Dometic MCS6 Handleiding

Type
Handleiding
NL
MCS6, MCS12, MCS16
187
Lees deze handleiding goed door voordat u het toestel gaat gebruiken
en bewaar het document op een veilige plek, zodat u het later nog eens
kunt nalezen. Als u het toestel doorgeeft aan een andere persoon, geef
dan ook de bedieningshandleiding mee.
Inhoudsopgave
1 Verklaring van de symbolen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
2 Veiligheidsaanwijzingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
3 Doelgroep voor deze handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
4 Correct gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
5 Technische beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
6 Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
7 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
8 Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
9 Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
10 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
11 Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
12 Afvoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
13 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
NL
Verklaring van de symbolen MCS6, MCS12, MCS16
188
1 Verklaring van de symbolen
!
VOORZICHTIG!
Veiligheidsaanwijzing: Het niet naleven kan leiden tot letsel.
A
LET OP!
Het niet naleven ervan kan leiden tot materiële schade en de
werking van het product beperken.
I
INSTRUCTIE
Aanvullende informatie voor het bedienen van het product.
Handeling: dit symbool geeft aan dat u iets moet doen. De vereiste
handelingen worden stap voor stap beschreven.
Dit symbool beschrijft het resultaat van een handeling.
afb. 1 5, pagina 3: deze aanduiding wijst u op een element in een afbeel-
ding, in dit voorbeeld op „positie 5 in afbeelding 1 op pagina 3”.
2 Veiligheidsaanwijzingen
De fabrikant kan in de volgende gevallen niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade:
montage- of aansluitfouten
beschadiging van het product door mechanische invloeden en over-
spanningen
veranderingen aan het product zonder uitdrukkelijke toestemming van de
fabrikant
gebruik voor andere dan de in de handleiding beschreven toepassingen
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Doelgroep voor deze handleiding
189
2.1 Algemene veiligheid
!
VOORZICHTIG!
Elektrische apparaten zijn geen speelgoed!
Houd elektrische toestellen buiten het bereik van kinderen of
zwakbegaafden.
Laat hen de toestellen niet gebruiken zonder toezicht.
Personen (waaronder kinderen) die onvoldoende lichamelijke,
sensorische of mentale capaciteiten hebben of onvoldoende er-
varing en kennis hebben om het apparaat veilig te kunnen ge-
bruiken mogen dit apparaat niet gebruiken zonder toezicht of
instructie door een verantwoordelijke persoon.
Gebruik het apparaat alleen volgens de bestemming.
Breng geen wijzigingen aan op het apparaat en bouw het ook
niet om.
Installatie- en reparatiewerkzaamheden aan de airco mogen al-
leen worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen die ver-
trouwd zijn met de risico's en de relevante richtlijnen.
Inadequate reparaties kunnen leiden tot aanmerkelijke risico's.
Voor reparatieservice kunt u contact opnemen van het service-
centrum in uw land (adressen vindt u aan de achterzijde).
3 Doelgroep voor deze handleiding
De bedieningshandleiding is bestemd voor de gebruikers van de
airconditioner.
4 Correct gebruik
Dit maritieme aircosysteem is speciaal ontworpen voor gebruik op boten en
jachten. Het kan het binnenruim van een boot of jacht afkoelen of opwarmen.
NL
Technische beschrijving MCS6, MCS12, MCS16
190
5 Technische beschrijving
De maritieme aircosystemen MCS6, MCS12 en MCS16 zijn airconditioners
voor boten, die kunnen worden gebruikt voor de variabele airconditioning van
een boot of een jacht. Ze kunnen ruimtes koelen en verwarmen.
De centrale onderdelen van het maritieme aircosysteem zijn de airco-een-
heid en het bedieningspaneel. Een gasvormig koudemiddel circuleert door
het systeem, dat door zeewater wordt gekoeld.
6 Bedieningselementen
6.1 Bedieningspaneel
Toelichting op afb. 1, pag. 2:
Onder-
deel
Naam Beschrijving
1 Aan/uit-knop Indrukken en loslaten om tussen de aan- en
uit-modi te wisselen.
2 Ventilatorknop Indrukken om vooruit te bladeren naar de
beschikbare ventilatorinstellingen. „1”(laag) tot
„6” (hoog) geven de met de hand ingestelde
ventilatorsnelheid weer.
De letter „a” geeft aan dat de automatische
werking van de ventilator is geselecteerd.
3 Omlaag-knop Indrukken en loslaten om de instelwaarde weer
te geven.
De omlaag-knop indrukken en ingedrukt hou-
den om de instelwaarde te verlagen. Iedere
keer als u op de knop drukt wordt de instel-
waarde één graad lager.
4 Frontplaatsensor De frontplaatsensor detecteert de
kamertemperatuur tenzij er een luchtsensor op
afstand is geïnstalleerd.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Bedieningselementen
191
6.2 Functies door indrukken van twee knoppen
Omhoog- en omlaag-knop
In de aan-modus: Druk tegelijkertijd op de knoppen omhoog en omlaag
om de buitentemperatuur weer te geven, als de optionele sensor voor de
buitentemperatuur is geïnstalleerd.
In de programmeermodus: Druk tegelijkertijd op de knoppen omhoog
en omlaag om de nieuwe standaardwaarden voor een programma in te
stellen.
5 Omhoog-knop Indrukken en loslaten om de instelwaarde weer
te geven.
De omhoog-knop indrukken en ingedrukt hou-
den om de instelwaarde te verhogen. Iedere
keer als u op de knop drukt wordt de instel-
waarde één graad hoger.
6 Scherm De binnentemperatuur wordt weergegeven als
het bedieningspaneel ingeschakeld is. De
instelwaarde wordt weergegeven als de
omhoog- of omlaag-knop wordt ingedrukt.
Op het scherm worden ook programma-infor-
matie en foutcodes weergegeven.
Als het bedieningspaneel weer wordt inge-
schakeld na een stroomuitval gaan alle LED's
voor één seconde branden. Dit is een normale
werkingsvoorwaarde en wordt inschakelreset
genoemd.
7 LED „verwarmingsmo-
dus”
Deze LED brandt indien
– alleen de verwarmingsmodus is geselecteerd
– of de eenheid voert een verwarmingscyclus
uit.
8 LED „ventilatorindica-
tor”
Deze LED brandt als een handmatige ventila-
torsnelheid is geselecteerd.
9 LED „koelmodus” Deze LED brandt indien
– alleen de koelmodus is geselecteerd
– of de eenheid voert een koelcyclus uit.
Onder-
deel
Naam Beschrijving
NL
Bediening MCS6, MCS12, MCS16
192
Aan/uit- en omlaag-knop
Als de servicegeschiedenis voor fouten wordt weergegeven: Druk
tegelijkertijd de aan/uit-knop en de omlaag-knop in om de foutengeschie-
denis te wissen (zie „Servicegeschiedenis” op pagina 199).
In de aan-modus: Druk tegelijkertijd de aan/uit- en omlaag-knop in om
naar de vochtigheidsmodus te gaan (zie „Vochtigheidsmodus” op
pagina 195).
7 Bediening
7.1 Eerste keer opstarten
A
LET OP!
Schakel de eenheid niet uit en meteen weer aan. Wacht minimaal
30 s voor de drukvereffening van het koudemiddel.
Zorg ervoor dat de kogelkraan bij de zeewaterinlaat (buitenboordkraan) is
geopend.
Zorg ervoor dat de bediening is uitgeschakeld.
Schakel de stroomonderbreker van de airco in.
Als de zeewaterpomp over een eigen stroomonderbreker beschikt, scha-
kelt u deze ook in.
Druk op de ventilatorknop (afb. 1 2, pagina 2).
De ventilator krijgt nu stroom.
Controleer dat de ventilator draait en dat er een stevige luchtstroom uit
het toevoerlucht-rooster stroomt.
Selecteer een instelwaarde voor de temperatuur die lager is dan de actu-
ele huttemperatuur.
Hierdoor wordt de compressor en de zeewaterpomp gestart.
Controleer of er een stabiele solide stroom zeewater uit de
buitenboordafvoer komt.
Als blijkt dat de eenheid niet goed werkt, raadpleeg dan de aanwijzingen
voor het verhelpen van storingen („Verhelpen van storingen” op
pagina 209).
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Bediening
193
7.2 Overzicht
Inschakelen
Druk één keer op de aan/uit-knop (afb. 1 1, pagina 2) om het systeem
in te schakelen.
Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is inge-
schakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld.
Ingestelde temperatuur
Druk op de omhoog- of omlaag-knop (afb. 1 3 en 4, pagina 2), om de
gewenste kamertemperatuur in te stellen.
De instelwaarde kan worden bekeken door een moment op de omhoog-
of omlaag-knop te drukken en weer los te laten.
Ventilatorsnelheid
De ventilatorsnelheid werkt automatisch. De ventilatorsnelheid wordt hoger
als de ingestelde temperatuur de koelmodus nadert. De ventilator draait op
lage snelheid als de instelwaarde is bereikt.
Stel de ventilatorsnelheid handmatig in met de ventilatorknop (afb. 1 2,
pagina 2).
U kunt de ventilator zodanig programmeren dat deze alleen draait als koelen
of verwarmen vereist is. Normaal draait de automatische werking van de
ventilatorsnelheid in omgekeerde richting van de verwarmingsmodus. De
ventilator kan echter op dezelfde wijze worden geprogrammeerd als in de
koelmodus.
Geheugen
Voor het vaste geheugen van de bedieningselementen zijn geen batterijen of
reservestroom nodig. Als de stroom uitvalt blijven de operationele parame-
ters behouden. Na het herstel van de stroom blijft de besturing werken zoals
deze het laatst is geprogrammeerd.
NL
Bediening MCS6, MCS12, MCS16
194
7.3 Werkingsmodi
Uit-modus
Als het maritieme aircosysteem in de uit-modus staat zijn alle besturingsuit-
gangen uitgeschakeld. Programmaparameters en gebruikersinstellingen
worden opgeslagen in het vaste geheugen.
Aan-modus
Als het maritieme aircosysteem in de aan-modus staat, worden de betreffen-
de uitgangen van stroom voorzien en op het scherm verschijnt de actuele
werkingstoestand. De operationele en programmaparameters blijven gelijk
aan degene die zijn opgeslagen toen de eenheid voor het laatst in werking
was.
Koelmodus
Als de koelmodus is geselecteerd brandt de LED voor de koelmodus en de
koelsystemen werken zoals vereist. Als de temperatuur onder de instelwaar-
de valt, schakelt het systeem niet automatisch naar de verwarmingsmodus.
Verwarmingsmodus
Als de LED voor de verwarmingsmodus brandt, zijn alleen de verwarmings-
systemen geselecteerd en werken zoals vereist. Als de temperatuur boven
de instelwaarde valt, schakelt het systeem niet automatisch naar de koelmo-
dus.
Automatische modus
In de automatische modus wordt er zowel verwarmd en gekoeld als dat nodig
is. De LED voor verwarmen of koelen brandt volgens de modus die is vereist.
De temperatuur in een bepaalde modus wordt gehouden binnen 2 °F
(1,1 °C) van de instelwaarde. Er is echter een verschil van 4 °F (2,2 °C) no-
dig voor een modusverandering binnen het maritieme aircosysteem.
Nadat de modus is gewijzigd wordt de temperatuur binnen 2 °F (1,1 °C) van
de instelwaarde gehouden.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Bediening
195
Handmatige ventilatormodus
In de handmatige ventilatormodus kunt u de gewenste ventilatorsnelheid met
de hand selecteren. Als de handmatige ventilatorsnelheid is geselecteerd,
brandt de ventilator-LED. De handmatige ventilatormodus is soms beter als
de kamertemperatuur constant wijzigt door verschillende warmtebelastin-
gen.
De snelste ventilatorsnelheid wordt weergegeven met een „6”, de laagste
wordt weergegeven met een „1”.
Tijdens de normale werking drukt u de ventilatorknop in en houdt deze in-
gedrukt om één van de zes beschikbare handmatige ventilatorsnelheden
te selecteren.
Circulatiemodus
Als het systeem is uitgeschakeld op bedieningspaneel kan de ventilator al-
leen worden gebruikt om lucht te circuleren.
Als het scherm is uitgeschakeld drukt u op de ventilatorknop en houdt
deze ingedrukt totdat de vereiste snelheid in het venster verschijnt.
Loslaten van de ventilatorknop.
De ventilator circuleert de lucht in de geselecteerde snelheid zonder te
verwarmen of te koelen.
Druk één keer op de aan/uit-knop om de circulatiemodus uit te zetten en
naar de aan-modus te gaan.
Vochtigheidsmodus
In de aan-modus drukt u tegelijkertijd de aan/uit- en de omlaag-knop in.
De eerste cyclus start in één minuut.
Druk op de aan/uit-knop om de vochtigheidsmodus te beëindigen.
De mnemotechnisch code „HU1” wordt weergeven in de vochtigheids-
modus.
Programmeermodus
I
INSTRUCTIE
Alleen in de uit-modus is er toegang tot de programmeermodus.
NL
Bediening MCS6, MCS12, MCS16
196
De programmamodus wordt gebruikt om de operationele parameters van het
systeem aan te passen aan de bijzondere behoeften van de individuele ge-
bruikers. De programmeermodus wordt ook gebruikt om het aircosysteem
aan te passen aan de meest efficiënte werking binnen een installatie.
Variabelen zoals de leidingen, sensorlocatie en systeemontwerp beïnvloe-
den de werking van het systeem. Het maritieme aircosysteem wordt geleverd
met de standaard fabrieksinstellingen, die zijn opgeslagen in het permanente
geheugen en op ieder moment kunnen worden teruggezet.
7.4 Bedienen van het maritieme aircosysteem
A
LET OP!
Schakel de eenheid niet uit en meteen weer aan. Wacht minimaal
30 s voor de drukvereffening van het koudemiddel.
I
INSTRUCTIE
Als u het maritieme aircosysteem ingeschakeld, druk dan op de
aan/uit-knop en laat deze meteen weer los om te voorkomen dat u
per ongeluk naar de programmeermodus gaat.
Als u per ongeluk in de programmeermodus komt, dan wijzigt bij
het indrukken van de omhoog- of omlaag-knop de parameterinstel-
ling van P-1, hetgeen ertoe kan leiden dat het systeem niet goed
werkt.
Druk kort op de aan/uit-knop (afb. 1 1, pagina 2) om het systeem in te
schakelen.
Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is inge-
schakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld.
Druk op de omlaag-knop (afb. 1 3, pagina 2) of de omhoog-knop
(afb. 1 5, pagina 2) om de gewenste instelwaarde te selecteren.
Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is inge-
schakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld.
De thermostaat is nu ingesteld om een constante temperatuur aan te
houden.
Stel de gewenste huttemperatuur in door het indrukken van de omhoog-
of omlaag-knop.
De instelwaarde kan worden bekeken door een moment op de omhoog-
of omlaag-knop te drukken en deze weer los te laten.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Bediening
197
Het maritieme aircosysteem heeft een vast geheugen en heeft dus geen bat-
terijen of reservestroom nodig. Als de stroom uitvalt blijven de operationele
parameters behouden. Als de stroom weer is hersteld gaat het maritieme air-
cosysteem weer werken zoals het voor het laatst is geprogrammeerd.
