Complex SP 2.0 Handleiding

Type
Handleiding
126
NL
INHOUDSOPGAVE
1. Verklaring van de symbolen 127
2. Hoe werkt elektrostimulatie? 128
3. Hoe werkt de MI-technologie (musculaire intelligentie)? 130
4. Apparaatfunctie 131
Inhoud van de set en accessoires 131
Beschrijving van het apparaat 132
Plaatsen van de batterij 133
Aansluitingen 134
Voorlopige instellingen 134
Een categorie kiezen 134
Een programma selecteren 135
MI-scantest 136
Aanpassen van de stimulatie-intensiteiten 136
Voortgang van het programma 137
Einde van een programma 138
Ladingsniveau en opladen van de batterij 138
5. Probleemoplossing 140
6. Onderhoud van het apparaat 143
7. Technische specificaties 144
8. Tabel EMC 146
Het wordt ten zeerste aanbevolen deze instructies en de contra-indicaties en
veiligheidsmaatregelen zorgvuldig door te lezen voordat u de stimulator gebruikt.
127
NL
1. VERKLARING VAN DE SYMBOLEN
Zie de instructies
De stimulator is een apparaat van klasse II met ingebouwde voeding en toegepaste onderdelen
van type BF.
Naam en adres van de fabrikant en fabricagedatum
Naam en adres van de geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Unie
Dit apparaat moet gescheiden van huishoudelijk afval worden afgevoerd en naar speciale
inzamelpunten worden gebracht voor recycling en herwinning van grondstoffen
De stand-byknop is multifunctioneel
Beschermen tegen zonlicht
Op een droge plaats bewaren
IP20
on the unit
Dit is een indicatie van de bescherming tegen indringen van water en fijnstof. Het IP20-teken op
uw apparaat betekent: het apparaat is beschermd tegen indringen van vaste voorwerpen met een
diameter van 12,5 mm en groter. Niet beschermd tegen water.
IP02
on the case
IP02 op de draagkoffer betekent: beschermd tegen binnendringen van waterdruppels van een
douche of van regen.
LATEX
Bevat geen latex
Referentienummer
Batchnummer
128
NL
2. HOE WERKT ELEKTROSTIMULATIE?
Bij elektrostimulatie worden zenuwvezels gestimuleerd door elektrische impulsen die via elektroden
worden afgegeven. De elektrische impulsen van Compex-stimulatoren zijn van hoge kwaliteit, veilig,
comfortabel en effectief, en stimuleren diverse soorten zenuwvezels:
1. Motorische zenuwen, voor het stimuleren van een spiercontractie, elektromusculaire stimulatie
(EMS) genoemd.
2. Bepaalde soorten sensorische zenuwvezels, om analgetische effecten en pijnverlichting te verkrijgen.
1. STIMULATIE VAN MOTORISCHE ZENUWEN (EMS)
Bij willekeurige activiteit sturen de hersenen een signaal voor samentrekking van een spier, dat vervolgens
aan zenuwvezels wordt overgedragen in de vorm van een elektrisch signaal. Dit signaal wordt naar de
spiervezels gestuurd, die daardoor samentrekken. Het principe van elektrostimulatie bootst precies
het proces na dat bij een willekeurige contractie plaatsvindt. De stimulator stuurt een exciterende
elektrische impuls naar de zenuwvezels. Deze excitatie wordt overgedragen aan de spiervezels en leidt
tot een eenvoudige mechanische respons (= een spiersamentrekking). Dit is de basisvoorwaarde voor
spiercontractie. De spierrespons is in alle opzichten identiek aan spierarbeid die door de hersenen wordt
aangestuurd. Met andere woorden, de spier maakt geen onderscheid tussen een door de hersenen of
door de stimulator gestuurd signaal.
Programma-instellingen (aantal impulsen per seconde, duur van de contractie, rustduur, totale
programmaduur) bepalen de diverse soorten arbeid voor de spier, afhankelijk van de spiervezel.
Diverse soorten spiervezels kunnen worden onderscheiden, afhankelijk van hun respectievelijke
contractiesnelheid: langzame, intermediaire en snelle vezels. Een sprinter heeft duidelijk meer snelle
spiervezels en een marathonloper heeft meer langzame vezels. Met een goede kennis van de menselijke
fysiologie en volledige controle over de stimulatie-instellingen van de diverse programma’s kan spierarbeid
specifiek worden afgestemd op het bereiken van het gewenste doel (spierversterking, verhoogde
bloedcirculatie, versteviging, enz.).
129
NL
2. STIMULATIE VAN SENSORISCHE ZENUWEN
Elektrische impulsen kunnen ook sensorische zenuwen exciteren om een analgetische werking of
pijnverlichting te bereiken. Stimulatie van tactiele sensorische zenuwvezels blokkeert de pijn die aan het
zenuwstelsel wordt doorgegeven. Stimulatie van een ander type zenuwvezel verhoogt de productie van
endorfines en reduceert de pijn op die manier. Met pijnverlichtingsprogramma’s kan elektrostimulatie
worden gebruikt om acute of chronische gelokaliseerde pijn en spierpijn te behandelen.
Let op: Gebruik pijnverlichtingsprogramma’s niet gedurende langere tijd zonder medisch advies.
VOORDELEN VAN ELEKTROSTIMULATIE
Elektrostimulatie is een zeer werkzame methode om spierarbeid te bewerkstelligen:
• met een aanzienlijke verbetering van diverse spiereigenschappen
• zonder cardiovasculaire of mentale vermoeidheid
• met geringe belasting van gewrichten en pezen. Elektrostimulatie maakt het daardoor mogelijk meer
spierarbeid te verrichten dan bij vrijwillige activiteit.
Compex adviseert uw elektrostimulatie voor optimale resultaten aan te vullen met andere
activiteiten, zoals:
• regelmatige lichaamsbeweging
• een evenwichtig en gezond dieet
• een evenwichtige leefstijl
130
NL
3. HOE WERKT DE MI-TECHNOLOGIE
(MUSCULAIRE INTELLIGENTIE)?
Voor de MI-functies moet de MI-sensorkabel (niet bij alle apparaten beschikbaar) worden aangesloten op de
stimulator.
MI-SCAN
Vlak voor het begin van een werksessie test de MI-scan de geselecteerde spiergroep en stelt de stimulator
automatisch in op de exciteerbaarheid van dat deel van het lichaam, afhankelijk van uw fysiologie.
Deze functie resulteert in een korte testsequentie aan het begin van het programma, waarbij metingen
worden gedaan.
Aan het einde van de test moet de intensiteit worden verhoogd om het programma te starten.
MI-TENS
De MI-tensfunctie beperkt ongewilde spiercontracties op pijnlijke plekken.
Bij iedere verhoging door de gebruiker van de intensiteit vindt een testfase plaats, en als een spiercontractie
wordt gedetecteerd, reduceert het apparaat de intensiteit van de stimulatie automatisch.
Deze functie is alleen beschikbaar bij TENS-, epicondylitis- en tendinitsprogramma’s.
MI-RANGE
De MI-rangefunctie geeft het ideale bereik aan voor instellen van de stimulatie-intensiteit, die in de volgende
programma’s moeten worden gebruikt: herstel, massage, capillarisatie en spierpijn.
Wanneer het apparaat het ideale intensiteitsbereik heeft vastgesteld, verschijnt een vinkje op het scherm.
Voor optimale arbeid moet de intensiteit binnen dit bereik worden gehouden.
Niet alle apparaten beschikken over MI-technologie. De onderstaande tabel geeft weer over welke functies
elk apparaat beschikt.
SP 2.0 SP 4.0 FIT 1.0 FIT 3.0
MI-SCAN
-
MI-TENS -
-
-
MI-RANGE -
-
-
131
NL
4. APPARAATFUNCTIE
INHOUD VAN DE SET EN ACCESSOIRES
SP 2.0 SP 4.0 FIT 1.0 FIT 3.0
REF. AANT. REF. AANT. REF. AANT. REF. AANT.
