_UD13032_2
Réservoir carburant (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_1
Bijzondere gevallen
Als de RENAULT card niet goed werkt, kan
het klepje A worden geopend door met de
hand aan de ontgrendelstang te trekken (in
de bagageruimte).
Deze is bereikbaar na het weghalen van het
afdekrooster van de lampen van het achter-
licht aan de kant van de tankdopklep, hierna
trekt u de ontgrendelstang 2 naar u toe.
Tanken van brandstof
Druk met het vulpistool de klep 1 open en
steek het zo ver mogelijk naar binnen voor-
dat u met tanken begint (spatgevaar).
Houd tijdens het tanken het vulpistool in
deze stand tot u klaar bent met tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u het nog maximaal twee keer gebrui-
ken, om voldoende ruimte in de tank over te
houden voor het uitzetten van de brandstof.
Let op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. De klep 1 en zijn omgeving
moeten schoon blijven.
Benzinemotor
Schade die ontstaan is als gevolg van het
tanken van loodhoudende benzine wordt
niet door de fabrieksgarantie gedekt.
Om te voorkomen dat er abusievelijk lood-
houdende benzine wordt getankt, heeft de
vulhals een nauwe doorlaat met een veilig-
heidssysteem waarin alleen een vulpistool
met ongelode benzine past.
BRANDSTOFTANK (vervolg)
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstofcir-
cuit, inspuitstukken of verstui-
vers, beschermkappen, enz.) vanwege
de grote gevaren voor de veiligheid die
hierdoor kunnen ontstaan. Laat deze
werkzaamheden uitsluitend door uw
merkdealer uitvoeren.
Aanhoudende stank
van
brandstof
In geval van een aanhoudende stank
van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou
-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten en
alle passagiers uit laten stappen en
ze ver van het verkeer houden;
roep de hulp in van een merkdealer.
2
2.1
NLD_UD13182_2
Sommaire 2 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Hoofdstuk 2: Het rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Starten – Stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Bijzonderheden van de benzinemotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.7
Bijzonderheden van de dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Bijzonderheden van de dieselmotor met roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.10
Stuurbekrachtiging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.10
Automatische parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.11
Tips voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.14
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.17
Controlesysteem bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.18
Elektronisch stabiliteits programma: ESP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.22
Tractiecontrole: ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.24
Antiblokkeersysteem van de wielen: ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.26
Noodstopbekrachtiging: BAS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.28
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.29
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.32
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.36
Gebruik van de automatische transmissie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.40
rodage ................................................................ (page courante)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.2
NLD_UD10548_1
Rodage (X85 - B85 - C85 - S85 - K85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Rodage
INRIJDEN
Benzinemotor
Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan
130 km/uur in de hoogste versnelling en laat
de motor met niet meer dan 3 000 tot
3 500 tr/min draaien.
Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het
volle vermogen van de motor kunnen be-
schikken.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
Dieselmotor
Laat de motor de eerste 1 500 km, niet snel-
ler draaien dan 2 500 tr/min. Daarna kunt
u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult
u over het volle vermogen van de motor
kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de
motor nog koud is mag u hem in de lagere
versnellingen nooit met een hoog toerental
laten draaien.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
bouton de démarrage/arrêt moteur........... (jusqu’à la fin de l’UD)
contacteur de démarrage ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur..................................... (page courante)
arrêt du moteur ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.3
NLD_UD2192_1
Démarrage / Arrêt moteur avec carte à télécommande (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Démarrage – Arrêt moteur
STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR MET CARD MET AFSTANDSBEDIENING
Bij het openen van het portier, licht de le-
zer 2 van de RENAULT card op.
Het bericht “kaart invoeren” verschijnt op het
infoscherm van het instrumentenpaneel.
Steek de RENAULT card in de lezer
2 die
over twee standen beschikt: de eerste komt
overeen met de stand “accessoires”, de
tweede is de stand “starten van de motor”.
Stand “accessoires”
(Eerste stand)
Ook als de motor niet draait, werken de
eventuele accessoires (radio, enz.).
Stand “starten van de motor”
(Tweede stand)
Met de RENAULT card zo ver mogelijk in
de lezer 2 (tot u het geluid hoort van het ont-
grendelen van de stuurkolom), de knop 1
licht op om te bevestigen dat de motor ge-
start kan worden: druk kort op de knop 1 om
te starten.
Zodra de motor start, dooft de knop 1 en het
controlelampje “motor draait” A licht op.
N.B.:zolang de knop
1 niet oplicht, kunt u
niet starten (bijvoorbeeld: dieselmotor ver-
warmt nog voor, versnelling ingeschakeld,
enz.).
Bijzondere gevallen
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld wielen
geblokkeerd tegen een stoeprand) moet u,
om de stuurkolom te ontgrendelen, het stuur-
wiel bewegen terwijl u op de knop 1 drukt.
1
A
2
2.4
NLD_UD2192_1
Démarrage / Arrêt moteur avec carte à télécommande (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR MET CARD MET AFSTANDSBEDIENING (vervolg)
Stoppen van de motor
Bij  stilstaande  auto, drukt u kort op de
knop 1: het contact wordt uitgezet en het
signaal “motor draait” A dooft.
Voor sommige auto’s met automatische
transmissie, zet u de hendel in de stand par-
keren P.
Haal de card uit de lezer
2.
Laat nooit de RENAULT card in
de auto als u een kind of een
dier in de auto achterlaat. Met
contact aan kan het kind de
ruiten bedienen en zich ernstig verwon-
den aan hals, arm of hand als deze uit
de auto steken. Gevaar voor ernstige
verwondingen.
Zet het contact niet uit, voordat de auto
geheel tot stilstand is gekomen. Als de
motor niet meer draait, is er geen stuur-
bekrachtiging en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen zoals airbags en gordelspanners
niet meer.
Als u de RENAULT card uit de kaartlezer
haalt, wordt de stuurinrichting geblok-
keerd.
Controleer, als u de auto ver-
laat, in het bijzonder met de
RENAULT card bij u, dat de 
motor inderdaad gestopt is.
Als u de card verwijdert gaat het binnenlicht
branden (als dit in stand “automatisch bran-
den” staat), wordt de stuurkolom geblok-
keerd en gaan de accessoires uit (controleer
voor de zekerheid of de stuurkolom vergren-
deld is)..
N.B.: 
als u de card in de lezer laat zitten,
klinkt er een geluidssignaal dat u waar-
schuwt zodra u het bestuurdersportier opent
en de verlichting van de lezer knippert.
1
A
2
bouton de démarrage/arrêt moteur........... (jusqu’à la fin de l’UD)
contacteur de démarrage ......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
carte RENAULT
utilisation ............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.5
NLD_UD2194_1
Démarrage / Arrêt moteur avec carte Renault mains libres (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR MET HANDSFREE RENAULT CARD
Standen “stop”, “accessoires”  
en “plus na contact”
Als de RENAULT card niet in de lezer zit, 
de motor nietdraait en de pedalen (rem,
koppeling) niet ingedrukt zijn, kan door het
na elkaar indrukken van de knop 1 de ene
na de andere stand gekozen worden.
De werking van de RENAULT card kan ge-
stoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van appara-
tuur die werkt op dezelfde frequentie als de
RENAULT card. Steek in dat geval de card
in de lezer.
Starten van de motor
Met de RENAULT card in de auto (gebied A),
met uitzondering van een aantal hoge plaat-
sen zoals de zonneklep, de brilhouder, enz.:
druk het koppelingspedaal in en druk op
de knop 1;
of
de versnellingshendel in neutraal (auto
met handgeschakelde versnellingsbak)
of in stand P of N (auto met automatische
transmissie), druk het rempedaal in en
druk op de knop 1.
N.B.: 
het pedaal moet gedurende de gehele
startfase ingedrukt blijven.
Stoppen van de motor
Druk bij stilstaande auto op de knop 1. De
accessoires (radio, enz.) die op dit moment
in gebruik zijn, blijven werken.
Bij het openen van het bestuurdersportier,
vergrendelt de stuurinrichting (controleer of
hij goed vergrendeld is) en de accessoires
stoppen met werken.
Laat nooit de RENAULT card in
de auto als u een kind of een
dier in de auto achterlaat. Met
contact aan kan het kind de
ruiten bedienen en zich ernstig verwon-
den aan hals, arm of hand als deze uit
de auto steken. Gevaar voor ernstige
verwondingen.
Zet het contact niet uit, voordat de auto
geheel tot stilstand is gekomen. Als de
motor niet meer draait, is er geen stuur-
bekrachtiging en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen zoals airbags en gordelspanners
niet meer.
A
1
2.6
NLD_UD2194_1
Démarrage / Arrêt moteur avec carte Renault mains libres (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR MET HANDSFREE RENAULT CARD
Bijzondere gevallen
Als de motor draait, een portier geopend
wordt en de card niet langer in de auto
is (bijvoorbeeld als de bestuurder uitstapt
om zijn garagedeur te openen): de motor
blijft draaien.
Als de motor draait, de portieren geslo
-
ten zijn en de card niet langer in de auto
is (bijvoorbeeld als een passagier is uit-
gestapt met de RENAULT card bij zich):
de boodschap “card niet gedetecteerd”
verschijnt op het instrumentenpaneel, het
controlelampje knippert op de noodkaart-
lezer 2 en er klinkt een geluidssignaal bij
het sluiten van het laatste portier.
De werking van de RENAULT card kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van appara-
tuur die werkt op dezelfde frequentie als
de RENAULT card.
Storing van de handsfree functie
Het lampje 3 en de kaartlezer 2 knipperen.
Steek de RENAULT card in de kaartlezer 2.
Druk het rempedaal en/of koppelingspedaal
in, ga verder zoals aangegeven in “ Starten/
stoppen van de motor met card met af-
standsbediening”.
Controleer, als u de auto ver-
laat, in het bijzonder met de
RENAULT card bij u, dat de 
motor inderdaad gestopt is.
3
2
Particularité des véhicules essence ......... (jusqu’à la fin de l’UD)
catalyseur ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pot catalytique .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.7
NLD_UD10553_1
Particularités des versions essence (X85 - B85 - C85 - S85 - K85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Particularités des versions essence
BIJZONDERHEDEN VAN DE BENZINEMOTOR
Onder bepaalde omstandigheden, zoals:
te lang doorrijden als het waarschuwings
-
lampje brandstofreserve brandt;
het gebruik van loodhoudende benzine;
het gebruik van niet goedgekeurde toe
-
voegingen aan de motorolie of de brand-
stof.
Of bij het optreden van storingen zoals:
een defecte ontsteking, brandstofgebrek
of losse bougiekabel waardoor de ontste-
king overslaat en de auto met horten en
stoten rijdt;
vermogensverlies van de motor,
kan de katalysator oververhit raken waar-
door hij minder effectief wordt, defect kan
raken en ook andere delen van de auto te 
heet kunnen worden.
Indien u één van de hiervoor genoemde sto-
ringen constateert, dient u uw auto zo spoe-
dig mogelijk door een merkdealer te laten
herstellen.
Door de in het garantie- en onderhoudsdo-
cument voorgeschreven onderhoudsbeur-
ten uit te laten voeren door een merkdealer
kunt u dergelijke storingen voorkomen.
Bij startmoeilijkheden
Als de auto niet direct aanslaat mag u de
startmotor niet lang achtereen laten draaien
om beschadiging van de katalysator te voor-
komen. Ook mag de auto niet worden aan- 
geduwd of  aangesleept, zolang de  oor- 
zaak  van  het  defectnietis  opgespoord 
en verholpen.
Ga niet door met starten maar roep de hulp
in van een merkdealer en laat de storing ver-
helpen.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Particularité des véhicules diesel ............. (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD10554_1
Particularités versions diesel (X85 - B85 - C85 - S85 - K85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Particularités des versions diesel
BIJZONDERHEDEN VAN DE DIESELMOTOR
Toerental van de dieselmotor
De inspuitpomp van de dieselmotor heeft
een mechanische begrenzing die er  voor 
zorgt  dat  het  afgestelde motortoerental 
in geen van de versnellingen kan worden 
overschreden.
Als de tank is leeg gereden
Wanneer de motor door brandstofgebrek 
stilgevallen is, en u hebt weer getankt, dan
kunt u de motor normaal starten, mits na-
tuurlijk de accu in goede conditie is.
Als de motor echter na een paar startpogin-
gen van enkele secondes niet wil starten,
dient u de hulp in te roepen van een merk-
dealer.
Voorzorgen in de winter
Om problemen bij vorst te voorkomen:
zorg dat de accu steeds goed geladen
is;
laat het brandstofpeil in de tank niet on
-
nodig laag komen om condensatie van
waterdamp tegen te gaan.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
filtre :
à particules ................................................... (page courante)
particularité des véhicules diesel avec filtre à particules (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.9
NLD_UD2197_1
Particularités des versions diesel avec filtre à particules (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Particularités des versions diesel avec filtre à particules
BIJZONDERHEDEN DIESELMOTOR MET ROETFILTER
Het waarschuwingslampje 1 licht op om aan
te geven dat het filter verstopt kan raken.
Om het roetfilter te reinigen, binnen
100 km na het oplichten van het
waarschuwingslampje, moet u rijden met
een gemiddelde snelheid van 80 km/u
(60 km/u voor de motor 2.0 dCi) afgestemd
op de verkeersomstandigheden en de snel-
heidsbeperkingen tot het waarschuwings-
lampje gedoofd is. Als de auto stopgezet
is voordat het controlelampje gedoofd
is, moet u misschien de handeling opnieuw
uitvoeren vanaf het begin.
In dit geval duurt het reinigen ongeveer
20 minuten.
Als het waarschuwingslampje © op-
licht in combinatie met de boodschap “lucht-
verontreiniging controleren”, raadpleeg dan
zo snel mogelijk uw RENAULT-dealer.
Toerental van de dieselmotor
De inspuitpomp van de dieselmotor heeft
een begrenzing die er voor zorgtdat het 
afgestelde motortoerental in geen van de 
versnellingen kan worden overschreden.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Afhankelijk van de gebruikte brandstofsoort,
kan er soms witte rook ontstaan tijdens het
rijden.
Dit wordt veroorzaakt door het automatisch
reinigen van het roetfilter en heeft geen ge-
volgen voor het rijgedrag van de auto.
1
assistance de direction ....................................... (page courante)
direction à assistance variable ........................... (page courante)
direction assistée ................................................ (page courante)
levier de vitesses ................................................ (page courante)
marche arrière
passage ........................................................ (page courante)
changement de vitesses ........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.10
NLD_UD13033_2
Levier de vitesses / Direction assistée (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Levier de vitesses
Direction assistée
VERSNELLINGSHENDEL/STUURBEKRACHTIGING
Inschakelen achteruitversnelling
Bij stilstaande auto, schakelt u eerst in neu-
traal en vervolgens verplaatst u de versnel-
lingshendel in de achteruitversnelling.
Auto’s met een handgeschakelde versnel-
lingsbak: volg de tekening op de knop 1 van
de hendel en, afhankelijk van de uitvoering
van de auto, trek de ring 2 omhoog tegen de
knop om de achteruitversnelling in te scha-
kelen.
De achteruitrijlichten gaan branden, zodra
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
het contact aanstaat.
Auto’s voorzien van parkeerhulp: raadpleeg
de paragraaf “Parkeerhulp in hoofdstuk
2 voor meer bijzonderheden.
Stuurbekrachtiging
Laat het stuurwiel niet te lang in een uiterste
stand gedraaid staan om beschadiging van
de stuurbekrachtigingspomp te voorkomen.
Snelheidsafhankelijke  
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
1
2
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
frein de parking assisté............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
2.11
NLD_UD2201_1
Frein de parking assisté (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Frein de parking assisté
AUTOMATISCHE PARKEERREM
Vastzetten van de automatische  
parkeerrem
Handbediening
Trek aan de handgreep 1 en laat hem weer
los.
Automatische  werking (afhankelijk van 
het land)
De automatische parkeerrem blokkeert de
auto automatisch als de motor wordt stil- 
gezet door een druk op de start/stopknop 
van de motor.
In alle andere gevallen, bijvoorbeeld af-
slaan van de motor, wordt de automatische
parkeerrem niet automatisch vastgezet. De
handbediening moet dan gebruikt worden.
Vrijzetten van de automatische  
parkeerrem
Handbediening
Om de automatische parkeerrem vrij te
zetten: trek bij draaiende motor aan de hand-
greep 1 terwijl u op het ontgrendelknopje 2
drukt en laat weer los. Het lampje 3 en het
lampje 4 gaan uit.
Automatische werking
Het vrijzetten gebeurt automatisch zodra u
gas geeft om weg te rijden.
De boodschap “parkeerrem vrijgezet ver-
schijnt op het instrumentenpaneel.
4
2
3
1
Het vastzetten van de automatische par-
keerrem wordt bevestigd door het branden
van het lampje 3 op het dashboard en van
het lampje 4 op het instrumentenpaneel. De
lampjes 3 en 4 gaan uit bij het vergrendelen
van de portieren. De boodschap parkeer-
rem vastgezet” verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
N.B.:
Als bij het openen van het bestuurderspor-
tier de automatische parkeerrem niet is
vastgezet (bijvoorbeeld doordat de motor
is afgeslagen), klinkt een geluidssignaal en
verschijnt de boodschap “parkeerrem vrijge-
zet” op het instrumentenpaneel.
In dat geval moet voor het stilzetten van de
auto, de handgreep 1 uitgetrokken en weer
losgelaten worden.
Voor bepaalde landen is de automatische
werking van het vastzetten niet ingescha-
keld. Raadpleeg de paragraaf “handbedie-
ning”.
Controleer, voordat u de auto
verlaat, of de automatische
parkeerrem inderdaad is vast-
gezet.
Het vastzetten is te zien aan het continu
branden van het lampje 3 op het dash-
board en van het lampje 4 op het instru-
mentenpaneel.
2.12
NLD_UD2201_1
Frein de parking assisté (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Bijzondere gevallen
Als u op een helling moet stoppen of als u
met een caravan of een aanhangwagen par-
keert, moet u de handgreep 1 enkele secon-
des uitgetrokken houden om een maximale
remwerking te krijgen.
Om te parkeren zonder de automatische
parkeerrem vast te zetten (bijvoorbeeld als
het vriest) met bestuurdersportier gesloten
en handsfree card:
zet de motor stil door het indrukken van
de start/stopknop van de motor
schakel een versnelling in (handgescha
-
kelde versnellingsbak) of stand P (auto-
matische transmissie);
trek aan de handgreep
1 terwijl u op
het ontgrendelknopje 2 drukt en laat de
handgreep weer los;
haal de RENAULT card afstandsbedie
-
ning uit de lezer.
Tijdelijk stoppen
De automatische parkeerrem zet zich niet
automatisch vast bij draaiende motor.
De automatische parkeerrem kan altijd met
de hand worden vastgezet, bijvoorbeeld als
u op een helling moet stoppen voor een ver-
keerslicht.
Hiertoe trekt u aan de handgreep
1 en laat
hem weer los.
Het vrijzetten gebeurt automatisch zodra u
weer gas geeft om weg te rijden.
Als de motor draait als u uit de
auto stapt, moet u de automa-
tische parkeerrem met de hand
vastzetten om te voorkomen
dat de auto kan gaan rijden.
Het vastzetten is te zien aan het continu
branden van het lampje 3 op het dash-
board en van het lampje 4 op het instru-
mentenpaneel.
AUTOMATISCHE PARKEERREM (vervolg)
2
3
1
4
Jaune Noir Noir texte
2.13
NLD_UD2201_1
Frein de parking assisté (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
AUTOMATISCHE PARKEERREM (vervolg)
Uitvoering met automatische  
transmissie
Als het bestuurdersportier is geopend of niet
goed is gesloten, wordt het systeem niet au-
tomatisch vrijgezet.
Sluit eerst het portier correct en activeer het
systeem vervolgens door de selecteurhen-
del in N of P te zetten.
