Canon EOS 77D Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
NEDERLANDS
Instructiehandleiding Wi-Fi functie
(draadloze communicatiefunctie)
2
Inleiding
Wat u met de Wi-Fi
-functies (draadloze communicatie) kunt doen
(CANON iMAGE
GATEWAY)
(6) Beelden naar een
webservice verzenden
(1) Communiceren met een smartphone
(5) Opnamen printen met
een Wi-Fi-printer
(3) Opnamen opslaan
op Canon
Connect Station
(4) De camera op afstand
bedienen met EOS Utility
(2) Beelden naar een
andere camera
verzenden
3
Inleiding
(1)q Communiceren met een smartphone (pag. 19, 47, 55)
Sluit de camera via Wi-Fi aan op een smartphone en gebruik de
speciale toepassing Camera Connect om de camera op afstand
te bedienen of om beelden die op de camera zijn opgeslagen,
te bekijken.
In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt
met de term smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets.
(2)z Beelden naar een andere camera verzenden (pag. 61)
Sluit deze camera en andere Canon-camera’s met ingebouwde
draadloze communicatiefuncties via Wi-Fi aan en breng beelden
over van de ene naar de andere camera.
(3)Beelden opslaan op Connect Station (pag. 73)
Houd de camera dicht bij Connect Station (apart verkrijgbaar) om via
Wi-Fi te verbinden en beelden op te slaan.
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility (pag. 77)
Breng een Wi-Fi-verbinding tussen de camera en de computer tot
stand en bedien de camera op afstand met EOS Utility
(EOS-software).
(5)l Beelden printen met een Wi-Fi-printer (pag. 83)
Verbind de camera via Wi-Fi met een printer die PictBridge
(Wireless LAN) ondersteunt om beelden te kunnen afdrukken.
(6)w Beelden naar een webservice verzenden (pag. 95)
Deel opnamen met uw vrienden en familie of deel opnamen met
behulp van verschillende webservices via CANON iMAGE
GATEWAY, een online fotoservice voor Canon-gebruikers
(gratis registratie is vereist).
Werk de Connect Station-firmware bij naar de meest recente versie.
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen
en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen
en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).
Inleiding
4
Deze camera kan eenvoudig via Wi-Fi worden verbonden met een
smartphone die de Bluetooth laagvermogen-technologie* ondersteunt.
Zie pagina 19 voor meer informatie.
* Hierna “Bluetooth” genoemd.
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC (Near Field
Communication), waardoor u makkelijk een Wi-Fi-verbinding tot stand
kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station
(afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 47 of 73 voor meer informatie.
Met deze camera kunt u een Wi-Fi-verbinding maken door het Wi-Fi-
functiemenu te openen met de knop <k>. Zie voor details de pagina’s
waar wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met elk apparaat
of een webservice verbindt.
Wi-Fi-verbinding met de functie Bluetooth
Wi-Fi-verbinding met de NFC-functie
Wi-Fi-verbinding met de knop <k>
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van
de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander
verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties voor adequate
beveiliging, naar uw eigen inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet
aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde
toegang of andere schendingen.
5
In deze handleiding verwijst de term access point’ naar Wireless
LAN-routers enz. die een Wi-Fi-verbinding doorgeven.
Bij de camera is geen interfacekabel geleverd.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het Hoofdinstelwiel.
<5> : Het Snelinstelwiel.
<W><X><Y><Z> : Geeft de richting van de verschuiving
of verplaatsing aan wanneer u op de knop
op het snelinstelwiel drukt.
<0> : De Instelknop.
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden
weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van
de relevante handelingen en functies.
(pag. **): Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
Symbolen en afspraken die in deze
handleiding worden gebruikt
6
Deze handleiding is als volgt ingedeeld: Na voltooiing van
de voorbereiding voor een Wi-Fi-verbinding in “Aan de slag” raadpleegt
u de bijbehorende pagina’s voor het opzetten van een met uw wensen
overeenkomende Wi-Fi-verbinding.
De indeling van deze handleiding
1 Aan de slag (pag. 11)
2 Verbinding maken met een
Bluetooth-smartphone via
Wi-Fi (pag. 19)
3 Verbinden met een
smartphone met NFC-
ondersteuning via
Wi-Fi (pag. 47)
4 Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi met
de knop <k> (pag. 55)
5 Via Wi-Fi verbinden met een
andere camera (pag. 61)
6 Via Wi-Fi verbinden met
Connect Station (pag. 73)
7 Via Wi-Fi verbinden met
EOS Utility (pag. 77)
8 Verbinding maken met een
printer via Wi-Fi (pag. 83)
9 Beelden naar een webservice
verzenden (pag. 95)
10
Geavanceerde Wi-Fi-
verbinding (pag. 107)
Hierin wordt opzetten van een
Wi-Fi-verbinding via een access
point beschreven.
Een smartphone of computer
kan via Wi-Fi met een camera
worden verbonden terwijl
de Wi-Fi-verbinding met een
access point wordt behouden.
11
Opnieuw verbinden via Wi-Fi (pag. 125)
12
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen (pag. 131)
13
Problemen oplossen (pag. 137)
14
Referentie (pag. 157)
7
2
1
3
Inleiding 2
Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie) kunt doen...2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt.... 5
De indeling van deze handleiding.....................................................6
Aan de slag 11
Wi-Fi-instellingen instellen ..............................................................12
Voorbereiding voor smartphones.................................................... 15
Voorbereiding voor webservices ..................................................... 16
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone
via Wi-Fi 19
Bluetooth-verbinding .......................................................................20
Een Bluetooth-verbinding opzetten.................................................21
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen .........................................25
De camera met een smartphone bedienen.....................................28
Scherm [Bluetooth-functie] ..........................................................31
Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen.....................32
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden ..........33
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren.........................43
Verbinden met een smartphone met
NFC-ondersteuning via Wi-Fi 47
Wi-Fi-verbinding met een smartphone met NFC-ondersteuning ....48
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen .........................................50
Beelden van de camera naar een smartphone verzenden .............53
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
8
4
5
6
7
8
9
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met
de knop <k> 55
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 56
Via Wi-Fi verbinden met een andere camera 61
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 62
Beelden naar de andere camera verzenden ................................. 64
Via Wi-Fi verbinden met Connect Station 73
Beelden opslaan............................................................................. 74
Via Wi-Fi verbinden met EOS Utility 77
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 78
De camera met EOS Utility bedienen............................................. 82
Verbinden met een printer via Wi-Fi 83
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 84
Beelden afdrukken ......................................................................... 86
Afdrukinstellingen ........................................................................... 89
Beelden naar een webservice verzenden 95
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 96
Beelden naar een webservice verzenden ...................................... 97
9
Inhoudsopgave
10
12
11
13
Geavanceerde Wi-Fi-verbinding 107
Het type access point controleren.................................................109
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)............... 110
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) ................ 114
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk
via Wi-Fi.................................................................................................. 118
Opnieuw verbinden via Wi-Fi 125
Opnieuw verbinden via Wi-Fi ........................................................126
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi........128
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen ...................130
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 131
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen ............................132
Standaardinstellingen voor draadloze
communicatie-instellingen herstellen ........................................... 134
Scherm Info bekijken ....................................................................135
Problemen oplossen 137
Reageren op foutmeldingen..........................................................138
Problemen oplossen .....................................................................151
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie.................153
Beveiliging.....................................................................................155
Netwerkinstellingen controleren....................................................156
Inhoudsopgave
10
14
Referentie 157
Het scherm [Inst. draadloze communicatie] ............................. 158
Het scherm [Instellingen Wi-Fi] .................................................. 159
Het virtuele toetsenbord gebruiken............................................... 160
Het IP-adres handmatig instellen ................................................. 161
Status draadloze verbinding ......................................................... 163
Specificaties ................................................................................. 165
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze
communicatiefunctie.................................................................... 166
Index............................................................................................. 168
11
1
Aan de slag
12
Eerst de volgende stappen volgen om de Wi-Fi in te stellen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [Instellingen Wi-Fi].
3
Selecteer [Wi-Fi].
4
Selecteer [Inschakelen].
Wi-Fi-instellingen instellen
U kunt de Wi-Fi-instellingen ook instellen met [Instellingen Wi-Fi] onder
[51: Inst. draadloze communicatie].
13
Wi-Fi-instellingen instellen
5
Registreer [Bijnaam].
Druk, als het scherm links verschijnt,
op <0>.
Het linkse scherm verschijnt.
Druk bij gebruik van de bijnaam
op de knop <M>.
Anders kunt u 1 tot 8 willekeurige
tekens gebruiken. Voor instructies
over het invoeren van tekens
raadpleegt u pagina 160.
Wanneer u klaar bent met het
invoeren van de gevraagde
informatie drukt u op de knop
<M>.
6
Verlaat de instelling.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK]
en drukt u op <0>.
Om terug te keren naar het scherm
dat verschijnt als de <k> knop wordt
ingedrukt, druk dan
op de <M> knop.
Voor informatie over elk item op het
scherm [Instellingen Wi-Fi]
raadpleegt u pagina 159.
Wi-Fi-instellingen instellen
14
Als videosnapshot of time-lapse-movie is ingesteld, kunt u
[51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door
deze te verbinden met Connect Station, een computer, een GPS-
ontvanger of een ander apparaat met een interfacekabel.
Verbreek de verbinding voordat u een interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer, een
GPS-ontvanger of een ander apparaat met een interfacekabel, kunt u
[51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Ontkoppel de interfacekabel voordat u de instellingen configureert.
Kaarten
De camera kan niet via Wi-Fi worden verbonden als zich geen kaart
in de camera bevindt (behalve voor [D]). Bovendien kan voor [l],
en webservices de camera niet via Wi-Fi worden aangesloten als geen
beelden op de kaart zijn opgeslagen.
De camera gebruiken wanneer een Wi-Fi-verbinding is gemaakt
Wanneer u de Wi-Fi-verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
de aan-uitschakelaar, het kaartsleufklepje of het
accucompartimentklepje of andere onderdelen te komen. Anders kan
de Wi-Fi-verbinding verbroken worden.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
15
Om de camera met een smartphone te verbinden, hebt u een
smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing
Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play
of de App Store. Google Play of de App Store zijn eveneens
toegankelijk met de QR-codes die verschijnen bij het verbinden van
de camera met een smartphone (pag. 22, 57).
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie
over de besturingssysteemversies die door Camera Connect
worden ondersteund.
Als u een smartphone die ondersteuning biedt voor NFC tegen
de camera houdt voordat Camera Connect is geïnstalleerd, wordt
het downloadscherm van Camera Connect op de smartphone
weergegeven.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van
de camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS,
Android enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van
de camera of Camera Connect niet exact overeenkomen met
voorbeeldschermen of bedieningsinstructies in deze handleiding.
Voorbereiding voor smartphones
16
Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid
te worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis).
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte
foto’s in online albums publiceren en van een reeks services
gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen
van opnamen op geregistreerde webservices. Maak verbinding met
internet vanaf een computer of een ander apparaat, ga naar de website
van Canon (www.canon.com/cig) om te zien in welke landen
en gebieden de services worden ondersteund en volg de aanwijzingen
om u als lid te registreren.
Als u van andere webservices dan CANON iMAGE GATEWAY wilt
gebruikmaken, moet u over een account bij deze services beschikken.
Raadpleeg de website van de desbetreffende services voor meer
informatie.
Voorbereiding voor webservices
Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen
en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen
en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).
Voor het gebruik van CANON iMAGE GATEWAY moet u verbinding met
internet kunnen maken. (U hebt een account bij een internetprovider
nodig, er moet browsersoftware zijn geïnstalleerd en er moet een
verbinding worden ingesteld.)
Voor informatie over de browserversies en de instellingen die vereist zijn
voor toegang tot CANON iMAGE GATEWAY, raadpleegt
udeCANONiMAGE GATEWAY-site.
De kosten voor de verbinding met uw provider en voor het gebruik van
diens access point worden afzonderlijk in rekening gebracht.
Als zich wijzigingen hebben voorgedaan in de servicevoorzieningen
of geregistreerde webservices, kan de werking afwijken van
de beschrijving in deze handleiding of is besturing niet mogelijk.
Uw registratie als lid vindt u in de Help van de CANON iMAGE
GATEWAY-site.
Voor webservices die met de Wi-Fi-functies van deze camera’s kunnen
worden gebruikt, raadpleegt u de CANON iMAGE GATEWAY-site.
17
Voorbereiding voor webservices
Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang
tot webservices.Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor
meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding
om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding
kunt verkrijgen.
De algemene procedure voor het verzenden van beelden naar een
webservice is als volgt.
1 Installeer EOS Utility op een computer.
Als u dit al geïnstalleerd hebt, gaat u verder naar stap 2.
2 Ga op de computer naar de website van Canon en meld
u aan als CANON iMAGE GATEWAY-lid (gratis).
Als u al lid bent, gaat u verder naar stap 3.
3 Sluit de camera via Wi-Fi op de computer aan (pag. 77).
U kunt de instellingen ook configureren door de camera
en de computer aan te sluiten via een interfacekabel
(apart verkrijgbaar) in plaats van via Wi-Fi.
