Canon EOS M100 Handleiding

Type
Handleiding
1
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
NEDERLANDS
Hulpgids
© CANON INC. 2017
CEL-SX2MA281
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
2
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Afspraken die in deze handleiding worden
gebruikt
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen en keuzewielen aan te duiden waarop ze worden
afgebeeld of waar ze op lijken.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden
met de volgende pictogrammen aangeduid:
Opnamemodi en pictogrammen en tekst op het scherm worden tussen
haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=
xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx”
voor een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak wordt er naar alle lenzen en vattingadapters verwezen
als “lenzen” en “vattingadapters”, ongeacht of ze worden meegeleverd
in de lenzenset of los verkrijgbaar zijn.
In de afbeeldingen in deze handleiding is een EF-M15-45mm f/3.5-6.3
IS STM-lens op de camera bevestigd als voorbeeld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie
Maak enkele testopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn
niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit
uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief
kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of
niet kan worden gelezen door apparaten.
Wanneer de gebruiker onrechtmatig mensen of materiaal waarop
auteursrecht rust fotografeert of opneemt (video en/of geluid), kan dit
de privacy van deze mensen schenden en/of een inbreuk zijn op de
juridische rechten van anderen, waaronder auteursrechten en andere
intellectuele eigendomsrechten. Er kunnen zelfs beperkingen gelden
wanneer dergelijke foto’s of opnamen uitsluitend voor persoonlijk
gebruik zijn bedoeld.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met
de gebruikershandleiding dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel het scherm onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk
hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels
voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen of als rode en zwarte punten zichtbaar
zijn. Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen
invloed op de opgenomen beelden.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
3
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Inhoudsopgave
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie ........................... 2
Afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ................. 2
Deel 1: Draadloze functies/accessoires
Draadloze functies ............................................................ 7
Beschikbare draadloze functies ............................................... 7
Wi-Fi-functies gebruiken .............................................................. 7
Bluetooth
®
-functies gebruiken .....................................................7
Beelden naar een smartphone verzenden ............................... 8
Beelden verzenden naar een smartphone met Bluetooth ...........8
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt ................................................................................10
Verbinding maken met een smartphone via het Wi-Fi-menu .....12
Een ander toegangspunt gebruiken ..........................................13
Beelden verzenden naar een geregistreerde webservice ...... 16
Webservices registreren ............................................................ 16
Beelden uploaden naar webservices .........................................19
Beelden bekijken met een mediaspeler ................................. 20
Beelden draadloos printen met een verbonden printer .......... 21
Beelden naar een andere camera verzenden ........................ 22
Opties voor het verzenden van beelden................................. 23
Meerdere beelden verzenden ....................................................23
Opmerkingen over het verzenden van beelden .........................25
De resolutie kiezen (beeldgrootte) .............................................25
Opmerkingen toevoegen ...........................................................25
Beelden automatisch verzenden (beeldsynchronisatie) ......... 26
Voordat u begint ........................................................................26
Beelden verzenden ....................................................................27
Een smartphone gebruiken om camerabeelden
te bekijken en de camera te bedienen ................................... 28
Beelden voorzien van geotags tijdens het maken
van opnamen ............................................................................. 28
De camera op afstand bedienen met een smartphone .............29
Draadloze instellingen bewerken of wissen ........................... 30
Verbindingsinformatie bewerken ...............................................30
De standaardinstellingen voor draadloze communicatie
herstellen ...................................................................................33
Informatie wissen van apparaten die via Bluetooth zijn
gekoppeld .................................................................................. 33
Accessoires ..................................................................... 34
Systeemschema ..................................................................... 35
Optionele accessoires ............................................................ 36
Lenzen ....................................................................................... 36
Voedingen ..................................................................................36
Overige accessoires ..................................................................37
Printers ......................................................................................37
Foto- en lmopslag .................................................................... 37
Optionele accessoires gebruiken ........................................... 38
Afspelen op een tv ..................................................................... 38
De camera voeden via het lichtnet ............................................38
De software gebruiken ........................................................... 39
Software ....................................................................................39
De computeromgeving controleren ...........................................40
De software installeren .............................................................. 40
Beelden opslaan op een computer ............................................ 40
4
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden printen ...................................................................... 41
Eenvoudig printen ......................................................................41
Printinstellingen congureren ....................................................42
Filmscènes printen ....................................................................44
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) ............................. 44
Beelden toevoegen aan een fotoboek .......................................46
Deel 2: De camera leren kennen
Voorbereiding en basisuitleg ......................................... 48
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ............................. 48
Voordat u begint ..................................................................... 49
De camera vasthouden .............................................................49
De accu opladen ........................................................................49
De accu plaatsen/verwijderen ...................................................49
De geheugenkaart plaatsen/verwijderen ................................... 49
De datum en tijd instellen ..........................................................49
Weergavetaal ............................................................................50
Een lens gebruiken .................................................................... 50
EF- en EF-S-lenzen bevestigen ................................................50
Aan/Uit.................................................................................... 51
Spaarstandfuncties (Automatisch uit) ........................................ 51
Ontspanknop .......................................................................... 51
Hoek en stand van het scherm............................................... 51
Kaders op het opnamescherm ............................................... 51
Opties voor opnameweergave ............................................... 52
Opties voor afspeelweergave ................................................. 52
Scherm Snel instellen............................................................. 52
Menuscherm........................................................................... 52
Toetsenbord op het scherm .................................................... 52
Indicatorweergave .................................................................. 52
Opnamen maken ............................................................. 53
Auto-modus ............................................................................ 53
Automatisch/scène: foto’s ..........................................................53
Automatisch/scène: lms ........................................................... 53
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch .................54
Scènepictogrammen ..................................................................56
Opnamen maken met uw favoriete instellingen
(Creatieve hulp) .........................................................................57
Specieke scènes .................................................................. 58
Opnamen maken met een huidegaliserend effect
(Egale huid) ...............................................................................58
Close-upopnamen maken (Close-up) ........................................58
Bewegende onderwerpen (Sport) ..............................................58
Avondcomposities maken zonder statief
(Nachtopnamen uit hand) .......................................................... 58
Opnamen van uzelf maken met optimale instellingen
(Zelfportret) ................................................................................ 59
Kleuren verbeteren bij foto’s van voedsel (Voedsel) .................59
Opnamen maken met tegenlicht (HDR-tegenlicht) .................... 59
Speciale effecten toepassen .................................................. 59
Opnamen met veel contrast maken (High Dynamic Range) .....59
Beelden die lijken op miniatuurmodellen (Miniatuureffect) ........60
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect) ..........................................................................60
Opnamen maken met een speelgoedcamera-effect
(Speelgoedcamera-effect) .........................................................60
Opnamen met een softfocuseffect (Softfocus) ..........................60
Handmatige modus ................................................................ 61
Opnamen vanaf één scherm instellen ....................................... 61
Helderheid van het beeld (Belichting) ........................................61
Beeldkleuren ..............................................................................62
Scherpstellen ............................................................................. 65
5
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Flitser ......................................................................................... 67
Overige instellingen ................................................................... 68
Specieke sluitertijden en diafragmawaarden ........................... 70
Bediening en weergave aanpassen ..........................................72
Films opnemen ....................................................................... 73
Films opnemen in de lmmodus ................................................ 73
De beeldhelderheid vergrendelen of wijzigen ............................73
Automatische langzame sluiter uitschakelen .............................73
Time-lapselms opnemen (Time-lapse-movie) ..........................74
Het opnamevolume aanpassen ................................................. 74
Handige functies..................................................................... 74
De zelfontspanner gebruiken .....................................................74
Opnamen maken door het scherm aan te raken
(Touch Shutter) ..........................................................................75
Continue opname ......................................................................75
Beeldkwaliteit wijzigen ............................................................... 75
Vastleggen in RAW-indeling ......................................................76
De beeldverhouding wijzigen .....................................................76
Beeldkwaliteit van lms wijzigen ................................................77
Afspelen ........................................................................... 78
Afspelen ................................................................................. 78
Foto’s en lms bekijken .............................................................78
Afspelen met aanraakbediening ................................................ 79
Beelden vergroten .....................................................................79
Diavoorstellingen bekijken ......................................................... 79
Digest-lms bekijken ..................................................................80
Door beelden bladeren en beelden zoeken ........................... 80
Bladeren door beelden in een index ..........................................80
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden ......80
Beelden vinden met de knop aan de voorkant ..........................81
Beelden beveiligen ................................................................. 81
Meerdere beelden beveiligen ....................................................81
Een reeks beelden beveiligen ...................................................81
De beveiliging van alle beelden in één keer verwijderen...........82
Beelden beoordelen (Classicatie)......................................... 82
Beelden wissen ...................................................................... 82
Meerdere beelden wissen .........................................................82
Een reeks beelden wissen .........................................................82
Foto’s bewerken ..................................................................... 82
Beelden draaien ........................................................................83
Het formaat van beelden wijzigen .............................................83
Trimmen.....................................................................................83
Filtereffecten toepassen ............................................................83
Rode ogen corrigeren ................................................................ 84
RAW-beelden verwerken met de camera............................... 84
Meerdere beelden verwerken .................................................... 85
Films bewerken ...................................................................... 85
Het begin/einde van lms wegknippen ...................................... 85
Bestandsgroottes verkleinen .....................................................85
Digest-lms bewerken ...............................................................85
Instellingen ...................................................................... 86
Basisfuncties van de camera aanpassen ............................... 86
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen .............86
Bestandsnummering ..................................................................86
Geheugenkaarten formatteren ..................................................87
Eco-modus gebruiken ................................................................87
De spaarstand aanpassen .........................................................87
Schermhelderheid .....................................................................87
Het opname-informatiescherm aanpassen ................................87
Het weergave-informatiescherm aanpassen ............................. 87
Wereldklok ................................................................................. 88
Weergavetaal ............................................................................88
6
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Het touchscreen aanpassen ...................................................... 88
Het touchscreen automatisch vergrendelen .............................. 88
De beeldsensor reinigen ............................................................88
Copyrightinformatie instellen die in beelden moet
worden vastgelegd ....................................................................89
Andere instellingen aanpassen .................................................89
Standaardinstellingen van de camera herstellen .......................89
Problemen oplossen ....................................................... 90
Fouten en waarschuwingen ........................................... 94
Deel 3: Bijlage
Informatie op het scherm........................................................ 97
Tijdens opnamen .......................................................................97
Tijdens het afspelen...................................................................98
Functies en menutabellen .................................................... 101
Beschikbare functies per opnamemodus ................................101
Snel instellen ...........................................................................103
Opnametabblad .......................................................................105
Tabblad C.Fn ........................................................................... 112
INFO. Snel instellen ................................................................. 113
Tabblad Instellen ...................................................................... 114
Afspeeltabblad ......................................................................... 115
Scherm Snel instellen in afspeelmodus ................................... 115
Specicaties ..........................................................................116
Index..................................................................................... 122
Veiligheidsmaatregelen ...........................................................124
Software van derden ...............................................................124
Persoonsgegevens en veiligheidsmaatregelen ....................... 125
7
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Draadloze functies
Beschikbare draadloze functies
Wi-Fi-functies gebruiken
U kunt beelden verzenden en ontvangen of de camera op afstand bedienen
door de camera via Wi-Fi aan te sluiten op deze apparaten en diensten.
Smartphones en tablets
Verzend beelden naar smartphones en tablets die beschikken over
Wi-Fi-functies. Het is ook mogelijk om vanaf een smartphone of tablet
Live View-opnamen te maken op afstand. Voor het gemak worden
in deze handleiding smartphones, tablets en andere compatibele
apparaten gezamenlijk aangeduid met de term “smartphones”.
Webservices
Voeg uw accountinformatie voor de online fotoservice CANON
iMAGE GATEWAY of andere webservices toe aan de camera om
camerabeelden te verzenden naar deze services. Niet-verzonden
beelden op de camera kunnen ook naar een computer of webservice
worden verzonden via CANON iMAGE GATEWAY.
Mediaspelers
Bekijk beelden op tv’s of andere apparaten die DLNA* ondersteunen.
* Digital Living Network Alliance
Printers
Print beelden draadloos op een printer die PictBridge ondersteunt
(DPS over IP wordt ondersteund).
Andere camera’s
Verzend beelden draadloos van de ene naar de andere Canon-camera
die Wi-Fi ondersteunt.
Bluetooth
®
-functies gebruiken
U kunt de camera eenvoudig koppelen met een smartphone die beschikt
over BLE-technologie (Bluetooth low energy)*. U kunt ook opnamen maken
of bekijken door uw smartphone als afstandsbediening te gebruiken.
* Wordt hierna “Bluetooth” genoemd.
Verzend beelden draadloos naar diverse compatibele apparaten
of deel ze via webservices.
Deel 1:
Draadloze functies/accessoires
8
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden verzenden naar een smartphone met Bluetooth
Zodra u de camera via Bluetooth met een smartphone hebt gekoppeld,
kunt u uw smartphone eenvoudig bedienen om camerabeelden te bekijken
en op te slaan.
1
Installeer Camera Connect.
Als u een Android-smartphone gebruikt,
zoekt u Camera Connect in Google Play
en downloadt en installeert u de app.
Als u een iPhone of iPad gebruikt, zoekt
u Camera Connect in de App Store en
downloadt en installeert u de app.
2
Registreer een bijnaam.
Druk op de ON/OFF-knop.
Druk op de knop
, kies
[Inst. draadloze communicatie]
op het tabblad [ 4] en selecteer
vervolgens [Bijnaam].
Druk op de knop
om het toetsenbord te
openen en voer vervolgens een bijnaam in.
Om terug te keren naar [Inst. draadloze
communicatie] nadat u op de
knop
hebt gedrukt, drukt
u nogmaals op de knop .
3
Bereid het koppelen voor.
Kies [Bluetooth-instellingen], druk op de
knoppen / om [Pairing] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
Beelden naar een smartphone verzenden
Verzend als volgt beelden naar een smartphone.
Maak verbinding via Bluetooth (
=
8)
U kunt de camera eenvoudig verbinden met een smartphone met
Bluetooth, door ze te koppelen. Hierdoor wordt het overdragen van
beelden naar smartphones eenvoudiger.
Maak verbinding via NFC (
=
10)
Houd een Android-smartphone die NFC ondersteunt tegen de camera
om de apparaten met elkaar te verbinden.
Maak verbinding via het Wi-Fi-menu (
=
12)
U kunt de camera verbinden met een smartphone, net zoals u deze
met een computer of ander apparaat zou verbinden. Er kunnen
meerdere smartphones worden toegevoegd.
Voordat u verbinding maakt met de camera, dient u eerst de speciale
gratis app Camera Connect op de smartphone te installeren. Raadpleeg
de website van Canon voor details over deze toepassing (ondersteunde
smartphones en functies).
Eigenaars van Wi-Fi-ondersteunende Canon-camera’s die EOS
Remote gebruiken om hun camera via Wi-Fi met een smartphone
te verbinden, kunnen overwegen om over te stappen op de
mobiele app Camera Connect.
9
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
7
Draag de beelden over.
De camera schakelt automatisch over
naar Wi-Fi indien u [Images on camera/
Beelden op camera] selecteert in Camera
Connect.
Op een iPhone of iPad kiest u in het
menu met Wi-Fi-instellingen van het
apparaat de SSID (netwerknaam) die op
de camera wordt weergegeven om de
verbinding tot stand te brengen.
Gebruik de smartphone om beelden
over te dragen van de camera naar de
smartphone.
Om over te schakelen naar Bluetooth,
schakelt u de Wi-Fi-verbinding op de
smartphone uit.
De levensduur van de accu kan afnemen wanneer u de camera
gebruikt na deze te koppelen, omdat ook wanneer de spaarstand
actief is stroom wordt verbruikt.
Stel [Bluetooth] in op [Uit] voordat u de camera meeneemt naar
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparaten beperkt is
toegestaan. Zo voorkomt u dat de camera, zelfs in uitgeschakelde
toestand, gereed is om verbinding te maken via Bluetooth.
De Bluetooth-verbindingsstatus wordt aangeduid met een van
de volgende pictogrammen.
- [
] verbonden, [ ] verbinding verbroken
U kunt ook de camera gebruiken om de Wi-Fi-verbinding te
verbreken zoals beschreven bij stap 7.
Om Bluetooth-communicatie uit te schakelen, kiest u MENU >
tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Bluetooth-instellingen] en stelt u [Bluetooth] in op [Uit].
Om de informatie te controleren van de smartphone die via
Bluetooth is verbonden in [Verbindingsinfo contr./wissen], kiest
u MENU > tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Bluetooth-instellingen]. Kies [Adrescontrole] om het Bluetooth-
adres van de camera te controleren.
Er verschijnt een scherm dat aangeeft
dat de camera wacht op een verbinding.
4
Open Camera Connect.
Activeer Bluetooth op de smartphone en
open vervolgens Camera Connect op de
smartphone.
Nadat de camera is herkend, verschijnt
een cameraselectiescherm.
5
Selecteer de camera waarmee
u verbinding wilt maken.
Kies de bijnaam van de camera.
Voltooi het koppelingsproces voor de
smartphone.
6
Voltooi het koppelen.
Er verschijnt een bevestigingsbericht op
de camera. Druk op de knoppen / om
[OK] te selecteren en druk vervolgens op
de knop .
Druk op de knop
wanneer het scherm
links wordt weergegeven.
10
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Breng de verbinding tot stand.
Houd de N-markering ( ) van de
smartphone waarop Camera Connect is
geïnstalleerd tegen de N-markering van
de camera.
De camera gaat automatisch aan.
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen
/ om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop .
Camera Connect wordt gestart op de
smartphone en de apparaten maken
automatisch verbinding.
3
Pas de privacyinstelling aan.
Wanneer dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen / om
[Alle beelden] te selecteren. Vervolgens
drukt u op de knop .
Nu kunt u uw smartphone gebruiken om
Live View-opnamen te maken op afstand
of voor het doorbladeren of overdragen
van beelden op de camera.
4
Verzend een beeld.
Kies een beeld dat u wilt verzenden.
Druk op de knoppen / om
[Dit beeld verz.] te selecteren en
druk vervolgens op de knop .
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt
Gebruik NFC van een Android-smartphone om het installeren van
Camera Connect en het maken van verbinding met de camera
eenvoudiger te maken.
Wanneer de apparaten voor de eerste keer via NFC verbonden worden,
kan de werking afwijken afhankelijk van de cameramodus op het moment
dat de apparaten tegen elkaar worden gehouden.
Als de camera uit of in de opnamemodus staat wanneer de apparaten
tegen elkaar aan worden gehouden, kunt u beelden selecteren
en verzenden op het beeldselectiescherm. Zodra de apparaten
verbonden zijn, kunt u uw smartphone gebruiken om Live View-
opnamen te maken op afstand of om uw opnamen van een geotag te
voorzien (
=
28). Het is eenvoudig om opnieuw verbinding te maken
met apparaten waar u recentelijk verbinding mee heeft gemaakt.
Deze apparaten worden weergegeven in het Wi-Fi-menu.
Als de camera uit of in de afspeelstand staat wanneer de apparaten
tegen elkaar aan worden gehouden, kunt u beelden selecteren en
verzenden vanuit de indexweergave die wordt weergegeven voor
beeldselectie.
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit staat of in de
opnamemodus staat
1
Installeer Camera Connect.
Raadpleeg de handleiding van de
smartphone om te controleren waar
de N-markering ( ) zich bevindt.
Activeer NFC op de smartphone en houd
de apparaten bij de N-markeringen tegen
elkaar (
). Google Play wordt vervolgens
automatisch op de smartphone geopend.
Zodra de downloadpagina van Camera
Connect wordt weergegeven, downloadt
en installeert u de app.
11
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Verbinden via NFC in de afspeelmodus
Druk op de knop .
Houd de N-markering (
) op de
smartphone waarop Camera Connect
geïnstalleerd is (
=
10), tegen de
N-markering van de camera.
Druk op de knoppen
/ / / om een
beeld dat u wilt verzenden te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop
als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet meer
weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop
.
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Druk op de knoppen
/ om [Verzenden]
te kiezen en druk daarna op de knop .
De beelden worden nu verzonden.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop
. Druk vervolgens op
de knoppen / om [OK] te selecteren.
Als u in een bericht op de camera of smartphone gevraagd wordt
om de bijnaam in te voeren, volgt u stap 2 bij “Verbinding maken
via NFC wanneer de camera uit staat of in de opnamemodus staat”
(
=
10) om deze in te voeren.
De camera houdt niet bij met welke smartphones u NFC-
verbindingen maakt in de afspeelmodus.
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop
. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] door op de
knoppen / te drukken en druk daarna
op de knop . U kunt ook de smartphone
gebruiken om de verbinding te verbreken.
Houd rekening met het volgende als u NFC gebruikt.
- Voorkom dat u de camera en de smartphone hard tegen elkaar
slaat. Dit kan de apparaten beschadigen.
- Afhankelijk van de smartphone kan het voorkomen dat de
apparaten elkaar niet meteen herkennen. Probeer in dat geval
de apparaten in iets andere posities tegen elkaar te houden.
Als de verbinding niet tot stand komt, houdt u de apparaten
tegen elkaar aan tot het scherm van de camera is bijgewerkt.
- Plaats geen andere voorwerpen tussen de camera en
smartphone. Houd er ook rekening mee dat camera- of
smartphonehoezen of gelijksoortige accessoires de
communicatie kunnen blokkeren.
Voor Live View-opnamen maken op afstand, selecteert
u [Alle beelden] bij stap 3.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Alle beelden] kiest in stap 3.
Selecteer een andere optie in stap 3 (
=
31) als u de beelden
van de camera wilt beperken die op de smartphone kunnen worden
weergegeven. Privacyinstelling voor geregistreerde smartphones
kunnen indien nodig later worden aangepast (
=
31).
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
U kunt ook de bijnaam van de camera veranderen in het scherm
bij stap 2 (
=
32).
Als u NFC-verbindingen wilt uitschakelen, selecteert u MENU >
tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [NFC] > [Uit].
12
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen / om
[Apparaat toevoegen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
De SSID en het wachtwoord van de
camera worden weergegeven.
5
Verbind de smartphone met het
netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de smartphone de SSID
(netwerknaam) die op de camera
wordt weergegeven om de verbinding
tot stand te brengen.
Vul in het wachtwoordveld het wachtwoord
in dat op de camera wordt weergegeven.
6
Open Camera Connect.
Open Camera Connect op de smartphone.
7
Kies de camera waarmee
u verbinding wilt maken.
Selecteer de camera op het scherm dat
op de smartphone wordt weergegeven
om het koppelen te starten.
Verbinding maken met een smartphone via het Wi-Fi-menu
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt gebruiken,
maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken (
=
13).
1
Installeer Camera Connect.
Als u een Android-smartphone gebruikt,
zoekt u Camera Connect in Google Play
en downloadt en installeert u de app.
Als u een iPhone of iPad gebruikt, zoekt
u Camera Connect in de App Store en
downloadt en installeert u de app.
2
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de ON/OFF-knop.
Druk op de knop
.
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen
/ om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop .
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
13
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart in
de camera zitten.
U kunt ook de bijnaam van de camera veranderen in het scherm
bij stap 2 (
=
32).
U kunt het scherm bij stap 3 ook openen door MENU >
tabblad [
4] > [Wi-Fi-verbinding] te kiezen.
Als u verbinding wilt maken zonder een wachtwoord in te voeren
bij stap 5, selecteert u MENU > tabblad [
4] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit].
[Wachtwoord] wordt niet meer weergegeven in het SSID-scherm
(in stap 4).
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding
maken door op de knoppen
/ te drukken om de naam van
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop
te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen
/ te drukken.
Congureer vervolgens de instelling.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU > tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Een ander toegangspunt gebruiken
Wanneer u de camera via het Wi-Fi-menu verbindt met een smartphone,
kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de Wi-Fi-
normen in “Interface” (
=
120).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup,
=
14) ondersteunt of niet
(
=
15). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert
u de volgende gegevens.
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de “naam van het toegangspunt” of de “netwerknaam” genoemd.
8
Pas de privacyinstelling aan.
Wanneer dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen / om
[Alle beelden] te selecteren. Vervolgens
drukt u op de knop .
Nu kunt u uw smartphone gebruiken om
Live View-opnamen te maken op afstand
of voor het doorbladeren of overdragen
van beelden op de camera.
9
Verzend een beeld.
Kies een beeld dat u wilt verzenden. Druk
op de knoppen / om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop
. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] door op de
knoppen / te drukken en druk daarna
op de knop . U kunt ook de smartphone
gebruiken om de verbinding te verbreken.
Voor Live View-opnamen maken op afstand, selecteert
u [Alle beelden] bij stap 8.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Alle bldn] kiest in stap 8.
Selecteer een andere optie in stap 8 (
=
31) als u de beelden
van de camera wilt beperken die op de smartphone kunnen worden
weergegeven. Privacyinstelling voor geregistreerde smartphones
kunnen indien nodig later worden aangepast (
=
31).
14
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken
Met WPS is het eenvoudig instellingen te voltooien wanneer u apparaten
via Wi-Fi verbindt. U kunt ofwel de PBC-methode (Push Button conguratie)
ofwel de PIN-methode gebruiken om een toegangspunt te congureren dat
WPS ondersteunt.
1
Verbind de smartphone met het
toegangspunt.
2
Bereid de verbinding voor.
Open het scherm [Wachten op verbinding]
door de stappen 1 - 4 in “Verbinding
maken met een smartphone via het
Wi-Fi-menu” (
=
12) uit te voeren.
3
Selecteer [Ander netwerk].
Druk op de knoppen / om
[Ander netwerk] te kiezen en
druk vervolgens op de knop .
Er wordt een lijst met waargenomen
toegangspunten weergegeven.
4
Kies [Verbind via WPS].
Druk op de knoppen / om
[Verbind via WPS] te kiezen en
druk vervolgens op de knop
.
5
Selecteer [WPS (PBC‑modus)].
Druk op de knoppen / om
[WPS (PBC-modus)] te kiezen
en druk op de knop .
Netwerkvericatie/gegevenscodering (versleutelingsmethode/
versleutelingsmodus)
De methode om gegevens te versleutelen gedurende draadloze
overdracht. Controleer welke beveiligingsinstelling gebruikt wordt:
WPA2-PSK (AES), WPA2-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-PSK
(TKIP), WEP (open systeemauthenticatie) of geen beveiliging.
Wachtwoord (versleutelingscode/netwerksleutel)
De sleutel die wordt gebruikt om gegevens te coderen gedurende
draadloze overdracht. Ook wel “versleutelingscode” of “netwerksleutel”
genoemd.
Key index (overdrachtssleutel)
De ingestelde sleutel wanneer WEP wordt gebruikt voor
netwerkvericatie/gegevenscodering. Gebruik “1” als instelling.
Indien systeembeheerderrechten nodig zijn om netwerkinstellingen
aan te passen, moet u contact opnemen met de systeembeheerder
voor meer informatie.
Deze instellingen zijn erg belangrijk voor netwerkbeveiliging.
Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt.
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor informatie
over WPS-compatibiliteit en instructies voor het controleren van
de netwerkinstellingen.
Een router is een apparaat dat een netwerkstructuur (LAN) maakt
om meerdere computers met elkaar te verbinden. Een router die
een interne Wi-Fi-functie bevat, wordt een “Wi-Fi-router” genoemd.
In deze handleiding worden alle Wi-Fi-routers en basisstations
“toegangspunten” genoemd.
Zorg dat u het MAC-adres van de camera toevoegt aan het
toegangspunt als u MAC-adressen ltert in uw Wi-Fi-netwerk.
U kunt het MAC-adres van uw camera controleren door MENU >
tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [MAC-adres controleren] te selecteren.
15
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst
1
Bekijk de lijst met toegangspunten.
Geef de lijst met netwerken
(toegangspunten) weer, zoals
wordt beschreven bij stap 1 - 3 in
“WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
14).
2
Kies een toegangspunt.
Druk op de knoppen / om een
netwerk (toegangspunt) te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
3
Voer het wachtwoord in voor het
toegangspunt.
Druk op de knop om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens het
wachtwoord in.
Druk op de knoppen
/ om [Volgende]
te kiezen en druk daarna op de knop .
4
Kies [Auto].
Druk op de knoppen / om [Auto]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
5
Verzend de beelden.
Volg stap 6 - 9 in “Verbinding maken met
een smartphone via het Wi-Fi-menu”
(
=
12) om de smartphone te selecteren,
pas de privacyinstelling aan en verzend
de beelden.
6
Breng de verbinding tot stand.
Houd op het toegangspunt de WPS-
verbindingsknop enkele seconden
ingedrukt.
Druk op de camera op de knop
om
naar de volgende stap te gaan.
7
Verzend de beelden.
Volg stap 6 - 9 in “Verbinding maken met
een smartphone via het Wi-Fi-menu”
(
=
12) om de smartphone te selecteren,
pas de privacyinstelling aan en verzend
de beelden.
De pincode die wordt weergegeven wanneer u bij stap 5
[WPS (PIN-modus)] kiest, moet worden ingesteld op
het toegangspunt. Kies een apparaat in het scherm
[Apparaat selecteren]. Raadpleeg voor meer details de
gebruikershandleiding die is meegeleverd met uw toegangspunt.
16
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden verzenden naar een geregistreerde
webservice
Webservices registreren
Gebruik een smartphone of computer om uw webservices toe te voegen
aan de camera.
Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig
om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere
webservices in te voeren.
Raadpleeg de CANON iMAGE GATEWAY-website voor meer informatie
over de browservereisten (Microsoft Internet Explorer, enzovoort),
inclusief instellingen en versiegegevens.
Voor informatie over landen en regio’s waar CANON iMAGE
GATEWAY beschikbaar is, raadpleegt u de website van Canon
(http://www.canon.com/cig/).
Raadpleeg de help-informatie voor CANON iMAGE GATEWAY voor
instructies en informatie over de instellingen van CANON iMAGE
GATEWAY.
Als u andere webservices dan CANON iMAGE GATEWAY wilt gebruiken,
hebt u voor die webservices een account nodig. Voor meer informatie
gaat u naar de website van elke webservice die u wilt registreren.
Mogelijk zijn er kosten verbonden aan een internetverbinding en het
gebruik van een toegangspunt.
CANON iMAGE GATEWAY biedt ook gebruikershandleidingen
die u kunt downloaden.
Kijk op het toegangspunt zelf of in de gebruikershandleiding
als u het wachtwoord van het toegangspunt wilt vaststellen.
Als er geen toegangspunten gevonden worden nadat
u [Vernieuwen] hebt geselecteerd in stap 2 om de lijst bij
te werken, selecteert u [Handmatige instellingen] in stap 2
om de instellingen voor de toegangspunten handmatig te
voltooien. Volg de instructies op het scherm en voer een SSID,
beveiligingsinstellingen en een wachtwoord in.
Wachtwoorden van toegangspunten waarmee u al eerder verbonden
bent geweest worden in stap 3 weergegeven als [*]. Als u hetzelfde
wachtwoord wilt gebruiken, drukt u op de knoppen
/ om
[Volgende] te selecteren. Druk vervolgens op de knop
.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met eerdere toegangspunten
door stap 4 te volgen van “Verbinding maken met een smartphone via het
Wi-Fi-menu” (
=
12).
Om de camera als toegangspunt te gebruiken, selecteert
u [Ander netwerk] in het scherm dat wordt getoond wanneer
de verbinding tot stand wordt gebracht. Kies vervolgens
[Camera Access Point modus].
Als u een ander toegangspunt wilt gebruiken, selecteert
u [Ander netwerk] in het scherm dat wordt getoond wanneer de
verbinding tot stand wordt gebracht en volgt u de procedure in
“WPS-compatibele toegangspunten gebruiken” (
=
14) vanaf stap 4
of de procedure in “Verbinding maken met toegangspunten in de lijst”
(
=
15) vanaf stap 2.
17
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
4
Maak verbinding met een
toegangspunt.
