NL
17
Spuitopzet voor kleine hoeveelheden
Viscositeitstabel
Houtveredelingsmiddelen, beitsen,
oliën
onverdund
onverdund
onverdund
onverdund
Desinfectiemiddelen,
plantenbeschermingsmiddelen
onverdund
onverdund
onverdund
onverdund
Auto-aflakken
max.25 max.30 max.30 max.30
Montage (Afb. 1)
De spuitkop (pos. 4), luchtkap (pos. 6) en naald (pos. 2) van de spuitopzet voor
kleine hoeveelheden zijn blauw. Combineer geen andersgekleurde onderdelen
van andere opzetstukken. De onderdelen kunnen daardoor worden beschadigd.
Schuif de spuitkopafdichting (pos. 3) met de groef (sleuf) naar voren in de spuitkop. Breng
de spuitkop aan op het pistoollichaam en zoek de juiste positie door deze te draaien.
Breng de luchtkap aan op de spuitkop en draai deze met de wartel vast. Het apparaat
mag uitsluitend worden gebruikt met in goede staat verkerende afdichtingen.
Instelling van de materiaalhoeveelheid
Met dit spuitopzet kunnen zeer kleine hoeveelheden verf worden
verwerkt. Stel de verfhoeveelheid vooraf op dezelfde spuitafstand in op
een stuk karton of papier om druipers op het voorwerp te voorkomen.
Draai de regelknop (Afb. 1, pos. 7) eerst helemaal naar links (-) en draai vervolgens langzaam
de materiaalhoeveelheid naar rechts (+) tot de gewenste hoeveelheid.
Spuittechniek
Met de spuitopzet voor kleine hoeveelheden kunnen voor creatief werk - op
korte afstand en met weinig materiaal - uit de vrije hand zeer jne lijnen worden
aangebracht. Wanneer u een zelfgemaakt sjabloon op het voorwerp aanbrengt,
krijgt u scherpe randen en kunt u de verf zonder veel verlies gericht opbrengen. Om
te voorkomen dat kleine voorwerpen worden weggeblazen, adviseren wij deze met
een klem of dubbelzijdig plakband vast te zetten (niet bij levering inbegrepen).
Verdere aanwijzingen met betrekking tot spuittechniek vindt u in de handleiding van
het basisapparaat.
LET OP! lHet apparaat mag uitsluitend worden gebruikt met goede werkend
ventiel. Stop het gebruik van het apparaat wanneer er verf in de
ventilatieslang (Afb. 1 A, 12) omhoog komt! Demonteer en reinig
de ventilatieslang, het ventiel en het membraan; vervang zonodig
het membraan.
lLeg het spuitpistool niet neer.
Montage
Het apparaat mag uitsluitend met onbeschadigd membraan (Afb. 1A, 14) worden gebruikt.
Plaats het membraan met de stift naar boven op het onderste deel van het ventiel. Zie
daarvoor ook de markering op het pistoollichaam. Breng voorzichtig het ventieldeksel
aan en draai het vast. Steek de ventilatieslang op het ventieldeksel en op de nippel op
het pistoollichaam.
Schuif de spuitkopafdichting (Pos. 3) met de groef (sleuf) naar voren in de spuitkop
(Afb. 1 B). Breng de spuitkop aan op het pistoollichaam en zoek de juiste positie door
deze te draaien. Breng de luchtkap aan op de spuitkop en draai deze met de wartel vast.