4 Start EOS Utility op de computer, meld u bij CANON
iMAGE GATEWAY aan en configureer de instellingen
op de camera voor toegang tot webservices.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor
meer informatie.
Instellingen voor het gebruik van
webservices configureren
18
19
2
Verbinding maken met een
Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera
rechtstreeks met een smartphone met Bluetooth
verbindt via Wi-Fi.
Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt
u het volgende doen:
Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een
smartphone of sla bekeken opnamen op een
smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken of camera-
instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 15).
Zie voor procedures voor het verbinden met een
smartphone die NFC ondersteunt via Wi-Fi “Verbinding
maken met een NFC-smartphone via Wi-Fi” (pag. 47).
Als de smartphone waarmee u via Wi-Fi een verbinding wilt
maken, Bluetooth of NFC niet ondersteunt, raadpleegt
u “Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop
<k>” (pag. 55).
Als u via Wi-Fi verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access
point, raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding”
(pag. 107).
20
Als u de camera via Bluetooth verbindt met een smartphone
die Bluetooth ondersteunt, kunt u een Wi-Fi-verbinding opzetten door
alleen de camera of de smartphone te bedienen.
Koppelen van camera en smartphone is vereist om de camera
via Bluetooth met een smartphone te verbinden. Koppelen wordt
uitgevoerd als onderdeel van de Bluetooth-verbindingsprocedure.
Bluetooth-verbinding
Koppelen en Bluetooth-verbindingen zijn niet mogelijk als de camera
is verbonden met Connect Station, een computer, een GPS-ontvanger
of een ander apparaat met een interfacekabel.
Koppelen is niet mogelijk terwijl u met de camera fotografeert of filmt.
De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten
tegelijkertijd worden verbonden.
Als u de camera via Wi-Fi met een smartphone verbindt terwijl
de camera via Bluetooth is verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 (apart verkrijgbaar), dan wordt de Bluetooth-
verbinding met de draadloze afstandsbediening verbroken.
De Bluetooth-verbinding gebruikt de accu ook nadat automatisch
uitschakelen op de camera is geactiveerd. Daardoor kan het gebeuren
dat de batterij al vrij leeg is als u de camera gebruikt.
De Bluetooth-verbinding wordt verbroken als u de camera of smartphone
uitschakelt, maar als u de stroom inschakelt, wordt de Bluetooth-
verbinding hervat voor dezelfde combinatie van camera en smartphone.
Deze camera kan via Bluetooth worden verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 voor op afstand fotograferen of filmen.
Raadpleeg de instructiehandleiding voor de draadloze
afstandsbediening BR-E1 voor meer informatie.
21
Raadpleeg om de camera via Bluetooth met een smartphone
te verbinden de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ of volg
de onderstaande stappen.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Instellingen Wi-Fi]
(pag.12).
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Druk op de knop <M>, selecteer
[Inst. draadloze communicatie]
op het tabblad [51] en druk op <0>.
2
Selecteer [Bluetooth-functie].
3
Selecteer [Bluetooth-functie].
Een Bluetooth-verbinding opzetten
Handelingen op de camera-1
Een Bluetooth-verbinding opzetten
22
4
Selecteer [Smartphone].
Op het LCD-paneel van de camera
wordt <x> weergegeven.
5
Selecteer [Pairing].
6
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
Als Camera Connect niet
is geïnstalleerd, selecteer dan
[Android] of [iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met
de smartphone en ga naar Google
Play of de App Store en installeer
Camera Connect.
Het linker scherm verschijnt en het
koppelen wordt gestart.
23
Een Bluetooth-verbinding opzetten
7
Activeer de Bluetooth-functie
van de smartphone.
8
Start Camera Connect.
9
Selecteer de camera waarmee
moet worden gekoppeld.
Tik op de bijnaam van de camera
waarmee moet worden gekoppeld.
Als het linker scherm verschijnt, tikt
u op [Pair/Koppelen].
Bediening op de smartphone
iOS
Een Bluetooth-verbinding opzetten
24
10
Selecteer [OK].
11
Druk op <0>.
Het koppelen wordt voltooid
en de camera wordt verbonden met
de smartphone via Bluetooth.
Een illustratie die aangeeft dat
de Bluetooth-verbinding werd
gerealiseerd verschijnt
op Camera Connect.
Als een Bluetooth-verbinding is opgezet, kunt u de camera bedienen
om beelden naar de smartphone te verzenden. Zie pagina 33 voor
meer informatie.
Handelingen op de camera-2
25
Ga na het opzetten van een Bluetooth-verbinding als volgt te werk om
een Wi-Fi-verbinding op te zetten.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Inst. draadloze
communicatie] (pag. 12).
1
Selecteer een Camera Connect-functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 28 voor de Camera
Connect-functies.
Er wordt automatisch een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen verschijnt het scherm
voor de geselecteerde functie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Android
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
26
2
Controleer de SSID
en het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord dat op de camera
werd weergegeven.
3
Werk met de smartphone om
een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd
in stap 2 op het scherm Wi-Fi-functie.
Als wachtwoord het in stap 2
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
De volgende keer dat u de camera
met de smartphone via Wi-Fi
verbindt, wordt het wachtwoord niet
meer gevraagd.
Camera Connect verschijnt.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand
is gekomen verschijnt het scherm
voor de geselecteerde functie.
iOS
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
_Canon0A” wordt weergegeven aan het einde van de SSID.
27
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Het scherm [qWi-Fi aan] verschijnt
op het LCD-scherm van de camera.
Een illustratie die aangeeft dat de
Wi-Fi-verbinding werd gerealiseerd
verschijnt op Camera Connect.
De Wi-Fi-verbinding met een
Bluetooth-compatibele smartphone
is nu tot stand gebracht.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-
verbinding “De Wi-Fi-verbinding
verbreken” (pag. 29).
Als u de Wi-Fi-verbinding afsluit,
wisselt de camera naar
de Bluetooth-verbinding.
Zie voor het herstellen van
de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
[Verbr., afs.]
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
[Bevestig inst.]
U kunt de instellingen controleren.
[Foutdetails]
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Android en iOS
28
Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt
u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen of opnamen
op afstand maken enzovoort.
Hier volgt een beschrijving van
de belangrijkste functies van
Camera Connect.
[Images on camera/
Beelden op camera]
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone worden opgeslagen.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen kunnen op opnamen
op de camera worden uitgevoerd.
[Remote live view shooting/Op afstand Live View-opnamen
maken]
Het Live View-beeld van de camera kan op een smartphone
worden bekeken.
U kunt op afstand opnamen maken.
[Location information/Locatie-informatie]
Niet ondersteund op deze camera.
[Camera settings/Camera-instellingen]
Camera-instellingen kunnen worden gewijzigd.
De camera met een smartphone bedienen
Het hoofdvenster van Camera Connect
29
De camera met een smartphone bedienen
U kunt de Wi-Fi-verbinding op een van de volgende
manieren verbreken.
Tik op het Camera Connect-
scherm van de smartphone
op [T].
Selecteer op het scherm [
qWi-Fi aan
]
van de camera de optie [
Verbr., afs.
].
Als het scherm [qWi-Fi aan] niet
wordt weergegeven, drukt
u op de knop <k>.
Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer
vervolgens [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster om
de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
De Wi-Fi-verbinding verbreken
De camera met een smartphone bedienen
30
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie
opneemt, reageert de camera als volgt:
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <k>, worden movie-
opnamen voortgezet.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movie-
opnamen gestopt.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de moviemodus
is ingesteld met Camera Connect, kunt u geen opnamen maken door
de camera te bedienen.
Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm
of de sluiter trager dan anders.
Tijdens het opslaan van opnamen op een smartphone kunt u geen
opnamen maken, ook al drukt u de ontspanknop van de camera
helemaal in. Bovendien wordt het LCD-scherm van de camera mogelijk
uitgeschakeld.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan/uit-schakelaar van
de camera instelt op <2> of als u het kaartsleufklepje of het
accucompartimentklepje opent.
RAW-beelden kunnen niet op een smartphone worden opgeslagen.
Als een RAW-beeld is geselecteerd, wordt dit opgeslagen als een
JPEG-beeld.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding
de ‘energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
31
Op het scherm [Bluetooth-functie] (stap 3 op pagina 21) kunt
u de instellingen van de Bluetooth-functie controleren of instellen.
[Bluetooth-functie]
Selecteer het apparaat waarmee
moet worden gekoppeld.
Selecteer [Uitschakelen] als
u de Bluetooth-functie niet gebruikt.
[Pairing]
Koppel de camera met het apparaat
dat is geselecteerd
in [Bluetooth-functie].
[Verbindingsinfo contr./wissen]
U kunt de naam en
de communicatiestatus van het
gekoppelde apparaat controleren.
Om het gekoppelde apparaat te
verwijderen, drukt u op de knop
<B>. Zie voor meer informatie
“Registratie van een gekoppeld
apparaat verwijderen” (pag. 32).
[Bluetooth-adres]
U kunt het Bluetooth-adres van
de camera controleren.
Scherm [Bluetooth-functie]
32
Om de camera met een andere smartphone te koppelen, moet
u de registratie van het actueel gekoppelde apparaat verwijderen.
1
Selecteer [Verbindingsinfo
contr./wissen]
Selecteer op het scherm
[Bluetooth-functie] (pag. 21)
[Verbindingsinfo contr./wissen]
en druk op <0>.
2
Druk op de knop <B>.
3
Verwijder de apparaatregistratie.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK]
en drukt u op <0>.
4
Verwijder de cameraregistratie.
Verwijder de cameraregistratie
in de Bluetooth-instellingen.
Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen
Handelingen op de camera
Bediening op de smartphone
33
Als een Bluetooth-verbinding (alleen Android) of een Wi-Fi-verbinding
is opgezet, kunt u de camera bedienen om beelden naar een
smartphone te verzenden. Voor het verzenden bestaan twee
methoden.
(1) Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu
(pag.).
(2) Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen
(pag. 34).
Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu
en verzend de beelden.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth
(alleen Android) of Wi-Fi (pag. 25).
2
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51]
de optie [Inst. draadloze
communicatie] en druk vervolgens
op <0>.
3
Selecteer [Beelden n. smartphone verz.
].
Als u deze optie selecteert terwijl een
Bluetooth-verbinding actief
is, verschijnt een bericht en wordt een
Wi-Fi-verbinding gestart.
4
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
U kunt opnamen selecteren
en verzenden. Voor meer informatie
over het verzenden van beelden
raadpleegt u pagina 35.
Beelden naar een smartphone vanaf
de camera verzenden
(1) [Beelden n. smartphone verz.] selecteren
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
34
Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth
(alleen Android) of Wi-Fi
(pag. 25).
2
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3>
om de beelden weer te geven.
3
Druk op de knop <Q>.
Het scherm Snel instellen
wordt weergegeven.
4
Selecteer [q].
Als u deze optie selecteert terwijl een
Bluetooth-verbinding actief is,
verschijnt een bericht en wordt een
Wi-Fi-verbinding gestart.
5
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
U kunt opnamen selecteren
en verzenden. Voor meer informatie
over het verzenden van beelden
raadpleegt u pagina 35.
(2) Quick Control tijdens weergave
35
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt
u op <0>.
Selecteer [Wrg. bld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven beeld
te verzenden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap
1 weer weergegeven.
Als u nog een opname wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 en 2.
Afzonderlijke beelden verzenden
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
36
U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden.
Als het selectiescherm voor meerdere beelden al wordt weergegeven,
start u de bewerking vanaf stap 3.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld te
selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
Druk op de knop <I> om beelden
te selecteren uit een weergave van
drie beelden. Als u wilt terugkeren
naar de weergave van een enkele
opname, drukt u op de knop <u>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzenden hebt geselecteerd, drukt u
op de knop <Q>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
37
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
Als u daarna nog meer opnamen wilt
verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
38
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden opgeven.
Selecteer het eerste beeld en druk
op <0>.
Selecteer het laatste beeld en druk op
<0>.
Het pictogram [X] wordt
op de geselecteerde beelden
weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie
op te heffen.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
39
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <Q>.
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
40
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap
1 weer weergegeven.
Alle beelden op de kaart verzenden
41
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen
als ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor
opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
4 Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap
1 weer weergegeven.
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
42
1
Druk op de knop <M>.
Als u beelden verzendt door
de camera met een actieve
Wi-Fi-verbinding te bedienen,
verschijnt het vorige scherm opnieuw.
De Wi-Fi-verbinding wordt
niet verbroken.
Als u beelden verzendt door
de camera met een actieve
Bluetooth-verbinding te bedienen,
verschijnt het scherm links.
Selecteer [OK] en druk vervolgens op
<0> om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken.
Beeldoverdracht beëindigen
Tijdens de beeldoverdracht kan er geen opname worden gemaakt, ook
al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens
de overdracht [Annuleer].
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding
de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies
en b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
43
U kunt op de camera instellen welke beelden op de smartphone worden
weergegeven. Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt
u beelden opgeven.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [q].
Als de geschiedenis (pag.126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt weergegeven
(pag.12).
3
Selecteer [Apparaatgegevens
bewerken].
4
Selecteer een smartphone.
Selecteer de smartphone waarop
u de beelden zichtbaar wilt maken.