Storingen
Bij een storing, verschijnt de alarmbood-
schap “storing parkeerrem” op het info-
scherm 5 en, afhankelijk van het geval,
knipperen de controlelampjes 3 en 4 per-
manent.
Laat uw RENAULT card nooit
in de auto als u een kind of dier
in de auto achterlaat. Het kind
zou de automatische parkeer-
rem kunnen vrijzetten waardoor de auto
zou kunnen wegrollen.
Indien de automatische parkeerrem niet
beschikbaar is, knippert het lampje 4 ge-
durende ongeveer 10 secondes bij het
starten van de motor en dooft daarna.
Bij elke beweging van de handgreep
1 en
bij elke keer uitzetten van de motor, knip-
peren de controlelampjes 3 ent 4 gedu-
rende ongeveer 10 secondes.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een
RENAULT-dealer.
Noodontgrendeling 
(accu ontladen of systeem defect)
Om de automatische parkeerrem vrij te
zetten, trekt u aan de handgreep 6 (verwij-
der het tapijt van de opbergbak door aan het
deel A te trekken) tot u het ontgrendelings-
geluid hoort.
Met deze handgreep kan het systeem niet 
worden vastgezet.
Na het vervangen van de accu, is het sy-
steem weer werkzaam zodra het met de
hand wordt vrijgezet.
A
6
5
conseils antipollution ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
entretien.................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à air ............................................................... (page courante)
filtre
à gazole ........................................................ (page courante)
carburant
conseils d’économie ........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.14
NLD_UD13034_3
Conseils antipollution, économies de carburant, conduite (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Conseils antipollution, économies de carburant
TIPS VOOR ZUINIG RIJDEN EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar. Voor een goede
werking van het uitlaatsysteem en het hand-
haven van de emissiewaarden mogen er
alleen originele merkonderdelen gebruikt
worden voor het brandstof- en uitlaatsy-
steem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
ontsteking: de ontsteking hoeft niet te
worden afgesteld.
bougies: voor het verkrijgen van de op-
timale omstandigheden waarbij een laag
verbruik, een hoog rendement en goede
prestaties samengaan, is het beslist
noodzakelijk dat de door ons voorge-
schreven bougies worden gebruikt.
Laat steeds bougies van het juiste merk
en type met de juiste elektrodeafstand
monteren. Raadpleeg hiervoor een merk-
dealer.
stationair  toerental
: dit hoeft niet te
worden afgesteld.
luchtfilter, brandstoffilter
: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Jaune Noir Noir texte
2.15
NLD_UD13034_3
Conseils antipollution, économies de carburant, conduite (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
TIPS VOOR ZUINIG RIJDEN EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING (vervolg)
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies de hoogst mogelijke versnelling
zonder echter de motor te zwaar te be-
lasten.
Heeft uw auto een automatische trans-
missie, rijd dan zoveel mogelijk met de
selecteurhendel in stand D.
Geef op een helling geen gas bij maar
houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
Diepe plassen, overstromingen
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat
dan de onderrand van de
velgen.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
Ä
Dit lampje op het instrumentenpa-
neel geeft eventuele storingen van
het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de
motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde
-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Het rijden
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
Snelheid kost geld.
Sportief rijden kost brandstof: rijd
daarom soepel en kijk ver vooruit.
pneumatiques ..................................................... (page courante)
2.16
NLD_UD13034_3
Conseils antipollution, économies de carburant, conduite (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
TIPS VOOR ZUINIG RIJDEN EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING (vervolg)
Tips voor het gebruik
Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die verbruikers
in die u nodig hebt. Maar veiligheid voor
alles: Rijd met dimlicht zodra het zicht
minder wordt (zien en gezien worden).
Gebruik de ventilatie-openingen. Bij
100 km/u verhogen opestaande ruiten het
verbruik met 4%.
Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op
korte afstanden. De motor komt dan niet
op temperatuur.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het
verbruik stijgen.
Voor auto’s met airconditioning is een
hoger brandstofverbruik normaal (vooral
in stadsverkeer) als de airconditioning
aanstaat. Voor auto’s met een aircondi-
tioning zonder automatische werkstand,
zet het systeem uit, als u het niet meer
nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder 
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor
-
komt overstromen;
rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto;
gebruik een aanhangwagen voor het ver
-
voer van grote voorwerpen;
gebruik een goedgekeurde dakspoiler als
u met een caravan op reis gaat en stel de
spoiler in de juiste stand af.
environnement .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.17
NLD_UD10987_1
Environnement (X95 - J95 - R95 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Environnement
MILIEU
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage,
tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij ge-
sloopt wordt.
Fabricage
Tijdens het fabricageproces van uw auto zijn
de strengste normen op het gebied van het
milieu gehanteerd. Bovendien is een contro-
lesysteem ontworpen voor alle onderdelen
waar de auto uit bestaat.
Emissies
De auto’s zijn uitgerust met een katalysa- 
tor en een lambda sonde om de uitlaatgas-
sen te reinigen en een dampabsorptievat 
met actieve koolstof (dit laatste voorkomt
dat de uit de tank afkomstige benzinedamp
in de atmosfeer terechtkomt).
Bij sommige auto’s met een dieselmotor is
dit systeem aangevuld met een roetfilter 
waardoor de uitstoot van roetdeeltjes ver-
minderd wordt.
Recycling
Uw auto is voor 85% te recyclen en voor
95% terug te winnen, conform de Europese
eisen die in 2015 van kracht worden.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto veel onderdelen van
gerecycleerde kunststoffen en duurzame
materialen (materialen van planten of dieren,
zoals katoen en wol).
Denk zelf ook aan het milieu!
Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be
-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
système de surveillance de pression des pneumatiques (jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ........................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.18
NLD_UD2204_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Système de surveillance de pression des pneumatiques
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Dit systeem bewaakt de bandenspanning.
De bandenspanning moet worden gecon
- 
troleerd en indien nodig gecorrigeerd als 
de banden koud zijn (raadpleeg de para-
graaf “Bandenspanning” voor de waarden).
Indien u de bandenspanning niet bij koude 
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een warme 
band.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief
het reservewiel, één keer per maand.
De werking van het systeem
Elke band (behalve het reservewiel) be-
schikt over een drukzender in het ventiel, die
de bandenspanning periodiek meet.
Het systeem informeert de bestuurder dat
de wielen voldoende spanning hebben en
waarschuwt als er te weinig spanning is of in
geval van een lek.
Het infoscherm
A geeft de bandenspanning
aan bij het aanzetten van het contact (ge-
durende ongeveer 20 secondes) of in geval
van afwijkingen tijdens het rijden.
A
Jaune Noir Noir texte
2.19
NLD_UD2204_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Wielen niet verwisselen
De in ieder ventiel 1 gemon-
teerde drukzender is speciaal
voor dit wiel op deze plaats be-
stemd: in geen geval mogen de
wielen van plaats worden verwisseld.
Gevaar van verkeerde informatie met
ernstige gevolgen.
Om gemakkelijk de plaats van het wiel te be-
palen, kijkt u naar de kleur van de ring 2 (na
deze eventueel schoongemaakt te hebben)
die om elk ventiel zit:
B gele ring
C zwarte ring
D rode ring
E groene ring
Montage van banden
(vervangen vanbanden ofmontagevan 
winterbanden)
Bij het vervangen van de banden moeten
bijzondere voorzorgen in acht geno-
men worden. Wij raden dan ook aan uw
RENAULT-dealer hierover te raadplegen.
Het aflezen van de  
bandenspanning op het  
instrumentenpaneel
Na controle van de bandenspanning van de
auto, verschijnen, zodra een snelheid van
meer dan 25 km/u bereikt wordt, de actuele
alarmboodschappen op het instrumentenpa-
neel en/of waarden op het infoscherm A.
In de handel verkrijgbare manometers
kunnen een afwijkende bandenspanning
aangeven (toegestane afwijking).
De spanning die aangegeven wordt op het
infoscherm A kan dus afwijken van de span-
ning die door een door u gebruikte mano-
meter wordt aangegeven. De door het info-
scherm opgegeven spanning is de juiste.
E D
CB
1
1
2
2.20
NLD_UD2204_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Reservewiel
Het reservewiel heeft geen drukzender en
wordt dus niet herkend door het systeem.
Als het reservewiel op de plaats van een
ander wiel gemonteerd is, geeft het systeem
een storing aan.
Vervangen van wielen/velgen,  
enz.
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, ventielen, enz.).
Raadpleeg uw RENAULT-dealer voor de ac-
cessoires die bij dit systeem gebruikt kunnen
worden en verkrijgbaar zijn in de RENAULT
Boutique: bij gebruik van andere accessoi-
res kan het goed functioneren van het sy-
steem niet gegarandeerd worden.
Spuitbussen voor  
bandenreparatie
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de wielen, mag u alleen spuitbussen ge-
bruiken die door onze technische diensten
goedgekeurd zijn.
Raadpleeg voor de gebruiksomstandighe-
den de gebruiksaanwijzing van de spuitbus-
sen voor de bandenreparatie.
Aanduiding
Het infoscherm A informeert u over eventu-
ele afwijkingen (band te zacht, lek, systeem
uitgeschakeld, enz.).
Op de volgende bladzijdes vindt u de uitleg
over de informatie die op het infoscherm kan
verschijnen:
Bijzonderheid
In bepaalde omstandigheden bij het corrige-
ren van de spanningen, kan een informatie-
boodschap enige tijd op het instrumenten-
paneel blijven staan (ongeveer 1 uur 45 bij
stilstaande auto).
A
Jaune Noir Noir texte
2.21
NLD_UD2204_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Voorbeelden van informatie die op het infoscherm A kan verschijnen.
Infoscherm A Betekenis van de boodschappen
“Bandenspanning”
De bandenspanning is voldoende.
“Wielsensor afwezig”
Een wiel dat verdwijnt, geeft aan dat er geen drukzender in dit wiel zit (bijvoorbeeld als het reservewiel op de auto
gemonteerd is, enz.) of dat de drukzender defect is.
“Bandenspanning corrigeren”
Een wiel dat vol wordt, signaleert een wiel met te weinig spanning.
“Spanning aanpassen voor snelweg”
De bandenspanning is niet aan de rijsnelheid aangepast. Verminder uw snelheid of verhoog de spanning van de
vier banden zodat deze overeenkomt met de spanning die hoort bij gebruik op de snelweg (raadpleeg de tabellen
“Bandenspanning”).
“Lekke band verwisselen”
In dit voorbeeld is de linker achterband lek.
contrôle dynamique de conduite : E.S.P. .. (jusqu’à la fin de l’UD)
E.S.P. : contrôle dynamique de conduite ..
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.22
NLD_UD2205_1
Contrôle dynamique de conduite : E.S.P. avec contrôle de sous-virage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Contrôle dynamique de conduite : E.S.P.
ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA: ESP
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
Het wordt aangevuld door het systeem “on-
derstuurcontrole”.
Deze functie is een extra hulp-
middel in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functie neemt niet de taak van
de bestuurder over. De limieten van 
de  auto  kunnen  niet  overschreden 
worden en deze functie kan ook geen 
reden zijn om harder te gaan rijden.
Deze functie kan in geen geval de oplet-
tendheid of de verantwoordelijkheid van
de bestuurder overnemen (de bestuur-
der moet altijd alert zijn op plotselinge
gebeurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regi-
streert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, sommige
remmen te laten werken en/of het motorver-
mogen aan te passen.
Als het systeem in werking is, licht bood-
schap A op om u te waarschuwen.
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESP bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
A
Jaune Noir Noir texte
2.23
NLD_UD2205_1
Contrôle dynamique de conduite : E.S.P. avec contrôle de sous-virage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA: ESP
Buitengebruik stellen functie
De functie wordt uitgeschakeld door op
schakelaar 1 te drukken.
De boodschap B ESP uitgeschakeldlicht
op om u te waarschuwen.
Bij het uitschakelen wordt eveneens de trac-
tiecontrole buiten werking gesteld: zie hier-
voor de paragraaf “Tractiecontrole: ASR” in
hoofdstuk 2.
Omdat het ESP voor extra veiligheid zorgt,
raden wij u af deze functie uit te schakelen.
Herstel de werking van deze functie zo snel
mogelijk door weer op de schakelaar 1 te
drukken.
N.B.: het ESP wordt automatisch weer ge-
activeerd bij het aanzetten van het contact
van de auto.
Bij een storing
Als het systeem een storing ontdekt, lich-
ten de boodschap C en het waarschu-
wingslampje © op om u te waarschu-
wen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
B C
1
antipatinage .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
système antipatinage : A.S.R. ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.24
NLD_UD2206_1
Système antipatinage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Système antipatinage
TRACTIECONTROLE: ASR
Dit systeem helpt het slippen van de aange-
dreven wielen te beperken en de auto bij het
wegrijden of accelereren te controleren.
Deze functie is een extra hulp-
middel in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functie neemt niet de taak van
de bestuurder over. De limieten van 
de  auto  kunnen  niet  overschreden 
worden en deze functie kan ook geen 
reden zijn om harder te gaan rijden.
Deze functie kan in geen geval de oplet-
tendheid of de verantwoordelijkheid van
de bestuurder overnemen (de bestuur-
der moet altijd alert zijn op plotselinge
gebeurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen).
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij de
wielen, meet en vergelijkt het systeem con-
stant de snelheid van de aangedreven wielen
en remt het deze af als ze doorslippen.
Als een wiel neigt naar doorslippen, zorgt het
systeem voor het afremmen van het betref-
fende wiel, totdat de snelheid van het wiel
overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
Als het systeem in werking is, licht bood-
schap A op om u te waarschuwen.
A
Jaune Noir Noir texte
2.25
NLD_UD2206_1
Système antipatinage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
TRACTIECONTROLE: ASR (vervolg)
Buitengebruik stellen functie
In sommige situaties (het rijden op heel
zachte ondergrond: bijv. sneeuw, modder
of het rijden met sneeuwkettingen), kan het
systeem de kracht van de motor verminde-
ren om het slippen te beperken. Als u dit niet
wenst, kan de functie uitgeschakeld worden
door schakelaar 1 in te drukken.
De boodschap
B licht op om u te waarschu-
wen.
Met het uitschakelen van de functie wordt
ook de ESP-functie buiten werking gesteld:
raadpleeg de paragraaf “Elektronisch stabili-
teits programma: ESP” in hoofdstuk 2”.
Herstel de werking van deze functie zo snel
mogelijk door weer op de schakelaar 1 te
drukken.
N.B.: 
deze functie wordt automatisch geacti-
veerd bij het aanzetten van het contact.
Bij een storing
Als het systeem een storing ontdekt, lich-
ten de boodschap C en het waarschu-
wingslampje © op om u te waarschu-
wen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
1
B C
ABS ...........................................................(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS ......
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.26
NLD_UD2207_1
Système antiblocage des roues : ABS (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Système antiblocage des roues : ABS
ANTIBLOKKEERSYSTEEM: ABS
Bij zeer krachtig remmen denkt de bestuur-
der slechts aan twee belangrijke zaken: het
bereiken van een zo kort mogelijke remweg
en daarbij zijn auto onder controle houden.
Door de steeds wisselende gesteldheid van
het wegdek, de wisselende weersomstan-
digheden en afhankelijk van de reacties van
de bestuurder bestaat altijd de mogelijkheid
dat te krachtig wordt geremd, waardoor de
wielen blokkeren, de remweg langer wordt
en de auto onbestuurbaar wordt. Met een
antiblokkeersysteem van de wielen (ABS)
kan dit worden voorkomen.
Dit systeem biedt extra veiligheid door-
dat het voorkomt dat de wielen blokkeren,
ook bij onverwacht hard remmen. Het zorgt
ervoor dat de auto bestuurbaar blijft. Ook
kunnen obstakels nog worden ontweken ter-
wijl er wordt geremd en kunt u de auto blij-
ven beheersen
Bovendien wordt een zo kort mogelijke
remweg bereikt, ook als bij één of meer
wielen de grip op het wegdek sterk wisselt
(nat wegdek, modder, natte bladeren, kiezel
of split, enz.).
Ofschoon het antiblokkeersysteem een extra
veiligheidsvoorziening is, kan het nooit de
grip tussen de banden en de weg verbeteren
boven de grenzen van de natuurkunde. Blijf
altijd de gebruikelijke voorzichtigheid in acht
houden (afstand bewaren, enz.). Laat deze 
grotere veiligheid u echter niet verleiden 
tot het nemen van grotere risico’s.
Als het systeem de remdruk voor u regelt,
voelt u een lichte trilling in het rempedaal.
Hieraan merkt u dat de grenswaarde voor
de grip tussen banden en wegdek bereikt
is; pas uw rijsnelheid aan de staat van het
wegdek aan.
Jaune Noir Noir texte
2.27
NLD_UD2207_1
Système antiblocage des roues : ABS (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
ANTIBLOKKEERSYSTEEM: ABS (vervolg)
Bij een storing in één van de onderdelen van
het ABS-systeem zijn er twee mogelijkhe-
den:
1 –  De oranje waarschuwingslampje  
x en © branden op het  
instrumentenpaneel.
Er kan met de auto nog worden geremd
als bij een auto zonder ABS. Raadpleeg
op korte termijn een RENAULT-dealer.
2 – Het oranje  
waarschuwingslampje  
x en het rode  
waarschuwingslampje  
storing remsysteem D met  
© en ®  branden op het  
instrumentenpaneel.
In dit geval is er een ernstige storing in
het remsysteem en het ABS-systeem.
Het remsysteem werkt nog gedeelte-
lijk. Maar hetisgevaarlijk omkrach- 
tig  te remmen. U moet direct stoppen
zonder het overige verkeer in gevaar
te brengen. Roep de hulp in van een
RENAULT-dealer.
Het antiblokkeersysteem regelt de rem-
druk onafhankelijk van de kracht waar-
mee op het rempedaal wordt gedrukt. Bij
krachtig remmen kunt u dus het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen.
assistance au freinage d’urgence ............. (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.28
NLD_UD3071_2
Assistance au freinage d urgence (X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - B85 - C85 - S85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Assistance au freinage d’urgence
Deze functie is een extra hulp-
middel in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functie neemt niet de taak van
de bestuurder over. De limieten van 
de  auto  kunnen  niet  overschreden 
worden en deze functie kan ook geen 
reden zijn om harder te gaan rijden.
Deze functie kan in geen geval de oplet-
tendheid of de verantwoordelijkheid van
de bestuurder overnemen (de bestuur-
der moet altijd alert zijn op plotselinge
gebeurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen).
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een noodstop
wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de  
alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij
krachtig afremmen gaan branden.
NOODSTOPBEKRACHTIGING
limiteur de vitesse ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ................. (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.29
NLD_UD2210_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction limiteur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Limiteur de vitesse
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen rijsnelheid niet
te overschrijden.
Dit kan nuttig zijn, bijvoorbeeld in stadsver-
keer of gebieden waar een snelheidsbeper-
king geldt (wegwerkzaamheden, enz.).
Het systeem werkt vanaf een snelheid van
ongeveer 30 km/u.
Bedieningsknoppen
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 In geheugen zetten van de maximum-
snelheid en verhogen van deze snel-
heid.
3 Oproepen van de maximumsnelheid.
4 Uitschakelen van de functie (de maxi-
mumsnelheid blijft in het geheugen).
5 In geheugen zetten van de maximum-
snelheid en verlagen van deze snel-
heid.
Î
Controlelampje
Dit oranje controlelampje licht op
het instrumentenpaneel op om aan te geven
dat de snelheidsbegrenzer in werking is.
De in het geheugen opgeslagen snelheid
verschijnt op het infoscherm 6.
3
4
5
2
6
1
2.30
NLD_UD2210_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction limiteur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (vervolg)
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1, aan de kant
Ð.
Het controlelampje licht op het instrumen-
tenpaneel op en het infoscherm schakelt
over op de functie “snelheidsbegrenzer”.
Instellen van de  
maximumsnelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake-
laar 2: de snelheid wordt opgeslagen.