De automatische ventilatorwerking verhoogt de ventilatorsnelheid als de hut-
temperatuur de koelmodus nadert. De ventilator draait op lage snelheid als
de instelwaarde is bereikt.
U kunt de ventilatorsnelheid met de hand selecteren via de ventilatorknop.
De ventilator kan zodanig worden geprogrammeerd dat deze alleen draait
als koelen of verwarmen vereist is. Normaal draait de automatische werking
van de ventilatorsnelheid in omgekeerde richting in de verwarmingsmodus.
De ventilator kan echter op dezelfde wijze worden geprogrammeerd als in de
koelmodus.
7.5 Automatisch zelftestprogramma voor fabriekstest
Het maritieme aircosysteem voert een zelftestprogramma uit om een fa-
briekstest van het volledige aircosysteem uit te voeren. Als het zelftestpro-
gramma is geactiveerd, draait de testcyclus totdat de AC-stroom is
onderbroken of als de aan/uit-knop een keer wordt ingedrukt, waardoor het
systeem naar de uit-modus gaat.
Activeer het zelftestprogramma door het indrukken van de aan/uit-knop
terwijl u de AC-stroom inschakelt.
Laat de aan/uit-knop los terwijl op het scherm „888” en alle LED's bran-
den.
Het maritieme aircosysteem bevindt zich nu in het zelftestprogramma.
„tSt” verschijnt op het scherm tijdens het zelftestprogramma.
Nadat de zelftest is geactiveerd voert de zelftestsoftware continu de volgen-
de procedure uit:
Inschakelen van de verwarmingsmodus en hitte toevoeren voor 10 min.
Stoppen van het verwarmen en inschakelen van de ventilator voor slechts
5min.
Omschakelen naar koelmodus en voor 10 min koelen.
Stoppen van het koelen en inschakelen van de ventilator voor slechts
5min.
Weer teruggaan naar de eerste stap en doorgaan totdat het programma
wordt onderbroken.
NL
Bediening MCS6, MCS12, MCS16
198
Het zelftestprogramma gaat door totdat de stroom wordt verbroken of totdat
de test wordt gestopt door het één keer indrukken van de aan/uit-knop.
7.6 Service-instrumenten
Bedrijfsurenteller
De totale cyclustijd van de compressor wordt tijdens de continue draaitijd om
de zes minuten opgeslagen in EEPROM. Cycli die korter duren dan zes mi-
nuten worden gewist om geheugenruimte te sparen en te zorgen voor een zo
flexibel mogelijke bedrijfsurenteller.
Om de bedrijfsurenteller te zien neemt u de volgende stappen:
Schakel de AC-stroom uit.
Druk de omlaag-knop in en houdt deze ingedrukt.
Herstel de AC-stroom.
Nadat de inschakelreset is afgerond verschijnt er het volgende op het
scherm:
„Hr” wordt gedurende één seconde weergegeven.
Het scherm wordt voor één seconde leeg en geeft dan voor drie se-
conden de duizendtallen van de uren weer.
Het scherm wordt voor één seconde leeg en geeft dan voor drie se-
conden de honderdtallen weer.
De eenheid gaat terug naar de laatste operationele status voordat de
stroom weer uitgeschakeld.
De maximale opgenomen tijd is 65.536 uur. Dan stopt de meter en kan alleen
worden gereset door een servicemonteur.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Bediening
199
Servicegeschiedenis
Het maritieme aircosysteem slaat de acht meest recente fouten op en ont-
houdt deze. Iedere keer als er een fout wordt gedetecteerd wordt er een timer
van een uur gestart.
Drie achtereenvolgende fouten binnen dat uur zorgen ervoor dat het systeem
uitschakelt, afsluit en de foutcode wordt weergegeven. Als dezelfde fout bin-
nen het uur nog eens optreedt wordt deze niet opgeslagen in de servicege-
schiedenis. Dit bespaart geheugenruimte. Een continue werking voor één
uur zonder dat dezelfde fout weer optreedt zorgt ervoor dat de foutenteller
wordt gewist, maar de gebeurtenis blijft in het logboek van de servicege-
schiedenis staan totdat deze wordt overschreven. Als er binnen het uur een
andere fout wordt gedetecteerd, dan wordt deze opgenomen in het logboek
voor servicegeschiedenis.
De volgende gebeurtenissen worden opgenomen in de servicegeschiedenis.
hoge freondruk
lage freondruk
luchtsensor-fout
Om de servicegeschiedenis te zien neemt u de volgende stappen:
Schakel de AC-stroom uit.
Druk de ventilatorknop in en houd deze ingedrukt.
Schakel de AC-stroom in.
Als de inschakelreset is afgerond (op het scherm verschijnt „888” en alle
LED's branden) laat u de ventilatorknop los.
Op het scherm knippert de laatste gedetecteerde fout, gevolgd door het
chronologische nummer van de gebeurtenis.
Om andere gedetecteerde gebeurtenissen te zien drukt u op de omhoog-
of omlaag-knop.
Om de servicegeschiedenis te wissen drukt u tegelijkertijd de aan/uit- en
omlaag-knop in.
Om de servicegeschiedenis te verlaten
drukt u ofwel aan/uit-knop, de omhoog-knop of de omlaag-knop of
u wacht dertig seconden zonder een knop in te drukken.
NL
Programmeren MCS6, MCS12, MCS16
200
8 Programmeren
8.1 Naar de programmeermodus gaan
Druk in de uit-modus op de aan/uit-knop en houd deze ingedrukt totdat
de letter „P” op het scherm verschijnt.
Op het scherm verschijnen de letters „P1” gevolgd door de parameterin-
stelling.
Het maritieme aircosysteem bevindt zich nu in de programmeermodus.
I
INSTRUCTIE
Het maritieme aircosysteem verlaat de programmeermodus en
gaat terug naar de uit-modus als er binnen een minuut geen pro-
grammering volgt.
8.2 Wijzigen van de programmaparameters
Ga van één programmaparameter naar de andere door de ventilatorknop
in te drukken.
Druk op de omhoog- of omlaag-knop om de gegevens te selecteren of om
de gewenste limieten in te stellen voor de parameter die wordt gepro-
grammeerd.
8.3 Nieuwe programmaparameters opslaan
I
INSTRUCTIE
De standaard fabrieksinstellingen die zijn weergeven in „Tabel met
programmeerbare parameters” op pagina 202 kunnen met de hand
worden gereset (zie „Herstellen van de opgeslagen standaardin-
stellingen” op pagina 201).
Druk tegelijkertijd de omhoog- en omlaag-knop in om de nieuwe program-
maparameters op te slaan.
Hiermee worden de nieuwe standaardinstellingen voor het programma in-
gesteld.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren
201
8.4 De programmeermodus verlaten
Er zijn twee manieren waarop de programmeermodus kan worden verlaten.
Druk de aan/uit-knop in
Het maritieme aircosysteem gaat terug naar de uit-modus.
… of
Druk gedurende één minuut geen knop in en probeer niet het program-
ma te wijzigen.
Het maritieme aircosysteem verlaat de programmeermodus.
8.5 Software-identificatie
De softwareversie van het maritieme aircosysteem wordt voor één seconde
aangegeven voordat de programmeermodus wordt verlaten. Het identifica-
tienummer van de software, bijv. („A12”) verschijnt voor één seconde op het
scherm en vervolgens gaat het maritieme aircosysteem terug naar de uit-mo-
dus.
I
INSTRUCTIE
Als u om welke reden dan ook contact heeft met Dometic over het
systeem of over het programmeren van het maritieme aircosy-
steem, zorg er dan voor dat u het identificatienummer van de soft-
ware en het serienummer van de airco-eenheid bij de hand hebt.
Het serienummer vindt u op het typeplaatje.
8.6 Herstellen van de opgeslagen standaardinstellin-
gen
De opgeslagen standaardinstellingen kunnen als volgt worden hersteld.
Ga naar de programmeermodus.
Stel P-17 in op „rSt”.
Verlaat de programmeermodus.
Het versienummer van de software (bijv. „A12”) verschijnt op het scherm.
De opgeslagen standaardinstellingen zijn hersteld en het maritieme airco-
systeem gaat terug naar de uit-modus.
NL
Programmeren MCS6, MCS12, MCS16
202
8.7 Programmeerbare parameters
Tabel met programmeerbare parameters
Pro-
gramma-
nummer
Beschrijving Standaard Bereik
P-1 Operationele modus 0 0 = automatische modus
1 = modus alleen koelen
2 = modus alleen verwarmen
P-2 Maximale ventilatorsnel-
heid (arbitraire eenheden)
95 65 – 95
P-3 Minimale ventilatorsnel-
heid (arbitraire eenheden)
55 30 – 64
P-4 Tijdvertraging compres-
sorstart
15 5 – 135 s
P-5 Kalibratie temperatuursen-
sor
Omgevingste
mperatuur
Omgeving 10 °F
P-6 Faalveilig 3 0 = minimale bescherming
1 = continu, zonder scherm
2 = continu, met scherm
3 = vier fouten, reset vereist
P-7 Uitschakeling bij lage AC-
spanning (volt)
115 V UIT
220/230 V –
UIT
75 – 105
175 – 205
P-8 Antivriescyclus 1 UIT
1 = aan bij 5 °F verschil gemeten
door de frontplaatsensor
2 = aan bij 7 °F verschil gemeten
door de frontplaatsensor
P-9 Maximale watertempera-
tuur (°F)
UIT 100 – 150
P-10 Instelling schermhelder-
heid
9 4 = laag
13 = maximum
P-11 Weergave ºF of ºC F F = weergave in Fahrenheit
C = weergave in Celsius
P-12 Pompcyclus met
compressor of continu
pompen
UIT UIT = werkt met compressor
Aan = continu pompen
P-13 Omgekeerde ventilator-
richting tijdens verwar-
mingsmodus
rEF nor = normale ventilatorwerking
rEF = omgekeerde ventilator in
verwarmingsmodus
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren
203
I
INSTRUCTIE
Bij programmeerproblemen of twijfels reset u de opgeslagen stan-
daardinstellingen door naar de programmeermodus te gaan en
P-17 op „rSt” in te stellen.
Als er programmawijzigingen zijn aangebracht maar niet opgesla-
gen, gaat de reset terug naar de laatste opgeslagen standaard-
waarden, die kunnen afwijken van de standaard
fabriekinstellingen.
P-1: Operationele modus
De volgende operationele modi kunnen worden geselecteerd:
automatische modus door het selecteren van „0”
modus alleen koelen door het selecteren van „1”
modus alleen verwarmen door het selecteren van „2”
P-14 Continue ventilatorwerking
of ventilatorcyclus met
compressor
con CYC = ventilatorwerking met com-
pressor
con = continue ventilatorwerking
P-15 Omgekeerde verwar-
mingscyclus of optie alleen
elektrische verwarmen is
geïnstalleerd (eenheden
voor alleen koelen)
nor nor = omgekeerde verwarmingcy-
clus
ELE = elektrische verwarming
geïnstalleerd
P-16 Selectie type ventilatormo-
tor, spleetpool of geschei-
den condensator.
SC SP = spleetpool ventilatormotor
SC = gescheiden condensator
ventilatormotor
P-17 Reset opgeslagen
standaardinstellingen pro-
grammering
nor rSt = reset standaardinstellingen
nor = normaal
P-18 Gereserveerd voor toe-
komstige optie
––
P-19 Gereserveerd voor toe-
komstige optie
––
P-20 Filterdrempel (x10 uur) 00 00 – 250
P-21 Actuele filtertijd (x10 uur) x10 uur
gebruik actu-
eel filter
P-22 Spanningkalibratie (volt) AC-spanning
Pro-
gramma-
nummer
Beschrijving Standaard Bereik
NL
Programmeren MCS6, MCS12, MCS16
204
P-2: Max. ventilatorsnelheid
De hoogste limiet voor de ventilatorsnelheid kan worden aangepast voor ver-
schillende motoren. De max. ventilatorsnelheid wordt ingesteld als het sy-
steem is geïnstalleerd en ingeschakeld. De waarden kunnen worden
ingesteld van 65 tot 95, arbitraire eenheden.
Selecteer de gewenste snelheid met de omlaag- en omhoog-knop.
Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid.
Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid.
P-3: Min. ventilatorsnelheid
De min. ventilatorsnelheid bepaalt de laagste snelheid die is toegestaan voor
de lage ventilatorsnelheid. De waarden kunnen worden ingesteld van 30 tot
64, arbitraire eenheden.
Selecteer de min. ventilatorsnelheid met de omlaag- en omhoog-knop.
Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid.
Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid.
I
INSTRUCTIE
Op het moment dat de max. en min. limieten voor de ventilatorsnel-
heid zijn ingesteld past de eenheid automatisch de resterende
snelheden aan om drie in afstand gelijke ventilatorsnelheden te
produceren in de automatische en handmatige ventilatormodi.
P-4: Tijdvertraging compressorstart
De startvertraging voor de compressor wordt geboden voor installaties waar-
bij er meer dan één systeem op dezelfde stroombron is aangesloten. Door
verschillende startvertragingen in te stellen kunnen de compressoren op ver-
schillende tijden starten als de stroom wordt onderbroken.
De eenheden moeten 5 s van elkaar starten. De minimale vertraging is 5 s
en de maximale vertraging bedraagt 135 s.
P-5: Kalibratie temperatuur
Gebruik deze functie om de omgevingssensor te kalibreren.
Selecteer P-5.
De omgevingstemperatuur verschijnt op het scherm.
Stel de gewenste aflezing in met de omlaag- en omhoog-knop.
De temperatuur op het scherm verlaagt en verhoogt zoals gewenst.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren
205
P-6: Faalveilig-niveau
Er zijn vier faalveilig-niveaus (zie „Codes voor faalveilig en het verhelpen van
fouten” op pagina 212).
P-7: Uitschakeling bij lage AC-spanning
Gebruik deze functie voor het uitschakelen van de eenheid als de spanning
daalt tot een gevaarlijk laag niveau.
Deze functie is standaard uitgeschakeld, maar kan worden ingesteld van 175
tot 205. Deze functie werkt meteen bij het opstarten, maar er is een vertra-
ging van 5 min nodig voor het weergeven van de fout, om overbelasting te
voorkomen.
De foutcode is „LAC”.
P-8: Antivriescyclus
Het maritieme aircosysteem is uitgerust met een antivriescyclus om te voor-
komen dat de verdamperspoel bevriest tijdens lange periodes van koelwer-
king. Installatievariabelen zoals roosterafmetingen, lengte van de leidingen,
isolatie R-factoren en omgevingstemperaturen bepalen de tijd waarin binnen
de koelmodus de instelwaarde wordt bereikt. De klanten kunnen door hun
gebruik deze tijd aanmerkelijk verlengen door het systeem te laten werken
met open luiken en deuren.
Door het programmeren van onrealistische instelwaarden (bijv. 65 °F/
18,3 °C) en het open laten staan van de hutdeur kan de verdamper bevrie-
zen op warme en vochtige dagen.
Het ontvriezen wordt gerealiseerd door het gebruik van een algoritme dat de
luchttemperatuur in de hut nauwkeurig bewaakt door deze tijdens de koelcy-
clus om de 10 mm te meten.