Maak verbinding met het toegangspunt
zoals wordt beschreven bij stap 4 - 6
van “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
14) of stap 2 - 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
15).
5
Voer uw e‑mailadres in.
Zodra de camera is verbonden met
CANON iMAGE GATEWAY via het
toegangspunt, wordt een scherm
weergegeven waarin u een e-mailadres
kunt invoeren.
Voer uw e-mailadres in, druk op de
knoppen
/ om [Volgende] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
6
Voer een viercijferig nummer in.
Voer een zelfgekozen viercijferig
nummer in, druk op de knoppen /
om [Volgende] te selecteren en druk
vervolgens op de knop .
U hebt dit viercijferige nummer later nodig
wanneer u de koppeling met CANON
iMAGE GATEWAY instelt bij stap 8.
CANON iMAGE GATEWAY registreren
Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE
GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera.
Houd er rekening mee dat u een e-mailadres dient in te voeren dat op
uw computer of smartphone wordt gebruikt, zodat u een melding kunt
ontvangen om de koppelinstellingen te voltooien.
1
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de knop .
Als het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen
/ om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop .
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Ga akkoord met de overeenkomst
om een e‑mailadres in te voeren.
Lees de weergegeven overeenkomst,
druk op de knoppen / om [Akkoord] te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
18
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Controleer eerst of de mailtoepassing van uw computer of
smartphone niet gecongureerd is om e-mail van relevante
domeinen te blokkeren, aangezien dit kan verhinderen dat
u de melding ontvangt.
U kunt ook de bijnaam van de camera veranderen in het scherm
bij stap 1 (
=
32).
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. Druk op de knoppen
/ om het
scherm te openen waarmee u een apparaat kunt selecteren.
Selecteer vervolgens het apparaat.
Andere webservices registreren
U kunt ook andere webservices naast CANON iMAGE GATEWAY
toevoegen aan de camera.
1
Meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en open de pagina met
instellingen voor het koppelen van
de camera.
Ga op een computer of smartphone
naar http://www.canon.com/cig/ om naar
CANON iMAGE GATEWAY te gaan.
2
Stel de webservice in die u wilt
gebruiken.
Volg de instructies die op de computer of
smartphone worden weergegeven om de
webservice in te stellen.
7
Houd uw e‑mail in de gaten voor
de melding.
Zodra de bevestiging is verzonden naar
CANON iMAGE GATEWAY, ontvangt
u een melding op het e-mailadres dat
u bij stap 5 hebt ingevoerd.
Druk op de knop
in het volgende
scherm, dat aangeeft dat de melding
is verzonden.
[
] verandert nu in [ ].
8
Open de pagina uit de melding
en voltooi de instellingen voor
het koppelen van de camera.
Open vanaf een computer of smartphone
de pagina waarnaar in de melding met
een koppeling wordt verwezen.
Volg de instructies op de pagina met
instellingen voor het koppelen van de
camera om de instellingen te voltooien.
9
Voltooi de instellingen voor CANON
iMAGE GATEWAY op de camera.
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
[
] (
=
26) en CANON iMAGE
GATEWAY worden nu als bestemmingen
toegevoegd.
U kunt naar behoefte andere webservices
toevoegen. Volg in dat geval de instructies
vanaf stap 2 bij “Andere webservices
registreren” (
=
18).
19
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
3
Verzend een beeld.
Kies een beeld dat u wilt verzenden. Druk
op de knoppen / om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Wanneer u uploadt naar YouTube,
leest u de servicevoorwaarden, kiest
u [Akkoord] en drukt u op de knop
.
Nadat het beeld is verzonden, wordt [OK]
weergegeven. Druk op de knop
om
terug te keren naar het afspeelscherm.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en het formaat
van beelden wijzigen of opmerkingen toevoegen voordat u beelden
verzendt (
=
23).
Wilt u beelden die zijn geüpload naar CANON iMAGE GATEWAY
bekijken op een smartphone, probeer dan de speciale Canon
Online Photo album-app. Download en installeer Canon Online
Photo Album-app voor iPhones of iPads via de App Store of voor
Android-apparaten via Google Play.
3
Selecteer [ ].
Druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
De instellingen voor de webservice zijn
nu bijgewerkt.
Als gecongureerde instellingen worden gewijzigd, voert u deze
stappen nogmaals uit om de camera-instellingen bij te werken.
Beelden uploaden naar webservices
1
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de knop .
2
Kies de bestemming.
Druk op de knoppen / / / om het
pictogram te kiezen van de webservice
waarmee u verbinding wilt maken en
druk vervolgens op de knop .
Als meerdere ontvangers of opties
om te delen worden gebruikt voor een
webservice, kiest u het gewenste item
op het scherm [Ontvanger selecteren]
door op de knoppen
/ te drukken en
vervolgens op de knop te drukken.
20
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Zodra de camera klaar is voor de
verbinding met de mediaspeler, wordt
dit scherm weergegeven. Na een tijdje
vervaagt het scherm.
Nadat de apparaten zijn verbonden,
kunt u de mediaspeler gebruiken om
beelden weer te geven. Raadpleeg
de gebruikershandleiding van de
mediaspeler voor meer informatie.
4
Geef het instelscherm van de
mediaspeler op uw televisie weer.
Gebruik de mediaspeler om
[ Canon EOS M100] op de tv
weer te geven.
Er kan een ander pictogram worden
weergegeven. Dit is afhankelijk van de
mediaspeler. Zoek het pictogram met
de naam [
Canon EOS M100].
5
Geef beelden weer.
Kies [ Canon EOS M100] >
geheugenkaart (SD-kaart of andere
kaart) > map > beelden.
Selecteer een beeld om op de
tv weer te geven. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de
mediaspeler voor meer informatie.
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
camera op de knop
om de verbinding
te beëindigen. Als het scherm is
vervaagd, kunt u op een willekeurige
knop drukken. Zodra het tweede scherm
van stap 3 wordt weergegeven, drukt
u op de knop .
Beelden bekijken met een mediaspeler
U kunt de beelden op de geheugenkaart van uw camera bekijken op een
televisie of een ander apparaat.
Naast een tv die compatibel is met DLNA, hebt u voor deze functie een
mediaspeler zoals een spelconsole of een smartphone nodig. In deze
handleiding wordt de term “mediaspeler” gebruikt om naar al deze
apparaten te verwijzen.
Volg deze instructies pas nadat de mediaspeler verbonden is met een
toegangspunt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het apparaat
voor relevante instructies.
1
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de knop .
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Maak verbinding met een
toegangspunt.
Maak verbinding met het toegangspunt
zoals wordt beschreven bij stap 4 - 6
van “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
14) of stap 2 - 4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
15).
21
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen / om
[Apparaat toevoegen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
De SSID en het wachtwoord van de
camera worden weergegeven.
4
Laat de printer verbinding maken
met het netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de printer de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt weergegeven
om de verbinding tot stand te brengen.
5
Selecteer de printer.
Druk op de knoppen / om de
naam van de printer te kiezen en druk
vervolgens op de knop .
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding
maken door op de knoppen
/ te drukken om de naam van
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop
te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen
/ te drukken.
Congureer vervolgens de instelling.
Eerdere verbindingen met mediaspelers worden aangeduid
als “MediaServ.”
RAW-beelden en lms worden niet weergegeven.
Informatie-overlays en details die worden weergegeven op de
televisie kunnen variëren. Dit is afhankelijk van de mediaspeler.
Bepaalde mediaspelers geven mogelijk de beeldinformatie niet
weer of geven verticale beelden horizontaal weer.
Pictogrammen die gelabeld zijn met een nummerbereik
zoals “1-100” bevatten opnamen die zijn gegroepeerd op
bestandsnummer in de geselecteerde map.
De datums die worden weergegeven voor kaarten of mappen,
kunnen de datum zijn waarop de beelden voor het laatst
weergegeven zijn op de camera.
Beelden draadloos printen met een verbonden
printer
Verbind de camera als volgt met een printer via Wi-Fi.
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt gebruiken,
maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken (
=
13).
1
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de knop .
22
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden naar een andere camera verzenden
U kunt als volgt twee camera’s via Wi-Fi verbinden en beelden van de ene
naar andere camera verzenden.
Alleen Canon-camera’s die Wi-Fi ondersteunen kunnen via Wi-Fi worden
verbonden. U kunt geen verbinding maken met een camera van Canon
die geen Wi-Fi ondersteunt, zelfs niet als deze camera wel FlashAir-/
Eye-Fi-kaarten ondersteunt.
1
Open het Wi‑Fi‑menu.
Druk op de knop .
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen / / / om [ ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen / om
[Apparaat toevoegen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
Volg stap 1 - 3 ook op de doelcamera.
Er wordt informatie over de verbinding
met de camera toegevoegd als
[Verbinding op doel-camera starten] wordt
weergegeven op beide cameraschermen.
6
Selecteer een beeld om te printen.
Druk op de knoppen / om een beeld
te selecteren.
Druk op de knop
, kies [ ] en druk
nogmaals op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [Print] te
kiezen en druk daarna op de knop .
Zie “Beelden printen” (
=
41) voor
gedetailleerde instructies voor printen.
Om de verbinding te beëindigen,
drukt u op de knop
. Selecteer in
het bevestigingsscherm [OK] door op
de knoppen / te drukken en druk
daarna op de knop .
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding
maken door op de knoppen
/ te drukken om de naam van
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop
te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen
/ te drukken.
Congureer vervolgens de instelling.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU > tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Raadpleeg “Een ander toegangspunt gebruiken” (
=
13)
wanneer u een ander toegangspunt wilt gebruiken.
23
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opties voor het verzenden van beelden
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te verzenden en de
beeldresolutie (het formaat) wijzigen voor het verzenden. Met sommige
webservices is het ook mogelijk om opmerkingen toe te voegen aan de
beelden die u wilt verzenden.
Meerdere beelden verzenden
1
Kies [Select. en verz.].
Druk op het scherm voor beeldoverdracht
op de knoppen / om [Select. en verz.]
te kiezen en druk daarna op de knop .
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen / om een
selectiemethode te kiezen.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens stap 2 van
“Meerdere beelden verzenden” (
=
23)
en druk op de knop .
4
Verzend een beeld.
Kies een beeld dat u wilt verzenden. Druk
op de knoppen / om [Dit beeld verz.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop
. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] door op de
knoppen / te drukken en druk daarna
op de knop
.
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart
in de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding
maken door op de knoppen
/ te drukken om de naam van
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop
te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen
/ te drukken.
Congureer vervolgens de instelling.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU > tabblad [
4] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en het
beeldformaat wijzigen voordat u verzendt (
=
23).
24
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen / / / om een
beeld dat u wilt verzenden te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop
als u de
selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop
.
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen / om [Verzenden]
te kiezen en druk daarna op de knop .
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Selecteer [Select. reeks] volgens stap 2
van “Meerdere beelden verzenden”
(
=
23) en druk op de knop .
2
Selecteer de beelden.
Druk op de knop en selecteer een
beeld om de reeks mee te beginnen.
Druk op de knoppen
/ om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
Druk op de knop
om [Laatste beeld] te
selecteren en druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
Als u lms wilt toevoegen, drukt u op de
knoppen
/ / / om [Incl. movies]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop om de optie als geselecteerd
te markeren ( ).
Druk op de knoppen
/ / / om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen / om [Verzenden]
te kiezen en druk daarna op de knop .
Beoordeelde beelden verzenden
Verzend meerdere beelden met dezelfde classicatie.
1
Selecteer [Beelden beoordelen].
Kies [Beelden beoordelen] volgens stap 2
van “Meerdere beelden verzenden”
(
=
23) en druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ om een
classicatie te selecteren en druk
daarna op de knop . Er wordt
een selectiescherm voor beelden
weergegeven waarop alleen beelden met
die classicatie worden weergegeven.
U kunt ook beelden uit de verzendgroep
verwijderen door een beeld te selecteren
en op de knop
te drukken om het
vinkje [ ] te wissen.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop
.
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
25
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opmerkingen toevoegen
U kunt met de camera opmerkingen toevoegen aan beelden die u naar
e-mailadressen, sociale netwerkservices en dergelijke verzendt. Hoeveel
ruimte u voor uw opmerkingen hebt, is afhankelijk van de webservice.
1
Open het scherm om opmerkingen
toe te voegen.
Kies op het scherm voor beeldoverdracht
[ ] door op de knoppen / / / te
drukken. Druk daarna op de knop .
2
Voeg een opmerking toe.
3
Verzend het beeld.
Wanneer u geen opmerking hebt ingevoerd, wordt automatisch
de opmerking verzonden die in CANON iMAGE GATEWAY is
ingesteld.
U kunt ook meerdere beelden van een opmerking voorzien
voordat u ze verzendt. Dezelfde opmerking wordt toegevoegd
aan alle beelden wanneer ze verzonden worden.
2
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen / om [Verzenden]
te kiezen en druk daarna op de knop .
Opmerkingen over het verzenden van beelden
Afhankelijk van de eigenschappen van het netwerk dat u gebruikt,
kan het lang duren om lms te verzenden. Houd het accuniveau van
de camera in het oog.
Webservices kunnen het aantal beelden dat of de lengte van lms die
u kunt versturen beperken.
Houd er rekening mee dat wanneer u lms verzendt naar
smartphones, de ondersteunde beeldkwaliteit kan variëren afhankelijk
van de smartphone. Raadpleeg de handleiding van de smartphone
voor meer informatie.
Op het scherm wordt de sterkte van het draadloze signaal aangegeven
met de volgende pictogrammen.
[
] hoog, [ ] middel, [ ] laag, [ ] zwak
Afbeeldingen verzenden naar webservices kost minder tijd wanneer
u beelden opnieuw verzendt die al eerder zijn verzonden en die nog
op de CANON iMAGE GATEWAY-server staan.
De resolutie kiezen (beeldgrootte)
Kies op het scherm voor beeldoverdracht [ ] door op de knoppen /
te drukken. Druk daarna op de knop . Op het getoonde scherm kiest
u de resolutie (beeldgrootte) door op de knoppen / te drukken.
Druk vervolgens op de knop .
Als u beelden met het oorspronkelijke formaat wilt verzenden,
selecteert u [Nee] als optie voor het wijzigen van het formaat.
Als u [
] selecteert, wordt het formaat van beelden die groter zijn dan
het geselecteerde formaat, gewijzigd voordat ze worden verzonden.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
26
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Kies het type beelden dat u wilt
verzenden (alleen wanneer u ook
lms verzendt).
Druk op de knop kies
[Inst. draadloze communicatie] op het
tabblad [ 4] en selecteer vervolgens
[Instellingen Wi-Fi].
Druk op de knoppen
/ om [Beeldsync.]
te selecteren en selecteer vervolgens
[Foto’s/lms].
De computer voorbereiden
Installeer en congureer de software op de doelcomputer.
1
Installeer Image Transfer Utility.
Installeer Image Transfer Utility op een
computer met internetverbinding (
=
40).
Image Transfer Utility kan ook worden
gedownload van de pagina met
instellingen voor Beeldsync. van
CANON iMAGE GATEWAY (
=
26).
2
Registreer de camera.
Windows: klik met de rechtermuisknop in
de taakbalk op [ ] en klik op [Add new
camera/Nieuwe camera toevoegen].
Mac OS: klik in de menubalk op [
] en
klik vervolgens op [Add new camera/
Nieuwe camera toevoegen].
Er wordt een lijst weergegeven met
camera’s die zijn gekoppeld aan CANON
iMAGE GATEWAY. Kies de camera waar
u beelden vandaan wilt sturen.
Zodra de camera is geregistreerd en
de computer gereed is om beelden
te ontvangen, wordt het pictogram
gewijzigd in [
].
Beelden automatisch verzenden
(beeldsynchronisatie)
Beelden op de geheugenkaart die nog niet zijn overgezet kunnen ook
naar een computer of webservices worden verzonden via CANON iMAGE
GATEWAY.
Houd er rekening mee dat beelden niet alleen naar webservices kunnen
worden verzonden.
Voordat u begint
De camera voorbereiden
Registreer [ ] als de bestemming. Op de bestemmingscomputer moet
u Image Transfer Utility installeren en congureren. Dit is een gratis
softwareprogramma dat Beeldsync. ondersteunt.
1
Voeg [ ] toe als bestemming.
Voeg [ ] toe als bestemming, zoals
wordt beschreven bij “CANON iMAGE
GATEWAY registreren” (
=
17).
Als u een webservice als de bestemming
wilt toevoegen, meldt u zich aan bij
CANON iMAGE GATEWAY (
=
16).
Selecteer vervolgens uw cameramodel,
open het scherm met de Webservice-
instellingen en selecteert u de webservice
als bestemming in de instellingen voor
Beeldsync. Raadpleeg de CANON
iMAGE GATEWAY-help voor meer
informatie.
27
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Zelfs als beelden met een andere methode op de computer zijn
geïmporteerd, worden alle beelden naar de computer verzonden
die niet via CANON iMAGE GATEWAY naar de computer zijn
verzonden.
Het verzenden wordt sneller uitgevoerd als de bestemming op
een computer is op hetzelfde netwerk als de camera, omdat
beelden worden verzonden via het toegangspunt in plaats van via
CANON iMAGE GATEWAY. Beelden die worden opgeslagen op
de computer worden verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY,
daarom dient de computer verbonden te zijn met internet.
Beelden op een smartphone weergeven die zijn verzonden
met Beeldsync.
Wanneer u de Canon Online Photo Album (Canon OPA)-app installeert,
kunt u uw smartphone gebruiken om beelden weer te geven en te
downloaden die via Beeldsync. zijn verzonden terwijl deze tijdelijk
op de CANON iMAGE GATEWAY-server zijn opgeslagen.
Maak ter voorbereiden de toegang tot smartphone als volgt mogelijk.
Zorg dat u de instellingen hebt ingesteld zoals beschreven in
“De computer voorbereiden” (
=
26).
Download en installeer Canon Online Photo Album-app voor iPhones
of iPads via de App Store of voor Android-apparaten via Google Play.
Meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY (
=
16) en selecteer
uw cameramodel. Open het scherm met de webservice-instellingen
en schakel weergeven en downloaden vanaf een smartphone in
de instellingen van Beeldsync. in. Raadpleeg de CANON iMAGE
GATEWAY-help voor meer informatie.
Zodra beelden die tijdelijk op de CANON iMAGE GATEWAY-
server zijn opgeslagen, worden verwijderd, kunnen deze niet
meer worden weergegeven.
Beelden die u hebt verzonden voor weergave en downloaden op
de smartphone in te schakelen in de instellingen van Beeldsync.
kunnen niet op deze manier worden geopend.
Raadpleeg de Help van Canon Online Photo Album voor
instructies over Canon Online Photo Album.
Beelden verzenden
Beelden die worden verzonden vanaf de camera, worden automatisch
opgeslagen op de computer.
Als de computer waarnaar u beelden wilt verzenden is uitgeschakeld,
worden de beelden tijdelijk op de CANON iMAGE GATEWAY-server
opgeslagen. Opgeslagen beelden worden regelmatig gewist. Zorg er
daarom voor dat u de computer aanzet en de beelden opslaat.
1
Verzend de beelden.
Voer de stappen 1 - 2 van “Beelden
uploaden naar webservices” (
=
19)
uit en selecteer [ ].
De verzonden beelden worden
aangeduid met een [
]-pictogram.
2
Beelden opslaan op de computer.
Beelden worden automatisch op de
computer opgeslagen wanneer u deze
aanzet.
Beelden worden automatisch verzonden
naar webservices vanaf de CANON
iMAGE GATEWAY-server, zelfs als
de computer is uitgeschakeld.
Gebruik tijdens het verzenden van beelden indien mogelijk een
volledig opgeladen accu of plaats een DC-koppeling en sluit een
compacte voedingsadapter aan (beide afzonderlijk verkrijgbaar,
=
36).
28
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
3
Congureer de instellingen.
Kies [GPS via mobiel] en druk vervolgens
op de knoppen / om [Insch.] te kiezen.
4
Maak de opname.
De foto’s en lms die u opneemt,
worden nu voorzien van een geotag
met behulp van de gps-informatie van
de smartphone. Deze informatie kunt
u controleren volgens de instructies bij
“Infoscherm 8” (
=
99).
Controleer de volgende keer voordat
u opnamen maakt, nadat u Camera
Connect op uw smartphone hebt
geopend, of de camera en de smartphone
via Bluetooth met elkaar verbonden zijn.
Beelden worden op deze wijze alleen van een geotag voorzien
indien Camera Connect is geopend.
De gps-informatie die aan uw lm wordt toegevoegd, wordt
verkregen op het moment dat u begint met opnemen.
Gps-informatie kan alleen worden bijgewerkt wanneer de Wi-Fi-
functie is uitgeschakeld.
De gps-informatie die wordt toegevoegd aan Live View-beelden
die op afstand worden gemaakt, wordt verkregen op het moment
dat u overschakelt naar een Wi-Fi-verbinding.
Beelden worden mogelijk niet van een geotag voorzien indien
u verbinding maakt via NFC of Bluetooth terwijl de camera is
uitgeschakeld.
Anderen kunnen u mogelijk vinden of identiceren aan de hand van
locatiegegevens in uw foto’s of lms met geotags. Wees voorzichtig
wanneer u dergelijke beelden met anderen deelt en wanneer u ze
online zet, waar anderen ze mogelijk kunnen bekijken.
Een smartphone gebruiken om camerabeelden
te bekijken en de camera te bedienen
U kunt het volgende doen met de speciale smartphoneapp Camera
Connect.
Door beelden op de camera bladeren en ze op de smartphone opslaan
Beelden voorzien van geotags tijdens het maken van opnamen (
=
28)
De camera op afstand bedienen met een smartphone (
=
29)
Privacyinstellingen moeten van te voren worden gecongureerd
om het weergeven van beelden op de smartphone toe te staan
(
=
12,
=
30).
Beelden voorzien van geotags tijdens het maken
van opnamen
Foto’s en lms die u maakt, kunnen worden voorzien van een geotag met
behulp van gps-informatie (zoals breedtegraad, lengtegraad en hoogte)
van een smartphone met Bluetooth. U kunt de vastgelegde gps-informatie
op de camera bekijken (
=
99) en met de software (
=
39) kunt u de
locaties op een kaart bekijken, waarbij de foto’s en lms ernaast worden
weergegeven.
1
Koppel de camera en de
smartphone via Bluetooth (=
8).
2
Selecteer [GPS‑instellingen].
Druk op de knop , selecteer
[GPS-instellingen] op het tabblad [ 4] en
druk daarna op de knop .
29
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Er wordt dan een bericht weergegeven
op de camera en alle bedieningsfuncties
worden uitgeschakeld. De ON/OFF-knop
kan wel worden ingedrukt.
4
Maak de opname.
Gebruik de smartphone om een opname
te maken.
Filmopnamen maken is niet beschikbaar.
Scherpstellen kan langer duren.
Het weergeven van het beeld of de timing van de sluiten kunnen
mogelijk worden vertraagd, afhankelijk van de verbindingsstatus.
Eventuele schokkerige bewegingen die op de smartphone worden
getoond en die het gevolg zijn van de verbindingskwaliteit, hebben
geen invloed op vastgelegde beelden.
Vastgelegde beelden worden niet overgebracht naar de smartphone.
Gebruik de smartphone om door beelden te bladeren en ze vanaf de
camera over te dragen.
De camera bedienen via Bluetooth
U kunt een smartphone met Bluetooth gebruiken om opnamen te maken
op afstand en om van beeldweergave te wisselen.
Dit is handig als u tijdens het maken van opnamen snel verbinding wilt
maken of het afspelen wilt bedienen terwijl u verbonden bent met een tv.
1
Bereid de camera voor.
Stel de opnamemodus en de
opnamefuncties op de camera in.
Om de camera stil te houden tijdens de
opname, plaatst u deze op een statief
of neemt u andere maatregelen.
Om de gps-informatie te controleren die van de smartphone
afkomstig is, kiest u MENU > tabblad [
4] > [GPS-instellingen] >
[GPS-informatiedisplay].
De status voor het ophalen van gps-informatie wordt aangeduid
met een van de volgende pictogrammen.
[
] aan het ophalen, [ ] niet aan het ophalen
De camera op afstand bedienen met een smartphone
De camera bedienen via Wi-Fi
U kunt opnamen maken terwijl u een opnamescherm bekijkt op uw
smartphone.
Privacyinstellingen moeten van tevoren worden gecongureerd om
het weergeven van alle beelden vanaf de smartphone toe te staan
(
=
31).
1
Bereid de camera voor.
Om de camera stil te houden, plaatst
u deze op een statief of neemt u andere
maatregelen.
2
Verbind de camera en de smartphone
(=
12).
Kies [Alle beelden] in de privacyinstellingen.
3
Selecteer Live View‑opnamen
maken op afstand.
Selecteer [Remote live view shooting/
Live opnamen maken op afstand] in
Camera Connect op de smartphone.
Zodra de camera klaar is voor Live View-
opnamen maken op afstand, wordt een
livebeeld van de camera weergegeven
op de smartphone.
30
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Draadloze instellingen bewerken of wissen
U kunt draadloze instellingen als volgt bewerken of wissen.
Verbindingsinformatie bewerken
1
Open het Wi‑Fi‑menu en kies het
apparaat dat u wilt bewerken.
Druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ om het scherm
te openen waarmee het apparaat
gekozen kan worden. Druk op de
knoppen / / / om het pictogram te
selecteren van een apparaat dat u wilt
bewerken en druk daarna op de knop .
2
Kies [Apparaat bewerken].
Druk op de knoppen / om
[Apparaat bewerken] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
3
Kies het apparaat om te bewerken.
Druk op de knoppen / om het
apparaat te selecteren dat u wilt bewerken
en druk vervolgens op de knop .
4
Kies het item om te bewerken.
Druk op de knoppen / om het
item te kiezen dat u wilt bewerken.
Druk vervolgens op de knop .
Welke items u kunt wijzigen, hangt af van
het apparaat of de service.
2
Verbind de camera en de smartphone
(=
8).
Controleer of de Bluetooth-verbinding tot
stand is gebracht.
3
Kies de Bluetooth‑afstandsbediening.
Selecteer [Bluetooth remote controller/
Bluetooth-afstandsbediening] in Camera
Connect op de smartphone.
Het smartphonescherm verandert in
een scherm voor afstandsbediening
via Bluetooth.
4
Maak en wissel beelden.
Gebruik de smartphone om opnamen te
maken in de opnamemodus en om van
beeld te wisselen in de afspeelmodus.
[Bluetooth remote controller/Bluetooth-afstandsbediening] is niet
beschikbaar wanneer via Wi-Fi verbinding is gemaakt.
U kunt de Bluetooth-verbindingsstatus controleren door het
icoontje op het scherm te raadplegen.
31
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden opgeven die weergegeven kunnen worden op smartphones
Geef op welke beelden op de geheugenkaart van de camera kunnen
worden weergegeven op smartphones die met de camera zijn verbonden.
Instellingsoptie
Beelden die weergegeven kunnen
worden op smartphones
Alle beelden Alle beelden op de geheugenkaart
Vandaag gemaakte beelden Op bepaalde dag gemaakte beelden
Afgel. dgn gem. beelden
Beelden die zijn gemaakt in een
opgegeven aantal dagen
Selecteer op classicatie Beeld met de opgegeven classicatie
Bestandsnummerreeks
Beelden binnen de opgegeven
bestandsnummerreeks
Dezelfde instructies kunnen worden uitgevoerd wanneer het scherm in
stap 2 wordt weergegeven nadat u verbinding met de smartphone maakt.
1
Open het instelscherm.
Kies [Instell. tonen] volgens stap 4
van “Verbindingsinformatie bewerken”
(
=
30) en druk op de knop .
Congureerbare items
Verbinding
Webservices
Bijnaam apparaat veranderen
(
=
31)
O O O
Instell. tonen (
=
31)
O
Verbindingsinfo wissen
(
=
31)
O O O
O
: Congureerbaar
: Niet congureerbaar
De bijnaam van een apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat (weergavenaam) die op de camera
wordt weergegeven, wijzigen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
30) uit, kies [Bijnaam
apparaat veranderen] en druk op de
knop .
Druk op de knop
om het toetsenbord te
openen en voer vervolgens een bijnaam in.
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinformatie (over apparaten waarmee u verbinding hebt
gemaakt) als volgt wissen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
30) uit, kies
[Verbindingsinfo wissen] en druk op
de knop .
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen
/ om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop .
De verbindingsinformatie wordt gewist.
32
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De bijnaam van de camera wijzigen
Verander de bijnaam van de camera (weergegeven op verbonden
apparaten) zoals u dat wilt.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop en kies
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [ 4].
2
Kies [Bijnaam].
Druk op de knoppen / om [Bijnaam]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop .
3
Verander de bijnaam.
Druk op de knop om het toetsenbord te
openen en voer vervolgens een bijnaam in.
Er wordt een bericht weergegeven als de bijnaam die u invoert,
met een symbool of spatie begint. Druk op de knop
en voer
een andere bijnaam in.
U kunt de bijnaam ook wijzigen op het scherm [Bijnaam apparaat]
dat wordt weergegeven wanneer u voor het eerst Wi-Fi gebruikt.
In dit geval selecteert u het tekstvak, drukt u op de knop
om
het toetsenbord te openen en voert u vervolgens een nieuwe
bijnaam in.
2
Selecteer een optie en stel deze in.
Druk op de knoppen / om een optie
te selecteren.
Nadat u [Alle beelden] of [Vandaag
gemaakte beelden] hebt geselecteerd:
druk op de knop
.
Nadat u [Afgel. dgn gem. beelden]
hebt geselecteerd: druk op de knop
,
druk in het volgende scherm op de
knoppen / om het aantal dagen op te
geven en druk vervolgens op de knop .
Nadat u [Selecteer op classicatie]
hebt geselecteerd: druk op de knop
,
druk in het volgende scherm op de
knoppen / om de classicatie te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Nadat u [Bestandsnummerreeks] hebt
geselecteerd: druk op de knop
, geef
in het volgende scherm het eerste en
laatste beeld op, selecteer [OK] en druk
vervolgens op de knop .
Voor Live View-opnamen maken op afstand, selecteert
u [Alle beelden].
33
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Informatie wissen van apparaten die via Bluetooth zijn
gekoppeld
Wis informatie over verbonden smartphones voordat u een andere
smartphone koppelt.
1
Kies [Bluetooth‑instellingen].
Druk op de knop en kies
tabblad [ 4] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Bluetooth-instellingen].
2
Kies [Verbindingsinfo contr./wissen].
Druk op de knoppen / om
[Verbindingsinfo contr./wissen] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop .
3
Wis de informatie.
Druk in het scherm [Verbindingsinfo contr./
wissen] op de knop .
Als [Wis informatie over apparaten
waarmee u verbonden bent] verschijnt,
drukt u op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop .
4
Wis de camera‑informatie.
Wis in het Bluetooth-instellingenmenu
op de smartphone de camera-informatie
die op de smartphone is geregistreerd.
De standaardinstellingen voor draadloze communicatie
herstellen
Herstel de standaardinstellingen voor draadloze communicatie als u het
eigendom van de camera overdraagt aan een ander of als u de camera
weggooit.
Door de instellingen voor draadloze communicatie te resetten worden ook
alle instellingen voor webservices gewist. Als u deze optie wilt gebruiken,
moet u zeker weten dat u alle instellingen voor draadloze communicatie
wilt resetten.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop en kies
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [ 4].
2
Kies [Instellingen resetten].
Druk op de knoppen / om
[Instellingen resetten] te selecteren
en druk vervolgens op de knop .
3
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen / om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
De draadloze instellingen zijn nu gereset.
Om standaardinstellingen te resetten, met uitzondering
van draadloze instellingen, kiest u [Camera resetten] op
het tabblad [
4].
34
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Accessoires
Gebruik van originele Canon‑accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten
wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het
merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product
en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld
lekkage en/of explosie van een accu). Houd er rekening mee dat
eventuele reparaties van uw Canon-product die het gevolg zijn van
dergelijke defecten, niet onder de garantie vallen en dat hieraan kosten
verbonden zullen zijn.