Het rijden
Als een ingestelde snelheid in het geheugen
staat, grijpt het systeem niet in. Zolang deze
snelheid niet bereikt wordt het rijden is het-
zelfde als met een auto zonder snelheids-
begrenzer.
Vanaf dat moment gaat de auto niet sneller
rijden, ook niet als u het gaspedaal verder
indrukt, behalve in noodgevallen (raadpleeg
de paragraaf Overschrijding van de maxi-
mumsnelheid”).
Verandering van de ingestelde  
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
de toets
2 om de snelheid te verhogen,
de toets
5 om de snelheid te verlagen.
Het is inherent aan het systeem dat er
een verschil kan zijn tussen de snelheid
die in het geheugen is opgeslagen en
de snelheid die het instrumentenpaneel
aangeeft.
1
5
2
Jaune Noir Noir texte
2.31
NLD_UD2210_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction limiteur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie (vervolg)
Overschrijden van de 
maximumsnelheid
Noodsituaties
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mumsnelheid te overschrijden door snel en 
zo diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”).
Tijdens het inhalen knippert de snelheid op
het instrumentenpaneel (infoscherm) om u
te waarschuwen.
Als de noodsituatie voorbij is, laat u het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
komt weer terug zodra u een snelheid be-
reikt die onder de maximum ingestelde snel-
heid ligt.
Onmogelijkheid om de ingestelde 
maximumsnelheid vast te houden
Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij-
voorbeeld in het geval van een steile afda-
ling) de ingestelde snelheid niet gehand-
haafd kan worden door het systeem, knippert
de ingestelde snelheid op het instrumenten-
paneel om u te waarschuwen.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken als u drukt op:
de toets
4, in dit geval blijft de ingestelde
snelheid in het geheugen bewaard;
de toets
1, in dit geval verdwijnt de snel-
heid uit het geheugen.
Het doven van het controlelampje op het in-
strumentenpaneel bevestigt dat deze functie
uitgeschakeld is.
Opnieuw inschakelen van de  
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opgeno-
men, is het mogelijk deze op te roepen door
op de toets 3 te drukken.
1
3
4
régulateur de vitesse ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ................. (jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.32
NLD_UD2212_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction régulateur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Régulateur de vitesse
SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door uw gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Bedieningsknoppen
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit
2 In geheugen zetten en inschakelen van
de ingestelde snelheid. Verhogen van
de ingestelde snelheid.
3 Oproepen van de in het geheugen
vastgelegde snelheid.
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen).
5 In geheugen zetten en inschakelen van
de ingestelde snelheid. Verlagen van
de ingestelde snelheid.
Î
Controlelampje
Dit groene controlelampje licht op
het instrumentenpaneel op om aan te geven
dat de snelheidsregelaar in werking is.
De informatie van de ingestelde snelheid
verschijnt op het infoscherm 6 “snelheidsre-
gelaar”.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. U moet
zich ten allen tijde houden aan de voor-
geschreven snelheid en blijven opletten
(u moet altijd klaar zijn om te remmen
in alle omstandigheden), de snelheids-
regelaar ontslaat de bestuurder niet van
zijn verantwoordelijkheid.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
1
2
5
3
4
6
Jaune Noir Noir texte
2.33
NLD_UD2212_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction régulateur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg)
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1, aan de kant
Ï.
Het controlelampje licht op het instrumen-
tenpaneel op en het infoscherm schakelt
over op de functie “snelheidsregelaar”.
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (vanaf
ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake-
laar 2 of 5: de functie wordt ingeschakeld en
de snelheid wordt opgeslagen.
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
Het is inherent aan het systeem dat er
een verschil kan zijn tussen de snelheid
die in het geheugen is opgeslagen en
de snelheid die het instrumentenpaneel
aangeeft.
Let op, het is toch raadzaam de
voeten dicht bij de pedalen te
houden om te kunnen ingrijpen
bij noodsituaties.
1
2
5
2.34
NLD_UD2212_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction régulateur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg)
Veranderen van de ingestelde 
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door het achter elkaar indrukken of het lang
ingedrukt houden van:
de toets
2 om de snelheid te verhogen,
de toets
5 om de snelheid te verlagen.
Overschrijden van de ingestelde 
snelheid
Noodsituaties
U kunt de snelheid van de auto altijd ver-
hogen door het gaspedaal in te drukken.
Tijdens het inhalen knippert de snelheid op
het instrumentenpaneel om u te waarschu-
wen.
Onmogelijkheid om de gekozen 
ingestelde snelheid vast te houden
Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij-
voorbeeld in het geval van een steile afda-
ling) de ingestelde snelheid niet gehand-
haafd kan worden door het systeem, knippert
de ingestelde snelheid op het instrumenten-
paneel om u te waarschuwen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2
5
Jaune Noir Noir texte
2.35
NLD_UD2212_1
Régulateur-limiteur de vitesses : fonction régulateur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie (vervolg)
Onderbreken van de functie
De functie wordt onderbroken als u drukt
op:
het rempedaal,
het koppelingspedaal of het in neutraal
schakelen voor de auto’s met automati-
sche transmissie,
de toets
4.
In de drie gevallen blijft de ingestelde snel-
heid in het geheugen bewaard.
Opnieuw inschakelen van de  
ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opgesla-
gen, kunt u deze oproepen door te drukken
op de toets 3 als u sneller rijdt dan ongeveer
30 km/u en als de verkeersomstandigheden
dat toelaten (drukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.).
Uitschakelen van de functie
Druk op de toets 1. In dat geval staat de
snelheid niet in het geheugen.
Het doven van het controlelampje op het in-
strumentenpaneel bevestigt dat deze functie
uitgeschakeld is.
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
Een druk op de toetsen 2 of 5 schakelt
de regelaarfunctie weer in zonder reke-
ning te houden met de snelheid die in het
geheugen is vastgelegd: het is de snel-
heid van de auto op dat moment, waar-
mee rekening wordt gehouden.
1
2
5
3
4
aide au parking ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
2.36
NLD_UD13136_2
Aide au parking (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Aide au parking
PARKEERHULP
Bij een storing
Als het systeem een storing ontdekt, klinkt
bij het inschakelen van de achteruitver-
snelling gedurende ongeveer 5 secondes
een geluidssignaal. Om u te waarschuwen,
wordt dit begeleid door de boodschap “par-
keerhulp controleren”. Raadpleeg een merk-
dealer.
De werking van het systeem
Ultrasoon detectors die, afhankelijk van de
auto, in de bumpers voor en/of achter van
de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand
tussen de auto en een obstakel.
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld,
klinkt er een geluidssignaal.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt als het obstakel onge-
veer 25 cm van de auto verwijderd is.
De geluidssignalen van het systeem achter
verschillen van de geluidssignalen van het
systeem voor.
N.B.: zorg ervoor dat de ultrasoondetec-
tors niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw,
enz.).
Deze functie is een extra hulp
die door middel van geluids-
signalen de afstand tussen de
auto en een obstakel aangeeft
tijdens het achteruitrijden.
Deze functie kan in geen enkel geval de
oplettendheid en verantwoordelijkheid
van de bestuurder vervangen bij het
achteruit manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakels is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
Jaune Noir Noir texte
2.37
NLD_UD13136_2
Aide au parking (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
PARKEERHULP(vervolg)
Auto met parkeerhulp achter
Deze functie werkt alleen als de achteruit-
versnelling is ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de schakelaar 1 om het systeem uit
te schakelen.
Het in de schakelaar geïntegreerde lampje
licht op om u te waarschuwen dat het sy-
steem is uitgeschakeld, de boodschap “par-
keerhulp uitgeschakeld” verschijnt op het in-
strumentenpaneel gedurende ongeveer
10 secondes.
Een nieuwe druk schakelt het systeem weer
in, het waarschuwingslampje dooft en de
boodschap “parkeerhulp ingeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel gedu-
rende ongeveer 10 secondes.
Het systeem schakelt automatisch weer in
na afzetten van het contact en het weer star-
ten van de motor.
Het systeem kan permanent worden uitge-
schakeld door de schakelaar langer dan on-
geveer drie secondes in te drukken.
Het in de schakelaar geïntegreerde waar-
schuwingslampje blijft permanent branden
en de boodschap “parkeerhulp uitgescha-
keldverschijnt op het instrumentenpaneel
gedurende ongeveer 10 secondes.
Het op deze manier uitgeschakelde systeem
kan weer worden ingeschakeld door de scha-
kelaar langer dan ongeveer drie secondes
in te drukken. Het waarschuwingslampje in
de schakelaar dooft en de boodschap “par-
keerhulp ingeschakeld” verschijnt op het in-
strumentenpaneel gedurende ongeveer
10 secondes.
1
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Als de auto met een snelheid van minder
dan 12 km/u rijdt, kunnen sommige ge-
luidsbronnen (motorfiets, vrachtwagen,
drilboor, enz.) waarschuwingssignalen
opwekken.
2.38
NLD_UD13136_2
Aide au parking (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
PARKEERHULP(vervolg)
Bij het inschakelenvan de achteruitver- 
snelling, wordt het parkeerhulpsysteem au-
tomatisch ingeschakeld.
Elk obstakel dat zich op minder dan on-
geveer 1 meter van de voorkant en/of op
minder dan ongeveer 1,50 meter van de
achterkant van de auto bevindt wordt gede-
tecteerd en er klinkt een geluidssignaal.
In het geval dat een obstakel aanwezig is
aan de voorkant en aan de achterkant van
de auto, wordt er alleen rekening gehou-
den met het obstakel dat het dichtst bij is en
klinkt het bijbehorende geluidssignaal.
Als aan de voorkant en aan de achterkant
tegelijk een obstakel wordt gedetecteerd in
een detectiezone van minder dan 30 centi-
meter, dan klinken de geluidssignalen van
de voor- en achterkant afwisselend.
Handmatig inschakelen/ 
uitschakelen van de parkeerhulp 
voor en achter
Druk kort op de schakelaar 1 om het sy-
steem uit te schakelen.
Het in de schakelaar geïntegreerde lampje
licht op om u te waarschuwen dat het sy-
steem is uitgeschakeld, de boodschap “par-
keerhulp uitgeschakeld” verschijnt op het in-
strumentenpaneel gedurende ongeveer
10 secondes.
Een nieuwe impuls schakelt het systeem
weer in, het waarschuwingslampje dooft en
de boodschap “parkeerhulp ingeschakeld”
verschijnt op het instrumentenpaneel gedu-
rende ongeveer 10 secondes.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke onderbreking van de
motor.
Als de auto met een snelheid van minder
dan 12 km/u rijdt, kunnen sommige ge-
luidsbronnen (motorfiets, vrachtwagen,
drilboor, enz.) waarschuwingssignalen
opwekken.
Auto met parkeerhulp voor en  
achter
Werking
Zolang de auto langzamer dan 12 km/u rijdt,
blijft het systeem van de parkeerhulp inge-
schakeld.
Elk obstakel op minder dan ongeveer
60 centimeter van de voorkant van de auto
wordt gedetecteerd en er klinkt een geluids-
signaal
1
Jaune Noir Noir texte
2.39
NLD_UD13136_2
Aide au parking (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
PARKEERHULP(vervolg)
Handmatig inschakelen/
uitschakelen van de parkeerhulp 
voor en achter (vervolg)
Het systeem kan permanent worden uitge-
schakeld door de schakelaar 1 langer dan
ongeveer drie secondes in te drukken.
Het in de schakelaar geïntegreerde con-
trolelampje blijft permanent branden en de
boodschap “parkeerhulp uitgeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel gedu-
rende ongeveer 10 secondes.
Druk in dat geval langer dan drie secon-
des op de schakelaar 1 om het systeem in
te schakelen, het in de schakelaar geïnte-
greerde controlelampje dooft en de bood-
schap “parkeerhulp ingeschakeld” verschijnt
op het instrumentenpaneel gedurende on-
geveer 10 secondes.
Automatisch inschakelen/ 
uitschakelen van het systeem
Het systeem schakelt in als de auto rijdt met
een snelheid die lager is dan ongeveer
12 km/u.
Het systeem schakelt uit:
als de parkeerrem wordt vastgezet;
als de auto sneller dan 12 km/u rijdt;
als de auto meer dan ongeveer vijf se
-
condes stilstaat (bijvoorbeeld in een file,
stoppen voor een verkeerslicht, enz.);
in de neutrale stand of in de stand
N en P
van een automatische transmissie;
als een trekhaak met een detectiesy
-
steem voor een caravan of aanhanger is
geïnstalleerd.
1
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
boîte de vitesses automatique (utilisation) (jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique .. (jusqu’à la fin de l’UD)
2.40
NLD_UD13137_2
Boîte automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
Jaune Noir Noir texte
Utilisation de la boîte de vitesses automatique
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
Selecteurhendel 1
Het infoscherm A informeert u over de stand
van de hendel 1.
Om veiligheidsredenen is het automatisch 
vrijzetten van de automatische parkeerrem
uitgeschakeld als het bestuurdersportier
open staat of niet goed gesloten is. Sluit het
portier correct en zet de selecteurhendel in
N of P om het systeem weer in te schake-
len.
P: parkeren
R: 
achteruit
N: 
neutraal
D: 
automatische werking
M: 
handbediend
c: lampje druk rempedaal in om de hendel
uit stand P te zetten
Ã:  lampje zet de hendel in P of N.
Starten
Met  deselecteurhendel  in  stand  P ofN 
zet u het contact aan.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
dooft), als u de stand P verlaat.
Alleen als  de  auto stilstaat,  het  rempe
- 
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is 
ingedrukt, mag de selecteurhendel in de 
standen D of R worden geplaatst.
Om veiligheidsredenen mag u geen gas 
geven en moet u het rempedaalindruk- 
ken voordat  u  de selecteurhendel kunt 
ontgrendelen met de knop 2om de selec- 
teurhendel uit stand P te verplaatsen.
Stand automatisch
Zet de selecteurhendel in stand D. U hoeft
de selecteurhendel niet meer te verplaatsen.
Er wordt automatisch geschakeld in over-
eenstemming met de belasting van de auto,
de hoeveelheid gas die u geeft en de helling
van de weg.
1
2
A
Jaune Noir Noir texte
2.41
NLD_UD13137_2
Boîte automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (vervolg)
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor  wordt, binnen de  mogelijkhe
- 
den van de motor, teruggeschakeld naar 
de optimale versnelling.
Stand handgeschakeld
Trek de selecteurhendel 1 vanuit stand D
naar links: het controlelampje M en de inge-
schakelde versnelling lichten op het instru-
mentenpaneel op.
Door de hendel
1 even te verplaatsen, kunt
u handmatig de versnellingen bedienen.
om naar een lagere versnelling te scha
-
kelen, trekt u de hendel even naar achte-
ren.
om naar een hogere versnelling te scha
-
kelen, duwt u de hendel even naar
voren.
De ingeschakelde versnellingen
B verschij-
nen op het infoscherm A.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (bijv.: ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het
Elektronisch Stabiliteits Programma ESP, af-
standsregeling) kiest de transmissie tijdens
het rijden automatisch de juiste versnelling.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te
voorkomen, het schakelen door het systeem
geweigerd worden. In dit geval knippert de
aanduiding van de versnelling enkele secon-
des om u te waarschuwen.
1
AB
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
2.42
NLD_UD13137_2
Boîte automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_2
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (vervolg)
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
niet te veel wordt ingedrukt, schakelt de
transmissie bij lage snelheid naar de vol-
gende versnelling.
Bijzondere omstandigheden
–  Als door  de helling van de  weg of in 
bochten  de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv.: in de
bergen), is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan.
Hiermee voorkomt u het automatisch
achter elkaar schakelen door de versnel-
lingsbak bij stijgen en is het mogelijk op
de motor te remmen bij lange afdalingen.
–  Om bij koud weer te voorkomen dat de
motor afslaat, raden wij u aan na het star-
ten van de motor even te wachten voor-
dat u de selecteurhendel verplaatst uit P
of N naar D of R.
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempe-
daal ingedrukt en zet u de selecteurhendel
in stand P (parkeren): de versnellingsbak
staat in neutraal en de voorwielen zijn me-
chanisch geblokkeerd.
Controleerof de  automatische  parkeer- 
rem is vastgezet.
Bij een storing
Als  tijdens  het rijden, de boodschap
“versnellingsbak controleren” verschijnt, is
er een storing in het systeem. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Als tijdens  het  rijden, de boodschap
“versnellingsbak te heet”verschijnt, laat
dan, als de verkeersomstandigheden u
dwingen te stoppen, de hendel niet in
stand D (of R) staan: zet de hendel altijd
in stand N zolang u stilstaat. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Slepen van een auto met een automa
- 
tische transmissie: raadpleeg de para-
graaf “Slepen” in hoofdstuk 5.
Indien de selecteurhendel niet uit de
stand P kan worden verzet als u het rem-
pedaal indrukt, dan kunt u de hendel als
volgt met de hand vrijzetten. Steek hier-
toe een metalen pen in het gat 3 en druk
op de ontgrendelknop 2 om de hendel te
kunnen verplaatsen uit stand P.
2
3
Om veiligheidsredenen mag u nooit het contact uitzetten voordat de auto com-
pleet stilstaat.
3.1
NLD_UD13183_2
Sommaire 3 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Thermostatische airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.13
Voorruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.15
Zonneklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.16
Open dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.19
Opbergruimtes/Indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.20
Asbak, aansteker, accessoireaansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.27
Hoedenplank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
Opbergruimtes/Indeling bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.29
Bagage vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.30
Dakdragers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.31
Multimedia uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.32
Geïntegreerde handsfree telefoonbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.34
aérateurs .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD13161_2
Aérateurs (sorties air) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS
1 ventilatierooster links
2 ontwasemingssleuf linker zijruit
3 ontwasemingssleuven onder de voor-
ruit
4 centrale ventilatieroosters
5 bedieningspaneel
6 ontwasemingssleuf rechter zijruit
7 ventilatierooster rechts
8 verwarmingsroosters bij de voeten-
ruimtes voor
1
2 3
4 5
6
7
8 8
Jaune Noir Noir texte
3.3
NLD_UD13161_2
Aérateurs (sorties air) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
VENTILATIEROOSTERS (vervolg)
Hoeveelheid lucht
Verdraai de knop 1 of 4 voorbij het zware
punt.
Boven: open.
Beneden: dicht.
Richting
Rechts/links: verplaats de schuifknop-
pen 2, 3 of 5.
Omhoog/omlaag: richt de schuifknop-
pen 2, 3 of 5 omhoog of omlaag.
1
2
3
4
5
Gebruik, in geval van stankoverlast in de
auto, alleen speciaal hiervoor bestemde
middelen. Raadpleeg een merkdealer.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank, enz.).
Risico van explosie of
brand.
air conditionné .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ............................... (jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température..................... (jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de lunette arrière .......... (page courante)
dégivrage/désembuage de pare-brise ................ (page courante)
3.4
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
Air conditionné automatique
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING
Bedieningsknoppen
1 toets voor het inschakelen van de ther-
mostatische regeling
2 toets voor het regelen van de tempera-
tuur links
3 display
4 toets voor het regelen van de tempera-
tuur rechts
5 kringlooptoets en inschakelen van de
automatische kringloop
6 toets voor het uitschakelen van het sy-
steem
7 toets voor het verdelen van de lucht
8 toets voor het regelen van de ventila-
teursnelheid
9 toets “helder zicht” voor het ontwase-
men en het ontdooien van de ruiten.
10 toets van de achterruitverwarming
11 toets voor de airconditioning
Raadpleeg de paragraaf “Airconditioning : in
formatie en tips voor het gebruik”.
De toetsen 1, 5, 6, 9, 10 en 11 hebben
ingebouwde controlelampjes:
als het lampje brandt, is de functie in
-
geschakeld,
als het lampje uit is, is de functie uit
-
geschakeld.