STIMULATOR 001096 1 001095 1 001098 1 001097 1
LADER 6830XX 1 6830XX 1 6830XX 1 6830XX 1
SET VAN 4
DRUKKNOOPKABELS
001119 1 001119 1 001119 1 001119 1
MI-SENSORKABEL 601160 1 601160 1 N/A N/A 601160 1
ZAK MET KLEINE
5X5-ELEKTRODEN
42215-8 1 42215-8 1 42215-8 1 42215-8 1
ZAK MET GROTE
5X10-ELEKTRODEN
42216-4 1 42216-4 1 42216-4 1 42216-4 1
INSTRUCTIES OP CD-ROM 880053 1 880053 1 880053 1 880053 1
BEKNOPTE HANDLEIDING 885624 1 885624 1 885624 1 885624 1
DRAAGKOFFER 680029 1 680029 1 680029 1 680029 1
BATTERIJSET 94121X 1 94121X 1 94121X 1 94121X 1
ELEKTRODE POSTER
880310/
880311
1
880310/
880311
1
880310/
880311
1
880310/
880311
1
Gebruik dit apparaat alleen met de door Compex aanbevolen kabels, batterij, voedingsadapter
en accessoires.
132
NL
BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
A Aan/uit-knop
B Aansluitingen voor de vier stimulatiekabels
C Stimulatiekabels
D +/- knoppen voor de vier stimulatiekanalen
E I-knop, waarmee:
• de intensiteiten op meerdere kanalen tegelijk kan worden verhoogd
• de vijf laatstgebruikte programma’s kunnen worden opgeroepen
E Laadaansluiting (schuif de rode afdekking naar rechts om de laadaansluiting bloot te leggen)
F Batterijvak
G Houder voor riemclip
A
B
C
DE
F
G
H
133
NL
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ
Open het batterijvakdeksel en plaats de batterij met het etiket naar boven, zodat de + en - tegenover de
contacten van het apparaat liggen. Plaats het batterijvakdeksel terug. Als het apparaat langer dan drie
maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij geheel opgeladen is. Als het apparaat langer
dan zes maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij volledig geladen is en neem hem uit
de stimulator. Schakel de stimulator uit voordat u de batterij eruit neemt.
AANSLUITINGEN
AANSLUITING VAN DE LADER
Verwijder alle stimulatiekabels van de stimulator voordat u de batterij oplaadt. Sluit de lader aan op een
stopcontact en sluit de stimulator aan door de rode afdekking naar rechts weg te schuiven, zodat de
laadaansluiting bloot komt te liggen. Het wordt ten zeerste aanbevolen de batterij voor het eerste gebruik
volledig op te laden om de prestaties en de levensduur ervan te optimaliseren.
AANSLUITEN VAN DE KABELS
De kabels van de stimulator worden aangesloten op de vier aansluitingen aan de voorkant van het apparaat.
De MI-sensorkabel (indien beschikbaar bij het apparaat) kan op ieder contact van de stimulator worden
aangesloten.
COMPEX
COMPEX
134
NL
VOORLOPIGE INSTELLINGEN
Voor het eerste gebruik kunt u diverse instellingen vastleggen. Dit instellingenscherm kan vervolgens worden
opgeroepen door het apparaat uit te schakelen en de aan/uit-knop langer dan twee seconden ingedrukt te
houden.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de gewenste taal in te stellen.
C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om het schermcontrast in te stellen.
D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om het volume in te stellen.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de achtergrondverlichting in te stellen.
ON: achtergrondverlichting altijd aan.
OFF: achtergrondverlichting altijd uit.
AUTO: achtergrondverlichting wordt steeds geactiveerd wanneer een knop wordt ingedrukt.
A Druk op de aan/uit-knop om uw keuzes te bevestigen en op te slaan. De instellingen worden onmiddellijk
toegepast.
EEN CATEGORIE KIEZEN
NB De volgende schermen zijn algemene voorbeelden, maar ze werken op dezelfde manier, ongeacht welk
apparaat u hebt.
Druk kort op de aan/uit-knop om het apparaat in te schakelen.
Selecteer de gewenste categorie voordat u een programma selecteert.
A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat uit te schakelen.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een categorie te selecteren.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om uw selectie te bevestigen.
A B C D E
A B E
135
NL
TOP 5
Druk op de I-knop om naar de vijf laatstgebruikte programma’s te gaan. Selecteer van daaruit het gewenste
programma en start het.
EEN PROGRAMMA SELECTEREN
A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm.
B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een programma te selecteren.
E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen.
NB Na selectie van een programma kan een aanvullend scherm verschijnen waarin gevraagd wordt de
programmacyclus te selecteren. Selecteer de gewenste cyclus en druk vervolgens op de +/- knop van kanaal
4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen.
Het wordt aanbevolen met de eerste cyclus te beginnen en de cyclus te wijzigen wanneer deze is voltooid,
normaliter na vier à zes weken bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies
aanzienlijke stimulatie-intensiteiten zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus.
Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een onderhoudstraining uitvoeren, met één
sessie per week.
A B E
136
NL
MI-SCANTEST
NB Zie het hoofdstuk “Hoe MI-technologie werkt”.
Als de MI-sensorkabel is aangesloten, begint de MI-scantest onmiddellijk nadat het programma is
geselecteerd.
A Druk op de aan/uit-knop om de test te stoppen
De +/- knoppen van de vier kanalen zijn gedurende de test inactief.
AANPASSEN VAN DE STIMULATIE-INTENSITEITEN
Wanneer u een programma start, wordt u gevraagd de stimulatie-intensiteiten te verhogen. Deze stap is
essentieel voor het succes van de sessie.
1 Programmaduur in minuten en seconden
2 Voortgangsbalk van het programma. Meer informatie over hoe het werkt, vindt u in de volgende
paragraaf: ‘Voortgang van het programma’
A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat in de pauzestand te zetten.
B C D E De vier kanalen knipperen van + tot 000. De stimulatie-intensiteit moet worden verhoogd om
stimulatie te kunnen starten. Druk daartoe op de +-knoppen van de desbetreffende kanalen totdat de
gewenste instelling is bereikt.
NB Om de intensiteiten van meerdere kanalen tegelijk te verhogen, drukt u op de I-knop en verhoogt u
vervolgens de intensiteiten. De onderling afhankelijke kanalen worden in wit op een zwarte achtergrond
weergegeven.
A
A B C D E
1
2
137
NL
A B C D E
VOORTGANG VAN HET PROGRAMMA
De eigenlijke stimulatie start wanneer de intensiteit van de stimulatie is verhoogd.
De onderstaande voorbeelden verduidelijken de algemene regels. Afhankelijk van het programma kunnen er
kleine verschillen zijn.
1 Resterende tijd (in minuten en seconden) tot het einde van het programma
2 De balk die de duur van de contractie en de duur van de actieve rust aangeeft, wordt alleen tijdens de
arbeidssequentie weergegeven
3 Sessiesequenties
4 Warm-up
5 Arbeidsperiode
6 Ontspanning
A Druk op de aan/uit-knop om het programma tijdelijk te onderbreken. Om het programma te hervatten,
hoeft u slechts op de +/- knop van kanaal 4 te drukken. De sessie wordt hervat met 80% van de intensiteit
van voor de onderbreking.
NB In de pauzestand kan met de knop direct worden overgeschakeld naar de volgende sequentie.
NB In de pauzestand, en afhankelijk van het programma, kunnen gebruiksstatistieken worden weergegeven:
MAX = de maximaal bereikte intensiteit per kanaal tijdens de contractiefasen
AVG = de gemiddeld bereikte intensiteit over alle kanalen die tijdens de contractiefasen werd toegediend
B C D E De diverse intensiteiten die tijdens de contractiefase werden bereikt, worden weergegeven door een
reeks verticale zwarte balken. De intensiteit tijdens de rustfase wordt weergegeven door gearceerde balken.
Zoals u ziet, worden de stimulatie-intensiteiten voor de actieve rustfase automatisch op 50% van de
contractie-intensiteiten ingesteld. Deze kunnen tijdens de rustfase worden veranderd. Als deze eenmaal zijn
veranderd, zijn ze volledig onafhankelijk van de contractie-intensiteiten.
1
23
4 5 6
138
NL
EINDE VAN EEN PROGRAMMA
Aan het einde van een sessie wordt het volgende scherm weergegeven. Om de stimulator te stoppen drukt u
op de aan/uit-knop.
NB Afhankelijk van het programma kunnen gebruiksstatistieken worden weergegeven (zie de vorige
paragraaf, ‘Voortgang van het programma’)
LADINGSNIVEAU EN OPLADEN VAN DE BATTERIJ
De prestaties van de batterij hangen af van het programma en de toegepaste stimulatie-intensiteit. Het
wordt ten zeerste aanbevolen de batterij voor het eerste gebruik volledig op te laden om de prestaties en de
levensduur ervan te optimaliseren. Gebruik altijd de door Compex meegeleverde lader om de batterij op te
laden.