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere
apart verkrijgbare, compatibele accessoires.
35
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Systeemschema
USB-kabel
(op het uiteinde voor
de camera: mini-B)*
2
Compacte voedingsadapter
CA-PS700
Bijgeleverde
accessoires
Acculader
LC-E12E*
1
Accu
LP-E12*
1
Behuizingsbescherming
EH31-FJ
Nekriem
EM-E2
Nekriem
EM-200DB*
1
USB-poort
Kaartsleuf
Tv/videosysteem
Computer
PictBridge-compatibele
printers
Kaartlezer
SD/SDHC/SDXC
geheugenkaarten
Connect Station
CS100
EF-lenzen EF-S-lenzenEF-M-lenzen
Vattingadapter
EF-EOS M
HDMI-kabel
(op het uiteinde voor
de camera: type D)*
3
DC-koppeling
DR-E12
*1 Ook apart verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar
(interfacekabel IFC-400PCU).
*3 Gebruik een in de winkel verkrijgbare kabel die niet langer is dan 2,5 m.
36
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De accu is voorzien van een handig klepje dat u kunt bevestigen
om zo de accustatus in een oogopslag te kunnen zien. Bevestig
het klepje zo dat
zichtbaar is op een opgeladen accu en
niet zichtbaar is op een niet-opgeladen accu.
Compacte voedingsadapter CA‑PS700
Hiermee kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken
of wanneer u de camera aansluit op een
printer of computer. U kunt op deze manier
niet de accu in de camera opladen.
DC‑koppeling DR‑E12
Wordt gebruikt met een compacte
voedingsadapter.
De acculader en de compacte voedingsadapter kunnen worden
gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 - 240 V
(50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de accu kan beschadigen.
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
De verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires
zijn wellicht niet meer verkrijgbaar.
Lenzen
EF‑M‑, EF*‑ en EF‑S*‑lenzen
Wissel van lens om aan te sluiten op het
onderwerp of uw favoriete opnamestijl.
Let op dat de EF- en EF-S-lenzen de
vattingadapter EF-EOS M vereisen.
Vattingadapter EF‑EOS M
Gebruik deze vattingadapter voor het
bevestigen van EF- of EF-S-lenzen.
Voedingen
Accu LP‑E12
Oplaadbare lithium-ionaccu
Acculader LC‑E12E
Lader voor accu LP-E12
37
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Printers
PictBridge‑compatibele printers
van Canon
Zelfs zonder een computer te gebruiken,
kunt u beelden printen door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
Foto- en filmopslag
Connect Station CS100
Een mediahub voor het opslaan van
camerabeelden, deze bekijken op een
aangesloten tv, draadloos printen op een
Wi-Fi-compatibele printer, delen via het
internet en meer.
Overige accessoires
Behuizingsbescherming EH31‑FJ
Bevestig de bescherming op de camera
om deze te beschermen tegen stof
en krassen, en een nieuwe uitstraling
te geven.
Nekriem EM‑E2
Een zachte en comfortabele nekriem.
Interfacekabel IFC‑400PCU
Om de camera op een computer
of printer aan te sluiten.
IFC-200U en IFC-500U zijn ook
compatibel.
38
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
4
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Druk op de knop
.
De camerabeelden worden
nu weergegeven op de tv.
(Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Bediening via het touchscreen wordt niet ondersteund als de
camera is aangesloten op een tv.
Als de camera is aangesloten op een televisie, kunt u ook
opnamen maken terwijl u de beelden bekijkt op het grotere tv-
scherm. Opnamen maken werkt op dezelfde manier als via het
camerascherm. MF-Punt Zoom en MF-peaking zijn echter niet
beschikbaar.
De camera voeden via het lichtnet
Als u de camera voedt via zowel compacte voedingsadapter CA-PS700
als DC-koppeling DR-E12 (beide afzonderlijk verkrijgbaar), hoeft u niet
meer te letten op het resterende accuniveau.
1
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
2
Plaats de koppeling.
Houd het klepje open en houd de
aansluitpunten van de koppeling (1) zoals
weergegeven. Duw de accuvergrendeling
richting (2) en plaats de koppeling.
Sluit het klepje.
(
2
)
(
1
)
Optionele accessoires gebruiken
Afspelen op een tv
U kunt uw opnamen bekijken op een tv door de camera aan te sluiten
op een HD-tv met een in de winkel verkrijgbare HDMI-kabel (niet langer
dan 2,5 m., met een type D-aansluiting aan het uiteinde voor de camera).
Films die zijn opgenomen met een beeldkwaliteit van [ ], [ ],
[ ], [ ], [ ], [ ] of [ ] kunnen in HD-kwaliteit
worden bekeken.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
1
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de plug volledig in de HDMI-
aansluiting van de tv zoals weergegeven.
Open het klepje van de camera-
aansluiting en steek de plug er volledig in.
3
Schakel de tv in en stel deze in op
de externe ingang.
Stel de tv-ingang in op de externe
ingang waarop u in stap 2 de kabel
hebt aangesloten.
39
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De software gebruiken
De software die als download beschikbaar is op de website van Canon
komt hieronder aan bod, met instructies voor de installatie en het opslaan
van beelden op een computer.
Software
Nadat u de software geïnstalleerd, kunt u het volgende op uw computer
doen.
EOS Utility
- Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen
Digital Photo Professional
- Door foto’s bladeren, deze verwerken en bewerken, inclusief
RAW-beelden.
Picture Style Editor
- Beeldstijlen bewerken en originele beeldstijlbestanden maken
en opslaan
Image Transfer Utility
- Beeldsynchronisatie (
=
26) instellen en beelden ontvangen
Map Utility
- Een kaart gebruiken om gps-informatie te bekijken die aan beelden
is toegevoegd
Als u lms bekijkt of bewerkt op een computer, gebruikt u software
die standaard op uw computer is geïnstalleerd of software die
algemeen verkrijgbaar is die ondersteuning biedt voor de lms
die zijn gemaakt met uw camera.
Image Transfer Utility kan ook worden gedownload vanaf
de pagina Instellingen voor beeldsynchronisatie van CANON
iMAGE GATEWAY.
3
Sluit de adapter aan op de koppeling.
Open het klepje en steek de stekker van
de adapter helemaal in de koppeling.
4
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het ene uiteinde van het netsnoer
aan op de compacte voedingsadapter
en steek vervolgens het andere uiteinde
in een stopcontact.
Schakel de camera in en gebruik deze
zoals u wilt.
Als u klaar bent, schakelt u de camera uit
en haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere voorwerpen.
Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
(
2
)
(
1
)
40
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Schakel de camera in en open
EOS Utility.
Druk op de knop .
Windows: dubbelklik op het EOS Utility-
pictogram op het bureaublad.
Mac OS: klik op het EOS Utility-pictogram
in het dock (de balk onderaan het
bureaublad).
Vanaf nu wordt EOS Utility automatisch
gestart wanneer u de camera op
de computer aansluit en de camera
inschakelt.
3
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Download images to computer/
Beelden downloaden naar de computer] >
[Start automatic download/Downloaden
automatisch starten].
Zodra beelden zijn opgeslagen in de map
Afbeeldingen op de computer (in aparte
mappen met de datum als naam), start
Digital Photo Professional automatisch
op en de geladen beelden worden
weergegeven.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u EOS Utility en drukt u op de
ON/OFF-knop om de camera uit te
schakelen. Koppel vervolgens de
kabel los.
Gebruik Digital Photo Professional om
afbeeldingen te bekijken die u opslaat op
een computer. Als u lms bekijkt, gebruikt
u software die standaard op uw computer
is geïnstalleerd of software die algemeen
verkrijgbaar is die ondersteuning biedt
voor de lms die zijn gemaakt met
uw camera.
De computeromgeving controleren
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten en compatibiliteit van
software (inclusief ondersteuning door nieuwe besturingssystemen) gaat
u naar de website van Canon.
De software installeren
1
Download de software.
Ga met een computer met
internetverbinding naar
http://www.canon.com/icpd/.
Ga naar de site voor uw land of regio.
Download de software.
2
Volg de instructies op het scherm.
Dubbelklik op het gedownloade bestand
om het te installeren.
Beelden opslaan op een computer
Gebruik een interfacekabel om uw camera aan te sluiten en beelden op te
slaan op een computer.
1
Sluit de camera aan op de computer.
Open het klepje (1) terwijl de camera
is uitgeschakeld. Steek de kleinste
stekker van de kabel in de aangegeven
richting helemaal in de aansluiting van
de camera (2).
Steek de grote stekker van de kabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
(
1
)
(
2
)
41
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Eenvoudig printen
U kunt uw foto’s eenvoudig printen als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp
van een interfacekabel.
1
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje en plaats
de kleinere stekker in de getoonde
richting volledig in de camera-aansluiting.
Sluit de grote plug aan op de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
3
Schakel de printer in.
4
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
5
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen / om een beeld
te selecteren.
6
Open het printscherm.
Druk op de knop , kies [ ] en druk
nogmaals op de knop .
Nadat u de camera voor het eerst op de computer hebt aangesloten,
worden er stuurprogramma’s geïnstalleerd. Daarom kan het enkele
minuten duren voordat u camerabeelden kunt openen.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw
computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten,
maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het
enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk
horizontaal opgeslagen.
- RAW-beelden (of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden
zijn opgenomen) worden wellicht niet opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan
van de beelden op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van
beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van
de beeldbestanden.
Beelden printen
U kunt uw foto’s eenvoudig printen door de camera aan te sluiten op
een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor printen in serie,
bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen voorbereiden of
beelden printen voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
42
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Datum
Hiermee worden de beelden geprint met een
datum.
File No.
Hiermee worden de beelden geprint met een
bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden geprint met een
datum en een bestandsnummer.
Uit
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen
gebruikt.
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen
gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de printinstellingen te optimaliseren.
Rode-
Ogen 1
Corrigeert rode ogen.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal te printen
exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat
u wilt printen (
=
42).
Papier
inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling
en andere gegevens op (
=
43).
Beelden bijsnijden voor het printen
Als u vóór het printen de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied printen in plaats van het hele beeld.
1
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Printinstellingen
congureren” (
=
42) uit om het
printscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop .
Er verschijnt een bijsnijdkader dat het te
printen beeldgebied aanduidt.
7
Print het beeld.
Druk op de knoppen / om [Print] te
kiezen en druk daarna op de knop .
Het printen start nu.
Om andere beelden te printen, herhaalt
u na het printen de bovenstaande
procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met printen,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de kabel.
Zie “Printers” (
=
37) voor PictBridge-compatibele printers van
het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
Printinstellingen configureren
1
Open het printscherm.
Voer stap 1 - 6 bij “Eenvoudig printen”
(
=
41) uit om dit scherm te openen.
2
Congureer de instellingen.
Druk op de knoppen / om een item te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
Kies in het volgende scherm een optie
door op de knoppen / te drukken en
druk daarna op de knop om terug te
keren naar het printscherm.
43
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
3
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen / om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop .
4
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen / om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop .
Nadat u de stand [N-plus] gekozen
hebt, drukt u op de knop
. Op het
volgende scherm kiest u het gewenste
aantal beelden per vel door op
de knoppen / te drukken.
Druk vervolgens op de knop .
5
Druk het beeld af.
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege
ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze prints.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee print u foto’s voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met instelling voor
pixels opnemen van L en een aspect ratio van 3:2.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede
afdrukformaten.
2
Pas het bijsnijdkader naar wens aan.
U kunt de afmetingen van het kader
wijzigen door uw vingers samen te
knijpen of te spreiden op het scherm.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt
u op de knoppen
/ / / .
Om het kader te draaien, draait u aan
de knop
.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
.
3
Druk het beeld af.
Voer stap 7 bij “Eenvoudig printen”
(
=
41) uit om te printen.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde aspect ratio’s.
Het papierformaat en de indeling selecteren voor het printen
1
Selecteer [Papier inst.].
Voer eerst stap 1 bij “Printinstellingen
congureren” (
=
42) uit om het
printscherm te openen, kies [Papier inst.]
en druk op de knop .
2
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen / om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop .
44
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
2
Selecteer een printmethode.
Druk op de knoppen / om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop . Kies in het volgende scherm
een optie door op de knoppen / te
drukken en druk daarna op de knop
om terug te keren naar het printscherm.
3
Print het beeld.
Printopties voor films
Enkel Hiermee wordt de huidige scène geprint als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval
geprint op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt
op [Aan], kunt u ook het mapnummer, bestandsnummer en
de verstreken tijd voor het kader printen.
Om het printen te onderbreken, drukt u op de knop .
Selecteer [OK] en druk vervolgens nogmaals op de knop
.
U kunt het scherm hij stap 1 ook openen het afspelen te
onderbreken bij een scène die u wilt printen. Druk vervolgens op
de knoppen
/ om [ ] te kiezen in het lmbedieningspaneel
en druk daarna op de knop
.
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
U kunt op de camera instellingen kiezen voor printen in serie en bestellingen
bij fotozaken.
Selecteer maximaal 998 beelden op een geheugenkaart en congureer
de nodige instellingen (
=
47), zoals het aantal exemplaren, als volgt.
De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt, voldoet aan de
DPOF-normen (Digital Print Order Format).
U kunt geen RAW-beelden opnemen in de printlijst
Id-foto’s printen
1
Selecteer [ID Foto]
Voer stap 1 - 4 bij “Het papierformaat en
de indeling selecteren voor het printen”
(
=
43) uit, selecteer [ID Foto] en druk
op de knop
.
2
Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen / om een item te
kiezen en druk vervolgens op de knop
.
Druk in het volgende venster op de
knoppen
/ om de lengte selecteren.
Druk vervolgens op de knop
.
3
Selecteer het afdrukgebied.
Druk in het scherm bij stap 2 op
de knoppen
/ om [Trimmen] te
selecteren.
Voer stap 2 bij “Beelden bijsnijden
voor het printen” (
=
42) uit om de
instellingen aan te passen.
4
Print het beeld.
Filmscènes printen
1
Open het printscherm.
Voer de stappen 1 - 6 van “Eenvoudig
printen” (
=
41) uit en selecteer een
lm. Dit scherm wordt weergegeven.
45
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen
voor zowel [Datum] als [File No.].
Indexprints zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-
compatibele printers van het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
De datum wordt geprint in een indeling die overeenkomt met de
instellingen in MENU > tabblad [
2] > [Datum/Tijd].
Printinstellingen voor afzonderlijke beelden
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop , kies
[Printinstellingen] op het tabblad [ 3]
en druk vervolgens op de knop .
Druk op de knoppen
/ om
[Sel. beeld & aantal] en druk
vervolgens op de knop .
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen / om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
U kunt nu het aantal prints opgeven.
Beelden die u selecteert voor
indexprinten, worden gemarkeerd met
het pictogram [
]. Druk nogmaals op de
knop om indexprinten te annuleren
voor het beeld. [ ] wordt niet meer
weergegeven.
3
Geef het aantal prints op.
Druk op de knoppen / om het aantal
prints op te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het printen van
andere beelden in te stellen en het aantal
prints van elk beeld op te geven.
Printinstellingen configureren
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop
, kies
[Print instellingen] op het tabblad [ 3]
en druk vervolgens op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [Print
instellingen] te kiezen en druk daarna
op de knop . Selecteer en congureer
items naar wens op het volgende scherm.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden
per vel af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten geprint.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden geprint met de
opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden geprint met het
bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden
na het printen verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het printen.
[
] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart printinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de printinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Als u [Datum] instelt op [Aan], printen sommige printers de datum
wellicht tweemaal.
46
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Alle beelden in de printlijst wissen
Volg stap 1 van “Printinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
45),
selecteer [Wis alle selecties] en druk
op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Beelden toevoegen aan een fotoboek
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden
te selecteren op een geheugenkaart en deze over te dragen naar de
software op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen.
Deze functie is handig wanneer u online geprinte fotoboeken bestelt of
wanneer u fotoboeken print op uw eigen printer.
Een selectiemethode kiezen
Druk op de knop , selecteer
[Fotoboek instellen] op het tabblad [ 3]
en bepaal hoe u de beelden wilt selecteren.
[ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart printinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de printinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Voor indexprints kunt u het aantal prints
niet instellen. U kunt alleen via stap 2
de te printen beelden selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
om terug te keren naar het
menuscherm.
Printinstellingen voor een reeks beelden
Selecteer [Select. reeks] volgens stap 1
van “Printinstellingen voor afzonderlijke
beelden” (
=
45) en druk op de knop .
Druk op de knop
en selecteer een
beeld om de reeks mee te beginnen.
Druk op de knoppen
/ om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
Druk op de knop
om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
Druk op de knoppen
/ om [Opdracht]
te kiezen en druk op de knop .
Printinstellingen voor alle beelden
Kies [Sel. alle beelden] volgens stap 1
van “Printinstellingen voor afzonderlijke
beelden” (
=
45) en druk op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
47
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode kiezen” (
=
46),
selecteer [Wis alle selecties] en druk
op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
Afzonderlijke beelden toevoegen
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens de procedure
bij “Een selectiemethode kiezen” (
=
46)
en druk op de knop .
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen / om een beeld te
kiezen en druk vervolgens op de knop .
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop
om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
om terug te keren naar het
menuscherm.
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Volg de procedure bij “Een
selectiemethode kiezen” (
=
46),
selecteer [Sel. alle beelden] en druk
op de knop .
Druk op de knoppen
/ om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop .
48
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Voorbereiding en basisuitleg
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Houd de camera nooit in de buurt van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Deze
velden kunnen storingen veroorzaken of beeldgegevens wissen.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje.
Niet hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met
een klantenservicehelpdesk.
Sla ongebruikte accu’s op in een plastic tas of een andere houder.
Voor het behoud van accuprestaties wanneer u de accu voor langere
tijd niet wordt gebruikt. moet de accu ongeveer één keer per jaar
worden opgeladen en vervolgens worden gebruikt tot de accu volledig
leeg is, voordat deze wordt opnieuw wordt opgeslagen.
Raak de camera of lenscontactpunten niet aan. Dit kan een storing in
de camera veroorzaken.
Voor het voorkomen van schade aan de beeldsensor mag u de
beeldsensor niet aanraken wanneer deze blootligt nadat een lens
is verwijderd.
Blokkeer het sluitermechanisme niet met uw vinger of iets anders.
Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, plaatst u de lens met
de achterkant naar boven en bevestigt u de lensdoppen om krassen
op het lensoppervlak en de elektrische contacten te voorkomen.
Behalve dat er stof van buitenaf de camera kan binnendringen, kan er
in zeldzame gevallen ook smeermiddel van de interne onderdelen van
de camera op de sensor terechtkomen. Als er vlekken zichtbaar zijn
op de beelden na een automatische sensorreiniging, kunt u contact
opnemen met een klantenservicehelpdesk om een sensorreiniging
aan te vragen.
Het wordt aanbevolen de behuizing en lensvatting van de camera
regelmatig schoon te vegen met een zachte lensreinigingsdoek.
Deel 2:
Lees hoe u de camera instelt en de basisfuncties van de camera
bedient.
De camera leren kennen
49
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De accu plaatsen/verwijderen
Als u de accu verkeerd om plaatst, kan deze niet in de juiste positie
worden vergrendeld. Controleer altijd of de accu in de juiste richting
is geplaatst en wordt vergrendeld.
Elke instelling die u aan het aanpassen bent, kan worden gewist indien
u de accu verwijdert terwijl de camera is ingeschakeld.
De geheugenkaart plaatsen/verwijderen
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij geheugenkaarten met een schrijfbeveiligingsschuifje kunt u geen
opnamen maken als de schakelaar is ingesteld op vergrendeld.
Verschuif het schuifje om de geheugenkaart te ontgrendelen.
Controleer altijd of de geheugenkaart in de juiste richting geplaatst wordt.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd in als het scherm [Datum/Tijd] verschijnt wanneer
u de camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt
opgeslagen in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en
wordt gebruikt bij het beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt
met de datum erop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [
] op
het datum/tijd-scherm. Kies vervolgens [ ] door op de knoppen /
te drukken.
U kunt de datum en tijd ook instellen door op het gewenste item op het
datum/tijd-scherm te tikken en daarna op [
]/[ ] te tikken, gevolgd
door [ ]. U kunt op dezelfde manier ook uw tijdzone instellen door
op [ ]/[ ] te tikken op het tijdzonescherm, gevolgd door [ ].
Voordat u begint
De camera vasthouden
Laat niet uw vingers op de itser rusten als u de itser hebt uitgeklapt.
De accu opladen
Laad voor gebruik de accu op met de meegeleverde oplader.
Bij aankoop van de camera is de accu niet opgeladen. Zorg er daarom
voor dat u de accu eerst oplaadt.
Laad de accu niet langer dan 24 uur achtereen op, om de accu te
beschermen en in goede staat te houden.
Problemen met de acculader kunnen een beveiligingscircuit activeren
dat het laden onderbreekt en ervoor zorgt dat het laadlampje oranje
knippert. Haal de stekker van de lader uit het stopcontact en verwijder
de accu wanneer dit gebeurt. Sluit de accu opnieuw aan op de lader en
wacht een ogenblik voordat u de lader weer aansluit op een stopcontact.
De acculader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning
van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past,
moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen
elektrische transformator die is bedoeld voor op reis, omdat deze de
accu kan beschadigen.
Zie “Specicaties” voor informatie over de oplaadtijd, het aantal
opnamen en de opnametijd met een volledig opgeladen accu.
Opgeladen accu’s verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt. Laad de accu op de dag dat u deze wilt gebruiken
op, of vlak daarvoor.
Als visueel geheugensteuntje kunt u de afdekking van de accu zo
plaatsen dat
zichtbaar is bij een opgeladen accu en niet zichtbaar
is bij een niet-opgeladen accu.
50
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Een lens verwijderen
Stof vermijden
- Vervang lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zo veel
mogelijk stofvrij is.
- Bevestig altijd de cameradop op de camera wanneer u de camera
zonder lens bewaart.
- Veeg eventueel stof of vuil van de cameradop af voordat u deze
bevestigt.
Aangezien de grootte van de beeldsensor kleiner is dan het
lmformaat 35 mm, lijkt het of de brandpuntsafstand van de lens wordt
vergroot met ongeveer 1,6x. De brandpuntsafstand van een 15-45 mm
lens is ongeveer gelijk aan een brandpuntsafstand van 24-72 mm op
een 35 mm camera.
EF- en EF-S-lenzen bevestigen
Om EF- en EF-S-lenzen te gebruiken, bevestigt u de optionele
vattingadapter EF-EOS M.
Ondersteun de lens indien u een camera draagt of gebruikt met een
lens die zwaarder is dan de camera.
Het gebruik van adapters kan de minimale scherpstelafstand van de
lens vergroten of van invloed zijn op de maximale vergrotingsverhouding
of opnamebereik.
Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het
automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.
De functies voor scherpstelling vooraf en powerzoom-functies op
sommige supertelelenzen worden niet ondersteund.
Een statief gebruiken
Gebruikt u een statief terwijl de adapter op de camera is bevestigd,
gebruik dan de statiefvoet die bij de adapter wordt geleverd. Gebruik
de statiefbevestiging van de camera niet.
Met EF-lenzen die een statiefvoet gebruiken (zoals supertelelenzen),
bevestigt u het statief op de statiefvoet op de lens.
Dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (back-upbatterij) van de
camera kunnen de datum- en tijdinstellingen ongeveer 3 weken
bewaard blijven nadat de accu is verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt, zelfs als de camera is uitgeschakeld,
in ongeveer 4 uur opgeladen nadat u een opgeladen accu hebt
geplaatst of wanneer u een DC-koppeling plaatst en een compacte
voedingsadapter aansluit (allebei afzonderlijk verkrijgbaar).
Zodra de datum/tijd-accu leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd]
als u de camera inschakelt. Geef de juiste informatie op.
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop te
drukken en [Taal ] te selecteren op het tabblad [ 2].
U kunt de weergavetaal ook instellen door in het scherm [Taal] op
een taal te tikken en vervolgens nogmaals op de taal te tikken.
Een lens gebruiken
Een lens bevestigen
De camera is compatibel met EF-M-lenzen. Om EF- en EF-S-lenzen
te gebruiken, bevestigt u de optionele vattingadapter EF-EOS M.
Lijn de bevestigingsmarkeringen (de witte stippen) op de lens en
camera uit en draai de lens tot deze vastklikt.
Om een lens met een lensintrekschakelaar in te trekken, houdt u de
schakelaar in de richting van
terwijl u aan de zoomring draait om
de lensintrekmarkering uit te lijnen met de zoompositiemarkering.
Laat de schakelaar vervolgens los.
Zoomen moet worden uitgevoerd voordat u scherpstelt.
De scherpstelling kan enigszins wijzigen als u aan de zoomring
draait nadat op een onderwerp is scherpgesteld.
U kunt de lens beschermen door de lensdop te bevestigen wanneer
de camera niet wordt gebruikt.
Bij sommige lenzen kan vignettering optreden wanneer de ingebouwde
itser wordt gebruikt.
51
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Ontspanknop
Houd de ontspanknop eerst half ingedrukt om ervoor te zorgen dat er
op het onderwerp wordt scherpgesteld. Wanneer het scherpstellen is
gelukt, drukt u de knop helemaal in om de opname te maken.
Onderwerpen worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Hoek en stand van het scherm
Als u de camera op uzelf gericht houdt bij opnamen, kunt u een
gespiegelde weergave van uzelf zien door het scherm naar de
voorzijde van de camera te draaien. Als u de omkering van het
beeld wilt annuleren, selecteert u MENU > tabblad [ 1] >
[Omg. weergave] > [Uit].
Houd het scherm gesloten wanneer de camera niet in gebruik is.
Duw het scherm niet verder open, anders kan de camera beschadigd
raken.
Kaders op het opnamescherm
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Probeer in de modus [
] op te nemen als er geen kaders worden
weergegeven, als er geen kaders om de gewenste onderwerpen
worden weergegeven, of als kaders worden weergegeven op de
achtergrond of dergelijke gebieden.
Als u Servo AF wilt uitschakelen, selecteert u MENU > tabblad [
6] >
[AF auto-schak.] > [Uitsch.]. Onthoud dat de pictogrammen “In beweging”
niet langer worden weergegeven. [AF auto-schak.] wordt automatisch
ingesteld op [Uitsch.] en kan niet worden gewijzigd wanneer de
zelfontspanner op een andere optie dan [ ] wordt ingesteld.
Om onderwerpen te selecteren waarop u wilt scherpstellen, tikt u op
het gewenste onderwerp op het scherm. [
] wordt weergegeven en
de modus Touch AF wordt geactiveerd op de camera.
Lensbeeldstabilisatie gebruiken
Corrigeer cameratrilling door het gebruik van een lens met ingebouwde
beeldstabilisatie. Lenzen met ingebouwde beeldstabilisatie worden
aangeduid met “IS”.
Aan/Uit
Als er een EF-M-lens op de camera is bevestigd en de camera is
uitgeschakeld, wordt het diafragma verkleind om licht buiten te houden
en om de interne onderdelen van de camera te beschermen. In dit
geval maakt de camera bij het in- en uitschakelen een kort geluid,
dat wordt veroorzaakt door het aanpassen van het diafragma.
De sensor wordt schoongemaakt wanneer de camera wordt in- of
uitgeschakeld. Dit kan ook een kort geluid maken. Zelfs wanneer de
camera is uitgeschakeld, wordt [
] weergegeven bij het schoonmaken
van de sensor. Het pictogram [ ] wordt echter mogelijk niet
weergegeven als u de camera snel achtereen in- en uitschakelt.
Als u wilt overschakelen naar de opnamemodus vanuit de afspeelmodus
drukt u de ontspanknop half in, drukt u op de knop
of de lmknop,
of beweegt u de modusschakelaar.
Spaarstandfuncties (Automatisch uit)
Om de accustroom te sparen worden het scherm (scherm uit) en de
camera automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer
één minuut inactief is geweest. Een minuut later schakelt de camera
zichzelf uit. Als het scherm is uitgeschakeld, kunt u het scherm weer
inschakelen en gereedmaken voor het maken van opnamen door de
ontspanknop half in te drukken.
Als het scherm uitgaat in de afspeelmodus, kunt u het opnamescherm
ook openen door de ontspanknop half in te drukken.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing van
Display uit aanpassen.
52
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Menuscherm
Bij menu-items met opties die niet worden weergegeven, drukt
u eerst op de knop om van scherm te wisselen. Daarna drukt u op
de knoppen / om het menu-item te selecteren. Druk tijdens het
congureren op de knop om terug te keren naar het vorige
scherm.
Als u klaar bent met instellen, kunt u door op de knop
te
drukken teruggaan naar het scherm dat werd weergegeven voordat
u op de knop drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan
maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen.
De beschikbare menu-items verschillen afhankelijk van de geselecteerde
opname- of afspeelmodus.
Toetsenbord op het scherm
De lengte en het soort informatie dat u in kunt voeren hangt af van de
functie die u gebruikt.
Tik op [
] om het vorige teken te verwijderen. Als u [ ] lang
aanraakt, worden er vijf tekens tegelijkertijd verwijderd.
Voor bepaalde functies wordt [
] niet weergegeven en kan deze optie
niet worden gebruikt.
Tekens kunnen ook worden ingevoerd door op de knoppen
/ / /
te drukken om tekens of pictogrammen te selecteren en vervolgens
op de knop te drukken. U kunt de cursor ook verplaatsen door de
knop te draaien. Druk op de knop om terug te keren
naar het vorige scherm.
Indicatorweergave
Als de indicator groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het geheugenkaartklepje of het accuklepje niet openen en de camera
niet schudden of aanstoten. Als u dit wel doet, kunnen de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd raken.
Opties voor opnameweergave
Druk op de knop om opname-informatie of het histogram weer te
geven of te verbergen. Om aan te passen wat wordt weergegeven,
opent u het tabblad [ 1] > [Opname-infoscherm].
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt met
de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm automatisch
verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen gemakkelijker
controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid op het scherm en de
helderheid van uw foto’s niet overeen. Vertekening van het beeld op
het scherm of schokkerige bewegingen van het onderwerp hebben
geen invloed op vastgelegde beelden.
Opties voor afspeelweergave
Het is niet mogelijk om van displaymodus te wisselen terwijl de camera
draadloos via Wi-Fi is verbonden met apparaten die geen printer zijn.
Scherm Snel instellen
Congureer veelgebruikte functies in het scherm [ ] (Snel instellen).
De beschikbare instellingen en opties verschillen afhankelijk van de
geselecteerde opname- of afspeelmodus.
U kunt ook opties selecteren door aan de knop
te draaien.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan
maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen.
U kunt het menu ook verlaten door [
] te selecteren in de
instellingsitems en op de knop te drukken.
53
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamen maken
Auto‑modus
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
Kaders worden rond gezichten en onderwerpen weergegeven die zijn
gedetecteerd, om aan te geven dat hierop is scherpgesteld.
Automatisch/scène: foto’s
Wanneer u de camera op een onderwerp richt in de modus [ ], wordt
een pictogram weergegeven voor de scène die de camera heeft bepaald.
Als u een zoomlens gebruikt, kunt veranderen hoe groot onderwerpen
in beeld worden gebracht door aan de zoomring op de lens te draaien.
Nadat is scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt, hoort
u tweemaal een pieptoon en worden AF-kaders weergegeven om aan
te geven op welke beeldgebieden is scherpgesteld.
Als [Flitser Opklappen] wordt weergegeven, verschuift u de
schakelaar
om de itser uit te klappen. De itser wordt geactiveerd
wanneer u een opname maakt. Als u de itser niet wilt gebruiken,
duwt u deze omlaag met uw vinger.
Bij opnamen onder omstandigheden met weinig licht wordt de itser
automatisch geactiveerd als deze is uitgeklapt.