1 3 52 4
11 10 7 69
8
Jaune Noir Noir texte
3.5
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
om de temperatuur te verhogen, draai de
knop 2 of 4 naar rechts;
om de temperatuur te verlagen, draai de
knop 2 of 4 naar links;
De gewenste temperatuur kan ingesteld
worden tussen 16 en 26 °C.
Door de toets Auto
1 in te drukken wordt ook
de functie automatische kringloop ingescha-
keld (het controlelampje 5b brandt).
1
5b
2 4
Automatische werking
De regeling van de verwarming en de air-
conditioning zorgt ervoor dat de temperatuur
in het interieur en de ventilatie van de ruiten
(extreme gebruiksomstandigheden daarge-
laten) optimaal gehandhaafd worden bij een
zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Deze werking wordt aangeraden.
Druk op de toets 1, het controlelampje
brandt.
De airconditioning regelt, onafhankelijk van
elkaar, de gewenste temperatuur aan de lin-
kerkant (de knop 2) en aan de rechterkant
(de knop 4).
Bijzonderheid
Voor sommige auto’s slaat de RENAULT
card een aantal door de gebruiker ingestelde
afstellingen op, waaronder de afstelling van
de gewenste temperatuur. Het is dus raad-
zaam altijd dezelfde RENAULT card te ge-
bruiken om altijd uw persoonlijke instellingen
te krijgen.
Werking
Om de ingestelde temperatuur te bereiken
en een goed zicht te handhaven, gebruikt
het systeem de volgende elementen:
de ventilateursnelheid;
de verdeling van de lucht;
de kringloopfunctie;
het aan- en uitzetten van de airconditio
-
ning;
de temperatuur van de lucht links of
rechts;
het automatisch inschakelen van de ach
-
terruit- en/of voorruitverwarming voor de
auto’s die hiermee uitgerust zijn.
lunette arrière
désembuage ................................................. (page courante)
3.6
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
Achterruitverwarming
Druk op de toets 10, het controlelampje 10a
licht op en de lampjes A en B verschijnen op
het display 3.
Hiermee worden de achterruit en de buiten-
spiegels elektrisch verwarmd.
Uitschakelen van deze functie:
deze functie schakelt automatisch uit na
een door het systeem bepaalde tijds-
duur;
druk opnieuw op de toets
10.
A 3B
10a 10
B
Het display geeft aan welke temperatuur
is ingesteld.
Het heeft geen zin om bij koud of warm
weer de temperatuurinstelling te wijzigen
om de temperatuur sneller te doen stij-
gen of dalen. Het systeem regelt zelf de
optimale manier om de gewenste tem-
peratuur zo snel mogelijk te bereiken.
Onder normale omstandigheden, tenzij
dit als hinderlijk wordt ondervonden,
moeten de roosters in het dashboard
open blijven staan, ongeacht de weers-
omstandigheden.
désembuage
pare-brise ...................................................... (page courante)
pare-brise dégivrant............................................ (page courante)
Jaune Noir Noir texte
3.7
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Functie “helder zicht”
Druk op de toets 9, het controlelampje licht
op en de lampjes A, B en C verschijnen op
het display 3.
Het controlelampje in de toets auto gaat uit:
de lucht wordt niet langer automatisch ver-
deeld.
Hiermee worden de voorruit, de zijruiten
voor, de achterruit en de buitenspiegels
snel ontwasemd. Voor een sneller resultaat,
worden automatisch de airconditioning inge-
schakeld (controlelampje 11a licht op) en de
luchtkringloop uitgeschakeld (controlelamp-
jes 5a en 5b doven).
De optimale hoeveelheid lucht wordt nu naar
de roosters onder de voorruit en naar de
ruiten in de voorportieren gevoerd.
Bijzonderheid
De elektrische voorruitverwarming schakelt
automatisch in bij de auto’s die hiermee uit-
gerust zijn.
N.B.: als u het geluid van de ventilatie als
hinderlijk ervaart, kunt u de ventilateursnel-
heid veranderen met de toets 8.
Voor het uitschakelen van deze functie,
zijn er twee mogelijkheden:
druk op de toets auto
1 (controlelampje
brandt);
druk opnieuw op de toets
9 (het controle-
lampje dooft).
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
C 3A
9
B1
11a 8
B
5a 5b
3.8
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
Veranderen van de automatische
werking
De normale werking van het systeem is de
automatische werking (controlelampje 1a
brandt), maar u kunt de door het systeem
gemaakte keuze veranderen (verdeling van
de lucht, enz.), dit wordt op de volgende
bladzijden beschreven.
Verdeling van de lucht in het
interieur
Er zijn zes mogelijkheden voor de luchtver-
deling, die gekozen kunnen worden door
achter elkaar op toets 7 te drukken. De pijlen
van het controlelampje D geven uw keuze
aan:
de pijl naar boven geeft aan dat de lucht
naar de ventilatieroosters van de voorruit
gevoerd wordt;
de pijl naar beneden geeft aan dat de
lucht naar de voetenruimtes gevoerd
wordt;
de horizontale pijl geeft aan dat de lucht
naar de ventilatieroosters van het dash-
board gevoerd wordt.
Als u de automatische werking van de
luchtverdeling uitschakelt, dooft het con-
trolelampje van de toets 1 (automatische
werking), maar alleen de luchtverdeling
wordt niet meer automatisch gecontro-
leerd door het systeem.
Om de automatische werkstand weer in
te schakelen, drukt u op de toets 1.
1 D
7
1a
U wordt aangeraden de automatische
werking te gebruiken: het systeem van
de automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme
gevallen) een temperatuurcomfort in
het interieur en het helder houden van
de ruiten, bij een zo optimaal mogelijk
brandstofverbruik.
Ga terug naar automatische werking
zodra dit mogelijk is.
Jaune Noir Noir texte
3.9
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Door op de toets
11 te drukken, schakelt u
de automatische werkstand uit: het controle-
lampje van de toets 1 dooft.
Toets
11 zorgt voor het inschakelen (contro-
lelampje brandt) of het uitschakelen (contro-
lelampje uit) van de airconditioning.
N.B.: met het inschakelen van de helder
zichtfunctie komt de airconditioning auto-
matisch in werking (controlelampje brandt).
Om de automatische werkstand weer in te
schakelen, drukt u op de toets 1.
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
Door op de boven- of onderkant van de
toets 8 te drukken, schakelt u de automa-
tische stand uit (het controlelampje van de
toets AUTO 1 dooft). U kunt met deze de
toets de ventilateur sneller en langzamer
laten draaien.
1
11 8
Bij de automatische werkstand, zal de
ventilatie na het starten niet meteen
maximaal werking komen: zij neemt
geleidelijk toe tot de motor voldoende
warm is om de lucht in het interieur te
verwarmen. Deze opwarmfase kan vari-
ëren van enkele secondes tot een paar
minuten.
3.10
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
Gebruik van de kringloopfunctie
De lucht circuleert in de auto zonder bijmen-
ging van buitenlucht (als het buiten stinkt).
In de kringloopstand wordt de lucht aange-
voerd vanuit de auto en zonder bijmenging
van buitenlucht teruggevoerd in het interieur
van de auto.
Als bij de automatische werking, het contro-
lelampje 5a brandt, analyseert het systeem
de kwaliteit van de buitenlucht, en isoleert
het, indien nodig, automatisch het interieur.
Meerdere keren de toets
5 indrukken, stel-
len u in staat te kiezen voor:
automatische kringloopstand (controle
-
lampje 5a licht op);
handbediende kringloopstand (controle
-
lampje 5b licht op);
de buitenlucht.
Bij langdurig gebruik van de kringloopfunctie
kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan
of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto,
door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan
stinken.
Druk daarom opnieuw op de knop
5 om de
toevoer van buitenlucht of de thermosta-
tisch geregelde airconditioning te herstellen,
zodra de omstandigheden dat toelaten.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets 6.
Het controlelampje licht op. Er verschijnt
geen informatie meer op het display 3. De
functie is uitgeschakeld. Met deze functie
wordt de toevoer van buitenlucht afgeslo-
ten.
Om deze functie uit te schakelen, drukt u op
de toets 1 of 9.
1 3 5
69
5b 5a
Jaune Noir Noir texte
3.11
NLD_UD2222_1
Air conditionné automatique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg)
Knoppen voor de passagiers
achter
Regeling van de ventilateursnelheid
Beweeg de hendel
A van OFF naar MAX.
De ventilatie in de auto is “geforceerd”.
De ventilateur regelt de hoeveelheid lucht.
In de stand OFF is de luchttoevoer geslo-
ten.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
meer lucht er wordt verplaatst.
Verdeling van de lucht in het interieur
Beweeg de knop
B.
J
De lucht wordt voornamelijk naar
de ventilatieroosters 1 geleid.
G
De lucht wordt naar alle ventilatie-
roosters 1 en de voetenruimtes
geleid.
F
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes geleid.
A
B
1
air conditionné .................................................... (page courante)
chauffage ............................................................ (page courante)
conditionnement d’air ......................................... (page courante)
régulation de la température............................... (page courante)
ventilation ........................................................... (page courante)
climatisation ........................................................ (page courante)
3.12
NLD_UD11274_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (X81 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de
airconditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning
zonder automatische werkstand, zet het
systeem uit, als u het niet meer nodig
hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Rijd met open ventilatierooster en geslo-
ten ruiten.
Open bij zeer warm weer of als de auto
in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de
hete lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen
het onderhoudsdocument van uw auto.
Auto’s uitgerust met een aanvullende
verwarming
Sommige auto’s zijn uitgerust met een
aanvullende verwarming, waardoor het
interieur sneller verwarmd kan worden.
Deze voorziening werkt alleen als de
motor draait en als het buiten koud is.
Tijdens deze werking kan er aan de rech-
ter kant van de auto wat rook te zien zijn,
die afkomstig is van het verwarmingsap-
paraat.
Bij een storing
Raadpleeg bij een storing altijd een
merkdealer.
Minder goede werking van ont
-
dooien, ontwasemen of aircondi-
tioning. Dit kan het gevolg zijn van
een vervuild patroon van het interi-
eurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of
alle bedieningsorganen in de juiste
stand staan en de zekeringen goed
zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Opmerkingen
Water onder de auto. Maak u niet onge-
rust als er condenswater onder de auto
druppelt, dit is normaal na langdurig ge-
bruik van de airconditioning.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of
brand.
enfants ................................................................ (page courante)
lève-vitres ................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .................................................. (page courante)
3.13
NLD_UD13162_2
Lève-vitres électriques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Lève-vitres
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Druk op de schakelaar van de betreffende
ruit om deze te laten zakken tot de gewenste
hoogte (de achterruiten kunnen niet hele-
maal omlaag).
Trek de schakelaar van de betreffende ruit
omhoog om de ruit tot de gewenste hoogte
omhoog te brengen.
Vanaf de bestuurdersplaats
Gebruik schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor;
3 en 5 voor de passagiers achter.
Vanaf de passagiersplaats
Gebruik schakelaar 6.
Voor de plaatsen achter
Gebruik de schakelaar 7.
1
5
2
3
4
6
7
Veiligheid inzittenden achter
de bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter en, afhankelijk van de
auto, van de achterportieren uitschakelen door op de schakelaar 4 te drukken.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder
Laat uw RENAULT card nooit, zelfs niet eventjes, in de auto liggen als u de auto verlaat
en er een kind (of dier) in de auto zit. Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door
de motor te starten, door organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of het
elektrische open dak. In geval van beknelling van een lichaamsdeel, draait u direct de be-
wegingsrichting van de ruit om door te drukken op de betreffende schakelaar. Risico van
ernstige verwondingen.
3.14
NLD_UD13162_2
Lève-vitres électriques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (vervolg)
Werking van de sneltoets
Afhankelijk van de auto is deze aanwezig op
de ruiten voorin of op de vier ruiten.
Druk de betreffende schakelaar
kort en
helemaal in: de ruit gaat in één keer
geheel omlaag;
trek de betreffende schakelaar kort en
helemaal omhoog: de ruit gaat in één
keer geheel omhoog.
Om de beweging van de ruit voortijdig te
stoppen drukt u de schakelaar opnieuw in.
Het systeem kan gebruikt worden:
contact aan;
contact uit totdat de voorportieren ge
-
opend worden (beperkt tot ongeveer
20 minuten).
Werking zonder sneltoets
functie
Contact aan:
druk de betreffende schakelaar gedeel-
telijk in om de ruit omlaag te laten gaan
tot de gewenste hoogte is bereikt;
trek de betreffende schakelaar ge-
deeltelijk omhoog om de ruit omhoog te
laten gaan, tot de gewenste hoogte.
Op afstand sluiten van de ruiten
(voor auto’s met elektrische ruitbediening
met sneltoets).
Als u de portieren van buitenaf vergrendelt
met behulp van de RENAULT card en u de
vergrendelingsknop van de RENAULT
card langer dan 2 secondes indrukt, slui-
ten de ruiten automatisch.
Bijzonderheid
Indien de ruit tijdens het sluiten een weer-
stand ontmoet (bijv.: vingers, de poot van
een dier of een boomtak), stopt de ruit en
schuift daarna enkele centimeters terug.
Het is echter raadzaam het systeem alleen
in te schakelen als de gebruiker de auto
goed ziet en er niemand in de auto zit.
Storingen
Indien de ruit tijdens het sluiten een weer-
stand ontmoet, stopt de ruit en zakt daarna
ongeveer 10 centimeter.
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt
of na een onderbreking van de accuvoe-
ding, schakelt het systeem over op werking
zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer-
king herstellen door de schakelaar van de
betreffende ruit zo vaak te bedienen tot de
ruit geheel is gesloten en de schakelaar
dan langer dan drie secondes ingedrukt te
houden (kant sluiten) om het systeem te re-
setten.
Raadpleeg indien nodig uw merkdealer.
Het sluiten van de ruiten kan
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
Leg nooit iets op de bovenkant van een
ruit: risico van beschadiging van de ruit-
bediening.
Voor auto’s die hiermee uitge-
rust zijn, activeert deze hande-
ling de extra portiervergrende-
ling.
Zorg ervoor dat niemand in de auto is
achtergebleven.
pare-brise ........................................................... (page courante)
3.15
NLD_UD2229_1
Pare-brise (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Pare-brise
VOORRUIT/ZIJRUITEN
Warmtewerende voorruit
De ruit is voorzien van een reflecterende
laag die de zonnewarmte (infrarood straling)
tegenhoudt.
De twee zones
1 naast de spiegel zijn be-
stemd voor op afstand leesbare doorlaatver-
gunningen (bijv.: tolwegen, parkeergarages,
enz.).
Gelaagde zijruiten
In geval van beschadiging (barst) is het raad-
zaam de betreffende ruit te laten vervangen,
anders bestaat het gevaar dat een voorbij-
ganger of inzittende zich snijdt aan de ruit.
1
miroirs de courtoisie ........................................... (page courante)
pare-soleil ........................................................... (page courante)
3.16
NLD_UD2231_1
Pare-soleil (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Pare-soleil
ZONNEKLEPPEN
Zonneklep voor
Laat de zonneklep 1 zakken.
Verlichte make-up spiegels 2
Trek het deksel 3 omhoog.
De verlichting werkt automatisch.
Zonnegordijn van achterportier
Trek het zonnegordijn omhoog aan het lip-
je 4 tot elk uiteinde 5 in de uitsparing vast-
haakt (controleer of het gordijn goed is vast-
gehaakt).
Zonnegordijn achter
Trek het zonnegordijn omhoog aan het lip-
je 7 en maak de twee haakjes 6 vast in de
daarvoor bestemde uitsparingen (controleer
of het gordijn goed is vastgehaakt).
1
3
2
4
5
6
7
enfants ................................................................ (page courante)
sécurité enfants .................................................. (page courante)
toit ouvrant ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
3.17
NLD_UD13163_2
Toit ouvrant électrique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Toit ouvrant
ELEKTRISCH BEDIEND OPEN DAK
Kantelen
Contact aan:
openen: trek het zonnescherm
1 naar
achteren en beweeg daarna het merk-
teken 3 van de knop 2 naar stand A, af-
hankelijk van de gewenste opening (de
tussenliggende punten zorgen voor een
geleidelijke opening);
sluiten: zet het merkteken
3 van de
knop 2 terug in stand 0.
Schuiven
Contact aan:
openen: beweeg het merkteken
3 van
de knop 2 naar stand B afhankelijk van
de gewenste opening (de tussenliggende
punten zorgen voor een geleidelijke ope-
ning) wordt het zonnescherm 1 tegelijk
meegetrokken;
sluiten: beweeg het merkteken
3 van de
knop 2 naar stand 0 en sluit daarna weer
het zonnescherm 1.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat uw RENAULT card nooit,
zelfs niet eventjes, in de auto
liggen als u de auto verlaat en er een
kind (of dier) in de auto zit. Het kan zich-
zelf of anderen in gevaar brengen door
de motor te starten, door organen te be-
dienen zoals bijvoorbeeld de ruitbedie-
ning, of het elektrische open dak.
In geval van beknelling van een li-
chaamsdeel, draait u direct de bewe-
gingsrichting om door de knop 2 hele-
maal naar rechts (stand B) te draaien.
Risico van ernstige verwondingen.
1
2
A
3
B
0
3.18
NLD_UD13163_2
Toit ouvrant électrique (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
ELEKTRISCH BEDIEND OPEN DAK (vervolg)
Op afstand sluiten van het open
dak
(auto’s met ruitbediening met sneltoets).
Als u de portieren vergrendelt met behulp
van de RENAULT card en u de vergrende-
lingsknop van de RENAULT card langer
dan 2 secondes indrukt, sluiten de ruiten
en het open dak automatisch.
Bijzonderheden
Indien de ruit van het open dak tijdens het
sluiten een weerstand ontmoet (bijv.: vin-
gers, de poot van een dier of een boomtak),
stopt de ruit en schuift daarna enkele centi-
meters terug.
Het is echter raadzaam het systeem alleen
in te schakelen als de gebruiker de auto
goed ziet en er niemand in de auto zit.
Als u het open dak met behulp van de
RENAULT card heeft gesloten, gaat met een
druk op de knop 2 het open dak weer terug
in de stand die u gekozen had voor het slui-
ten van het dak.
Het sluiten van het dak kan
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
Storing bij het sluiten van het
open dak
Druk in dit geval op de schakelaar 2, merkte-
ken 3 in stand 0, tot het open dak helemaal
dicht is.
Ga naar een merkdealer.
Voorzorgen bij het gebruik van
het open dak
auto met beladen dakdragers
Het gebruik van het open dak wordt af-
geraden.
Controleer voor het gebruik van het open
dak, de accessoires (fietsdrager, dakkof-
fer, enz.) op de dakdragers: deze moeten
op de juiste wijze zijn bevestigd en goed
vastzitten en mogen de beweging van het
open dak niet hinderen.
Laat u door uw merkdealer informeren
over de verschillende toepassingsmoge-
lijkheden;
let op
dat het dak goed gesloten is als u
de auto verlaat;
reinig het afdichtrubber van het dak
eens per drie maanden met een door
onze technische diensten goedgekeurd
product;
open het dak niet
direct na een was-
beurt of een regenbui.
A
3
B
2
0
éclairage :
intérieur ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage....................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ............................................................ (page courante)
3.19
NLD_UD2234_1
Eclairage intérieur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Éclairage intérieur
BINNENVERLICHTING
Leesspots
Druk op de schakelaar 1 of 3.
Binnenlicht
Met schakelaar 2, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
een complete verlichting die gaat bran-
den als één van de portieren wordt ge-
opend. De binnenverlichting gaat alleen
uit als de portieren, waarop de verlichting
reageert, goed gesloten zijn;
een niet brandende verlichting.
Vloerverlichting 4
Lichtpunten bevinden zich onder het dash-
board: een aan bestuurderskant, een aan
passagierskant en onder de voorstoelen
voor de passagiers achter.
De binnenverlichting gaat even branden
als de portieren op afstand worden ont-
grendeld. Bij het openen van de portieren
gaat de verlichting weer even branden.
Daarna dooft de verlichting geleidelijk.
1
2
3
Portierverlichting
Elk lampje 5 gaat branden bij het openen
van het portier.
4
5
4
rangements............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
3.20
NLD_UD13164_2
Rangements / aménagements habitacle (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
Rangements/aménagements habitacle
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR
Opbergvak in de middenconsole
Om deze te openen, drukt u in het midden
van het klepje 1 en laat het dan los: het gaat
vanzelf open.
N.B.: afhankelijk van de auto, is deze plaats
voorzien voor de bediening van de multi-
mediasystemen van de auto (raadpleeg de
specifieke gebruiksaanwijzingen van deze
systemen).
Blikjeshouder
Om deze te openen, drukt u op het klepje 2
en laat het dan los: het gaat vanzelf open.
1
2
3
4
Er zijn twee blikjeshouders 3 en een opberg-
ruimte 4.
Om de blikjeshouders of het opbergvak naar
buiten te laten komen, drukt u even tegen de
voorkant en laat u deze vervolgens weer los.
Zij komen vanzelf naar buiten.
Om ze op te bergen drukt u ze weer naar
binnen.
Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of
het blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof warm is en/of vlekken.
Jaune Noir Noir texte
3.21
NLD_UD13164_2
Rangements / aménagements habitacle (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg)
Opbergruimte bij de passagier
Om deze te openen, trekt u aan de hand-
greep 5.
In de binnenkant van de klep kunt u beker-
tjes, een kaart of een pen opbergen.
Het dashboardkastje wordt op dezelfde
wijze als het interieur geventileerd en ge-
koeld door de airconditioning.
Door de afsluiting
6 omlaag of omhoog te
zetten kunt u de luchtaanvoer openen of
sluiten.
Opbergruimte in voorportieren 7
Opbergruimte in portieren
8
5
6
7
8
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
prise accessoires ................................................ (page courante)
3.22
NLD_UD13164_2
Rangements / aménagements habitacle (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg)
Opbergruimte in middelste
armsteun voor
Zet de armsteun 9 omhoog.
Accessoireaansluiting 10
De accessoireaansluiting 10 is bestemd
voor de aansluiting van accessoires die
door de technische dienst goedgekeurd zijn
met een maximum vermogen van 120 watt
(spanning: 12 V).
Opberglades 11 in voorstoelen
9
10
11
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt.
Risico van brand.
Jaune Noir Noir texte
3.23
NLD_UD13164_2
Rangements / aménagements habitacle (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg)
Opbergvakken 12 in voorstoelen Opbergruimte onder achterbank
Om deze te openen, trekt u aan de hand-
greep 13. Hij gaat vanzelf open. Om hem te
sluiten drukt u hem dicht tot hij blokkeert.
12
13
14
Brilhouder 14
3.24
NLD_UD13164_2
Rangements / aménagements habitacle (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
OPBERGRUIMTES/INDELING INTERIEUR (vervolg)
15
Handgreep 15
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden.
Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen.
Armsteun achter
Zet de armsteun 16 omlaag.
Afhankelijk van de auto, tilt u het deksel
17
op met de handgreep voor het ontgrende-
len 19.
16
Blikjeshouder
Druk op de strip 18 en laat los. De steun van
de blikjeshouder komt vanzelf naar buiten:
trek hem helemaal naar buiten.
18
19
17
18
17
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het blikje
niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
cendriers ............................................................. (page courante)
allume-cigares .................................................... (page courante)
prise accessoires ................................................ (page courante)
3.25
NLD_UD13165_2
Cendriers - Allume-cigares (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Cendriers, allume-cigares, prise accessoires
ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING
Asbak in console voor
Om deze te openen, drukt u op deksel 1.
Aansteker
Als het contact aan staat, drukt u de aan-
steker
2 in.
Zodra hij heet is komt hij met een klikje
terug. Trek hem los. Plaats hem na gebruik
in de houder zonder hem er helemaal in te
drukken.
Accessoireaansluiting
U kan de plaats van de aansteker 2 ge-
bruiken. Op dit stopcontact kunnen door
de technische dienst van het merk goed-
gekeurde accessoires worden aangesloten
met een maximum vermogen van 120 watt
(spanning: 12 V).
Asbak in achterportier 3
Druk op de bovenkant van het deksel. De
asbak gaat vanzelf open.
Om hem te legen haalt u hem uit zijn
houder
Om hem te sluiten, drukt u op het deksel.
1
2
2
3
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt.
Risico van brand.
banquette arrière ................................................ (page courante)
sièges arrière
Fonctionnalités .............................................. (page courante)
3.26
NLD_UD2415_1
Banquette arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Banquette arrière
ACHTERBANK
Deze kan naar beneden geklapt worden om
grote voorwerpen te vervoeren. Het zitkus-
sen en de rugleuning kunnen in hun geheel
of in twee delen worden neergeklapt.
Zitkussen naar voren klappen
Trek het zitkussen
1 omhoog en kantel het
tegen de voorstoel.
Rugleuning neerklappen
Zet de hoofdsteun achter helemaal
naar beneden, raadpleeg de paragraaf
“Hoofdsteunen achter” in hoofdstuk 1.
Druk op de knop
2 en kantel de rugleuning
omlaag.
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning, of
deze weer goed is vergren-
deld.
Let op bij het gebruik van een stoel-
hoes, dat deze de vergrendeling van
de rugleuning niet belemmert.
Let op de juiste stand van de autogor
-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
Vervoer van voorwerpen
Indien u grote voorwerpen wilt vervoeren op
de neergeklapte rugleuning, raadpleeg dan
de paragraaf “Bagage vervoeren” in hoofd-
stuk 3.
1
2
coffre à bagages ................................................. (page courante)
portes / porte de coffre ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
3.27
NLD_UD2244_1
Coffre à bagages (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Coffre à bagages
BAGAGERUIMTE
De achterklep wordt tegelijk met de portie-
ren elektrisch vergrendeld of ontgrendeld.
Openen
Druk op de bovenkant van het logo
1 en
trek de achterklep aan de onderkant ervan
omhoog.
Sluiten
Trek de klep omlaag, waarbij u het eerste
stuk gebruik kunt maken van de handgre-
pen 2 in de klep.
Breng hem vervolgens, zonder hem dicht te
klappen, tegen het slot van de achterklep.
Deze vergrendelt elektrisch.
Openen van binnenuit
Bij een elektrische storing, kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen.
Kantel de rugleuningen van de achter
-
bank naar voren, zodat u in de bagage-
ruimte kan komen.
steek een potlood of iets dergelijks in de
holte 3 en verschuif het geheel zoals op
de tekening aangegeven is,
Duw tegen de achterklep om hem te
openen.
Risico van verwonding.
Let op dat de sluitzone van de
achterklep vrij is (kinderhand-
jes enz.).
1
2
2
3
tablette arrière .................................................... (page courante)
coffre à bagages ....................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
3.28
NLD_UD2245_1
Tablette arrière (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Tablette arrière
HOEDENPLANK
De hoedenplank kan worden verwijderd als
u de koordjes 1 losmaakt.
Til vervolgens de hoedenplank iets op en
trek hem naar u toe.
Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde
volgorde te werk.
Zet geen bagage en vooral
geen zware of harde voorwer-
pen op de hoedenplank. Bij
plotseling remmen of in geval
van een ongeluk kunnen rondslinge-
rende spullen de inzittenden in gevaar
brengen.
1
anneaux d’arrimage ............................................ (page courante)
rangements......................................................... (page courante)
coffre à bagages ....................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
3.29
NLD_UD2246_1
Rangements / aménagements coffre à bagage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Rangements/aménagements coffre à bagages
OPBERGRUIMTES / INDELING BAGAGERUIMTE
Opbergvakken in de
bagageruimte
Op plaats 1 kunt u bijvoorbeeld een olieblik
opbergen.
Bevestigingspunten 2
Aan deze bevestigingspunten kunt u voor-
werpen vastzetten in de bagageruimte (raad-
pleeg de paragraaf “Bagage vervoeren”).
1 2
2
2
2
transport d’objets
dans le coffre ................................................ (page courante)
coffre à bagages ....................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
3.30
NLD_UD2247_1
Transports d’objets dans le coffre (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Transport d’objets dans le coffre
VERVOER VAN BAGAGE
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op
de laadvloer. Gebruik de be-
vestigingspunten op de vloer
van de bagageruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden in
geval dat de bestuurder plotseling moet
remmen. Maak de autogordels van de
zitplaatsen achter vast, ook als deze niet
bezet zijn.
Let er bij het vervoer op dat de voorwer-
pen met hun langste zijde steunen tegen
ofwel:
De rugleuning van de achterbank bij
normale ladingen (A).
De achterbank neergeklapt als u grote
voorwerpen moet vervoeren (B).
B
A
barres de toit....................................................... (page courante)
galerie
barres de toit ................................................. (page courante)
3.31
NLD_UD2248_1
Barres de toit (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Barres de toit
DAKDRAGERS
De daksierlijsten hebben elk twee klepjes
waaronder zich de bevestigingspunten voor
dakdragers bevinden.
Elk klepje wordt door een draaibaar klepje
1
afgesloten.
Bevestigingspunten vrijmaken
Draai elk klepje 1 omhoog.
Toegelaten belasting op de dagdra-
gers: raadpleeg de paragraaf “Massa’s”
in hoofdstuk 6.
Montage moet gebeuren volgens de
montagevoorschriften van de fabrikant.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
1
1
1
1
1
équipements multimédia........................... (jusqu’à la fin de l’UD)
multimédia (équipement) .................................... (page courante)
3.32
NLD_UD2249_1
Equipement multimédia (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Jaune Noir Noir texte
Équipements multimédia
MULTIMEDIA UITRUSTING
Hifi-installatie 1
Cd-wisselaar
Navigatiesysteem.
2 scherm.
3 lezer voor de cartografische dvd.
N.B.: het navigatiesysteem kan uitslui-
tend cartografische dvd-rom’s lezen.
4 centrale bediening.
5 bediening bij het stuurwiel.
Raadpleeg voor de werking van deze
systemen de betreffende gebruiksaan-
wijzing.
Het is raadzaam deze gebruiksaanwij-
zingen bij uw instructieboekje te bewa-
ren.
1
2
3
4
5
5
Jaune Noir Noir texte
3.33
NLD_UD2249_1
Equipement multimédia (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
MULTIMEDIA UITRUSTING (vervolg)
Dvd-speler
6 scherm.
7 bedieningspaneel.
8 dvd-speler.
6
7
8
commande intégrée de téléphone mains libres .. (page courante)
3.34
NLD_UD2250_1
Commande intégrée de téléphone mains libres (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_3
Commande intégrée de téléphone mains libres
GEÏNTEGREERDE BEDIENING VAN HANDSFREE TELEFOON
Steun van de telefoon 1 Bediening bij het stuurwiel 2
en 3
Plaats van de microfoon 4
Omdat elke telefoon zijn eigen techni-
sche gegevens heeft, is het noodzake-
lijk de goede steun te kiezen waarmee
hij in de auto gemonteerd kan worden.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking tot
het gebruik van dit apparaat.
Raadpleeg voor de werking van dit sy-
steem de betreffende gebruiksaanwij-
zing.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
1
4
2
3
4.1
NLD_UD13184_2
Sommaire 4 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3
algemeen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3
(bij)vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
Olie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Peilen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
stuurbekrachtigingspomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
reservoir ruitensproeiers/koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.13
capot moteur....................................................... (page courante)
4.2
NLD_UD13166_2
Capot moteur (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Capot moteur
MOTORKAP
Trek aan de handgreep 1 om hem te
openen.
Veiligheidshaak van de
motorkap
Trek de veiligheidshaak 2 omhoog om te
ontgrendelen.
Sluiten van de motorkap
Controleer voordat u de motorkap sluit of er
geen gereedschap of andere voorwerpen in
de motorruimte zijn achtergebleven.
Pak de motorkap in het midden vast en laat
hem van een hoogte van 30 cm dichtvallen.
Hij vergrendelt door zijn gewicht.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
1
2
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap,
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
capacités huile moteur.............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
niveaux :
huile moteur ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
4.3
NLD_UD13167_1
Niveau huile moteur : généralités (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Waarschuwing minimum oliepeil
op instrumentenpaneel
Bij het aanzetten van het contact en gedu-
rende een halve minuut:
als het peil boven het minimum is,
geeft het displayoil OK aan bood-
schap 1.
Deze boodschap geeft het oliepeil en niet
de kwaliteit aan.
Niveau huile moteur :
généralités
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u na de inrijperiode echter meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
dient u dit aan een merkdealer te melden.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controleren
of het maximum peil niet overschreden is
(risico van beschadiging van de motor),
moet u de peilstaaf gebruiken. Raadpleeg
de volgende bladzijden.
Het display van het instrumentenpaneel
waarschuwt uitsluitend als het oliepeil mini-
maal is.
Om het peil nauwkeuriger af te lezen, drukt
u op de nulinstellingsknop van de dagteller
of drukt u op de functiekeuzetoets van de
boordcomputer.
De blokjes op het display geven het peil aan.
Zij verdwijnen naarmate het peil daalt en
worden vervangen door een streepje.
als het peil minimaal is: de streepjes
knipperen (boodschap display 2) en de
boodschap oliepeil bijvullen verschijnt
op het infoscherm.
U mag de motor niet starten zolang u
geen olie heeft bijgevuld.
Het display waarschuwt alleen
als het peil te laag is en niet als
het te hoog is, dit is alleen af te
lezen met de peilstaaf.
Boodschap 1
Peil boven het
minimum
25055
Boodschap 2
Minimum peil
(knippert)
4.4
NLD_UD13167_1
Niveau huile moteur : généralités (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (vervolg)
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
Het maximumpeil B mag nooit
worden overschreden: hier-
door bestaat het gevaar dat
de motor en de katalysator be-
schadigd worden.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie.
Het aflezen van het peil moet met behulp
van de peilstaaf gebeuren zoals hiervoor
is uitgelegd.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Risico van verwonding.
Om spatten te voorkomen, adviseren wij
een trechter te gebruiken voor het bijvul-
len van de olie.
A
B
A
B
C
Aflezen van het peil op de peilstaaf
haal de peilstaaf uit de motor (raadpleeg
de volgende bladzijden voor zijn plaats)
en veeg hem af met een droge en niet
pluizende doek;
steek de peilstaaf weer zo diep mogelijk in
zijn houder, (als de motor een “peildop” C
heeft, draait u deze geheel vast);
haal de peilstaaf weer uit de motor;
lees het peil af: dit mag nooit lager zijn
dan het “minimumpeilA en nooit hoger
zijn dan het “maximumpeil” B.
Als u klaar bent, moet u de peilstaaf tegen de
aanslag terugplaatsen of de peildop geheel
vastdraaien.
qualité d’huile moteur ......................................... (page courante)
capacités huile moteur.............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
niveaux :
huile moteur ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
4.5
NLD_UD13168_1
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
appoint, remplissage
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s
morgens wegrijdt).
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Draai de dop
1 los;
vul bij. Het verschil tussen het hoogste en
het laagste peil op de peilstaaf 2 is (af-
hankelijk van de motor) ongeveer 1,5 tot
2 liter;
wacht 10 minuten om de olie naar bene
-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf
2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u klaar bent, moet u de peilstaaf tegen de
aanslag terugplaatsen of de peildop geheel
vastdraaien.
Vul nooit bij tot boven het maximum-
peil en vergeet niet de dop 1 weer vast
te zetten.
1
2
1
2
1
2
1
2
vidange moteur ................................................... (page courante)
4.6
NLD_UD13168_1
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Vidange moteur
Motorolie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Gemiddelde inhoud bij verversen,
inclusief oliefilter
(ter informatie)
Motor 2.0 T : 5,4 liter
Motor 3.5 V6 : 5 liter
Motor 2.0 dCi: 7,4 liter
Motor 2.2 dCi: 5,75 liter
Motor 3.0 dCi: 7,3 liter
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Bijvullen: let op dat er geen
olie wordt gemorst op onderde-
len van de motor of de uitlaat.
Hierdoor kan brand ontstaan.
Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet
om te voorkomen dat hij lostrilt waardoor
er olie uit de motor kan spatten met het-
zelfde brandgevaar als deze olie op hete
delen van de motor of de uitlaat terecht-
komt.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Risico van verwonding.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen (vervolg)/MOTOROLIE VERVERSEN
1
2
niveaux ..................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir
liquide de refroidissement ............................. (page courante)
entretien :
mécanique .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
niveaux :
liquide de refroidissement ............................. (page courante)
assistance de direction ....................................... (page courante)
pompe d’assistance de direction ........................ (page courante)
niveaux :
pompe d’assistance direction ....................... (page courante)
4.7
NLD_UD13169_2
Niveaux (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Niveaux
liquide de refroidissement
pompe d’assistance de direction
PEILEN
Stuurbekrachtigingspomp 2
Interval
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Peil
Het peil moet bij koude motor liggen tussen
de merktekens MINI en MAXI die op het re-
servoir 2 zijn aangegeven.
Gebruik voor het eventueel bijvullen uitslui-
tend een door onze technische dienst goed-
gekeurd product.
1
2
Koelvloeistof
Het peil moet bij koude motor liggen tussen
de merktekens MINI en MAXI die op het ex-
pansievat 1 zijn aangegeven.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het MINI-merkteken is gedaald.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Risico van verwonding.
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
een bescherming tegen bevriezen;
een bescherming tegen corrosie van het
koelcircuit.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
liquide de freins .................................................. (page courante)
réservoir
liquide de freins ............................................. (page courante)
niveaux :
liquide de frein .............................................. (page courante)
4.8
NLD_UD13169_2
Niveaux (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Jaune Noir Noir texte
liquide de freins
PEILEN (vervolg)
Remvloeistof
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
3
Peil 3
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het merkteken MINI
komen.
Als u zelf de slijtage van de remblokken en
schijven wilt controleren, vraag dan bij uw
dealer naar de brochure met de controleme-
thode of raadpleeg de website van de fabri-
kant.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Risico van verwonding.
niveaux :
réservoir lave-vitre ........................................ (page courante)
réservoir
lave-vitres ..................................................... (page courante)
filtre :
à air ............................................................... (page courante)
filtre :
habitacle ....................................................... (page courante)
filtre
à gazole ........................................................ (page courante)
Jaune Noir Noir texte
4.9
NLD_UD13169_2
Niveaux (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
réservoir lave-vitres/lave-projecteurs
Filtres
PEILEN (vervolg)/FILTERS
Reservoir ruitensproeiers /
koplampsproeiers
Vullen
Open de dop
4, vul tot u de vloeistof ziet en
sluit de dop weer.
Vloeistof
Water + een speciaal product voor ruiten-
sproeiers, in de winter voegt u ook speciale
antivries toe.
Sproeiers
U kunt de sproeiers van de voorruit richten
met een kleine schroevendraaier.
4
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte-
rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van
het onderhoudsprogramma van uw auto.
Interval voor het vervangen van de fil
-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
batterie................................................................ (page courante)
entretien :
mécanique .................................................... (page courante)
4.10
NLD_UD13180_2
Batterie / Filtres (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Batterie
ACCU
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Deze bevindt zich onder het deksel 1 en
vraagt geen onderhoud.
Vervangen van de accu
Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, ad-
viseren wij dit over te laten aan een merk-
dealer.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Risico van verwonding.
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 raadpleeg het instructieboekje;
7 corrosieve stoffen.
Omdat de accu van een spe-
ciaal type is, moet u deze ver-
vangen door een gelijkwaar-
dige accu. Raadpleeg een
merkdealer.
A
2
3 4
567
Raadpleeg de paragraaf “Accu: storingin
hoofdstuk 5.
