Instellingen pomp en aandrijfmechanisme
3A9388C 25
Instellingen pomp en
aandrijfmechanisme
Het ADM-instelscherm biedt toegang tot instellingen
die helpen om de goede werking en het onderhoud
van het systeem te garanderen. Deze functies
kunnen worden uitgevoerd wanneer de ADM in de
actieve stand of in de systeem-UIT-stand staat.
De instellingen in de pompinstelschermen zijn
specifiek voor elke pomp en moeten voor elke
pomp afzonderlijk worden ingeschakeld.
1. Zet het systeem onder spanning om de ADM in
te schakelen.
2. Druk in het Startbedrijfsscherm op de ADM-vergren-
delings-/instelknop om de instelschermen te
openen. Gebruik indien nodig de pijltoetsen links en
rechts op het directionele toetsenbord om naar
Pomp 1 op de menubalk te navigeren.
Pompinstelscherm 1
Selecteer de soft key naast het pictogram
om de functies op het scherm in te schakelen.
Gebruik het directionele toetsenbord om tussen
selecties te schakelen, het numerieke toetsenbord om
waarden in te voeren en de enter-toets om vervolgkeu-
zemenu’s te openen en selecties te bevestigen.
De beschikbare instellingen van dit scherm kunnen
worden ingesteld voor elke pomp die in het systeem
is geïnstalleerd.
1. Navigeer met de pijltjestoetsen naar het vak
percentage van de drukmodus. Dit percentage
stelt het niveau in waarbij een alarm of afwijking
voor hoge of lage druk wordt gegenereerd.
Als deze waarde bijvoorbeeld op 10% wordt
ingesteld, betekent dit dat er een alarm of
afwijking voor hoge of lage druk optreedt als de
druk 10% boven of onder de doeldruk komt die
op het bedrijfsscherm is ingesteld. Voer het
gewenste percentage in en druk op de
enter-toets (als u het percentage op 0% zet,
wordt de gebeurtenis uitgeschakeld). Stel het
fouttype in op alarm, afwijking of geen (schakelt
de gebeurtenis uit). Gebruik de pijltjestoets rechts
om naar het fouttypevak te gaan. Druk op de
enter-toets om de beschikbare fouttypes weer
te geven, selecteer het gewenste type met de
pijltjestoetsen en druk op de enter-toets zodra
het juiste type gemarkeerd is.
OPMERKING: Een Alarm stuurt een foutmelding
en schakelt het systeem uit. Een Afwijking stuurt
een waarschuwingsmelding, maar het systeem
blijft werken. Als Alarm of Afwijking is
geselecteerd, wordt er een foutmelding verzonden
als de druk vijf seconden of langer buiten het
aangewezen tolerantiebereik valt.
2. Gebruik de pijltjestoetsen om het vak
percentage van de debietmodus te markeren.
Dit percentage stelt het niveau in waarbij een
alarm of afwijking voor hoog of laag debiet wordt
gegenereerd. Voer het gewenste percentage
in en selecteer het fouttype volgens dezelfde
instructies als in Stap 1.
3. Gebruik de pijltjestoets om het vak
gevoeligheid pompdalingen te markeren. Deze
waarde bepaalt hoe gevoelig de pomp is voor het
detecteren van een pompdalingsfout. Verhoog of
verlaag deze waarde naar wens en selecteer het
fouttype volgens dezelfde instructies in Stap 1.
De standaardinstelling zou geschikt moeten zijn
voor de meeste toepassingen.
4. Controleer of het pomptype juist is. Selecteer
indien nodig het juiste type onderpomp uit het
vervolgkeuzemenu.
5. Controleer of het pompvolume juist is. Voer
indien nodig de juiste pompgrootte in cc in.
6. Controleer of het type drukomzetter juist is. Als er
een standaard drukomzetter is geïnstalleerd,
moet het vak NIET worden aangevinkt. Als er
een drukomvormer met vlakke montage is
geïnstalleerd, moet het vak worden aangevinkt.
7. Drukomzetters worden in de fabriek gekalibreerd,
maar na langdurig gebruik kan kalibreren nodig
zijn. De offset van de uitlaatomzetter staat boven
de offset van de inlaatomzetter. Idealiter moeten
de drukomzetters verwijderd zijn, vrij van
materiaal en in de lucht wanneer gekalibreerd
wordt. Elke restdruk kan de kalibratie verstoren.
Om persoonlijk letsel te voorkomen door vloeistof
onder druk, zoals huidinjectie of vloeistofspatten,
moet u ervoor zorgen dat alle componenten van uw
systeem de maximale druk die het systeem kan
bereiken kunnen weerstaan. Alle componenten
moeten geschikt zijn voor de maximale druk, zelfs als
de pomp onder de maximale druk wordt gebruikt.
LET OP
Voorkom schade aan de toetsen door niet met
scherpe voorwerpen zoals pennen, kunststofkaarten
of vingernagels op de toetsen te drukken.
LET OP
Om schade aan componenten in het systeem te
voorkomen, moeten alle componenten van uw
systeem de maximale druk die het systeem kan
bereiken kunnen weerstaan.