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren
Controleer de instellingen van Beelden die kunnen worden bekeken voordat
u opnieuw verbinding maakt met een smartphone.
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren
44
5
Selecteer [Weerg. beelden].
6
Selecteer een item.
Selecteer [OK] en druk op <0>
om het instellingenscherm weer
te geven.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke
beelden kunnen worden bekeken.
Dit kan tot negen dagen terug.
Selecteer een item en druk op <0>.
Wanneer [Afgel. dgn gem. beelden]
wordt geselecteerd, kunnen beelden
van uiterlijk het opgegeven aantal
dagen vóór de huidige datum worden
weergegeven. Wanneer <r> voor
het aantal dagen wordt weergegeven,
drukt u op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om het aantal dagen
op te geven en drukt u vervolgens op
<0> om de selectie te bevestigen.
Selecteer [OK] en druk op <0>
om te specificeren welke beelden
kunnen worden bekeken.
Als [Weerg. beelden] is ingesteld op een andere instelling dan
[Alle beelden], is opnamen maken op afstand niet mogelijk.
45
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren
[Selecteer op classificatie]
Specificeer welke opnamen kunnen
worden bekeken op basis van de (al dan
niet) toegekende classificatie of het type
classificatie.
Selecteer een classificatie en druk
op <0> om te specificeren
welke
beelden kunnen worden bekeken.
[Bestandsnummerreeks] (Select. reeks)
Selecteer het eerste en laatste beeld dat
kan worden bekeken van de reeks
opnamen die op bestandsnummer zijn
gesorteerd.
1 Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om de eerste opname te
selecteren die moet worden ingesteld
als een opname die kan
worden bekeken.
2 Druk op <0> om het
beeldselectiescherm weer te geven.
Selecteer een beeld met
de pijltjestoetsen <Y> en <Z>
of met het hoofdinstelwiel <5>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
3 Selecteer een beeld en druk op <0>
om dit in te stellen.
4 Gebruik dezelfde handeling om het
laatste beeldbestand te selecteren
dat moet worden weergegeven.
Selecteer een opname die later
is gemaakt dan die als eerste
opname is geselecteerd.
5 Wanneer u het eerste en de laatste
beeld hebt opgegeven, selecteert u
[OK] en drukt u vervolgens op <0>.
Eerste opname Laatste
opname
46
47
3
Verbinden met een smartphone
met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera
rechtstreeks met een smartphone met
NFC-ondersteuning verbindt via Wi-Fi.
Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt
u het volgende doen:
Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een
smartphone of sla bekeken opnamen op een
smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken of camera-
instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 15).
Zie voor procedures voor het verbinden met een
smartphone die Bluetooth ondersteunt via Wi-Fi
“Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone
via Wi-Fi” (pag. 19).
Als de smartphone waarmee u via Wi-Fi een verbinding wilt
maken, Bluetooth of NFC niet ondersteunt, raadpleegt
u “Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met
de knop <k>” (pag.55).
Als u via Wi-Fi verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access
point, raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding”
(pag. 107).
48
Smartphones met NFC-ondersteuning kunnen via Wi-Fi worden
verbonden door ze tegen de camera te drukken.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p bieden
ondersteuning voor NFC.
Sommige smartphones ondersteunen NFC ook al zijn ze niet
voorzien van de p-markering. Controleer in zo’n geval de positie
van de NFC-antenne door de instructiehandleiding
van de smartphone te raadplegen.
Voor informatie over de NFC-instelling voor de smartphone
raadpleegt u de instructiehandleiding van de smartphone.
Als u niet weet of uw smartphone NFC ondersteunt, neemt u contact
op met de fabrikant van de smartphone.
Wi-Fi-verbinding met een smartphone
met NFC-ondersteuning
Er kan mogelijk geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht met
de NFC-functie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. In dat geval
brengt u een Wi-Fi-verbinding tot stand met de procedure in “Verbinden met
een smartphone via Wi-Fi met de knop <k>” (pag. 55) of “Geavanceerde
Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
49
Wi-Fi-verbinding met een smartphone met NFC-ondersteuning
De camera kan niet met twee of meer smartphones tegelijkertijd
worden verbonden.
Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer
u ze tegen elkaar houdt.
Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen
krassen op de camera of de smartphone komen.
Als u de smartphone slechts vlak bij de camera houdt, wordt mogelijk
geen verbinding tot stand gebracht. Raak de camera aan met
de smartphone zodat ze met elkaar in contact komen.
Herkenning kan lastig zijn, afhankelijk van de smartphone.
Verander in dat geval langzaam van positie of draai het apparaat
horizontaal en probeer het opnieuw. Als geen verbinding is opgezet,
houd dan de camera en de smartphone tegen elkaar tot het
camerascherm wordt bijgewerkt.
Afhankelijk van de manier waarop u de smartphone houdt, is het
mogelijk dat er een andere toepassing op de smartphone wordt gestart.
Kijk dan goed waar het symbool p zich bevindt en probeer het opnieuw.
Let erop dat zich niets tussen de smartphone en de camera bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding
via de NFC-functie tot stand wanneer de camera of de smartphone zich
in een hoes bevindt.
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een smartphone als ze via Bluetooth zijn verbonden.
Als u de camera met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
wilt verbinden, moeten de Wi-Fi- en NFC-functies van de smartphone
zijn ingeschakeld.
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een ander apparaat dat NFC ondersteunt zoals een camera
of printer.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC-functie
wanneer opnamen met de camera worden gemaakt, als geen kaart
is geplaatst, als het LCD-scherm gesloten is met het scherm naar binnen
gericht of als de camera is aangesloten op een ander apparaat met
een interfacekabel.
50
Raadpleeg de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ om de
camera met een NFC-compatibele smartphone te verbinden via Wi-Fi.
(1) Schakel de camera en de smartphone in.
(2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone.
(3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot
stand te brengen.
Zie pagina 12 voor de NFC-instelling van de camera.
Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor
de smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt
u de instructiehandleiding voor de smartphone.
1
De NFC-functie op de
camera en de smartphone
inschakelen (pag. 12, 159).
2
Houd een smartphone tegen
de camera.
Als de downloadsite van Camera
Connect wordt weergegeven
op de smartphone, installeert
u Camera Connect (pag. 15).
Als er een beeld op de camera wordt
weergegeven, drukt u op de knop
<3> om het afspelen te beëindigen.
Houd het symbool p van
de smartphone tegen dat van
de camera om de verbinding tot stand
te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt
dat de verbinding tot stand is
gebracht, kunt u de smartphone
weghalen van de camera.
Camera Connect wordt gestart op
de smartphone en brengt verbinding
tot stand.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
51
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
3
Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand.
Wanneer de verbinding tot stand
is gebracht, verschijnt het hier links
weergegeven scherm op het
LCD-scherm van de camera.
Wanneer u verbinding maakt met
dezelfde smartphone via NFC, wordt
dit scherm niet opnieuw
weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aantal beelden dat kan worden
bekeken te selecteren. Zie stap 6 op
pagina 44 voor aanwijzingen over
hoe deze in te stellen.
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Nadat een bericht is weergegeven,
wordt het scherm [qWi-Fi aan]
weergegeven.
Het scherm [qWi-Fi aan]
[Verbr., afs.]
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
[Bevestig inst.]
U kunt de instellingen controleren.
[Foutdetails]
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
52
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op
de smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is nu voltooid.
Bedien de camera met
Camera Connect. zie pagina 28.
Zie voor het beëindigen van de
Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fi-
verbinding verbreken” (pag. 29).
Zie voor het herstellen van
de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
53
Door de camera aan te raken met een smartphone die NFC
ondersteunt tijdens het weergeven van een beeld op de camera, kunt
u automatisch een Wi-Fi-verbinding opzetten en de afbeelding naar
de smartphone sturen ook als nog geen Bluetooth- of Wi-Fi-verbinding
is opgezet.
Stel eerst op het scherm [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wi-Fi]
in op [Inschakelen] en stel [NFC-verbinding] in op
[Inschakelen] (pag. 12).
Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor
de smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt
u de instructiehandleiding voor de smartphone.
1
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3> om
de beelden weer te geven.
2
Houd een smartphone tegen de camera.
Houd het symbool p van
de smartphone tegen dat van
de camera om de verbinding tot stand
te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt dat
een verbinding tot stand is gebracht,
kunt u de smartphone weg van
de camera bewegen.
3
Selecteer de beelden die u wilt verzenden.
U kunt opnamen selecteren
en verzenden. Voor meer informatie
over het verzenden van beelden
raadpleegt u pagina 35.
Wanneer de indexweergave
is geselecteerd in stap 1, verschijnt
het selectiescherm voor meerdere
beelden. Zie stap 3 op pagina 36.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 3 weer
weergegeven.
Beelden van de camera naar een smartphone verzenden
Beelden van de camera naar een smartphone verzenden
54
4
De beeldoverdracht beëindigen.
Druk op de knop <M> op het
scherm voor beeldoverdracht.
Selecteer [OK] op het scherm links
en druk op <0> om
de beeldoverdracht te beëindigen
en de Wi-Fi-verbinding te sluiten.
Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie”
(pag. 49) doornemen.
Tijdens de beeldoverdracht kan er geen opname worden gemaakt, ook
al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Het is niet mogelijk om beelden over te brengen via de NFC-functie
wanneer de camera via Wi-Fi met een ander apparaat is verbonden.
De camera kan bovendien niet via Wi-Fi met meerdere smartphones
tegelijkertijd worden verbonden.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens
de overdracht [Annuleer].
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding
de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Bij gebruik van de NFC-functie tijdens het weergeven van een beeld
wordt geen apparaatregistratie uitgevoerd.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies
en b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
55
4
Verbinden met een smartphone
via Wi-Fi met de knop <
k
>
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera met
een smartphone kunt verbinden via de knop <k>.
Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt
u het volgende doen:
Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op
een smartphone of sla bekeken opnamen op een
smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken
of camera-instellingen te wijzigen met behulp van
een smartphone.
Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat
u een verbinding tot stand brengt (pag. 15).
Zie voor procedures voor het verbinden met een
smartphone die Bluetooth ondersteunt via Wi-Fi
“Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone
via Wi-Fi” (pag. 19).
Zie voor procedures voor het verbinden met een
smartphone die NFC ondersteunt via Wi-Fi “Verbinding
maken met een NFC-smartphone via Wi-Fi” (pag. 47).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
56
Raadpleeg om de camera via Wi-Fi met een smartphone te
verbinden de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ of volg
de onderstaande stappen.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Instellingen
Wi-Fi] (pag. 12).
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [q] (Verbinden
met smartphone).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt weergegeven
(pag.12).
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Handelingen op de camera-1
57
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
4
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
Als Camera Connect niet is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Android] of [iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met
de smartphone en ga naar Google
Play of de App Store en installeer
Camera Connect.
5
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Instellingen Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
_Canon0A” wordt weergegeven aan het einde van de SSID.
Door in stap 5 [Ander netwerk] te selecteren, kunt u een
Wi-Fi-verbinding opzetten via een access point (pag. 109).
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
58
6
Werk met de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Activeer de Wi-Fi-functie op
de smartphone en selecteer
vervolgens de SSID (netwerknaam)
gecontroleerd in stap 5.
Als wachtwoord het in stap 5
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
7
Start Camera Connect.
Wanneer het scherm [Wachten
op verbinding] op het LCD-scherm
van de camera verschijnt, start
u Camera Connect
op de smartphone.
8
Selecteer de camera waarmee
u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Selecteer en tik op camera waarmee
u verbinding wilt maken
in [Cameras/Camera’s]
in Camera Connect.
Bediening op de smartphone
Scherm van smartphone
(voorbeeld)
59
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
9
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
Wanneer de verbinding tot stand
is gebracht, verschijnt het hier links
weergegeven scherm op het
LCD-scherm van de camera.
Wanneer u verbinding maakt met
dezelfde smartphone via NFC, wordt
dit scherm niet opnieuw
weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aantal beelden dat kan worden
bekeken te selecteren.
Zie stap 6 op pagina 44 voor
aanwijzingen over hoe deze
in te stellen.
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Nadat een bericht is weergegeven,
wordt het scherm
[qWi-Fi-aan] weergegeven.
Het scherm [qWi-Fi aan]
[Verbr., afs.]
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
[Bevestig inst.]
U kunt de instellingen controleren.
[Foutdetails]
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Handelingen op de camera-2
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
60
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven
op de smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is nu voltooid.
Bedien de camera met Camera
Connect. Zie pagina 28.
Zie voor het beëindigen van
de Wi-Fi-verbinding “De
Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 29).
Zie voor het herstellen van
de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u beelden naar een smartphone
verzenden vanuit het cameramenu ([Beelden n. smartphone verz.])
of vanuit het scherm Snel instellen tijdens de weergave. Zie pagina
33 voor meer informatie.
61
5
Via Wi-Fi verbinden
met een andere camera
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u deze camera
en andere Canon-camera’s gemakkelijk via Wi-Fi kunt
verbinden met ingebouwde Wi-Fi-functies.
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk voor Canon-camera’s met
ingebouwde Wi-Fi-functies die in 2012 en later op de markt zijn
gebracht en beeldoverdracht tussen camera’s ondersteunen.