Na de opname wordt het beeld ongeveer twee seconden weergegeven.
Zelfs wanneer de opname nog op het scherm staat, kunt u de
ontspanknop nogmaals indrukken om een volgende opname te maken.
Automatisch/scène: films
Door op de lmknop te drukken wordt de opname gestart. Op het
scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Zwarte balken aan de boven- en onderkant van het scherm geven
aan welke beeldgebieden niet worden opgenomen.
Lees over diverse opnamemodi voor foto’s en lms.
54
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
In de volgende gevallen worden digest-lms opgeslagen als aparte
lmbestanden, zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de
modus [ ].
- Het digest-lmbestand is ongeveer 4 GB groot of er is in totaal
ongeveer 16 minuten en 40 seconden lang opgenomen.
- De digest-lm is beveiligd.
- De instellingen voor zomertijd, videosysteem, tijdzone of
copyrightinformatie zijn gewijzigd.
- Er wordt een nieuwe map gemaakt.
Opgenomen sluitergeluiden kunnen niet worden aangepast of gewist.
Als u liever digest-lms opneemt zonder foto’s, kunt u de instelling
van tevoren aanpassen. Kies MENU > tabblad [
6] > [Digest-type] >
[Geen foto’s].
De verschillende hoofdstukken kunnen worden bewerkt.
Foto’s/films
Als de camera geen bedieningsgeluid maakt, is deze mogelijk
ingeschakeld terwijl u de knop ingedrukt hield. Om geluiden
te activeren, kiest u MENU > tabblad [ 3] > [Pieptoon] > [Aan].
Foto’s
Als de camera niet kan scherpstellen op onderwerpen wanneer u de
ontspanknop half indrukt, wordt er een oranje AF-kader weergegeven
met [ ]. Als u nu de ontspanknop volledig indrukt wordt er geen
opname gemaakt.
Het scherpstellen kan langer duren of onjuist zijn wanneer er geen
mensen of andere onderwerpen worden gedetecteerd, wanneer de
onderwerpen donker zijn of weinig contrast bevatten of in zeer heldere
omstandigheden.
Een knipperend [
]-pictogram is een waarschuwing dat de beelden
mogelijk onscherp worden door cameratrilling. Bevestig in dat geval de
camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan dichter
naar het onderwerp toe.
Zodra de opname begint, wordt het beeldweergavegedeelte versmald
en worden onderwerpen vergroot.
Zodra de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de lmknop.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, worden de focus,
helderheid en kleurtoon automatisch aangepast.
Druk nogmaals op de lmknop om de lmopname te stoppen.
De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart
vol raakt.
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch
Voor indrukwekkendere digest-lms richt u de camera ongeveer vier
seconden op onderwerpen voordat u foto’s maakt.
De camera maakt zowel een foto als een lmclip. De clip, die wordt
beëindigd met de foto en een sluitergeluid, is één hoofdstuk in de
digest-lm.
De accu gaat in deze modus minder lang mee dan in de modus [
],
omdat er voor iedere opname digest-lms worden opgenomen.
Een digest-lm wordt mogelijk niet opgenomen als u een foto maakt
direct nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus [
] hebt
geselecteerd of de camera op andere wijze bedient.
Elk geluid en alle trillingen van de camera of lens worden opgenomen
in digest-lms.
De beeldkwaliteit voor digest-lms is [
] voor NTSC of [ ]
voor PAL. Dit is afhankelijk van de indeling van de video-uitvoer.
Er worden geen geluiden afgespeeld wanneer u de ontspanknop half
indrukt of de zelfontspanner instelt.
55
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Het lampje wordt ingeschakeld bij opnamen in een omgeving met
weinig licht om rode ogen te verminderen en om het scherpstellen
te vergemakkelijken.
Er kunnen vignettering of donkere beeldgebieden optreden bij bepaalde
lenzen wanneer de itser itst.
Als een knipperend [
]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname kunt
maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer opnemen zodra
de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop helemaal indrukken en
wachten, of u laat de knop los en drukt de ontspanknop opnieuw in.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het opnamescherm
wordt weergegeven, worden de gebruikte focus, helderheid en kleuren
mogelijk bepaald door uw vorige opname.
Vignettering komt in het voorbeeld voor direct nadat u de opnamen
maakt, voordat de uiteindelijke, opgeslagen beelden worden
weergegeven.
U kunt wijzigen hoelang beelden worden weergeven na opnamen.
Films
Alhoewel de camera warm kan worden als deze gedurende langere tijd
wordt gebruikt om lms op te nemen, duidt dit niet op een probleem.
Kom tijdens het opnemen van lms niet met uw vingers aan de
microfoon. Het blokkeren van de microfoon kan verhinderen dat het
geluid wordt opgenomen of het opgenomen geluid klinkt daardoor
gedempt.
Raak bij bediening van de camera alleen de lmknop en bediening
op het touchscreen aan als u lms opneemt, omdat geluiden die
de camera maakt ook worden opgenomen. Als u de instellingen
wilt aanpassen of andere bewerkingen wilt uitvoeren, kunt u indien
mogelijk het beste de bediening op het touchscreen gebruiken.
De mechanische geluiden van de lens en de camera worden ook
opgenomen.
Zodra de lmopname begint, wijzigt het beeldgebied dat wordt
weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze manier
worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld ontstaan door een
sterke cameratrilling. Als u onderwerpen wilt opnemen met hetzelfde
formaat als waarop ze vóór het opnemen worden weergegeven, wijzigt
u de instelling voor beeldstabilisatie.
Het geluid wordt in stereo opgenomen.
Tijdens het opnemen van lms kunnen de bedieningsgeluiden
van automatisch scherpstellen worden opgenomen. Als u liever
geen geluid opneemt, selecteert u MENU > tabblad [
8] >
[Geluidsopname] > [Uitsch.].
Als u de scherpstelling wilt vastzetten tijdens het opnemen van lms,
selecteert u MENU > tabblad [
8] > [Servo AF voor lm] > [Uitsch.].
Afzonderlijke lms die groter zijn dan 4 GB, worden in meerdere
bestanden opgedeeld. Ongeveer 30 seconden voordat de lm 4 GB
bereikt, begint de verstreken tijd te knipperen op het opnamescherm
om u hiervan op de hoogte te stellen. Als u doorgaat met opnemen
en de 4 GB overschrijdt, maakt de camera automatisch een nieuw
lmbestand en stopt het knipperen. Onthoud dat automatisch achter
elkaar afspelen van opgedeelde lmbestanden niet wordt ondersteund.
Speel elke lm afzonderlijk af.
56
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Achtergrond
Bij het maken van opnamen
van andere onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Overige
onder-
werpen
In
beweging
Dichtbij
Helder
Grijs
Helder en
tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht en
tegenlicht
Zonsondergangen Oranje
Spotlights
DonkerblauwDonker
Donker, met statief
De pictogrammen “In beweging” worden niet weergegeven wanneer
u opnamen maakt met de zelfontspanner, als de modus [
] is
geactiveerd of als u een lm opneemt.
De pictogrammen “Bij het maken van opnamen van mensen” en
“In beweging” worden niet weergegeven wanneer de lens is ingesteld
op [MF] of als u een lens gebruikt waarmee u niet automatisch kunt
scherpstellen.
Probeer om op te nemen in de modus [
] als het scènepictogram niet
bij de huidige opnameomstandigheden past of als het niet mogelijk is
om een opname te maken met de effecten, kleuren of helderheid die
u verwacht.
Scènepictogrammen
In de modi [ ] en [ ] wordt de door de camera vastgestelde
compositie aangeduid met een pictogram op het scherm.
De bijbehorende instellingen voor optimale scherpstelling, helderheid
en kleur van het onderwerp worden automatisch geselecteerd.
Achtergrond
Bij het maken van
opnamen van
mensen
Achter-
grondkleur
pictogram
Mensen
In
beweging
Helder
Grijs
Helder en tegenlicht
Met blauwe lucht
Lichtblauw
Blauwe lucht en tegenlicht
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Donker, met statief
57
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
[Achtergrond] is niet beschikbaar bij itsopnamen.
Als u wilt voorkomen dat uw instellingen worden gereset wanneer
de camera wordt uitgeschakeld, kiest u MENU > tabblad [
6] >
[Houd inst.] > [Insch.].
U kunt het instelscherm ook openen door op [
] te tikken in de
rechterbovenhoek, en u kunt op items op het instelscherm tikken om ze
aan te passen. Tik op [ ] om terug te keren naar het opnamescherm.
Instellingen voor Creatieve hulp opslaan
U kunt instellingen in maximaal zes proelen opslaan.
[
Vergelijk] wordt weergegeven als u al instellingen hebt
toegewezen aan het geselecteerde proel. Terwijl dit proel is
geselecteerd, houdt u de knop
ingedrukt om de eerdere
instellingen te bekijken en ze met uw nieuwe instellingen te vergelijken.
Instellingen voor Creatieve hulp laden
Bij het laden van instellingen kunt u terugkeren zonder instellingen
toe te passen. Dit doet u door [–] te selecteren en op de knop te
drukken.
Instellingen gebruiken van beelden uit Creatieve hulp
Als u probeert instellingen toe te passen in een andere modus dan [ ],
wordt een bericht weergegeven en wordt de modus [ ] niet
geactiveerd. Activeer de modus [ ] om instellingen toe te passen.
[
] wordt niet weergegeven voor opnamen die niet in de modus [ ]
zijn gemaakt.
Instellingen controleren van beelden uit Creatieve hulp
Om de instellingen te controleren van beelden die u bekijkt en die zijn
vastgelegd in de modus [ ], drukt u op de knop .
Opnamen maken met uw favoriete instellingen
(Creatieve hulp)
Maak de opnamen die u in uw hoofd hebt, zonder dat u kennis hoeft te
hebben van fotograetermen. U kiest uit eenvoudig te begrijpen opties
voor het vervagen van de achtergrond, het aanpassen van de helderheid
of het maken van andere aanpassingen terwijl u naar het scherm kijkt.
Als u de instellingen die u bevallen eenmaal hebt opgeslagen, kunt u ze
later eenvoudig opnieuw toepassen. U kunt ook instellingen van eerdere
opnamen die u in de modus [ ] hebt gemaakt, toepassen.
Deze modus maakt het eenvoudiger om de Creatieve modi ([ ], [ ],
[ ] en [ ]) te leren kennen, omdat u de overeenkomende instellingen
in deze modi kunt controleren wanneer u opnamen bekijkt die u in de
modus [ ] hebt gemaakt. De volgende items zijn beschikbaar.
Achtergrond
Pas de vervaging van de achtergrond aan.
Kies voor hogere waarden als u de achtergrond
scherper wilt maken, of voor lagere waarden als
u meer vervaging wilt.
Helderheid
Hiermee past u de beeldhelderheid aan. Kies
voor hogere waarden als u beelden helderder
wilt maken.
Contrast
Hiermee past u het contrast aan. Kies voor
hogere waarden als u het contrast wilt vergroten.
Verzadiging
Hiermee past u de kleurverzadiging aan.
Kies voor hogere waarden als u de kleuren
levendiger wilt maken, of voor lagere waarden
als u ze wilt verzachten.
Kleurtoon 1
Hiermee past u de kleurtoon aan. Kies hogere
waarden voor meer geel of lagere waarden voor
meer blauw.
Kleurtoon 2
Hiermee past u de kleurtoon aan. Kies hogere
waarden voor meer groen of lagere waarden
voor meer magenta.
Monochroom
U kunt kiezen uit vijf monochroomopties:
[
Zwart/wit], [ Sepia], [ Blauw], [ Paars]
of [ Groen]. Kies voor de instelling [ ] om in
kleur op te nemen. Houd er rekening mee dat
[Verzadiging], [Kleurtoon 1] en [Kleurtoon 2]
alleen beschikbaar zin als u de optie [ ] hebt
geselecteerd.
58
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Close-upopnamen maken (Close-up)
Controleer de minimale scherpstelafstand van de bevestigde lens
om te bepalen van hoe dichtbij u onderwerpen kunt fotograferen.
De minimale scherpstelafstand van de lens wordt gemeten vanaf
de markering (scherpstelvlak) boven op de camera tot het
onderwerp.
Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine
onderwerpen veel groter te laten uitkomen.
Bewegende onderwerpen (Sport)
Beelden kunnen korrelig lijken omdat de ISO-waarde wordt verhoogd
om bij de opnameomstandigheden te passen.
Avondcomposities maken zonder statief
(Nachtopnamen uit hand)
Eén beeld wordt gemaakt door opeenvolgende foto’s te combineren,
waardoor cameratrilling en beeldruis worden verminderd.
Onderwerpen worden groter weergegeven dan in andere standen.
Beelden kunnen korrelig lijken omdat de ISO-waarde wordt verhoogd
om bij de opnameomstandigheden te passen.
Stabiliseer de camera, aangezien deze continu opnamen maakt.
Overmatige onscherpte door beweging of bepaalde
opnameomstandigheden kunnen ervoor zorgen dat u mogelijk niet
het verwachte resultaat verkrijgt.
Wanneer u een statief gebruikt voor avondscènes, krijgt u betere
resultaten als u opnamen maakt in de modus [
] in plaats van de
modus [ ].
Hoe de stand [ ] overeenkomt met instellingen van Creatieve modi
Instelling modus [ ]
Instelling Creatieve modi
(A) Achtergrond (a) Diafragmawaarde
(B) Helderheid
(b) Belichtingscompensatie
Bij opnamen met de itser
correspondeert dit echter met (b’),
itsbelichtingscompensatie
(C) Kleurtoon 1,
kleurtoon 2
(c) WB-correctie
(D) Contrast (d) Beeldstijlcontrast
(E) Verzadiging (e) Beeldstijlverzadiging
(F) Monochroom
(f) Beeldstijl
lter- en toningeffect
Specifieke scènes
Opnamen maken met een huidegaliserend effect
(Egale huid)
Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden
aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
Instellingsdetails in de modus [
] worden niet toegepast in de
modus [ ].
59
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamen maken met tegenlicht (HDR-tegenlicht)
De camera neemt drie opnamen en combineert deze wanneer
u de ontspanknop volledig indrukt. Houd de camera stil terwijl
u een opname maakt.
Onderwerpen worden groter weergegeven dan in andere standen.
Overmatige onscherpte door beweging of bepaalde
opnameomstandigheden kunnen ervoor zorgen dat u mogelijk niet
het verwachte resultaat verkrijgt.
Wanneer overmatige cameratrilling voorkomt dat u opnamen kunt
maken, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden. Schakel in dit geval ook
beeldstabilisatie uit.
Enige beweging van het onderwerp resulteert in onscherpe beelden.
Er treedt een vertraging op voordat u opnieuw een opname kunt maken,
omdat de camera de foto’s verwerkt en combineert.
Speciale effecten toepassen
Opnamen met veel contrast maken (High Dynamic Range)
De camera neemt drie opnamen en combineert deze wanneer
u de ontspanknop volledig indrukt. Houd de camera stil terwijl
u een opname maakt.
Overmatige onscherpte door beweging of bepaalde
opnameomstandigheden kunnen ervoor zorgen dat u mogelijk niet
het verwachte resultaat verkrijgt.
Wanneer overmatige cameratrilling voorkomt dat u opnamen kunt
maken, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om de camera stil te houden. Schakel in dit geval ook
beeldstabilisatie uit.
Enige beweging van het onderwerp resulteert in onscherpe beelden.
Er treedt een vertraging op voordat u opnieuw een opname kunt
maken, omdat de camera de foto’s verwerkt en combineert.
Opnamen van uzelf maken met optimale instellingen
(Zelfportret)
Om terug te keren naar het vorige scherm terwijl u de helderheid of
achtergrondvervaging instelt, tikt u op [ ].
De volgende instellingen zijn beschikbaar in de modus [
].
Optie Details
U kunt kiezen uit [ ] of een van de vijf
achtergrondvervagingsniveaus.
U kunt kiezen uit vijf helderheidsniveaus.
U kunt kiezen uit vijf huidegaliseringsniveaus. De egalisering
van de huid wordt geoptimaliseerd voor het gezicht van het
belangrijkste onderwerp van de opname.
Om Touch Shutter te gebruiken, kiest u [ ].
Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden
aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
Instellingsdetails van [
] in de modus [ ] worden niet toegepast in
de modus [ ].
In itsmodus [
] is [ ] ingesteld op [ ] en kunt u hierin geen
wijzigingen aanbrengen.
In de modus [
] wordt de resterende tijd vóór de opname boven
aan het scherm weergegeven wanneer u de zelfontspanner
activeert door [ ] te selecteren of door [ ] te selecteren en de
tijd op 3 seconden of meer in te stellen.
Kleuren verbeteren bij foto’s van voedsel (Voedsel)
Deze kleurtonen geven mogelijk geen goed resultaat wanneer ze
worden toegepast op mensen.
Bij opnamen met de itser worden kleurtonen automatisch op de
standaardinstelling ingesteld.
60
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is vergrendeld op [
] bij een
beeldverhouding van [ ]. Bij een beeldverhouding van [ ] kunt
u [ ] of [ ] kiezen.
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect)
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
Opnamen maken met een speelgoedcamera-effect
(Speelgoedcamera-effect)
De volgende effecten kunnen worden toegepast op beelden in de
modus [ ].
Standaard
Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt
met een speelgoedcamera.
Warm
Beelden hebben een warmere tint dan met
[Standaard].
Koel
Beelden hebben een koelere tint dan met
[Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
Opnamen met een softfocuseffect (Softfocus)
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
De volgende effecten kunnen worden toegepast op beelden in de
modus [ ].
Natuurlijk Afbeeldingen zijn natuurlijk en organisch.
Kunst
Afbeeldingen lijken op schilderijen, met verminderd
contrast.
Kunst helder Afbeeldingen lijken op levendige illustraties.
Kunst oliev.
Afbeeldingen lijken op olieverfschilderijen,
met duidelijke randen.
Kunst emb.
Afbeeldingen lijken op oude foto’s, met duidelijke
randen en een donkere sfeer.
Beelden die lijken op miniatuurmodellen (Miniatuureffect)
Om mensen en objecten in de scène snel te laten bewegen tijdens
het afspelen, kiest u de afspeelsnelheid voordat u de lm opneemt.
De scène zal op een miniatuurmodel lijken. Het geluid wordt niet
opgenomen.
Wanneer u de modus [
] selecteert, verschijnt een wit kader om
het beeldgebied aan te geven dat scherp blijft.
Bij lmopnamen kunt u de afspeelsnelheid van de lm selecteren.
De geschatte afspeelsnelheid en tijd voor een lm die één minuut
lang wordt opgenomen, zijn als volgt.
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat
u het gewenste resultaat verkrijgt.
Op het scherm waarmee u kunt kiezen op welk gebied moet worden
scherpgesteld, kunt u het kader in een verticale stand zetten door op
de knoppen
/ te drukken. U kunt het kader verplaatsen door op de
knoppen / te drukken. Om het kader weer horizontaal te zetten,
drukt u op de knoppen / .
U kunt het kader ook verplaatsen door op het kader te tikken of dit
over het scherm te slepen.
61
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen (AE-vergrendeling)
Om de belichting te vergrendelen (en [ ] weer te geven), richt u de
camera op een onderwerp en drukt u op de knop .
Druk nogmaals op de knop
om AE te ontgrendelen. [ ] wordt niet
meer weergegeven.
AE: automatische belichting
Nadat u de belichting hebt vergrendeld, kunt u de combinatie van
sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen door aan de knop
te
draaien (Programmakeuze).
De meetmethode wijzigen
U kunt de meetmethode (functie voor het meten van de helderheid)
aanpassen aan de opnameomstandigheden. De volgende
meetmethoden zijn beschikbaar.
Meervlaks
meting
Voor standaard opnameomstandigheden,
inclusief opnamen met tegenlicht. Behoud
standaardbelichting van onderwerpen
via automatische aanpassing aan de
opnameomstandigheden.
Deelmeting
Deze methode is effectief als de achtergrond
veel helderder is dan het onderwerp
(bijvoorbeeld bij tegenlicht). Meting wordt
beperkt tot het gebied in het cirkelvormige
meetkader dat wordt weergegeven in het
midden van het scherm.
Spotmeting
Hiermee kunt u een lichtmeting uitvoeren voor
een speciek gedeelte van het onderwerp.
Meting wordt beperkt tot het gebied in het
cirkelvormige spotmeetkader in het midden
van het scherm.
Centrum
gew.
gemiddeld
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het
gehele beeldgebied. Dit wordt berekend door
de helderheid in het centrumgebied als het
belangrijkste te behandelen.
Handmatige modus
Opnamen vanaf één scherm instellen
Om een beschrijving te bekijken van de opnamefuncties, kiest u een
functie door op de knoppen / / / te drukken op het scherm
INFO. Snel instellen.
De items die worden weergegeven en congureerbaar zijn, kunnen
verschillen per opnamemodus.
Bepaalde instellingen worden gecongureerd op een ander scherm,
dat u kunt openen door de instelling te selecteren en op de knop
te drukken. Items met [ ] op het tweede scherm kunnen worden
gecongureerd door op de knop te drukken. Druk op de knop om
terug te keren naar het scherm INFO. Snel instellen.
U kunt ook instellingsschermen openen door op een instelling te tikken
op het scherm INFO. Snel instellen en vervolgens opnieuw op de
instelling te tikken. Als u wilt terugkeren naar het scherm INFO. Snel
instellen, tikt u op [
].
Als u de beschrijving van een instelling wilt sluiten, tikt u op [
]
linksbovenin de beschrijving.
Helderheid van het beeld (Belichting)
Helderheid van het beeld aanpassen (Belichtingscompensatie)
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [ 4] >
[Bel.comp.] te selecteren.
U kunt deze instelling ook congureren door onderaan het
opnamescherm op het belichtingscompensatiepictogram te tikken
en vervolgens de getoonde balk te verslepen of op de balk te tikken,
of door op [–]/[+] te tikken.
62
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamen maken van heldere onderwerpen (Lichte tonen prioriteit)
Wanneer de prioriteit voor lichte tonen is ingesteld op [Insch.], zijn
ISO-snelheden van minder dan 200 niet beschikbaar. In dit geval is
automatische helderheidsoptimalisatie ook uitgeschakeld.
Beeldkleuren
Witbalans aanpassen
De volgende witbalansitems zijn beschikbaar.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans
automatisch ingesteld voor de
opnameomstandigheden.
Daglicht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Schaduw Voor opnamen in de schaduw.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de
schemering.
Kunstlicht Voor opnamen bij licht van normale lampen.
Wit TL licht Voor opnamen bij tl-licht.
Flitser Voor het maken van opnamen met de itser.
Custom
Voor handmatig instellen van een handmatige
witbalans.
Kleurtemp.
Voor het handmatig instellen van een
witbalanskleurtemperatuur.
Handmatige witbalans
Wanneer u een opname maakt van een wit onderwerp dat te helder
of te donker is, kan dit ervoor zorgen dat u de witbalans niet goed
kunt instellen.
Wanneer u een ongeschikte afbeelding kiest, wordt er een bericht
weergegeven op het scherm voor het laden van witbalansgegevens.
Selecteer [Annuleer] om een andere beeld te kiezen. Selecteer [OK]
om dit beeld te gebruiken voor het laden van de witbalansgegevens,
maar onthoud dat dit mogelijk geen geschikte witbalans oplevert.
Met [ ] wordt de belichting vergrendeld op het niveau dat wordt
vastgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Met [ ], [ ]
of [ ] wordt de belichting niet vergrendeld op dat moment, maar
wordt deze bepaald op het moment dat u de opname neemt.
U kunt de meetmethode ook instellen door MENU > tabblad [
5] >
[Meetmethode] te selecteren.
De ISO-snelheid wijzigen
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde ISO-
snelheid wilt bekijken wanneer de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-snelheid levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans op
een onscherp onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-snelheid zal de sluitertijd versnellen,
wat cameratrilling en bewogen onderwerpen vermindert en het
itsbereik vergroot. Foto’s kunnen er echter wel korrelig uitzien.
U kunt de ISO-snelheid ook aanpassen door MENU > tabblad [
5] >
[ISO-snelheid] > [ISO-waarde] te selecteren.
U kunt deze instelling ook congureren door op de balk in het
opnamescherm te tikken of deze te verslepen, of door op [
]/[ ] te tikken.
Helderheid en contrast automatisch corrigeren
(Automatische helderheidsoptimalisatie)
Corrigeer de helderheid en het contrast automatisch om te voorkomen
dat beelden te donker zijn en te weinig contrast bevatten.
Deze functie kan de ruis in bepaalde opnameomstandigheden verhogen.
Als het effect van de automatische helderheidsoptimalisatie te sterk is
zodat het beeld te helder wordt, stelt u het in op [Laag] of [Uitsch.].
Wanneer u een donkerdere instelling gebruikt voor
belichtingscompensatie of itsbelichtingscompensatie, kan het voorkomen
dat de beelden nog steeds helder zijn of dat de belichtingscompensatie
weinig effect heeft als [Uitsch.] niet is ingesteld. Stel deze functie in op
[Uitsch.] om opnamen te maken met de door u opgegeven helderheid.
U kunt de automatische correctie van helderheid en contrast ook
congureren door MENU > tabblad [
5] > [Auto optimalisatie
helderheid] te selecteren.
63
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Kleuren aanpassen (Beeldstijl)
De volgende beeldstijlitems zijn beschikbaar.
Auto
De kleurtoon wordt automatisch aangepast
aan de omstandigheden. In natuur-
en buitenopnamen en opnamen van
zonsondergangen zien de kleuren er
levendig uit. Dit geldt in het bijzonder voor
blauwe luchten, bomen en struiken en
zonsondergangen.
Standaard
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder
uit. Voor de meeste opnamen geschikt.
Portret
Voor egalere huidtinten, met iets minder
scherpte. Geschikt voor portretten in
close-up. Als u de huidtinten wilt bewerken,
past u [Kleurtoon] aan.
Landschap
Voor levendige blauwe en groene tinten
en zeer scherpe en heldere opnamen.
Gebruik deze instelling voor indrukwekkende
landschappen.
Gedetailleerd
Voor gedetailleerde weergave van jne
onderwerpcontouren en subtiele texturen.
Maakt beelden iets levendiger.
Neutraal
Om later op een computer te retoucheren.
Maakt beelden ingetogener, met minder
contrast en natuurlijke kleurtonen.
Natuurlijk
Om later op een computer te retoucheren.
Reproduceert de werkelijke kleuren van
onderwerpen natuurgetrouw, zoals gemeten in
omgevingslicht met een kleurtemperatuur van
5200 K. Levendige kleuren worden onderdrukt
om ingetogen opnamen te produceren.
Monochroom Voor zwart-witbeelden.
Gebruiker
Voeg een nieuwe stijl toe op basis van vooraf
ingestelde opties zoals [Portret] of [Landschap]
of op basis van een beeldstijlbestand. Pas dit
vervolgens zoals gewenst aan.
Als [Niet selecteerbaar beeld.] wordt weergegeven op het scherm voor
het laden van witbalansgegevens, kiest u [OK] om het bericht te wissen.
Kies vervolgens een andere afbeelding.
Als het bericht [Stel WB in op "
"] wordt weergegeven op het scherm
voor het laden van witbalansgegevens, drukt u op de knop om terug
te gaan naar het menuscherm en selecteert u [ ].
In plaats van een wit voorwerp kan een grijskaart of een reector
met 18% grijs (in de handel verkrijgbaar) een nauwkeurigere
witbalans opleveren.
De huidige witbalans en gerelateerde instellingen worden genegeerd
wanneer u opnamen maakt van een wit onderwerp.
De witbalans handmatig corrigeren
Elk correctieniveau dat u instelt, wordt behouden, zelfs als u de optie
voor witbalans wijzigt.
Op het scherm voor geavanceerde correctie-instellingen staat B voor
blauw, A voor geel, M voor magenta en G voor groen.
Eén niveau van de blauw/geel-correctie staat gelijk aan
ongeveer 5 mireds van een kleurtemperatuurconversielter.
(Mired: eenheid voor kleurtemperatuur die de dichtheid van
een kleurtemperatuurconversielter weergeeft.)
U kunt het correctieniveau ook congureren door MENU >
tabblad [
6] > [WB-correctie] te selecteren.
U kunt het correctieniveau ook selecteren op het correctiescherm
door op de balk te tikken of door de balk te verslepen, of door op het
scherm voor geavanceerde instellingen op het kader te tikken of het
kader te verslepen.
U het scherm voor geavanceerde instellingen openen door in het
correctiescherm op [
] te tikken.
Witbalanskleurtemperatuur handmatig instellen
Kleurtemperatuur kan worden ingesteld in stappen van 100 K in een
bereik van 2.500 - 10.000 K.
64
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Filtereffect*
2
Leg de nadruk op witte wolken, op het
groen van bomen of op andere kleuren
in monochrome beelden.
N: Normaal zwart-witbeeld zonder
ltereffecten.
Ye: De blauwe lucht ziet er natuurlijker
uit en witte wolken lijken scherper.
Or: De blauwe lucht ziet er iets
donkerder uit. De zonsondergang
ziet er stralender uit.
R: De blauwe lucht ziet er behoorlijk
donker uit. Herfstbladeren zien er
scherper en helderder uit.
G: Huidtinten en lippen zien er zachter
uit. Groene bladeren van bomen
zien er levendiger en helderder uit.
Toningeffect*
2
Selecteer een van de volgende
monochrome tinten: [N:Geen], [S:Sepia],
[B:Blauw], [P:Paars] of [G:Groen].
*1 Niet beschikbaar bij [ ].
*2 Alleen beschikbaar bij [
].
In [Scherpte] worden de instellingen [Details] en [Drempel] niet
toegepast op lms.
Om aanpassingen van beeldstijlen ongedaan te maken, tikt u op
[Stand.inst.].
Resultaten voor [Filtereffect] zijn eerder merkbaar bij hoge waarden
voor [Contrast].
Aangepaste beeldstijlen opslaan
Beeldstijlen die u aan de camera hebt toegevoegd via EOS Utility,
kunnen ook worden aangepast.
Download software-instructiehandleidingen op de website van Canon.
Raadpleeg de “Software-instructiehandleiding” voor downloadinstructies.
De standaardinstellingen [Auto] worden gebruikt voor [ ], [ ] en
[ ] totdat u een Beeldstijl toevoegt.
U kunt beeldstijlen ook congureren door MENU > tabblad [
6] >
[Beeldstijl] te openen.
Beeldstijlen aanpassen
De volgende beeldstijlitems kunnen worden aangepast.
Scherpte
Sterkte
Pas het niveau van randversterking aan.
Kies lagere waarden om onderwerpen
zachter te maken (vervagen) of kies
hogere waarden om onderwerpen
scherper te maken.
Details
Geeft aan hoe dun de randen zijn waarop
versterking wordt toegepast. Kies lagere
waarden voor meer versterkte details.
Drempel
Contrastdrempel tussen randen
en omliggende beeldgebieden, die
randversterking bepaalt. Kies lagere
waarden om randen te versterken
die niet erg opvallen ten opzichte van
omliggende gebieden. Houd er rekening
mee dat bij lagere waarden ook beeldruis
kan worden versterkt.
Contrast
Pas het contrast aan. Kies lagere waarden
om het contrast te verminderen en hogere
waarden om het contrast te vergroten.
Verzadiging*
1
Pas de intensiteit van de kleuren aan.
Kies lagere waarden om de kleuren te
vervagen of kies hogere waarden om
de kleuren dieper te maken.
Kleurtoon*
1
Pas de kleurtoon van de huid aan.
Kies lagere waarden voor rodere tinten
of hogere waarden voor gelere tinten.
65
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De AF-methode selecteren
Het scherpstellen kan in zeer heldere omstandigheden of met
bepaalde EF- of EF-S-lenzen langer duren of niet juist zijn wanneer
de onderwerpen donker zijn of weinig contrast bevatten. Ga naar de
Canon-website voor meer informatie over lenzen.