Als het apparaat langer dan drie maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij geheel
opgeladen is. Als het apparaat langer dan zes maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij
volledig geladen is en neem hem uit de stimulator. Schakel de stimulator uit voordat u de batterij eruit neemt.
LADINGSNIVEAU VAN DE BATTERIJ
Het ladingsniveau van de batterij wordt weergegeven door een batterijpictogram, linksonder op het scherm.
Het batterijpictogram knippert wanneer de batterij helemaal leeg is. Het apparaat kan dan niet meer worden
gebruikt. Laad de batterij onmiddellijk op.
OPLADEN
Verwijder alle stimulatiekabels van de stimulator voordat u de batterij oplaadt. Sluit de lader aan op een
stopcontact en sluit de stimulator aan door de rode afdekking naar rechts weg te schuiven, zodat de
laadaansluiting bloot komt te liggen.
139
NL
Het hieronder afgebeelde oplaadmenu wordt automatisch weergegeven.
De duur van het opladen wordt op het scherm weergegeven. Zodra het laden gereed is, begint het
batterijpictogram te knipperen. Ontkoppel de lader. De stimulator wordt dan automatisch uitgeschakeld.
140
NL
5. PROBLEEMOPLOSSING
ELEKTRODESTORING
Het apparaat laat een toon horen en geeft afwisselend het elektrodenpaarsymbool en een pijl naar het kanaal
waarop het probleem is gedetecteerd weer. In het bovenstaande voorbeeld heeft de stimulator een fout
ontdekt op kanaal 1.
Controleer of de elektroden op dit kanaal zijn aangesloten.
Probeer het met nieuwe elektroden als de elektroden oud of versleten zijn, en/of als het contact slecht is.
Probeer de stimulatiekabel op een ander kanaal. Als de kabel nog steeds niet goed werkt, vervang deze dan
(www.compexstore.com).
STIMULATIE VEROORZAAKT NIET HET GEBRUIKELIJKE GEVOEL
Controleer of alle instellingen correct zijn en controleer of de elektroden juist geplaatst zijn.
Wijzig de positie van de elektroden enigszins.
STIMULATIE VEROORZAAKT EEN ONPRETTIG GEVOEL
De elektroden verliezen hun hechtkracht en maken niet meer voldoende contact met de huid.
De elektroden zijn versleten en moeten worden vervangen.
Wijzig de positie van de elektroden enigszins.
141
NL
DE STIMULATOR WERKT NIET
Wanneer tijdens het gebruik een foutmeldingsscherm wordt weergegeven, noteer dan het foutnummer
(in het voorbeeld is het foutnummer 1/0/0) en neem contact op met het door Compex erkende
klantenservicecentrum.
HET LADINGSNIVEAU VAN DE BATTERIJ IS ERG LAAG
Als het volgende scherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit en sluit de lader aan.
Als het ladingsniveau van de batterij erg laag is, begint een herstelcyclus die twee minuten duurt.
142
NL
Als die gereed is en de batterij naar behoren werkt, wordt het laden gestart; in dit geval wordt ten zeerste
aanbevolen de batterij op te laden en weer te ontladen door op de knop van kanaal 4 te drukken en
deze cyclus, die maximaal 12 uur kan duren, te starten. Als er echter een defect wordt gevonden, verschijnt
het volgende scherm en moet de batterij worden vervangen.
143
NL
6. ONDERHOUD VAN HET APPARAAT
GARANTIE
Zie bijsluiter.
ONDERHOUD
Reinigen met een zachte doek en een reinigingsmiddel op alcoholbasis zonder oplosmiddelen. Gebruik bij
het reinigen van het apparaat zo weinig mogelijk vloeistof. Open de stimulator en de lader niet; ze bevatten
hoogspanningscomponenten die elektrocutie kunnen veroorzaken. Het openen moet worden uitgevoerd
door door Compex erkende monteurs of reparatiediensten. Uw stimulator hoeft niet gekalibreerd te
worden. Als uw stimulator onderdelen bevat die er versleten of defect uitzien, neem dan contact op met het
dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van Compex.
VOORWAARDEN VOOR OPSLAG/TRANSPORT EN GEBRUIK
OPSLAG EN TRANSPORT GEBRUIK
TEMPERATUUR -20 °C tot 45 °C 0 °C tot 40 °C
MAXIMALE RELATIEVE LUCHT-
VOCHTIGHEID
75% 30% tot 75%
ATMOSFERISCHE DRUK tussen 700 hPa en 1060 hPa tussen 700 hPa en 1060 hPa
Niet gebruiken op plaatsen met explosiegevaar.
AFVOEREN
Batterijen moeten worden afgevoerd in overeenstemming met de geldende nationale regelgeving. Alle
producten met een AEEA-etiket (een doorgestreepte afvalbak met wielen) moeten gescheiden van
huishoudelijk afval worden afgevoerd en naar speciale inzamelpunten worden gebracht voor recycling en
herwinning van grondstoffen.
144
NL
7. TECHNISCHE SPECIFICATIES
ALGEMENE INFORMATIE
94121x oplaadbare nikkel-metaalhydridebatterij (NiMH) (4,8 V / ≥ 1200 mA/h).
Batterijladers: alleen laadapparaten met onderdeelnummer 6830xx mogen worden gebruikt om de met de
stimulator meegeleverde batterijen op te laden.
NEUROSTIMULATIE
Alle opgegeven elektrische specificaties gelden bij een weerstand van 500 tot 1000 ohm per kanaal.
Kanalen: vier onafhankelijke en individueel instelbare kanalen, elektrisch van elkaar geïsoleerd.
Impulsvorm: constante rechthoekstroom met pulscompensatie voor het elimineren van
gelijkspanningscomponenten, om restpolarisatie op huidniveau te voorkomen.
Maximale pulsintensiteit: 120 mA.
Verhoging van de pulsintensiteit: handmatige instelling van stimulatie-intensiteit tussen 0 en 999 (energie) in
stappen van minimaal 0,5 mA.
Pulsamplitude: tussen de 60 en 400 μs.
Maximale elektrische lading per puls: 96 microcoulomb (2 x 48 μC, gecompenseerd).
Standaard pulsstijgtijd: 3 μs (20%-80% van de maximale stroom).
Pulsfrequentie: 1 tot 150 Hz.
INFORMATIE OVER ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT (EMC)
DE stimulator is ontworpen voor gebruik in normale woonomgevingen, goedgekeurd in overeenstemming
met veiligheidsnorm EMC EN 60601-1-2.
Dit apparaat zendt slechts zeer zwakke golven in het radiospectrum (RF) uit en de kans op storing van
nabijgelegen elektronische apparatuur (radio’s computers, telefoons, enz.) is gering.
De stimulator is ontworpen om weerstand te bieden aan gebruikelijke storingen door elektrostatische
ontlading, magnetische velden van de stroomvoorziening en apparaten die radiogolven uitzenden.
Het is echter niet mogelijk om te garanderen dat de stimulator geen invloed ondervindt van krachtige RF
(radiofrequente) velden van bijvoorbeeld mobiele telefoons.
Neem contact op met Compex voor meer gedetailleerde informatie over elektromagnetische emissies en
immuniteit.
145
NL
NORMEN
Om uw veiligheid te waarborgen, is de stimulator ontworpen, gefabriceerd en gedistribueerd in
overeenstemming met de voorwaarden van de geamendeerde Europese Richtlijn 93/42/EEG betreffende
medische hulpmiddelen.
De stimulator voldoet tevens aan de normen IEC 60601-1 betreffende de algemene veiligheid van medisch-
elektrische hulpmiddelen, IEC 60601-1-2 betreffende elektromagnetische compatibiliteit en IEC 60601-2-10
betreffende speciale veiligheidseisen voor zenuw- en spierstimulatoren
In overeenstemming met de geldende internationale normen moet een waarschuwing worden gegeven over
het aanbrengen van elektroden op de borst (verhoogde kans op hartfibrillatie).
De stimulator voldoet tevens aan Richtlijn 2002/96/EEG betreffende afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur (AEEA).
146
NL
8. TABEL EMC
De Compex vereist bijzondere voorzorgen met betrekking tot de EMC en moet geïnstalleerd en in
dienst gesteld worden volgens de in deze handleiding verstrekte informatie over de EMC. Alle draadloze
zendapparaten met RF kunnen de Compex beïnvloeden.