De antivriesfunctie kent twee verschillende, selecteerbare gedragsmodi als
deze wordt gebruikt met de in het bedieningspaneel ingebouwde kamertem-
peratuursensor. Het systeem probeert de temperatuurverschillen die de
frontplaatsensor kan detecteren te compenseren. Hoewel dit verschil niet ty-
pisch is, kunnen installatievariabelen zoals de plaats waar het bedieningspa-
neel in de hut is geplaatst (bijv. naast een open deur of in direct zonlicht) de
nauwkeurigheid van de detectie van de actuele huttemperatuur beïnvloeden.
Standaard is P-8 ingesteld op „1” (AAN). Hierbij gaat het algoritme ervan uit
dat de frontplaatsensor de huttemperatuur 5 °F (2,8 °C) hoger detecteert dan
de actuele verdampertemperatuur.
NL
Programmeren MCS6, MCS12, MCS16
206
Als de programmeerbare parameter P-8 is ingesteld op „2”, wordt het tempe-
ratuurverschil dat wordt toegepast op de detectie van de frontplaatsensor
verhoogd naar P 7 °F (3,9 °C) voor extremere installaties. P-8 mag alleen op
„2” worden gezet als de instelling „1” het bevriezen van de verdamper niet
kan voorkomen.
Als alternatief kan een optionele alternatieve temperatuursensor (die zich in
de baan van de afvoerlucht bevindt) de effectiviteit van de antivriesfunctie
aanmerkelijk verhogen. Deze optie zou moeten worden overwogen als de
frontplaatsensor de huttemperatuur niet nauwkeurig kan detecteren.
P-9: Maximale watertemperatuur
Gebruik deze functie om de eenheid uit te schakelen als het water in de con-
denserspoel stijgt tot een gevaarlijk hoog niveau.
Deze functie staat standaard op uit, maar kan worden ingesteld tussen 100
en 150 °F.
De foutcode is „PLF”.
P-10: Instelling schermhelderheid
De helderheid van het scherm kan worden ingesteld van 4 (laagste helder-
heid) tot 13 (hoogste helderheid).
P-11: Selectie Fahrenheit of Celsius
De standaardinstelling is „°F”. Selecteer „°C” voor Celsius. De aflezing in Cel-
sius wordt weergegeven in tienden, bijv. 22,2°.
P-12: Pompcyclus met compressor
De pomp kan ook zodanig worden geprogrammeerd dat deze continu werkt
of cycli draait op aanvraag.
Om een continue werking te programmeren selecteert u hier „aan”.
P-13: Omgekeerde ventilatorrichting tijdens verwarmingsmodus
De automatische ventilatorrichting tijdens de verwarmingmodus kan worden
omgekeerd. De ventilator gaat sneller draaien als de instelwaarde wordt be-
naderd. Het lager zetten van de ventilatorsnelheid in een koude hut verhoogt
de hoofddruk en helpt bij het verhogen van de toevoertemperatuur. De ven-
tilator schakelt naar een lage snelheid als de instelwaarde is bereikt en de
compressor is uitgeschakeld.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren
207
Bij de normale werking van de ventilator wordt „nor” weergegeven.
Om de ventilatorrichting tijdens het verwarmen om te draaien, selecteert
u „rEF”.
P-14: Ventilatorcyclus met compressor
De ventilator kan worden geprogrammeerd om continu te draaien als het sy-
steem is ingeschakeld of de ventilator kan draaien met de compressor.
De standaardwaarde is „con”, continue ventilatorwerking.
Om de ventilator te laten draaien met de compressor selecteert u „CYC”.
I
INSTRUCTIE
Als u een optionele elektrische verwarming gebruikt draait de ven-
tilator nog 4 min. door nadat de verwarming is uitgeschakeld.
P-15: Omgekeerde cyclus of elektrische verwarming
Wijzig de standaardparameter niet.
P-16: Selectie ventilatormotor
I
INSTRUCTIE Belangrijke opmerking voor de eindgebruiker
De hogesnelheids-ventilator (HV) heeft een ventilatormotor met
gescheiden condensator (SC). Voor deze motor moet deze para-
meter worden gewijzigd van „SP” naar „SC” zodat de ventilator kan
werken op topefficiënte.
Selecteer „SC”.
Sla deze wijziging op als nieuwe standaardwaarde door tegelijkertijd de
omhoog- en omlaag-knop in te drukken en weer los te laten, voordat u de
programmeermodus verlaat.
Noteer de nieuwe standaardinstellingen in de tabel met de programmeer-
bare parameters om de waarde later nog te kunnen inzien en voor ser-
vicedoeleinden.
P-17: Reset opgeslagen standaardinstellingen
De standaard programmaparameters kunnen als volgt worden gereset:
Selecteer „rSt”.
NL
Programmeren MCS6, MCS12, MCS16
208
Hierdoor worden de programmeerbare parameters teruggezet op de
standaardwaarden.
De standaardparameters die zijn genoemd in „Tabel met programmeerbare
parameters” op pagina 202 kunnen worden gewijzigd door de dealer die het
systeem heeft geïnstalleerd of door de eindgebruiker. Als de nieuwe stan-
daardwaarden zijn ingevoerd en opgeslagen zijn de standaard fabrieksinstel-
lingen overschreven. De originele programmaparameters uit de fabriek zoals
die zijn genoemd in de tabel kunnen handmatig worden hersteld.
P-18, P-19: Gereserveerd voor toekomstige optie
P-20: Filterdrempel
Via deze functie wordt u eraan herinnerd om het luchtfilter van een eenheid
te vervangen. De eenheden zijn x10 uur.
Deze functie is standaard uitgeschakeld, hetgeen wordt aangegeven met
een „00”, maar kan worden ingesteld tussen 100 en 2500 uur. Nadat de een-
heid de drempeltijd heeft bereikt wordt er om de 10 s gedurende 1 s de her-
innering „FIL” weergegeven.
P-21: Actuele filtertijd
Met deze functie wordt de tijd weergegeven dat de huidige filter in de eenheid
in gebruik is. De eenheden zijn x10 uur.
Om deze parameter te resetten drukt u eenvoudig de omhoog- of omlaag-
knop in.
P-22: Spanningkalibratie
Met deze functie wordt de spanning weergegeven zoals die is gedetecteerd
door het scherm. Door deze parameter te kalibreren wordt gezorgd voor een
meer accurate spanning bij het berekenen van de lage spanning voor P-7.
Op het scherm wordt actuele detectie van de spanning weergegeven.
Pas de detectie aan door het indrukken van de omhoog- of omlaag-knop.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen
209
9 Verhelpen van storingen
9.1 Verhelpen van storingen algemeen
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Systeem start niet. Stroomonderbreker van de airco-
eenheid staat uit.
Schakel de stroomonderbreker in
op het scheepspaneel.
Het bedieningspaneel is niet
ingeschakeld.
Schakel het bedieningspaneel in.
Verkeerde bedrading op aan-
sluitstrook.
Controleer het schakelschema en
corrigeer indien nodig de bedrading.
De opdrukbare draadaansluitin-
gen zijn tijdens de installatie los-
geraakt.
Verbreek de voedingsspanning en
open het elektriciteitskastje.
Controleer het schakelschema en
corrigeer de bedrading indien nodig.
Onvoldoende ingangsspanning. Controleer of de stroombron (wal/
generator) de juiste spanning heeft.
Controleer of de bedrading en aan-
sluitingen de juiste afmetingen en
verbindingen hebben.
Controleer met een spanningsme-
ter of de eenheid dezelfde span-
ning heeft als de stroombron.
Ventilator draait niet. Zie bijbehorende paragraaf in „Ver-
helpen van fouten aan het bedie-
ningspaneel” op pagina 214.
Geen koeling of ver-
warming.
Instelwaarde temperatuur is
bereikt.
Verlaag of verhoog de instel-
waarde.
Zeewaterstroom wordt belem-
merd.
Reinig de zeewaterzeef.
Controleer of er belemmeringen
zijn op het inlaatrooster bij de bui-
tenboord-inlaat.
Controleer of er een goede stabiele
stroom is vanaf de buitenboord-
afvoer.
De zeewaterpomp kan zijn afge-
sloten door lucht.
Verwijder de slang van de pomp en
laat de lucht uit de leiding.
Verlies van koudegas. Controleer of er koudemiddel-olie
lekt uit de airco-eenheid.
Bel een servicemonteur.
NL
Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16
210
Geen koeling of ver-
warming (vervolg).
Zeewatertemperatuur te hoog
voor koelen of te laag voor
verwarmen.
De zeewatertemperatuur heeft een
direct effect op de efficiënte van de
airco-eenheid.
Deze airco-eenheid kan uw boot effi-
ciënt koelen bij een watertempera-
tuur tot 90 °F (32,2 °C) en
verwarmen bij een minimale water-
temperatuur van 40 °F (4,4 °C).
Ventilatorspoel is bevroren
(in koelmodus).
Zie hieronder.
Ventilator draait niet. Zie bijbehorende paragraaf in „Ver-
helpen van fouten aan het bedie-
ningspaneel” op pagina 214.
Zeewaterleidingen zijn afgeslo-
ten door lucht.
Zorg ervoor dat de zeewaterleidin-
gen zijn geïnstalleerd volgens de
aanwijzingen in de installatie-
handleiding.
Het maritieme aircosysteem is
geprogrammeerd voor alleen
koelen of alleen verwarmen, of
de mechanische besturingsther-
mostaat is teveel gedraaid rich-
ting de koeler- of
verwarmingsinstelling.
Stel P1 op de gewenste waarde om
de mechanische besturingsther-
mostaat te draaien.
De hogedrukschakelaar is
geopend (in koelmodus) vanwege
een niet correcte zeewaterstroom.
Zeef of inlaat kunnen verstopt
zijn, de buitenboordkraan kan
gesloten zijn.
Controleer de zeewaterslang op
knikken of beschadigingen.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer eventueel de stroomon-
derbreker van de pomp.
Hogedrukschakelaar is open
(in verwarmingsmodus) van-
wege een slechte luchtstroom.
Verwijder alle belemmeringen in de
afvoerluchtstroom.
Reinig het afvoerluchtfilter of -rooster.
Controleer of er ingeklemde of ver-
stopte leidingen zijn. De leidingen
moeten zo recht, soepel en strak
mogelijk lopen.
Hogedrukschakelaar is geopend
in de verwarmingsmodus.
Systeem kan onder hoge druk
draaien als de zeewatertempera-
tuur hoger is dan 55 °F (12,8 °C).
Thermische overbelasting van
de compressor is geopend van-
wege één van de bovenge-
noemde redenen.
Compressor moet worden afgekoeld.
Schakel het systeem gedurende
een bepaalde periode uit (het kan
wel drie uur duren om een thermi-
sche overbelasting te resetten).
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen
211
Geen koeling Het bedieningspaneel staat mis-
schien niet in de „koel”-stand.
Reset het bedieningspaneel.
Spoel is bevroren. Zie hieronder.
Geen verwarming. Eenheid is „alleen koelen” of in
omgekeerde cyclus kan de
omkeerklep vastzitten.
Klop licht op de omkeerklep met
een rubberen hamer als de eenheid
in de verwarmingsmodus staat.
Bel naar de service als het pro-
bleem hiermee niet kan worden
verholpen.
Lage luchtstroom. Luchtstroom is geblokkeerd. Verwijder alle belemmeringen in de
afvoerluchtstroom.
Reinig het afvoerluchtfilter of -roos-
ter.
Controleer of er leidingen inge-
klemd of verstopt zijn. De leidingen
moeten zo recht, soepel en strak
mogelijk lopen.
Ventilatorspoel is bevroren. Zie hieronder.
Ventilatorspoel is
bevroren.
Instelwaarde thermostaat is te
laag.
Controleer de instelling op het
bedieningspaneel.
Als de instelling te extreem is voor
de omstandigheden, verhoog dan
de instelwaarde tot de eenheid uit-
schakelt om de spoel de tijd te
geven om te ontdooien.
Slechte luchtstroom. Verwijder alle belemmeringen in de
afvoerluchtstroom.
Reinig het afvoerluchtfilter of -roos-
ter.
Controleer of er leidingen inge-
klemd of verstopt zijn.
De leidingen moeten zo recht
mogelijk worden gelegd; verwijder
overtollige leidingen.
Zie „Verhelpen van fouten aan het
bedieningspaneel” op pagina 214
voor het herprogrammeren van de
opties.
Luchttoevoer bevindt zich in een
gesloten luchtcircuit.
Richt de toevoerlucht anders zodat
deze niet in de afvoerluchtstroom
blaast.
Dicht luchtlekkages in de leiding.
Vochtigheidsniveau te hoog. Sluit luiken en deuren.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
NL
Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16
212
9.2 Codes voor faalveilig en het verhelpen van fouten
Als er fout wordt gedetecteerd door het maritieme aircosysteem wordt er één
van de volgende mnemotechnische foutcodes weergegeven:
„ASF”: geeft een luchtsensor-fout aan.
„FIL”: geeft aan dat het filter moet worden vervangen (als deze optie is
geactiveerd).
„HPF”: geeft een hoge freondruk aan.
„LAC”: geeft een lage AC-spanning aan (als deze optie is geactiveerd).
„LPF”: geeft een lage freondruk aan (niet van toepassing op MCS-mo-
dellen).
Ventilatorspoel is
bevroren (vervolg).
Als dit niet helpt. Schakel de airco-eenheid op ver-
warmen tot het ijs is gesmolten of
gebruik een haardroger om het ijs
te laten smelten.
Waterspoel is bevro-
ren in de verwar-
mingsmodus.
Zeewatertemperatuur is lager
dan 40 °F (4,4 °C).
Schakel het systeem uit om te
voorkomen dat de condenser
beschadigt.
Laat de spoel ontdooien.
Systeem draait
continu.
Instelwaarde voor temperatuur is
verkeerd ingesteld: te laag voor
koelen of te hoog voor verwar-
men.
Verhoog of verlaag de instel-
waarde.
Patrijspoort of luiken zijn
geopend.
Sluit alle patrijspoorten en luiken.
Zeewatertemperatuur te hoog
voor koelen of te laag voor ver-
warmen.
De zeewatertemperatuur heeft een
direct effect op de efficiënte van de
airco-eenheid.
De airco-eenheid kan uw boot
effectief koelen bij watertemperatu-
ren tot 40 °F (4,4 °C) en verwarmen
(als de optie omkeercyclus is geïn-
stalleerd) in water tot 90 °F
(32,2 °C).
Verkeerde locatie luchtsensor. Zie bijbehorende paragraaf in „Ver-
helpen van fouten aan het bedie-
ningspaneel” op pagina 214.
Gesloten cyclus
compressor
Koude toevoerlucht wordt met-
een afgevoerd richten het
afvoerlucht-rooster.
Richt de toevoerlucht anders zodat
deze niet wordt teruggeleid richting
de afvoerluchtstroom.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen
213
„PLF”: geeft aan dat de watertemperatuur in de condenserspoel te hoog
is (als deze optie is geactiveerd).
I
INSTRUCTIE
„HPF” wordt niet aangegeven en veroorzaakt geen uitschakeling in
de verwarmingsmodus.