1
entretien :
carrosserie .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ....................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
carrosserie (entretien) .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
4.11
NLD_UD3949_2
Entretien de la carrosserie (X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - J77 - B85 - C85 - S85 - B65 - C65 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE
Bescherming tegen corrosieve
invloeden
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van:
agressieve stoffen in de lucht
luchtverontreiniging in steden en in in
-
dustriegebieden,
zilte lucht langs de kust, vooral bij
warm weer,
wisselende klimaatinvloeden en ver
-
anderingen in de vochtigheidsgraad
(wegenzout in de winter).
schurende stoffen
Stof in de lucht en zand dat door de wind
wordt opgewaaid, modder, opspattende
steentjes, enz.
de kleine beschadigingen in het dage
-
lijks gebruik
Om de bescherming van de carrosserie
zo doelmatig mogelijk te houden, zijn een
aantal maatregelen nodig om de hierboven
genoemde gevaren te bestrijden.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het
vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben,
zonder ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer
-
ken.
Vlekken of aanslag verwijderen met op
-
losmiddelen die niet door onze techni-
sche diensten zijn geselecteerd. De lak
kan hierdoor worden aangetast.
In de winterperiode het vuil en pekel in
de wielkuipen en op de bodemplaat laten
ophopen en de zoute aanslag op de car-
rosserie laten zitten.
Een niet door onze technische dienst
goedgekeurde hogedrukspuit gebruiken
om mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte), scharnierende delen (bijv. tank-
klep), gespoten kunststof delen (bijv.
bumpers) of de onderzijde van de carros-
serie te reinigen of deze delen in te spui-
ten met niet door onze technische dien-
sten goedgekeurde producten. Hierdoor
kunnen defecten of oxidatie ontstaan.
4.12
NLD_UD3949_2
Entretien de la carrosserie (X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - J77 - B85 - C85 - S85 - B65 - C65 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (vervolg)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, motor uit, met
door onze technische diensten geselec-
teerde shampoos (nooit met schuurmid-
delen) en spuit met de waterstraal:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoor-
beeld);
uitwerpselen van vogels die de
lak snel doen verkleuren of zelfs
kunnen doen loslaten;
Deze vlekken moet u
direct wegwas-
sen, want zij kunnen later niet meer
door poetsen worden verwijderd;
zout dat op de gehele auto, maar
vooral in de wielkuipen en onder de
bodem achterblijft,
modder uit de wielkuipen en onder de
drempelkokers die anders lange tijd
het vocht kunnen vasthouden.
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om
beschadiging van lak en ruiten door op-
spattend split te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw dealer regelmatig de carrosserie
inspecteren in verband met de RENAULT
plaatwerkgarantie. Raadpleeg het onder-
houdsboekje.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto, (bijv.:
niet op de openbare weg).
Voordat u de auto door een wasstraat
rijdt, moet u de schakelaar van de rui-
tenwisser in ruststand zetten (raadpleeg
de paragraaf Ruitenwisser en -sproeier
voor” in hoofdstuk 1). Controleer de be-
vestiging van de uitrusting aan de bui-
tenkant, extra lampen, spiegels en zet de
ruitenwisserbladen en de radioantenne
vast met tape.
Verwijder de spriet van de antenne van
de autotelefoon indien uw auto hiermee
is uitgerust.
Bewegende delen of mechanische orga
-
nen moeten na reiniging altijd met een
door onze technische diensten goed-
gekeurd product opnieuw worden be-
schermd.
In de RENAULT Boutique vindt u een
uitgebreid gamma speciale onderhouds-
producten.
entretien :
garnitures intérieures .......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien .............................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ....................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
4.13
NLD_UD3951_2
Entretien des garnitures intérieures (X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - J77 - B65 - C65 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
Entretien des garnitures intérieures
ONDERHOUD VAN DE BEKLEDING
Wat u moet doen
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud of lauwwarm zeepsop op
basis van:
natuurlijke zeep,
afwasmiddel (1:200 verdund).
Veeg de bekleding na met een vochtige,
zachte doek.
Bijzonderheden
Ruiten van instrumenten
(bijv.: instru-
mentenpaneel, klokje, buitenthermome-
ter, radiodisplay, enz.).
Veeg deze schoon met een zachte doek
of poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek of poetska-
toen en veeg de ruit voorzichtig na met
een vochtige doek.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten op alcohol-
basis.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden ge-
houden.
Gebruik producten die door RENAULT
Boutique worden geleverd of lauw zeep-
sop en een spons; veeg de gordels met
een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleur-
stoffen omdat deze de gordels kunnen
aantasten.
Wat u niet moet doen
Het gebruik van een hogedrukreiniger of
sproeien in het interieur van de auto wordt
ten strengste afgeraden: als geen bijzondere
voorzorgsmaatregelen worden genomen be-
staat het gevaar dat elektrische en elektroni-
sche componenten in de auto defect raken.
Het wordt met kracht ontraden om voorwer-
pen met deodorant, parfum enz., bij de ven-
tilatieroosters te plaatsen omdat deze de
bekleding van het dashboard kunnen aan-
tasten.
4.14
NLD_UD9525_5
Filler NU (X06 - C06 - S06 - X35 - L35 - X44 - C44 - G44 - X45 - H45 - X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - X77 - J77 - F77 - R77 - X81 - J81 - X84 - B84 - C84 NLD_NU_739-6_X73_Renault_4
5.1
NLD_UD13185_2
Sommaire 5 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Gereedschap ( krik - wielsleutel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3
Sierdop – Wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4
Verwisselen van een wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9
Achterlichten (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Zijverlichting (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13
Binnenverlichting (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.14
Ruitenwisserbladen (vervangen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.17
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.21
RENAULT card afstandsbediening: batterijtje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.23
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.24
Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.25
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.28
crevaison .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
roue de secours ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD2263_1
Roue de secours (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Roue de secours
RESERVEWIEL
Reservewiel 3
Het reservewiel bevindt zich in de bagage-
ruimte.
Om erbij te kunnen komen:
zet u de achterklep open;
trekt u de klep omhoog aan de hand-
greep 1;
houdt u deze omhoog met de haak
2
onder de hoedenplank;
verwijdert u de krik;
draait u de centrale bevestiging los;
verwijdert u het gereedschap;
verwijdert u het reservewiel.
Gebruik van het reservewiel
Het controlesysteem van de bandenspan-
ning controleert niet de spanning van de re-
serveband (het door het reservewiel vervan-
gen wiel verdwijnt van het infoscherm).
Raadpleeg de paragraaf “Controlesysteem
bandenspanning” in hoofdstuk 2.
N.B.
De wielbouten van aluminium wielen
kunnen gebruikt worden voor een stalen re-
servewiel.
Laat het reservewiel regelma-
tig door uw dealer controle-
ren. Na verloop van tijd kan het
door veroudering onbruikbaar
worden.
Auto met een reservewiel dat
kleiner is dan de andere vier
wielen.
Bij gebruik van het reservewiel,
mag de auto niet sneller rijden dan
130 km/u.
Vervang zo snel mogelijk het reservewiel
door een wiel van dezelfde maat als het
originele wiel.
2
3
1
anneaux de remorquage .......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
bloc outils.................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
cric ............................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
manivelle .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.3
NLD_UD2264_1
Bloc-outils (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Bloc outils (Cric – Manivelle…)
GEREEDSCHAP
Het gereedschap A bevindt zich in de baga-
geruimte, op het reservewiel.
Krik 1
Maak de bevestigingsstrip los waarmee de
krik vastzit.
Maak de krik
1 vrij.
Voordat u de krik weer terug plaatst, brengt
u hem weer in de oorspronkelijke stand.
Wielmoersleutel 2
Hiermee draait u de wielbouten los en zet u
deze weer vast.
Sierdopsleutel 3
Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen.
Sleepoog 4
Raadpleeg de paragraaf “Slepen” in hoofd-
stuk 5.
Opbergruimtes
Bij het gereedschap is ruimte voor het op-
bergen van reservelampen, een antidiefstal-
moer, een antidiefstalsleutel.
Gebruik de krik alleen voor
het verwisselen van een wiel.
De krik mag nooit als steun bij
werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
1
2
3
4
A
clé d’enjoliveur .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
enjoliveurs ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
changement de roue................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
5.4
NLD_UD2265_1
Enjoliveur - Roue (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Enjoliveur – Roue
WIELDOP – WIEL
Wieldop met zichtbare
wielbouten 1
Steek het haakje van de wieldopsleutel 3
(opgeborgen bij het gereedschap) in de ope-
ning dichtbij het ventiel.
Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem
ten opzichte van ventiel 2. Duw de haakjes
er in, te beginnen met kant A daarna B en C
en eindig met de kant tegenover ventiel D.
Wiel met zichtbare bouten 4
Verwijder de bouten en het wiel.
D
C
A
B
1
2
4
3
changement de roue................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
levage du véhicule
Changement de roue .......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.5
NLD_UD13186_2
Changement de roue (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Changement de roue
VERWISSELEN VAN EEN WIEL
zet de bouten vast en laat de krik
zakken;
Zodra de wielen weer op de grond rusten,
zet u de bouten stevig vast, laat het vast-
zetten zo snel mogelijk controleren (aan-
trekkoppel 130 Nm);
maak het kapje
3 weer vast.
1
2
3
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Zet de auto stil op een hori-
zontale, stroeve en stevige on-
dergrond (leg indien nodig een stevige
plank onder de krik) op veilige afstand
van het verkeer.
Zet de parkeerrem vast en schakel een
versnelling in (eerste of achteruit, of P bij
een automatische transmissie).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
Als u merkt dat een band lek is
moet u direct stoppen en het
reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel
mogelijk worden gerepareerd en vóór
terugplaatsing door een deskundige
worden onderzocht.
Verwijder de wieldop (indien van toepas-
sing).
Draai de wielbouten iets los met de wiel
-
moersleutel 1. Plaats deze zo dat u deze
naar beneden moet drukken;
breng de krik horizontaal op zijn plaats:
de kop van de krik moet bij de metalen
steun 2 komen in de onderrand van de
carrosserie, zo dicht mogelijk bij het te
verwijderen wiel en toegankelijk na het
verwijderen van het kapje 3;
schuif de poot van de krik zo diep moge
-
lijk in de metalen steun 2;
draai de krik met de hand omhoog zodat
u de voet van de krik vlak op de grond
kunt zetten, iets binnen de rand van de
carrosserie. Bij een zachte ondergrond
moet u een plank onder de voet plaat-
sen;
draai de zwengel een paar slagen zodat
het wiel vrijkomt van de grond;
demonteer de bouten;
verwijder het wiel;
plaats het reservewiel op de naaf en
draai het wiel rond tot de gaten voor de
wielbouten samenvallen met die van de
naaf;
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet
u deze bouten zo dicht mogelijk bij het
ventiel plaatsen (risico dat de wieldop
niet gemonteerd kan worden).
pneumatiques ........................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.6
NLD_UD2267_1
Pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Jaune Noir Noir texte
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN
Veiligheid van de banden -
wielen
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
Onderhoud van de banden
De banden van uw auto moeten altijd aan de
wettelijke voorschriften voldoen. Bovendien
moeten de banden, in het belang van een
goede wegligging van uw auto, van het-
zelfde merk zijn en hetzelfde profiel hebben.
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken
die door onze technische diensten goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrole-
stiften 1.
Als het loopvlak van een band tot aan deze
stiften is weggesleten, worden ze zicht-
baar 2: u moet dan deze band laten vervan-
gen, omdat er nog slechts 1,6 mm profiel
overblijft, waardoor de band op een natte
weg onvoldoende grip heeft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen
gebeuren door even grote
banden van hetzelfde merk,
met dezelfde eigenschappen en met
hetzelfde profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de
oorspronkelijk gemonteerde, ofwel
voldoen aan de door RENAULT ge-
stelde eisen.
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de velgen beschadi-
gen, en de voorwielen of ach-
terwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
RENAULT-dealer controleren.
1
2
pression des pneumatiques................................ (page courante)
Jaune Noir Noir texte
5.7
NLD_UD2267_1
Pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
BANDEN (vervolg)
Bandenspanning
Houd u aan de voorgeschreven bandenspan-
ningen (inclusief die van het reservewiel),
controleer ze tenminste eens per maand
en ook voor een langere rit. Raadpleeg de
paragraaf Bandenspanning of, afhanke-
lijk van de auto, de sticker op het bestuur-
dersportier.
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een warme
band.
Reservewiel
Zie de paragrafen “reservewiel” en “verwis-
selen van een wiel” in hoofdstuk 5.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
kans op een klapband of het loslaten
van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belading en de snelheid van de auto.
Pas de bandenspanning indien nodig
aan de gebruiksomstandigheden aan
(zie tabel “bandenspanning”).
Laat, om veiligheidsredenen
het vervangen van de banden
over aan een deskundige.
Door het monteren van afwij-
kende banden kan:
de auto gaan afwijken van de betref
-
fende wettelijke voorschriften;
de wegligging verslechteren;
het sturen zwaarder gaan;
de geluidsproductie toenemen;
het gebruik van sneeuwkettingen be
-
lemmerd worden.
Vervangen van de banden
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
5.8
NLD_UD2267_1
Pneumatiques (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
BANDEN (vervolg)
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Winterbanden
Voor een optimale grip van uw auto raden
wij u aan deze banden op alle vier wielen
te monteren.
Let op
: deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximumsnelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd niet sneller dan de
daarmee toegelaten maximumsnelheid.
Indien u voor deze banden kiest, moeten zij
in ieder geval links en rechts voor worden
gemonteerd.
Wij raden u in ieder geval aan uw
RENAULT-dealer te raadplegen. Hij
weet als geen ander welke voorzienin-
gen het beste bij uw auto passen.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met banden die even
groot zijn als de oorspronke-
lijk op uw auto gemonteerde
banden.
Bijzonderheid uitvoering met 17
wielen
Indien u sneeuwkettingen wilt gebruiken,
zijn er speciale maatregelen nodig.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Bijzonderheid uitvoeringen met 18”
wielen: hierop kunt u geen sneeuw-
kettingen monteren
Indien u sneeuwkettingen wilt gebruiken,
zijn er speciale maatregelen nodig.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Het kruisen van de wielen
De in ieder ventiel gemon-
teerde drukzender is speciaal
voor dit wiel op deze plaats be-
stemd: in geen geval mogen de
wielen van plaats worden verwisseld.
Gevaar van verkeerde informatie met
ernstige gevolgen.
ampoules
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants ................................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
5.9
NLD_UD2268_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp
Koplampen met halogeenlampen Koplampen met xenonlampen Schoonmaken van de
koplampen
De koplampen hebben een kunststof ruit,
die u met een zachte schone doek of poets-
katoen kunt schoonvegen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een in
zeepsop gedrenkte doek of poetskatoen en
veeg de ruit voorzichtig na met een vochtige
doek.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten op alcoholba
-
sis.
Omdat hiervoor een aantal
andere onderdelen moet
worden verwijderd (sierkappen
in de motorruimte, koplamp,
enz.) adviseren wij het vervangen
van de lampen over te laten aan een
RENAULT-dealer.
Omdat het werken aan hoog-
spanningssystemen gevaarlijk
is, moet het vervangen van dit
type lamp uitgevoerd worden
door een RENAULT-dealer.
antibrouillard
projecteurs .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard ........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
additionnels ......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
ampoules
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
antibrouillard ....................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.10
NLD_UD2269_1
Projecteurs avant : antibrouillards / additionnels (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
LAMPEN VOORZIJDE: mistlichten / extra lichten
Mistlichten voor 1
Vervangen van een lamp
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Lamptype: H11.
Extra lampen
Vraag uw RENAULT-dealer advies indien u
“verstralers” op uw auto wilt monteren.
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een
verkeerde aansluiting kan de
elektrische installatie worden
beschadigd (bedrading, organen en in
het bijzonder de dynamo). Laat eventu-
ele veranderingen door uw RENAULT-
dealer uitvoeren. Hij beschikt over de
noodzakelijke onderdelen.
1
feux :
de direction ................................................... (page courante)
feux :
de position .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de stop .......................................................... (page courante)
ampoules
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .......................................................... (page courante)
5.11
NLD_UD2270_1
Feux arrière : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Feux arrière (remplacement des lampes)
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp
Richtingaanwijzer /
Markeringslicht en remlicht
In de bagageruimte, verwijder het afdek-
rooster door het lipje 1 omhoog te trekken.
Til de lipjes
2 en 3 op om de lamphouder 4
los te maken.
5 Markeringslicht en remlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
met twee gloeidraden: P21/5 W.
6 Richtingaanwijzer
Peervormige oranje lamp met bajonet-
fitting PY21 W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
1 4
3
2
5
6
feux :
de recul ......................................................... (page courante)
feux :
de brouillard .................................................. (page courante)
5.12
NLD_UD2270_1
Feux arrière : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
ACHTERLICHTEN: vervangen van een lamp (vervolg)
Mistachterlicht / Achteruitrijlicht
en markeringslicht
Maak, op de achterklep, de kap 7 los van
het betreffende lamphuis om bij de bevesti-
gingsschroef te kunnen komen.
Draai deze los.
Maak van buitenaf het achterlichthuis vrij.
Maak de lamphouder
8 los om bij de lampen
te kunnen komen.
9 Markeringslicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
met twee gloeidraden: P21/5 W.
10 Mistlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
P21 W.
11 Achteruitrijlicht
Peervormige lamp met bajonetfitting
P21 W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
7
8
9
10
11
feux :
de direction ................................................... (page courante)
feux :
de plaque d’immatriculation .......................... (page courante)
feux :
de stop .......................................................... (page courante)
ampoules
remplacement ............................................... (page courante)
changement de lampes ...................................... (page courante)
lampes
remplacement ............................................... (page courante)
répétiteurs latéraux
remplacement des lampes ............................ (page courante)
5.13
NLD_UD2271_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Répétiteurs latéraux (remplacement des lampes)
LAMPEN ACHTER (vervolg) EN ZIJKANT: vervangen van een lamp
Derde remlicht 12
Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Kentekenverlichting 13
Druk tegen het lipje 14 en maak het lamp-
huis 13 los.
Maak het kapje los van het lamphuis zodat u
bij de lamp kunt komen.
Lamptype: W5W.
Zijknipperlichten 15
Maak het zijknipperlicht 15 los (met een
platte schroevendraaier).
Draai de lamphouder een kwart slag en haal
de lamp eruit.
Lamptype: W5W.
12
13
14
15
ampoules
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes ............................ (jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ..................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.14
NLD_UD2272_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Jaune Noir Noir texte
Éclaireurs intérieurs (remplacement des lampes)
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp
Binnenlicht A
Wip met een platte schroevendraaier de
kap 1 los.
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 2: W5W.
Verlichting dashboardkastje
Wip het lamphuis los door met een platte
schroevendraaier het lipje 3 in te drukken.
Maak de stekker los.
Lamptype: buislampje
C5W.
1
A
2
3
Jaune Noir Noir texte
5.15
NLD_UD2272_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (vervolg)
Vloerverlichting voor
De verlichting bevindt zich onder en achter
het dashboard.
Draai de lamphouder
4 een kwart slag en
maak de lamp los.
Lamptype: W5W.
Vloerverlichting achter
Deze bevindt zich onder de voorstoelen.
Haal de lamphouder
5 uit zijn houder en ver-
wijder de lamp.
Lamptype: W5W.
Portierverlichting
Wip de verlichting 6 met een platte schroe-
vendraaier los.
Draai de lamphouder een kwart slag en haal
de lamp eruit.
Lamptype: W5W.
4
5
6
5.16
NLD_UD2272_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp (vervolg)
Bagageverlichting
Maak met een kleine schroevendraaier de
lamphuizen 7 los door de twee lipjes aan
weerskanten van het lamphuis in te druk-
ken.
Maak de stekker los.
Druk tegen het lipje
8 zodat de lamphouder
vrijkomt en u het lampje 9 kunt vervangen.
Lamptype: W5W.
7
7
8
9
balais d’essuie-vitres ................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais .................................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
5.17
NLD_UD2273_1
Balais d’essuie-vitres (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN
Vervangen van de
ruitenwisserbladen voor 1
Trek de ruitenwisserarm 3 los van de
ruit;
maak de onderkant van het wisserblad
vrij door het iets te buigen en kantel het
tegen de horizontale aanslag;
verschuif het wisserblad over de blokke
-
ring 2.