Let op: de camera kan niet via Wi-Fi met Canon-camcorders
worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde
Wi-Fi-functies hebben.
Foto’s kunnen alleen worden overgebracht als
ze de JPEG-bestandsindeling hebben.
Bij movies treedt er mogelijk een verzendfout
op of de verzonden movies kunnen niet worden afgespeeld,
afhankelijk van de werking van de doelcamera
en de bestandsindeling van de movies. (Er kunnen geen
MP4-movies worden verzonden naar camera’s waarop geen
MP4-movies kunnen worden afgespeeld.)
62
Verbind de camera met een andere camera via Wi-Fi. De camera kan
met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera’s verz.).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt weergegeven
(pag. 12).
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
4
De doelcamera instellen.
Wanneer het hier links weergegeven
scherm op de camera verschijnt, stelt
u ook de Wi-Fi-verbinding
in op de doelcamera. Raadpleeg voor
de bedieningsprocedure
de instructiehandleiding van
de doelcamera.
Wanneer een Wi-Fi-verbinding tot
stand is gebracht, wordt een beeld
op de kaart weergegeven.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
63
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Selecteer opnamen op
de verzendende camera (pag. 64).
Bedien de camera die de opnamen
ontvangt niet.
Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera
weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname
is gevoegd. Opnamelocaties kunnen op een virtuele kaart worden
weergegeven met Map Utility (EOS-software).
De verbindingsinstellingen worden opgeslagen/vastgelegd met
de bijnaam van de camera waarmee een Wi-Fi-verbinding is gemaakt.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
64
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld te
selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen
op de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor
de te verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt
u op <0>.
Selecteer [Wrg. bld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven beeld
te verzenden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
Als u nog een opname wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 en 2.
3
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om
de verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
65
Beelden naar de andere camera verzenden
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
Druk op de knop <I> om beelden
te selecteren uit een weergave van
drie beelden. Als u wilt terugkeren
naar de weergave van een enkele
opname, drukt u op de knop <u>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzenden hebt geselecteerd, drukt
u op de knop <Q>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
66
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
Als u daarna nog meer opnamen wilt
verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5.
6
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om
de verbinding te verbreken.
67
Beelden naar de andere camera verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden opgeven.
Selecteer het eerste beeld en druk
op <0>.
Selecteer het laatste beeld en druk op
<0>.
De beelden worden geselecteerd
en [X] wordt weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie
op te heffen.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <M>.
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <Q>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
68
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om
de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
69
Beelden naar de andere camera verzenden
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap
1 weer weergegeven.
Alle beelden op de kaart verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
70
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0>
om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor
opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
71
Beelden naar de andere camera verzenden
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer
te geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0>
om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
72
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kan geen foto worden gemaakt, ook
al drukt u de ontspanknop helemaal in. Als u de Wi-Fi-verbinding tijdens
de beeldoverdracht wilt verbreken, selecteert u [Annuleer] op de camera
en verbreekt u vervolgens de Wi-Fi-verbinding.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Controleer het resterend accuniveau bij het verzenden van een groot
aantal beelden of grote bestanden (totale omvang).
Afhankelijk van de werking van de doelcamera worden moviebestanden
tijdens de verzending geconverteerd. De overdracht duurt daarom
mogelijk langer dan gewoonlijk.
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies
en b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
[Gew. f.:S2] wordt alleen ingeschakeld voor foto’s die worden gemaakt
met camera’s van hetzelfde model als deze camera. Foto’s van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de
overdracht [Annuleer]. Wanneer [Annuleer] wordt geselecteerd
op de camera vanwaar de opnamen worden verzonden, wordt het
scherm voor opnameselectie weer weergegeven. Wordt [Annuleer]
geselecteerd op de camera waarop de opnamen worden ontvangen,
dan wordt de verbinding verbroken.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
73
6
Via Wi-Fi verbinden met
Connect Station
Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een
apparaat waarmee u foto’s en films kunt importeren
om ze te bekijken op uw televisie, smartphone,
enzovoort of om ze via een netwerk te delen.
U kunt foto’s en films makkelijk op Connect Station
opslaan door deze camera tegen Connect Station
te houden.
74
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u verbinding tussen de camera
en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) tot stand kunt brengen via
de NFC-functie. Als u opnamen op een andere manier wilt opslaan,
raadpleegt u de instructiehandleiding voor Connect Station.
Stel eerst op het scherm [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wi-Fi]
in op [Inschakelen] en stel [NFC-verbinding] in op [Inschakelen]
(pag. 12, 159).
1
Houd de camera tegen
Connect Station.
Schakel de camera en Connect
Station in en houd het symbool p
op de camera tegen het
NFC-verbindingspunt van
Connect Station.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt dat
de Wi-Fi-verbinding tot stand
is gebracht en Connect Station
antwoordt, kunt u de camera weg van
Connect Station bewegen.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand
is gebracht, controleert Connect
Station de beelden
op de geheugenkaart en worden
alleen de beelden opgeslagen
die nog niet zijn opgeslagen.
2
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Nadat beelden zijn opgeslagen,
verschijnt het hier links weergegeven
scherm op het LCD-scherm van
de camera. Druk op <0>
om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden opslaan
NFC-verbindingspunt
75
Beelden opslaan
Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie”
(pag. 49) doornemen.
Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet
met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect
Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
Als de camera niet meteen wordt herkend, houdt u deze dicht bij
Connect Station en beweegt u deze langzaam of draait
u deze horizontaal.
Als u de camera slechts vlak bij Connect Station houdt, wordt er mogelijk
geen verbinding tot stand gebracht. Houd de camera dan zachtjes tegen
Connect Station aan.
Let erop dat zich niets tussen de camera en Connect Station bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding
via de NFC-functie tot stand wanneer de camera zich in een
hoes bevindt.
Als er te veel ruimte tussen de camera en Connect Station ontstaat
terwijl er beelden worden opgeslagen, kan het opslaan lang duren
of wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
Wanneer de accu van de camera tijdens het opslaan van opnamen leeg
raakt, wordt het opslaan beëindigd. Laad de accu op en herhaal
de bewerking.
Wanneer alle opnamen al zijn opgeslagen, wordt het opslaan niet
uitgevoerd. Selecteer in dat geval [OK] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken.
Als er een grote hoeveelheid opnamen op de geheugenkaart staat, kan
het even duren voordat alle opnamen zijn gecontroleerd en opgeslagen.
Tijdens het opslaan van de opnamen werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
76
77
7
Via Wi-Fi verbinden
met EOS Utility
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
rechtstreeks met een computer verbindt via Wi-Fi.
Installeer EOS Utility op de computer voordat u een
Wi-Fi-verbinding tot stand brengt.
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen
bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn. Installeer een versie van
EOS Utility die compatibel is met deze camera.
78
Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal
handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de computer voor meer informatie.
De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 8.1 hier als
voorbeeld gebruikt.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [D]
(Afstandsbediening (EOS Utility)).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt
weergegeven (pag. 12).
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
4
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Instellingen Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Handelingen op de camera-1
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
_Canon0A” wordt weergegeven aan het einde van de SSID.
79
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de SSID en voer het
wachtwoord in.
Selecteer op het instelscherm van
de computer de SSID die in stap 4
is gemarkeerd.
Als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
6
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk op <0>. Het
volgende bericht wordt weergegeven.
“******” staat voor de laatste zes
cijfers van het MAC-adres van
de camera waarmee
u verbinding maakt.
Handelingen op de computer-1
Scherm van computer
(voorbeeld)
Handelingen op de camera-2
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
80
7
Start de EOS Utility.
8
Klik in EOS Utility op [Pairing
over Wi-Fi/LAN/Koppelen
via Wi-Fi/LAN].
Als een bericht wordt weergegeven
met betrekking tot de firewall,
selecteert u [Yes/Ja].
9
Klik op [Connect/Verbinden].
Selecteer de camera waarmee
u verbinding wilt maken en klik
op [Connect/Verbinden].
10
Breng een Wi-Fi-verbinding
tot stand.
Wanneer de camera de computer
detecteert waarop u in stap 9 op
[Connect/Verbinden] hebt geklikt,
wordt het scherm links weergegeven.
Selecteer [OK] en druk op <0>.
Het scherm [DWi-Fi aan] verschijnt.
Handelingen op de computer-2
Handelingen op de camera-3
81
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Het scherm [DWi-Fi aan]
[Verbr., afs.]
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
[Bevestig inst.]
U kunt de instellingen controleren.
[Foutdetails]
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van
de fout controleren.
De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid.
Bedien de camera met de EOS Utility op de computer.
Zie pagina 82.
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi
“Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
82
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over het
gebruik van EOS Utility. Naast het maken van opnamen op afstand zijn
er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar.
Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen
hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
De camera met EOS Utility bedienen
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie
opneemt, reageert de camera als volgt:
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <k>, worden movie-
opnamen voortgezet.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movie-
opnamen gestopt.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de moviemodus
is ingesteld met EOS Utility, kunt u geen opnamen maken door
de camera te bedienen.
Als een Wi-Fi-verbinding met EOS Utility is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm
of de sluiter trager dan anders.
Als u Live View-opnamen op afstand maakt, is de
beeldtransmissiesnelheid lager dan bij een interfacekabelverbinding.
Daardoor kunnen bewegende onderwerpen niet vloeiend
worden vastgelegd.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan/uit-schakelaar van
de camera instelt op <2> of als u het kaartsleufklepje of het
accucompartimentklepje opent.
83
8
Verbinden met een
printer via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera
rechtstreeks met een printer verbindt via Wi-Fi.
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk met Wi-Fi-printers die
ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
Als de camera zich in de modi <8: FG> of <v:
ABCD> bevindt of als Ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen actief is, kan geen Wi-Fi-verbinding tussen de camera
en een printer tot stand worden gebracht.
84
Volg de procedures in “Aan de slag” (pag. 11) om een Wi-Fi-verbinding
in te stellen tussen een printer en de camera.
Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal
handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [l]
(Afdrukken van Wi-Fi-printer).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt
weergegeven (pag. 12).
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
4
Controleer de SSID
en het wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Instellingen Wi-Fi]
[Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 159 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
_Canon0A” wordt weergegeven aan het einde van de SSID.
85
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Maak vanaf de printer verbinding
met de camera via Wi-Fi.
Selecteer in het Wi-Fi-
instellingenmenu van de printer
de SSID die u hebt gemarkeerd.
Als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord invoeren.
6
Selecteer de printer waarmee
u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Als een lijst met gedetecteerde
printers wordt weergegeven,
selecteert u de gewenste printer voor
een Wi-Fi-verbinding en drukt u
op <0>.
Sommige printers kunnen een
pieptoon laten horen.
Als 16 of meer printers worden
gedetecteerd of het zoeken meer dan
3 minuten duurt, kunt
u[Zoek opnieuw] selecteren.
Wanneer een Wi-Fi-verbinding tot
stand is gebracht, wordt een beeld
op de kaart weergegeven.
7
Selecteer de beelden die
u wilt printen.
Selecteer beelden op de camera
om te printen (pag. 86).
86
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en printen.
1
Selecteer een beeld dat
u wilt printen.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het gewenste beeld te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op
de indexweergave en een
opname selecteren.
2
Selecteer [Beeld printen].
Het scherm met printinstellingen
wordt weergegeven.
3
Druk de opname af.
Zie pagina 89 voor de instelprocedure
voor afdrukinstellingen.
Als [Print] wordt geselecteerd, wordt
het afdrukken gestart.
Wanneer het printen is voltooid, wordt
het scherm van stap 1 weer
weergegeven. Als u nog een opname
wilt printen, herhaalt u stap 1 tot
en met 3.
4
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0>
om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden afdrukken
Afzonderlijke beelden printen
87
Beelden afdrukken
U kunt bij het printen de gewenste afdrukopties opgeven.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Printopties].
Het scherm [Printopties]
wordt weergegeven.
3
Stel de gewenste afdrukopties in.
Raadpleeg voor meer informatie over
de instellingsprocedure het gedeelte
“Digital Print Order Format (DPOF)”
in de instructiehandleiding voor
de camera.
Als de printopties zijn voltooid voordat
u de verbinding tot stand hebt
gebracht, gaat u verder naar stap 4.
4
Selecteer [Print].
[Print] kan alleen worden
geselecteerd als een beeld
is geselecteerd en de printer klaar
is om af te drukken.
5
Stel de optie [Papier inst.] in
(pag. 89).
Stel de afdrukeffecten (pag. 91) naar
wens in.
Opties opgeven bij printen
Beelden afdrukken
88
6
Selecteer [OK].
Wanneer het printen is voltooid, wordt
het scherm van stap 3
weer weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de Wi-Fi-
verbinding te verbreken.
Als een Wi-Fi-verbinding met een printer actief is, kan geen foto worden
gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
U kunt movies niet afdrukken.
Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen.
Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
Als [Randen] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand
wordt geprint.
Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien als deze op een
heldere achtergrond of op de rand wordt afgedrukt.
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt door [Printopties]
te selecteren. Selecteer bij het afdrukken de optie [Beeld printen]
en druk af.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Afhankelijk van de bestandsgrootte en de opnamekwaliteit kan het
even duren voordat het printen begint nadat u [Print] hebt geselecteerd.