U kunt wijzigen welke meetmethode wordt gebruikt voor automatische
scherpstelling (AF) door MENU > tabblad [
3] > [AF-methode] te
selecteren.
Eén punt AF
De camera stelt zich scherp met een enkel AF-kader. Effectief voor
betrouwbaar scherpstellen.
U kunt het kader ook verplaatsen door op het scherm op het gebied
te tikken waarop u wilt scherpstellen (Touch AF). Om composities te
maken met de onderwerpen aan de rand of in een hoek zonder het
kader te verplaatsen, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp
in het AF-kader ziet. Vervolgens houdt u de ontspanknop half
ingedrukt. Houd de ontspanknop half ingedrukt terwijl u een nieuwe
compositie maakt en druk vervolgens de ontspanknop volledig in
(Scherpstelvergrendeling).
Door handmatig scherp te stellen, kunt u de positie van het AF-kader
vergroten. Onthoud dat Touch Shutter op dit moment niet beschikbaar is.
Een oranje kader wordt weergegeven met [
] als de camera niet kan
scherpstellen op onderwerpen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Om de afmetingen van het kader te verkleinen, kiest u MENU >
tabblad [
3] > [AF kader afm.] > [Klein]. Houd er rekening mee
dat Servo AF en Continu op dit moment niet beschikbaar zijn.
+volgen
Als u de camera op het onderwerp richt, wordt er een wit kader
weergegeven rond het gezicht van de persoon die door de camera
als hoofdonderwerp is gekozen. U kunt ook een onderwerp kiezen
waarop u wilt scherpstellen door erop te tikken (Touch AF).
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Scherpstellen
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen
In de handmatige scherpstelmodus wordt [MF] weergegeven.
Door tijdens vergrote weergave aan de knop
te draaien, kan de
vergroting worden ingesteld op 1x (geen vergroting), 5x of 10x.
Om scherp te stellen, draait u aan de scherpstelring van de lens terwijl
u naar het vergrote beeld kijkt.
De vergrotingsverhouding kan worden aangepast door rechts onderin
op [
] te tikken. Door te verslepen kunt u kiezen welk gebied wordt
vergroot.
De scherpstelling verfijnen
Wanneer u klaar bent met het verjnen van de scherpstelling met de
functie AF+MF door de ontspanknop half ingedrukt te houden terwijl
u aan de scherpstelring van de lens draait, haalt u uw vinger van de
ontspanknop af.
Aanpassing van de scherpstelling met [AF+MF] is niet beschikbaar in
de modus Servo AF.
Aanpassing van de scherpstelling met [AF+MF] is alleen beschikbaar
bij EF-M-lenzen.
Het scherpstelgebied eenvoudig bepalen (MF-peaking)
Kleuren die worden weergegeven voor MF-peaking worden niet
opgeslagen in uw afbeeldingen.
66
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Als u MENU > tabblad [ 3] > [AF kader afm.] > [Klein] kiest, blijft de
modus beperkt tot [ONE SHOT].
De belichting wordt in de Servo AF-modus niet vergrendeld wanneer
u de ontspanknop half indrukt, maar wordt bepaald op het moment dat
u een opname maakt, ongeacht de instelling van de meetmethode.
Continue opname met automatische scherpstelling is mogelijk door
Servo AF in te stellen. Onthoud dat continue opname op dit moment
langzamer is. Onthoud ook dat de scherpstelling verloren kan gaan
wanneer u in- of uitzoomt tijdens continue opname.
Afhankelijk van de gebruikte lens, de afstand tot het onderwerp en
de snelheid van het onderwerp kan de camera mogelijk niet goed
scherpstellen.
Een oranje kader wordt weergegeven met [
] als de camera niet kan
scherpstellen op onderwerpen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
U kunt deze Servo AF ook congureren door MENU > tabblad [
3] >
[AF-bediening] te openen.
De scherpstellingsinstelling veranderen
De instelling Continu aanpassen heeft het volgende effect.
Insch.
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen
mist, doordat de camera continu scherpstelt op
onderwerpen totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uitsch.
De camera stelt niet continu scherp, zodat de accu
minder snel leeg is. Dit kan echter het scherpstellen
vertragen.
Als u MENU > tabblad [
3] > [AF kader afm.] > [Klein] kiest, blijft de
modus [Continu] beperkt tot [Uitsch.].
Onderwerpen kiezen om op scherp te stellen (Touch AF)
Wanneer de AF-methode is ingesteld op [ ], wordt een AF-kader
weergegeven op de plaats waar u het scherm aanraakt.
U kunt het AF-kader in de modus [
] ook verplaatsen door het te
verslepen.
Om het AF-kader in de modus [
] weer in het midden te zetten
nadat het is verplaatst, tikt u op [ ].
Als er geen gezichten worden gedetecteerd wanneer u de camera op
mensen richt en de ontspanknop half indrukt, worden er groene kaders
weergegeven rondom andere gebieden waarop is scherpgesteld.
Bij de volgende onderwerpen worden gezichten mogelijk niet
gedetecteerd.
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren als gezichten.
Een oranje kader wordt weergegeven met [
] als de camera niet kan
scherpstellen op onderwerpen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Scherpstellen is niet mogelijk op gezichten die aan de rand van
het scherm zijn gedetecteerd (deze worden met grijze kaders
aangegeven), zelfs wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Soepele zone AF
De camera stelt scherp binnen het door u aangewezen gebied.
Dit is handig wanneer het onderwerp moeilijk vast te leggen is
met +volgen of Eén punt AF, omdat u kunt aangeven waar u wilt
scherpstellen. De camera stelt scherp binnen het witte kader dat wordt
weergegeven. U kunt het witte kader verplaatsen door het te verslepen
of door op het scherm te tikken.
Een oranje kader wordt weergegeven met [
] als de camera niet kan
scherpstellen op onderwerpen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Blauwe kaders worden weergegeven rond posities die zijn
scherpgesteld wanneer u MENU > tabblad [
3] > [AF-bediening] >
[Servo AF] selecteert.
Opnamen maken met Servo AF
De scherpstelling en belichting blijven behouden waar het blauwe
AF-kader wordt weergegeven terwijl u de ontspanknop half indrukt.
De camera kan mogelijk geen opname maken terwijl er wordt
scherpgesteld, zelfs niet als u de ontspanknop helemaal indrukt.
Houd de ontspanknop ingedrukt terwijl u het onderwerp volgt.
Het gebruik van de zelfontspanner beperkt de AF-modus tot
[ONE SHOT].
67
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Slow sync [ ]
- Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals
mensen) te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met
een langere sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik
verlicht wordt.
- Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen
om de camera stil te houden en cameratrilling te voorkomen in
de modus [
]. Schakel in dit geval ook beeldstabilisatie uit.
- In de modus [
] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiter stopt, zelfs nadat de itser geitst heeft.
Uit [
]
- Voor het maken van opnamen zonder itser.
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera voor
opnamen met itser automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan
om vervaagde highlights te verminderen en opnamen te maken met
een optimale belichting. U kunt echter de automatische aanpassing
van de sluitertijd en diafragmawaarde uitschakelen door MENU te
openen en tabblad [ 5] > [Flitsbesturing] > [Veiligheids FE] > [Uitsch.]
te kiezen.
U kunt de itsbelichtingscompensatie ook instellen door MENU te
openen en tabblad [
5] > [Flitsbesturing] > [Func.inst. int. itser] >
[ bel. comp.] te selecteren.
U kunt het MENU-scherm [Flitsbesturing] ook als volgt openen.
- Wanneer de itser is uitgeklapt, drukt u op de knop
en direct
daarna op de knop .
- Druk op de knop
en tik vervolgens op [ ].
Opnamen maken met FE-vergrendeling
Richt de camera met vergrendelde belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken en druk op de knop . De itser gaat af en
wanneer [ ] wordt weergegeven, blijft het itssterkteniveau behouden.
Om FE te ontgrendelen (en de weergave [
] te verwijderen) nadat
u de itsbelichting hebt vergrendeld, drukt u nogmaals op de knop .
FE: itsbelichting
Wanneer de AF-methode is ingesteld op [ ], wordt [ ]
weergegeven zodra een gezicht of onderwerp dat u aanraakt,
wordt gedetecteerd. Tik op [ ] om Touch AF te annuleren.
Als de camera een opname maakt als u het scherm aanraakt,
kiest u MENU > tabblad [
2] > [Touch Shutter] en vervolgens
stelt u [Touch Shutter] in op [Uitsch.].
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
Om het kader na de opname op dezelfde positie te houden (waar
u het scherm hebt aangeraakt), stelt u [Touch Shutter] in op [Insch.].
Kies MENU > tabblad [
2] > [Touch Shutter] > [Positie AF-frame] >
[Aanraakpunt].
Flitser
De flitsmodus wijzigen
Als de itser is ingeklapt, kan het instellingenscherm niet worden
geopend door op de knop te drukken. Verschuif de schakelaar om
de itser uit te klappen en congureer vervolgens de instelling.
Als u itst, kan vignettering optreden. Ook afhankelijk van de lens
kunnen er gebieden met vignettering of donkere beeldgebieden
optreden wanneer de itser werkt.
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera voor
opnamen met itser automatisch de sluitertijd of ISO-snelheid aan om
vervaagde highlights te verminderen en opnamen te maken met een
optimale belichting. Daarom kunnen sluitertijden en ISO-snelheden
die worden weergegeven als u de ontspanknop half indrukt, niet
overeenkomen met de instellingen van opnamen met itser.
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
5] >
[Flitsbesturing] > [Flitsen] te selecteren.
Automatisch [
]
- Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
Aan [
]
- Er wordt bij elke opname geitst.
68
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Cameratrilling corrigeren tijdens het opnemen van films
Nog doeltreffendere correctie is mogelijk door een lens te gebruiken
die Combination IS ondersteunt, wat de beeldstabilisatie van een lens
combineert met de interne Digitale IS van de camera. Ga naar de
website van Canon voor meer informatie over lenzen die compatibel
zijn met Combination IS.
De volgende items zijn beschikbaar in de modus [
Digitale IS].
Insch.
Corrigeert cameratrilling
corrigeren tijdens het
opnemen van lms. Het
beeldweergavegedeelte
wordt versmald en
onderwerpen worden
enigszins vergroot.
(Bij gebruik van
een lens die
Combination IS
ondersteunt)
Vergroot
Corrigeert sterke
cameratrilling tijdens
het opnemen van lms.
Onderwerpen worden nog
verder vergroot.
(Bij gebruik van
een lens die
Combination IS
ondersteunt)
Uitsch.
Digitale IS voor lms is niet beschikbaar wanneer een lens zonder
ingebouwde beeldstabilisatie is bevestigd.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken zodat u kunt zien
wat het effect is van de lens die u gebruikt.
[Vergroot] is alleen beschikbaar in de modus [
] of [ ].
Lensafwijkingen corrigeren
Er kan ruis optreden aan de randen van beelden die in bepaalde
omstandigheden worden genomen als u [Helderheid randen] instelt
op [Insch.].
Het effect van de correctie van de helderheid van randen is iets minder
dan de maximale correctie in Digital Photo Professional.
Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie van de
helderheid van randen zal zijn.
Het meetbereik wordt weergegeven door een cirkel in het midden van
het scherm wanneer FE is vergrendeld.
[
] knippert wanneer standaardbelichting niet mogelijk is, zelfs
wanneer u op de knop drukt om de itser te laten afgaan.
Schakel FE-vergrendeling in door op de knop te drukken wanneer
onderwerpen zich binnen itsbereik bevinden.
De flitstiming wijzigen
De timing van het itsen ten opzichte van de sluiter kan als volgt
worden ingesteld.
1e-gordijn De itser itst direct nadat de sluiter opengaat.
2e-gordijn De itser itst direct voordat de sluiter dichtgaat.
[1e-gordijn] wordt gebruikt wanneer de sluitertijd 1/100 of sneller is,
zelfs wanneer u [2e-gordijn] selecteert.
De flitsmeetmethode wijzigen
Wanneer u [Gemiddeld] gebruikt, moet de itsbelichtingscompensatie
worden aangepast aan de opnameomstandigheden.
Overige instellingen
Instellingen van de IS-modus wijzigen
De volgende items zijn beschikbaar in de modus [IS modus].
Continu
Corrigeert beweging of trilling van de camera met
behulp van de interne beeldstabilisatie van de lens.
Uit Schakelt de beeldstabilisatie uit.
Wanneer beeldstabilisatie cameratrilling niet kan voorkomen, plaatst
u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen om
de camera stil te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als
u opnamen maakt met een statief of een ander middel gebruikt om
de camera stil te houden.
[IS modus] wordt niet weergegeven bij andere lenzen dan EF-M-lenzen.
Gebruik in plaats daarvan de schakelaar voor beeldstabilisatie op de lens.
Lenzen met ingebouwde beeldstabilisatie worden aangeduid met “IS”.
IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie).
69
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
- Als de effecten van de correctie niet goed te zien zijn, vergroot u de
afbeelding en controleert u deze opnieuw.
- De resultaten van opnamen zonder het registreren van
correctiegegevens voor de lens op de camera zijn hetzelfde als
opnamen waarbij [Helderheid randen] en [Chromatische afw.] zijn
ingesteld op [Uitsch.].
Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen
De camera neemt vier opnamen en combineert deze wanneer u de
ontspanknop volledig indrukt. Houd de camera stil terwijl u een
opname maakt.
Er kunnen onverwachte resultaten optreden wanneer beelden
behoorlijk verkeerd zijn uitgelijnd (bijvoorbeeld door cameratrilling).
Plaats de camera indien mogelijk op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Als u een bewegend onderwerp fotografeert, kan de beweging
van het onderwerp nabeelden achterlaten en kan het gebied om
het onderwerp heen donker worden.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan
de randen van het beeld ontstaan.
Niet beschikbaar bij [Ruisred. lange sluitertijd], wanneer u RAW-beelden
maakt of wanneer u bulbbelichting gebruikt. Het instellen van deze
functies voorkomt dat u [Ruisond. bij meerd. opn.] kunt gebruiken.
Flitsopname is niet mogelijk.
Het opslaan van de opname op de kaart duurt langer dan bij normale
opnamen. U kunt pas weer andere opnamen maken als het proces
is voltooid.
Houd rekening met de volgende punten wanneer u [Diffractie] instelt
op [Insch.].
- Wanneer lensafwijkingen worden gecorrigeerd, kan deze functie
ervoor zorgen dat beeldruis onder bepaalde opnameomstandigheden
meer opvalt.
- Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie zal zijn.
- Correctie wordt niet toegepast op lms.
[Diffractie] corrigeert niet alleen verlies van scherpte door diffractie,
maar ook door het low-passlter en andere factoren. Daarom werkt de
correctie ook bij belichtingen waarbij het diafragma ver wordt geopend.
Download software-instructiehandleidingen op de website van Canon.
Raadpleeg de “Software-instructiehandleiding” voor downloadinstructies.
Wanneer [Correctiegeg. niet beschikbaar] wordt weergegeven op
het instelscherm, betekent dit dat er geen correctiegegevens aan de
camera zijn toegevoegd. Houd rekening met het volgende wanneer
u correctiegegevens toevoegt.
- Lenscorrectiegegevens voor lenzen die deze functie ondersteunen,
worden geregistreerd (opgeslagen) op de camera. Stel [Helderheid
randen] en [Chromatische afw.] in op [Insch.] voor automatische
correctie.
- Met EOS Utility kunt u controleren voor welke lenzen correctiegegevens
zijn geregistreerd op de camera. U kunt ook correctiegegevens
registreren voor lenzen die nog niet zijn geregistreerd. Het is niet nodig
om informatie te registreren voor EF-M-lenzen of voor EF-lenzen die
hun eigen correctiegegevens bevatten.
- Bestaande JPEG-beelden kunnen niet worden gecorrigeerd.
- Het effect van diffractiecorrectie wordt niet getoond op het
opnamescherm.
- Effecten van de correctie van de helderheid van randen en
de correctie van chromatische afwijking worden niet getoond
op het opnamescherm wanneer u opnamen maakt met een
vergrote weergave.
- De hoeveelheid correctie (behalve diffractiecorrectie) is minder
voor lenzen die geen afstandsinformatie verstrekken.
- Effecten van lensafwijkingscorrectie variëren al naargelang de lens
en opnameomstandigheden. Bij sommige lenzen en onder bepaalde
opnameomstandigheden kunnen de effecten minder merkbaar zijn.
70
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Specifieke diafragmawaarden (Modus [Av])
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer u de
ontspanknop half indrukt, betekent dit dat de standaardbelichting niet
is bereikt. Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt
weergegeven. U kunt ook veiligheidsshift gebruiken.
De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een itser is
1/200 seconde. Om ervoor te zorgen dat deze tijd van 1/200 seconde
niet wordt overschreden bij opnamen met de itser, past de camera
mogelijk de diafragmawaarde aan.
[
]: diafragmawaarde (de grootte van de diafragmaopening in de lens)
Het diafragma wordt alleen gewijzigd op het moment van de opname
en blijft de rest van de tijd openstaan. Daarom ziet de breedte/diepte
op het scherm er smal of ondiep uit. Om het scherpgestelde gebied te
controleren, wijst u [
] (breedte-/dieptecontrole) toe aan een knop en
drukt u op deze knop.
Specifieke sluitertijden en diafragmawaarden (Modus [M])
De beschikbare diafragmawaarden verschillen per lens.
Wanneer de ISO-snelheid is vastgezet, wordt er een
belichtingsniveaumarkering, gebaseerd op de door u opgegeven
waarde, weergegeven op de indicator van het belichtingsniveau ter
vergelijking met het standaardbelichtingsniveau. De markering van
het belichtingsniveau wordt weergegeven als [
] of [ ] als de afwijking
van de het standaard belichtingsniveau groter is dan drie stops.
De ISO-snelheid wordt bepaald en de helderheid van het scherm
verandert wanneer u de ontspanknop half indrukt nadat u de
ISO-snelheid hebt ingesteld op [AUTO]. Als standaardbelichting
niet kan worden bereikt met de door u opgegeven sluitertijd en
diafragmawaarde, wordt de ISO-snelheid weergegeven in oranje.
Na het instellen van de sluitertijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
Als de ISO-snelheid is vastgezet, wordt de helderheid van het scherm
mogelijk aangepast, afhankelijk van de ingestelde sluitertijd en
diafragmawaarde. De helderheid van het scherm wijzigt echter niet
als de itser is uitgeklapt en de modus [
] is ingesteld.
Ruis onderdrukken bij lange sluitertijden
De volgende items zijn beschikbaar in de modus [Ruisred. lange
sluitertijd].
OFF Schakelt ruisreductie uit voor lange belichting.
AUTO
Deze optie past ruisreductie toe als er ruis wordt
gedetecteerd, die ontstaat bij lange belichting door
sluitertijden van één seconde of langer.
ON
Deze optie past altijd ruisreductie toe bij sluitertijden
van één seconde of langer.
Er treedt mogelijk een vertraging op voordat u opnieuw een opname
kunt maken, omdat de camera de ruis in beelden onderdrukt.
Beelden die zijn genomen bij ISO-snelheden van 1600 of hoger,
kunnen korreliger zijn wanneer [Ruisred. lange sluitertijd] is ingesteld
op [ON] dan bij [OFF] of [AUTO].
Specifieke sluitertijden en diafragmawaarden
Specifieke sluitertijden (modus [Tv])
Er is mogelijk sprake van enige vertraging voordat u opnieuw een
opname kunt maken wanneer [Ruisred. lange sluitertijd] is ingesteld
op [ON] of [AUTO] en de sluitertijd 1 seconde of langzamer is, omdat
beelden worden bewerkt om ruis te verwijderen.
We raden aan om de beeldstabilisatie uit te schakelen wanneer
u opnamen maakt met lange sluitertijden en een statief.
De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een itser
is 1/200 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de
sluitertijd voordat u opnamen kunt maken automatisch ingesteld
op 1/200 seconde.
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer u de
ontspanknop half indrukt, betekent dit dat de standaardbelichting niet
is bereikt. Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt
weergegeven. U kunt ook veiligheidsshift gebruiken.
[
]: tijdwaarde
71
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De flitsoutput aanpassen
Nadat u de itsoutput hebt ingesteld, wordt een van de volgende
pictogrammen weergegeven.
- [
]: minimum, [ ]: medium, [ ]: maximaal
U kunt het itsniveau ook instellen door MENU te openen
en tabblad [
5] > [Flitsbesturing] > [Func.inst. int. itser] >
[ itsoutput] te selecteren.
U kunt het scherm [Flitsbesturing] ook als volgt openen.
- Wanneer de itser is uitgeklapt, drukt u op de knop
en direct
daarna op de knop .
- Wanneer de itser is uitgeklapt, drukt u op de knop
en tikt
u op [ ].
Films opnemen met specifieke sluitertijden en diafragmawaarden
Bij bepaalde sluitertijden kan het scherm gaan ikkeren wanneer
u opnamen maakt bij tl-licht of ledverlichting, en dit kan ook worden
opgenomen.
Grote diafragmawaarden kunnen het scherpstellen vertragen of
verhinderen dat er goed wordt scherpgesteld.
Wanneer de ISO-snelheid is vastgezet, wordt er een
belichtingsniveaumarkering, gebaseerd op de door u opgegeven
waarde, weergegeven op de indicator van het belichtingsniveau ter
vergelijking met het standaardbelichtingsniveau. De markering van
het belichtingsniveau wordt weergegeven als [
] of [ ] als de afwijking
van de het standaard belichtingsniveau groter is dan drie stops.
U kunt de ISO-snelheid controleren in de modus [AUTO] door
de ontspanknop half in te drukken. Als standaardbelichting
niet kan worden bereikt met de door u opgegeven sluitertijd en
diafragmawaarde, verschuift de markering van het belichtingsniveau
om het verschil ten opzichte van de standaardbelichting aan te geven.
De markering van het belichtingsniveau wordt weergegeven als [
]
of [ ] als de afwijking van de het standaard belichtingsniveau groter
is dan drie stops.
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde ook instellen door onderaan
het scherm op een instellingsitem te tikken om het te selecteren.
Tik vervolgens op de balk of versleep de balk, of tik op [
]/[ ].
Mogelijk is de belichting anders dan verwacht wanneer de ISO-
snelheid wordt ingesteld op [AUTO], omdat de ISO-snelheid wordt
aangepast om standaardbelichting in verhouding tot de door
u opgegeven sluitertijd en diafragmawaarde te waarborgen.
De beeldhelderheid kan worden beïnvloed door automatische
helderheidsoptimalisatie. Als u automatische helderheidsoptimalisatie
uitgeschakeld wilt houden in de modus [
], voegt u een vinkje [ ] toe
aan [Uitsch. bij handm. bel.] op het instelscherm van de automatische
helderheidsoptimalisatie.
[
]: handmatig
De standaardbelichting wordt berekend op basis van de opgegeven
meetmethode.
De volgende bedieningsfuncties zijn beschikbaar als de ISO-snelheid
is ingesteld op [AUTO].
- Om de belichting aan te passen, draait u aan de knop
wanneer
[ ] wordt getoond op de belichtingscompensatiebalk.
- Druk op de knop
om de ISO-snelheid te vergrendelen. De helderheid
van het scherm verandert mee.
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde ook instellen door onderaan
het scherm op een instellingsitem te tikken om het te selecteren.
Tik vervolgens op de balk of versleep de balk, of tik op [
]/[ ].
Opnamen met lange sluitertijd maken (Bulb)
Opnamen worden belicht zolang u de ontspanknop helemaal ingedrukt
houdt. De verstreken belichtingstijd wordt tijdens de belichting op het
scherm weergegeven.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en cameratrilling te voorkomen. Schakel in dit
geval ook beeldstabilisatie uit.
Beelden van lange bulbbelichtingen kunnen meer ruis bevatten
en er korrelig uitzien. Ruis kan worden verminderd door MENU >
tabblad [
6] > [Ruisred. lange sluitertijd] > [AUTO] of [ON] te selecteren.
Wanneer [Touch Shutter] is ingesteld op [Insch.], begint de opname
door het scherm eenmaal aan te raken en wordt de opname gestopt
door het scherm nogmaals aan te raken. Zorg dat de camera niet
wordt bewogen wanneer u het scherm aanraakt.
72
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Type
functie
Functie Beschrijving
Overige
Ontspan
sluiter
zonder lens
Stel deze optie in op [1:Inschakelen]
om zonder bevestigde lens opnamen te
kunnen maken door op de ontspanknop
of de lmknop te drukken.
Trek lens
in bij
uitschakelen
Geef aan of de lens automatisch moet
worden ingetrokken wanneer u de
camera uitschakelt.
Func.
/
inst.
[AF/AE
vergrendel]
U kunt
belichtingsvergrendeling
inschakelen door
de knop
in te
drukken nadat u hebt
scherpgesteld door de
ontspanknop half in te
drukken.
[AE
vergrendel/
AF]
U kunt
belichtingsvergrendeling
inschakelen door de
ontspanknop half
in te drukken en
scherpstellen door de
knop
in te drukken.
[AF/AF
vergr. geen
AE vergr.]
U kunt
scherpstelvergrendeling
inschakelen door de
knop
in te drukken.
[AE/AF,
geen AE
vergrendel]
U kunt
belichtingscompensatie
inschakelen door de
ontspanknop half
in te drukken en
scherpstellen door de
knop
in te drukken.
Instellen
knop
Druk op de knop om de toegewezen
functie te activeren.
Bediening en weergave aanpassen
Persoonlijke voorkeuze configureren
De volgende items op het tabblad [ 1] kunnen worden gecongureerd.
Type
functie
Functie Beschrijving
Belichting
ISO
vergroten
Stel deze optie in op [1:Inschakelen]
om de ISO-snelheid in te kunnen
stellen op [H] in de modus [
].
[H] komt overeen met ISO 12800.
Veiligheids-
shift
Stel dit in op [1:Inschakelen] voor
automatische aanpassing van de
sluitertijd en de diafragmawaarde om
het belichtingsniveau dichter bij de
standaardbelichting te brengen in het
geval dat standaardbelichting anders
niet mogelijk is met uw gespeciceerde
sluitertijd of diafragmawaarde in de
modus [
] of [ ].
73
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Films opnemen
Films opnemen in de filmmodus
In de modus [ ] worden zwarte balken aan de boven- en onderkant
van het scherm weergegeven. De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
In de modus [
] wordt het beeldweergavegedeelte versmald en
worden onderwerpen vergroot.
Om de scherpstelling en belichting aan te passen terwijl u een lm
opneemt, drukt u de ontspanknop half in. (De camera geeft geen
pieptoon.)
Als u wilt wisselen tussen opnamen met automatische scherpstelling en
met een vaste scherpstelling, tikt u voor of tijdens de opname op [
]
op het scherm. (Automatische scherpstelling wordt aangeduid door
een groene [ ] in de linkerbovenhoek van het pictogram [ ].) Houd
er rekening mee dat dit pictogram niet wordt weergegeven wanneer
[Servo AF voor lm] is ingesteld op [Uitsch.] op het tabblad [ 8] van
het menu.
De beeldhelderheid vergrendelen of wijzigen
U kunt de belichting ook vergrendelen of ontgrendelen door op [ ]
te tikken.
Tijdens opnamen kunt u de belichting ook aanpassen door op de
belichtingscompensatiebalk onderaan het scherm te tikken en
vervolgens op [
]/[ ] te tikken.
Automatische langzame sluiter uitschakelen
Om de automatische langzame sluiter te gebruiken, selecteert
u MENU > tabblad [ 8] > [ Auto. langzame sluiter] en vervolgens
selecteert u [A-SLOW ON].
De automatische langzame sluiter is beschikbaar als de lmkwaliteit
is ingesteld op [
], [ ], [ ] of [ ].
Als u alle wijzigingen op het tabblad [ 1] wilt annuleren en de
standaardinstellingen wilt herstellen, selecteert u MENU >
tabblad [ 1] > [Wis pers. voorkeuze(C.Fn)]. Druk op de knoppen /
om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop .
[H] is niet beschikbaar als ISO-snelheid wanneer [Lichte tonen prioriteit]
is ingesteld op [Insch.], zelfs niet wanneer [ISO vergroten] is ingesteld
op [1:Inschakelen].
Veiligheidsshift is echter uitgeschakeld wanneer de itser itst.
Automatisch intrekken van de lens bij uitschakelen is beschikbaar
voor lenzen die deze functie ondersteunen.
Om de standaardinstellingen te herstellen voor de lmknop kiest
u [Films].
Als u liever geen functies toewijst aan de lmknop, selecteert
u [Niet toegekend].
Items wijzigen op het scherm Snel instellen
Het scherm Snel instellen toont items die zijn gemarkeerd met een [ ]
op het scherm dat wordt geopend door MENU > tabblad [ 2] >
[Ind. menu Snelle inst.]. Items zonder [ ] kunnen worden
gecongureerd op het tabblad [ ] van het menuscherm.
U kunt ook een [ ] instellen door op de pictogrammen te tikken.
Er kunnen maximaal 11 items worden weergegeven in het scherm
Snel instellen.
Het scherm [Ind. menu Snelle inst.] kan ook worden geopend door de
knop
ingedrukt te houden wanneer het menu Snel instellen wordt
weergegeven.
De volgorde wijzigen van items op het scherm Snel instellen
Op het instelscherm kunt u de volgorde van de pictogrammen op het
scherm Snel instellen wijzigen door ze te verslepen.
74
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De framerate van time-lapselms wordt automatisch ingesteld op
[ ] voor NTSC of [ ] voor PAL en kan niet worden gewijzigd.
U kunt deze lms ook congureren door MENU > tabblad [
6] >
[Instellingen time-lapse-movie] te selecteren.
Het opnamevolume aanpassen
Als u wilt terugkeren naar het oorspronkelijke opnamevolume,
selecteert u [Auto] op het opnamescherm.
Handige functies
De zelfontspanner gebruiken
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het lampje knipperen en speelt
de camera het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft de lamp branden.)
Om het maken van opnamen te annuleren nadat de zelfontspanner
is ingesteld, drukt u op de knop
.
Als u de zelfontspanner liever niet gebruikt, drukt u op de knop
en
selecteert u [Zelfontspanner] > [ ].
De zelfontspanner aanpassen
Voor het opnemen van lms met de zelfontspanner begint het
opnemen na uw opgegeven vertragingstijd, maar als u het aantal
opnamen opgeeft, heeft dit geen effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid
en de kleurtoon bepaald aan de hand van de eerste opname.
Er is meer tijd vereist tussen de opnamen wanneer de itser actief is
of wanneer u hebt opgegeven dat een groot aantal opnamen moet
worden gemaakt. De camera stopt automatisch met het maken van
opnamen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Bij een vertraging van meer dan twee seconden gaat de lamp twee
seconden voor de opname sneller knipperen en het geluid van de
zelfontspanner sneller lopen. (In het geval dat de itser afgaat, blijft
de lamp branden.)
Time-lapsefilms opnemen (Time-lapse-movie)
In de modus [ ] worden zwarte balken aan de boven- en onderkant
van het scherm weergegeven. De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Beweeg de camera niet tijdens de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de opname te annuleren.
Tijdens de opname staat de camera in de Eco-modus.
De volgende instellingen zijn beschikbaar in de modus [
].
Optie Details
Opnamescène Kies uit vier typen scènes.
Interval/foto’s
Kies het opname-interval (in seconden) en het
totale aantal opnamen.
Belichting
Kies of de belichting wordt bepaald door de
eerste foto of voor elke foto wordt aangepast.
Beeld bekijken Geef 2 seconden lang de vorige foto weer.
Vereiste tijd
Lengte van de opnamesessie. Varieert al
naargelang het opname-interval en het aantal
opnamen.
- Scène 1: tot 1 uur
- Scène 2 of 3: tot 2 uur
- Custom: tot 7,5 uur
Afspeeltijd
Afspeeltijd van de lm die wordt gemaakt van
vastgelegde foto’s.
Snel bewegende onderwerpen kunnen er vervormd uitzien in lms.