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omgekeerde
volgorde van losmaken. Controleer of het
blad goed is vergrendeld.
Sproeiers van de ruitensproeier
van de voorruit
U kunt deze verstellen met een platte
schroevendraaier.
Ruitenwisserblad achter 4
Trek de ruitenwisserarm 5 los van de
ruit;
kantel het blad
4 tot u een weerstand
voelt;
verwijder het blad door er aan te trek
-
ken.
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omgekeerde
volgorde van losmaken. Controleer of het
blad goed is vergrendeld.
Voordat u de ruitenwisser
achter gebruikt moet u ervoor
zorgen dat niets de beweging
van de wisser hindert.
Controleer als het vriest, voordat u
wegrijdt, of de ruitenwissers voor en
achter niet aan het glas zijn vastge-
vroren. De wissermotor kan hierdoor
te warm worden.
Controleer regelmatig de staat van de
ruitenwisserbladen. Zodra hun wer-
king afneemt moet u ze vervangen,
ongeveer eens per jaar.
1
2
3
4
5
batterie...................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD2274_1
Batterie : dépannage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Jaune Noir Noir texte
Batterie
ACCU: storing
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleert u of alle stroomverbruikers
zijn uitgeschakeld voordat u de accu-
klemmen losmaakt of aansluit;
Schakelt u de acculader uit voordat u
deze op de accu aansluit of ervan los-
maakt.
Mag u geen metalen of andere gelei
-
dende voorwerpen, die kortsluiting tussen
de accupolen kunnen veroorzaken, op de
accu leggen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Bij werkzaamheden onder de motorkap:
de koelventilateur kan onverwacht gaan
draaien.
Risico van verwonding.
Jaune Noir Noir texte
5.19
NLD_UD2274_1
Batterie : dépannage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
ACCU: storing (vervolg)
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Maak altijd (bij stilstaande motor) de kabels
los van de aansluitingen van de accu te be-
ginnen met de negatieve aansluiting.
Maak de accukabels nooit los als de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Alleen een goed opgeladen en onderhouden
accu heeft een lange levensduur en voor-
komt startproblemen.
Houd de accu schoon en droog.
Laat de capaciteit van de accu regelmatig
controleren:
Vooral als de auto veel korte (stads-)ritten
maakt.
Het is normaal dat de capaciteit bij lage
temperatuur afneemt. Gebruik in de
winter niet meer stroomverbruikers dan u
nodig heeft.
De accu ontlaadt natuurlijk ook door per
-
manente stroomverbruikers bijvoorbeeld
(klokje, accessoires met permanente
voeding).
Sluit accessoires zoveel mogelijk + na con-
tact in plaats van + voor contact aan. Laat
anders een accu met een grotere capaciteit
monteren.
Raadpleeg hiervoor uw RENAULT-dealer.
Als u de auto langere tijd, vooral in de winter,
niet gebruikt, maak dan de accukabels los,
of laat de accu regelmatig bijladen. Daarna
moet u apparaten met een geheugen (radio,
boordcomputer, enz.) wel opnieuw program-
meren. Bewaar de accu op een koele, droge
vorstvrije plaats.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden, raadpleeg uw RENAULT-
dealer.
De geringste vonk kan een zware explo-
sie veroorzaken. Daarom mag u de accu
alleen in een goed geventileerde ruimte
opladen. Gevaar van ernstige verwon-
dingen.
5.20
NLD_UD2274_1
Batterie : dépannage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
ACCU: storing (vervolg)
Starten met starthulpkabels
Sluit de starthulpkabels als volgt aan tussen
de twee auto’s:
Controleer of de starthulpkabels, verkrijg-
baar bij uw RENAULT-dealer, dik genoeg
zijn en in goede staat verkeren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 Volt.
De hulpaccu moet minstens de capaciteit
(ampère-uur, Ah) hebben van de ontladen
accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Laat de motor van de hulpauto met een mid-
delmatig toerental draaien.
Sluit de positieve kabel A op de pluspool
(+) 1 van de ontladen accu, daarna op de
pluspool (+) 2 van de hulpaccu.
Sluit daarna de negatieve kabel
B op de
minpool (–) 3 van de hulpaccu aan, daarna
op de minpool (–) 4 van de ontladen accu.
Controleer of de kabels A en B elkaar ner-
gens raken en of de positieve kabel A geen
metalen delen van de hulpauto raakt.
Start de motor op de normale wijze.
Maak, zodra hij draait, de kabels A en B in
omgekeerde volgorde (4-3-2-1) los.
1
4
B
3
2
A
fusibles ..................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.21
NLD_UD2275_1
Fusibles (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Fusibles
ZEKERINGEN
Zekeringkastje 1
Als een elektrisch apparaat niet werkt, con-
troleert u eerst de staat van de zekeringen.
Open het deksel
4.
Raadpleeg de sticker en de verklaring op de
volgende bladzijde voor het bepalen van de
te controleren zekering 3.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
Trek met het tangetje 2 de zekering los die u
wilt controleren.
U kunt de zekering uit het tangetje schui-
ven.
N.B.
Sluit het deksel
4 voordat u het portier van
de auto sluit.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw RENAULT-
dealer.
1
4
3
2
GOED DEFECT
2
5.22
NLD_UD2275_1
Fusibles (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
ZEKERINGEN (vervolg)
Bestemming van de zekeringen (afhankelijk van de uitvoering)
Symbool Bestemming
Á
Grootlicht
ALIM
UCH
Elektrische regeleenheid/
Startvergrendeling
Þ
Sprekende
boordcomputer/
Instrumentenpaneel/
Verstelling
xenonkoplampen
t
Airconditioning/
Parkeerhulp/
Achteruitrijlicht
Z
Binnenverlichting
ß
Remlichten/Ruitenwisser
L
Dimlicht links
V
Markeringslicht rechts
Symbool Bestemming
É
Alarmknipperlichten/
Richtingaanwijzers
Ï
Communicatiesysteem/
Radio
G
Mistlicht aan de voorzijde/
Instrumentenpaneel/
Sprekende
boordcomputer
Å
Airbags Gordelspanners
n
Antiblokkeersysteem
(ABS)
Ì
Claxon
h
Elektrische ruitbediening
F
Mistachterlicht
ð
Verwarmde
buitenspiegels
Symbool Bestemming
T
Dimlicht rechts
Y
Markeringslicht links/
Verlichting
f
Achterruitwisser
N
Portieren vergrendelen/
ontgrendelen
ë
Accessoire-aansluiting
interieur/Telefoon
Æ
Aansteker/Accessoire-
aansluiting bagageruimte
C
Achterruitverwarming/
Stuurkolomvergrendeling/
Voorstoelen
carte RENAULT
Pile ...................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
piles .......................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.23
NLD_UD429_1
Cartes Renault : pile (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Carte RENAULT : pile
RENAULT CARD: batterij
24422
RENAULT card handsfree
afstandsbediening
Vervangen van het batterijtje
De boodschap “kaartbatterij vervangen” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel.
Trek met kracht aan de noodsleutel
1.
Vervang het batterijtje
2, let op de polariteit
die op de noodsleutel is aangegeven (con-
troleer of het lampje 3 oplicht bij het indruk-
ken van een knop van de RENAULT card).
RENAULT card
Vervangen van het batterijtje
Trek met kracht aan de noodsleutel
1.
Duw de twee nokjes opzij waarbij u de bat-
terijhouder vasthoudt om het geheel houder/
batterijtje 2 eruit te halen.
Vervang het geheel
2, let op de polariteit die
op de noodsleutel is aangegeven (controleer
of het lampje 3 oplicht bij het indrukken van
een knop van de RENAULT card).
Gooi lege batterijen niet weg,
maar lever ze in bij een inza-
melpunt voor lege batterijen.
Batterijtjes zijn verkrijgbaar bij uw
RENAULT-dealer.
De levensduur is ongeveer twee jaar.
2
1
3
2
1
installation radio........................................ (jusqu’à la fin de l’UD)
accessoires............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
prééquipement radio................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
radio
prééquipement .................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.24
NLD_UD2277_1
Accessoires (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Accessoires
ACCESSOIRES
Gebruik van telefoons en
27 Mc zendapparatuur.
Telefoons en 27 Mc appara-
tuur met een ingebouwde an-
tenne, kunnen de werking beïnvloeden
van elektronische systemen in de auto.
Gebruik dergelijke apparaten daarom
met een buitenantenne.
Houd u altijd aan de wettelijke voor
-
schriften met betrekking tot het ge-
bruik van deze apparaten.
Achteraf inbouwen van
accessoires
Om zeker te zijn dat uw auto
goed werkt en om elk risico te
vermijden dat uw veiligheid kan aantas-
ten, raden wij u aan om door RENAULT
goedgekeurde accessoires te gebrui-
ken: deze zijn aan uw auto aangepast
en alleen deze worden door RENAULT
gegarandeerd.
Het gebruik van een fietsdrager die met
riemen op de achterklep wordt beves-
tigd, wordt met kracht afgeraden.
Raadpleeg bij de montage van niet
elektrische accessoires (dakdragers,
trekhaak, enz.) en voor de gebruiks-
omstandigheden de meegeleverde mon-
tagevoorschriften.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Elektrische en elektronische
accessoires
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elektrische
installatie worden beschadigd (bedra-
ding, organen en in het bijzonder de
dynamo). Laat eventuele veranderin-
gen door uw RENAULT-dealer uit-
voeren.
In geval van achteraf inbouwen van
een elektrische uitrusting, moet u
goed in de gaten houden dat de in-
stallatie wel is beschermd door een
zekering. Noteer de sterkte van deze
zekering en de plaats waar hij zich
bevindt.
Controleer vóór het installeren
van een elektrisch of elektro-
nisch apparaat (in het bijzon-
der zenders/ontvangers: fre-
quentieband, vermogen, plaats van de
antenne, enz.), of dit geschikt is voor uw
auto.
Raadpleeg hiervoor uw RENAULT-
dealer.
anneaux de remorquage .................................... (page courante)
remorquage
dépannage .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.25
NLD_UD2279_1
Remorquage dépannage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Remorquage
SLEPEN: pech
Steek de card geheel in de kaartlezer
zodat het stuurwiel wordt ontgrendeld
en de remlichten, richtingaanwijzers enz.
gebruikt kunnen worden. ‘s Nachts moet
de auto verlicht zijn.
Bovendien moeten de voorschriften voor
het slepen die in ieder land gelden in acht
worden genomen en mag de maximum toe-
gelaten aanhangwagenmassa van uw auto,
als deze de trekkende auto is, niet worden
overschreden. Raadpleeg uw RENAULT-
dealer.
Gebruik uitsluitend de sleepogen
1 aan de
voorkant en 4 aan de achterkant. Bevestig
de sleepkabel nooit aan de aandrijfassen.
Het sleepoog mag alleen gebruikt worden
om de auto mee te slepen: het mag in geen
geval gebruikt worden om de auto direct of
indirect aan op te hijsen.
N.B.:
verwijder tijdens het slepen nooit de
RENAULT card uit de lezer.
Toegang tot de sleeppunten
Maak het plaatje 2 of 5 los.
Schroef het sleepoog
3 zo ver mogelijk
vast, eerst met de hand en daarna met de
wielsleutel die in de gereedschapset opge-
borgen is.
Het sleepoog
3 en de wielmoersleutel zijn
opgeborgen onder de mat van de bagage-
ruimte in de gereedschapset (raadpleeg de
paragraaf “Gereedschap” in hoofdstuk 5).
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
1
2
3
4
5
3
5.26
NLD_UD2279_1
Remorquage dépannage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
SLEPEN: pech (vervolg)
Slepen van een auto met
automatische versnellingsbak
Wanneer de motor niet draait, wordt de
automatische transmissie niet meer ge-
smeerd; u kunt dan ook de auto het beste
laten slepen met beide voorwielen van de
grond (en niet de achterwielen) of op een
plateau vervoeren.
Bij uitzondering
, kunt u de auto laten
slepen met de vier wielen op de grond, uit-
sluitend vooruit rijdend met de hendel in
stand N en over een afstand van maxi-
maal 50 km.
RENAULT adviseert het ge-
bruik van een onbuigzame
sleepstang. Indien u een touw
of kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is), moet
de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Tijdens het slepen, moet zo veel
mogelijk het plotseling gas geven of
remmen vermeden worden om be-
schadiging aan de auto te voorko-
men.
U mag in geen geval sneller rijden
dan 25 km/u.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
De selecteurhendel moet in
stand N staan.
Indien de selecteurhendel
1
niet uit de stand P kan worden
verzet als u het rempedaal indrukt, dan
kunt u de hendel als volgt met de hand
vrijzetten.
Steek hiertoe een metalen pen in het
gat 2 en druk op de ontgrendelknop
om de hendel te kunnen verplaatsen uit
stand P.
1
2
remorquage
attelage ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
5.27
NLD_UD2280_1
Remorquage : attelage (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
TREKKEN: trekhaak
Kogeldruk, maximaal toegelaten mas-
sa’s van geremde en ongeremde aan-
hangwagens: raadpleeg hoofdstuk 6,
paragraaf “Massa’s”.
A
A : 1 030 mm
anomalies de fonctionnement................... (jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ............. (jusqu’à la fin de l’UD)
5.28
NLD_UD3074_1
Anomalies de fonctionnement (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Jaune Noir Noir texte
Storingen
STORINGEN
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig moge-
lijk door een RENAULT-dealer nakijken.
Gebruik van de RENAULT card OORZAKEN WAT TE DOEN
De RENAULT card werkt niet voor het ont-
grendelen of vergrendelen van de portie-
ren.
De auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
Accu ontladen.
Gebruik de noodsleutel (raadpleeg de paragraaf
“Noodsleutel” in hoofdstuk 1).
Gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Schakel de apparatuur uit of gebruik de nood-
sleutel (raadpleeg de paragraaf “Noodsleutel” in
hoofdstuk 1).
Batterij van de card leeg. Vervang de batterij.
Jaune Noir Noir texte
5.29
NLD_UD3074_1
Anomalies de fonctionnement (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
STORINGEN (vervolg)
U schakelt de startmotor in OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes gaan zwakker of niet
branden, de startmotor draait niet.
Accuklemmen niet goed vastgezet, los
of geoxideerd.
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxi-
deerd.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu.
Raadpleeg de paragraaf “Accu: storing” in hoofd-
stuk 5 of vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is ver-
grendeld.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het starten zijn
niet vervuld.
Raadpleeg de paragraaf “Starten/stilzetten van
de motor” in hoofdstuk 2.
De handsfree RENAULT card werkt
niet.
Steek de card in de lezer voor het starten.
Raadpleeg de paragraaf “Starten/stilzetten van
de motor” in hoofdstuk 2.
De motor weigert te stoppen. Elektronische storing. Druk vijf keer snel op de startknop.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Beweeg het stuurwiel terwijl u de startknop van
de motor ingedrukt houdt (raadpleeg de para-
graaf “starten van de motor” in hoofdstuk 2).
5.30
NLD_UD3074_1
Anomalies de fonctionnement (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
Jaune Noir Noir texte
STORINGEN (vervolg)
Tijdens het rijden OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit
balans.
Controleer de bandenspanning, als deze goed is
laat dan de banden door een RENAULT-dealer
nakijken.
Abnormale witte rook uit de uitlaat of bor-
relende vloeistof in het koelvloeistofreser-
voir.
Mechanische storing: koppakking opge-
blazen of waterpomp defect.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een RENAULT-dealer.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcircuit. Zet de motor af en maak een van de accuka-
bels los. Raadpleeg uw RENAULT-dealer.
Het waarschuwingslampje voor de oliedruk
gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen Het peil is te laag. Voeg motorolie toe (raadpleeg de paragraaf
“Motorolie (bij)vullen” in hoofdstuk 4).
bij stationair draaien Lage oliedruk. Ga direct naar de dichtstbijzijnde RENAULT-
dealer.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een RENAULT-
dealer.
Jaune Noir Noir texte
5.31
NLD_UD3074_1
Anomalies de fonctionnement (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
STORINGEN (vervolg)
Tijdens het rijden OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Gebroken aandrijfriem. Vervang de aandrijfriem.
Te weinig olie in de pomp. Voeg stuurbekrachtigingsolie toe (raadpleeg de
paragraaf Peilen Stuurbekrachtigingspomp”
in hoofdstuk 4).
Als het probleem hierna niet verholpen is, raad-
pleegt u een RENAULT-dealer.
De motor wordt te warm. Het waarschu-
wingslampje koelvloeistoftemperatuur
licht op (of de naald van de wijzer staat in
de rode zone).
Waterpomp: aandrijfriem te slap of gebro-
ken.
Koelventilateur defect.
Zet de motor af en roep de hulp in van een
RENAULT-dealer.
Koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof inzitten. Als het leeg is, raadpleeg zo
snel mogelijk een RENAULT-dealer.
Radiateur: Als er veel te weinig koelvloeistof inzit, vergeet dan niet dat u nooit koude koelvloeistof mag bijvullen zolang de motor heet
is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijgevuld.
Gebruik hiervoor alleen door onze technische diensten goedgekeurde koelvloeistof.
5.32
NLD_UD3074_1
Anomalies de fonctionnement (B74 - K74 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_5
STORINGEN (vervolg)
Elektrische apparaten OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een RENAULT-dealer.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een RENAULT-dealer.
Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand. Vervang de lamp.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een RENAULT-dealer.
De koplampen schakelen niet in of niet
uit.
Elektrische installatie of schakelaar
defect.
Raadpleeg een RENAULT-dealer.
Condenswater in de verlichting. Dit is geen defect. Dit is een normaal ver-
schijnsel dat door temperatuurverandering
wordt veroorzaakt.
Als de lichten branden verdwijnt het water
snel.
6.1
NLD_UD13187_2
Sommaire 6 (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Maten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.14
plaques d’identification ............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques techniques ...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
identification du véhicule .......................... (jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
référence ....................................................... (page courante)
6.2
NLD_UD2282_1
Plaques d’identification (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
Plaques d’identification
IDENTIFICATIEPLAATJES
Constructeursplaatje A
1 Typenummer van de auto en chas-
sisnummer. Deze informatie vindt u
terug bij B.
2 Max. toegelaten totaalmassa.
3 Maximaal toegelaten treinmassa (auto
+ aanhangwagen).
4 Max. toegelaten massa gemeten onder
de vooras.
5 Max. toegelaten massa gemeten onder
de achteras.
6 Technische gegevens van de auto.
7 Laknummer.
8 Uitrustingsniveau.
9 Type auto.
10 Stoelbekledingscode.
11 Aanvullende uitrustingsgegevens.
12 Fabricagenummer.
13 Interieurbekledingscode.
A
B
A
1
2
3
4
5
6 7
8
9
10
12
13
11
Jaune Noir Noir texte
6.3
NLD_UD2282_1
Plaques d’identification (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
IDENTIFICATIEPLAATJES (vervolg)
De gegevens op het motorplaatje of de
sticker C moeten bij eventuele corres-
pondentie en bij het bestellen van onder-
delen altijd worden vermeld (plaats ver-
schilt afhankelijk van het motortype).
1
Type van de motor
2
Indicenummer van de motor
3
Motornummer
C
C
1
2 3
C
C
C
C
dimensions ......................................................... (page courante)
caractéristiques techniques ................................ (page courante)
6.4
NLD_UD2283_1
Dimensions (en mètres) (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Dimensions
MATEN (in meters)
(1) Onbelast
1,065 2,840 0,955
4,860
1,575
2,177
1,550
1,577 (1)
caractéristiques moteurs .................................... (page courante)
caractéristiques techniques ................................ (page courante)
moteur
caractéristiques ............................................. (page courante)
6.5
NLD_UD2284_1
Caractéristiques moteurs (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Caractéristiques moteurs
GEGEVENS VAN DE MOTOR
Uitvoeringen 2.0 T 3.5 V6 2.0 dCi 2.2 dCi 3.0 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje)
F4R turbo
V4Y M9R turbo G9T turbo P9X turbo
Cilinderinhoud
(cm³) 1 998 3 498 1 995 2 188 2 958
Soort brandstof
Ongelode benzine met het voorgeschre-
ven octaangetal zoals aangegeven op de
sticker in de tankdopklep.