Als u het printen wilt beëindigen, drukt u op <0> terwijl [Stop]
wordt weergegeven. Vervolgens selecteert u [OK].
Wanneer u afdrukt met [Printopties] en u hebt het afdrukken
onderbroken, maar u wilt de resterende opnamen nog afdrukken,
dan selecteert u [Hervat]. Het printen wordt niet hervat als een
van de volgende situaties zich voordoet.
U hebt de printopties gewijzigd of opnamen verwijderd die waren
geselecteerd om te worden geprint voordat u het printen hervatte.
Bij het instellen van de index hebt u de papierinstelling gewijzigd
voordat u het printen hervatte.
De resterende capaciteit van de kaart was te klein toen u het printen
onderbrak.
Zie pagina 94 als zich tijdens het printen problemen voordoen.
89
Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken.
De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer.
Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
Selecteer [Papier inst.] en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met papierinstellingen
wordt weergegeven.
Afdrukinstellingen
Papierinstellingen
Scherm met
printinstellingen
* Afhankelijk van de printer kunnen bepaalde instellingen, bijvoorbeeld
het printen van de datum en het bestandsnummer en het bijsnijden,
mogelijk niet worden geselecteerd.
Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 91).
Hiermee schakelt u het afdrukken van datum
of bestandsnummer in of uit (pag. 92).
Hiermee stelt u het aantal af te drukken
exemplaren in (pag. 92).
Hiermee stelt u het printgebied in (pag. 93).
Hiermee stelt u het papierformaat,
de papiersoort en de indeling in (pag. 90).
Hiermee gaat u terug naar het
beeldselectiescherm.
Hiermee start u het printen.
Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u hebt ingesteld,
worden weergegeven.
Afdrukinstellingen
90
Q Het papierformaat instellen
Selecteer het formaat van het papier
dat in de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met papier type wordt
weergegeven.
Y De papiersoort instellen
Selecteer het type papier dat
in de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm voor de pagina-indeling
wordt weergegeven.
U De pagina-indeling instellen
Selecteer de pagina-indeling en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met printinstellingen
verschijnt weer.
Randloos
Afdrukken zonder rand. Als uw printer niet kan afdrukken zonder
randen, wordt het beeld met randen afgedrukt.
Randen Afdrukken met een witte rand rondom het beeld.
xx-plus Optie om 2, 4, 8, 9, 16, 20 of 35 beelden op één vel af te drukken.
Standaard
De pagina-indeling is afhankelijk van het model of de instellingen
van de printer.
Als de aspect ratio van de opname afwijkt van de aspect ratio van het
printpapier, kan de opname aanzienlijk worden bijgesneden door
de opname zonder randen af te drukken. Als het beeld is bijgesneden, kan
dit er als afdruk korreliger uitzien vanwege het kleinere aantal pixels.
91
Afdrukinstellingen
De schermweergave kan per
printer verschillen.
Selecteer de optie en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer het gewenste afdrukeffect
en druk vervolgens op <0>.
De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren)
Afdrukeffect Omschrijving
EStandaard
De prints kunnen per printer verschillen.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor
meer informatie.
EAan
Afdrukken met de standaardkleuren van de printer.
De Exif-informatie van de opname wordt gebruikt voor het
maken van automatische correcties.
EUit Er wordt geen automatische correctie toegepast.
ER-Ogen1
Effectief bij rode ogen op foto’s die met een flitser zijn gemaakt.
De rode ogen worden voor het afdrukken gereduceerd.
Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een
uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet
de juiste ISO-snelheid afgedrukt.
Afdrukinstellingen
92
Selecteer [I] en druk vervolgens
op <0>.
Stel de afdrukinstellingen naar wens
in en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [
R] en druk vervolgens
op <0>.
Stel het aantal exemplaren in en druk
vervolgens op <0>.
Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen
Het aantal exemplaren instellen
Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden
de standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door
de fabrikant zijn ingesteld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer
voor de [Stand.]-instellingen.
93
Afdrukinstellingen
U kunt het beeld bijsnijden en alleen een
vergrote versie van het bijgesneden
gedeelte afdrukken, net alsof
de compositie opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat
u het beeld afdrukt.
Als u de afdrukinstellingen wijzigt nadat
u het bijsnijden hebt ingesteld, moet
u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen
voordat u kunt afdrukken.
1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en aspect ratio van het
bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt
afgedrukt. U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen
met [Papier inst.].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Druk op de knop <u> of <I> om het formaat van het
bijsnijdkader te wijzigen. De vergroting van de opname neemt toe
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X> of <Y> <Z> als u het
kader horizontaal of verticaal over de opname wilt bewegen.
Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste gebied binnen het
kader wordt weergegeven.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt
u van een horizontaal beeld een verticale afdruk maken.
3 Druk op <0> om het bijsnijden te beëindigen.
Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
U kunt het bijgesneden beeldgebied linksboven in het scherm
met printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Afdrukinstellingen
94
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte
van het beeld niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven.
De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader
verkleint.
Printerproblemen oplossen
Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost
(geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd,
gebruik dan de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie
over het hervatten van het printen.
Foutmeldingen
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, wordt er een
foutmelding op het LCD-scherm van de camera weergegeven.
Druk op <0> om het printen te onderbreken. Nadat het probleem is
opgelost, kunt u het afdrukken hervatten. Raadpleeg de
instructiehandleiding bij de printer voor informatie over het oplossen van
een afdrukprobleem.
Papierfout
Controleer of het papier op de juiste manier in de printer is geplaatst.
Inktfout
Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank.
Hardwarefout
Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen
en problemen met de inkt.
Bestandsfout
De geselecteerde opname kan niet worden geprint. Opnamen die
met een andere camera zijn gemaakt of met een computer zijn bewerkt,
kunnen mogelijk niet worden geprint.
95
9
Beelden naar
een webservice verzenden
U kunt diverse webservices op de camera registreren
en daar beelden die in de camera zijn opgeslagen,
naartoe sturen.
96
Volg de procedures in “Voorbereiding voor webservices” (pag. 16) om
een Wi-Fi-verbinding in te stellen tussen de webservice en de camera.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer de webservice die u
hebt geregistreerd op pagina 17.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Mogelijk verschijnt een scherm om
een bestemming te selecteren
afhankelijk van het type dat of
de instellingen van de webservice die
u selecteert. Zie pagina 123 voor
meer informatie.
3
Verbinding maken met een
access point via Wi-Fi
Zie vanaf pagina 107 voor het
verbinden van de camera met een
access point via Wi-Fi.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
97
U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf
de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen
of door koppelingen van de online albums te verzenden.
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld
te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen
op de indexweergave en een opname
selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt
u op <0>.
Selecteer [Wrg. bld. vrz.] en druk
op <0> om het weergegeven beeld
te verzenden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken en terug te keren naar
het scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met
de [Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
Beelden naar een webservice verzenden
98
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die
u wilt verzenden.
Draai aan het hoofdinstelwiel <5>
om het te verzenden beeld te
selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [X] weergegeven.
Druk op de knop <I> om beelden
te selecteren uit een weergave van
drie beelden. Als u wilt terugkeren
naar de weergave van een enkele
opname, drukt u op de knop <u>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzenden hebt geselecteerd, drukt
u op de knop <Q>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
99
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Wanneer YouTube als bestemming is
geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.]
niet weergegeven.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken en terug te keren naar
het scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
100
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden
opgeven.
Selecteer het eerste beeld en druk
op <0>.
Selecteer het laatste beeld en druk op
<0>.
De beelden worden geselecteerd
en [X] wordt weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie
op te heffen.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <M>.
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <Q>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
101
Beelden naar een webservice verzenden
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken en terug te keren naar
het scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met
de [Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
102
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
Alle beelden op de kaart verzenden
103
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1
weer weergegeven.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
104
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor
opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolgens
op <0>.
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
105
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-Fi-verbinding
te verbreken en terug te keren naar
het scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met
de [Gebruiksvoorwaarden] wordt
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> om omhoog en omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
106
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto
worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE
GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet
weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice
is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE
GATEWAY-site. Lees de inhoud van de foutmelding en probeer het beeld
vervolgens opnieuw te verzenden.
Afhankelijk van de webservice wordt het aantal beelden dat kan worden
verzonden en de lengte van de movies beperkt. Tevens worden
sommige beelden mogelijk niet verzonden met [Reeks verzend.],
[Alle op krt vrz.], of [Alle gev. vrz.].
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies
en b de afmetingen van foto’s niet veranderd worden.
[Gew. f.:S2] wordt alleen ingeschakeld voor foto’s die worden gemaakt
met camera’s van hetzelfde model als deze camera. Foto’s van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY op een computer of een ander
apparaat opent, kunt u de verzendgeschiedenis bekijken van
de webservices waarnaar de opnamen zijn verzonden.
Als u de verbinding wilt verbreken zonder een beeld te verzenden, drukt
u op de knop <M> op het scherm in stap 1.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet
de accu volledig opgeladen zijn.
107
10
Geavanceerde
Wi-Fi-verbinding
108
In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot
stand brengt met behulp van een Wi-Fi-access point.
Wanneer u verbinding maakt met een Wi-Fi-access point, kunt
u de volgende voorzieningen benutten:
Om een verbinding te maken met Connect Station via Wi-Fi,
raadpleegt u “Via Wi-Fi verbinden met Connect Station” (pag. 73).
* Volg deze instructies pas nadat alle apparaten, bijvoorbeeld een smartphone,
met een Wi-Fi-access point zijn verbonden.
Stroomdiagram voor de Wi-Fi-functie
(Geavanceerde Wi-Fi-verbinding)
q
Communiceren
met een
D
Afstandsbedieni
ng (EOS Utility)
l
Afdrukken van
Wi-Fi-printer
w
Beelden naar een
webservice
De Wi-Fi-instellingen van de camera instellen (pag. 12)
Camera
Connect
installeren op
een smartphone
(pag. 15)
EOS Utility
installeren op
een computer
Registreren bij
CANON iMAGE
GATEWAY
(pag. 16)
Webservices
vastleggen
op de camera
(pag. 17)
Elk apparaat verbinden met een Wi-Fi-access point*
De camera verbinden met een Wi-Fi-access point (pag. 109)
De camera verbinden met elk apparaat
(pag. 55) (pag. 77) (pag. 83)
Opnamen
weergeven
en op afstand
vastleggen
(pag. 28, 33)
De camera op
afstand
bedienen
(pag. 82)
Beeld printen
(pag. 86)
Beeld opslaan
en delen (pag. 97)
InstellingenVerbindingGebruik
109
Controleer ten eerste of het access point ondersteuning biedt voor
WPS*, waarmee u een gemakkelijke Wi-Fi-verbinding tussen
Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen.
Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is,
raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het
access point hoort.
* Wi-Fi Protected Setup
Als WPS wordt ondersteund
De volgende twee verbindingsmethoden voor Wi-Fi zijn
beschikbaar. Het makkelijkst is om verbinding te maken via WPS
(PBC-modus).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus): volg
de aanwijzingen vanaf pagina 110.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus): volg
de aanwijzingen vanaf pagina 114.
Als WPS niet wordt ondersteund
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk
via Wi-Fi: volg de aanwijzingen vanaf pagina 118.
Encryptie van het access point
Deze camera ondersteunt de volgende opties voor [Verificatie]
en [Encryptie instellingen]. Daarom dient bij het access point een van
de volgende encryptiemethoden te worden gebruikt tijdens het
handmatig via Wi-Fi verbinden met een gedetecteerd netwerk.
[Verificatie]: Open systeem, Shared Key of WPA/WPA2-PSK
[Encryptie instellingen]: WEP, TKIP of AES
Het type access point controleren
Als de verborgen modus van het access point actief is, kan wellicht
geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht.
Schakel de verborgen modus uit.
Wanneer u verbinding wilt maken met een netwerk dat een
netwerkbeheerder heeft, vraagt u de beheerder naar de gedetailleerde
instelprocedures.
Als het gebruikte netwerk op MAC-adres filtert, registreert u het MAC-adres
van de camera bij het access point. U kunt het MAC-adres controleren
op het scherm [Info bekijken] (pag. 135).
110
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. In Pushbutton Connection-
modus (PBC-modus) kunt u de camera met het access point verbinden
door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken.
Als meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger
zijn om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat
geval een Wi-Fi-verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Controleer van tevoren de positie van de WPS-knop op het
access point.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt
weergegeven (pag. 12).
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> of <Y> en <Z> om een
item te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Zie voor [z] (Beelden tussen
camera’s verzenden), “Via Wi-Fi
verbinden met een andere camera”
(pag. 61).
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[Verzenden naar] weergegeven.
Selecteer een bestemming
(pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PBC-modus)
111
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Als [q] (Verbinden met smartphone)
is geselecteerd, verschijnt het hier
links weergegeven scherm.
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l]
is geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
112
6
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0>
om naar het volgende scherm
te gaan.
7
Verbinding maken met het access
point via Wi-Fi
Druk op de WPS-knop van het
access point. Voor informatie over
waar u de knop vindt en hoe lang
u deze moet indrukken, raadpleegt
u de instructiehandleiding van het
access point.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
verbinding met het access point
te maken.