Wanneer [Belichting] is ingesteld op [Vast], kan de belichting ook
worden vergrendeld door voor de opname op de knop
te drukken.
Er wordt geen geluid opgenomen.
De scherpstelling blijft tijdens de opnamen gelijk, nadat deze is
vastgesteld voor de eerste opname.
De lmkwaliteit is [
] en kan niet worden gewijzigd.
75
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Wanneer er negen of minder opnamen achter elkaar kunnen worden
genomen, wordt het beschikbare aantal rechts van het totale aantal
resterende opnamen bovenaan het scherm weergegeven. Dit wordt
niet weergegeven wanneer er 10 of meer opnamen kunnen worden
genomen.
Mogelijk zijn er minder continue opnamen beschikbaar bij bepaalde
opnameomstandigheden of camera-instellingen.
Beeldkwaliteit wijzigen
[ ] en [ ] geven verschillende niveaus van beeldkwaliteit aan
afhankelijk van de mate van compressie. Bij hetzelfde formaat (aantal
pixels), biedt [ ] een hogere beeldkwaliteit. Hoewel [ ]-beelden een
enigszins lagere beeldkwaliteit hebben, passen er meer van op een
geheugenkaart. Onthoud dat beelden met een formaat van [ ] een
kwaliteit van [ ] hebben.
De beeldkwaliteit kan niet worden gecongureerd in de modus [
].
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
1] >
[Beeldkwalit.] te selecteren.
Wanneer u het aantal pixels bepaalt op basis van afdrukformaat, kunt
u de volgende tabel gebruiken als een richtlijn voor beelden met een
beeldverhouding van 3:2.
Equivalent aan A2-prints (420 x 594 mm)
Equivalent aan A3-prints (297 x 420 mm)
Equivalent aan A4-prints (210 x 297 mm)
Equivalent aan prints op 90 x 130 mm/130 x 180 mm/
briefkaartformaat of tabletweergave
Opnamen maken door het scherm aan te raken
(Touch Shutter)
U kunt de instellingen voor Touch Shutter congureren door MENU >
tabblad [ 2] > [Touch Shutter] te selecteren. Om het instelpictogram
van Touch Shutter te verbergen, stelt u [Pict. sluiter aanraken] in op [Uit].
Een oranje AF-kader geeft aan dat de camera niet kon scherpstellen
op onderwerpen. Er wordt geen opname gemaakt.
Zelfs wanneer de opname nog wordt weergegeven, kunt
u voorbereidingen treffen voor de volgende opname door op [
]
te tikken.
Continue opname
Tijdens continue opnamen is de scherpstelling vergrendeld op de
positie die werd vastgesteld toen u de ontspanknop half indrukte.
De zelfontspanner kan niet worden gebruikt in combinatie met
continue opnamen.
Opnamen kunnen tijdelijk onderbroken worden of continue opnamen
kunnen langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden,
camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Er is mogelijk een vertraging voordat u opnieuw opnamen kunt maken,
afhankelijk van de opnameomstandigheden, het type geheugenkaart
en hoeveel opnamen u achter elkaar hebt genomen.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
De camera maakt continu opnamen terwijl u het scherm aanraakt als
u Touch Shutter gebruikt wanneer [
] is geselecteerd.
De schermweergave bij continue opnamen is anders dan de beelden
die in werkelijkheid worden vastgelegd en kan onscherp lijken.
Bepaalde lenzen kunnen ook de schermweergave donkerder maken
bij continue opnamen, terwijl de beelden met standaardhelderheid
worden vastgelegd.
76
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Er worden alleen JPEG-beelden vastgelegd wanneer [RAW] wordt
ingesteld op [−] in het menuscherm [Beeldkwalit.] en er worden alleen
RAW-beelden vastgelegd wanneer [JPEG] wordt ingesteld op [−].
[RAW] en [JPEG] kunnen niet tegelijkertijd worden ingesteld op [−].
De beeldverhouding wijzigen
De volgende items zijn beschikbaar.
Wordt gebruikt voor de weergave op breedbeeld HD-tv’s of
vergelijkbare weergaveapparatuur.
Oorspronkelijke aspect ratio van het camerascherm, equivalent
aan 35mm-lm. Gebruikt voor het printen van afbeeldingen op
130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Gebruikt voor het printen van afbeeldingen op 90 x 130 mm of
diverse A-papierformaten.
Vierkante aspect ratio.
De beeldverhouding kan niet worden gecongureerd in de modus [
].
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
1] >
[Hoogte/breedte foto] te selecteren.
Vastleggen in RAW-indeling
De camera kan beelden vastleggen in JPEG- en RAW-indeling.
JPEG-
beelden
Deze beelden worden in de camera verwerkt voor
optimale beeldkwaliteit en gecomprimeerd om de
bestandsgrootte te verkleinen. Dit compressieproces
is echter onomkeerbaar en beelden kunnen niet
kunnen worden teruggebracht naar de oorspronkelijke,
onbewerkte staat. Beeldbewerking kan ook een klein
verlies aan beeldkwaliteit veroorzaken.
RAW-
beelden
De “raw” (niet-verwerkte) gegevens, opgenomen
met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit
door beeldverwerking van de camera. De gegevens
kunnen in deze indeling niet worden bekeken via
een computer of worden geprint. Ze moeten eerst op
deze camera of met behulp van de toepassing Digital
Photo Professional worden beperkt om beelden te
converteren naar normale JPEG- of TIFF-bestanden.
Beelden kunnen worden aangepast met een minimaal
verlies aan beeldkwaliteit tijdens het verwerken.
Gebruik altijd de speciale software EOS Utility voor het opslaan van
RAW-beelden (of RAW- en JPEG-beelden die samen zijn vastgelegd)
op een computer.
Zie “Opnamen maken” voor meer informatie over de relatie tussen
de resolutie en het aantal opnamen dat op een kaart past.
De bestandsextensie voor JPEG-beelden is .JPG en de extensie voor
RAW-beelden is .CR2. Bestandsnamen van JPEG- of RAW-beelden
die samen zijn genomen, hebben hetzelfde beeldnummer.
Zie “Software” voor meer informatie over de toepassingen
Digital Photo Professional en EOS Utility. Download software-
instructiehandleidingen op de website van Canon. Raadpleeg de
“Software-instructiehandleiding” voor downloadinstructies.
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
1] >
[Beeldkwalit.] te selecteren. Selecteer [ ] bij [RAW] om beelden in
zowel JPEG- als RAW-indeling vast te leggen.
77
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beeldkwaliteit van films wijzigen
De volgende items zijn beschikbaar voor NTSC-video.
Beeldkwaliteit Resolutie Framerate Details
1920 x 1080 59,94 fps
Voor opnamen in
Full-HD-kwaliteit.
[
] maakt
bioscoopframerate
mogelijk.
1920 x 1080 29,97 fps
1920 x 1080 23,98 fps
1280 x 720 59,94 fps Voor opnamen in HD.
640 x 480 29,97 fps
Voor opnamen in
SD-kwaliteit.
De volgende items zijn beschikbaar voor PAL-video.
Beeldkwaliteit Resolutie Framerate Details
1920 x 1080 50,00 fps
Voor opnamen in
Full-HD-kwaliteit.
1920 x 1080 25,00 fps
1280 x 720 50,00 fps Voor opnamen in HD.
640 x 480 25,00 fps
Voor opnamen in
SD-kwaliteit.
De camera kan tijdelijk oververhit raken na herhaaldelijke opnamen in
de modus [
], [ ], [ ] of [ ]. Als dat gebeurt
zijn lmopnamen tijdelijk niet beschikbaar, zelfs wanneer u op de
lmknop drukt.
Volg de instructies op het scherm en kies ofwel [ ] ofwel [ ]
om opnamen te blijven maken of om de camera uit te schakelen en de
temperatuur te verlagen voordat u het maken van opnamen hervat.
Zwarte balken (links en rechts weergegeven in de modus [
] of
[ ], en bovenaan en onderaan in de modus [ ], [ ],
[ ], [ ], [ ], [ ] of [ ]) geven aan dat de
beeldgebieden niet worden opgenomen.
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
8] >
[Movie-opn.formaat] te selecteren.
78
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Afspelen
Foto’s en films bekijken
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
Om de modus Beeld scrollen te openen, houdt u de knoppen
/
minstens één seconde ingedrukt. Druk in deze modus op de
knoppen / om door beelden te bladeren. Druk op de knop
om terug te keren naar de weergave van één opname.
Druk in de modus Beeld scrollen op de knoppen
/ om door
beelden te bladeren die per opnamedatum gegroepeerd zijn.
Druk op de knop
als u lms wilt onderbreken of hervatten.
Nadat het afspelen van de lm is voltooid, verschijnt [
].
Als u wilt overschakelen naar de opnamemodus vanuit de afspeelmodus
drukt u de ontspanknop half in, drukt u op de knop
of de lmknop,
of beweegt u de modusschakelaar.
Wanneer u RAW-beelden bekijkt, worden witte lijnen weergegeven
om de aspect ratio aan te geven. Deze lijnen worden onderaan en
bovenaan beelden getoond die zijn vastgelegd met een aspect ratio
van [
] en links en rechts op beelden die zijn vastgelegd met een
aspect ratio van [ ] of [ ].
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, kiest u MENU > tabblad [
4] >
[Beeld scrollen] > [Uit].
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer de
afspeelmodus geopend wordt, kiest u MENU > tabblad [
5] >
[Ga verder] > [Laatste f.].
Als u de weergegeven overgang tussen beelden wilt wijzigen, opent
u MENU en vervolgens kiest u het door u gewenste effect op het
tabblad [
4] > [Overgangseff.].
Afspelen
Lees hoe u uw foto’s en lms op de camera kunt bekijken.
79
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
Infoschermen 2 - 8 kunnen u helpen bij het voorkomen van
overbelichte delen, die ter waarschuwing knipperen.
Helderheidshistogram
Infoschermen 2 - 8 bevatten bovenaan een diagram, dat het
helderheidshistogram wordt genoemd. In dit histogram wordt
de verdeling van de helderheid in beelden weergegeven. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad en de verticale geeft aan
welk gedeelte van het beeld zich op elk helderheidsniveau bevindt.
Door dit histogram te bekijken, kunt u de belichting controleren.
RGB-histogram
Op informatieweergave 3 wordt een RGB-histogram weergegeven
waarin de distributie in de beelden met rood, groen en blauw wordt
aangegeven. De horizontale as toont de helderheidsgraad van R,
G of B en de verticale as geeft aan welk gedeelte van het beeld zich
op dat helderheidsniveau bevindt. Dankzij dit histogram kunt u de
kleurkenmerken van het beeld controleren.
U kunt het histogram ook openen tijdens het maken van opnamen.
Afspelen met aanraakbediening
Wilt u de modus Beeld scrollen openen, veeg dan herhaaldelijk
snel over het scherm. Op het afspeelscherm Beeld scrollen zijn
de volgende handelingen beschikbaar.
- Sleep naar links of rechts over het scherm om een afbeelding te
selecteren.
- Als u op het centrale beeld tikt, wordt de weergave van één opname
hersteld.
- Sleep snel omhoog of omlaag om door beelden te bladeren die op
opnamedatum zijn gegroepeerd.
Tik op [
] tijdens het afspelen van een lm om het volumepaneel weer
te geven. Tik vervolgens op [ ]/[ ] om het volume aan te passen.
Tik tijdens het afspelen van een lm op het scherm om het
lmbedieningspaneel weer te geven. Om een ander frame weer te
geven, tikt u op de schuifbalk of sleept u deze naar links of naar
rechts. Tik op [ ] om terug te keren naar het scherm dat voor het
afspelen werd weergegeven.
Tijdens indexweergave kunt u omhoog of omlaag slepen om door
beelden te bladeren.
Tik tijdens indexweergave op een beeld om het te selecteren en tik er
nogmaals op om het beeld afzonderlijk te bekijken.
Tik tweemaal snel op het scherm om het beeld te vergroten. Als u wilt
terugkeren naar de weergave van één opname, tikt u tweemaal snel
op het scherm.
Sleep tijdens de vergrote weergave over het scherm om de
weergavelocatie te verschuiven.
Beelden vergroten
Telkens wanneer u de knop rechtsom draait, worden beelden tot
maximaal circa 10x vergroot.
Om de beeldweergave te verkleinen, draait u de knop
linksom.
Voor de duidelijkheid wordt het weergegeven gebied bij benadering
getoond tijdens de vergrote weergave.
Wanneer [
] op het scherm wordt weergegeven, kunt u naar
[ ] gaan door op de knop te drukken. Druk tijdens het in- of
uitzoomen op de knoppen / om van beeld te wisselen. Druk nogmaals
op de knop om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de weergave van één
beeld gaan door op de knop
te drukken.
Diavoorstellingen bekijken
Nadat u het afspelen start en [Laden van beeld] wordt weergegeven,
begint de diavoorstelling na enkele seconden.
Druk op de knop
om de diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera werken niet tijdens
diavoorstellingen.
80
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Druk op de knop als u het afspelen van diavoorstellingen wilt
onderbreken of hervatten.
U kunt naar andere beelden gaan tijdens het afspelen als u op de
knoppen
/ drukt. Om vooruit of achteruit te spoelen, houd u de
knoppen / ingedrukt.
Op het scherm waarmee u een diavoorstelling start kunt u [Stel in]
selecteren om herhaling van de diavoorstelling, de weergaveduur
per beeld en de overgang tussen beelden te congureren.
Tijdens een diavoorstelling kunt u het afspelen ook stoppen door op
het scherm te tikken.
Digest-films bekijken
De lm die automatisch is opgenomen op de dag dat de foto’s zijn
gemaakt, wordt vanaf het begin afgespeeld.
Na een kort moment wordt [
] niet meer weergegeven wanneer
u de camera gebruikt met uitgeschakelde informatieweergave.
U kunt digest-lms ook afspelen door op [
] en vervolgens
op [ ] te tikken.
Op datum weergeven
Digest-lms kunnen op datum worden bekeken.
Kies MENU > tabblad [
2] > [Digest-lms weerg./afsp.] en kies
vervolgens een datum. Druk vervolgens op de knop om de lm af te
spelen.
Door beelden bladeren en beelden zoeken
Bladeren door beelden in een index
Draai de knop linksom als u beelden in een index wilt weergeven.
Draai de knop nogmaals om meer beelden tegelijkertijd weer te geven.
Draai de knop
rechtsom om minder beelden tegelijk weer te geven.
Telkens wanneer u aan de knop draait, worden er minder beelden
weergegeven.
Er wordt een oranje kader rond het geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop
om het geselecteerde beeld in de weergave van
één opname te bekijken.
Houd de knoppen
/ ingedrukt om het 3D-weergave-effect te
activeren. Als u het 3D-weergave-effect wilt uitschakelen, kiest
u MENU > tabblad [ 4] > [Indexeffect] > [Uit].
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door
de beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden.
U kunt deze beelden ook allemaal tegelijk beveiligen of verwijderen.
De volgende voorwaarden kunnen worden opgegeven.
Classicatie
Geeft de beelden weer die u hebt beoordeeld.
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde
datum zijn opgenomen.
Mensen
Geeft beelden met gedetecteerde gezichten
weer.
Foto/lm
Geeft foto’s, lms of lms die zijn opgenomen
in de modus [
] weer.
Als u [
] selecteert als eerste zoekvoorwaarde, worden wanneer
u op de knoppen / drukt alleen beelden weergegeven die aan
deze voorwaarde voldoen.
Wanneer u [
], [ ] of [ ] hebt geselecteerd als eerste zoekvoorwaarde,
kiest u de tweede voorwaarde door op de knoppen / te drukken.
Wanneer de knoppen / worden ingedrukt om beelden weer te geven,
worden alleen beelden weergegeven die aan de voorwaarden voldoen.
Om de gelterde weergave te annuleren, drukt u op de knop
en
kiest u de instellingsoptie [ ]. Druk vervolgens op de knop .
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen overeenkomende
beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar.
81
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Mogelijke opties voor het bekijken van de gevonden beelden
zijn “Indexweergave (index afspelen)”, “Beelden vergroten” en
“Diavoorstellingen bekijken”. U kunt ook beeldbewerkingen toepassen
op alle gevonden beelden door [Alle beelden in zoekopdr. bev.] te
kiezen in “Beelden beveiligen” of [Alle beelden zoekopdr. sel.] in
“Meerdere beelden tegelijk wissen”, “Beelden toevoegen aan de
printlijst (DPOF)” of “Beelden toevoegen aan een fotoboek”.
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden, wordt een bericht
weergegeven en worden de gevonden beelden niet meer weergegeven.
Dezelfde bewerkingen zijn beschikbaar als u MENU > tabblad [
2] >
[Beeld zoeken] selecteert.
U kunt ook voorwaarden kiezen door erop te tikken.
Beelden vinden met de knop aan de voorkant
Gebruik de knop aan de voorkant om snel beelden te vinden die aan uw
voorwaarden voldoen en deze beelden door te bladeren. De volgende
voorwaarden (springmethoden) kunnen worden opgegeven.
Geeft de beelden weer die u hebt
beoordeeld.
Springt naar het eerste beeld in de
groep beelden die op dezelfde datum
zijn genomen.
Geeft 1 beeld tegelijk weer.
Springt met 10 beelden tegelijk.
Springt met 100 beelden tegelijk.
Nadat u een voorwaarde hebt gekozen, draait u aan de knop
om
alleen beelden te bekijken die overeenkomen met de voorwaarde of
om met het opgegeven aantal beelden vooruit of achteruit te springen.
De voorwaarden [
], [ ], [ ], [ ] of [ ] worden alleen weergegeven
wanneer er beelden zijn die deze classicaties hebben. Ook [ ]/[ ]
wordt alleen weergegeven wanneer beelden beoordeeld zijn.
Gebruik [
] om van het ene naar het andere beeld met een classicatie
te gaan.
Beelden beveiligen
Om de beveiliging op te heffen, drukt u op de knop om [ ] te kiezen.
Kies vervolgens [ ] door ofwel op de knoppen / te drukken ofwel
door aan de knop te draaien. [ ] wordt niet meer weergegeven.
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de
kaart formatteert.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen, moet u eerst de
beveiliging opheffen.
U kunt beelden ook beveiligen door MENU > tabblad [
1] >
[Beveilig] te selecteren.
Meerdere beelden beveiligen
Als u de beveiliging wilt opheffen (en de indicatie [ ] wilt verwijderen),
drukt u terwijl [ ] wordt weergegeven nogmaals op de knop .
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u uw wijzigingen opslaat, worden de beelden niet beveiligd.
U kunt beelden in het beeldselectiescherm ook selecteren of wissen
door erop te tikken. Er verschijnt een bevestigingsbericht wanneer
u op [
] tikt.
U kunt beelden ook beveiligen nadat [Wijzigingen accepteren?] wordt
weergegeven door op [OK] te tikken.
Een reeks beelden beveiligen
Wanneer u het laatste beeld selecteert, mag u geen beeld vóór het
eerste beeld selecteren.
Selecteer [Beveilig. uit] in het scherm [Select. reeks] als u de beveiliging
wilt opheffen voor groepen beelden.
U kunt het scherm waarmee u het eerste of het laatste beeld selecteert
ook weergeven door op een beeld te tikken in het scherm [Select. reeks].
U kunt beelden ook beveiligen door op [Beveilig] te tikken in het
scherm [Select. reeks].
82
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
De beveiliging van alle beelden in één keer verwijderen
U kunt de beveiliging van alle beelden tegelijk verwijderen. Kies MENU >
tabblad [ 1] > [Beveilig] > [Beveiliging alle beelden oph.]. Druk op de
knoppen / om [OK] te selecteren.
Beelden beoordelen (Classificatie)
Organiseer beelden door deze een classicatie te geven op een
schaal van 1 - 5 ([ ], [ ], [ ], [ ], [ ] of [ ]). Door alleen
beelden weer te geven met een specieke classicatie, kunt u de
volgende bewerkingen beperken tot alle beelden met die classicatie.
- Beelden bekijken, beveiligen, wissen of toevoegen aan een printlijst
of fotoboek en diavoorstellingen bekijken
Om classicaties te verwijderen, drukt u op de knop
en kiest u [ ]
in het instellingsitem [ ]. Druk vervolgens op de knop .
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
1] >
[Classicatie] te selecteren.
Deze instelling wordt niet toegepast als u overschakelt naar de
opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u uw wijzigingen
opslaat.
U kunt beelden ook een classicatie geven door op [
]/[ ] onder in
het beeldselectiescherm te tikken.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen
niet worden hersteld.
Om het wissen te annuleren, drukt u wanneer [Wissen ?] wordt
weergegeven op de knoppen
/ om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop .
U kunt het huidige beeld ook wissen door op de knop
te drukken
en vervolgens op [Wissen] te tikken wanneer [Wissen ?] wordt
weergegeven.
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Tijdens de weergave van beelden die zowel in RAW- als in JPEG-
indeling zijn vastgelegd, kunt u de knop
indrukken om [Wissen ],
[Wissen JPEG] en [Wissen +JPEG] weer te geven. Kies een optie
om het beeld te wissen.
U kunt beelden ook wissen door MENU > tabblad [
1] > [Wissen] te
selecteren.
Meerdere beelden wissen
Als u de selectie wilt opheffen (en [ ] wilt verwijderen), drukt
u terwijl [ ] wordt weergegeven nogmaals op de knop .
Wanneer u een beeld selecteert dat zowel in RAW- als in JPEG-indeling
is vastgelegd, worden beide versies gewist.
Een reeks beelden wissen
Wanneer u het laatste beeld selecteert, mag u geen beeld vóór het
eerste beeld selecteren.
U kunt het scherm waarmee u het eerste of het laatste beeld selecteert
ook weergeven door op een beeld te tikken in het scherm [Select. reeks].
U kunt beelden ook wissen door op [Wissen] te tikken in het scherm
[Select. reeks].
Foto’s bewerken
Beeldbewerking is alleen mogelijk als er op de geheugenkaart
voldoende vrije ruimte is.
Wanneer [
] wordt weergegeven op het scherm, kunt u desgewenst
op [ ] tikken in plaats van op de knop te drukken.
Wanneer [
] wordt weergegeven op het scherm, kunt u desgewenst
op [ ] tikken in plaats van op de knop te drukken.
83
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Beelden draaien
U kunt beelden ook draaien door MENU > tabblad [ 1] > [Roteren]
te selecteren.
Telkens wanneer u in het scherm voor het draaien van beelden op
de knop
drukt, doorloopt u de volgende opties voor het draaien
van het beeld: 90° rechtsom, 90° linksom en oorspronkelijke stand.
U kunt ook beelden draaien door op [
] te tikken in het scherm
voor het draaien van het beelden of op [ ] tikken om terug te keren
naar het menuscherm.
Automatisch draaien uitschakelen
U kunt het automatisch draaien van beelden uitschakelen.
Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid afhankelijk
van de huidige camerarichting.
Om automatisch draaien uit te schakelen, kiest u MENU >
tabblad [
4] > [Autom. draaien] > [Uit].
Beelden kunnen niet worden gedraaid als u [Autom. draaien] instelt
op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde beelden ook in hun
oorspronkelijke richting weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
Beelden die zijn vastgelegd met een resolutie-instelling van [ ] kunnen
niet worden bewerkt.
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Het formaat van beelden kan niet worden gewijzigd in een hogere
resolutie.
Door [Origineel beeld] te kiezen in het scherm [Selecteer beeld
voor weergave], wordt het originele beeld weergegeven.
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
3] >
[Veranderen] te selecteren.
Trimmen
Opties voor de hoogte/breedte-verhoudingen van kaders zijn [ ],
[ ], [ ] en [ ].
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Bijgesneden beelden kunnen niet opnieuw worden bijgesneden.
Het formaat van bijgesneden beelden kan niet worden aangepast en
de Creatieve lters zijn erop van toepassing.
Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan niet-bijgesneden
beelden.
Wanneer u een voorbeeld van het bijgesneden beeld bekijkt, kunt
u het formaat van het bijsnijdkader wijzigen, de hoogte/breedte-
verhouding van het kader aanpassen en het kader verplaatsen.
U kunt het formaat, de positie en de hoogte/breedte-verhouding
van het bijsnijdkader ook aangeven door MENU > tabblad [
3] >
[Trimmen] te selecteren, op de knop drukken en een beeld te
selecteren. Vervolgens druk u opnieuw op de knop .
U kunt het bijsnijdkader ook verplaatsen door het te verslepen.
De bewerkingen kunnen ook worden uitgevoerd door op [
], [ ],
[ ] en [ ] te tikken boven in het scherm.
Filtereffecten toepassen
[ ]: druk op de knoppen / om het contrast aan te passen.
[
]: druk op de knoppen / om de vervaging aan te passen.
[
] of [ ]: druk op de knoppen / om het effectniveau aan te passen.
[
]: druk op de knoppen / om de kleurverzadiging aan te passen.
[
]: druk op de knoppen / om de kleurtoon aan te passen.
[
]: draai aan de knop om het formaat van het kader aan te
passen en druk op de knoppen / om het te verplaatsen.
[
]: in het scherm voor geavanceerde instellingen kunt u het kader
verticaal zetten door op de knoppen / te drukken. U kunt het kader
verplaatsen door op de knoppen / te drukken. Om het kader weer
horizontaal te zetten, drukt u op de knoppen / .
84
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Dezelfde bewerkingen zijn beschikbaar wanneer u MENU >
tabblad [ 2] > [Creatieve lters] selecteert, een beeld selecteert
en op de knop drukt.
U kunt het effect ook aanpassen door de balk onder in het scherm
voor geavanceerde instellingen aan te raken of te verslepen.
Voor [
] kunt u ook het kader verplaatsen door erop te tikken
of dit over het scherm te slepen.
Rode ogen corrigeren
Zodra rode ogen zijn gecorrigeerd, worden er kaders weergegeven
om de gecorrigeerde beeldgebieden.
Draai aan de knop
om beelden te vergroten of te verkleinen.
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u het originele beeld wilt wissen en vervangen door het gecorrigeerde
beeld, kiest u [Overschrijven] wanneer u een beeld opslaat.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
RAW-beelden kunnen niet op deze manier worden bewerkt.
Rode-ogencorrectie kan worden toegepast op JPEG-beelden die ook
zijn vastgelegd als RAW-beelden, maar het originele beeld kan niet
worden overschreven.
U kunt beelden ook opslaan via het opslagscherm door op
[Nieuw bestand] of [Overschrijven] te tikken.
RAW‑beelden verwerken met de camera
De volgende items zijn beschikbaar.
Aanpassing helderheid Pas de helderheid aan.
Witbalans Selecteer een witbalans.
Beeldstijl Kies een beeldstijl.
Auto optimalisatie
helderheid
Stel opties in voor automatische
helderheidsoptimalisatie.
Hoge ISO-ruisreductie Stel opties in voor ruisreductie.
Beeldkwalit.
Stel het beeldkwaliteitsniveau in van het
uiteindelijke JPEG-beeld.
Correctie helderheid
randen
Corrigeer vignettering door kenmerken
van de lens.
Correctie van
chromatische afwijking
Corrigeer chromatische aberratie door
kenmerken van de lens.
Diffractiecorrectie
Corrigeer verlies van scherpte door
diffractie.
Beelden die zijn bewerkt door middel van verwerking in de camera,
zullen niet volledig overeenkomen met beelden die worden verwerkt
met Digital Photo Professional.
Op het scherm voor verwerkingsvoorwaarden kunt u ook een effect
selecteren voor de geselecteerde verwerkingsvoorwaarde door aan
de knop
te draaien.
Voor vergrote weergave in het scherm voor verwerkingsvoorwaarden
draait u de knop
rechtsom.
U kunt in het scherm voor verwerkingsvoorwaarden het huidige beeld
vergelijken met het originele beeld door op [Vergelijk] te tikken en op
de knop
te drukken. Druk op de knop om terug te keren
naar het instelscherm.
Om de oorspronkelijke instellingen te herstellen, selecteert u in het
scherm voor verwerkingsvoorwaarden [
], drukt u op de knoppen /
en selecteert u [OK]. Druk daarna op de knop .
85
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
U kunt in het scherm voor verwerkingsvoorwaarden geavanceerde
instellingen congureren voor functies die zijn gemarkeerd met [ ]
door op de knop te drukken.
U kunt deze instelling ook congureren door MENU > tabblad [
3] >
[Verw. RAW-beelden] te selecteren.
Meerdere beelden verwerken
Selecteer MENU > tabblad [ 3] > [Verw. RAW-beelden] > [Selectie],
druk op de knop en druk vervolgens op de knoppen / om
een beeld te kiezen. Nadat u een beeld hebt gekozen, wordt [ ]
weergegeven. Herhaal deze procedure om andere beelden op te
geven. Verwerk de beelden als u klaar bent.
Druk nogmaals op de knop
als u de selectie wilt opheffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Een reeks beelden verwerken
Selecteer MENU > tabblad [ 3] > [Verw. RAW-beelden] >
[Select. reeks], druk op de knop en geef vervolgens een
reeks beelden op. Verwerk de beelden als u klaar bent.
Er kunnen maximaal 500 beelden tegelijk worden geselecteerd.
Films bewerken
Het begin/einde van films wegknippen
Wilt u het bewerken annuleren, druk dan op de knop , druk op de
knoppen / om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop .
Als u de originele lms wilt wissen en vervangen door de bewerkte, kiest
u [Overschrijven] in het scherm voor het opslaan van bewerkte lms.
Als er op de geheugenkaart onvoldoende vrije ruimte is, is alleen
[Overschrijven] beschikbaar.
Als de accu halverwege het opslaan leeg raakt worden lms mogelijk
niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van lms indien mogelijk een volledig
opgeladen accu of plaats een DC-koppeling en sluit een compacte
voedingsadapter aan (beide afzonderlijk verkrijgbaar).
Bestandsgroottes verkleinen
De beeldkwaliteit na compressie is als volgt.
Voor compressie Na compressie
Films van het type [ ] en [ ] kunnen niet worden
gecomprimeerd.
Bewerkte lms kunnen niet worden opgeslagen in gecomprimeerd
formaat als u [Overschrijven] kiest.
Digest-films bewerken
Geselecteerde clips worden herhaaldelijk afgespeeld wanneer u een
clip selecteert om te wissen, [ ] selecteert en op de knop drukt.
Als [Deze clip wissen?] verschijnt, wordt het hoofdstuk gewist en wordt
de digest-lm overschreven als u [OK] selecteert en op de knop
drukt.
[
] wordt niet weergegeven als u een hoofdstuk selecteert wanneer de
camera is aangesloten op een printer.
86
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen
De functies van MENU op de tabbladen [ ] en [ ] kunnen worden
gecongureerd. Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en
veelgebruikte functies naar wens aanpassen.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
De volgende items zijn beschikbaar.
2 sec.,
4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd
weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het
scherm staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken
om een volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de
ontspanknop half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop
te drukken
terwijl na de opname een beeld wordt weergegeven.
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd
(0001 - 9999) en opgeslagen in mappen die elk maximaal
2000 opnamen kunnen bevatten. U kunt de toewijzing van de
bestandsnummers wijzigen. De volgende items zijn beschikbaar.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd totdat u een opname
maakt en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de
opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer van
bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in de camera
plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers vanaf 0001,
gebruikt u een lege (of geformatteerde) geheugenkaart.
Lees hoe u de basisfuncties van de camera instelt.
Vereenvoudig het gebruik van de camera door deze basisfuncties aan
te passen aan uw voorkeur.
87
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Als het scherm is uitgeschakeld en de indicator knippert, kunt u het
scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in te drukken.
De spaarstand aanpassen
Om ervoor te zorgen dat de accu minder snel leeg raakt, kunt u het
beste MENU > tabblad [ 2] > [Spaarstand] > [Automatisch Uit] > [1 min.]
selecteren en [Display uit] instellen op [1 min.] of minder.
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch
Uit] instelt op [Uitsch.].
Energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer u Eco-modus
hebt ingesteld op [Aan].