„LPF” heeft een uitschakelvertraging van 10 min.
Faalveilig niveau 0
Alleen „ASF” gedetecteerd en weergegeven.
Het maritieme aircosysteem schakelt uit en start niet meer op totdat de fout
is gerepareerd.
Als de fout is verholpen herstart u het maritieme aircosysteem.
Faalveilig niveau 1
Alle acties op niveau 0 en alle overige fouten worden gedetecteerd maar niet
aangegeven.
Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk
wat langer duurt.
Het systeem herstart als de fout is verholpen.
Faalveilig niveau 2
Alle acties zoals op niveau 0 en 1. Fouten worden aangegeven.
Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk
wat langer duurt.
Faalveilig niveau 3
Alle acties zoals op niveau 0, 1 en 2.
Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk
wat langer duurt.
Het systeem wordt uitgeschakeld na vijf achtereenvolgende „HPF” of „LPF”-
fouten.
Om de uitschakeling op te heffen:
Druk één keer op de aan/uit-knop om naar de uit-modus te gaan.
Druk weer op de aan/uit-knop om naar de aan-modus te gaan.
NL
Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16
214
9.3 Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het bedieningspaneel
brandt niet.
8-polige stekkers van de display-
kabel maken geen contact (uitge-
trokken, vuil, gebogen of polen
defect).
Schakel de stroomonderbreker
uit.
Verwijder het aansluitstuk en
inspecteer het.
Vervang het aansluitstuk of de
volledige displaykabel als deze
zijn beschadigd.
Ventilator draait niet of
draait continu.
Het maritieme aircosysteem is
geprogrammeerd voor een venti-
latorwerking met compressor of
voor continue werking van de
ventilator.
Herprogrammeer parameter
P-14.
Opmerking: Nadat de compres-
sor is uitgeschakeld, draait de
ventilator gedurende 2 min door
in de modus alleen koelen en
4 min in de modus alleen verwar-
men, ongeacht de parameterin-
stelling.
De ventilator draait
niet, maar de com-
pressor wel.
Defecte triac op de printplaat van
het bedieningspaneel.
Stuur deze terug ter reparatie of
bel de servicemonteur bij u in de
buurt.
Ventilator draait con-
tinu hoewel deze is
ingesteld om met de
compressor te wer-
ken.
Defecte triac op de printplaat van
het bedieningspaneel.
Stuur deze terug ter reparatie of
bel de servicemonteur bij u in de
buurt.
Geen koeling of ver-
warming.
Het maritieme aircosysteem is
geprogrammeerd voor alleen ver-
warmen of alleen koelen.
Herprogrammeer parameter P-1.
„HPF” of „LPF” wordt weergege-
ven.
Zie hieronder.
Geen verwarming. Het maritieme aircosysteem kan
op elektrische verwarming zijn
ingesteld, niet op omgekeerde
cyclus.
Herprogrammeer parameter
P-15.
Eenheid schakelt in
de koelmodus over
naar verwarmen.
Antivriesfunctie geactiveerd door
ijsvorming op spoel.
Herprogrammeer parameter P-8
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen
215
Ventilatorspoel is
bevroren.
Slechte luchtstroom. Zie de paragraaf hierover in „Ver-
helpen van storingen algemeen”
op pagina 209, voordat u het
maritieme aircosysteem gaat her-
programmeren.
Herprogrammeer parameter P-8
om de antivriesfunctie in te stel-
len.
Als de antivriescyclus het ijs niet
smelt, schakelt u de airco-een-
heid op verwarmen totdat het ijs
is gesmolten of gebruikt een
haardroger om het ijs te smelten.
Als het probleem blijft bestaan,
verander dan de maximale venti-
latorsnelheid: zet P-3 op 64.
Systeem draait
continu.
Verkeerde locatie luchtsensor. Controleer de locatie van het
scherm.
Installeer een alternatieve lucht-
sensor, indien nodig.
Onrealistische instelwaarde. Pas de instelwaarde aan tot de
eenheid uitschakelt.
„ASF” (Air Sensor Fai-
lure) wordt weergege-
ven.
Geeft aan dat er iets niet in orde
is met de luchtsensor, de alterna-
tieve luchtsensor of de displayka-
bel.
Als er een alternatieve luchtsen-
sor is geïnstalleerd, koppelt u
deze los of installeert een alter-
natieve luchtsensor als deze niet
is geïnstalleerd.
Probeer een andere kabel.
Beschadigde bus/stekker in
scherm of op printplaat.
Controleer visueel of de polen in
de stekker niet zijn gebogen of
verroest.
Repareer of vervang het scherm
of de printplaat, indien nodig.
„FIL” (Filter Replace-
ment) knippert.
Filter moet worden vervangen. Vervang het filter.
Reset P-21 op „00”.
„HPF” (High Freon
Pressure) wordt
weergegeven.
De hogedrukschakelaar is
geopend (in koelmodus) van-
wege een slechte zeewater-
stroom.
Zeef of inlaat kunnen verstopt
zijn, de buitenboordkraan kan
gesloten zijn.
Controleer de zeewaterslang op
knikken of beschadigingen.
Controleer de werking van de
pomp.
Controleer eventueel de stroom-
onderbreker van de pomp.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
NL
Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16
216
„HPF” (High Freon
Pressure) wordt
weergegeven (ver-
volg).
Hogedrukschakelaar is open (in
verwarmingsmodus) vanwege
een slechte luchtstroom.
Verwijder de belemmeringen in
de afvoerluchtstroom.
Reinig het luchtfilter of -rooster.
Controleer of er ingeklemde of
verstopte leidingen zijn. De leidin-
gen moeten zo recht, soepel en
strak mogelijk lopen.
Als het probleem blijft bestaan,
herprogrammeer de minimale
ventilatorsnelheid op een maxi-
male waarde: zet P-3 op „64”
zet de parameter voor de
omgekeerde ventilatorsnel-
heid in verwarmingsmodus
P-13 op „rEF” of zet de ventila-
torsnelheid met de hand hoger
„LAC” (Low AC
Voltage) wordt weer-
geven.
Voedingsspanning is te laag. Controleer de stroom naar de
eenheid met een multimeter.
Spanning is niet goed gekali-
breerd.
Controleer met een multimeter of
P-22 overeenkomt met de span-
ningsmeting op de eenheid.
„LPF” (Low Freon
Pressure) wordt
weergegeven.
De lagedrukschakelaar is open
omdat de temperatuur van het
zeewater en/of de afvoerlucht te
laag is.
Probeer de airco-eenheid
opnieuw op te starten, de optio-
nele lagedrukschakelaar heeft
een tijdvertraging van tien minu-
ten voordat hij uitschakelt.
De lagedrukschakelaar is open
omdat er koudemiddel is verlo-
ren.
Controleer of er koudemiddel-olie
lekt uit de airco-eenheid.
Bel een servicemonteur.
„PLF” (Low Pump
Flow) wordt weerge-
geven.
Condenserspoel is te heet. Controleer of de eenheid een
waterstroom heeft en of de con-
denser niet vuil is.
Thermistor is beschadigd. Als er een watersensor is geïn-
stalleerd ontkoppel deze dan.
Probeer een andere als die
beschikbaar is.
Beschadigde bus/stekker op
printplaat.
Controleer visueel of de polen in
de stekker niet zijn gebogen of
verroest.
Repareer of vervang de print-
plaat, indien nodig.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Onderhoud
217
10 Onderhoud
10.1 Terugslagklep
De terugslagklep moet periodiek worden geactiveerd, zodat de inwendige
onderdelen vrij kunnen blijven bewegen.
Schakel de airco-eenheid één keer per maand voor enkele seconden in
de verwarmingsmodus.
10.2 Zeewaterzeef
Zorg ervoor dat de pomp een goede waterstroom krijgt door de zeefkorf
regelmatig te reinigen.
Controleer periodiek de buitenboordafvoer voor een stabiele water-
stroom.
Controleer of iets in het inlaatrooster de zeewaterstroom belemmert.
Zorg ervoor dat de slangen geen lussen hebben of ingeklemd zijn.
10.3 Reinigen van de condenserspoel
I
INSTRUCTIE
Voor de bescherming van het milieu moet u bij het afvoeren van
verontreinigde zuuroplossingen de nationale, regionale en plaatse-
lijke voorschriften in acht nemen.
Spoelen verontreinigen na een bepaalde periode door maritieme groei of
schaalvergroting. In beide gevallen wordt hierdoor de waterstroom belem-
merd waardoor er geen goede warmte-overdracht kan plaatsvinden.
Schakel het systeem uit via de stroomonderbreker op het scheepspaneel.
Haal de inlaat- en uitlaatverbindingen van de condenserspoel los.
Plaats een zeef of een stuk folie over de inlaat van de pomp.
Dompel de pomp in een container met een 5 % oplossing van zoutzuur
en vers water of gebruik een kant-en-klare voorgemende oplossing.
NL
Onderhoud MCS6, MCS12, MCS16
218
!
VOORZICHTIG!
Probeer de oplossing niet te morsen of te spatten.
Volg alle waarschuwingen en aanbevelingen voor zuren en voor-
gemengde oplossingen die door de fabrikant worden gegeven.
Gebruik slangen die bestand zijn tegen chemicaliën (MAS wit PVC 5/8"/
16 mm binnendiameter etc.) om de condenserspoel te verbinden met de
uitlaat van een chemicaliënbestendige, dompelbare pomp (MAS P-500
pomp etc.) en laat de slang aangesloten op de spoeluitlaat vrij in de con-
tainer stromen.
Gebruik een zo groot mogelijke container voor de oplossing (19 – 95 l).
Schakel de pomp in en laat de oplossing voor 15 – 45 min door de con-
denserspoel circuleren, afhankelijk van de grootte van de spoelen en de
mate van vervuiling.
Door naar de oplossing in de container te kijken kunt u beoordelen wan-
neer de verontreiniging is verwijderd.
Circuleer vers water door de spoel om eventueel resterend zuur uit het sy-
steem te spoelen.
Herstart het system.
Controleer aan de hand van de operationele parameters of de reiniging
volledig is geweest.
Bij extreme verontreiniging kan een extra reiniging nodig zijn.
I
INSTRUCTIE
Voor de bescherming van het milieu moet u bij het afvoeren van
verontreinigde zuuroplossingen de nationale, regionale en plaatse-
lijke voorschriften in acht nemen.
10.4 Afvoerluchtfilters
Controleer het afvoerluchtfilter ongeveer één keer per maand en reinig
hem indien dat nodig is.
Om het filter te reinigen,
het filter van het afvoerlucht-rooster verwijderen,
spoelen met water,
drogen met lucht en
opnieuw installeren.
Als uw systeem is voorzien van een gefilterd afvoerlucht-rooster, dan
moet het filter aan de verdamper van de eenheid worden verwijderd.
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Onderhoud
219
Twee filters zijn hier niet beter dan één. De verminderde luchtstroom is
minder effectief en kan in de verdamperspoel bevriezen.
10.5 Voorbereiden op de winter
I
INSTRUCTIE
Verzamel alle afgevoerde vloeistoffen en recycle deze of voer ze af
op een correcte manier.
Kies de methode die voor u het meest praktisch is. Bij de volgende vier me-
thoden, gebruiken de eerste beide een oplossing van niet-vervuilende biolo-
gisch afbreekbare antivries en water, in een verhouding van 50/50:
De antivries-oplossing moet in de buitenboordaansluiting worden ge-
pompt en er weer uitkomen door de buitenboordinlaat totdat al het water
eruit gestroomd is en de oplossing niet meer verdund is.
Gebruik de zeewaterpomp om de antivries-oplossing door het systeem te
pompen en laat het via de buitenboordaansluiting uitstromen tot het water
eruit is gespoeld en de oplossing niet meer vermengd is.
Sluit de buitenboordkraan.
Verwijder de slang van de zeefafvoer.
Til de slang tot boven de pomp (zodat de pomp de top niet verliest).
Giet de antivries-oplossing erin.
Pomp de oplossing door het systeem.
Voer het water uit de zeef en slang af via de buitenboordkraan.
Spuit perslucht in de buitenboorduitlaat en het water wordt afgevoerd via
de zeewaterinlaat.
Gebruik perslucht om het water van de inlaat naar de buitenboordafvoer
te persen.
Voorkeur heeft een methode waarmee de antivries-oplossing omlaag
stroomt. Zo verwijdert de antivries-oplossing ook al het water dat vastzit en
voorkomt daarmee dat het water op verborgen plaatsen gaat vriezen.
Bovendien, aangezien de zeewaterpomp een magnetisch aangedreven rotor
gebruikt:
Verwijder de rotor van de installatie aan de natte zijde.
Wis de rotor met een alcohol-oplossing.
Bewaar de rotor op een warme, droge plaats totdat hij in bedrijf wordt ge-
nomen.
NL
Garantie MCS6, MCS12, MCS16
220
11 Garantie
De wettelijke garantieperiode is van toepassing. Indien het product defect is,
dient u contact op te nemen met een servicepartner in uw land (zie achter-
zijde van de gebruiksaanwijzing voor adressen).
Onze specialisten helpen u graag verder en bespreken het verdere verloop
van de garantie met u.
12 Afvoeren
Laat het verpakkingsmateriaal indien mogelijk recyclen.
M
Als u het product definitief buiten bedrijf stelt, informeer dan bij het
dichtstbijzijnde recyclingcentrum of uw speciaalzaak naar de be-
treffende afvoervoorschriften.