In noodgevallen mag ook ongelode ben-
zine worden getankt:
met octaangetal 91 voor een sticker
waarop staat 95, 98;
met octaangetal 87 voor een sticker
waarop staat 91, 95, 98.
Dieselolie
De sticker in de tankdopklep geeft aan
welke brandstoffen toegestaan zijn.
Bougies
Gebruik uitsluitend de voor uw motor voor-
geschreven bougietypen:
Het type staat aangegeven op een sticker
in de motorruimte, raadpleeg anders uw
RENAULT-dealer.
Montage van een niet voorgeschreven
bougietype kan tot ernstige motorschade
leiden.
caractéristiques techniques ...................... (jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ............................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables .............................. (jusqu’à la fin de l’UD)
masses ..................................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD3162_1
Masses (en kg) (X73 - B73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Masses
Charges remorquables
MASSA’S (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
Aanhangwagengewicht (trekken van een caravan, boot, enz.)
Respecteer de in het land geldende voorwaarden voor het trekken en de toegelaten maximale massa’s. Laat uw merkdealer een trekhaak
monteren en de bedrading van de auto aanpassen.
In geval van een auto met aanhanger, mag de max. toegelaten treinmassa (auto + aanhanger) nooit overschreden worden
. Toegelaten
is echter:
een overschrijding van de max. toegelaten massa gemeten onder de achteras tot 15 %,
een overschrijding van de max. toegelaten totaalmassa (MMAC) tot 10 % of 100 kg (tot de eerste van deze twee waarden is bereikt).
In beide gevallen is de maximum snelheid van het geheel 100 km/u en moet de bandenspanning worden verhoogd met 0,2 bar (3 PSI).
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10 % per 1000 meter stijging te
verminderen.
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg
de paragaaf "Identificatieplaatjes" in hoofdstuk 6)
Massa aanhanger geremd
door berekening van: MTR - MMAC
Massa aanhanger ongeremd
750
Max. kogeldruk op trekhaak
75
Max. dakbelasting
80 kg (met inbegrip van de dragende delen)
pièces de rechange .................................. (jusqu’à la fin de l’UD)
6.7
NLD_UD3959_2
Pièces de rechange et réparations (X65 - L65 - S65 - X73 - B73 - X74 - B74 - K74 - J77 - B85 - C85 - S85 - B65 - C65 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Pièces de rechange
ONDERDELEN EN REPARATIES
Originele RENAULT onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als
de onderdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van originele RENAULT onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn
door een RENAULT-dealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
justificatifs d’entretien ............................... (jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique .......................................... (jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
autonomie de vidange ........................ (jusqu’à la fin de l’UD)
6.8
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
Justificatifs d’entretien
ONDERHOUDSCOUPONS
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
VIN: ..................................................................................
Jaune Noir Noir texte
6.9
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
ONDERHOUDSCOUPONS ( vervolg)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
6.10
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
ONDERHOUDSCOUPONS ( vervolg)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Jaune Noir Noir texte
6.11
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
ONDERHOUDSCOUPONS ( vervolg)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
6.12
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
ONDERHOUDSCOUPONS ( vervolg)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Jaune Noir Noir texte
6.13
NLD_UD10975_1
Justificatif d’entretien (Suite) (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
ONDERHOUDSCOUPONS ( vervolg)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden:
Stempel
Onderhoudsbeurt
................................................□
Plaatwerkcontrole:
OK□ NietOK*□
*Ziespecifiekebladzijde
contrôle anticorrosion ............................... (jusqu’à la fin de l’UD)
6.14
NLD_UD10977_1
Contrôle anticorrosion (suite) 5 pages (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN :
..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Jaune Noir Noir texte
6.15
NLD_UD10977_1
Contrôle anticorrosion (suite) 5 pages (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
PLAATWERKCONTROLE (vervolg)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN :
..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.16
NLD_UD10977_1
Contrôle anticorrosion (suite) 5 pages (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
Jaune Noir Noir texte
PLAATWERKCONTROLE (vervolg)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN :
..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Jaune Noir Noir texte
6.17
NLD_UD10977_1
Contrôle anticorrosion (suite) 5 pages (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
PLAATWERKCONTROLE (vervolg)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN :
..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.18
NLD_UD10977_1
Contrôle anticorrosion (suite) 5 pages (X84 - X85 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_6
PLAATWERKCONTROLE (vervolg)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN :
..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
7.1
FRA_UD13188_2
Index (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_7
batterijtjes ...................................................................................... 5.23
bedieningsorganen ............................................................. 1.44 – 1.45
bevestigingsmiddelen voor kinderen .................................1.35→1.43
bevestigingssysteem voor kinderen ..................................1.35→1.43
bijzonderheid van de benzinemotor................................................. 2.7
bijzonderheid van de dieselmotor .................................................... 2.8
bijzonderheid van de dieselmotor met roetfilter ............................... 2.9
binnenlicht ................................................................3.19,5.14→5.16
boordcomputer ..................................................................1.55→1.58
brandstof
kwaliteit ................................................................................... 1.74
tanken ..................................................................................... 1.74
tips voor zuinig rijden ..................................................2.14→2.16
brandstof besparen............................................................2.14→2.16
brandstofpeil ....................................................................... 1.46 – 1.47
brandstoftank
inhoud ..................................................................................... 1.73
buitentemperatuur ......................................................................... 1.61
C
caravan trekken ............................................................................... 6.6
carrosserie (onderhoud) ......................................................4.11 – 4.12
claxon en lichtsignaal .................................................................... 1.64
commando’s ....................................................................... 1.44 – 1.45
controlelampjes .................................................................1.46→1.58
D
dakdragers..................................................................................... 3.31
E
elektronisch stabiliteits programma: ESP ........................... 2.22 – 2.23
ESP: elektronisch stabiliteits programma ........................... 2.22 – 2.23
F
filter
brandstof .......................................................................... 2.14, 4.9
filter:
interieur ..................................................................................... 4.9
lucht .................................................................................. 2.14, 4.9
roet ............................................................................................ 2.9
A
aan/uit knop van de motor .....................................................2.3→2.6
aanhangwagen ................................................................................ 6.6
aansteker ....................................................................................... 3.25
aanvullende bevestigingsmiddelen................................................ 1.34
bevestigingsmiddelen zijkant .................................................. 1.33
bij de autogordels achterin ...................................................... 1.32
bij de autogordels voorin .............................................1.28→1.31
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.28→1.31
aanwijzers:
richtingaanwijzers .................................................................... 1.64
ABS .................................................................................... 2.26 – 2.27
accessoireaansluiting ........................................................... 3.22, 3.25
accessoires.................................................................................... 5.24
accu ...................................................................................5.18→5.20
achterbank ................................................................... 1.19, 1.26, 3.26
gebruiksmogelijkheden ........................................................... 3.26
achterruit
ontwaseming ............................................................................. 3.6
achteruitversnelling
inschakelen ............................................................................. 2.10
afstellen van de juiste zithouding..............................1.20→1.22,1.24
airbag.................................................................................1.28→1.34
activeren passagiersairbags voorin .............................. 1.42 – 1.43
uitschakelen passagiersairbags voorin ........................ 1.42 – 1.43
airconditioning .....................................................................3.4→3.12
alarmknipperlichten ....................................................................... 1.64
antiblokkeersysteem: ABS .................................................. 2.26 – 2.27
antiluchtverontreiniging
tips ...............................................................................2.14→2.16
asbakken ....................................................................................... 3.25
autogordels ........................................................................1.24→1.27
automatische parkeerrem .................................................. 2.11→2.13
automatische transmissie (gebruik) ...................................2.40→2.42
B
bagageruimte.....................................................................3.27→3.30
banden...................................0.4→0.7,2.16,2.18→2.21,5.6→5.8
bandenspanning ....................................... 0.4→0.7,2.18→2.21,5.7
bandenspanning-controlesysteem.....................................2.18→2.21
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE
7.2
FRA_UD13188_2
Index (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_7
Jaune Noir Noir texte
krik ................................................................................................... 5.3
L
lak
nummer ..................................................................................... 6.2
onderhoud .....................................................................4.11 – 4.12
lampen
vervangen .....................................................................5.9→5.16
lekke band .............................................................................5.2→5.5
lichten:
achteruitrijlichten ..................................................................... 5.12
alarmknipperlichten ................................................................. 1.64
dimlichten ......................................................................... 1.65, 5.9
grootlicht ........................................................................... 1.66, 5.9
kentekenverlichting ................................................................. 5.13
markeringslichten ..........................................1.65, 5.9, 5.11 – 5.12
mistlichten ............................................................. 1.67,5.10,5.12
regeling ................................................................................... 1.69
remlichten ........................................................................5.11, 5.13
richtingaanwijzers ............................................1.64, 5.9, 5.11, 5.13
M
make-up spiegels .......................................................................... 3.16
massa’s ........................................................................................... 6.6
maten............................................................................................... 6.4
memory systeem van de bestuurdersstoel .................................... 1.22
meters:
instrumentenpaneel. .............................. 1.46→1.48,1.55→1.58
milieu ............................................................................................. 2.17
mistlicht
koplampen ...................................................................... 1.67,5.10
motor
gegevens ................................................................................... 6.5
motorkap.......................................................................................... 4.2
motorolie ................................................................................4.3→4.6
motorolie verversen ......................................................................... 4.6
multimedia (uitrusting) ................................................................... 3.32
multimedia uitrusting........................................................... 3.32 – 3.33
G
gegevens van de motor ................................................................... 6.5
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon .......................... 3.34
geluidssignaal ................................................................................ 1.48
geluidssignaal verlichting brandt nog .......................... 1.10,1.66,1.68
gereedschap .................................................................................... 5.3
gordelspanners .............................................................................. 1.32
autogordels voorin ................................................................... 1.28
H
hoedenplank .................................................................................. 3.28
hoofdsteunen ...................................................................... 1.18 – 1.19
I
identificatie van de auto .......................................................... 6.2 – 6.3
identificatieplaatjes ................................................................. 6.2 – 6.3
imperiaal
dakdragers .............................................................................. 3.31
infoscherm .........................................................................1.49→1.54
inhoud brandstoftank ..................................................................... 1.73
inhoud motorolie ....................................................................4.3→4.6
inrijden ............................................................................................. 2.2
instrumentenpaneel ...........................................................1.46→1.58
interieurbekleding
onderhoud ............................................................................... 4.13
K
kaartleeslampje ............................................................................. 3.19
katalysator ....................................................................................... 2.7
kinderen ...............................................1.4, 1.11, 1.27, 1.31, 3.13, 3.17
kinderen vervoeren ............................................................1.35→1.43
kinderveiligheid ..................... 1.11,1.27,1.31,1.35→1.43,3.13,3.17
kinderzitjes.........................................................................1.35→1.41
klokje ............................................................................................. 1.61
knipperlichten .................................................................1.64, 5.9, 5.11
koplampen
extra ........................................................................................ 5.10
mistlichten ............................................................................... 5.10
verstellen ................................................................................. 1.69
voor ................................................................................ 5.9–5.10
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (vervolg)
Jaune Noir Noir texte
7.3
FRA_UD13188_2
Index (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_7
R
radio
voorbereiding .......................................................................... 5.24
radio inbouwen .............................................................................. 5.24
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.24
remvloeistof ..................................................................................... 4.8
RENAULT card
batterijtje .................................................................................. 5.23
gebruik ............................................................1.2→1.8,2.5–2.6
reservewiel ...................................................................................... 5.2
reservoir
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
remvloeistof ............................................................................... 4.8
ruitensproeier ............................................................................ 4.9
rijden .............. 2.2,2.7→2.9,2.14→2.16,2.22→2.25,2.28→2.35
ruitbediening. ...................................................................... 3.13 – 3.14
ruitensproeiers ...................................................................1.70→1.72
ruitenwisser .......................................................................1.70→1.72
bladen ..................................................................................... 5.17
ruitenwisserbladen......................................................................... 5.17
S
schakelen ...................................................................................... 2.10
selecteurhendel automatische transmissie........................2.40→2.42
signalen verlichting ............................................................1.64→1.68
sjorringen ....................................................................................... 3.29
sleepogen ............................................................................... 5.3, 5.25
slepen
pechhulp ....................................................................... 5.25 – 5.26
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging ...................................... 2.10
snelheidsbegrenzer ...........................................................2.29→2.31
snelheidsregelaar ..............................................................2.32→2.35
snelheidsregelaar/-begrenzer ............................................2.29→2.35
soort motorolie ................................................................................. 4.5
spiegels .............................................................................. 1.62 – 1.63
sprekende boordcomputer.................................................. 1.59–1.60
starten van de motor..............................................................2.3→2.6
startschakelaar ......................................................................2.3→2.6
startvergrendeling ............................................................... 1.16 – 1.17
stilzetten van de motor ..........................................................2.3→2.6
N
noodsleutel ...................................................................................... 1.5
noodstopbekrachtiging .................................................................. 2.28
noodstopbekrachtiging: BAS ......................................................... 2.28
O
onderdelen....................................................................................... 6.7
onderhoud .........................................................................2.14→2.16
onderhoud:
carrosserie ....................................................................4.11 – 4.12
interieurbekleding .................................................................... 4.13
mechanisch ............................................... 4.3→4.10,6.8→6.13
onderhoudsinterval ........................................................6.8→6.13
onderhoudscoupons ............................................................6.8→6.13
ontdooien/ontwasemen achterruit ................................................... 3.4
ontdooien/ontwasemen voorruit ...................................................... 3.4
ontwaseming
voorruit ...................................................................................... 3.7
opbergruimtes...........................................................3.20→3.24,3.29
open dak ............................................................................. 3.17 – 3.18
opkrikken van de auto
verwisselen van een wiel .......................................................... 5.5
P
parkeerhulp........................................................................2.36→2.39
peilen .....................................................................................4.7→4.9
remvloeistof ............................................................................... 4.8
ruitensproeierreservoir .............................................................. 4.9
peilen:
motorolie .........................................................................4.3→4.6
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
stuurbekrachtigingspomp .......................................................... 4.7
peilstaaf motorolie .................................................................4.3→4.6
plaatwerkcontrole ..............................................................6.14→6.18
portieren / achterklep ................................................1.10→1.15,3.27
portieren vergrendelen ........................................................1.2→1.15
portiervergrendeling.............................................................1.9→1.15
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (vervolg)
7.4
FRA_UD13188_2
Index (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_7
Jaune Noir Noir texte
voorstoelen .................................................................................... 1.24
verstellen ............................................................1.18,1.20→1.22
W
wassen .............................................................................. 4.11→4.13
wieldoppen ...................................................................................... 5.4
wieldopsleutel ......................................................................... 5.3 – 5.4
wielen (veiligheid) ..................................................................5.6→5.8
wielmoersleutel ................................................................................ 5.3
wielsleutel ........................................................................................ 5.3
Z
zekeringen .......................................................................... 5.21 – 5.22
zijknipperlichten
vervangen van een lamp ......................................................... 5.13
zonneklep ...................................................................................... 3.16
stoelverwarming ................................................................. 1.20–1.21
storingen ............................................................................5.28→5.32
stuurbekrachtiging .................................................................. 2.10,4.7
stuurbekrachtigingspomp ................................................................ 4.7
stuurwiel
verstellen ................................................................................. 1.23
T
tankdop .......................................................................................... 1.73
technische gegevens .............................................................6.2→6.6
temperatuurregeling ............................................................3.4→3.12
tijd .................................................................................................. 1.61
tips voor een schoner milieu ..............................................2.14→2.16
tractiecontrole ..................................................................... 2.24 – 2.25
tractiecontrole: ASR ............................................................ 2.24 – 2.25
trekken
trekhaak .................................................................................. 5.27
U
uitschakelen passagiersairbag voorin ................................ 1.42 – 1.43
V
ventilatie ..............................................................................3.2→3.12
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
verlichting
binnenkant ..........................................................3.19,5.14→5.16
buitenkant ....................................................................1.65→1.69
versnellingshendel ......................................................................... 2.10
verstellen van de koplampen ......................................................... 1.69
verstellen van de voorstoelen
elektrische bediening .............................................................. 1.21
handmatig ............................................................................... 1.20
vervangen van een lamp .....................................................5.9→5.16
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte ................................................................. 3.30
verwarming .................................................................................... 3.12
verwisselen van een wiel ........................................................ 5.4 – 5.5
voorruit........................................................................................... 3.15
voorruitverwarming .......................................................................... 3.7
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (vervolg)
Jaune Noir Noir texte
FRA_UD13188_2
Index (X73 - Renault)NLD_NU_739-6_X73_Renault_7
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 2 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 3 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
ELF ontwikkelt een compleet gamma
smeermiddelen voor RENAULT: motorolie, olie
voor handgeschakelde versnellingsbakken
en voor automatische versnellingsbakken.
Als direct gevolg van het voor de Formule 1
uitgevoerde onderzoek, zijn dit zeer hoog
technologische smeermiddelen.
Door de samenwerking met de technici van RENAULT,
beantwoordt dit gamma volkomen aan de eisen van
de modellen van het merk.
Ź De smeermiddelen van ELF leveren een belangrijke
bijdrage aan de prestaties van uw auto.
RENAULT adviseert de goedgekeurde ELF oliën voor het verversen en bijvullen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer, of kijk op de website www.lubricants.elf.com
Waarschuwing: voor een optimale werking van de
motor, kan het gebruik van een bepaald smeermiddel
voorbehouden zijn aan bepaalde modellen. Raadpleeg het
onderhoudsdocument.
adviseert ELF
The oil born in Formula One
Elf NLD
4 SIMPELE HANDELINGEN*
VOOR UW VEILIGHEID
* Let op: dit zijn de belangrijkste handelingen, maar ze zijn niet compleet. Raadpleeg uw instructieboekje voor meer informatie.
Maak altijd uw
autogordel vast,
zelfs bij korte ritten
zelfs als uw auto
airbags heeft.
Zorg ervoor dat alle
passagiers hun gordel
hebben vastgemaakt,
ook achterin.
Maak kinderen altijd
vast en gebruik daarbij
voorzieningen die aan
hun gewicht en lengte zijn
aangepast (kinderzitje,
kuipzitje, enz.).
Let op! Als de auto
is uitgerust met
passagiersairbag(s)
voorin die uitschakelbaar
is/zijn, moet u deze
uitschakelen vóór
het installeren van
een kinderzitje dat
"achterstevoren"
wordt geplaatst.
Plaats de voorwerpen
of zware bagage
tegen de bodem van
de bagageruimte.
Verdeel de belasting
tussen de rechterkant
en de linkerkant in
de laadruimte bij het
transport van goederen.
Stel de hoogte van
de autogordel op
uw lengte af.
Stel de helling van
uw rugleuning af en
let daarbij op dat de
autogordel zo dicht
mogelijk langs uw
lichaam loopt.
Stel de hoogte van de
hoofdsteun af: bovenkant
van de hoofdsteun =
bovenkant van het hoofd.
Zet de hoofdsteun zo dicht
mogelijk bij het hoofd.
4GestesNLD
41 2 3
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 1 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
NU739-6 | NLD | Dos = 8 mm | 227 pages | C68 J79 M24 N60 | 4 de Couv
Cyan Magenta Jaune Noir Noir texte
à8201056175òúêä
GR
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60
NU 739-6 – 82 01 056 175 – 02/2009 – Edition néerlandaise
INSTRUCTIEBOEKJE
VEL SATIS
(
www.renault.nl
)(
www.renault.be
)
SiteWeb NLD
NLD
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231

Renault Vel Satis Ph2 Handleiding

Type
Handleiding