Als verbinding met het access point
tot stand is gebracht, wordt het
volgende scherm weergegeven.
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de
Wi-Fi-functie weer te geven die
u in stap 2 hebt
geselecteerd (pag. 113).
Als [Autom. instellen] een fout
oplevert of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
113
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor
de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Communiceren met
een smartphone
Stap 7 op pagina 58
Bediening op afstand met EOS Utility
Stap 6 op pagina 79
Opnamen afdrukken met
een Wi-Fi-printer
Stap 6 op pagina 85
Beelden naar een
webservice verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn
nu geconfigureerd.
“Opnamen naar een webservice
versturen” op pag. 97
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
114
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. In de verbindingsmodus
PIN-code (PIN-modus) is een 8-cijferig identificatienummer
dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan
met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare
verbinding tot stand worden gebracht.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt
weergegeven (pag. 12).
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> of <Y> en <Z> om een
item te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Zie voor [z] (Beelden tussen
camera’s verzenden), “Via Wi-Fi
verbinden met een andere camera”
(pag. 61).
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[Verzenden naar] weergegeven.
Selecteer een bestemming
(pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PIN-modus)
115
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Als [q] (Verbinden met smartphone)
is geselecteerd, verschijnt het hier
links weergegeven scherm.
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan [Niet
weergeven] en druk op <0>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l]
is geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
6
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0>
om naar het volgende scherm
te gaan.
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
116
7
Geef bij het access point
de PIN-code op.
Voer bij het access point
de 8-cijferige PIN-code in die op het
LCD-scherm van de camera
wordt weergegeven.
Voor instructies over het instellen
van een PIN-code bij het access point
raadpleegt u de instructiehandleiding
van het access point.
Selecteer [OK] nadat de PIN-code
is ingevoerd en druk op <0>.
8
Maak verbinding met het access point
.
Selecteer [OK] en druk op <0>
om verbinding met het access point
te maken.
Als verbinding met het access point
tot stand is gebracht, wordt het
volgende scherm weergegeven.
9
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor
de Wi-Fi-functie weer te geven
die u in stap 2 hebt geselecteerd
(pag. 117).
Als [Autom. instellen] een fout
oplevert of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
117
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor
de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Communiceren met een smartphone
Stap 7 op pagina 58
Bediening op afstand met EOS Utility
Stap 6 op pagina 79
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer
Stap 6 op pagina 85
Beelden naar een webservice verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn
nu geconfigureerd.
“Opnamen naar een webservice
versturen” op pag. 97
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
118
Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het
access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst
met actieve access points in de buurt.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Stel de Wi-Fi-instellingen in als het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] wordt weergegeven
(pag.12).
Druk op de pijltjestoetsen <W>
en <X> of <Y> en <Z> om een
item te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Zie bij het selecteren van [z]
(Beelden tussen camera’s
verzenden), “Via Wi-Fi verbinden met
een andere camera” (pag. 61).
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[Verzenden naar] weergegeven.
Selecteer een bestemming
(pag. 123).
3
Selecteer [Registreer apparaat
v. verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd
netwerk via Wi-Fi
Het access point selecteren
119
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l]
is geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer een access point.
Druk op de toetsen <W> <X> om het
access point waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken te selecteren
in een lijst met actieve access points.
(1) SSID
(2) Er wordt een pictogram weergegeven als het access point
versleuteld is
(3) Het gebruikte kanaal
[Vernieuwen] en [Handmatige instellingen]
Blader omlaag door het scherm in stap 5 om [Vernieuwen]
en [Handmatige instellingen] weer te geven.
Selecteer [Vernieuwen] als u opnieuw naar access points
wilt zoeken.
Als u de instellingen voor het access point handmatig wilt
configureren, selecteert u [Handmatige instellingen].
Voer de SSID in met het virtuele toetsenbord en configureer
de instellingen volgens de weergegeven instructies.
(1) (2) (3)
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
120
Voer het wachtwoord in dat voor het access point is gespecificeerd.
Voor informatie over het gespecificeerde wachtwoord raadpleegt
u de instructiehandleiding van het access point.
De schermen die in stap 6 t/m 7 hieronder zijn weergegeven,
variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het
access point.
Als het scherm [Inst. IP-adres] wordt weergegeven in plaats van
de schermen voor stap 6 t/m 7, gaat u naar stap 8.
6
Selecteer een key index.
Het scherm [Key index] wordt alleen
weergegeven als voor het access
point WEP-encryptie wordt gebruikt.
Selecteer het key index-nummer voor
het access point en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0>
om naar het volgende scherm
te gaan.
7
Voer het wachtwoord in.
Voer het wachtwoord in met behulp
van het virtuele toetsenbord
(pag. 160) en druk vervolgens
op de knop <M>.
Het scherm [Inst. IP-adres]
(pag. 121) wordt weergegeven.
Het wachtwoord voor het access point invoeren
121
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor
de Wi-Fi-functie weer te geven die
u in stap 2 hebt
geselecteerd (pag. 122).
Als [Autom. instellen] een fout
oplevert of als u de instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt
u pagina 161.
Het IP-adres instellen
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
122
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor
de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Communiceren met een smartphone
Stap 7 op pagina 58
Bediening op afstand met EOS Utility
Stap 6 op pagina 79
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer
Stap 6 op pagina 85
Beelden naar een webservice verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn nu
geconfigureerd.
“Opnamen naar een webservice
versturen” op pag. 97
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
123
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
Afhankelijk van de webservice geselecteerd in [Wi-Fi-functie] kan een
scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert.
Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen
dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility
instructiehandleiding voor meer informatie.
Wanneer [m] (E-mail) of een andere
service is geselecteerd op het scherm
[Uploaden naar webservice], wordt
mogelijk het scherm
[Verzenden naar] weergegeven.
Selecteer het adres in de lijst met
geregistreerde adressen en druk
op <0>.
De procedures voor het instellen van
een verbinding en het verzenden van
beelden zijn dezelfde als
de procedures voor
andere webservices.
Camera access point modus is een
verbindingsmodus om de camera
rechtstreeks met elk apparaat via Wi-Fi
te verbinden.
Deze optie wordt weergegeven wanneer
[q], [D] of [l] is geselecteerd
in [Wi-Fi-functie].
Scherm Verzenden naar
Camera access point modus
124
125
11
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
opnieuw verbindt met een apparaat waarvoor reeds
u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht en hoe
u meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen.
126
Verbind de camera opnieuw via Wi-Fi met een apparaat of service
waarmee u eerder een verbinding hebt gemaakt en
verbindingsinstellingen hebt vastgelegd.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Selecteer in de weergegeven historie
het item waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken. Als het item
niet wordt weergegeven, druk dan
op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Als [Verbindingshist.] is ingesteld
op [Verbergen], wordt de historie niet
weergegeven (pag. 159).
Druk na het selecteren van het item
op <0>.
3
Bedien het verbonden apparaat.
q Smartphone
Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en start
Camera Connect.
Als het doel van de verbinding van de smartphone is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als de camera.
z Via Wi-Fi verbinden met een andere camera
Voer de verbindingsprocedure ook op de doelcamera uit.
Standaard krijgen de instellingen een naam op basis van
de bijnaam van de doelcamera.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
127
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
D EOS Utility
Start EOS Utility op de computer.
Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd,
herstelt u deze om Wi-Fi verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als de camera.
l Printer
Als het doel van de verbinding van de printer is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als de camera.
Webservice
De procedure voor opnieuw verbinden is voltooid.
Voor de verbindingshistorie verschijnen maximaal drie items
in de registratievolgorde. Als een verbindingsinstelling wordt
toegevoegd, wordt het oudste item uit de historie gewist.
Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi is verbonden met een apparaat,
wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van de SSID.
Als u opnieuw verbinding wilt maken door [z] te selecteren
en de Wi-Fi-instellingen zijn gewist of verwijderd op de doelcamera, kan
niet opnieuw verbinding worden gemaakt. Verwijder in dat geval
de verbindingsinstellingen voor de doelcamera
in [Verbindingsinformatie wissen] (pag. 133) en zet opnieuw een
Wi-Fi-verbinding op tussen de camera’s (pag. 61).
128
Volg met een Bluetooth-verbinding tussen de camera en een
smartphone de volgende stappen om via Wi-Fi de verbinding met
de smartphone te herstellen.
1
Start Camera Connect
op de smartphone.
2
Selecteer een Camera
Connect-functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 28 voor de Camera
Connect-functies.
Er wordt automatisch een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen verschijnt het scherm
voor de geselecteerde functie.
Verbinding maken met een Bluetooth-
smartphone via Wi-Fi
Android
129
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
3
Controleer de SSID.
Controleer de SSID (netwerknaam)
van de camera die op de smartphone
wordt weergegeven.
4
Werk met de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd
in stap 3 op het scherm Wi-Fi-functie.
Geef het scherm Camera
Connect weer.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand
is gekomen verschijnt het scherm
voor de geselecteerde functie.
iOS
Scherm van smartphone
(voorbeeld
)
_Canon0A” wordt weergegeven aan het einde van de SSID.
130
U kunt maximaal 20 verbindingsinstellingen voor de Wi-Fi-functie
vastleggen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt, druk
dan op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Selecteer het item waarmee via Wi-Fi
opnieuw verbinding moet worden
gemaakt op het scherm links en druk
op <0>.
Zie voor [z] (Beelden tussen
camera’s verzenden), “Via
Wi-Fi-verbinden met een andere
camera” (pag.61).
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone), zie “Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi met de knop
<k>” (pag. 55).
Zie voor [D] (Afstandsbediening
(EOS Utility)), “Via Wi-Fi verbinden
met EOS Utility” (pag.77).
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer). Zie “Verbinding maken
met een printer via Wi-Fi” (pag. 83).
Zie bij het verzenden van beelden
naar een webservice “Instellingen
voor het gebruiken van webservices
opgeven” (pag. 17).
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
Als u instellingen wilt verwijderen, raadpleegt u pag. 132.
131
12
Verbindingsinstellingen
controleren en bedienen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe
u de verbindingsinstellingen wijzigt of verwijdert, hoe
u de instellingen voor de draadloze
communicatiefunctie wist, enz.
132
Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u wijzigen
en verwijderen. Als u instellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt
u eerst de Wi-Fi-verbinding.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt, druk
dan op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Selecteer op het scherm links het
onderdeel waarvoor de
verbindingsinstellingen veranderen
of verwijderd moeten worden en druk
op ¨<0>.
3
Selecteer [Apparaatgegevens
bewerken].
4
Selecteer een apparaat.
Selecteer het apparaat waarvoor
deverbindingsinstellingen gewijzigd
of verwijderd moeten worden.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
133
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
5
Controleer of wijzig
de verbindingsinstellingen.
Selecteer een item en druk op <0>.
Controleer of wijzig vervolgens
de verbindingsinstellingen op het
getoonde scherm.
[Bijnaam apparaat veranderen] (p. 158)
Met het virtueel toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat
veranderen (pag. 160).
[Weerg. beelden] (pag. 43)
Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] (Verbinden met
smartphone) is geselecteerd. De instellingen worden onder op het
scherm weergegeven.
[Verbindingsinformatie wissen]
U kunt verbindingsinstellingen verwijderen die op de camera zijn
opgeslagen.
Gebruik voor webservices EOS Utility om de verbindingsinstellingen
te verwijderen. Raadpleeg de EOS Utility-instructiehandleiding voor
meer informatie.
134
Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist.
Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt
u voorkomen dat anderen ermee aan de haal gaan wanneer
u de camera uitleent.
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51]
de optie [Inst. draadloze
communicatie] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Wis instellingen].
Selecteer [Wis instellingen] en druk
vervolgens op <0>.
3
Selecteer [OK].
De [Inst. draadloze communicatie]
worden gewist en het menuscherm
wordt opnieuw weergegeven.
Standaardinstellingen voor draadloze
communicatie-instellingen herstellen
[Wis alle camera-instellingen] uitvoeren onder [54: Wis instellingen]
verwijdert niet alle informatie over draadloze communicatie.
135
Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding
en het MAC-adres controleren.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <B>.
Het scherm [Info bekijken] wordt
weergegeven.
Als een fout is opgetreden, drukt u op <0> om de inhoud van
de foutmelding weer te geven.
U kunt het MAC-adres van de camera op dit scherm controleren.
Scherm Info bekijken
136
137
13
Problemen oplossen
138
Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren
meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens
de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden
in dit hoofdstuk.
Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 135).
Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan] en druk op <0>.
Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer
is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan.
Reageren op foutmeldingen
11 (pag. 139) 12 (pag. 139)
21 (pag. 140) 22 (pag. 141) 23 (pag. 142)
61 (pag. 143) 63 (pag. 144) 64 (pag. 144) 65 (pag. 145) 66 (pag. 145)
67 (pag. 145) 68 (pag. 146) 69 (pag. 146)
91 (pag. 146)
101 (pag. 146) 102 (pag. 147) 103 (pag. 147) 104 (pag. 147) 105 (pag. 148)
106 (pag. 148) 107 (pag. 148) 108 (pag. 148) 109 (pag. 148)
121 (pag. 148) 122 (pag. 149) 123 (pag. 149) 124 (pag. 149) 125 (pag. 149)
126 (pag. 149) 127 (pag. 150)
141 (pag. 150) 142 (pag. 150)
Wanneer zich een fout voordoet, wordt rechtsboven op het scherm
[Wi-Fi-functie] de melding [Err**] weergegeven. Dit is het geval wanneer
de aan/uit-schakelaar van de camera op <2> staat.