Het gebruik van andere dan door de fabrikant aanbevolen accessoires, sensors en kabels kan de emissies
versterken of de immuniteit van de Compex verminderen. De Compex mag niet gebruikt worden op of naast
een ander apparaat.
Als het gebruik op of naast een ander apparaat onvermijdelijk is, moet men de goede werking van de
Compex in deze configuratie controleren.
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANT ELEKTROMAGNETISCHE EMISSIE
De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de
Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt.
EMISSIETEST CONFORMITEIT
ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING
- GIDS
CISPR 11
Emissies RF
Groep 1
De Compex gebruikt RF-energie
uitsluitend voor zijn interne werking. Hij
geeft dan ook uiterst weinig straling af
en kan geen storing veroorzaken in een
naburig elektronisch apparaat.
CISPR 11
Emissies RF
Klasse B
Harmonische emissies
IEC 61000-3-2
Klasse A
De Compex is geschikt voor gebruik
in alle instellingen, met inbegrip van
privéwoningen en plaatsen die direct
aangesloten zijn op het openbare
laagspanningselektriciteitsnet dat
residentiële gebouwen voedt.
Spanningsschommelingen
/ emissieschommelingen
IEC 61000-3-3
Complies
147
NL
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANTOPMERKING- ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT
De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de
Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt.
IMMUNITEITSTEST
TESTNIVEAU
IEC 60601
NALEVINGSNIVEAU
ELEKTROMAGNETISCHE
OMGEVING - GIDS
Electrostatic
discharges
immunity tests
CEI 61000-4-2
± 6 kV bij contact
± 8 kV in de lucht
± 6 kV bij contact
± 8 kV in de lucht
De vloeren moeten van hout, beton of
ceramische tegels zijn. Als de vloeren met
kunststof bekleed zijn, moet de relatieve
luchtvochtigheid minimum 30% bedragen.
Electrical fast
transient/burst
immunity test
CEI 61000-4-4
± 2 kV voor
elektrische
voedingslijnen
± 1 kV voor
ingangs/uitgangslijnen
±2kV (power lines)
Not Applicable
(I/O lines)
De kwaliteit van het stroomnet moet
overeenkomen met die van een typische
commerciële of ziekenhuisomgeving.
Surge immunity test
CEI 61000-4-5
± 1 kV
differentiaalmodus
± 2 kV
gemeenschappelijke
modus
±1kV Line to Line
Not Applicable
(Line to Earth)
De kwaliteit van het stroomnet moet
overeenkomen met die van een typische
commerciële of ziekenhuisomgeving.
Voltage dips, short
interruptions and
voltage variations
immunity test
CEI 61000-4-11
<5% UT (dalen > 95%
van UT) gedurende 0,5
cyclus
<40% UT (dalen >
60% van UT)
gedurende 5 cycli
<70% UT (dalen >
30% van UT)
gedurende 25 cycli
<5% UT (dalen > 95%
van UT)
gedurende 5 cycli
<5% UT (dalen > 95%
van UT) gedurende 0,5
cyclus
<40% UT (dalen >
60% van UT)
gedurende 5 cycli
<70% UT (dalen >
30% van UT)
gedurende 25 cycli
<5% UT (dalen > 95%
van UT)
gedurende 5 cycli
De kwaliteit van het stroomnet moet
overeenkomen met die van een typische
commerciële of ziekenhuisomgeving.
Indien men de Compex wil blijven gebruiken
tijdens stroomonderbrekingen, is
het aanbevolen de Compex met een
beveiligde stroomvoorziening of met
batterijen te voeden.
Power frequency
magnetic field
immunity test (50/60
Hz) CEI 61000-4-8
3 A/m 3 A/m
De magnetische velden met de frequentie van
het stroomnet moeten de kenmerken bezitten
van een representatieve plaats in een
typische commerciële of ziekenhuisomgeving.
OPMERKING:: UT is de wisselspanning van het net voor de toepassing van een testniveau.
148
NL
AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANTOPMERKING- ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT
De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de
Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt.
IMMUNITEITSTEST
TESTNIVEAU
IEC 60601
NALEVINGSNIVEAU
ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING -
AANBEVELINGEN
RF geleid
IEC 61000-4-6
RF gestraald
IEC 61000-4-3
3 Vrms
150 kHz tot 80 MHz
3 V/m
80 MHz tot 2.5 GHz
10 V/m
26 MHz tot 1 GHz
3Vrms
3V/m
10V/m
Draagbare en mobiele
communicatietoestellen met RF mogen
niet in de omgeving van de Compex en
zijn kabels gebruikt worden op een afstand
die kleiner is dan een aanbevolen afstand,
berekend aan de hand van de formule die
overeenkomt met de frequentie van de
zender. Aanbevolen afstand
d = 1.2 √P
d = 1.2 √P 80 MHz tot 800 MHz
d = 2.3 √P 800 MHz tot 2,5 GHz
Waarin P het maximale spanningsdebiet van
de zender in Watt (W) is, zoals opgegeven
door de fabrikant, en d de aanbevolen afstand
in meter (m) is. De intensiteit van het veld
van vaste RF-zenders, zoals bepaald door
een elektromagnetisch onderzoeka moet
lager zijn dan het nalevingsniveau binnen elk
frequentiebereik b. Parasietstoringen kunnen
optreden in de nabijheid van elk toestel dat
door het volgende symbool
geïdentificeerd wordt:
OPMERKING 1: Bij 80 MHz en bij 800 MHz is de hoogfrequentie-amplitude van toepassing.
OPMERKING 2: Deze richtlijnen kunnen ongeschikt zijn voor bepaalde situaties. De elektromagnetische
voortplanting wordt gewijzigd door de absorptie en de weerkaatsing door gebouwen, voorwerpen en mensen.
a
De intensiteit van het veld dat wordt opgewekt door vaste zenders, zoals het basisstation van een radiotelefoon (gsm/
draadloze telefoon), een draagbare radio, een amateurradio, AM- en FM-radiouitzendingen en TV-uitzendingen, is niet
nauwkeurig te voorspellen. Het is mogelijk dat men de elektromagnetische omgeving van de plaats moet analyseren om de
elektromagnetische omgeving te berekenen die door vaste RF-zenders wordt geschapen. Als de intensiteit van het gemeten
veld in de omgeving waar de Compex zich bevindt groter is dan het bovenvermelde geschikte RF-niveau, moet men de goede
werking van de Compex controleren. Bij een abnormale werking kan het nodig zijn andere maatregelen te nemen, zoals een
andere oriëntatie of het verplaatsen van de Compex.
b
Boven de frequentiebreedte van 150 kHz tot 80 MHz moet de intensiteit van de velden lager zijn dan 3 V/m.
149
NL
AANBEVOLEN RUIMTE TUSSEN EEN DRAAGBAAR COMMUNICATIETOESTEL EN DE COMPEX
De Compex is ontworpen voor een elektromagnetische omgeving met gecontroleerde RF-stralingsturbulenties. De koper of
de gebruiker van de Compex kan bijdragen tot het voorkomen van elektromagnetische parasieten door een minimale afstand
te bewaren tussen draagbare communicatietoestellen en mobiele RF-zenders en de Compex, volgens de onderstaande tabel
met aanbevelingen en afhankelijk van het maximale elektrische debiet van het telecommunicatietoestel.
MAXIMAAL
ELEKTRISCH DEBIET
VAN DE ZENDER W
AFSTAND AFHANKELIJK VAN DE FREQUENTIE VAN DE ZENDER MCISPR 11
150 KHZ TOT 80 MHZ
D = 1.2 √P
80 MHZ TOT 800
MHZ
D = 1.2 √P
800 MHZ TOT 2,5 GHZ
D = 2.3 √P
0,01 0,12 0,12 0,23
0,1 0,38 0,38 0,73
1 1,2 1,2 2,3
10 3,8 3,8 7,3
100 12 12 23
In het geval van zenders waarvan het maximale elektrische debiet niet in de bovenstaande tabel voorkomt, kan men de
aanbevolen afstand in meter (m) berekenen met behulp van de formule die overeenkomt met de frequentie van de zender,
waarin P het maximale elektrische debiet van de zender in Watt (W) is, zoals opgegeven door de fabrikant van de zender.
OPMERKING 1: Bij 80 MHz en bij 800 MHz is de afstand van de hoogfrequentiebreedte van toepassing.