13 Technische gegevens
13.1 Gegevens eenheid
Marine Climate
System MCS6
Marine Climate
System MCS12
Marine Climate
System MCS16
Koelvermogen: 6000 BTU/h
1758 W
12000 BTU/h
3517W
16000 BTU/h
4689W
Ingangsspanning: 230 V 230 V 230 V
Stroomverbruik:
Koelen: 2,7 A 3,3 A 4,5 A
Verwarmen: 3,7 A 4,3 A 5,9 A
Koelmiddel: R-410A R-410A R-410A
Inhoud: 8,5 oz/241 g 10,5 oz/298 g 12,5 oz/354 g
Afmeting
(b x h x d):
Eenheid: 229 x 286 x 407
mm
245 x 337 x 508
mm
286 x 343 x 508
mm
NL
MCS6, MCS12, MCS16 Technische gegevens
221
13.2 Specificatie voor systeembesturing
Bedieningspa-
neel:
81 x 64 x 24 mm 81 x 64 x 24 mm 81 x 64 x 24 mm
Uitsnijding voor
paneel:
64 x 48 mm 64 x 48 mm 64 x 48 mm
Instelwaarde voor werking: 65 °F tot 85 °F (18,3 °C tot 29,4 °C)
Weergegeven omgevingstemperatuur
voor werking:
5 °F tot 150 °F (-15 °C tot 65,6 °C)
Sensornauwkeurigheid: ±2 °F op 77 °F (±1,1 °C op 25 °C)
Minimale spanning 230 V eenheden: 175 V~
Processorreset laagspanning: 50 V~
Leidingspanning: 230 V~
Frequentie: 50 of 60 Hz
Ventilatoruitgang: 6 A op 230 V~
Klepuitgang: 0,25 A op 230 V~
Verwarmingsuitgang: 20 A op 230 V~
Pompuitgang: 1/2 HP op 230 V~
Compressoruitgang: 2 HP op 230 V~
Minimale operationele temperatuur: 0 °F (-17,8 °C)
Maximale operationele
omgevingstemperatuur:
180 °F (82,2 °C)
Maximale Rh voorwaarden: 99% niet condenserend
Stroomverbruik: < 5 W
Marine Climate
System MCS6
Marine Climate
System MCS12
Marine Climate
System MCS16
NL
Technische gegevens MCS6, MCS12, MCS16
222
13.3 Systeemingangen
Omgevingstemperatuur binnen: 1
Hoge freondruk: 1
Lage freondruk (wordt niet gebruikt in
MCS):
1
Alternatieve temperatuursensor voor
binnen (optioneel):
1
Buitentemperatuursensor (optioneel): 1

Documenttranscriptie

MCS6, MCS12, MCS16 Lees deze handleiding goed door voordat u het toestel gaat gebruiken en bewaar het document op een veilige plek, zodat u het later nog eens kunt nalezen. Als u het toestel doorgeeft aan een andere persoon, geef dan ook de bedieningshandleiding mee. Inhoudsopgave 1 Verklaring van de symbolen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 2 Veiligheidsaanwijzingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 3 Doelgroep voor deze handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189 4 Correct gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189 5 Technische beschrijving. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 6 Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 7 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192 8 Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200 9 Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 10 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217 11 Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220 12 Afvoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220 13 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220 NL 187 Verklaring van de symbolen MCS6, MCS12, MCS16 1 Verklaring van de symbolen ! A I VOORZICHTIG! Veiligheidsaanwijzing: Het niet naleven kan leiden tot letsel. LET OP! Het niet naleven ervan kan leiden tot materiële schade en de werking van het product beperken. INSTRUCTIE Aanvullende informatie voor het bedienen van het product. ➤ Handeling: dit symbool geeft aan dat u iets moet doen. De vereiste handelingen worden stap voor stap beschreven. ✓ Dit symbool beschrijft het resultaat van een handeling. afb. 1 5, pagina 3: deze aanduiding wijst u op een element in een afbeelding, in dit voorbeeld op „positie 5 in afbeelding 1 op pagina 3”. 2 Veiligheidsaanwijzingen De fabrikant kan in de volgende gevallen niet aansprakelijk worden gesteld voor schade:  montage- of aansluitfouten  beschadiging van het product door mechanische invloeden en overspanningen  veranderingen aan het product zonder uitdrukkelijke toestemming van de fabrikant  gebruik voor andere dan de in de handleiding beschreven toepassingen 188 NL MCS6, MCS12, MCS16 2.1 Algemene veiligheid ! VOORZICHTIG! Doelgroep voor deze handleiding  Elektrische apparaten zijn geen speelgoed! Houd elektrische toestellen buiten het bereik van kinderen of zwakbegaafden. Laat hen de toestellen niet gebruiken zonder toezicht.  Personen (waaronder kinderen) die onvoldoende lichamelijke, sensorische of mentale capaciteiten hebben of onvoldoende ervaring en kennis hebben om het apparaat veilig te kunnen gebruiken mogen dit apparaat niet gebruiken zonder toezicht of instructie door een verantwoordelijke persoon.  Gebruik het apparaat alleen volgens de bestemming.  Breng geen wijzigingen aan op het apparaat en bouw het ook niet om.  Installatie- en reparatiewerkzaamheden aan de airco mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen die vertrouwd zijn met de risico's en de relevante richtlijnen. Inadequate reparaties kunnen leiden tot aanmerkelijke risico's. Voor reparatieservice kunt u contact opnemen van het servicecentrum in uw land (adressen vindt u aan de achterzijde). 3 Doelgroep voor deze handleiding De bedieningshandleiding is bestemd voor de gebruikers van de airconditioner. 4 Correct gebruik Dit maritieme aircosysteem is speciaal ontworpen voor gebruik op boten en jachten. Het kan het binnenruim van een boot of jacht afkoelen of opwarmen. NL 189 Technische beschrijving 5 MCS6, MCS12, MCS16 Technische beschrijving De maritieme aircosystemen MCS6, MCS12 en MCS16 zijn airconditioners voor boten, die kunnen worden gebruikt voor de variabele airconditioning van een boot of een jacht. Ze kunnen ruimtes koelen en verwarmen. De centrale onderdelen van het maritieme aircosysteem zijn de airco-eenheid en het bedieningspaneel. Een gasvormig koudemiddel circuleert door het systeem, dat door zeewater wordt gekoeld. 6 Bedieningselementen 6.1 Bedieningspaneel Toelichting op afb. 1, pag. 2: Onderdeel Naam Beschrijving 1 Aan/uit-knop Indrukken en loslaten om tussen de aan- en uit-modi te wisselen. 2 Ventilatorknop Indrukken om vooruit te bladeren naar de beschikbare ventilatorinstellingen. „1”(laag) tot „6” (hoog) geven de met de hand ingestelde ventilatorsnelheid weer. De letter „a” geeft aan dat de automatische werking van de ventilator is geselecteerd. 3 Omlaag-knop Indrukken en loslaten om de instelwaarde weer te geven. De omlaag-knop indrukken en ingedrukt houden om de instelwaarde te verlagen. Iedere keer als u op de knop drukt wordt de instelwaarde één graad lager. 4 Frontplaatsensor De frontplaatsensor detecteert de kamertemperatuur tenzij er een luchtsensor op afstand is geïnstalleerd. 190 NL MCS6, MCS12, MCS16 Onderdeel 6.2 Bedieningselementen Naam Beschrijving 5 Omhoog-knop Indrukken en loslaten om de instelwaarde weer te geven. De omhoog-knop indrukken en ingedrukt houden om de instelwaarde te verhogen. Iedere keer als u op de knop drukt wordt de instelwaarde één graad hoger. 6 Scherm De binnentemperatuur wordt weergegeven als het bedieningspaneel ingeschakeld is. De instelwaarde wordt weergegeven als de omhoog- of omlaag-knop wordt ingedrukt. Op het scherm worden ook programma-informatie en foutcodes weergegeven. Als het bedieningspaneel weer wordt ingeschakeld na een stroomuitval gaan alle LED's voor één seconde branden. Dit is een normale werkingsvoorwaarde en wordt inschakelreset genoemd. 7 LED „verwarmingsmodus” Deze LED brandt indien – alleen de verwarmingsmodus is geselecteerd – of de eenheid voert een verwarmingscyclus uit. 8 LED „ventilatorindicator” Deze LED brandt als een handmatige ventilatorsnelheid is geselecteerd. 9 LED „koelmodus” Deze LED brandt indien – alleen de koelmodus is geselecteerd – of de eenheid voert een koelcyclus uit. Functies door indrukken van twee knoppen Omhoog- en omlaag-knop  In de aan-modus: Druk tegelijkertijd op de knoppen omhoog en omlaag om de buitentemperatuur weer te geven, als de optionele sensor voor de buitentemperatuur is geïnstalleerd.  In de programmeermodus: Druk tegelijkertijd op de knoppen omhoog en omlaag om de nieuwe standaardwaarden voor een programma in te stellen. NL 191 Bediening MCS6, MCS12, MCS16 Aan/uit- en omlaag-knop  Als de servicegeschiedenis voor fouten wordt weergegeven: Druk tegelijkertijd de aan/uit-knop en de omlaag-knop in om de foutengeschiedenis te wissen (zie „Servicegeschiedenis” op pagina 199).  In de aan-modus: Druk tegelijkertijd de aan/uit- en omlaag-knop in om naar de vochtigheidsmodus te gaan (zie „Vochtigheidsmodus” op pagina 195). 7 Bediening 7.1 Eerste keer opstarten A LET OP! Schakel de eenheid niet uit en meteen weer aan. Wacht minimaal 30 s voor de drukvereffening van het koudemiddel. ➤ Zorg ervoor dat de kogelkraan bij de zeewaterinlaat (buitenboordkraan) is geopend. ➤ Zorg ervoor dat de bediening is uitgeschakeld. ➤ Schakel de stroomonderbreker van de airco in. ➤ Als de zeewaterpomp over een eigen stroomonderbreker beschikt, schakelt u deze ook in. ➤ Druk op de ventilatorknop (afb. 1 2, pagina 2). ✓ De ventilator krijgt nu stroom. ➤ Controleer dat de ventilator draait en dat er een stevige luchtstroom uit het toevoerlucht-rooster stroomt. ➤ Selecteer een instelwaarde voor de temperatuur die lager is dan de actuele huttemperatuur. ✓ Hierdoor wordt de compressor en de zeewaterpomp gestart. ➤ Controleer of er een stabiele solide stroom zeewater uit de buitenboordafvoer komt. ➤ Als blijkt dat de eenheid niet goed werkt, raadpleeg dan de aanwijzingen voor het verhelpen van storingen („Verhelpen van storingen” op pagina 209). 192 NL MCS6, MCS12, MCS16 7.2 Bediening Overzicht Inschakelen ➤ Druk één keer op de aan/uit-knop (afb. 1 1, pagina 2) om het systeem in te schakelen. ✓ Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is ingeschakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld. Ingestelde temperatuur ➤ Druk op de omhoog- of omlaag-knop (afb. 1 3 en 4, pagina 2), om de gewenste kamertemperatuur in te stellen. De instelwaarde kan worden bekeken door een moment op de omhoogof omlaag-knop te drukken en weer los te laten. Ventilatorsnelheid De ventilatorsnelheid werkt automatisch. De ventilatorsnelheid wordt hoger als de ingestelde temperatuur de koelmodus nadert. De ventilator draait op lage snelheid als de instelwaarde is bereikt. ➤ Stel de ventilatorsnelheid handmatig in met de ventilatorknop (afb. 1 2, pagina 2). U kunt de ventilator zodanig programmeren dat deze alleen draait als koelen of verwarmen vereist is. Normaal draait de automatische werking van de ventilatorsnelheid in omgekeerde richting van de verwarmingsmodus. De ventilator kan echter op dezelfde wijze worden geprogrammeerd als in de koelmodus. Geheugen Voor het vaste geheugen van de bedieningselementen zijn geen batterijen of reservestroom nodig. Als de stroom uitvalt blijven de operationele parameters behouden. Na het herstel van de stroom blijft de besturing werken zoals deze het laatst is geprogrammeerd. NL 193 Bediening 7.3 MCS6, MCS12, MCS16 Werkingsmodi Uit-modus Als het maritieme aircosysteem in de uit-modus staat zijn alle besturingsuitgangen uitgeschakeld. Programmaparameters en gebruikersinstellingen worden opgeslagen in het vaste geheugen. Aan-modus Als het maritieme aircosysteem in de aan-modus staat, worden de betreffende uitgangen van stroom voorzien en op het scherm verschijnt de actuele werkingstoestand. De operationele en programmaparameters blijven gelijk aan degene die zijn opgeslagen toen de eenheid voor het laatst in werking was. Koelmodus Als de koelmodus is geselecteerd brandt de LED voor de koelmodus en de koelsystemen werken zoals vereist. Als de temperatuur onder de instelwaarde valt, schakelt het systeem niet automatisch naar de verwarmingsmodus. Verwarmingsmodus Als de LED voor de verwarmingsmodus brandt, zijn alleen de verwarmingssystemen geselecteerd en werken zoals vereist. Als de temperatuur boven de instelwaarde valt, schakelt het systeem niet automatisch naar de koelmodus. Automatische modus In de automatische modus wordt er zowel verwarmd en gekoeld als dat nodig is. De LED voor verwarmen of koelen brandt volgens de modus die is vereist. De temperatuur in een bepaalde modus wordt gehouden binnen 2 °F (1,1 °C) van de instelwaarde. Er is echter een verschil van 4 °F (2,2 °C) nodig voor een modusverandering binnen het maritieme aircosysteem. Nadat de modus is gewijzigd wordt de temperatuur binnen 2 °F (1,1 °C) van de instelwaarde gehouden. 194 NL MCS6, MCS12, MCS16 Bediening Handmatige ventilatormodus In de handmatige ventilatormodus kunt u de gewenste ventilatorsnelheid met de hand selecteren. Als de handmatige ventilatorsnelheid is geselecteerd, brandt de ventilator-LED. De handmatige ventilatormodus is soms beter als de kamertemperatuur constant wijzigt door verschillende warmtebelastingen. De snelste ventilatorsnelheid wordt weergegeven met een „6”, de laagste wordt weergegeven met een „1”. ➤ Tijdens de normale werking drukt u de ventilatorknop in en houdt deze ingedrukt om één van de zes beschikbare handmatige ventilatorsnelheden te selecteren. Circulatiemodus Als het systeem is uitgeschakeld op bedieningspaneel kan de ventilator alleen worden gebruikt om lucht te circuleren. ➤ Als het scherm is uitgeschakeld drukt u op de ventilatorknop en houdt deze ingedrukt totdat de vereiste snelheid in het venster verschijnt. ➤ Loslaten van de ventilatorknop. ✓ De ventilator circuleert de lucht in de geselecteerde snelheid zonder te verwarmen of te koelen. ➤ Druk één keer op de aan/uit-knop om de circulatiemodus uit te zetten en naar de aan-modus te gaan. Vochtigheidsmodus ➤ In de aan-modus drukt u tegelijkertijd de aan/uit- en de omlaag-knop in. ✓ De eerste cyclus start in één minuut. ➤ Druk op de aan/uit-knop om de vochtigheidsmodus te beëindigen. ✓ De mnemotechnisch code „HU1” wordt weergeven in de vochtigheidsmodus. Programmeermodus I NL INSTRUCTIE Alleen in de uit-modus is er toegang tot de programmeermodus. 195 Bediening MCS6, MCS12, MCS16 De programmamodus wordt gebruikt om de operationele parameters van het systeem aan te passen aan de bijzondere behoeften van de individuele gebruikers. De programmeermodus wordt ook gebruikt om het aircosysteem aan te passen aan de meest efficiënte werking binnen een installatie. Variabelen zoals de leidingen, sensorlocatie en systeemontwerp beïnvloeden de werking van het systeem. Het maritieme aircosysteem wordt geleverd met de standaard fabrieksinstellingen, die zijn opgeslagen in het permanente geheugen en op ieder moment kunnen worden teruggezet. 7.4 Bedienen van het maritieme aircosysteem A I LET OP! Schakel de eenheid niet uit en meteen weer aan. Wacht minimaal 30 s voor de drukvereffening van het koudemiddel. INSTRUCTIE Als u het maritieme aircosysteem ingeschakeld, druk dan op de aan/uit-knop en laat deze meteen weer los om te voorkomen dat u per ongeluk naar de programmeermodus gaat. Als u per ongeluk in de programmeermodus komt, dan wijzigt bij het indrukken van de omhoog- of omlaag-knop de parameterinstelling van P-1, hetgeen ertoe kan leiden dat het systeem niet goed werkt. ➤ Druk kort op de aan/uit-knop (afb. 1 1, pagina 2) om het systeem in te schakelen. ✓ Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is ingeschakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld. ➤ Druk op de omlaag-knop (afb. 1 3, pagina 2) of de omhoog-knop (afb. 1 5, pagina 2) om de gewenste instelwaarde te selecteren. ✓ Op het scherm verschijnt de kamertemperatuur als het systeem is ingeschakeld en het scherm is leeg als het systeem is uitgeschakeld. ✓ De thermostaat is nu ingesteld om een constante temperatuur aan te houden. ➤ Stel de gewenste huttemperatuur in door het indrukken van de omhoogof omlaag-knop. De instelwaarde kan worden bekeken door een moment op de omhoogof omlaag-knop te drukken en deze weer los te laten. 196 NL MCS6, MCS12, MCS16 Bediening Het maritieme aircosysteem heeft een vast geheugen en heeft dus geen batterijen of reservestroom nodig. Als de stroom uitvalt blijven de operationele parameters behouden. Als de stroom weer is hersteld gaat het maritieme aircosysteem weer werken zoals het voor het laatst is geprogrammeerd. De automatische ventilatorwerking verhoogt de ventilatorsnelheid als de huttemperatuur de koelmodus nadert. De ventilator draait op lage snelheid als de instelwaarde is bereikt. U kunt de ventilatorsnelheid met de hand selecteren via de ventilatorknop. De ventilator kan zodanig worden geprogrammeerd dat deze alleen draait als koelen of verwarmen vereist is. Normaal draait de automatische werking van de ventilatorsnelheid in omgekeerde richting in de verwarmingsmodus. De ventilator kan echter op dezelfde wijze worden geprogrammeerd als in de koelmodus. 7.5 Automatisch zelftestprogramma voor fabriekstest Het maritieme aircosysteem voert een zelftestprogramma uit om een fabriekstest van het volledige aircosysteem uit te voeren. Als het zelftestprogramma is geactiveerd, draait de testcyclus totdat de AC-stroom is onderbroken of als de aan/uit-knop een keer wordt ingedrukt, waardoor het systeem naar de uit-modus gaat. ➤ Activeer het zelftestprogramma door het indrukken van de aan/uit-knop terwijl u de AC-stroom inschakelt. ➤ Laat de aan/uit-knop los terwijl op het scherm „888” en alle LED's branden. ✓ Het maritieme aircosysteem bevindt zich nu in het zelftestprogramma. ✓ „tSt” verschijnt op het scherm tijdens het zelftestprogramma. Nadat de zelftest is geactiveerd voert de zelftestsoftware continu de volgende procedure uit:  Inschakelen van de verwarmingsmodus en hitte toevoeren voor 10 min.  Stoppen van het verwarmen en inschakelen van de ventilator voor slechts 5 min.  Omschakelen naar koelmodus en voor 10 min koelen.  Stoppen van het koelen en inschakelen van de ventilator voor slechts 5 min.  Weer teruggaan naar de eerste stap en doorgaan totdat het programma wordt onderbroken. NL 197 Bediening MCS6, MCS12, MCS16 Het zelftestprogramma gaat door totdat de stroom wordt verbroken of totdat de test wordt gestopt door het één keer indrukken van de aan/uit-knop. 7.6 Service-instrumenten Bedrijfsurenteller De totale cyclustijd van de compressor wordt tijdens de continue draaitijd om de zes minuten opgeslagen in EEPROM. Cycli die korter duren dan zes minuten worden gewist om geheugenruimte te sparen en te zorgen voor een zo flexibel mogelijke bedrijfsurenteller. Om de bedrijfsurenteller te zien neemt u de volgende stappen: ➤ Schakel de AC-stroom uit. ➤ Druk de omlaag-knop in en houdt deze ingedrukt. ➤ Herstel de AC-stroom. ✓ Nadat de inschakelreset is afgerond verschijnt er het volgende op het scherm: – „Hr” wordt gedurende één seconde weergegeven. – Het scherm wordt voor één seconde leeg en geeft dan voor drie seconden de duizendtallen van de uren weer. – Het scherm wordt voor één seconde leeg en geeft dan voor drie seconden de honderdtallen weer. ✓ De eenheid gaat terug naar de laatste operationele status voordat de stroom weer uitgeschakeld. De maximale opgenomen tijd is 65.536 uur. Dan stopt de meter en kan alleen worden gereset door een servicemonteur. 198 NL MCS6, MCS12, MCS16 Bediening Servicegeschiedenis Het maritieme aircosysteem slaat de acht meest recente fouten op en onthoudt deze. Iedere keer als er een fout wordt gedetecteerd wordt er een timer van een uur gestart. Drie achtereenvolgende fouten binnen dat uur zorgen ervoor dat het systeem uitschakelt, afsluit en de foutcode wordt weergegeven. Als dezelfde fout binnen het uur nog eens optreedt wordt deze niet opgeslagen in de servicegeschiedenis. Dit bespaart geheugenruimte. Een continue werking voor één uur zonder dat dezelfde fout weer optreedt zorgt ervoor dat de foutenteller wordt gewist, maar de gebeurtenis blijft in het logboek van de servicegeschiedenis staan totdat deze wordt overschreven. Als er binnen het uur een andere fout wordt gedetecteerd, dan wordt deze opgenomen in het logboek voor servicegeschiedenis. De volgende gebeurtenissen worden opgenomen in de servicegeschiedenis.  hoge freondruk  lage freondruk  luchtsensor-fout Om de servicegeschiedenis te zien neemt u de volgende stappen: ➤ Schakel de AC-stroom uit. ➤ Druk de ventilatorknop in en houd deze ingedrukt. ➤ Schakel de AC-stroom in. ➤ Als de inschakelreset is afgerond (op het scherm verschijnt „888” en alle LED's branden) laat u de ventilatorknop los. ✓ Op het scherm knippert de laatste gedetecteerde fout, gevolgd door het chronologische nummer van de gebeurtenis. ➤ Om andere gedetecteerde gebeurtenissen te zien drukt u op de omhoogof omlaag-knop. ➤ Om de servicegeschiedenis te wissen drukt u tegelijkertijd de aan/uit- en omlaag-knop in. ➤ Om de servicegeschiedenis te verlaten – drukt u ofwel aan/uit-knop, de omhoog-knop of de omlaag-knop of – u wacht dertig seconden zonder een knop in te drukken. NL 199 Programmeren MCS6, MCS12, MCS16 8 Programmeren 8.1 Naar de programmeermodus gaan ➤ Druk in de uit-modus op de aan/uit-knop en houd deze ingedrukt totdat de letter „P” op het scherm verschijnt. ✓ Op het scherm verschijnen de letters „P1” gevolgd door de parameterinstelling. ✓ Het maritieme aircosysteem bevindt zich nu in de programmeermodus. I INSTRUCTIE Het maritieme aircosysteem verlaat de programmeermodus en gaat terug naar de uit-modus als er binnen een minuut geen programmering volgt. 8.2 Wijzigen van de programmaparameters ➤ Ga van één programmaparameter naar de andere door de ventilatorknop in te drukken. ➤ Druk op de omhoog- of omlaag-knop om de gegevens te selecteren of om de gewenste limieten in te stellen voor de parameter die wordt geprogrammeerd. 8.3 Nieuwe programmaparameters opslaan I INSTRUCTIE De standaard fabrieksinstellingen die zijn weergeven in „Tabel met programmeerbare parameters” op pagina 202 kunnen met de hand worden gereset (zie „Herstellen van de opgeslagen standaardinstellingen” op pagina 201). ➤ Druk tegelijkertijd de omhoog- en omlaag-knop in om de nieuwe programmaparameters op te slaan. ✓ Hiermee worden de nieuwe standaardinstellingen voor het programma ingesteld. 200 NL MCS6, MCS12, MCS16 8.4 Programmeren De programmeermodus verlaten Er zijn twee manieren waarop de programmeermodus kan worden verlaten. ➤ Druk de aan/uit-knop in ✓ Het maritieme aircosysteem gaat terug naar de uit-modus. … of ➤ Druk gedurende één minuut geen knop in en probeer niet het programma te wijzigen. ✓ Het maritieme aircosysteem verlaat de programmeermodus. 8.5 Software-identificatie De softwareversie van het maritieme aircosysteem wordt voor één seconde aangegeven voordat de programmeermodus wordt verlaten. Het identificatienummer van de software, bijv. („A12”) verschijnt voor één seconde op het scherm en vervolgens gaat het maritieme aircosysteem terug naar de uit-modus. I INSTRUCTIE Als u om welke reden dan ook contact heeft met Dometic over het systeem of over het programmeren van het maritieme aircosysteem, zorg er dan voor dat u het identificatienummer van de software en het serienummer van de airco-eenheid bij de hand hebt. Het serienummer vindt u op het typeplaatje. 8.6 Herstellen van de opgeslagen standaardinstellingen De opgeslagen standaardinstellingen kunnen als volgt worden hersteld. ➤ Ga naar de programmeermodus. ➤ Stel P-17 in op „rSt”. ➤ Verlaat de programmeermodus. ✓ Het versienummer van de software (bijv. „A12”) verschijnt op het scherm. ✓ De opgeslagen standaardinstellingen zijn hersteld en het maritieme aircosysteem gaat terug naar de uit-modus. NL 201 Programmeren 8.7 MCS6, MCS12, MCS16 Programmeerbare parameters Tabel met programmeerbare parameters Programmanummer P-1 Beschrijving Operationele modus Standaard 0 Bereik 0 = automatische modus 1 = modus alleen koelen 2 = modus alleen verwarmen P-2 Maximale ventilatorsnelheid (arbitraire eenheden) 95 65 – 95 P-3 Minimale ventilatorsnelheid (arbitraire eenheden) 55 30 – 64 P-4 Tijdvertraging compressorstart 15 5 – 135 s P-5 Kalibratie temperatuursensor P-6 Faalveilig Omgevingste mperatuur 3 Omgeving 10 °F 0 = minimale bescherming 1 = continu, zonder scherm 2 = continu, met scherm 3 = vier fouten, reset vereist P-7 P-8 Uitschakeling bij lage ACspanning (volt) Antivriescyclus 115 V – UIT 75 – 105 220/230 V – UIT 175 – 205 1 UIT 1 = aan bij 5 °F verschil gemeten door de frontplaatsensor 2 = aan bij 7 °F verschil gemeten door de frontplaatsensor P-9 Maximale watertemperatuur (°F) UIT P-10 Instelling schermhelderheid 9 P-11 Weergave ºF of ºC F P-12 Pompcyclus met compressor of continu pompen UIT Omgekeerde ventilatorrichting tijdens verwarmingsmodus rEF 100 – 150 4 = laag 13 = maximum F = weergave in Fahrenheit C = weergave in Celsius P-13 202 UIT = werkt met compressor Aan = continu pompen nor = normale ventilatorwerking rEF = omgekeerde ventilator in verwarmingsmodus NL MCS6, MCS12, MCS16 Programmanummer Beschrijving Programmeren Standaard P-14 Continue ventilatorwerking of ventilatorcyclus met compressor con P-15 Omgekeerde verwarmingscyclus of optie alleen elektrische verwarmen is geïnstalleerd (eenheden voor alleen koelen) nor Selectie type ventilatormotor, spleetpool of gescheiden condensator. SC Reset opgeslagen standaardinstellingen programmering nor P-16 P-17 Bereik CYC = ventilatorwerking met compressor con = continue ventilatorwerking nor = omgekeerde verwarmingcyclus ELE = elektrische verwarming geïnstalleerd SP = spleetpool ventilatormotor SC = gescheiden condensator ventilatormotor rSt = reset standaardinstellingen nor = normaal P-18 Gereserveerd voor toekomstige optie – – P-19 Gereserveerd voor toekomstige optie – – 00 00 – 250 P-20 Filterdrempel (x10 uur) P-21 Actuele filtertijd (x10 uur) x10 uur gebruik actueel filter – P-22 Spanningkalibratie (volt) AC-spanning – I INSTRUCTIE Bij programmeerproblemen of twijfels reset u de opgeslagen standaardinstellingen door naar de programmeermodus te gaan en P-17 op „rSt” in te stellen. Als er programmawijzigingen zijn aangebracht maar niet opgeslagen, gaat de reset terug naar de laatste opgeslagen standaardwaarden, die kunnen afwijken van de standaard fabriekinstellingen. P-1: Operationele modus De volgende operationele modi kunnen worden geselecteerd:  automatische modus door het selecteren van „0”  modus alleen koelen door het selecteren van „1”  modus alleen verwarmen door het selecteren van „2” NL 203 Programmeren MCS6, MCS12, MCS16 P-2: Max. ventilatorsnelheid De hoogste limiet voor de ventilatorsnelheid kan worden aangepast voor verschillende motoren. De max. ventilatorsnelheid wordt ingesteld als het systeem is geïnstalleerd en ingeschakeld. De waarden kunnen worden ingesteld van 65 tot 95, arbitraire eenheden. ➤ Selecteer de gewenste snelheid met de omlaag- en omhoog-knop. – Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid. – Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid. P-3: Min. ventilatorsnelheid De min. ventilatorsnelheid bepaalt de laagste snelheid die is toegestaan voor de lage ventilatorsnelheid. De waarden kunnen worden ingesteld van 30 tot 64, arbitraire eenheden. ➤ Selecteer de min. ventilatorsnelheid met de omlaag- en omhoog-knop. – Verhoog het cijfer voor een hogere ventilatorsnelheid. – Verlaag het cijfer voor een lagere ventilatorsnelheid. I INSTRUCTIE Op het moment dat de max. en min. limieten voor de ventilatorsnelheid zijn ingesteld past de eenheid automatisch de resterende snelheden aan om drie in afstand gelijke ventilatorsnelheden te produceren in de automatische en handmatige ventilatormodi. P-4: Tijdvertraging compressorstart De startvertraging voor de compressor wordt geboden voor installaties waarbij er meer dan één systeem op dezelfde stroombron is aangesloten. Door verschillende startvertragingen in te stellen kunnen de compressoren op verschillende tijden starten als de stroom wordt onderbroken. De eenheden moeten 5 s van elkaar starten. De minimale vertraging is 5 s en de maximale vertraging bedraagt 135 s. P-5: Kalibratie temperatuur Gebruik deze functie om de omgevingssensor te kalibreren. ➤ Selecteer P-5. ✓ De omgevingstemperatuur verschijnt op het scherm. ➤ Stel de gewenste aflezing in met de omlaag- en omhoog-knop. ✓ De temperatuur op het scherm verlaagt en verhoogt zoals gewenst. 204 NL MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren P-6: Faalveilig-niveau Er zijn vier faalveilig-niveaus (zie „Codes voor faalveilig en het verhelpen van fouten” op pagina 212). P-7: Uitschakeling bij lage AC-spanning Gebruik deze functie voor het uitschakelen van de eenheid als de spanning daalt tot een gevaarlijk laag niveau. Deze functie is standaard uitgeschakeld, maar kan worden ingesteld van 175 tot 205. Deze functie werkt meteen bij het opstarten, maar er is een vertraging van 5 min nodig voor het weergeven van de fout, om overbelasting te voorkomen. De foutcode is „LAC”. P-8: Antivriescyclus Het maritieme aircosysteem is uitgerust met een antivriescyclus om te voorkomen dat de verdamperspoel bevriest tijdens lange periodes van koelwerking. Installatievariabelen zoals roosterafmetingen, lengte van de leidingen, isolatie R-factoren en omgevingstemperaturen bepalen de tijd waarin binnen de koelmodus de instelwaarde wordt bereikt. De klanten kunnen door hun gebruik deze tijd aanmerkelijk verlengen door het systeem te laten werken met open luiken en deuren. Door het programmeren van onrealistische instelwaarden (bijv. 65 °F/ 18,3 °C) en het open laten staan van de hutdeur kan de verdamper bevriezen op warme en vochtige dagen. Het ontvriezen wordt gerealiseerd door het gebruik van een algoritme dat de luchttemperatuur in de hut nauwkeurig bewaakt door deze tijdens de koelcyclus om de 10 mm te meten. De antivriesfunctie kent twee verschillende, selecteerbare gedragsmodi als deze wordt gebruikt met de in het bedieningspaneel ingebouwde kamertemperatuursensor. Het systeem probeert de temperatuurverschillen die de frontplaatsensor kan detecteren te compenseren. Hoewel dit verschil niet typisch is, kunnen installatievariabelen zoals de plaats waar het bedieningspaneel in de hut is geplaatst (bijv. naast een open deur of in direct zonlicht) de nauwkeurigheid van de detectie van de actuele huttemperatuur beïnvloeden. Standaard is P-8 ingesteld op „1” (AAN). Hierbij gaat het algoritme ervan uit dat de frontplaatsensor de huttemperatuur 5 °F (2,8 °C) hoger detecteert dan de actuele verdampertemperatuur. NL 205 Programmeren MCS6, MCS12, MCS16 Als de programmeerbare parameter P-8 is ingesteld op „2”, wordt het temperatuurverschil dat wordt toegepast op de detectie van de frontplaatsensor verhoogd naar P 7 °F (3,9 °C) voor extremere installaties. P-8 mag alleen op „2” worden gezet als de instelling „1” het bevriezen van de verdamper niet kan voorkomen. Als alternatief kan een optionele alternatieve temperatuursensor (die zich in de baan van de afvoerlucht bevindt) de effectiviteit van de antivriesfunctie aanmerkelijk verhogen. Deze optie zou moeten worden overwogen als de frontplaatsensor de huttemperatuur niet nauwkeurig kan detecteren. P-9: Maximale watertemperatuur Gebruik deze functie om de eenheid uit te schakelen als het water in de condenserspoel stijgt tot een gevaarlijk hoog niveau. Deze functie staat standaard op uit, maar kan worden ingesteld tussen 100 en 150 °F. De foutcode is „PLF”. P-10: Instelling schermhelderheid De helderheid van het scherm kan worden ingesteld van 4 (laagste helderheid) tot 13 (hoogste helderheid). P-11: Selectie Fahrenheit of Celsius De standaardinstelling is „°F”. Selecteer „°C” voor Celsius. De aflezing in Celsius wordt weergegeven in tienden, bijv. 22,2°. P-12: Pompcyclus met compressor De pomp kan ook zodanig worden geprogrammeerd dat deze continu werkt of cycli draait op aanvraag. ➤ Om een continue werking te programmeren selecteert u hier „aan”. P-13: Omgekeerde ventilatorrichting tijdens verwarmingsmodus De automatische ventilatorrichting tijdens de verwarmingmodus kan worden omgekeerd. De ventilator gaat sneller draaien als de instelwaarde wordt benaderd. Het lager zetten van de ventilatorsnelheid in een koude hut verhoogt de hoofddruk en helpt bij het verhogen van de toevoertemperatuur. De ventilator schakelt naar een lage snelheid als de instelwaarde is bereikt en de compressor is uitgeschakeld. 206 NL MCS6, MCS12, MCS16 Programmeren Bij de normale werking van de ventilator wordt „nor” weergegeven. ➤ Om de ventilatorrichting tijdens het verwarmen om te draaien, selecteert u „rEF”. P-14: Ventilatorcyclus met compressor De ventilator kan worden geprogrammeerd om continu te draaien als het systeem is ingeschakeld of de ventilator kan draaien met de compressor. De standaardwaarde is „con”, continue ventilatorwerking. ➤ Om de ventilator te laten draaien met de compressor selecteert u „CYC”. I INSTRUCTIE Als u een optionele elektrische verwarming gebruikt draait de ventilator nog 4 min. door nadat de verwarming is uitgeschakeld. P-15: Omgekeerde cyclus of elektrische verwarming ➤ Wijzig de standaardparameter niet. P-16: Selectie ventilatormotor I INSTRUCTIE Belangrijke opmerking voor de eindgebruiker De hogesnelheids-ventilator (HV) heeft een ventilatormotor met gescheiden condensator (SC). Voor deze motor moet deze parameter worden gewijzigd van „SP” naar „SC” zodat de ventilator kan werken op topefficiënte. ➤ Selecteer „SC”. ➤ Sla deze wijziging op als nieuwe standaardwaarde door tegelijkertijd de omhoog- en omlaag-knop in te drukken en weer los te laten, voordat u de programmeermodus verlaat. ➤ Noteer de nieuwe standaardinstellingen in de tabel met de programmeerbare parameters om de waarde later nog te kunnen inzien en voor servicedoeleinden. P-17: Reset opgeslagen standaardinstellingen De standaard programmaparameters kunnen als volgt worden gereset: ➤ Selecteer „rSt”. NL 207 Programmeren MCS6, MCS12, MCS16 ✓ Hierdoor worden de programmeerbare parameters teruggezet op de standaardwaarden. De standaardparameters die zijn genoemd in „Tabel met programmeerbare parameters” op pagina 202 kunnen worden gewijzigd door de dealer die het systeem heeft geïnstalleerd of door de eindgebruiker. Als de nieuwe standaardwaarden zijn ingevoerd en opgeslagen zijn de standaard fabrieksinstellingen overschreven. De originele programmaparameters uit de fabriek zoals die zijn genoemd in de tabel kunnen handmatig worden hersteld. P-18, P-19: Gereserveerd voor toekomstige optie P-20: Filterdrempel Via deze functie wordt u eraan herinnerd om het luchtfilter van een eenheid te vervangen. De eenheden zijn x10 uur. Deze functie is standaard uitgeschakeld, hetgeen wordt aangegeven met een „00”, maar kan worden ingesteld tussen 100 en 2500 uur. Nadat de eenheid de drempeltijd heeft bereikt wordt er om de 10 s gedurende 1 s de herinnering „FIL” weergegeven. P-21: Actuele filtertijd Met deze functie wordt de tijd weergegeven dat de huidige filter in de eenheid in gebruik is. De eenheden zijn x10 uur. ➤ Om deze parameter te resetten drukt u eenvoudig de omhoog- of omlaagknop in. P-22: Spanningkalibratie Met deze functie wordt de spanning weergegeven zoals die is gedetecteerd door het scherm. Door deze parameter te kalibreren wordt gezorgd voor een meer accurate spanning bij het berekenen van de lage spanning voor P-7. Op het scherm wordt actuele detectie van de spanning weergegeven. ➤ Pas de detectie aan door het indrukken van de omhoog- of omlaag-knop. 208 NL MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen 9 Verhelpen van storingen 9.1 Verhelpen van storingen algemeen Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Systeem start niet. Stroomonderbreker van de airco- Schakel de stroomonderbreker in eenheid staat uit. op het scheepspaneel. Het bedieningspaneel is niet ingeschakeld. Schakel het bedieningspaneel in. Verkeerde bedrading op aansluitstrook. Controleer het schakelschema en corrigeer indien nodig de bedrading. De opdrukbare draadaansluitingen zijn tijdens de installatie losgeraakt. Verbreek de voedingsspanning en open het elektriciteitskastje. Onvoldoende ingangsspanning. Controleer of de stroombron (wal/ generator) de juiste spanning heeft. Controleer het schakelschema en corrigeer de bedrading indien nodig. Controleer of de bedrading en aansluitingen de juiste afmetingen en verbindingen hebben. Controleer met een spanningsmeter of de eenheid dezelfde spanning heeft als de stroombron. Ventilator draait niet. – Zie bijbehorende paragraaf in „Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel” op pagina 214. Geen koeling of verwarming. Instelwaarde temperatuur is bereikt. Verlaag of verhoog de instelwaarde. Zeewaterstroom wordt belemmerd. Reinig de zeewaterzeef. Controleer of er belemmeringen zijn op het inlaatrooster bij de buitenboord-inlaat. Controleer of er een goede stabiele stroom is vanaf de buitenboordafvoer. De zeewaterpomp kan zijn afgesloten door lucht. Verwijder de slang van de pomp en laat de lucht uit de leiding. Verlies van koudegas. Controleer of er koudemiddel-olie lekt uit de airco-eenheid. Bel een servicemonteur. NL 209 Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16 Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Geen koeling of verwarming (vervolg). Zeewatertemperatuur te hoog voor koelen of te laag voor verwarmen. De zeewatertemperatuur heeft een direct effect op de efficiënte van de airco-eenheid. Deze airco-eenheid kan uw boot efficiënt koelen bij een watertemperatuur tot 90 °F (32,2 °C) en verwarmen bij een minimale watertemperatuur van 40 °F (4,4 °C). Ventilatorspoel is bevroren (in koelmodus). Zie hieronder. Ventilator draait niet. Zie bijbehorende paragraaf in „Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel” op pagina 214. Zeewaterleidingen zijn afgesloten door lucht. Zorg ervoor dat de zeewaterleidingen zijn geïnstalleerd volgens de aanwijzingen in de installatiehandleiding. Het maritieme aircosysteem is geprogrammeerd voor alleen koelen of alleen verwarmen, of de mechanische besturingsthermostaat is teveel gedraaid richting de koeler- of verwarmingsinstelling. Stel P1 op de gewenste waarde om de mechanische besturingsthermostaat te draaien. Controleer de zeewaterslang op De hogedrukschakelaar is geopend (in koelmodus) vanwege knikken of beschadigingen. een niet correcte zeewaterstroom. Controleer de werking van de pomp. Zeef of inlaat kunnen verstopt Controleer eventueel de stroomonzijn, de buitenboordkraan kan derbreker van de pomp. gesloten zijn. Hogedrukschakelaar is open (in verwarmingsmodus) vanwege een slechte luchtstroom. Verwijder alle belemmeringen in de afvoerluchtstroom. Reinig het afvoerluchtfilter of -rooster. Controleer of er ingeklemde of verstopte leidingen zijn. De leidingen moeten zo recht, soepel en strak mogelijk lopen. 210 Hogedrukschakelaar is geopend in de verwarmingsmodus. Systeem kan onder hoge druk draaien als de zeewatertemperatuur hoger is dan 55 °F (12,8 °C). Thermische overbelasting van de compressor is geopend vanwege één van de bovengenoemde redenen. Compressor moet worden afgekoeld. Schakel het systeem gedurende een bepaalde periode uit (het kan wel drie uur duren om een thermische overbelasting te resetten). NL MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Geen koeling Het bedieningspaneel staat misschien niet in de „koel”-stand. Reset het bedieningspaneel. Spoel is bevroren. Zie hieronder. Geen verwarming. Eenheid is „alleen koelen” of in omgekeerde cyclus kan de omkeerklep vastzitten. Klop licht op de omkeerklep met een rubberen hamer als de eenheid in de verwarmingsmodus staat. Bel naar de service als het probleem hiermee niet kan worden verholpen. Lage luchtstroom. Luchtstroom is geblokkeerd. Verwijder alle belemmeringen in de afvoerluchtstroom. Reinig het afvoerluchtfilter of -rooster. Controleer of er leidingen ingeklemd of verstopt zijn. De leidingen moeten zo recht, soepel en strak mogelijk lopen. Ventilatorspoel is bevroren. Ventilatorspoel is bevroren. Zie hieronder. Instelwaarde thermostaat is te laag. Controleer de instelling op het bedieningspaneel. Als de instelling te extreem is voor de omstandigheden, verhoog dan de instelwaarde tot de eenheid uitschakelt om de spoel de tijd te geven om te ontdooien. Slechte luchtstroom. Verwijder alle belemmeringen in de afvoerluchtstroom. Reinig het afvoerluchtfilter of -rooster. Controleer of er leidingen ingeklemd of verstopt zijn. De leidingen moeten zo recht mogelijk worden gelegd; verwijder overtollige leidingen. Zie „Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel” op pagina 214 voor het herprogrammeren van de opties. Luchttoevoer bevindt zich in een gesloten luchtcircuit. Richt de toevoerlucht anders zodat deze niet in de afvoerluchtstroom blaast. Vochtigheidsniveau te hoog. Sluit luiken en deuren. Dicht luchtlekkages in de leiding. NL 211 Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16 Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Ventilatorspoel is bevroren (vervolg). Als dit niet helpt. Schakel de airco-eenheid op verwarmen tot het ijs is gesmolten of gebruik een haardroger om het ijs te laten smelten. Waterspoel is bevro- Zeewatertemperatuur is lager dan 40 °F (4,4 °C). ren in de verwarmingsmodus. Schakel het systeem uit om te voorkomen dat de condenser beschadigt. Laat de spoel ontdooien. Systeem draait continu. Instelwaarde voor temperatuur is Verhoog of verlaag de instelverkeerd ingesteld: te laag voor waarde. koelen of te hoog voor verwarmen. Patrijspoort of luiken zijn geopend. Sluit alle patrijspoorten en luiken. Zeewatertemperatuur te hoog voor koelen of te laag voor verwarmen. De zeewatertemperatuur heeft een direct effect op de efficiënte van de airco-eenheid. De airco-eenheid kan uw boot effectief koelen bij watertemperaturen tot 40 °F (4,4 °C) en verwarmen (als de optie omkeercyclus is geïnstalleerd) in water tot 90 °F (32,2 °C). Gesloten cyclus compressor 9.2 Verkeerde locatie luchtsensor. Zie bijbehorende paragraaf in „Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel” op pagina 214. Koude toevoerlucht wordt meteen afgevoerd richten het afvoerlucht-rooster. Richt de toevoerlucht anders zodat deze niet wordt teruggeleid richting de afvoerluchtstroom. Codes voor faalveilig en het verhelpen van fouten Als er fout wordt gedetecteerd door het maritieme aircosysteem wordt er één van de volgende mnemotechnische foutcodes weergegeven:  „ASF”: geeft een luchtsensor-fout aan.  „FIL”: geeft aan dat het filter moet worden vervangen (als deze optie is geactiveerd).  „HPF”: geeft een hoge freondruk aan.  „LAC”: geeft een lage AC-spanning aan (als deze optie is geactiveerd).  „LPF”: geeft een lage freondruk aan (niet van toepassing op MCS-modellen). 212 NL MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen  „PLF”: geeft aan dat de watertemperatuur in de condenserspoel te hoog is (als deze optie is geactiveerd). I INSTRUCTIE „HPF” wordt niet aangegeven en veroorzaakt geen uitschakeling in de verwarmingsmodus. „LPF” heeft een uitschakelvertraging van 10 min. Faalveilig niveau 0 Alleen „ASF” gedetecteerd en weergegeven. Het maritieme aircosysteem schakelt uit en start niet meer op totdat de fout is gerepareerd. Als de fout is verholpen herstart u het maritieme aircosysteem. Faalveilig niveau 1 Alle acties op niveau 0 en alle overige fouten worden gedetecteerd maar niet aangegeven. Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk wat langer duurt. Het systeem herstart als de fout is verholpen. Faalveilig niveau 2 Alle acties zoals op niveau 0 en 1. Fouten worden aangegeven. Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk wat langer duurt. Faalveilig niveau 3 Alle acties zoals op niveau 0, 1 en 2. Het systeem schakelt voor 2 min. uit of totdat de fout is verholpen, afhankelijk wat langer duurt. Het systeem wordt uitgeschakeld na vijf achtereenvolgende „HPF” of „LPF”fouten. Om de uitschakeling op te heffen: ➤ Druk één keer op de aan/uit-knop om naar de uit-modus te gaan. ➤ Druk weer op de aan/uit-knop om naar de aan-modus te gaan. NL 213 Verhelpen van storingen 9.3 MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van fouten aan het bedieningspaneel Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Het bedieningspaneel brandt niet. 8-polige stekkers van de displaykabel maken geen contact (uitgetrokken, vuil, gebogen of polen defect). Schakel de stroomonderbreker uit. Verwijder het aansluitstuk en inspecteer het. Vervang het aansluitstuk of de volledige displaykabel als deze zijn beschadigd. Ventilator draait niet of Het maritieme aircosysteem is draait continu. geprogrammeerd voor een ventilatorwerking met compressor of voor continue werking van de ventilator. Herprogrammeer parameter P-14. Opmerking: Nadat de compressor is uitgeschakeld, draait de ventilator gedurende 2 min door in de modus alleen koelen en 4 min in de modus alleen verwarmen, ongeacht de parameterinstelling. De ventilator draait niet, maar de compressor wel. Defecte triac op de printplaat van het bedieningspaneel. Stuur deze terug ter reparatie of bel de servicemonteur bij u in de buurt. Ventilator draait continu hoewel deze is ingesteld om met de compressor te werken. Defecte triac op de printplaat van het bedieningspaneel. Stuur deze terug ter reparatie of bel de servicemonteur bij u in de buurt. Geen koeling of verwarming. Herprogrammeer parameter P-1. Het maritieme aircosysteem is geprogrammeerd voor alleen verwarmen of alleen koelen. „HPF” of „LPF” wordt weergegeven. Zie hieronder. Geen verwarming. Het maritieme aircosysteem kan op elektrische verwarming zijn ingesteld, niet op omgekeerde cyclus. Herprogrammeer parameter P-15. Eenheid schakelt in de koelmodus over naar verwarmen. Antivriesfunctie geactiveerd door ijsvorming op spoel. Herprogrammeer parameter P-8 214 NL MCS6, MCS12, MCS16 Verhelpen van storingen Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Ventilatorspoel is bevroren. Slechte luchtstroom. Zie de paragraaf hierover in „Verhelpen van storingen algemeen” op pagina 209, voordat u het maritieme aircosysteem gaat herprogrammeren. Herprogrammeer parameter P-8 om de antivriesfunctie in te stellen. Als de antivriescyclus het ijs niet smelt, schakelt u de airco-eenheid op verwarmen totdat het ijs is gesmolten of gebruikt een haardroger om het ijs te smelten. Als het probleem blijft bestaan, verander dan de maximale ventilatorsnelheid: zet P-3 op 64. Systeem draait continu. Verkeerde locatie luchtsensor. Controleer de locatie van het scherm. Installeer een alternatieve luchtsensor, indien nodig. Onrealistische instelwaarde. „ASF” (Air Sensor Fai- Geeft aan dat er iets niet in orde lure) wordt weergege- is met de luchtsensor, de alternatieve luchtsensor of de displaykaven. bel. Pas de instelwaarde aan tot de eenheid uitschakelt. Als er een alternatieve luchtsensor is geïnstalleerd, koppelt u deze los of installeert een alternatieve luchtsensor als deze niet is geïnstalleerd. Probeer een andere kabel. Beschadigde bus/stekker in scherm of op printplaat. Controleer visueel of de polen in de stekker niet zijn gebogen of verroest. Repareer of vervang het scherm of de printplaat, indien nodig. „FIL” (Filter Replacement) knippert. Filter moet worden vervangen. „HPF” (High Freon Pressure) wordt weergegeven. De hogedrukschakelaar is geopend (in koelmodus) vanwege een slechte zeewaterstroom. Controleer de zeewaterslang op knikken of beschadigingen. Zeef of inlaat kunnen verstopt zijn, de buitenboordkraan kan gesloten zijn. Controleer eventueel de stroomonderbreker van de pomp. NL Vervang het filter. Reset P-21 op „00”. Controleer de werking van de pomp. 215 Verhelpen van storingen MCS6, MCS12, MCS16 Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing „HPF” (High Freon Pressure) wordt weergegeven (vervolg). Hogedrukschakelaar is open (in verwarmingsmodus) vanwege een slechte luchtstroom. Verwijder de belemmeringen in de afvoerluchtstroom. Reinig het luchtfilter of -rooster. Controleer of er ingeklemde of verstopte leidingen zijn. De leidingen moeten zo recht, soepel en strak mogelijk lopen. Als het probleem blijft bestaan, – herprogrammeer de minimale ventilatorsnelheid op een maximale waarde: zet P-3 op „64” – zet de parameter voor de omgekeerde ventilatorsnelheid in verwarmingsmodus P-13 op „rEF” of zet de ventilatorsnelheid met de hand hoger „LAC” (Low AC Voltage) wordt weergeven. Voedingsspanning is te laag. Controleer de stroom naar de eenheid met een multimeter. Spanning is niet goed gekalibreerd. Controleer met een multimeter of P-22 overeenkomt met de spanningsmeting op de eenheid. „LPF” (Low Freon Pressure) wordt weergegeven. De lagedrukschakelaar is open omdat de temperatuur van het zeewater en/of de afvoerlucht te laag is. Probeer de airco-eenheid opnieuw op te starten, de optionele lagedrukschakelaar heeft een tijdvertraging van tien minuten voordat hij uitschakelt. De lagedrukschakelaar is open omdat er koudemiddel is verloren. Controleer of er koudemiddel-olie lekt uit de airco-eenheid. Condenserspoel is te heet. Controleer of de eenheid een waterstroom heeft en of de condenser niet vuil is. Thermistor is beschadigd. Als er een watersensor is geïnstalleerd ontkoppel deze dan. „PLF” (Low Pump Flow) wordt weergegeven. Bel een servicemonteur. Probeer een andere als die beschikbaar is. Beschadigde bus/stekker op printplaat. Controleer visueel of de polen in de stekker niet zijn gebogen of verroest. Repareer of vervang de printplaat, indien nodig. 216 NL MCS6, MCS12, MCS16 10 Onderhoud 10.1 Terugslagklep Onderhoud De terugslagklep moet periodiek worden geactiveerd, zodat de inwendige onderdelen vrij kunnen blijven bewegen. ➤ Schakel de airco-eenheid één keer per maand voor enkele seconden in de verwarmingsmodus. 10.2 Zeewaterzeef ➤ Zorg ervoor dat de pomp een goede waterstroom krijgt door de zeefkorf regelmatig te reinigen. ➤ Controleer periodiek de buitenboordafvoer voor een stabiele waterstroom. ➤ Controleer of iets in het inlaatrooster de zeewaterstroom belemmert. ➤ Zorg ervoor dat de slangen geen lussen hebben of ingeklemd zijn. 10.3 Reinigen van de condenserspoel I INSTRUCTIE Voor de bescherming van het milieu moet u bij het afvoeren van verontreinigde zuuroplossingen de nationale, regionale en plaatselijke voorschriften in acht nemen. Spoelen verontreinigen na een bepaalde periode door maritieme groei of schaalvergroting. In beide gevallen wordt hierdoor de waterstroom belemmerd waardoor er geen goede warmte-overdracht kan plaatsvinden. ➤ Schakel het systeem uit via de stroomonderbreker op het scheepspaneel. ➤ Haal de inlaat- en uitlaatverbindingen van de condenserspoel los. ➤ Plaats een zeef of een stuk folie over de inlaat van de pomp. ➤ Dompel de pomp in een container met een 5 % oplossing van zoutzuur en vers water of gebruik een kant-en-klare voorgemende oplossing. NL 217 Onderhoud ! MCS6, MCS12, MCS16 VOORZICHTIG! Probeer de oplossing niet te morsen of te spatten. Volg alle waarschuwingen en aanbevelingen voor zuren en voorgemengde oplossingen die door de fabrikant worden gegeven. ➤ Gebruik slangen die bestand zijn tegen chemicaliën (MAS wit PVC 5/8"/ 16 mm binnendiameter etc.) om de condenserspoel te verbinden met de uitlaat van een chemicaliënbestendige, dompelbare pomp (MAS P-500 pomp etc.) en laat de slang aangesloten op de spoeluitlaat vrij in de container stromen. Gebruik een zo groot mogelijke container voor de oplossing (19 – 95 l). ➤ Schakel de pomp in en laat de oplossing voor 15 – 45 min door de condenserspoel circuleren, afhankelijk van de grootte van de spoelen en de mate van vervuiling. Door naar de oplossing in de container te kijken kunt u beoordelen wanneer de verontreiniging is verwijderd. ➤ Circuleer vers water door de spoel om eventueel resterend zuur uit het systeem te spoelen. ➤ Herstart het system. ➤ Controleer aan de hand van de operationele parameters of de reiniging volledig is geweest. Bij extreme verontreiniging kan een extra reiniging nodig zijn. I INSTRUCTIE Voor de bescherming van het milieu moet u bij het afvoeren van verontreinigde zuuroplossingen de nationale, regionale en plaatselijke voorschriften in acht nemen. 10.4 Afvoerluchtfilters ➤ Controleer het afvoerluchtfilter ongeveer één keer per maand en reinig hem indien dat nodig is. ➤ Om het filter te reinigen, – het filter van het afvoerlucht-rooster verwijderen, – spoelen met water, – drogen met lucht en – opnieuw installeren. ➤ Als uw systeem is voorzien van een gefilterd afvoerlucht-rooster, dan moet het filter aan de verdamper van de eenheid worden verwijderd. 218 NL MCS6, MCS12, MCS16 Onderhoud Twee filters zijn hier niet beter dan één. De verminderde luchtstroom is minder effectief en kan in de verdamperspoel bevriezen. 10.5 Voorbereiden op de winter I INSTRUCTIE Verzamel alle afgevoerde vloeistoffen en recycle deze of voer ze af op een correcte manier. Kies de methode die voor u het meest praktisch is. Bij de volgende vier methoden, gebruiken de eerste beide een oplossing van niet-vervuilende biologisch afbreekbare antivries en water, in een verhouding van 50/50:  De antivries-oplossing moet in de buitenboordaansluiting worden gepompt en er weer uitkomen door de buitenboordinlaat totdat al het water eruit gestroomd is en de oplossing niet meer verdund is.  Gebruik de zeewaterpomp om de antivries-oplossing door het systeem te pompen en laat het via de buitenboordaansluiting uitstromen tot het water eruit is gespoeld en de oplossing niet meer vermengd is. – Sluit de buitenboordkraan. – Verwijder de slang van de zeefafvoer. – Til de slang tot boven de pomp (zodat de pomp de top niet verliest). – Giet de antivries-oplossing erin. – Pomp de oplossing door het systeem. – Voer het water uit de zeef en slang af via de buitenboordkraan.  Spuit perslucht in de buitenboorduitlaat en het water wordt afgevoerd via de zeewaterinlaat.  Gebruik perslucht om het water van de inlaat naar de buitenboordafvoer te persen. Voorkeur heeft een methode waarmee de antivries-oplossing omlaag stroomt. Zo verwijdert de antivries-oplossing ook al het water dat vastzit en voorkomt daarmee dat het water op verborgen plaatsen gaat vriezen. Bovendien, aangezien de zeewaterpomp een magnetisch aangedreven rotor gebruikt:  Verwijder de rotor van de installatie aan de natte zijde.  Wis de rotor met een alcohol-oplossing.  Bewaar de rotor op een warme, droge plaats totdat hij in bedrijf wordt genomen. NL 219 Garantie 11 MCS6, MCS12, MCS16 Garantie De wettelijke garantieperiode is van toepassing. Indien het product defect is, dient u contact op te nemen met een servicepartner in uw land (zie achterzijde van de gebruiksaanwijzing voor adressen). Onze specialisten helpen u graag verder en bespreken het verdere verloop van de garantie met u. 12 Afvoeren ➤ Laat het verpakkingsmateriaal indien mogelijk recyclen. M Als u het product definitief buiten bedrijf stelt, informeer dan bij het dichtstbijzijnde recyclingcentrum of uw speciaalzaak naar de betreffende afvoervoorschriften. 13 Technische gegevens 13.1 Gegevens eenheid Marine Climate System MCS6 Marine Climate System MCS12 Marine Climate System MCS16 6000 BTU/h 1758 W 12000 BTU/h 3517W 16000 BTU/h 4689W 230 V 230 V 230 V Koelen: 2,7 A 3,3 A 4,5 A Verwarmen: 3,7 A 4,3 A 5,9 A Koelmiddel: R-410A R-410A R-410A 8,5 oz/241 g 10,5 oz/298 g 12,5 oz/354 g 229 x 286 x 407 mm 245 x 337 x 508 mm 286 x 343 x 508 mm Koelvermogen: Ingangsspanning: Stroomverbruik: Inhoud: Afmeting (b x h x d): Eenheid: 220 NL MCS6, MCS12, MCS16 Technische gegevens Marine Climate System MCS6 Marine Climate System MCS12 Marine Climate System MCS16 Bedieningspaneel: 81 x 64 x 24 mm 81 x 64 x 24 mm 81 x 64 x 24 mm Uitsnijding voor paneel: 64 x 48 mm 64 x 48 mm 64 x 48 mm 13.2 Specificatie voor systeembesturing Instelwaarde voor werking: 65 °F tot 85 °F (18,3 °C tot 29,4 °C) Weergegeven omgevingstemperatuur voor werking: 5 °F tot 150 °F (-15 °C tot 65,6 °C) Sensornauwkeurigheid: ±2 °F op 77 °F (±1,1 °C op 25 °C) Minimale spanning 230 V eenheden: 175 V~ Processorreset laagspanning: 50 V~ Leidingspanning: 230 V~ Frequentie: 50 of 60 Hz Ventilatoruitgang: 6 A op 230 V~ Klepuitgang: 0,25 A op 230 V~ Verwarmingsuitgang: 20 A op 230 V~ Pompuitgang: 1/2 HP op 230 V~ Compressoruitgang: 2 HP op 230 V~ Minimale operationele temperatuur: 0 °F (-17,8 °C) Maximale operationele omgevingstemperatuur: 180 °F (82,2 °C) Maximale Rh voorwaarden: 99% niet condenserend Stroomverbruik: <5W NL 221 Technische gegevens 13.3 MCS6, MCS12, MCS16 Systeemingangen Omgevingstemperatuur binnen: 1 Hoge freondruk: 1 Lage freondruk (wordt niet gebruikt in MCS): 1 Alternatieve temperatuursensor voor binnen (optioneel): 1 Buitentemperatuursensor (optioneel): 1 222 NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412

Dometic MCS6 Handleiding

Type
Handleiding