139
Reageren op foutmeldingen
Controleer in het geval van [
q
] of Camera Connect wordt uitgevoerd.
Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 58).
Kijk in het geval van [l] of de printer is ingeschakeld.
Schakel de printer in.
Controleer in het geval van [
D
] of EOS Utility wordt uitgevoerd.
Start EOS Utility en breng de verbinding opnieuw tot
stand (pag. 78).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld
op [Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist
hebt ingevoerd. Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor
verificatie is ingesteld op de camera (pag. 120).
Zijn het doelapparaat en access point ingeschakeld?
Schakel het doelapparaat en het access point in, en wacht even.
Als er nog altijd geen verbinding tot stand wordt gebracht, voert
u de procedure om verbinding te maken opnieuw uit.
11: Verb.doel niet gevonden
12: Verb.doel niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
140
Controleren op de camera
Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen].
Is dit de juiste instelling?
Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres
op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert
u vervolgens de instellingen (pag. 161).
Controleren op de DHCP-server
Is de DHCP-server ingeschakeld?
Schakel de DHCP-server in.
Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door
de DHCP-server?
Verhoog het aantal adressen dat door de DHCP-server
wordt toegekend.
Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toekende
adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen
te verminderen.
Werkt de DHCP-server correct?
Controleer de instellingen van de DHCP-server om na te gaan
of deze goed werkt als DHCP-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server
beschikbaar is.
21: Geen adres toegewezen door DHCP server
141
Reageren op foutmeldingen
Controleren op de camera
Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen
met het werkelijke IP-adres van de DNS-server?
Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens
op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server
in (pag. 156en 161).
Controleren op de DNS-server
Is de DNS-server ingeschakeld?
Schakel de DNS-server in.
Zijn de instellingen op de DNS-server voor IP-adressen
en bijbehorende namen correct?
Controleer op de DNS-server of de instellingen voor IP-adressen
en bijbehorende namen correct zijn.
Werkt de DNS-server correct?
Controleer de instellingen van de DNS-server om na te gaan
of deze goed werkt als DNS-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server
beschikbaar is.
Controleren in het hele netwerk
Bevat het netwerk waarmee u probeert om verbinding
te maken via Wi-Fi een router of soortgelijk apparaat dat als
gateway fungeert?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de camera (pag. 156 en 161).
Controleer of het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de camera.
22: Geen respons van DNS server
Reageren op foutmeldingen
142
Controleren op de camera
Hebben de camera en een ander apparaat dan via W-Fi met
hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres?
Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee
apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van
het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een
DHCP-server is ingesteld op [Handm. Instellen], wijzigt
u de instelling in [Autom. instellen] (pag. 121).
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk
Reageren op foutmeldingen 21 - 23
Let ook op de volgende punten wanneer u problemen verhelpt met
foutnummers 21 - 23
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld
op [Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen
hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt
ingevoerd. Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie
is ingesteld op de camera (pag. 120).
143
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk
te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153).
Controleren op de camera
Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access
point hetzelfde?
Controleer de SSID van het access point en stel de SSID
op de camera overeenkomstig in (pag. 119).
Controleren bij het access point
Is het access point ingeschakeld?
Schakel het access point in.
Wordt op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van
de gebruikte camera bij het access point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (pag. 135).
61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
144
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze dezelfde verificatiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden:
[Open systeem], [Shared key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 109).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters
en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld
op de camera (pag. 120).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van
de camera bij het access point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (pag. 135).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfde encryptiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van
de camera bij het access point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (pag. 135).
63: Wireless LAN-verificatiefout
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
145
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk
te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153).
De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken
en kan niet worden hersteld.
Deze reden kan onder andere zijn: te intensief gebruik van het
access point door een ander apparaat, een magnetron
of soortgelijk apparaat dat in de buurt van het access point wordt
gebruikt (verstoring van IEEE 802.11b/g/n (2,4 GHz-band))
of invloed van regen of hoge luchtvochtigheid (pag. 153).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters
en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld
op de camera (pag. 120).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat
ze dezelfde encryptiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van
de camera bij het access point geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm
[Info bekijken] (pag. 135).
65: Wireless LAN-verbinding verbroken
66: Onjuist wachtwoord voor wireless LAN
67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode
Reageren op foutmeldingen
146
Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access
point lang genoeg ingedrukt?
Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de
instructiehandleiding van het access point is opgegeven.
Probeert u verbinding te maken in de buurt van het
access point?
Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich
binnen elkaars bereik bevinden.
Er wordt verbinding gemaakt door andere access points
in Pushbutton Connection-modus (PBC-modus) van WPS
(Wi-Fi Protected Setup).
Wacht even voordat u verbinding maakt of probeer verbinding
te maken in de verbindingsmodus met PIN-code
(PIN-modus) (pag. 114).
Er heeft zich een probleem voorgedaan met een andere
foutnummercode dan 11 - 69.
Schakel de camera uit en dan weer in.
Hebt u de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen
camera’s te maken ook op de andere camera’s uitgevoerd?
Voer de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen camera’s
te maken ook op de andere camera’s uit.
Ook met camera’s waarvan de verbindingsinstellingen bij elkaar
zijn geregistreerd, moet u de procedure voor opnieuw verbinden
op beide camera’s uitvoeren als u ze opnieuw verbindt na het
afsluiten van de eerste Wi-Fi-verbinding.
Proberen meerdere camera’s een Wi-Fi-verbinding tot stand
te brengen?
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden
verbonden via Wi-Fi. Controleer of er geen andere camera
in de buurt is die een verbinding tot stand probeert te brengen
en probeer opnieuw verbinding te maken.
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Kan geen verbinding maken. Start opnieuw.
91: Andere fout
101: Kon geen verbinding maken
147
Reageren op foutmeldingen
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden genoeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw
te verzenden.
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden
vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar
u de gegevens wilt verzenden 999 is en of het bestandsnummer
9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt.
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Kan de ontvangende camera MP4-movies afspelen?
Als de camera waarnaar de gegevens worden verzonden geen
MP4-movies kan afspelen, kunnen deze niet naar de camera
worden verzonden.
Is de camera waarnaar u gegevens wilt verzenden gereed om
gegevens te ontvangen?
Controleer de status van accu en communicatie in de camera
waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden genoeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw
te verzenden.
102: Kon geen bestanden verzenden
103: Kon geen bestanden ontvangen
104: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart vol
Reageren op foutmeldingen
148
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar
u de gegevens wilt verzenden 999 is en of het
bestandsnummer 9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt.
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw
te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw
te verzenden.
Heeft de doelcamera de verbinding verbroken?
Controleer de communicatiestatus en zet opnieuw een
Wi-Fi-verbinding op tussen de camera’s.
Een ander probleem dan foutnummercode 101 tot 108
is opgetreden terwijl de camera’s met elkaar zijn verbonden.
Zet opnieuw de Wi-Fi-verbinding op tussen de camera.’s.
De doelwebserver beschikt over onvoldoende vrije ruimte.
Verwijder overbodige afbeeldingen van de webserver, controleer
de beschikbare ruimte op de webserver en probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
105: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd
106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en
bestandsnummer hebben max.waarde bereikt
107: Kon geen bestanden ontvangen. Geen toegang tot kaart
108: Verbinding verbroken
109: Er is een fout opgetreden
121: Onvoldoende vrije ruimte op server
149
Reageren op foutmeldingen
Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 17).
Is registratie-informatie van de camera of de op de camera
geregistreerde webservice verwijderd uit
CANON iMAGE GATEWAY?
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 17).
Het roofdcertificaat is verlopen of ongeldig.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 17).
Deze fout wordt mogelijk weergegeven wanneer de tijdinstelling
van de camera aanzienlijk verschilt van de werkelijke tijd.
Controleer of de juiste tijd op de camera is ingesteld.
Is er verbinding met het netwerk?
Controleer de verbindingsstatus van het netwerk.
Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY
of de belasting is tijdelijk geconcentreerd.
Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
122: Maak verbinding met een computer en corrigeer
de instellingen voor de webservice met de EOS-software.
123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding
met een computer en corrigeer de instellingen met
de EOS-software.
124: Ongeldig SSL-certificaat. Maak verbinding met een
computer en corrigeer de instellingen met de EOS-software.
125: Controleer de netwerkinstellingen
126: Kon geen verbinding maken met server
Reageren op foutmeldingen
150
Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander
probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126.
Probeer de Wi-Fi-verbinding met de webservice te herstellen.
Is de printer bezig met printen?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat het afdrukproces is voltooid.
Heeft een andere camera verbinding gemaakt met de printer
via Wi-Fi?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat de Wi-Fi-verbinding met de andere camera is verbroken.
Is de printer ingeschakeld?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding op te zetten nadat
de printer is ingeschakeld.
127: Er is een fout opgetreden
141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding te maken.
142: Kon printergegevens niet inlezen. Maak opnieuw
verbinding en herhaal de opdracht.
151
Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen
oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan
contact op met uw dealer of Canon Service Center.
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken
door deze te verbinden met Connect Station, een computer of een
ander apparaat met een interfacekabel.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding voordat u een
interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer of
een ander apparaat met een interfacekabel, kunt
u[51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Ontkoppel de interfacekabel voordat u de instellingen configureert.
Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn handelingen zoals opnemen
en weergeven niet mogelijk.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding en voer de bewerking vervolgens uit.
Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt
geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding
te maken, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde
smartphone gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert.
Verwijder de verbindingsinstellingen voor de camera uit
de Wi-Fi-instellingen op de smartphone en stel de verbinding
opnieuw in.
Als Camera Connect nog actief is terwijl u de verbinding opnieuw
instelt, wordt er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht.
In dat geval start u Camera Connect opnieuw.
Problemen oplossen
Kan geen gebruik maken van een apparaat
dat via een interfacekabel is aangesloten.
Kan [Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Bewerkingen zoals opnamen maken en weergave
zijn niet mogelijk.
Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone.
Problemen oplossen
152
Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met
de camera worden gekoppeld als de registratie van de camera
op de smartphone is behouden. Verwijder in dat geval
de registratie van de camera die is behouden in de
Bluetooth-instellingen op de smartphone en probeer opnieuw te
koppelen (pag. 21).
Kan niet koppelen met een smartphone.
153
Als de verzendsnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken
of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze
communicatiefuncties, kunt u de volgende suggesties voor
oplossingen proberen.
Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een
Wi-Fi-verbinding mogelijk niet opgezet, zelfs als een
Bluetooth-verbinding mogelijk is. Breng in dat geval camera
en smartphone dichter bij elkaar en zet een Wi-Fi-verbinding op.
Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar
u de camera gebruikt.
Plaats het apparaat op een plek waar geen mensen of voorwerpen
tussen het apparaat en de camera kunnen komen.
Als de Wi-Fi-verzendsnelheid afneemt door een van de volgende
elektronische apparaten, schakel deze dan uit of vergroot de afstand tot
de apparaten om de communicatie te verzenden.
De camera communiceert over Wi-Fi via IEEE 802.11b/g/n met
radiogolven op de 2,4 GHz-band. Hierdoor kan
de Wi-Fi-verzendsnelheid afnemen als er Bluetooth-apparaten,
magnetronovens, draadloze telefoons, microfoons, smartphones,
andere camera’s of soortgelijke apparaten in de buurt
gebruikmaken van dezelfde frequentieband.
Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera’s verschillend zijn
wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera’s verbinding maakt met
één access point.
Wanneer meerdere camera’s verbonden zijn met één access point
via Wi-Fi, neemt de transmissiesnelheid af.
Wanneer er meerdere access points met IEEE 802.11b/g/n
(2,4 GHz-band) zijn, laat dan een ruimte van vier kanalen tussen
elk Wi-Fi-kanaal om verstoring van de radiogolven te beperken.
Gebruik bijvoorbeeld kanaal 1, 6 en 11, kanaal 2 en 7 of kanaal
3 en 8.
Opmerkingen over de draadloze
communicatiefunctie
Afstand tussen camera en smartphone
Installatielocatie van de antenne voor het access point
Elektronische apparaten in de buurt van het access point
Opmerkingen bij het gebruik van meerdere camera’s
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie
154
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
155
Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen
de volgende problemen optreden.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten
opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen
of vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van
andere ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een
andere identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen
tot informatie) en springplankaanvallen (waarbij iemand
ongeoorloofde toegang krijgt tot uw netwerk als een springplank
om hun sporen uit te wissen terwijl ze in andere
systemen inbreken).
Het wordt aanbevolen om uw netwerk voldoende te beveiligen
om dit soort problemen te vermijden.
Beveiliging
156
Windows
Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk
op de <Enter>-toets.
Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het
subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond.
Mac OS
Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk
op <Return>. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen,
staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling ***.***.***.***.
*
Raadpleeg de Help van Mac OS X voor meer informatie over de toepassing [
Terminal
].