Schermhelderheid
Voor maximale helderheid houdt u de knop minstens een seconde
ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven of wanneer
de weergave van één beeld is ingeschakeld. (Hiermee negeert u de
instelling van [Displayheldrh.] op het tabblad [ 2].) Druk nogmaals
minstens een seconde op de knop of herstart de camera om de
oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen.
Het opname-informatiescherm aanpassen
Voor een kleiner rasterpatroon opent u MENU > tabblad [ 1] >
[Opname-infoscherm] > [Rasterweergave].
Om over te schakelen van een helderheidshistogram naar
een RGB-histogram selecteert u MENU > tabblad [
1] >
[Opname-infoscherm] > [Histogram].
Het weergave-informatiescherm aanpassen
Een voorbeeld van een aangepast scherm wordt links in het scherm
voor het aanpassen van weergaven getoond.
Als u de instellingsdetails van de modus [
] wilt weergeven, voegt
u een vinkje [ ] toe aan [Infoscherm 2] in MENU > tabblad [ 5] >
[Weergave-informatiescherm]. Deze instellingsinformatie, gevolgd door
[Infoscherm 2], wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt.
Geheugenkaarten formatteren
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden
van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op
een andere manier veilig.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven
capaciteit.
Low-levelformattering
Bij het uitvoeren van een low-levelformattering worden alle gegevens
op de geheugenkaart gewist. Voordat u een low-levelformattering
uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een
computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Een low-levelformattering duurt langer dan een standaardformattering,
omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart
worden gewist.
U kunt een low-levelformattering van een geheugenkaart annuleren
door [Annuleer] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
Eco-modus gebruiken
[ ] wordt weergegeven op het opnamescherm wanneer Eco-modus
wordt ingesteld op [Aan].
Ongeveer twee seconden nadat u de camera stopt te gebruiken, wordt
het scherm donkerder. Ongeveer tien seconden later wordt het scherm
uitgeschakeld. De camera wordt na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
88
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Het touchscreen automatisch vergrendelen
Het touchscreen wordt niet vergrendeld wanneer het scherm circa
180° is geopend.
Om het touchscreen te ontgrendelen, drukt u de ontspanknop half in.
Het touchscreen kan ook worden ontgrendeld door op knoppen te
drukken of aan knoppen te draaien, zoals de knop
of de
knop .
De beeldsensor reinigen
Sensorreiniging activeren
Nadat u [Reinig nu ] selecteert en de reiniging begint, wordt een
bericht weergegeven om aan te geven dat de reiniging wordt uitgevoerd.
Er klinkt een sluitergeluid, maar er wordt geen foto gemaakt.
Sensorreiniging wordt ook uitgevoerd als er geen lens is bevestigd.
Als er geen lens is bevestigd, mag u geen vinger of een blaasbuisje
verder dan de lensvatting in de camera steken. Anders kunnen de
sluitergordijnen beschadigd raken.
Plaats de camera rechtop op een bureau of een ander oppervlak voor
u begint te reinigen, voor de beste reinigingsresultaten.
Het herhaaldelijk uitvoeren van sensorreiniging leidt niet tot zichtbaar
betere resultaten. [Reinig nu
] is direct na het reinigen mogelijk niet
beschikbaar voor selectie.
Neem contact op met een klantenservicehelpdesk als er stof of ander
materiaal op de beeldsensor zit dat niet kan worden verwijderd met
sensorreiniging.
De sensor handmatig reinigen
De beeldsensor is een zeer teer onderdeel. Maak de sensor zorgvuldig
schoon.
Gebruik een blaasbuisje waar geen borstel aan is bevestigd.
Een borstel kan krassen veroorzaken op de sensor.
Steek het blaasbuisje niet verder dan de lensvatting in de camera.
Dit kan de sluitergordijnen beschadigen.
Wereldklok
Voordat u de wereldklok gebruikt, dient u de datum en tijd in uw tijdzone
thuis in te stellen.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur) bij het kiezen
van uw bestemming kiest u [
] door op de knoppen / te drukken.
Kies vervolgens [ ] door op de knoppen / te drukken.
Nadat u overschakelt naar [
Wereld] verschijnt [ ] op het
opnamescherm.
Als u in de modus [
] de datum of tijd wijzigt, worden de datum en tijd
voor de optie [ Thuis] automatisch bijgewerkt.
Weergavetaal
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de
knop ingedrukt te houden en vervolgens op de knop
te drukken.
Het touchscreen aanpassen
Verhoog de gevoeligheid van het touchscreen als aanraakhandelingen
slecht worden gedetecteerd.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in wanneer u het touchscreen
gebruikt.
- Het scherm is niet drukgevoelig. Gebruik geen scherpe voorwerpen
zoals uw nagel of een balpen voor aanraakbediening.
- Bedien het touchscreen niet met natte vingers.
- Als u het touchscreen bedient met natte vingers of als het scherm
nat is, reageert de camera mogelijk niet of kan de werking van de
camera verstoord raken. Zet in dat geval de camera uit en veeg het
scherm af met een doekje.
- Gebruik geen los verkrijgbare schermbeveiligingen of kleeffolie.
Dit kan de gevoeligheid van aanraakbediening verminderen.
De camera reageert mogelijk minder snel wanneer u snel bedieningen
op het touchscreen uitvoert terwijl [Gevoelig] is ingesteld.
89
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Andere instellingen aanpassen
De volgende instellingen kunnen ook worden aangepast.
- [Inst. draadloze communicatie] (tabblad [
4])
- [
Firmwareversie] (tabblad [ 4]) (gebruikt om de rmware
te updaten)
Tijdens rmware-updates wordt het touchscreen uitgeschakeld om
onbedoelde handelingen te voorkomen.
Standaardinstellingen van de camera herstellen
Alle standaardwaarden van de camera herstellen
De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen.
- [Videosysteem] (tabblad [
1])
- [Tijdzone], [Datum/Tijd] en [Taal
] (tabblad [ 2])
- Tabblad [
1]
- Opnamemodus
- Instellingen voor draadloze communicatie
- Copyrightinformatie
Standaardwaarden herstellen voor afzonderlijke functies
Voor de volgende functies kunnen instellingen afzonderlijk worden
hersteld naar de standaardinstellingen.
- [Func.inst. int. itser], in [Flitsbesturing] (tabblad [
5])
- Tabblad [
1]
- Instellingen voor draadloze communicatie
- Copyrightinformatie
Gebruik nooit perslucht of gas om de sensor te reinigen. De kracht
van de lucht kan de sensor beschadigen. Ook eventueel gas dat op
de sensor blijft plakken en bevriest, kan de sensor beschadigen.
Wanneer een verontreiniging achterblijft die niet kan worden verwijderd
met een blaasbuisje, wordt aanbevolen om de sensor te laten reinigen
door een klantenservicehelpdesk.
Copyrightinformatie instellen die in beelden moet worden
vastgelegd
Informatie die u invoert op het copyrightinformatiescherm, wordt
vastgelegd in de beelden die u maakt.
Als u de ingevoerde informatie wilt controleren, kiest u MENU >
tabblad [
4] > [Copyrightinformatie] > [Geef copyrightinfo weer].
Druk vervolgens op de knop .
U kunt ook EOS Utility gebruiken om copyrightinformatie op de camera
in te voeren, te wijzigen of te verwijderen. Mogelijk worden bepaalde
tekens die met de software zijn ingevoerd, niet weergegeven op de
camera. De tekens worden echter wel correct in de beelden vastgelegd.
U kunt copyrightinformatie die in beelden is vastgelegd controleren met
de software, zodra u de beelden op een computer hebt opgeslagen.
Download indien nodig de EOS Utility instructiehandleiding van de
website van Canon. Raadpleeg de “Software-instructiehandleiding”
voor downloadinstructies.
Alle copyrightinformatie verwijderen
U kunt zowel de naam van de maker als de copyrightdetails tegelijk
verwijderen, maar copyrightinformatie die al in beelden is vastgelegd,
wordt niet verwijderd.
90
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Los problemen met de camera op aan de hand van de instructies in
dit gedeelte. Blijft het probleem aanhouden, neem dan contact op met
een klantenservicehelpdesk.
Problemen oplossen
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de accu is opgeladen.
Controleer of de accu in de juiste richting is geplaatst.
Controleer of het klepje van de geheugenkaart en het accuklepje goed zijn gesloten.
Als de accupolen vuil zijn, nemen de prestaties van de accu af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de accu enige malen opnieuw.
De accu raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van accu’s af. Maak de accu een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen
niet in contact komen met metalen voorwerpen.
Als de accupolen vuil zijn, nemen de prestaties van de accu af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de accu enige malen opnieuw.
Als dit niet helpt en de accu weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe accu.
De accu is opgezwollen.
Het is normaal dat accu’s een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de accu
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, dient u contact
op te nemen met een klantenservicehelpdesk.
De camera maakt een geluid wanneer deze wordt in- of uitgeschakeld
met gekoppelde EF-M-lens.
Om interne onderdelen te beschermen wanneer u de camera uitschakelt,
wordt het diafragma smaller zodat er geen licht in de camera kan komen.
91
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Controleer of u alle functies hebt uitgeschakeld die u niet wilt gebruiken,
zoals handmatig scherpstellen.
Probeer opnamen te maken met scherpstelvergrendeling.
Opnamen zijn wazig.
Afhankelijk van de omstandigheden tijdens de opname kan vervaging van
beelden optreden wanneer Touch Shutter wordt gebruikt. Houd de camera
stil tijdens de opname.
AF-kaders zijn oranje en onderwerpen blijven onscherp wanneer ik de
ontspanknop half indruk,
Wilt u de AF-kaders in het groen weergeven en de camera goed laten scherpstellen,
probeer dan de gebieden met veel contrast in het midden van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt (of herhaaldelijk half indrukt).
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ].
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie.
Pas de helderheid aan met behulp van automatische helderheidsoptimalisatie.
Gebruik AE-vergrendeling of deelmeting.
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ].
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie.
Gebruik AE-vergrendeling of deelmeting.
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst.
Maak de opname binnen het bereik van de itser.
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itssterkteniveau te wijzigen.
Verhoog de ISO-snelheid.
De onderwerpen in geitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de itser.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
].
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itssterkteniveau te wijzigen.
Er verschijnen witte stipjes op itsopnames.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-snelheid.
Hoge ISO-snelheden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden.
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
De camera kan geen opnamen maken tenzij de onderwerpen zijn scherpgesteld.
Wacht terwijl u de ontspanknop half indrukt tot het kader groen wordt en geef de
camera de tijd om scherp te stellen voordat u probeert een opname te maken.
Druk in de afspeelmodus de ontspanknop half in.
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht.
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt met de
nachtschermfunctie de helderheid van het scherm automatisch verhoogd.
Zo kunt u de compositie van uw opnamen gemakkelijker controleren. Mogelijk
komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet
overeen. Vertekening van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen
van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
- Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren en
kan een horizontale band verschijnen.
[ ] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnamen maken is niet mogelijk.
Opnamen is niet mogelijk voordat de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop helemaal indrukken
en wachten, of u laat de knop los en drukt de ontspanknop opnieuw in.
[ ] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Maak opnamen met beeldstabilisatie.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
].
Verhoog de ISO-snelheid.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera
stil te houden. Schakel in dit geval ook beeldstabilisatie uit.
De opnamen zijn niet scherp.
Opnamen maken met automatisch scherpstellen (AF).
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk
de knop daarna volledig in om een opname te maken.
Scherpstellen is niet mogelijk als u dichter bij het onderwerp staat dan de
minimale scherpstelafstand van de lens. Controleer de lens voor de minimale
scherpstelafstand. De minimale scherpstelafstand van de lens wordt gemeten
vanaf de markering
(scherpstelvlak) boven op de camera tot het onderwerp.
Stel [AF-hulplicht] in op [Insch.].
92
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd.
Onderwerpen lijken vervormd.
Onderwerpen die tijdens het opnemen snel langs de camera bewegen, kunnen
vervormd lijken. Dit is niet het gevolg van een storing.
De lm bevat stilstaande beelden.
Bij sommige lenzen kan het lijken alsof lms af en toe beelden missen wanneer
de helderheid aanzienlijk verandert.
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-levelformattering
hebt uitgevoerd.
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er
kaders wegvallen en kan het geluid haperen.
Geluid wordt niet weergegeven tijdens lms.
Pas het volume aan als het geluid van de lm zacht is.
Bij lms die zijn opgenomen in de modus [
] of [ ] wordt geen geluid
weergegeven, omdat in deze standen geen geluid wordt opgenomen.
Opnamen bevatten strepen of moiré.
Bepaalde onderwerpen zorgen ervoor dat opnamen eerder strepen of moiré
bevatten. Dit kan nog eerder voorkomen onder de volgende omstandigheden.
- Onderwerpen bevatten dunne horizontale strepen of ruitjespatronen.
- De zon, lichten of andere heldere lichtbronnen zijn zichtbaar op het
opnamescherm of zijn dichtbij.
In dit geval kunnen de volgende stappen de strepen of moiré verminderen.
- Pas de grootte van het onderwerp aan door de scherpstelafstand te wijzigen
of in of uit te zoomen.
- Maak een nieuwe compositie waarbij u de heldere lichtbronnen buiten het
opnamescherm houdt.
- Bevestig een lenskap zodat het heldere licht niet in de lens schijnt.
Opnamen kunnen ook worden beïnvloed door strepen of moiré als u een
TS-E-lens verplaatst of kantelt.
De onderwerpen hebben rode ogen.
Stel [R.ogen Aan/Uit] in op [Aan]. Het lampje voor rode-ogenreductie gaat branden
bij foto’s die met de itser worden gemaakt. U krijgt de beste resultaten als uw
onderwerpen naar het lampje voor rode-ogenreductie kijken. Probeer ook om de
verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het onderwerp te gaan staan.
Bewerk beelden met rode-ogencorrectie.
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-levelformattering van de geheugenkaart uit.
Continue opname stopt plotseling.
Continue opname stopt automatisch om de camera te beschermen nadat in één
ronde ongeveer 1000 opnamen zijn genomen. Laat de ontspanknop even los
voordat u verdergaat met opnamen maken.
Opname-instellingen of instellingen van het scherm Snel instellen zijn niet
beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Raadpleeg “Beschikbare
functies per opnamemodus”, “Snel instellen”, “Opnametabblad”, “Tabblad C.Fn”,
“INFO. Snel instellen” en “Tabblad Instellen” (
=
101 -
=
114).
Touch AF of touch shutter werkt niet.
Touch AF of touch shutter werken niet als u de randen van het scherm aanraakt.
Raak het scherm aan op een punt dichter bij het midden.
[ ] wordt weergegeven en de camera wordt automatisch uitgeschakeld.
Nadat langdurig opnamen zijn gemaakt of nadat opnamen zijn gemaakt als
het warm weer is, wordt [
] weergegeven om aan te geven dat de camera
binnenkort automatisch wordt uitgeschakeld. Zet in dat geval de camera uit
en laat de camera afkoelen.
93
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Kan geen beelden verzenden.
Het bestemmingsapparaat heeft onvoldoende opslagruimte. Vergroot de
opslagruimte op het bestemmingsapparaat en verzend de afbeeldingen opnieuw.
Het schrijfbeveiligingsschuifje van de geheugenkaart van de bestemmingscamera
staat in de vergrendelde positie. Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje in de
ontgrendelde positie.
RAW-beelden kunnen niet worden verzonden naar de camera of worden
weergegeven op tv’s. Geselecteerde RAW-beelden voor overdracht naar een
smartphone worden als JPEG-beelden overgedragen. RAW-beelden kunnen
echter wel worden verstuurd met beeldsynchronisatie.
Beelden kunnen niet worden verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of
andere webservices als u beeldbestanden of mappen verplaatst of een andere
naam geeft op de computer waarop beelden zijn ontvangen die zijn verzonden
met beeldsynchronisatie via een toegangspunt (
=
26). Voordat u deze
beeldbestanden of mappen verplaatst of hernoemt op de computer, dient u te
controleren of de beelden al zijn verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY
of andere webservices.
Kan de beeldgrootte niet wijzigen voor verzending.
De afbeeldingsgrootte kan niet aangepast worden naar een hogere resolutie
dan de oorspronkelijke resolutie.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
Het verzenden van beelden duurt lang./De draadloze verbinding is
verbroken.
Het kan lang duren om meerdere afbeeldingen te verzenden. Probeer de
beeldgrootte te wijzigen om het verzenden te versnellen (
=
25).
Het kan lang duren om lms te verzenden.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt
van storingsbronnen, zoals magnetrons of andere apparaten die op
de 2,4 GHz-band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Er wordt geen melding ontvangen op een computer of smartphone nadat
CANON iMAGE GATEWAY op de camera is toegevoegd.
Controleer of u het juiste e-mailadres hebt ingevoerd en probeer de bestemming
nogmaals toe te voegen.
Controleer de e-mailinstellingen op de computer of smartphone. Indien ze zijn
gecongureerd om e-mail van bepaalde domeinen te blokkeren, kunt u de
melding mogelijk niet ontvangen.
Wis de gegevens van de Wi-Fi-verbinding voordat u de camera weggooit
of aan iemand anders geeft.
Reset de instellingen voor Wi-Fi (
=
33).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als
volgt de overdrachtssnelheid te verlagen:
- Druk op de knop
om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen en . Druk in het
volgende scherm op de knoppen
/ om [B] te selecteren. Druk daarna op
de knop
.
Wi‑Fi
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend door op de knop
te drukken.
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend wanneer de camera via een kabel is
aangesloten op een printer. Koppel de kabel los.
Kan geen apparaat/bestemming toevoegen.
Er kunnen in totaal 20 items van verbindingsinformatie aan de camera worden
toegevoegd. Wis eerst overbodige verbindingsinformatie van de camera en voeg
daarna nieuwe apparaten/bestemmingen toe (
=
30).
Gebruik een computer of smartphone om webservices te registreren (
=
16).
Om een smartphone toe te voegen, installeert u eerst de speciale toepassing
Camera Connect op uw smartphone (
=
8).
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt
van storingsbronnen, zoals magnetrons of andere apparaten die op
de 2,4 GHz-band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Kan geen verbinding maken met het toegangspunt.
Controleer of het toegangspunt is ingesteld op een kanaal dat wordt ondersteund
door de camera (
=
120). In plaats van automatisch kanaaltoewijzing kunt u het
beste handmatig een ondersteund kanaal toewijzen.
94
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Fouten en waarschuwingen
Opname maken of afspelen
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting.
Geheugenkaart op slot
Het lipje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld. Schuif het
schrijfbeveiligingsschuifje naar de ontgrendelde positie.
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken.
Geheugenkaart fout
Neem contact op met een klantenservicehelpdesk als dezelfde foutmelding blijft
verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart hebt geformatteerd en
correct hebt geplaatst.
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken of
beelden te bewerken. Wis overbodige beelden of plaats een geheugenkaart met
voldoende vrije ruimte.
Touch AF niet beschikbaar
Touch AF is niet beschikbaar in de huidige opnamemodus.
Touch AF geannuleerd
Het onderwerp dat u voor Touch AF hebt geselecteerd, kan niet meer worden
gedetecteerd.
Laad de accu op
De accu is leeg.
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd!
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera.
95
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op beschadiging.
Schrijf in dat geval het foutnummer op (Exx) en neem contact op met een
klantenservicehelpdesk.
Bestandsfout
Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd
met computersoftware, kunt u wellicht niet correct printen (
=
41), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (
=
43). Als deze foutmelding
wordt weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt
u de instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een klantenservicehelpdesk en vraag om een vervangend
inktabsorptiekussen.
Wi‑Fi
Verbinding mislukt
Er zijn geen toegangspunten herkend. Controleer de instellingen van de
toegangspunten (
=
13).
Een apparaat wordt niet gevonden. Zet de camera uit en weer aan en probeer
opnieuw verbinding te maken.
Controleer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken en zorg dat het klaar
is om verbinding te maken.
Kan toegangspunt niet bepalen
De WPS-knoppen van meerdere toegangspunten zijn gelijktijdig ingedrukt.
Probeer opnieuw verbinding te maken.
Geen toegangspunten gevonden
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Zorg dat u de juiste SSID invoert als u handmatig verbinding maakt met een
toegangspunt.
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./
Kan geen MOV afspelen/Kan geen MP4 afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet worden afgespeeld.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/
Kan Niet Wijzigen/Niet selecteerbaar beeld.
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden
die met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies
met een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
Vergroten*, Draaien*, Classicatie, Bewerken*, Printlijst* (
=
44) en Fotoboek
instellen* (
=
46.
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie en u probeerde als eerste beeld
een beeld te kiezen dat na het laatste beeld komt of omgekeerd.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (
=
44) of
fotoboekinstellingen (
=
46). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (
=
44) of voor de fotoboekinstellingen (
=
46)
konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde
beelden en probeer het opnieuw.
U probeerde meer dan 500 beelden te kiezen bij Beveilig, Wissen, Classicatie,
Printlijst (
=
44) of Fotoboek instellen (
=
46).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn
bereikt. Wijzig de optie MENU > tabblad [
1] > [Bestandnr.] in [Auto reset]
of formatteer de geheugenkaart.
Lens fout
Er is een communicatieprobleem tussen de camera en de lens. Reinig de
lenscontactpunten en bevestig de lens correct op de camera.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op beschadiging.
Neem contact op met een klantenservicehelpdesk.
96
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Onvoldoende ruimte op server
Verwijder overbodige afbeeldingen die u naar CANON iMAGE GATEWAY hebt
geüpload om ruimte vrij te maken.
Gebruik Image Transfer Utility om de beelden die door de
beeldsynchronisatieserver zijn verzonden, op uw computer op te slaan.
Controleer netwerkinstellingen
Controleer of uw computer met de huidige netwerkinstellingen verbinding kan
maken met internet.
Wachtwoord is onjuist/Onjuiste beveiligingsinstellingen Wi-Fi
Controleer de beveiligingsinstellingen van de toegangspunten (
=
13).
IP-adresconict
Stel het IP-adres opnieuw in zodat er geen conict is met een ander IP-adres.
Verbinding verbroken/Bestand(en) niet ontvangen/Bestand(en) niet
verzonden
Mogelijk worden in uw omgeving Wi-Fi-signalen belemmerd.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van
magnetrons en andere apparaten die op de 2,4 GHz-band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken
(zoals het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de
apparaten zijn.
Controleer het verbonden apparaat om te zien of er geen fouten zijn.
Bestand(en) niet verzonden
Geheugenkaart fout
Neem contact op met een klantenservicehelpdesk indien dezelfde foutmelding blijft
verschijnen nadat u een geformatteerde geheugenkaart correct hebt geplaatst.
Bestand(en) niet ontvangen
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende vrije ruimte op de geheugenkaart van de doelcamera om
beelden te ontvangen. Wis beelden om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart
of plaats een geheugenkaart met voldoende ruimte.
Bestand(en) niet ontvangen
Geheugenkaart op slot
Het schrijfbeveiligingsschuifje van de geheugenkaart in de camera staat in de
vergrendelde positie. Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje in de ontgrendelde
positie.
Bestand(en) niet ontvangen
Fout in benaming.
Als het hoogste mapnummer (999) en het hoogste afbeeldingsnummer (9999)
zijn bereikt op de ontvangende camera, kunnen er geen afbeeldingen worden
ontvangen.
97
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Bijlage
Deel 3:
Informatie op het scherm
Tijdens opnamen
(
11
)
(36) (38)(37) (39) (40)
(41 ) (42) (43) (44)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)
(
10
)
(14)
(15)
(16) (18)
(17) (19)
(20)
(2 1)
(22)
(23)
(24)
(25 )
(26)
(27)
(28)
(29) (30) (31) (32) (33) (34) (35)
(45)
(12)
(13)
(1) Opnamemodus, scènepictogram
(2) Flitsmodus
(3) Flitsbelichtingscompensatie/
flitssterkteniveau
(4) Meetmethode
(5) Beeldstijl
(6) Continue opname
(7) Auto optimalisatie helderheid
(8) Witbalans
(9) Witbalanscorrectie
(10) Hoge ISO-ruisreductie
(11) Waarschuwing voor cameratrilling
(12) Bluetooth-verbindingsstatus
(13) Accuniveau
(14) Kwaliteit van foto’s
(compressie, resolutie)
Nuttige informatie over het gebruik van de camera.
98
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Tijdens het afspelen
Infoscherm 1
(1) Huidig beeld/totaal aantal beelden
(2) Accuniveau
(3) Signaalsterkte Wi-Fi
(4) Bluetooth-verbindingsstatus
(5) Instellingen kunnen worden
toegepast op de modus [
]
(6) Beeldsynchronisatie voltooid
(7) Bewerkt*
1
(8) Classificatie
(9) Bescherming
(10) Mapnummer - bestandsnummer
(11) Sluitertijd
(12) Diafragmawaarde
(13) Belichtingscompensatieniveau
(14) ISO-snelheid
(15) Lichte tonen prioriteit
(16) Beeldkwaliteit*
2
*1 Weergegeven op beelden waarop een creatief lter, formaat wijzigen, bijsnijden
of rode-ogen-reductie is toegepast.
*2 Bijgesneden beelden worden aangegeven met [
].
(15) Resterende opnamen
(16) Maximum continue opnamen
(17) Bluetooth-verbinding met
smartphone, gps-informatiestatus
(18) Filmkwaliteit (resolutie, framerate)
(19) Resterende tijd
(20) Histogram
(21) Scherm Snel instellen
(22) Handmatig scherpstellen
(23) AE-vergrendeling film
(24) AF-kader
(25) Meetkader
(26) Zelfontspanner
(27) Raster
(28) Touch Shutter
(29) AE-vergrendeling
(30) Sluitertijd
(31) Diafragmawaarde
(32) Belichtingscompensatie
(33) Lichte tonen prioriteit
(34) ISO-snelheid
(35) Vergroten
(36) Geluidsopnamemodus
(37) Demper
(38) Windfilter
(39) Tijdzone
(40) Eco-modus
(41) Beeldstabilisatie
(42) Digitale IS voor films
(43)
Auto. langzame sluiter
(44) Belichtingssimulatie
(45) Servo AF voor film
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
laadniveau van de accu aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leeggelopen, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood)
Bijna helemaal leeg, laad de accu snel op
[Laad de accu op] Leeg, laad de accu onmiddellijk op
99
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Infoscherm 6
Geeft instellingen voor ruisreductie weer voor lange belichtingen en
hoge ISO-snelheden. De informatie boven aan het scherm is hetzelfde
als Infoscherm 2.
Infoscherm 7
Geeft de lenscorrectiegegevens en informatie over de correctie van
de helderheid van randen, chromatische afwijking en diffractie weer.
De informatie boven aan het scherm is hetzelfde als Infoscherm 2.
Infoscherm 8
Toont gps-informatie. De informatie boven aan het scherm is hetzelfde als
Infoscherm 2.
Infoscherm 2
(1) Opnamedatum/-tijd
(2) Histogram
(3) Opnamemodus
(4) Sluitertijd
(5) Diafragmawaarde
(6) Belichtingscompensatieniveau
(7) ISO-snelheid
(8) Lichte tonen prioriteit
(9) Witbalans
(10) Witbalanscorrectie
(11) Details van beeldstijlinstelling
(12) Flitsbelichtingscompensatie
(13) Meetmethode
(14) Auto optimalisatie helderheid
(15) Rode-ogencorrectie
(16) Beeldkwaliteit*
(17) Resolutie, filmopnametijd
(18) Beeldformaat
* Bijgesneden beelden worden aangegeven met [ ].
Infoscherm 3
Geeft de lensnaam, brandpuntsafstanden en een RGB-histogram weer.
Onthoud dat lange lensnamen mogelijk niet volledig worden weergegeven.
De informatie boven aan het scherm is hetzelfde als Infoscherm 2.
Infoscherm 4
Geeft informatie over de witbalans weer. De informatie boven aan het
scherm is hetzelfde als Infoscherm 2.
Infoscherm 5
Geeft de informatie over de beeldstijl weer. De informatie boven aan het
scherm is hetzelfde als Infoscherm 2.
100
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Overzicht van filmbedieningspaneel
Het lmbedieningspaneel op het afspeelscherm kan als volgt worden
gebruikt.
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-
compatibele printer.
Afspelen
Slow motion (druk op de knoppen / om de afspeelsnelheid
aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* of vorige clip (om verder terug te springen,
houdt u de knop ingedrukt.)
Eerder beeld (om snel terug te spoelen, houdt u de knop
ingedrukt.)
Volgend beeld (om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop
ingedrukt.)
Vooruit springen* of volgende clip (om verder vooruit te springen,
houdt u de knop ingedrukt.)
Clip wissen (verschijnt alleen wanneer u een digest-lm hebt
geselecteerd.)
Bewerken
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Tijdens het afspelen van lms kunt u vooruit of achteruit springen
(of naar de vorige of volgende clip) door op de knoppen
/ te
drukken.
Om een ander frame weer te geven, tikt u op de schuifbalk of
sleept u deze naar links of naar rechts.
101
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
Functie
Belichtingscompensatie
O O O O
*1 *1
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
ISO-waarde
AUTO
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
100 – 6400
O O O O
O
8000 – 25600
O O O O
Flitser
Automatisch
O
O O O
O O
O
O
O O O O O O O
Aan
O O O O
O O O O
O
O O
O O O O O O O
Slow sync
*2
O
O
*2
O
*2
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Flitsbelichtingscompensatie
O O O O
*3 *3
Flitssterkteniveau
O O O
Diafragmawaarde
O O
O
Sluitertijd
O
O
O
Bulbbelichting
O
Programmakeuze
O
O
AE-vergrendeling, FE-vergrendeling
O O O O
O O O
AE-vergrendeling (tijdens opname)
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Belichtingscompensatie (tijdens opname)
O O O O
O O O O O O O
O O O O O O O O O O
*1 Ingesteld in [Helderheid].
*2 Niet beschikbaar. Schakelt in sommige gevallen over naar [
].
*3 Aangepast aan de instelling [Helderheid].
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
102
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
AF-kader verplaatsen
Centrum
O O O O
O
O O O O O O O O O O
O O O
O O O O
Randen
O O O O
O
O O O O O O O O O
O O
O O O O
Touch AF
O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O
O O O O
Vergrote weergave
O O O O
O
O
O O O O
Touch Shutter
O O O O O O O O O O O O O O O O O
*4 *4
O O
*4
O
Display wijzigen
Scherm 1
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Scherm 2/geen
informatieweergave
O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O
O O O O
INFO. Snel instellen
O O O O
O O O
*4 Alleen beschikbaar voor opnamen maken.
Onderwerpaanduiding niet beschikbaar.
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
103
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Snel instellen
Opnamemodus
Functie
AF-methode
O O O O O O
*1
O O O O O O O O O O O
O O O
O O O
O O O O
*1
O O O O O O O O O O
O O O
O O O
O O O O
*1
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
AF-bediening
O O O O O O
*1
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O
*1
O
O O
O O O
O
Beeldkwalit.
Zie “Opnametabblad” (
=
105).
Movie-opn.formaat
NTSC
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O
*4
O O O O
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
/
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O
*4
O O O
PAL
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O
*4
O O O O
/
O O O O O O
*2
O O O O O O O O O O O O O O O
*4
O O O
Transportmodus
O O O O O O
*3
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
*3
O O O O O
O O
Zelfontspanner
O O O O O O
*3
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ /
O O O O O O
*3
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Zelfontspanner
Instellingen
Custom
timer
Vertraging
O O O O O O
*3
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Beelden
O O O O O
*3
O
O O O O
*1 Functies kunnen worden gecongureerd op het tabblad [
3].
*2 Functies kunnen worden gecongureerd op het tabblad [
7].
*3 Functies kunnen worden gecongureerd op het tabblad [
6].
*4 Synchroniseert met de instellingen van de beeldverhouding en
wordt automatisch ingesteld.
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
104
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
Witbalans
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ / /
/
O O O O
O O O
O O O O
O O O O
O O O
WB-correctie
O O O O
O O O
Beeldstijl
O O O O O O
O
O O O O
O
O O
O
O O O O
O O
O
O
O O O O O O O O O O O
/ /
/ /
/ /
/ /
O O O O
O O O
Meetmethode
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ /
O O O O
Auto
optimalisatie
helderheid
O O O O
O O
O
O O O O O O O O O O O
/
O O O O
O O
O O O O O O
O
O O O O O
O O
Hoogte/
breedte foto
O O O O O
*5
O O O O O O O O O O O O O O O O
*6 *6
O
O O O O O O
*5
O O O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O O
*5
O O O O O O O O O O O O O O O O
*6 *6
O O O O O
*5
O O O O O O O O O O O O O O O
O
*5 Functies kunnen worden gecongureerd op het tabblad [
1].
*6 Wordt automatisch ingesteld, afgestemd op de aspect ratio van het
lmopnameformaat.
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
105
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnametabblad
Opnamemodus
Functie
1
Beeldkwalit.
JPEG
O O O O O
O
O
O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ / /
/ /
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
RAW
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
O
O
O O O
Hoogte/breedte foto
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Opname-infoscherm
Raster-
weergave
Uit/3x3
/
6x4
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Histogram Helderheid/RGB
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Bel.simulatie
Insch.
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O O O O
Omg. weergave
Aan
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uit
O O O O O
O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
106
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
2
Kijktijd*
1
Uit/2 sec./4 sec./
8 sec./Vastzetten
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Touch Shutter
Touch
Shutter
Insch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O
O
Uitsch.
O
O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O O O O O O O O O
Positie
AF-
frame
Centrum/
Aanraak-
punt
O O O O
O
O O O O O O O O O
O O
O
Pict.
sluiter
aanra-
ken
Aan
O
O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O O O O
O
Uit
O
O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O O O O O O O O O
Ind. menu Snelle inst.
O O O O O O
O O O O O O O
O
O O O O O O O O O O O O
3
AF-bediening
Zie “Snel instellen” (
=
103).
AF-methode
Zie “Snel instellen” (
=
103).
AF kader afm.*
2
Normaal
O O O O
O
O O O O O O
O O O O O O O
O O O O
Klein
O O O O
O
O O O O
O
O O O
O O O
O
Continu
Insch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O
O O O O
O
O O O O O O
O O O O O O O O O O O
Scherpstelmodus
AF
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
MF/AF+MF
O O O O
O
O O O O
O
O
O O O O O O O O O O O O
AF-hulplicht
Insch.
O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O
*1 Ingesteld op [Uit] en kan niet worden aangepast wanneer zowel [ ] als
[
] is geselecteerd.
*2 Alleen beschikbaar als AF-methode [
] is.
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
107
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
4
MF-peaking-
instellingen
Peaking
Aan
O O O O
O
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
Level
Zwak/
Hoog
O O O O
O
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O
Kleur
Rood/
Geel/
Blauw
O O O O
O
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O
IS-instellingen
IS
modus*
3
Uit
O O O O
O
O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O
Continu
O
O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O O O O O O O O
Digitale
IS
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
Insch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
Vergroot
O O
Lensafwijkings-
correctie
Helder-
heid
randen
Insch./
Uitsch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Chro-
mati-
sche
afw.
Insch./
Uitsch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Diffrac-
tie
Insch.
O
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O
O O O O
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Bel.comp.
Zie “Snel instellen” (
=
103).
*3 Wordt niet weergegeven als een EF-lens of EF-S-lens, of een EF-M-lens
zonder beeldstabilisatie wordt gebruikt.
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
108
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
5*
4
ISO-snelheid
ISO-waarde
Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (
=
101).
ISO auto
O O O O
O
Lichte tonen
prioriteit
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Insch.
O O O O
O O
Auto optimalisatie helderheid
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Meetmethode
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Flitsbesturing
Flitsen
Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (
=
101).
E-TTL II meting
Evaluatief
O O O O O O O O O
O
O
O O
O O O O O O O
Gemiddeld
O O O O
R.ogen Aan/Uit Aan/Uit
O O O O O O O O O O
O
O O
O O O O O O O
Veiligheids FE
Insch.
O O O O O O O O O O
O
O O
O O O O O O O
Uitsch.
O O O O
O
Func.inst. int.
itser
Flits-
modus
E-TTL II
O O O O O O O O O O
O
O O
O O O O O O O
Manual
ash
O O O
Sluiter
sync.
1e-
gordijn
O O O O O O O O O O
O
O O
O O O O O O O
2e-
gordijn
O O O O
O
bel. comp.
Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (
=
101).
itsoutput
Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (
=
101).
Wis instellingen
O O O O
O
*4 In de modus [
] worden items van het tabblad [ 6] weergegeven op
het tabblad [
5]. Items van het tabblad [ 7] worden in de volgende
standen weergegeven op het tabblad [
5]: [ ], [ ], [ ] en [ ].
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
109
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
6*
5
Witbalans
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Handmatige WB
O O O O
O O O
WB-correctie
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Beeldstijl
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Ruisred. lange
sluitertijd
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Auto/Insch.
O O O O
Hoge ISO-
ruisreductie
Standaard
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Deactiveren/
Zwak/Sterk/
Ruisond. bij
meerd. opn.
O O O O
*5 Items van het tabblad [
7] worden in de volgende standen weergegeven
op het tabblad [
6]: [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ],
[
], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ]. Items van het tabblad [ 8]
worden in de volgende standen weergegeven op het tabblad [
6]:
[
], [ ], [ ] en [ ].
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
110
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
7*
6
Transportmodus
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Zelfontspanner
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Digest-type
Met foto’s/
Geen foto’s
O
AF auto-schak.
Insch.
O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Houd instelling
Uitsch./Insch.
O
Instellingen time-
lapse-movie
Opnamescène
Scène 1/
Scène 2/
Scène 3/
Custom
O
Interval/foto’s
2-4 sec./
30-900
(Scène 1)
5-10 sec./
30-720
(Scène 2)
11-30 sec./
30-240
(Scène 3)
2-30 sec./
30-900
(Custom)
O
Belich-
ting
Vast/
Voor
elke foto
O
Beeld
bekij-
ken
Insch./
Uitsch.
O
*6 Items van het tabblad [ 8] worden in de volgende standen weergegeven
op het tabblad [
7]: [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ],
[
], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ].
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
111
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Opnamemodus
Functie
8
Movie-opn.formaat
Zie “Snel instellen” (
=
103).
Geluidsopname
Geluids-
opname
Auto/Insch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
handmatig
O O O O
O O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Opname niveau
O O O O
O O
Windlter/
demper
Wind
Filter
Auto-
matisch
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
Uit
O O O O
O
O O O
Dem-
per
Auto-
matisch
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uit/Aan
O O O O
O O
Servo AF voor lm
Insch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O
O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
O
O O
AF met
ontspanknop
tijdens
ONE SHOT
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Auto.
langzame sluiter
Insch.
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O
O O
Uitsch.
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
112
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Tabblad C.Fn
Opnamemodus
Functie
C.Fn I:
Belichting
ISO
vergroten
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Insch.
O
Veiligheids-
shift
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Insch.
O O
C.Fn II:
Overige
Ontspan
sluiter
zonder lens
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Insch.
O O O O
O O O
Trek lens in
bij uitscha-
kelen
Insch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uitsch.
O O O O
O O O
Instellen
knop
Films
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Breedte-/
dieptecontrole/
Niet toegekend
O O O O
Func.
/
inst.
AF/AE vergrendel
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
AE vergrendel/AF
O O O O
O O
AF/AF vergr. geen
AE vergr.
O O O O
O O
AE/AF, geen AE
vergrendel
O O O O
O O
Wis pers. voorkeuze (C.Fn)
O O O O
O O O
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
113
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
INFO. Snel instellen
Het scherm INFO. Snel instellen is niet beschikbaar in de volgende
standen: [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ],
[ ], [ ], [ ], [ ], [ ], [ ] en [ ].
Opnamemodus
Functie
Opnamemodus
O O O O O O O
Sluitertijd
O
O
O
Diafragmawaarde
O O
O
ISO-snelheid
O O O O
O
Bel.comp.
O O O O O O O
Flitsbelichtingscompensatie
O O O O
Flitsen
O O O O
Instellingen time-lapse-movie
O
Opname niveau
O O
Beeldstijl
O O O O O O O
Witbalans
O O O O O O O
WB-correctie
O O O O O O O
Meetmethode
O O O O
Auto optimalisatie helderheid
O O O O O O
AF-bediening
O O O O
AF-methode
O O O O O O
Transportmodus
O O O O
Wind Filter
O O
Demper
O O
Opnamemodus
Functie
Movie-opn.formaat
O O
Zelfontspanner
O O O O O O O
Beeldkwalit.
O O O O O O O
O
Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
114
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Tabblad Instellen
Tabblad Optie
1
Maak folder
Bestandnr.
Formatteren
Videosysteem
2
Eco-modus
Spaarstand
Displayheldrh.
Tijdzone
Datum/Tijd
Taal
3
Pieptoon
Werk volume*
1
Hints en tips
For./info mod.pic.
Aanraakbed.
Inst. auto. schermver.
Sensorreiniging
4
Wi-Fi-verbinding
Inst. draadloze communicatie
GPS-instellingen
Certicaatlogo weergeven
Copyrightinformatie
Camera resetten
Firmwareversie: *.*.* *
2
*1 Beschikbaar in opnamemodi behalve [ ].
*2 Alleen beschikbaar in de volgende standen: [
], [ ], [ ], [ ], [ ],
[
] en [ ].
115
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Scherm Snel instellen in afspeelmodus
Optie
Beveilig
Roteren
Classicatie
Beeld zoeken
Film afspelen
Gekopp. Digest-lm afsp.
Print
Veranderen
Trimmen
Creatieve lters
Verw. RAW-beelden
instel. toepas.*
* In opnamemodi behalve [ ]: [Inst. toep. op: ]
Afspeeltabblad
Tabblad Optie
1
Beveilig
Roteren
Wissen
Classicatie
Diavoorstelling
2
Digest-lms weerg./afsp.
Beeld zoeken
Creatieve lters
3
Veranderen
Trimmen
Rode-Ogen Corr.
Verw. RAW-beelden
Printinstellingen
Fotoboek instellen
4
Overgangseff.
Indexeffect
Beeld scrollen
Autom. draaien
5
Ga verder
Weergave-informatiescherm
116
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Belichting
Meetmethode
Foto’s ................................................ Meting met beeldsensor in
real time, meervlaksmeting,
deelmeting, centrum-gewogen
gemiddelde, spotmeting
Film ................................................... Meting met beeldsensor in real
time, meervlaksmeting
Bereik helderheid lichtmeting
(kamertemperatuur 23°C, ISO 100)
Foto’s EV-waarde .................... 1 – 20
Film EV-waarde .................... 2 – 20
Belichting
Foto’s ................................................ AE-programma, AE met
sluitertijdvoorkeuze, AE met
diafragmavoorkeuze, handmatige
belichting
Belichting
Foto’s
Belichtingscompensatie ................ ±3 stops met tussenstappen
van 1/3 stop
Programmakeuze ......................... Beschikbaar
AE-vergrendeling .......................... Handmatig/automatisch
Film
Belichtingscompensatie ................ ±3 stops met tussenstappen
van 1/3 stop
AE-vergrendeling .......................... Handmatig/automatisch
Specificaties
Type
Categorie .............................................. Spiegelloze digitale AF/AE-camera
met één lens
Beeldsensor
Beeldformaat
Beeldopnamegebied
(beeldformaat van opnamen) .................. Circa 22,3 x 14,9 mm
Aantal pixels
Effectieve pixels van de camera
(het aantal pixels kan afnemen
door beeldverwerking)
........................... Circa 24,2 megapixel
Totaal aantal pixels ........................... Circa 25,8 megapixel
Aspect ratio ........................................... 3:2
Stofwisfunctie
(automatisch/handmatig) .... Beschikbaar
Scherpstelregeling
AF-methode .......................................... Gezicht+tracking,
soepele zone AF, 1-punts AF
AF-punten (max.) ............................... 49 punten
Bereik helderheid scherpstelling
(kamertemperatuur 23°C, ISO 100,
bij gebruik van EF-M22mm f/2 STM)
EV-waarde .................................... -1 – 18
Scherpstelwerking
TTL autofocus ................................... 1-beeld AF, Servo AF
AF-hulplicht ........................................... Ingebouwde ledlamp
117
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
ISO-snelheid (aanbevolen belichtingsindex)
Foto’s
Bereik ISO auto
Min. snelheid (Auto-modus) ........ ISO 100
Max. snelheid (Auto-modus) ....... ISO 6400
Instelling voor max.
snelheidslimiet in ISO auto ....... P-modus, Tv-modus, Av-modus,
M-modus, indien handmatige
belichting voor lms wordt
geselecteerd
Beschikbare snelheidsinstellingen (P-modus)
Min. snelheid ............................ ISO 100
Max. snelheid ........................... ISO 25600
Aantal stops dat kan
worden ingesteld ...................... 1/3 stop
Film
Full HD (1920 x 1080)
Automatische instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Handmatige instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Uitgebreid ............................. ISO 12800
HD (1280 x 720)
Automatische instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Handmatige instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Uitgebreid ............................. ISO 12800
VGA (640 x 480)
Automatische instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Handmatige instellingen
Min. snelheid ........................ ISO 100
Max. snelheid ....................... ISO 6400
Uitgebreid ............................. ISO 12800
Witbalans
WB-instellingen ..................................... Automatisch, daglicht, schaduw,
bewolkt, kunstlicht, wit tl-licht,
itser, kleurtemperatuur,
aangepast
Witbalanscorrectie ................................ Beschikbaar
Sluiter
Elektronisch ingestelde focal-planesluiter, Touch Shutter
Sluitertijd
Bereik in alle opnamemodi
Max. Tv ......................................... 30 sec.
Min. Tv .......................................... 1/4000 sec.
Snelste gesynchroniseerde
sluitertijd met itser ........................... 1/200 sec.
Flitser
Ingebouwde itser
Type .................................................. Handmatige uitklapbare itser
Specicatie
Richtgetal (ISO 100/m) .................... Circa 5
Flitsbesturing .................................... E-TTL II-meting,
rode-ogen-reductie
FE-lock.............................................. Beschikbaar
118
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Scherm
Type ...................................................... TFT lcd-kleurenscherm
Schermgrootte ...................................... 7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels .................................... Circa 1.040.000 beeldpunten
Breedte-/dieptecontrole ........................ Beschikbaar
Opnamen maken
Beeldverwerking
Ruisreductie
Opnamen met lange
belichtingstijd ................................ Bij belichting van een seconde en
hoger en bij bulbbelichting
Opnamen met hoge
ISO-snelheid ................................. Bij elke ISO-snelheid
Beeldcorrectie
Auto optimalisatie helderheid ....... Beschikbaar
Lichte tonen prioriteit .................... Beschikbaar
Lenscorrectie (EF-M-lens heeft
in-lenscorrectiegegevens)
...................... Correctie helderheid randen,
correctie chromatische aberratie,
diffractiecorrectie
Beeldstijl ........................................... Automatisch, standaard, portret,
landschap, gedetailleerd,
neutraal, natuurlijk, monochroom,
gebruiker 1, gebruiker 2,
gebruiker 3
Continue opname
Transportmodus ................................ Enkelbeeld, continue opname
(max. circa 6,1 beelden/sec.)
Maximumaantal opnamen bij opnamereeks
Circa 89 beelden
Circa 92 beelden
Circa 67 beelden
Circa 69 beelden
Circa 62 beelden
Circa 70 beelden
Circa 21 beelden
RAW+JPEG (
)
Circa 19 beelden
Opnamen maken
Bestandsindeling .................................. DPOF-compatibel conform DCF
(versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s
Opname-indeling .......................... Exif 2.3 (DCF 2.0)
Beelden
(RAW-beelden die continu
worden vastgelegd, worden verwerkt
met 12-bits AD-conversie)
.................. JPEG/RAW (CR2, een Canon
14-bits RAW-indeling)
Films
Opname-indeling .......................... MP4
Video............................................. MPEG-4 AVC/H.264
Variabele (gemiddelde) bitsnelheid
119
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Audio ............................................ MPEG-4 AAC-LC (stereo)
Ingebouwde microfoon ............. Stereo
Aanpassing opnameniveau ...... Beschikbaar
Windlter
(bij gebruik van de
ingebouwde microfoon)
................. Beschikbaar
Demper ..................................... Beschikbaar
Aantal opnamen
Foto’s
Met een geheugenkaart van 16 GB (UHS-I)
Beeldkwaliteit Aantal opnamen (circa)
1833 beelden
2760 beelden
3114 beelden
4671 beelden
4717 beelden
6656 beelden
8098 beelden
450 beelden
RAW+JPEG (
)
361 beelden
Films
Met een geheugenkaart van 16 GB (UHS-I)
Beeld-
kwaliteit
Opname-
bestandsgrootte
(circa)
Totale opnametijd
per geheugenkaart
(circa)
Opnametijd van
afzonderlijke clips
(circa)
4288 KB/sec. 59 min. 30 sec. 9 min. 59 sec.
2945 KB/sec. 1 uur 26 min. 5 sec. 29 min. 59 sec.
2945 KB/sec. 1 uur 26 min. 5 sec. 29 min. 59 sec.
1969 KB/sec. 2 uur 8 min. 27 sec. 9 min. 59 sec.
382 KB/sec. 10 uur 22 min. 35 sec. 29 min. 59 sec.
* Enkele opname stopt automatisch zodra een afzonderlijke opname de maximale
opnametijd bereikt of als de geheugenkaart vol raakt.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname automatisch stoppen voordat
de maximale opnametijd is verstreken.
Opnamemedia ...................................... SD/SDHC/SDXC-
geheugenkaarten
Map maken ........................................... Maandelijks/dagelijks
Bestandsnummering ............................. Continu, automatisch resetten
120
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Afspelen
Zoomvergrotingweergave
Zoomvergroting................................. Min.: circa 2,0 x
Max.: circa 10,0 x
Film afspelen ........................................ Ingebouwde luidspreker
Classicatie ........................................... Beschikbaar
Beelden beveiligen ............................... Beschikbaar
Navigatiemethoden voor opnamen ....... Eén beeld, 10 beelden
verspringen, 100 beelden
verspringen, beelden zoeken
(classicatie, datum, mensen,
foto’s, lms, digest-lms),
beeld scrollen
Diavoorstelling ...................................... Alle beelden, diavoorstelling van
beelden na selectie uit de zoeklijst
Nabewerking van beelden
(Alleen mogelijk met beelden die
zijn gemaakt met hetzelfde model) ............
Creatieve lters (korrelig Z/W,
softfocus, sheye-effect, effect
kunst opvallend, aquareleffect,
speelgoedcamera-effect,
miniatuureffect), formaat wijzigen,
rode-ogenreductie
Aanpassen
Persoonlijke voorkeuzes registreren ..... Ontspanknop, lmknop
Copyrightinformatie ............................... Beschikbaar
Voeding
Accu ...................................................... LP-E12
Aantal foto-opnamen
(conform CIPA: kamertemperatuur 23°C)
Scherm aan .................................. Circa 295 beelden
Aantal foto-opnamen
(Eco-modus aan)
Scherm aan .................................. Circa 410 beelden
Filmopnametijd
(conform CIPA: kamertemperatuur 23°C)
Scherm aan .................................. Circa 80 min.
Filmopnametijd
(continue opname)*
Scherm aan ..................................Circa 125 min.
* Totale opnametijd bij herhaaldelijke opnamen onder de volgende
omstandigheden:
in Auto-modus met alle instellingen op standaardwaarden, geen zoomen
of andere handelingen en automatisch stoppen/hervatten nadat de tijd of
capaciteit per opname is bereikt.
Interface
Bekabeld
Digital-aansluiting
(compatibel met Hi-Speed USB).......Mini-B
HDMI OUT-aansluiting ...................... Type D
HDMI-uitvoer tijdens opname (geen opnamescherm of geluid)
Draadloos
NFC .................................................. Compatibel met NFC Forum
Type 3/4 Tag (dynamisch)
Bluetooth
Compatibiliteit
met standaarden ........................... Bluetooth-versie 4.1
(BLE-technologie, Bluetooth low
energy)
Verzendmethode .......................... GFSK-modulatiemethode
121
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Wi-Fi
Compatibiliteit
met standaarden ........................... IEEE 802.11b (DS-SS-modulatie),
IEEE 802.11g (OFDM-modulatie),
IEEE 802.11n (OFDM-modulatie)
Verzendfrequentie
Frequentie ................................ 2412 - 2462 MHz
Kanalen .................................... 1 - 11 kanalen
Beveiliging
Infrastructuurmodus .................. WPA2-PSK (AES/TKIP),
WPA-PSK (AES/TKIP), WEP
* Compatibel met Wi-Fi Protected Setup
Camera Access Point
modus ....................................... WPA2-PSK (AES)
Ad-hocmodus ........................... WPA2-PSK (AES)
Gebruiksomgeving
Temperatuur .......................................... Min.: 0°C, max.: 40 °C
Luchtvochtigheid ................................... Luchtvochtigheid tijdens gebruik:
85% of lager
Afmetingen (conform CIPA)
B ........................................................... Circa 108,2 mm
H ........................................................... Circa 67,1 mm
D ........................................................... Circa 35,1 mm
Gewicht (conform CIPA)
Inclusief accu, geheugenkaart .............. Circa 302 g
Alleen camerabehuizing ....................... Circa 266 g
Accu LP-E12
Type ...................................................... Oplaadbare lithium-ionaccu
Nominale spanning ............................... 7,2 V gelijkstroom
Accucapaciteit ....................................... 875 mAh
Bedrijfstemperatuur .............................. Opladen: 5°C - 40°C
Opnamen maken: 0°C - 40°C
Acculader LC-E12E
Compatibele accu ................................. Accu LP-E12
Oplaadtijd .............................................. Circa 2 uur (bij kamertemperatuur)
Nominaal ingangsvermogen ................. 100 - 240 V AC (50/60 Hz)
Nominaal uitgangsvermogen ................ 8,4 V gelijkstroom/540 mA
Bedrijfstemperatuur .............................. 5°C - 40°C
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van
Canon en de testcriteria en richtlijnen van CIPA (Camera & Imaging
Products Association).
Bovenstaande afmetingen, maximale diameter, lengte en gewicht zijn
gebaseerd op CIPA-richtlijnen (alleen met uitzondering van het gewicht
voor de camerabehuizing).
De specicaties en de vormgeving van het product kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Als zich een probleem voordoet met een lens van een ander merk
dat is bevestigd op de camera, dient u contact op te nemen met de
fabrikant van de lens.
122
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Index
Beelden naar webservices
verzenden 19
Beelden opslaan op een computer 40
Beelden verzenden 16
Beeldkwaliteit
Compressie
(beeldkwaliteit)
Beeldstabilisatie 68
Beeldstijl 63
Beeldsynchronisatie 26
Bekijken 78
Beeld zoeken 80
Diavoorstelling 79
Indexweergave 80
Springweergave 81
Tv-weergave 38
Vergrote weergave 79
Weergave van één opname 78
Belichting
AE-vergrendeling 61
FE-vergrendeling 67
Bestandsnummering 86
Beveiligen 81
Bewerken
Formaat wijzigen 83
Rode-Ogen Corr. 84
Trimmen 83
Bulbbelichting 71
Nummers
1-punts (modus AF Frame) 65
A
Aan 67
Aansluiting 38, 39, 41
Accessoires 36
Accu
Eco-modus 87
Niveau 98
Opladen 49
Spaarstand 51
Accu’s
Datum/Tijd (datum/tijd-accu)
Spaarstand 51
Acculader 36
AE-vergrendeling 61
AF Frames 65
Afspelen
Bekijken
Aspect ratio 76
Auto optimalisatie helderheid 62
Auto-modus (opnamemodus) 53
Autom. draaien 83
Av (opnamemodus) 70
B
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen 81
Weergaveduur 86
Wissen 82
Beelden naar een andere camera
verzenden 22
Beelden naar een smartphone
verzenden 8
C
Camera
Resetten 89
Camera Access Point modus 16
Camera Connect 10
CANON iMAGE GATEWAY 16
Classicatie 82
Close-up (opnamemodus) 58
Compacte voedingsadapter 36, 38
Compressie 75
Contrast 64
Correctie chromatische aberratie 68
Correctie helderheid randen 68
Creatieve lters (opnamemodus) 59
Creatieve hulp (opnamemodus) 57
D
Datum/tijd
Datum/tijd-accu 50
Instellingen 49
Wereldklok 88
DC-koppeling 36, 38
Diavoorstelling 79
DLNA 20
DPOF 44
Draadloze functies 7
E
Eco-modus 87
F
Favorieten 82
FE-lock 67
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
framerate) 77
Bewerken 85
Filtereffect 64
Firmware 89
Fisheye-effect (opnamemodus) 60
Flitsbelichtingscompensatie 67
Flitser
Aan 67
Flitsbelichtingscompensatie 67
Slow sync 67
Uit 67
Formaat wijzigen 83
Fotoboeken instellen 46
Foutmeldingen 94
G
Gezicht+volgen 65
H
Handmatige scherpstelling 65
Handmatige WB 62
Handmatige witbalans 62
HDMI-kabel 38
High Dynamic Range
(opnamemodus) 59
Hybride automatisch
(opnamemodus) 54
I
Indexweergave 80
Indicator 52
Installatie 40
ISO-snelheid 62
123
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
P
PictBridge 37, 41
Pictogrammen 97, 98
Printen 41
Prioriteit voor tinten 62
Problemen oplossen 90
R
RAW 76
RAW-beeldverwerking 84
Reiniging (beeldsensor) 88
Reizen met de camera 88
Resetten 89
Resolutie (beeldformaat) 75
Rode ogen corrigeren 84
Roteren 83
Ruisonderdrukking bij meerdere
opnamen 69
Ruisreductie
Lange belichtingstijd 70
Ruisreductie lange sluitertijd 70
S
Scherm
Pictogrammen 97, 98
Weergavetaal 50
Scherm Snel instellen
Basishandelingen 52
Tabel 103
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen 65
Scherpstellen
AF Frames 65
MF-peaking 65
Servo AF 66
Touch AF 66
K
Kleur (witbalans) 62
Kleurtemperatuur 63
L
Landschap 63
Lange belichtingstijd 71
Lens 50
Lichtnet 38
Live View-opnamen maken
op afstand 29
M
M (opnamemodus) 70
Macrofotograe 58
Meetmethode 61
Menu
Basishandelingen 52
Tabel 101
MF (Handmatige scherpstelling) 65
MF-peaking 65
Miniatuureffect (opnamemodus) 60
N
Nachtopnamen uit hand
(opnamemodus) 58
Natuurlijk 63
Nekriem
Riem
Neutraal 63
Niveau 98
O
Opladen 49
Opnamen
Opname-informatie 97
Scherpstelvergrendeling 65
Scherpte 64
Sensorreiniging 88
Servo AF 66
Slow sync 67
Softfocus (opnamemodus) 60
Software
Beelden opslaan op een
computer 40
Installatie 40
Spaarstand 51
Sport (opnamemodus) 58
Springweergave 81
Standaardwaarden
Resetten
Stof op beelden voorkomen 88
T
Time-lapse-movie
(opnamemodus) 74
Toningeffect 64
Touch AF 66
Touch Shutter 75
Trimmen 42, 83
Tv (opnamemodus) 70
Tv-weergave 38
U
Uit 67
V
Verbindingsinformatie bewerken
of wissen 30
Vergrote weergave 79
Verzadiging 64
Voeding 36
Accu,
Acculader,
Compacte voedingsadapter
Voedsel (opnamemodus) 59
W
Weergave van één opname 78
Weergaveduur 86
Weergavetaal 50
Wereldklok 88
Wissen 82
Witbalans (kleur) 62
Z
Zelfontspanner 74
Zelfontspanner aanpassen 74
Zelfportret (opnamemodus) 59
Zoeken 80
Zoomen AF-punt 65
Zwart/wit (monochroom) 63
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
124
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
Veiligheidsmaatregelen
Aangezien Wi-Fi radiogolven gebruikt om signalen te verzenden, zijn er
strengere veiligheidsmaatregelen nodig dan wanneer u een LAN-kabel
gebruikt.
Houd rekening met de volgende punten wanneer u Wi-Fi gebruikt.
Gebruik alleen netwerken die u mag gebruiken.
Dit product zoekt naar Wi-Fi-netwerken in de buurt en geeft de
resultaten op het scherm weer. Netwerken waarvoor u geen
toestemming hebt (onbekende netwerken), worden mogelijk ook
weergegeven. Als u probeert verbinding te maken met deze netwerken
of deze probeert te gebruiken, kan dit echter als ongeoorloofde
toegang worden beschouwd. Gebruik alleen netwerken die u mag
gebruiken en probeer geen verbinding te maken met andere
onbekende netwerken.
Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich
de volgende problemen voordoen.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen Wi-Fi-overdrachten opsporen
en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of
vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van andere
ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een andere
identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen tot informatie)
of springplankaanvallen (waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt
tot uw netwerk als een springplank om hun sporen uit te wissen terwijl
ze in andere systemen inbreken).
Beveilig dus uw Wi-Fi-netwerk voldoende om dit soort problemen
te vermijden.
Gebruik de Wi-Fi-functie van deze camera alleen met voldoende kennis
van Wi-Fi-beveiliging en zorg voor een goede balans tussen risico en
gemak wanneer u de veiligheidsinstellingen aanpast.
Software van derden
expat.h
Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Center Ltd
Permission is hereby granted, free of charge, to any person
obtaining a copy of this software and associated documentation les
(the “Software”), to deal in the Software without restriction, including
without limitation the rights to use, copy, modify, merge, publish,
distribute, sublicense, and/or sell copies of the Software, and to permit
persons to whom the Software is furnished to do so, subject to the
following conditions:
The above copyright notice and this permission notice shall be
included in all copies or substantial portions of the Software.
THE SOFTWARE IS PROVIDED “AS IS”, WITHOUT WARRANTY OF
ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED
TO THE WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A
PARTICULAR PURPOSE AND NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT
SHALL THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE LIABLE FOR
ANY CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN
ACTION OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM,
OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE OR THE USE
OR OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE.
Index
Bijlage
Fouten en waarschuwingen
125
Problemen oplossen
Instellingen
Afspelen
Opnamen maken
Voorbereiding en basisuitleg
De camera leren kennen
Accessoires
Draadloze functies
Draadloze functies/accessoires
AES-128 Library
Copyright (c) 1998-2008, Brian Gladman, Worcester, UK.
All rights reserved.
LICENSE TERMS
The redistribution and use of this software (with or without changes)
is allowed without the payment of fees or royalties provided that:
1. source code distributions include the above copyright notice, this list
of conditions and the following disclaimer;
2. binary distributions include the above copyright notice, this list of
conditions and the following disclaimer in their documentation;
3. the name of the copyright holder is not used to endorse products
built using this software without specic written permission.
DISCLAIMER
This software is provided ‘as is’ with no explicit or implied warranties
in respect of its properties, including, but not limited to, correctness
and/or tness for purpose.
Persoonsgegevens en veiligheidsmaatregelen
Indien persoonsgegevens en/of Wi-Fi-beveiligingsinstellingen zoals
wachtwoorden enz. worden opgeslagen op de camera, dient u zich
ervan bewust te zijn dat dergelijke informatie en instellingen op de
camera bewaard kunnen blijven.
Wanneer u het eigendom van de camera aan een andere persoon
overdraagt, de camera weggooit of ter reparatie opstuurt, dient u de
volgende maatregelen te nemen om te voorkomen dat dergelijke
gegevens en instellingen uitlekken.
Wis geregistreerde Wi-Fi-beveiligingsgegevens door
[Instellingen resetten] te kiezen in de Wi-Fi-instellingen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125

Canon EOS M100 Handleiding

Type
Handleiding