OPMERKING 2: Deze richtlijnen kunnen ongeschikt zijn voor bepaalde situaties. De elektromagnetische voortplanting wordt
gewijzigd door de absorptie en de weerkaatsing door gebouwen, voorwerpen en mensen.
© 2019 DJO, LLC - 4528181 - Rev W

Documenttranscriptie

NL I N H O UDS O P G AV E 1. Verklaring van de symbolen 127 2. Hoe werkt elektrostimulatie? 128 3. Hoe werkt de MI-technologie (musculaire intelligentie)? 130 4. Apparaatfunctie Inhoud van de set en accessoires Beschrijving van het apparaat Plaatsen van de batterij Aansluitingen Voorlopige instellingen Een categorie kiezen Een programma selecteren MI-scantest Aanpassen van de stimulatie-intensiteiten Voortgang van het programma Einde van een programma Ladingsniveau en opladen van de batterij 131 131 132 133 134 134 134 135 136 136 137 138 138 5. Probleemoplossing 140 6. Onderhoud van het apparaat 143 7. Technische specificaties 144 8. Tabel EMC 146 Het wordt ten zeerste aanbevolen deze instructies en de contra-indicaties en veiligheidsmaatregelen zorgvuldig door te lezen voordat u de stimulator gebruikt. 126 NL 1. VE R KLA R ING VA N D E S Y M B OL EN Zie de instructies De stimulator is een apparaat van klasse II met ingebouwde voeding en toegepaste onderdelen van type BF. Naam en adres van de fabrikant en fabricagedatum Naam en adres van de geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Unie Dit apparaat moet gescheiden van huishoudelijk afval worden afgevoerd en naar speciale inzamelpunten worden gebracht voor recycling en herwinning van grondstoffen De stand-byknop is multifunctioneel Beschermen tegen zonlicht Op een droge plaats bewaren IP20 Dit is een indicatie van de bescherming tegen indringen van water en fijnstof. Het IP20-teken op uw apparaat betekent: het apparaat is beschermd tegen indringen van vaste voorwerpen met een diameter van 12,5 mm en groter. Niet beschermd tegen water. IP02 IP02 op de draagkoffer betekent: beschermd tegen binnendringen van waterdruppels van een douche of van regen. on the unit on the case LATEX Bevat geen latex Referentienummer Batchnummer 127 NL 2 . H O E WE R K T E L E K T R O S T I M UL AT IE? Bij elektrostimulatie worden zenuwvezels gestimuleerd door elektrische impulsen die via elektroden worden afgegeven. De elektrische impulsen van Compex-stimulatoren zijn van hoge kwaliteit, veilig, comfortabel en effectief, en stimuleren diverse soorten zenuwvezels: 1. Motorische zenuwen, voor het stimuleren van een spiercontractie, elektromusculaire stimulatie (EMS) genoemd. 2. Bepaalde soorten sensorische zenuwvezels, om analgetische effecten en pijnverlichting te verkrijgen. 1. STIMULATIE VAN MOTORISCHE ZENUWEN (EMS) Bij willekeurige activiteit sturen de hersenen een signaal voor samentrekking van een spier, dat vervolgens aan zenuwvezels wordt overgedragen in de vorm van een elektrisch signaal. Dit signaal wordt naar de spiervezels gestuurd, die daardoor samentrekken. Het principe van elektrostimulatie bootst precies het proces na dat bij een willekeurige contractie plaatsvindt. De stimulator stuurt een exciterende elektrische impuls naar de zenuwvezels. Deze excitatie wordt overgedragen aan de spiervezels en leidt tot een eenvoudige mechanische respons (= een spiersamentrekking). Dit is de basisvoorwaarde voor spiercontractie. De spierrespons is in alle opzichten identiek aan spierarbeid die door de hersenen wordt aangestuurd. Met andere woorden, de spier maakt geen onderscheid tussen een door de hersenen of door de stimulator gestuurd signaal. Programma-instellingen (aantal impulsen per seconde, duur van de contractie, rustduur, totale programmaduur) bepalen de diverse soorten arbeid voor de spier, afhankelijk van de spiervezel. Diverse soorten spiervezels kunnen worden onderscheiden, afhankelijk van hun respectievelijke contractiesnelheid: langzame, intermediaire en snelle vezels. Een sprinter heeft duidelijk meer snelle spiervezels en een marathonloper heeft meer langzame vezels. Met een goede kennis van de menselijke fysiologie en volledige controle over de stimulatie-instellingen van de diverse programma’s kan spierarbeid specifiek worden afgestemd op het bereiken van het gewenste doel (spierversterking, verhoogde bloedcirculatie, versteviging, enz.). 128 NL 2. STIMULATIE VAN SENSORISCHE ZENUWEN Elektrische impulsen kunnen ook sensorische zenuwen exciteren om een analgetische werking of pijnverlichting te bereiken. Stimulatie van tactiele sensorische zenuwvezels blokkeert de pijn die aan het zenuwstelsel wordt doorgegeven. Stimulatie van een ander type zenuwvezel verhoogt de productie van endorfines en reduceert de pijn op die manier. Met pijnverlichtingsprogramma’s kan elektrostimulatie worden gebruikt om acute of chronische gelokaliseerde pijn en spierpijn te behandelen. Let op: Gebruik pijnverlichtingsprogramma’s niet gedurende langere tijd zonder medisch advies. VOORDELEN VAN ELEKTROSTIMULATIE Elektrostimulatie is een zeer werkzame methode om spierarbeid te bewerkstelligen: • met een aanzienlijke verbetering van diverse spiereigenschappen • zonder cardiovasculaire of mentale vermoeidheid • met geringe belasting van gewrichten en pezen. Elektrostimulatie maakt het daardoor mogelijk meer spierarbeid te verrichten dan bij vrijwillige activiteit. Compex adviseert uw elektrostimulatie voor optimale resultaten aan te vullen met andere activiteiten, zoals: • regelmatige lichaamsbeweging • een evenwichtig en gezond dieet • een evenwichtige leefstijl 129 NL 3 . H O E WE R K T D E M I - T E C H N OL OGIE ( MUS C ULA I R E I N T E L L I G E N TIE)? Voor de MI-functies moet de MI-sensorkabel (niet bij alle apparaten beschikbaar) worden aangesloten op de stimulator. MI-SCAN Vlak voor het begin van een werksessie test de MI-scan de geselecteerde spiergroep en stelt de stimulator automatisch in op de exciteerbaarheid van dat deel van het lichaam, afhankelijk van uw fysiologie. Deze functie resulteert in een korte testsequentie aan het begin van het programma, waarbij metingen worden gedaan. Aan het einde van de test moet de intensiteit worden verhoogd om het programma te starten. MI-TENS De MI-tensfunctie beperkt ongewilde spiercontracties op pijnlijke plekken. Bij iedere verhoging door de gebruiker van de intensiteit vindt een testfase plaats, en als een spiercontractie wordt gedetecteerd, reduceert het apparaat de intensiteit van de stimulatie automatisch. Deze functie is alleen beschikbaar bij TENS-, epicondylitis- en tendinitsprogramma’s. MI-RANGE De MI-rangefunctie geeft het ideale bereik aan voor instellen van de stimulatie-intensiteit, die in de volgende programma’s moeten worden gebruikt: herstel, massage, capillarisatie en spierpijn. Wanneer het apparaat het ideale intensiteitsbereik heeft vastgesteld, verschijnt een vinkje op het scherm. Voor optimale arbeid moet de intensiteit binnen dit bereik worden gehouden. Niet alle apparaten beschikken over MI-technologie. De onderstaande tabel geeft weer over welke functies elk apparaat beschikt. SP 2.0 SP 4.0 FIT 1.0 FIT 3.0 MI-SCAN ✓ ✓ - ✓ MI-TENS - ✓ - - MI-RANGE - ✓ - - 130 NL 4 . AP PA R A ATF U N C T I E INHOUD VAN DE SET EN ACCESSOIRES SP 2.0 SP 4.0 FIT 1.0 FIT 3.0 REF. AANT. REF. AANT. REF. AANT. REF. AANT. STIMULATOR 001096 1 001095 1 001098 1 001097 1 LADER 6830XX 1 6830XX 1 6830XX 1 6830XX 1 SET VAN 4 DRUKKNOOPKABELS 001119 1 001119 1 001119 1 001119 1 MI-SENSORKABEL 601160 1 601160 1 N/A N/A 601160 1 ZAK MET KLEINE 5X5-ELEKTRODEN 42215-8 1 42215-8 1 42215-8 1 42215-8 1 ZAK MET GROTE 5X10-ELEKTRODEN 42216-4 1 42216-4 1 42216-4 1 42216-4 1 INSTRUCTIES OP CD-ROM 880053 1 880053 1 880053 1 880053 1 BEKNOPTE HANDLEIDING 885624 1 885624 1 885624 1 885624 1 DRAAGKOFFER 680029 1 680029 1 680029 1 680029 1 BATTERIJSET 94121X 1 94121X 1 94121X 1 94121X 1 ELEKTRODE POSTER 880310/ 880311 1 880310/ 880311 1 880310/ 880311 1 880310/ 880311 1 Gebruik dit apparaat alleen met de door Compex aanbevolen kabels, batterij, voedingsadapter en accessoires. 131 NL BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT H A E D F G C B A Aan/uit-knop B Aansluitingen voor de vier stimulatiekabels C Stimulatiekabels D +/- knoppen voor de vier stimulatiekanalen E I-knop, waarmee: • de intensiteiten op meerdere kanalen tegelijk kan worden verhoogd • de vijf laatstgebruikte programma’s kunnen worden opgeroepen E Laadaansluiting (schuif de rode afdekking naar rechts om de laadaansluiting bloot te leggen) F Batterijvak G Houder voor riemclip 132 NL PLAATSEN VAN DE BATTERIJ Open het batterijvakdeksel en plaats de batterij met het etiket naar boven, zodat de + en - tegenover de contacten van het apparaat liggen. Plaats het batterijvakdeksel terug. Als het apparaat langer dan drie maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij geheel opgeladen is. Als het apparaat langer dan zes maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij volledig geladen is en neem hem uit de stimulator. Schakel de stimulator uit voordat u de batterij eruit neemt. AANSLUITINGEN AANSLUITING VAN DE LADER COMPEX Verwijder alle stimulatiekabels van de stimulator voordat u de batterij oplaadt. Sluit de lader aan op een stopcontact en sluit de stimulator aan door de rode afdekking naar rechts weg te schuiven, zodat de laadaansluiting bloot komt te liggen. Het wordt ten zeerste aanbevolen de batterij voor het eerste gebruik volledig op te laden om de prestaties en de levensduur ervan te optimaliseren. AANSLUITEN VAN DE KABELS De kabels van de stimulator worden aangesloten op de vier aansluitingen aan de voorkant van het apparaat. De MI-sensorkabel (indien beschikbaar bij het apparaat) kan op ieder contact van de stimulator worden aangesloten. COMPEX 133 NL VOORLOPIGE INSTELLINGEN Voor het eerste gebruik kunt u diverse instellingen vastleggen. Dit instellingenscherm kan vervolgens worden opgeroepen door het apparaat uit te schakelen en de aan/uit-knop langer dan twee seconden ingedrukt te houden. A B C D E B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om de gewenste taal in te stellen. C Druk op de +/- knop van kanaal 2 om het schermcontrast in te stellen. D Druk op de +/- knop van kanaal 3 om het volume in te stellen. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de achtergrondverlichting in te stellen. ON: achtergrondverlichting altijd aan. OFF: achtergrondverlichting altijd uit. AUTO: achtergrondverlichting wordt steeds geactiveerd wanneer een knop wordt ingedrukt. A Druk op de aan/uit-knop om uw keuzes te bevestigen en op te slaan. De instellingen worden onmiddellijk toegepast. EEN CATEGORIE KIEZEN NB De volgende schermen zijn algemene voorbeelden, maar ze werken op dezelfde manier, ongeacht welk apparaat u hebt. Druk kort op de aan/uit-knop om het apparaat in te schakelen. Selecteer de gewenste categorie voordat u een programma selecteert. A B E A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat uit te schakelen. B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een categorie te selecteren. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om uw selectie te bevestigen. 134 NL TOP 5 Druk op de I-knop om naar de vijf laatstgebruikte programma’s te gaan. Selecteer van daaruit het gewenste programma en start het. EEN PROGRAMMA SELECTEREN A B E A Druk op de aan/uit-knop om terug te keren naar het vorige scherm. B Druk op de +/- knop van kanaal 1 om een programma te selecteren. E Druk op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen. NB Na selectie van een programma kan een aanvullend scherm verschijnen waarin gevraagd wordt de programmacyclus te selecteren. Selecteer de gewenste cyclus en druk vervolgens op de +/- knop van kanaal 4 om de selectie te bevestigen en de stimulatiesessie te beginnen. Het wordt aanbevolen met de eerste cyclus te beginnen en de cyclus te wijzigen wanneer deze is voltooid, normaliter na vier à zes weken bij drie sessies per week. Het is ook van belang dat tijdens de sessies aanzienlijke stimulatie-intensiteiten zijn bereikt voordat u verdergaat met een andere cyclus. Aan het einde van de cyclus kunt u een nieuwe cyclus starten of een onderhoudstraining uitvoeren, met één sessie per week. 135 NL MI-SCANTEST NB Zie het hoofdstuk “Hoe MI-technologie werkt”. Als de MI-sensorkabel is aangesloten, begint de MI-scantest onmiddellijk nadat het programma is geselecteerd. A A Druk op de aan/uit-knop om de test te stoppen De +/- knoppen van de vier kanalen zijn gedurende de test inactief. AANPASSEN VAN DE STIMULATIE-INTENSITEITEN Wanneer u een programma start, wordt u gevraagd de stimulatie-intensiteiten te verhogen. Deze stap is essentieel voor het succes van de sessie. 2 1 A 1 2 B C D E Programmaduur in minuten en seconden Voortgangsbalk van het programma. Meer informatie over hoe het werkt, vindt u in de volgende paragraaf: ‘Voortgang van het programma’ A Druk op de aan/uit-knop om het apparaat in de pauzestand te zetten. B C D E De vier kanalen knipperen van + tot 000. De stimulatie-intensiteit moet worden verhoogd om stimulatie te kunnen starten. Druk daartoe op de +-knoppen van de desbetreffende kanalen totdat de gewenste instelling is bereikt. NB Om de intensiteiten van meerdere kanalen tegelijk te verhogen, drukt u op de I-knop en verhoogt u vervolgens de intensiteiten. De onderling afhankelijke kanalen worden in wit op een zwarte achtergrond weergegeven. 136 NL VOORTGANG VAN HET PROGRAMMA De eigenlijke stimulatie start wanneer de intensiteit van de stimulatie is verhoogd. De onderstaande voorbeelden verduidelijken de algemene regels. Afhankelijk van het programma kunnen er kleine verschillen zijn. 4 5 3 1 A 1 2 3 4 5 6 6 B 2 C D E Resterende tijd (in minuten en seconden) tot het einde van het programma De balk die de duur van de contractie en de duur van de actieve rust aangeeft, wordt alleen tijdens de arbeidssequentie weergegeven Sessiesequenties Warm-up Arbeidsperiode Ontspanning A Druk op de aan/uit-knop om het programma tijdelijk te onderbreken. Om het programma te hervatten, hoeft u slechts op de +/- knop van kanaal 4 te drukken. De sessie wordt hervat met 80% van de intensiteit van voor de onderbreking. NB In de pauzestand kan met de knop direct worden overgeschakeld naar de volgende sequentie. NB In de pauzestand, en afhankelijk van het programma, kunnen gebruiksstatistieken worden weergegeven: MAX = de maximaal bereikte intensiteit per kanaal tijdens de contractiefasen AVG = de gemiddeld bereikte intensiteit over alle kanalen die tijdens de contractiefasen werd toegediend B C D E De diverse intensiteiten die tijdens de contractiefase werden bereikt, worden weergegeven door een reeks verticale zwarte balken. De intensiteit tijdens de rustfase wordt weergegeven door gearceerde balken. Zoals u ziet, worden de stimulatie-intensiteiten voor de actieve rustfase automatisch op 50% van de contractie-intensiteiten ingesteld. Deze kunnen tijdens de rustfase worden veranderd. Als deze eenmaal zijn veranderd, zijn ze volledig onafhankelijk van de contractie-intensiteiten. 137 NL EINDE VAN EEN PROGRAMMA Aan het einde van een sessie wordt het volgende scherm weergegeven. Om de stimulator te stoppen drukt u op de aan/uit-knop. NB Afhankelijk van het programma kunnen gebruiksstatistieken worden weergegeven (zie de vorige paragraaf, ‘Voortgang van het programma’) LADINGSNIVEAU EN OPLADEN VAN DE BATTERIJ De prestaties van de batterij hangen af van het programma en de toegepaste stimulatie-intensiteit. Het wordt ten zeerste aanbevolen de batterij voor het eerste gebruik volledig op te laden om de prestaties en de levensduur ervan te optimaliseren. Gebruik altijd de door Compex meegeleverde lader om de batterij op te laden. Als het apparaat langer dan drie maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij geheel opgeladen is. Als het apparaat langer dan zes maanden niet zal worden gebruikt, controleer dan of de batterij volledig geladen is en neem hem uit de stimulator. Schakel de stimulator uit voordat u de batterij eruit neemt. LADINGSNIVEAU VAN DE BATTERIJ Het ladingsniveau van de batterij wordt weergegeven door een batterijpictogram, linksonder op het scherm. Het batterijpictogram knippert wanneer de batterij helemaal leeg is. Het apparaat kan dan niet meer worden gebruikt. Laad de batterij onmiddellijk op. OPLADEN Verwijder alle stimulatiekabels van de stimulator voordat u de batterij oplaadt. Sluit de lader aan op een stopcontact en sluit de stimulator aan door de rode afdekking naar rechts weg te schuiven, zodat de laadaansluiting bloot komt te liggen. 138 NL Het hieronder afgebeelde oplaadmenu wordt automatisch weergegeven. De duur van het opladen wordt op het scherm weergegeven. Zodra het laden gereed is, begint het batterijpictogram te knipperen. Ontkoppel de lader. De stimulator wordt dan automatisch uitgeschakeld. 139 NL 5 . PR O B LE E M O P L O S S I N G ELEKTRODESTORING Het apparaat laat een toon horen en geeft afwisselend het elektrodenpaarsymbool en een pijl naar het kanaal waarop het probleem is gedetecteerd weer. In het bovenstaande voorbeeld heeft de stimulator een fout ontdekt op kanaal 1. Controleer of de elektroden op dit kanaal zijn aangesloten. Probeer het met nieuwe elektroden als de elektroden oud of versleten zijn, en/of als het contact slecht is. Probeer de stimulatiekabel op een ander kanaal. Als de kabel nog steeds niet goed werkt, vervang deze dan (www.compexstore.com). STIMULATIE VEROORZAAKT NIET HET GEBRUIKELIJKE GEVOEL Controleer of alle instellingen correct zijn en controleer of de elektroden juist geplaatst zijn. Wijzig de positie van de elektroden enigszins. STIMULATIE VEROORZAAKT EEN ONPRETTIG GEVOEL De elektroden verliezen hun hechtkracht en maken niet meer voldoende contact met de huid. De elektroden zijn versleten en moeten worden vervangen. Wijzig de positie van de elektroden enigszins. 140 NL DE STIMULATOR WERKT NIET Wanneer tijdens het gebruik een foutmeldingsscherm wordt weergegeven, noteer dan het foutnummer (in het voorbeeld is het foutnummer 1/0/0) en neem contact op met het door Compex erkende klantenservicecentrum. HET LADINGSNIVEAU VAN DE BATTERIJ IS ERG LAAG Als het volgende scherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit en sluit de lader aan. Als het ladingsniveau van de batterij erg laag is, begint een herstelcyclus die twee minuten duurt. 141 NL Als die gereed is en de batterij naar behoren werkt, wordt het laden gestart; in dit geval wordt ten zeerste aanbevolen de batterij op te laden en weer te ontladen door op de knop van kanaal 4 te drukken en deze cyclus, die maximaal 12 uur kan duren, te starten. Als er echter een defect wordt gevonden, verschijnt het volgende scherm en moet de batterij worden vervangen. 142 NL 6 . O N DE R H O U D VA N H E T A P PA RAAT GARANTIE Zie bijsluiter. ONDERHOUD Reinigen met een zachte doek en een reinigingsmiddel op alcoholbasis zonder oplosmiddelen. Gebruik bij het reinigen van het apparaat zo weinig mogelijk vloeistof. Open de stimulator en de lader niet; ze bevatten hoogspanningscomponenten die elektrocutie kunnen veroorzaken. Het openen moet worden uitgevoerd door door Compex erkende monteurs of reparatiediensten. Uw stimulator hoeft niet gekalibreerd te worden. Als uw stimulator onderdelen bevat die er versleten of defect uitzien, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van Compex. VOORWAARDEN VOOR OPSLAG/TRANSPORT EN GEBRUIK OPSLAG EN TRANSPORT GEBRUIK TEMPERATUUR -20 °C tot 45 °C 0 °C tot 40 °C MAXIMALE RELATIEVE LUCHTVOCHTIGHEID 75% 30% tot 75% ATMOSFERISCHE DRUK tussen 700 hPa en 1060 hPa tussen 700 hPa en 1060 hPa Niet gebruiken op plaatsen met explosiegevaar. AFVOEREN Batterijen moeten worden afgevoerd in overeenstemming met de geldende nationale regelgeving. Alle producten met een AEEA-etiket (een doorgestreepte afvalbak met wielen) moeten gescheiden van huishoudelijk afval worden afgevoerd en naar speciale inzamelpunten worden gebracht voor recycling en herwinning van grondstoffen. 143 NL 7 . TEC H N IS C H E S P E C I F I C AT I E S ALGEMENE INFORMATIE 94121x oplaadbare nikkel-metaalhydridebatterij (NiMH) (4,8 V / ≥ 1200 mA/h). Batterijladers: alleen laadapparaten met onderdeelnummer 6830xx mogen worden gebruikt om de met de stimulator meegeleverde batterijen op te laden. NEUROSTIMULATIE Alle opgegeven elektrische specificaties gelden bij een weerstand van 500 tot 1000 ohm per kanaal. Kanalen: vier onafhankelijke en individueel instelbare kanalen, elektrisch van elkaar geïsoleerd. Impulsvorm: constante rechthoekstroom met pulscompensatie voor het elimineren van gelijkspanningscomponenten, om restpolarisatie op huidniveau te voorkomen. Maximale pulsintensiteit: 120 mA. Verhoging van de pulsintensiteit: handmatige instelling van stimulatie-intensiteit tussen 0 en 999 (energie) in stappen van minimaal 0,5 mA. Pulsamplitude: tussen de 60 en 400 μs. Maximale elektrische lading per puls: 96 microcoulomb (2 x 48 μC, gecompenseerd). Standaard pulsstijgtijd: 3 μs (20%-80% van de maximale stroom). Pulsfrequentie: 1 tot 150 Hz. INFORMATIE OVER ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT (EMC) DE stimulator is ontworpen voor gebruik in normale woonomgevingen, goedgekeurd in overeenstemming met veiligheidsnorm EMC EN 60601-1-2. Dit apparaat zendt slechts zeer zwakke golven in het radiospectrum (RF) uit en de kans op storing van nabijgelegen elektronische apparatuur (radio’s computers, telefoons, enz.) is gering. De stimulator is ontworpen om weerstand te bieden aan gebruikelijke storingen door elektrostatische ontlading, magnetische velden van de stroomvoorziening en apparaten die radiogolven uitzenden. Het is echter niet mogelijk om te garanderen dat de stimulator geen invloed ondervindt van krachtige RF (radiofrequente) velden van bijvoorbeeld mobiele telefoons. Neem contact op met Compex voor meer gedetailleerde informatie over elektromagnetische emissies en immuniteit. 144 NL NORMEN Om uw veiligheid te waarborgen, is de stimulator ontworpen, gefabriceerd en gedistribueerd in overeenstemming met de voorwaarden van de geamendeerde Europese Richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen. De stimulator voldoet tevens aan de normen IEC 60601-1 betreffende de algemene veiligheid van medischelektrische hulpmiddelen, IEC 60601-1-2 betreffende elektromagnetische compatibiliteit en IEC 60601-2-10 betreffende speciale veiligheidseisen voor zenuw- en spierstimulatoren In overeenstemming met de geldende internationale normen moet een waarschuwing worden gegeven over het aanbrengen van elektroden op de borst (verhoogde kans op hartfibrillatie). De stimulator voldoet tevens aan Richtlijn 2002/96/EEG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA). 145 NL 8 . TA B E L E MC De Compex vereist bijzondere voorzorgen met betrekking tot de EMC en moet geïnstalleerd en in dienst gesteld worden volgens de in deze handleiding verstrekte informatie over de EMC. Alle draadloze zendapparaten met RF kunnen de Compex beïnvloeden. Het gebruik van andere dan door de fabrikant aanbevolen accessoires, sensors en kabels kan de emissies versterken of de immuniteit van de Compex verminderen. De Compex mag niet gebruikt worden op of naast een ander apparaat. Als het gebruik op of naast een ander apparaat onvermijdelijk is, moet men de goede werking van de Compex in deze configuratie controleren. AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANT ELEKTROMAGNETISCHE EMISSIE De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt. EMISSIETEST CONFORMITEIT CISPR 11 Emissies RF Groep 1 CISPR 11 Emissies RF Klasse B Harmonische emissies IEC 61000-3-2 Klasse A Spanningsschommelingen / emissieschommelingen IEC 61000-3-3 Complies ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING - GIDS De Compex gebruikt RF-energie uitsluitend voor zijn interne werking. Hij geeft dan ook uiterst weinig straling af en kan geen storing veroorzaken in een naburig elektronisch apparaat. De Compex is geschikt voor gebruik in alle instellingen, met inbegrip van privéwoningen en plaatsen die direct aangesloten zijn op het openbare laagspanningselektriciteitsnet dat residentiële gebouwen voedt. 146 NL AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANTOPMERKING- ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt. IMMUNITEITSTEST Electrostatic discharges immunity tests CEI 61000-4-2 Electrical fast transient/burst immunity test CEI 61000-4-4 TESTNIVEAU IEC 60601 NALEVINGSNIVEAU ± 6 kV bij contact ± 6 kV bij contact ± 8 kV in de lucht ± 8 kV in de lucht ± 2 kV voor elektrische voedingslijnen ±2kV (power lines) ± 1 kV voor ingangs/uitgangslijnen ± 1 kV differentiaalmodus Surge immunity test CEI 61000-4-5 Voltage dips, short interruptions and voltage variations immunity test CEI 61000-4-11 Power frequency magnetic field immunity test (50/60 Hz) CEI 61000-4-8 Not Applicable (I/O lines) ±1kV Line to Line ± 2 kV gemeenschappelijke modus Not Applicable (Line to Earth) <5% UT (dalen > 95% van UT) gedurende 0,5 cyclus <5% UT (dalen > 95% van UT) gedurende 0,5 cyclus <40% UT (dalen > 60% van UT) gedurende 5 cycli <40% UT (dalen > 60% van UT) gedurende 5 cycli <70% UT (dalen > 30% van UT) gedurende 25 cycli <70% UT (dalen > 30% van UT) gedurende 25 cycli <5% UT (dalen > 95% van UT) gedurende 5 cycli <5% UT (dalen > 95% van UT) gedurende 5 cycli 3 A/m 3 A/m ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING - GIDS De vloeren moeten van hout, beton of ceramische tegels zijn. Als de vloeren met kunststof bekleed zijn, moet de relatieve luchtvochtigheid minimum 30% bedragen. De kwaliteit van het stroomnet moet overeenkomen met die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. De kwaliteit van het stroomnet moet overeenkomen met die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. De kwaliteit van het stroomnet moet overeenkomen met die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. Indien men de Compex wil blijven gebruiken tijdens stroomonderbrekingen, is het aanbevolen de Compex met een beveiligde stroomvoorziening of met batterijen te voeden. De magnetische velden met de frequentie van het stroomnet moeten de kenmerken bezitten van een representatieve plaats in een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. OPMERKING:: UT is de wisselspanning van het net voor de toepassing van een testniveau. 147 NL AANBEVELINGEN EN VERKLARING VAN DE FABRIKANTOPMERKING- ELEKTROMAGNETISCHE IMMUNITEIT De Compex is ontworpen voor gebruik in de hierna vermelde elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van de Compex moet zich ervan verzekeren dat hij in een dergelijke omgeving gebruikt wordt. IMMUNITEITSTEST TESTNIVEAU IEC 60601 NALEVINGSNIVEAU ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING AANBEVELINGEN Draagbare en mobiele communicatietoestellen met RF mogen niet in de omgeving van de Compex en zijn kabels gebruikt worden op een afstand die kleiner is dan een aanbevolen afstand, berekend aan de hand van de formule die overeenkomt met de frequentie van de zender. Aanbevolen afstand RF geleid IEC 61000-4-6 RF gestraald IEC 61000-4-3 3 Vrms 150 kHz tot 80 MHz 3Vrms 3 V/m 80 MHz tot 2.5 GHz 3V/m 10 V/m 26 MHz tot 1 GHz 10V/m d = 1.2 √P d = 1.2 √P 80 MHz tot 800 MHz d = 2.3 √P 800 MHz tot 2,5 GHz Waarin P het maximale spanningsdebiet van de zender in Watt (W) is, zoals opgegeven door de fabrikant, en d de aanbevolen afstand in meter (m) is. De intensiteit van het veld van vaste RF-zenders, zoals bepaald door een elektromagnetisch onderzoeka moet lager zijn dan het nalevingsniveau binnen elk frequentiebereik b. Parasietstoringen kunnen optreden in de nabijheid van elk toestel dat door het volgende symbool geïdentificeerd wordt: OPMERKING 1: Bij 80 MHz en bij 800 MHz is de hoogfrequentie-amplitude van toepassing. OPMERKING 2: Deze richtlijnen kunnen ongeschikt zijn voor bepaalde situaties. De elektromagnetische voortplanting wordt gewijzigd door de absorptie en de weerkaatsing door gebouwen, voorwerpen en mensen. De intensiteit van het veld dat wordt opgewekt door vaste zenders, zoals het basisstation van een radiotelefoon (gsm/ draadloze telefoon), een draagbare radio, een amateurradio, AM- en FM-radiouitzendingen en TV-uitzendingen, is niet nauwkeurig te voorspellen. Het is mogelijk dat men de elektromagnetische omgeving van de plaats moet analyseren om de elektromagnetische omgeving te berekenen die door vaste RF-zenders wordt geschapen. Als de intensiteit van het gemeten veld in de omgeving waar de Compex zich bevindt groter is dan het bovenvermelde geschikte RF-niveau, moet men de goede werking van de Compex controleren. Bij een abnormale werking kan het nodig zijn andere maatregelen te nemen, zoals een andere oriëntatie of het verplaatsen van de Compex. b Boven de frequentiebreedte van 150 kHz tot 80 MHz moet de intensiteit van de velden lager zijn dan 3 V/m. a 148 NL AANBEVOLEN RUIMTE TUSSEN EEN DRAAGBAAR COMMUNICATIETOESTEL EN DE COMPEX De Compex is ontworpen voor een elektromagnetische omgeving met gecontroleerde RF-stralingsturbulenties. De koper of de gebruiker van de Compex kan bijdragen tot het voorkomen van elektromagnetische parasieten door een minimale afstand te bewaren tussen draagbare communicatietoestellen en mobiele RF-zenders en de Compex, volgens de onderstaande tabel met aanbevelingen en afhankelijk van het maximale elektrische debiet van het telecommunicatietoestel. AFSTAND AFHANKELIJK VAN DE FREQUENTIE VAN DE ZENDER MCISPR 11 MAXIMAAL ELEKTRISCH DEBIET VAN DE ZENDER W 150 KHZ TOT 80 MHZ D = 1.2 √P 80 MHZ TOT 800 MHZ D = 1.2 √P 800 MHZ TOT 2,5 GHZ D = 2.3 √P 0,01 0,12 0,12 0,23 0,1 0,38 0,38 0,73 1 1,2 1,2 2,3 10 3,8 3,8 7,3 100 12 12 23 © 2019 DJO, LLC - 4528181 - Rev W In het geval van zenders waarvan het maximale elektrische debiet niet in de bovenstaande tabel voorkomt, kan men de aanbevolen afstand in meter (m) berekenen met behulp van de formule die overeenkomt met de frequentie van de zender, waarin P het maximale elektrische debiet van de zender in Watt (W) is, zoals opgegeven door de fabrikant van de zender. OPMERKING 1: Bij 80 MHz en bij 800 MHz is de afstand van de hoogfrequentiebreedte van toepassing. OPMERKING 2: Deze richtlijnen kunnen ongeschikt zijn voor bepaalde situaties. De elektromagnetische voortplanting wordt gewijzigd door de absorptie en de weerkaatsing door gebouwen, voorwerpen en mensen. 149
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226

Complex SP 2.0 Handleiding

Type
Handleiding

Gerelateerde papieren