Om te voorkomen dat hetzelfde IP-adres wordt gebruikt voor
de computer en andere netwerkapparatuur, wijzigt u het laatste getal
in het IP-adres bij het configureren van het IP-adres dat aan de camera
wordt toegewezen tijdens de bewerkingen die op pagina 161
worden beschreven.
Netwerkinstellingen controleren
Voorbeeld: 192.168.1.10
157
14
Referentie
158
Op het scherm [Inst. draadloze communicatie] kunt u de volgende
draadloze communicatiefuncties instellen:
Druk op de knop <M>, selecteer [Inst. draadloze communicatie]
op het tabblad [51] en druk op <0>.
[Instellingen Wi-Fi].
Zie de volgende pagina.
[Wi-Fi-functie].
De volgende Wi-Fi-functies zijn
beschikbaar:
Communiceren met een smartphone
Beelden tussen camera’s verzenden
Afstandsbediening (EOS Utility)
Afdrukken van Wi-Fi-printer
Beelden naar een webservice
versturen
[Bluetooth-functie] (pag. 21)
Toont het scherm [Bluetooth-functie]
waarop u de Bluetooth-functies kunt
controleren of instellen.
[Beelden n. smartphone verz.]
(pag. 33)
Wanneer de camera op een smartphone
is aangesloten, gebruikt u deze functie
om opnamen die op de camera zijn
opgeslagen, naar de smartphone
te verzenden.
[Bijnaam] (pag. 13)
Met het virtueel toetsenbord kunt
u de bijnaam van het apparaat
veranderen (pag. 160).
[Wis instellingen] (pag. 134)
Wis alle draadloze communicatie-
instellingen.
Het scherm [Inst. draadloze communicatie]
159
[Wi-Fi]
U kunt instellen of u de draadloze
communicatiefunctie wilt
[
Inschakelen
] of [
Uitschakelen
].
Als het gebruik van elektronische
en draadloze apparaten is verboden,
zoals in een vliegtuig of ziekenhuis,
stelt u deze optie in op [
Uitschakelen
].
[NFC-verbinding] (pag. 47)
U kunt instellen of u de NFC-verbinding
wilt [Inschakelen] of [Uitschakelen].
[Wachtwoord]
Stel in op [Geen] om een Wi-Fi-
verbinding zonder wachtwoord te
kunnen opzetten (behalve wanneer
via Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met
een access point).
[Verbindingshist.]
U kunt instellen of u de historie van
de met Wi-Fi verbonden apparaten wilt
[Weergeven] of [Verbergen].
[MAC-adres]
U kunt het MAC-adres van
de camera weergeven.
Het scherm [Instellingen Wi-Fi]
160
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <Q> om tussen het
bovenste en onderste invoergebied
te wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> in het bovenste gebied om
de cursor te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk in het onderste invoergebied op de toetsen <W> <X> of <Y>
en <Z> om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0>
om het teken in te voeren.
Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens
u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
De invoermodus wijzigen*
Selecteer [E] rechtsonder in het onderste invoergebied.
Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de invoermodus als volgt
gewijzigd: kleine letters 9 cijfers/symbolen 1 9 cijfers/symbolen 2
9 hoofdletters.
* Wanneer [Aanraakbediening: Uitschakelen] is ingesteld, kunt u alle
tekens in één scherm invoeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om één teken te verwijderen.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen
en af te sluiten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt
weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvoer te annuleren en het
scherm te verlaten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt
weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
Het virtuele toetsenbord gebruiken
161
Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden
weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie.
1
Selecteer [Handm. Instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer het item dat u wilt instellen.
Selecteer een item en druk op <0>.
Het invoerscherm voor cijfers
wordt weergegeven.
Als u een gateway wilt gebruiken,
selecteert u
[Inschakelen],
vervolgens
[Adres] en drukt u op <0>.
3
Voer de gewenste waarden in.
Draai aan het hoofdinstelwiel <6>
om de invoerpositie in het bovenste
gedeelte te verplaatsen en draai aan
het hoofdinstelwiel <5> om een
cijfer te selecteren. Druk op <0> om
het geselecteerde cijfer in te voeren.
Druk op de knop <M>
om de ingevoerde waarden
op te slaan en terug te keren naar het
scherm van stap 2.
Het IP-adres handmatig instellen
Het IP-adres handmatig instellen
162
4
Selecteer [OK].
Wanneer u alle nodige items hebt
ingesteld, selecteert u [OK] en drukt
u op <0>.
Het instellingenscherm voor
de Wi-Fi-functie wordt
weergegeven (pag. 122).
Indien u niet zeker weet wat u moet
invoeren, raadpleegt u de pagina
“Netwerkinstellingen controleren”
(pag. 156) of vraagt
u de netwerkbeheerder of een andere
persoon die kennis van het netwerk
heeft om hulp.
163
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het
LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
* wordt ook weergegeven op het scherm voor het verzenden of ontvangen
van beelden.
* wordt niet weergegeven wanneer de camera verbonden is met [Camera
access point modus].
* Voor het weergavescherm tijdens Live View-opnamen raadpleegt
u de Camera-instructiehandleiding.
Status draadloze verbinding
Communicatiestatus
LCD-scherm LCD-paneel
Wi-Fi-functie
Sterkte van
draadloos
signaal
Wi-Fi-functie
Geen
verbinding
Wi-Fi:
Uitschakelen
Uit
Wi-Fi:
Inschakelen
Verbinden (Knippert)
(Knippert)
Verbonden
Gegevens verzenden
(

)
Verbindingsfout (Knippert)
(Knippert)
Scherm Snel instellen Scherm informatiedisplay
tijdens weergave
W
i-
F
i-
f
u
n
c
t
ie
LCD-scherm LCD-paneel
Bluetooth-functie
Wi-Fi-functie
Sterkte van draadloos signaal
Wi-Fi-functie
Sterkte van draadloos signaal
Bluetooth-functie
Status draadloze verbinding
164
Indicator Bluetooth-functie
* Bluetooth is niet verbonden terwijl een Wi-Fi-verbinding is opgezet.
In Camera Connect
Bluetooth-functie Verbindingsstatus LCD-scherm LCD-paneel
Anders dan
[Uitschakelen]
Bluetooth
verbonden
Bluetooth niet
verbonden
[Uitschakelen]
Bluetooth niet
verbonden
Niet weergegeven Niet weergegeven
Bluetooth verbonden
Wi-Fi verbonden
165
9Wi-Fi
Compatibiliteit met IEEE 802.11b/g/n
standaarden:
Overdrachtsmethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b)
OFDM-modulatie (IEEE 802.11g/n)
Verzendbereik: Circa 15 m
* Bij communiceren met een smartphone
* Zonder obstakels tussen de zend- en
ontvangstantennes en zonder radiostoring
Overdrachtsfrequentie (centrale frequentie):
Verbindingsmethode: Camera access point modus, infrastructuur*
* Wi-Fi Protected Setup wordt ondersteund
Beveiliging: Verificatiemethode: Open systeem, Shared Key, WPA/
WPA2-PSK
Encryptie: WEP, TKIP, AES
Communicatie met Opnamen kunnen worden bekeken, beheerd en
smartphone: ontvangen met een smartphone.
De camera kan op afstand worden bediend met een
smartphone.
Opnamen kunnen naar een smartphone worden verzonden.
Opnamen overbrengen
Eén opname overbrengen, geselecteerde opnamen
naar een andere camera:
overbrengen,
opnamen met gewijzigd formaat overbrengen.
Verbinden met Opnamen kunnen naar Connect Station worden
Connect Station: verzonden en daar worden opgeslagen.
Bediening op afstand De functies voor bediening op afstand en het bekijken
met EOS Utility: van opnamen
van EOS Utility kunnen draadloos worden gebruikt.
Printen met Wi-Fi- Opnamen kunnen naar een Wi-Fi-printer worden
printers: verzonden
Opnamen versturen Opnamen op de camera en koppelingen naar
naar een webservice: opnamen kunnen worden verzonden naar
geregistreerde webservices.
9NFC
Compatibiliteit met Conform NFC Forum Type 3/4 Tag (dynamisch)
standaarden:
9Bluetooth
Compatibiliteit met Conform Bluetooth Specification Version 4.1
standaarden: (Bluetooth lage energie-technologie)
Overdrachtsmethode: GFSK-modulatie
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.
Specificaties
Frequentie Kanalen
2412 tot 2462 MHz 1 tot 11 kanalen
166
9Landen en regio’s die het gebruik van de draadloze
communicatiefunctie toestaan
Gebruik van de draadloze communicatiefuncties is beperkt in een aantal landen
en regio’s, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale
regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van draadloze
communicatiefuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet
overtreedt.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele problemen die het gevolg zijn van het
gebruik van een draadloze communicatiefunctie in andere landen en regio’s.
9Modelnummer
EOS 77D: DS126651(model met WLAN-module: ES200, model met
Bluetooth-module: WM500)
Canon Inc. verklaart hierbij dat deze DS126651 voldoet aan de essentiële
vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 2014/53/EC.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het
volgende internetadres: http://www.canon-europe.com/ce-documentation
Wi-Fi frequentiebereik: 2401 MHz - 2473 MHz
Maximaal afgegeven Wi-Fi-vermogen: 13,64 dBm
Bluetooth-frequentiebereik: 2402 MHz - 2480 MHz
Maximaal afgegeven Bluetooth-vermogen: 7,14 dBm
Neem contact op met het onderstaande adres voor de originele
conformiteitsverklaring:
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze
communicatiefunctie
167
Handelsmerken
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd
in de Verenigde Staten en andere landen.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera
en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Het Bluetooth
-woordmerk en -logo’s zijn gedeponeerde handelsmerken
eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door
Canon Inc. is onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen
zijn die van hun respectievelijke eigenaars.
Het N-Mark is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk
van NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de
respectieve eigenaren.
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd
in de Verenigde Staten en andere landen.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera
en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Het Bluetooth
-woordmerk en -logo’s zijn gedeponeerde handelsmerken
eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door
Canon Inc. is onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen
zijn die van hun respectievelijke eigenaars.
Het N-Mark is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk
van NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de
respectieve eigenaren.
168
Index
A
Access points................................109
Encryptie .................................. 109
Afdrukinstellingen
Aantal exemplaren .....................92
Beeld optimaliseren.................... 91
Datum/bestandsnummering .......92
Papierinstellingen .......................89
Trimmen .....................................93
Alle beelden op de
kaart verzenden................40, 69, 102
Ander netwerk...............111, 115, 119
Android ...........................................15
Apparaatgegevens
bewerken ................................43, 132
B
Bediening op afstand ................28, 82
Beeld printen...................................86
Beelden die kunnen
worden bekeken .............................44
Beelden naar een webservice
verzenden.......................................95
Beelden naar smartphone
verzenden.................................33, 53
Beelden verzenden.......33, 53, 64, 97
Beelden verzenden die aan
zoekcriteria voldoen..........41, 70, 104
Beelden weergeven........................28
Beeldf. wijz..........................37, 66, 99
Bluetooth...........................19, 20, 163
-adres ......................................... 31
Verbinden ...................................21
Bijnaam........................... 13, 133, 158
C
Camera access point modus ........123
Camera Connect...............15, 28, 164
CANON iMAGE GATEWAY ............16
Communiceren met
een smartphone ................. 19, 47, 55
Connect Station.............................. 73
D
Draadloze communicatie-
instellingen wissen ....................... 134
E
EOS Utility................................ 17, 77
Eye-Fi-kaart.................................... 14
G
Geselecteerde
verzenden .......................... 36, 65, 98
I
Interfacekabel................................. 14
iOS ................................................. 15
IP-adres........................ 112, 116, 121
Handmatig inst. ........................ 161
K
Koppelen ............................ 22, 31, 32
M
MAC-adres ........................... 109, 135
N
Netwerkinstellingen ...................... 156
Netwerknaam9 SSID
NFC.............................. 47, 48, 50, 74
Beelden verzenden.................... 53
O
Opmerkingen over draadloze
communicatie ............................... 153
Opnamen naar een andere
camera overbrengen...................... 61
Opnieuw verbinden .............. 126, 128
169
Index
P
PictBridge........................................83
Printer/printen ...........................83, 86
Printopties.......................................87
Problemen oplossen .....................137
Pushbutton connection-modus .....110
Q
Quick Control ..................................34
R
Reeks verzend..................38, 67, 100
S
Scherm Info bekijken ....................135
SSID......................26, 57, 78, 84, 118
Sterkte van draadloos signaal.......163
T
Toetsenbord ..................................160
V
Verbindingshist..............................159
Verbindingsinformatie wissen .......133
Verbindingsmethode
met PIN-code ................................114
Verborgen modus..........................109
Verificatie ......................................109
W
Wachtwoord
...26, 57, 78, 84, 120, 159
Wi-Fi-instellingen ....................12, 159
Wi-Fi-knop.................................55, 56
Wi-Fi-printer ....................................83
WPS (Wi-Fi Protected Setup) .......109
PBC-modus ..............................110
PIN-modus................................114
Wrg. bld. vrz........................35, 64, 97
CEL-SW9YA280 © CANON INC. 2016
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika en het Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw
lokale Canon-vestiging
Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon
Europa N.V.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170

Canon EOS 77D Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor